08.04.2018 Views

Bijenplanten_web

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

papaverfamilie 73<br />

Vingerhelmbloem (Corydalis solida)<br />

De Vingerhelmbloem behoort tot de Papaverfamilie<br />

(Papaveraceae). Deze soort komt in bijna heel Europa voor.<br />

De noordelijke grens van het natuurlijk verspreidingsgebied<br />

loopt door het midden van ons land. Ze is ook te vinden op<br />

buitenplaatsen, en behoort daarom tot de stinsenplanten.<br />

Dat zijn planten die speciaal bij stinsen, states of andere<br />

buitenplaatsen worden aangetroffen.<br />

Vroege bloeier<br />

De Vingerhelmbloem is een vaste plant.<br />

De bloei valt in maart en april. De plant heeft een knol, waarin<br />

voedingsstoffen zijn opgeslagen. In het vroege voorjaar kan de<br />

plant daardoor snel tot ontwikkeling komen.<br />

Uit de knol ontstaan één of twee stengels. Aan het begin van<br />

de stengel staan twee schubvormige bladeren. Bovengronds<br />

ontwikkelen zich eveneens twee bladeren. Ze zijn symmetrisch<br />

gevormd en hebben zich tweemaal in drieën gedeeld. De paarsrode<br />

bloemen staan aan het eind van de stengel in een trosvormige<br />

bloeiwijze. Ze verspreiden een zwakke maar heerlijke<br />

geur. Bij het ontluiken draait een bloem zich 90° om zijn lengteas.<br />

De bloemkroon is tweezijdig symmetrisch en bestaat uit<br />

vier kroonbladen. De buitenste twee kroonbladen zijn groter<br />

dan de andere twee. Het bovenste heeft een spoor en een naar<br />

boven gerichte lip. Het onderste heeft een naar voren gerichte<br />

lip, die een geschikte landingsplaats vormt voor insecten.<br />

De binnenste twee kroonbladen zijn bolvormig en gelijk van<br />

vorm. Ze zijn met elkaar verkleefd en omsluiten als twee<br />

handen de stamper en de meeldraden. De stijl is met een knik<br />

aan het vruchtbeginsel verbonden.<br />

Opmerkelijke meeldraden<br />

Elke bloem heeft vier meeldraden, maar de twee aan weerszijden<br />

van de stamper staande meeldraden zijn in tweeën<br />

gespleten, waarbij dan van elk een helft vergroeid is met elk<br />

van de twee andere meeldraden. Al voordat een bloem zich<br />

opent, gaan de helmknoppen open. Het stuifmeel wordt<br />

tussen de zijdelingse kroonbladen vastgehouden. De polaire<br />

aanzichten van de korrels zien er verschillend uit.<br />

Bestuiving door insecten nodig<br />

Om bij de nectar te komen moet een doorgang gemaakt<br />

worden tussen de bovenlip en de zijdelingse kroonbladen.<br />

Het nectarium ligt namelijk achter in de spoor, op het uiteinde<br />

van een aanhangsel van de bovenste meeldraad, dat tot achter<br />

in het spoor reikt. Bij insectenbezoek worden de zijdelingse<br />

kroonbladen en de onderlip naar beneden gedrukt. Daarbij<br />

komt het stuifmeel via een smalle spleet tussen de zijdelingse<br />

bladen naar buiten en in de beharing aan de onderzijde van<br />

het insect. Ook de stempel komt naar buiten. Voor zaadvorming<br />

zijn de bloemen op bestuiving door insecten aangewezen,<br />

want ze zijn zelfsteriel (door zelfbestuiving wordt geen<br />

zaad gevormd). Hoewel honingbijen via de bloemopening<br />

niet bij de nectar kunnen komen, zullen ze wellicht toch een<br />

bijdrage leveren aan de nodige kruisbestuiving. Ze verzamelen<br />

namelijk het stuifmeel door de kop tussen bovenlip en zijdelingse<br />

kroonbladen te drukken. Hangend aan de bloem valt<br />

het stuifmeel op de buikzijde. De stuifmeelklompjes zijn lichtbruin.<br />

Door sommige insecten worden ter hoogte van het<br />

nectarium gaatjes in de spoor gemaakt. Door deze inbraak is<br />

de nectar ook voor bijen toegankelijk geworden, maar van<br />

bestuiving is dan geen sprake meer.<br />

Vermeerdering<br />

De vrucht is een doosvrucht, die op een peul lijkt. Hij springt<br />

met twee kleppen open, waardoor de zaden worden weggeslingerd.<br />

Ze worden verder verspreid door mieren, die verzot zijn<br />

op het witte aanhangsel (mierenbroodje) dat aan de glanzende<br />

zwarte zaden zit. Behalve door zaad vindt vermeerdering plaats<br />

door knolvorming. Die begint al in de herfst. In de oksel van de<br />

onderste bladeren vormen zich één of twee nieuwe knollen, die<br />

door het midden van de oude knol naar beneden groeien en<br />

wortels vormen. De oude knol verdwijnt in het vroege voorjaar.<br />

plaat 24. Vingerhelmbloem<br />

A bloeiende plant; B doorgesneden knol in de herfst; C bloem;<br />

D onderlip en zijdelingse kroonbladen van boven gezien; E doorsnede<br />

bloem; F stamper; G stempel; H meeldraad met daarmee vergroeide<br />

helften van de twee zijdelingse meeldraden; I stuifmeelkorrel<br />

(pericolpaat): 1 en 2 polaire aanzichten, 3 korreloppervlak (focus<br />

boven en in tectum); J vruchten; K zaad.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!