Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

64 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

anonkelfamilie 65 Gewoon speenkruid (Ficaria verna) Begin december beginnen de eerste blaadjes van Gewoon speenkruid al weer boven de grond te komen. Het zijn de lage temperaturen, die volledige ontwikkeling van de plant nog afremmen. Zodra de temperatuur weer wat milder wordt zorgen de in de wortelknollen opgeslagen voedingsstoffen voor een snelle ontwikkeling. Koudebehandeling Als de plant in het voorjaar na de bloei afsterft, treedt een rustperiode in, die tot in de herfst duurt. Pas nadat de temperatuur lager wordt, waardoor de wortelknollen een ‘koudebehandeling’ ondergaan, gaat de plant zich opnieuw ontwikkelen en worden bladeren gevormd. In oktober zijn de knollen het meest gevoelig voor lage temperaturen. Bijenpurper Vanaf eind februari tot begin maart verschijnen de eerste bloemen. Omstreeks die tijd beginnen de honingbijen de eerste vluchten in het nieuwe seizoen. De bloemen verschaffen ze zowel stuifmeel als nectar. De nectariën bevinden zich in een komvormige verdikking aan de basis van de kroonbladen. Door de open vorm van de bloemen is de nectar gemakkelijk bereikbaar voor insecten met een korte tong. Voor ons oog zijn de bloemen helder geel van kleur. De kroonbladen glanzen aan de binnenzijde. Met uitzondering van een deel aan de basis kaatst het oppervlak van de kroonbladen ook het voor ons oog onzichtbare ultraviolet terug. Een mengsel van ultraviolet en geel geeft de mengkleur bijenpurper. De bijen zien daarom geen gele bloemen maar bijenpurperen bloemen met een geel hartje. De plaats van de nectariën en de meeldraden wordt voor de bijen, behalve door de kleur, nog geaccentueerd door de geur, die aan de basis van de kroonbladen het sterkst is. Bij het verzamelen van de nectar komt de onderzijde van de bij geheel in aanraking met de meeldraden en de stampers. Het stuifmeel wordt in oranjegekleurde klompjes verzameld. Variabele plant Gewoon speenkruid behoort tot de Ranonkelfamilie (Ranunculaceae) en is een zeer variabele soort. Het aantal kroonbladen varieert van 6 tot 12, soms meer, en ook de bladvorm is niet bij elke plant dezelfde. Ook het aantal meeldraden en stampers kan sterk wisselen. Wanneer insectenbezoek uitblijft, vindt zelfbestuiving plaats doordat meeldraden zich over de stampers buigen. Er zijn twee ondersoorten van Speenkruid bekend. In ons land is alleen Gewoon speenkruid (subsp. verna) inheems, die na de bloei knolletjes in de oksels van de bladstelen vormt. Als de okselknolletjes volgroeid zijn sterft de plant af. Nadat in oktober de temperatuur weer flink is gedaald gaan zich uit deze knolletjes weer nieuwe planten vormen. Ze komen eerst in de tweede lente in bloei. In ons land brengt Gewoon speenkruid praktisch geen zaad voort. De plant vermenigvuldigt zich hier vegetatief door wortelknollen en okselknolletjes. De andere ondersoort, Vreemd speenkruid (subsp. grandiflora) ontwikkelt wel zaad. Het komt eerst in het volgende voorjaar tot ontkieming. De kiemplanten hebben maar één kiemblad. Onder bomen en struiken We vinden Gewoon speenkruid veel op open plaatsen onder bomen en struiken. In de tuin doet de soort het goed als ondergroei. Als de bladeren aan bomen en struiken verschijnen is Gewoon speenkruid bijna uitgebloeid en sterft spoedig af. In mijn tuin heb ik een stukje grond vrijgehouden voor Gewoon speenkruid, dat elk jaar trouw op deze plaats in bloei staat. Het is wel geen specifieke tuinplant maar hij geeft wel vroeg in het voorjaar kleur aan de tuin. plaat 20. Gewoon speenkruid A plant bij begin van groeistadium met wortelknollen; B ‘kiemplantjes’ van okselknolletjes; C deel van plant met bloeiwijze; D onderzijde bloem; E basis kroonblad met nectarium; F stampers en meeldraden; G meeldraad; H stuifmeelkorrel (tricolpaat), polair aanzicht; I stamper.

64 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!