Bijenplanten_web
498 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen
composietenfamilie 499 Akkermelkdistel (Sonchus arvensis) Het geslacht Melkdistel (Sonchus) behoort tot de Composietenfamilie (Asteraceae) en telt ruim 50 soorten. De Akkermelkdistel is inheems in Europa en West-Azië, maar heeft zich in de loop der tijd over alle gematigde streken verspreid. In ons land is het een zeer algemene soort van voedselrijke plaatsen, vooral waar de grond verstoord is. In de duinen groeit de variëteit maritimus, die veel op de gewone Akkermelkdistel lijkt. Geen distel De geslachtsnaam Sonchus is afgeleid van Sonchos, een oude Griekse plantennaam, waarmede een distelachtige plant werd aangeduid. Toch is de Akkermelkdistel geen distel. De veervormig gelobde bladeren zien er met hun spits getande rand wel distelvormig uit, maar de hele plant bevat melksappen, hetgeen hem onderscheidt van de distels. Sterk ontwikkeld wortelstelsel Een zaailing vormt eerst een bladrozet, waardoor veel licht wordt opgevangen en de plant zich ondergronds snel kan ontwikkelen. Het sterk ontwikkelde wortelstelsel bestaat uit dikke wortels, waarin reservevoedsel kan worden opgeslagen, en uit lange kruipende wortelstokken. Vooral de laatste zijn gevreesd bij boeren, omdat zich daaruit na bewerking van het land heel makkelijk nieuwe planten kunnen vormen. De plant heeft een rechtopstaande stengel met een eindelings vertakte bloeiwijze. Bovenaan zijn de stengels dicht bezet met klierharen. De grote bladeren staan verspreid aan de stengel. De bladvoet heeft tegen de stengel liggende oortjes. Grote bloemhoofdjes De Akkermelkdistel bloeit van juni tot de eerste nachtvorsten in de late herfst. De hoofdjes staan in een tuilvormige bloeiwijze op lange behaarde stelen. Met ongeveer vijf centimeter doorsnede behoren ze tot de grootste van het geslacht. Elk hoofdje bevat zo’n 100 gele lintbloemen, waarvan die aan de rand het grootst zijn. Daardoor vallen de hoofdjes beter in het oog van zoekende insecten. Ze zijn alleen geopend als het zonnig is, en dan nog maar een deel van de dag. Een paar uur na zonsopgang gaan ze open en tegen de middag sluiten ze zich alweer. De bloemen langs de rand bloeien eerder dan die in het centrum. De kroonbuis is 8 tot 12 millimeter lang, wel wat lang voor de bijentong, maar als de nectar iets in de buis gaat stijgen, kan hij toch worden opgenomen. Insectenbestuiving noodzakelijk Hoewel na zelfbestuiving ook zaden kunnen worden gevormd, is het voor de ontwikkeling van optimaal kiemkrachtig zaad nodig dat er kruisbestuiving plaatsvindt. Honingbijen behoren tot de voornaamste bestuivers van de Akkermelkdistel. Verder vinden meer dan 50 andere insectensoorten op een of andere manier hun voedsel op de plant. De larven van diverse mineervliegjes leven in de bladeren. In een hoofdje komen gemiddeld 30 vruchten (nootjes) tot ontwikkeling. Ze zijn afgeplat en voorzien van ribben met dwarsricheltjes. Aan de nootjes zitten pappusharen, waardoor ze gemakkelijk door de wind kunnen worden meegenomen. plaat 237. Akkermelkdistel A bloeiwijze; B blad; C ontluikende bloem; D bloem uit het midden van het hoofdje; E bloem van de rand van het hoofdje; F opengeslagen meeldradenkokertje; G stuifmeelkorrel (fenestraat), polair aanzicht; H vruchthoofdje; I nootje met pappus; J nootje.
- Page 450 and 451: 448 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 452 and 453: 450 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 454 and 455: 452 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 456 and 457: 454 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 458 and 459: 456 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 460 and 461: 458 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 462 and 463: 460 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 464 and 465: 462 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 466 and 467: 464 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 468 and 469: 466 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 470 and 471: 468 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 472 and 473: 470 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 474 and 475: 472 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 476 and 477: 474 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 478 and 479: 476 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 480 and 481: 478 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 482 and 483: 480 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 484 and 485: 482 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 486 and 487: 484 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 488 and 489: 486 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 490 and 491: 488 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 492 and 493: 490 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 494 and 495: 492 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 496 and 497: 494 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 498 and 499: 496 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 502 and 503: 500 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 504 and 505: 502 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 506 and 507: 504 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 508 and 509: 506 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 510 and 511: 508 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 512 and 513: 510 bijenplanten: nectar en stuifme
composietenfamilie 499<br />
Akkermelkdistel (Sonchus arvensis)<br />
Het geslacht Melkdistel (Sonchus) behoort tot de Composietenfamilie<br />
(Asteraceae) en telt ruim 50 soorten. De Akkermelkdistel<br />
is inheems in Europa en West-Azië, maar heeft zich in de<br />
loop der tijd over alle gematigde streken verspreid. In ons land<br />
is het een zeer algemene soort van voedselrijke plaatsen, vooral<br />
waar de grond verstoord is. In de duinen groeit de variëteit<br />
maritimus, die veel op de gewone Akkermelkdistel lijkt.<br />
Geen distel<br />
De geslachtsnaam Sonchus is afgeleid van Sonchos, een oude<br />
Griekse plantennaam, waarmede een distelachtige plant werd<br />
aangeduid. Toch is de Akkermelkdistel geen distel. De veervormig<br />
gelobde bladeren zien er met hun spits getande rand<br />
wel distelvormig uit, maar de hele plant bevat melksappen,<br />
hetgeen hem onderscheidt van de distels.<br />
Sterk ontwikkeld wortelstelsel<br />
Een zaailing vormt eerst een bladrozet, waardoor veel licht<br />
wordt opgevangen en de plant zich ondergronds snel kan<br />
ontwikkelen. Het sterk ontwikkelde wortelstelsel bestaat uit<br />
dikke wortels, waarin reservevoedsel kan worden opgeslagen,<br />
en uit lange kruipende wortelstokken. Vooral de laatste zijn<br />
gevreesd bij boeren, omdat zich daaruit na bewerking van het<br />
land heel makkelijk nieuwe planten kunnen vormen. De plant<br />
heeft een rechtopstaande stengel met een eindelings vertakte<br />
bloeiwijze. Bovenaan zijn de stengels dicht bezet met klierharen.<br />
De grote bladeren staan verspreid aan de stengel.<br />
De bladvoet heeft tegen de stengel liggende oortjes.<br />
Grote bloemhoofdjes<br />
De Akkermelkdistel bloeit van juni tot de eerste nachtvorsten<br />
in de late herfst. De hoofdjes staan in een tuilvormige bloeiwijze<br />
op lange behaarde stelen. Met ongeveer vijf centimeter<br />
doorsnede behoren ze tot de grootste van het geslacht.<br />
Elk hoofdje bevat zo’n 100 gele lintbloemen, waarvan die aan<br />
de rand het grootst zijn. Daardoor vallen de hoofdjes beter in<br />
het oog van zoekende insecten.<br />
Ze zijn alleen geopend als het zonnig is, en dan nog maar een<br />
deel van de dag. Een paar uur na zonsopgang gaan ze open en<br />
tegen de middag sluiten ze zich alweer. De bloemen langs de<br />
rand bloeien eerder dan die in het centrum. De kroonbuis is<br />
8 tot 12 millimeter lang, wel wat lang voor de bijentong, maar<br />
als de nectar iets in de buis gaat stijgen, kan hij toch worden<br />
opgenomen.<br />
Insectenbestuiving noodzakelijk<br />
Hoewel na zelfbestuiving ook zaden kunnen worden gevormd,<br />
is het voor de ontwikkeling van optimaal kiemkrachtig zaad<br />
nodig dat er kruisbestuiving plaatsvindt. Honingbijen behoren<br />
tot de voornaamste bestuivers van de Akkermelkdistel. Verder<br />
vinden meer dan 50 andere insectensoorten op een of andere<br />
manier hun voedsel op de plant. De larven van diverse mineervliegjes<br />
leven in de bladeren. In een hoofdje komen gemiddeld<br />
30 vruchten (nootjes) tot ontwikkeling. Ze zijn afgeplat en<br />
voorzien van ribben met dwarsricheltjes. Aan de nootjes zitten<br />
pappusharen, waardoor ze gemakkelijk door de wind kunnen<br />
worden meegenomen.<br />
plaat 237. Akkermelkdistel<br />
A bloeiwijze; B blad; C ontluikende bloem; D bloem uit het midden<br />
van het hoofdje; E bloem van de rand van het hoofdje; F opengeslagen<br />
meeldradenkokertje; G stuifmeelkorrel (fenestraat), polair aanzicht;<br />
H vruchthoofdje; I nootje met pappus; J nootje.