Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

500 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

composietenfamilie 501 Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare) Het geslacht Wormkruid (Tanacetum) behoort tot de Composietenfamilie (Asteraceae) en telt ongeveer 130 soorten. Boerenwormkruid is inheems in Europa en Azië. Als cultuurvolger is de plant ingeburgerd in een groot deel van de gematigde streken van het noordelijk halfrond, in Zuid- Amerika en in Australië. In ons land komt de soort algemeen voor in wegbermen, op dijken, braakliggende terreinen en ruigten, maar ook op matig beschaduwde plaatsen in bossen en struwelen. De plant is overblijvend en kan afhankelijk van de groeiplaats 60 tot 120 centimeter hoog worden. In nazomer en herfst Boerenwormkruid heeft een stevige, taaie, rechtopstaande stengel met een eindelingse vertakte bloeiwijze. Langs de stengel staan veerdelige bladeren, waarvan de bladslippen een gezaagde rand hebben. Door de bladvorm vertoont de plant enige gelijkenis met varens. In Duitsland heet hij Reinfarn (‘Bermvaren’). De Nederlandse naam verwijst naar het gebruik van de plant als middel tegen spoelwormen en maden. In verband met de aanwezige giftige stoffen moest dat wel in uiterst kleine hoeveelheden worden toegediend. Boerenwormkruid bloeit van juli tot laat in oktober, dus in een periode waarin de meeste bijenplanten uitgebloeid zijn en de bijenweide sterk op zijn retour is. De gele bloemhoofdjes staan in platte trossen. De vorm van een hoofdje in de Composietenfamilie wordt voor een groot deel bepaald door de vorm van de bodem van het hoofdje. Bij Boerenwormkruid is de bodem hol, waardoor de bloemen in het midden in een kuiltje staan. De bloemen zijn erg klein en staan dicht op elkaar: ‘samen sterk’ voor de optische oriëntatie van zoekende insecten. Maar de plant heeft nog een ander hulpmiddel om insecten te lokken: de geur. Zowel de bladeren als de bloemen verspreiden door de aanwezigheid van etherische oliën in sterke mate geurstoffen. Voor honingbijen en andere insecten is die sterke geur een prima hulpmiddel om zich op de plant en de bloemen te kunnen oriënteren. Voedselgewas voor veel insecten Honingbijen bezoeken de bloemen om daarop nectar en stuifmeel te verzamelen. Tijdens de bloei steken de bloemen maar net uit het hoofdje. Om met het stuifmeel in aanraking te kunnen komen, moeten de bijen flink door de poten zakken. De stuifmeelklompjes zijn oranje. Een aantal insecten heeft voor hun voedselvoorziening een sterke band met de plant. Van sommige vlindersoorten zijn de rupsen op Boerenwormkruid aangewezen. Sommige wilde bijen zijn gespecialiseerd in het verzamelen van het stuifmeel. In ons land zijn dat een aantal Zijdebijen (Colletes). Verfplant De wortels vermengd met chemische stoffen leveren een groene verfstof. Van de bladeren is een groengele en van de bloemen een gouden tot oranje verfstof te maken. Vermeerdering Boerenwormkruid kan grote pollen vormen door het uitgroeien van de wortelstokken. Er wordt ook zaad gevormd. De nootjes hebben geen harige pappus, maar een korte bochtige rand. De nootjes worden dan ook niet makkelijk door de wind verspreid. plaat 238. Boerenwormkruid A deel van bloeiende plant; B bloem in mannelijk stadium; C opengeslagen meeldradenkokertje; D stuifmeelkorrel (tricolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; E bloem in vrouwelijk stadium; F stijl met stempels; G nootje.

composietenfamilie 501<br />

Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare)<br />

Het geslacht Wormkruid (Tanacetum) behoort tot de<br />

Composietenfamilie (Asteraceae) en telt ongeveer 130 soorten.<br />

Boerenwormkruid is inheems in Europa en Azië. Als cultuurvolger<br />

is de plant ingeburgerd in een groot deel van de<br />

gematigde streken van het noordelijk halfrond, in Zuid-<br />

Amerika en in Australië. In ons land komt de soort algemeen<br />

voor in wegbermen, op dijken, braakliggende terreinen en<br />

ruigten, maar ook op matig beschaduwde plaatsen in bossen<br />

en struwelen. De plant is overblijvend en kan afhankelijk van<br />

de groeiplaats 60 tot 120 centimeter hoog worden.<br />

In nazomer en herfst<br />

Boerenwormkruid heeft een stevige, taaie, rechtopstaande<br />

stengel met een eindelingse vertakte bloeiwijze. Langs de<br />

stengel staan veerdelige bladeren, waarvan de bladslippen een<br />

gezaagde rand hebben. Door de bladvorm vertoont de plant<br />

enige gelijkenis met varens. In Duitsland heet hij Reinfarn<br />

(‘Bermvaren’). De Nederlandse naam verwijst naar het gebruik<br />

van de plant als middel tegen spoelwormen en maden.<br />

In verband met de aanwezige giftige stoffen moest dat wel in<br />

uiterst kleine hoeveelheden worden toegediend.<br />

Boerenwormkruid bloeit van juli tot laat in oktober, dus in<br />

een periode waarin de meeste bijenplanten uitgebloeid zijn en<br />

de bijenweide sterk op zijn retour is. De gele bloemhoofdjes<br />

staan in platte trossen. De vorm van een hoofdje in de<br />

Composietenfamilie wordt voor een groot deel bepaald door<br />

de vorm van de bodem van het hoofdje. Bij Boerenwormkruid<br />

is de bodem hol, waardoor de bloemen in het midden in een<br />

kuiltje staan. De bloemen zijn erg klein en staan dicht op<br />

elkaar: ‘samen sterk’ voor de optische oriëntatie van zoekende<br />

insecten. Maar de plant heeft nog een ander hulpmiddel om<br />

insecten te lokken: de geur. Zowel de bladeren als de bloemen<br />

verspreiden door de aanwezigheid van etherische oliën in<br />

sterke mate geurstoffen. Voor honingbijen en andere insecten<br />

is die sterke geur een prima hulpmiddel om zich op de plant<br />

en de bloemen te kunnen oriënteren.<br />

Voedselgewas voor veel insecten<br />

Honingbijen bezoeken de bloemen om daarop nectar en stuifmeel<br />

te verzamelen. Tijdens de bloei steken de bloemen maar<br />

net uit het hoofdje. Om met het stuifmeel in aanraking te<br />

kunnen komen, moeten de bijen flink door de poten zakken.<br />

De stuifmeelklompjes zijn oranje. Een aantal insecten heeft<br />

voor hun voedselvoorziening een sterke band met de plant.<br />

Van sommige vlindersoorten zijn de rupsen op Boerenwormkruid<br />

aangewezen. Sommige wilde bijen zijn gespecialiseerd in<br />

het verzamelen van het stuifmeel. In ons land zijn dat een<br />

aantal Zijdebijen (Colletes).<br />

Verfplant<br />

De wortels vermengd met chemische stoffen leveren een groene<br />

verfstof. Van de bladeren is een groengele en van de bloemen<br />

een gouden tot oranje verfstof te maken.<br />

Vermeerdering<br />

Boerenwormkruid kan grote pollen vormen door het uitgroeien<br />

van de wortelstokken. Er wordt ook zaad gevormd.<br />

De nootjes hebben geen harige pappus, maar een korte bochtige<br />

rand. De nootjes worden dan ook niet makkelijk door de<br />

wind verspreid.<br />

plaat 238. Boerenwormkruid<br />

A deel van bloeiende plant; B bloem in mannelijk stadium; C opengeslagen<br />

meeldradenkokertje; D stuifmeelkorrel (tricolporaat):<br />

1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; E bloem in vrouwelijk<br />

stadium; F stijl met stempels; G nootje.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!