Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

502 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

composietenfamilie 503 Paardenbloem (Taraxacum officinale) De Paardenbloem behoort tot het geslacht Taraxacum van de Composietenfamilie (Asteraceae). Dit geslacht telt vele moeilijk van elkaar te onderscheiden ‘kleine soorten’ en hybriden daartussen. Dit hangt samen met de mogelijkheid dat de planten kiemkrachtig zaad kunnen vormen zonder dat er bestuiving heeft plaatsgevonden. Zeer algemeen De Paardenbloem is in ons land een zeer algemene plant in graslanden en bermen. Het is een overblijvende soort, die weinig eisen stelt aan de bodem. De bladeren vormen een wortelrozet. Ze zijn lancetvormig en hebben een variabel gelobde rand. Bloeiende planten kunnen het hele jaar worden waargenomen. De hoofdbloei valt echter in het voorjaar. Weilanden kunnen dan massaal geel kleuren. De bloemen staan in een hoofdje op een onvertakte holle stengel. Ze worden omsloten door een krans van smalle omwindselbladen. De buitenste zijn sterk teruggebogen. De bloemkroon bestaat uit een korte buis die overgaat in een lang lintvormig gedeelte. Uit de vijf lobben aan het eind daarvan is af te leiden dat de bloemkroon uit vijf vergroeide kroonbladen bestaat. Bijenpurper Behalve geel reflecteert de bloemkroon ook ultraviolet. Het mengsel van beide kleuren is voor honingbijen zichtbaar als bijenpurper. De bloemen hebben een onderstandig vruchtbeginsel, waarin zich één zaad ontwikkelt. De vijf meeldraden zijn bovenin het buisvormig deel in de bloemkroon ingeplant. De helmknoppen zijn langs de randen met elkaar verbonden. Samen vormen ze een buisje rond de stijl, waarvan de stempels aanvankelijk nog tegen elkaar liggen. De helmhokken openen aan de binnenzijde. Bij het uitgroeien van de stijl wordt het stuifmeel naar buiten gedrukt. In dit stadium van de bloei kan het stuifmeel door insecten worden verzameld. Als de stijl volledig is uitgegroeid buigen de beide stempels naar buiten en kan bestuiving plaatsvinden. Vermeerdering De Paardenbloem vermeerdert zich door zaad. Tijdens het rijpen van het zaad vormt zich aan het eind van de vrucht een lange snavel. Aan het eind daarvan staat de pappus. Als het zaad rijp is gaat de bodem van het hoofdje bol staan en vormt zich een kogelrond vruchthoofdje. Door de aanwezigheid van de pappus kunnen de vruchten makkelijk door de wind worden verspreid. Door de wijd uiteen staande pappusharen kan een vrucht schuin op de grond komen te liggen. Uit onderzoek is gebleken dat bij deze ligging de kans op ontkieming van het zaad het grootst is. De vrucht ligt dan met de punt op de grond, zodat makkelijk vocht kan worden opgenomen. plaat 239. Paardenbloem A habitus bloeiende plant; B blad; C gesloten bloemhoofdje; D bloeiwijze; E lintbloem; F opengeslagen meeldradenkokertje; G stuifmeelkorrel (fenestraat), polair aanzicht; H vruchthoofdje; I nootje met pappus; J nootje.

502 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!