08.04.2018 Views

Bijenplanten_web

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

lipbloemenfamilie 367<br />

Gewone brunel (Prunella vulgaris)<br />

De Gewone brunel behoort tot het geslacht Brunel (Prunella)<br />

van de Lipbloemenfamilie (Lamiaceae). Het geslacht telt vijf<br />

soorten, waarvan de Gewone brunel de grootste verspreiding<br />

heeft: kosmopolitisch, maar vooral in de gematigde streken.<br />

In ons land is de soort zeer algemeen en groeit hier op bijna<br />

elke vochtige grondsoort, vooral in graslanden en bermen.<br />

De Gewone brunel wordt ook wel Bijenkorfje genoemd, een<br />

naam waar menig imker de voorkeur aan zal geven. Als na de<br />

bloei de verdroogde bloemkelken dicht tegen elkaar staan,<br />

heeft het geheel wel iets weg van een bijenkorf.<br />

Langdurige bloei<br />

De plant is eenjarig of overblijvend, maar dan met een korte<br />

levensduur. Jonge, uit zaad gegroeide planten vormen eerst<br />

een bladrozet, waaruit zich daarna bloeistengels en uitlopers<br />

vormen. De eironde tot langwerpige bladeren zijn kruisgewijs<br />

tegenoverstaand en hebben een gave tot zwak gekartelde<br />

behaarde rand. De boven- en onderzijde is spaarzaam behaard.<br />

De bloei begint in mei en na begrazing of maaien kan er<br />

opnieuw bloei volgen. Zo kunnen we tot in de herfst bloemen<br />

op de plant aantreffen. De bloemen staan dicht bij elkaar aan<br />

het einde van de stengel en vormen samen een korte cilindervormige<br />

bloeiwijze. Ze staan in groepjes van meestal drie stuks<br />

in de oksels van sterk behaarde brede schutbladen, die ook<br />

weer kruisgewijs tegenover elkaar staan. De bloemen van twee<br />

tegenover elkaar staande schutbladen vormen samen een<br />

schijnkrans. De bloemen openen van onder naar boven.<br />

Twee soorten bloemen<br />

De bloemen hebben een tweelippige kelk. De onderlip heeft<br />

twee tanden, de bovenlip drie. Ook de blauwpaarse kroon is<br />

tweelippig en heeft een tweezijdig symmetrische vorm, welke<br />

veel voorkomt bij bloemen die door hommels en honingbijen<br />

worden bezocht. Die symmetrie wordt voor het bijenoog nog<br />

versterkt door de kleurverschillen in de onderlip, die uit drie<br />

lobben is gevormd. De zijlobben reflecteren namelijk sterk<br />

ultraviolet, wat de middenlob niet doet.<br />

De vier meeldraden en de stamper liggen tegen de bovenlip<br />

van de bloemkroon, zodat de overdracht van het stuifmeel via<br />

de rugzijde van de bij plaatsvindt. Tegen het eind van de bloei<br />

wijken de meeldraden uiteen en kunnen de dan vrij liggende<br />

stempels worden bestoven. Zoals vaker in de Lipbloemenfamilie,<br />

komen er naast planten met tweeslachtige bloemen<br />

ook planten voor met vrouwelijke bloemen, waarin de meeldraden<br />

niet tot ontwikkeling zijn gekomen. Hierdoor is de<br />

kans op kruisbestuiving groter. Voor de bijen is het puren van<br />

nectar in de vrouwelijke bloemen gemakkelijker omdat ze<br />

kleiner zijn. Het nectarium ligt als een ring onder aan het<br />

vruchtbeginsel.<br />

Vermeerdering<br />

De uitlopers vormen op de knopen wortels en nieuwe planten.<br />

In een bloem kunnen vier nootjes tot ontwikkeling komen.<br />

Bij de verspreiding van het zaad is water een onmisbare factor.<br />

De aan de plant blijvende vruchtkelken zijn geheel gesloten<br />

als ze droog zijn. Ze gaan pas open als ze nat worden.<br />

Tegelijk buigen ze dan naar buiten waardoor de nootjes er<br />

gemakkelijk uit kunnen vallen. Deze wijze van het opengaan<br />

van vruchten wordt hygrochasie genoemd. Als de nootjes<br />

vochtig worden en water opnemen, vormt zich ter plaatse van<br />

de strepen een halve millimeter dikke doorzichtige gelatineachtige<br />

slijmlaag Door die slijmlaag blijven ze gemakkelijk<br />

aan dieren kleven.<br />

plaat 171. Gewone brunel<br />

A deel van bloeiende plant; B bloemkelk met knop; C tweeslachtige<br />

bloem; D helmknop; E stuifmeelkorrel (stephanocolpaat): 1 polair<br />

aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht, 3 korreloppervlak (focus boven<br />

en in tectum); F vruchtbeginsel met nectarium; G stempel;<br />

H en I vruchtkelken; J nootjes.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!