Bijenplanten_web

08.04.2018 Views

496 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

composietenfamilie 497 Canadese guldenroede (Solidago canadensis) Het geslacht Guldenroede (Solidago) behoort tot de Composietenfamilie (Asteraceae) en telt ongeveer 30 soorten, die bijna allemaal afkomstig zijn uit Noord-Amerika. De Echte guldenroede (Solidago virgaurea) is inheems in Europa en komt ook in ons land voor. Alle andere in Europa in het wild groeiende soorten zijn verwilderd na vanaf het begin van de negentiende eeuw als sierplant te zijn ingevoerd. Kruisingen De vorm van de plant wordt sterk beïnvloed door de groeiomstandigheden, waardoor de soorten in veel gevallen moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Bovendien wordt het vaststellen van een soort nog bemoeilijkt doordat er gemakkelijk kruisingen tussen verschillende soorten ontstaan. De in cultuur gebrachte planten zijn zonder uitzondering hybriden, veelal verwant aan de Canadese guldenroede. Dit is een tot anderhalve meter hoge vaste plant met stevige onvertakte stengels. De afwisselend geplaatste bladeren zijn lancetvormig. Cultivars afkomstig van de Canadese guldenroede hebben drienervige bladeren, waarvan de twee buitenste vrijwel evenwijdig aan de hoofdnerf verlopen. De bladrand is gaaf of iets gezaagd. Piramidale bloempluim Aan de uiteinden van de stengels vormen zich in de oksels van de bladeren de bloeiwijzen. Deze zijn iets gebogen en bestaan uit naar één richting gekeerde kleine gele bloemhoofdjes. De okselstandige bloeiwijzen vormen samen een grote piramidale bloempluim. De hoofdjes hebben langs de rand vrouwelijke lintbloemen en in het midden tweeslachtige buis- bloemen. Op het vruchtbeginsel staan pappusharen, die na zaadrijping wijd uiteen gaan staan en zorgen voor verspreiding van het zaad door de wind. De witte pappusharen zijn voorzien van korte stekeltjes. Bijenbezoek De Canadese guldenroede bloeit in augustus en september, een periode waarin de bijenweide op zijn retour is. Op de bloemen zijn bij gunstig weer praktisch altijd honingbijen waar te nemen. Er wordt nectar en veel stuifmeel verzameld. De bloemkroon is kort, waardoor het nectarium onderin de kroonbuis makkelijk bereikbaar is. Het verzamelen van stuifmeel begint in de loop van de morgen en duurt tot in de avond. De stuifmeelklompjes zijn oranje. Vermeerdering De Canadese guldenroede stelt weinig eisen aan de grond. De soort doet het goed op een zonnige plaats, maar neemt ook genoegen met een plaats in de halfschaduw. Vermeerdering geschiedt door zaad en door middel van uitlopers. Door de vegetatieve vermeerdering zijn op korte termijn veel planten te kweken. Daarvoor moet in de winter of in het vroege voorjaar de hele wortelkluit uit de grond worden gehaald. Uit elke uitloper kan zich een nieuwe plant ontwikkelen. Ze kunnen direct op de plaats van bestemming worden geplant of eventueel worden opgepot in een stekpotje. Wanneer ze dicht bij de bijenstand worden gezet kunnen de bijen er ook profijt van hebben als de vliegafstand wordt beperkt door minder gunstige weersomstandigheden. plaat 236. Canadese guldenroede A habitus bloeiende plant; B stengel met bladeren en bloeiwijze; C vrouwelijke lintbloem; D tweeslachtige buisbloem; E deel pappushaar; F stuifmeelkorrel (tricolporaat), polair aanzicht; G vruchthoofdjes; H nootje met pappus.

composietenfamilie 497<br />

Canadese guldenroede (Solidago canadensis)<br />

Het geslacht Guldenroede (Solidago) behoort tot de Composietenfamilie<br />

(Asteraceae) en telt ongeveer 30 soorten, die<br />

bijna allemaal afkomstig zijn uit Noord-Amerika. De Echte<br />

guldenroede (Solidago virgaurea) is inheems in Europa en<br />

komt ook in ons land voor. Alle andere in Europa in het wild<br />

groeiende soorten zijn verwilderd na vanaf het begin van de<br />

negentiende eeuw als sierplant te zijn ingevoerd.<br />

Kruisingen<br />

De vorm van de plant wordt sterk beïnvloed door de groeiomstandigheden,<br />

waardoor de soorten in veel gevallen moeilijk<br />

van elkaar te onderscheiden zijn. Bovendien wordt het vaststellen<br />

van een soort nog bemoeilijkt doordat er gemakkelijk<br />

kruisingen tussen verschillende soorten ontstaan. De in cultuur<br />

gebrachte planten zijn zonder uitzondering hybriden, veelal<br />

verwant aan de Canadese guldenroede. Dit is een tot anderhalve<br />

meter hoge vaste plant met stevige onvertakte stengels.<br />

De afwisselend geplaatste bladeren zijn lancetvormig. Cultivars<br />

afkomstig van de Canadese guldenroede hebben drienervige<br />

bladeren, waarvan de twee buitenste vrijwel evenwijdig aan de<br />

hoofdnerf verlopen. De bladrand is gaaf of iets gezaagd.<br />

Piramidale bloempluim<br />

Aan de uiteinden van de stengels vormen zich in de oksels van<br />

de bladeren de bloeiwijzen. Deze zijn iets gebogen en bestaan<br />

uit naar één richting gekeerde kleine gele bloemhoofdjes.<br />

De okselstandige bloeiwijzen vormen samen een grote<br />

piramidale bloempluim. De hoofdjes hebben langs de rand<br />

vrouwelijke lintbloemen en in het midden tweeslachtige buis-<br />

bloemen. Op het vruchtbeginsel staan pappusharen, die na<br />

zaadrijping wijd uiteen gaan staan en zorgen voor verspreiding<br />

van het zaad door de wind. De witte pappusharen zijn voorzien<br />

van korte stekeltjes.<br />

Bijenbezoek<br />

De Canadese guldenroede bloeit in augustus en september,<br />

een periode waarin de bijenweide op zijn retour is. Op de<br />

bloemen zijn bij gunstig weer praktisch altijd honingbijen<br />

waar te nemen. Er wordt nectar en veel stuifmeel verzameld.<br />

De bloemkroon is kort, waardoor het nectarium onderin de<br />

kroonbuis makkelijk bereikbaar is. Het verzamelen van stuifmeel<br />

begint in de loop van de morgen en duurt tot in de<br />

avond. De stuifmeelklompjes zijn oranje.<br />

Vermeerdering<br />

De Canadese guldenroede stelt weinig eisen aan de grond.<br />

De soort doet het goed op een zonnige plaats, maar neemt ook<br />

genoegen met een plaats in de halfschaduw. Vermeerdering<br />

geschiedt door zaad en door middel van uitlopers. Door de<br />

vegetatieve vermeerdering zijn op korte termijn veel planten te<br />

kweken. Daarvoor moet in de winter of in het vroege voorjaar<br />

de hele wortelkluit uit de grond worden gehaald. Uit elke<br />

uitloper kan zich een nieuwe plant ontwikkelen. Ze kunnen<br />

direct op de plaats van bestemming worden geplant of eventueel<br />

worden opgepot in een stekpotje. Wanneer ze dicht bij<br />

de bijenstand worden gezet kunnen de bijen er ook profijt van<br />

hebben als de vliegafstand wordt beperkt door minder gunstige<br />

weersomstandigheden.<br />

plaat 236. Canadese guldenroede<br />

A habitus bloeiende plant; B stengel met bladeren en bloeiwijze;<br />

C vrouwelijke lintbloem; D tweeslachtige buisbloem; E deel pappushaar;<br />

F stuifmeelkorrel (tricolporaat), polair aanzicht; G vruchthoofdjes;<br />

H nootje met pappus.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!