Bijenplanten_web
482 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen
composietenfamilie 483 Zonnebloem (Helianthus annuus) Het geslacht Zonnebloem (Helianthus) behoort tot de Composietenfamilie (Asteraceae) en omvat ongeveer 70 soorten, waarvan de meeste inheems zijn in Noord- Amerika. Voor het overgrote deel zijn het kruidachtige planten; in Zuid-Amerika komen enkele soorten voor die struikvormig groeien. De Zonnebloem werd in de zeventiende eeuw in Europa geïntroduceerd. In de negentiende eeuw is de soort op grote schaal in cultuur genomen als oliegewas. In ons land kennen we de Zonnebloem als die hoge tuinplant met die enorm grote ‘bloemen’. Voor de teelt van snijbloemen worden meestal variëteiten met kleinere ‘bloemen’ gebruikt. Voor de illustratie van onderstaande tekst is de keuze op zo’n kleinbloemige cultivar (‘Prado Gold’) gevallen. Eenjarige plant De Zonnebloem is eenjarig, maar kan onder gunstige omstandigheden meters hoog worden. De plant heeft een stevige bebladerde stengel, die zich bovenaan al of niet vertakt. De gesteelde bladeren staan afwisselend. Ze zijn hartvormig en hebben een grof getande rand. Aan beide zijden en langs de rand zijn ze behaard. De bloemen verschijnen aan het eind van de stengel. Ze staan bij elkaar in een hoofdje dat een doorsnede van 40 centimeter kan bereiken. Het hoofdje wordt omsloten door een omwindsel van enkele rijen schutbladen. Lokbloemen langs de rand Langs de rand van het hoofdje staat een rij tongvormige gele bloemen. Ze hebben geen meeldraden en geen stamper en hebben alleen een lokfunctie. Voor honingbijen vallen ze des te meer in het oog omdat ze behalve geel ook nog ultraviolet reflecteren. Binnen de randbloemen staan vele tweeslachtige buisbloemen. Het vruchtbeginsel wordt voor een deel omsloten door een vliezig schutblad. Op het vruchtbeginsel staat een pappus bestaande uit twee korte uitsteeksels. De gele kroonbuis omsluit het onderste deel van de stijl. De nectariën liggen onder in de bloem, op het verbrede deel van de kroonbuis. Als de bloem zich opent, gaan ook de helmknoppen open. Het stuifmeel wordt door de stamper uit het door de meeldraden gevormde kokertje geduwd. Als de stamper op lengte is, buigen de beide stempels uiteen. Bij het einde van de bloei zijn ze geheel omgekruld. In een hoofdje van de Zonnebloem zijn heel mooi de verschillende bloeistadia te zien. In het midden bevinden zich de bloemen in knop. Verder naar buiten vinden we achtereenvolgens een zone met bloemen in het mannelijke stadium (stuifmeel), bloemen in het vrouwelijke stadium (stempels uiteen gebogen) en uitgebloeide, verwelkte bloemen. Nectar en stuifmeel Het stuifmeel komt voor het overgrote deel vroeg in de morgen vrij. Het suikergehalte van de nectar is door de dag heen niet constant. Het maximum valt samen met het tijdstip waarop de meeste nectar vrijkomt. De bloemen produceren hoofdzakelijk nectar tijdens het mannelijke stadium. Bijenbezoek Voor de Zonnebloem is de Honingbij de bestuiver bij uitstek. Ondanks de aanwezigheid van het hoge aantal bloemen in een hoofdje, bezoeken de bijen toch maar een deel daarvan en zorgen zo voor de nodige kruisbestuiving. Ze verzamelen zowel nectar als stuifmeel. Een klein deel van de bijen richt zich op de extraflorale nectariën op de omwindselbladen en op de voet van de bladeren bovenaan de plant. Bijen die hierop vliegen bezoeken geen bloemen en leveren dus geen bijdrage aan de bestuiving. Vermeerdering De vermeerdering vindt uitsluitend plaats door zaad. De vrucht is een nootje, dat veel olie en eiwit bevat. plaat 229. Zonnebloem A bloemhoofdje; B randbloem; C buisbloem even voor het vrijkomen van het stuifmeel; D opengeslagen meeldradenkokertje; E stuifmeelkorrel (tricolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; F stempels; G nootje.
- Page 434 and 435: 432 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 436 and 437: 434 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 438 and 439: 436 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 440 and 441: 438 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 442 and 443: 440 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 444 and 445: 442 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 446 and 447: 444 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 448 and 449: 446 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 450 and 451: 448 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 452 and 453: 450 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 454 and 455: 452 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 456 and 457: 454 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 458 and 459: 456 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 460 and 461: 458 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 462 and 463: 460 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 464 and 465: 462 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 466 and 467: 464 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 468 and 469: 466 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 470 and 471: 468 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 472 and 473: 470 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 474 and 475: 472 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 476 and 477: 474 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 478 and 479: 476 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 480 and 481: 478 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 482 and 483: 480 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 486 and 487: 484 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 488 and 489: 486 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 490 and 491: 488 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 492 and 493: 490 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 494 and 495: 492 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 496 and 497: 494 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 498 and 499: 496 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 500 and 501: 498 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 502 and 503: 500 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 504 and 505: 502 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 506 and 507: 504 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 508 and 509: 506 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 510 and 511: 508 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 512 and 513: 510 bijenplanten: nectar en stuifme
composietenfamilie 483<br />
Zonnebloem (Helianthus annuus)<br />
Het geslacht Zonnebloem (Helianthus) behoort tot de<br />
Composietenfamilie (Asteraceae) en omvat ongeveer<br />
70 soorten, waarvan de meeste inheems zijn in Noord-<br />
Amerika. Voor het overgrote deel zijn het kruidachtige<br />
planten; in Zuid-Amerika komen enkele soorten voor die<br />
struikvormig groeien.<br />
De Zonnebloem werd in de zeventiende eeuw in Europa<br />
geïntroduceerd. In de negentiende eeuw is de soort op grote<br />
schaal in cultuur genomen als oliegewas. In ons land kennen<br />
we de Zonnebloem als die hoge tuinplant met die enorm<br />
grote ‘bloemen’. Voor de teelt van snijbloemen worden<br />
meestal variëteiten met kleinere ‘bloemen’ gebruikt. Voor de<br />
illustratie van onderstaande tekst is de keuze op zo’n kleinbloemige<br />
cultivar (‘Prado Gold’) gevallen.<br />
Eenjarige plant<br />
De Zonnebloem is eenjarig, maar kan onder gunstige omstandigheden<br />
meters hoog worden. De plant heeft een stevige<br />
bebladerde stengel, die zich bovenaan al of niet vertakt.<br />
De gesteelde bladeren staan afwisselend. Ze zijn hartvormig en<br />
hebben een grof getande rand. Aan beide zijden en langs de<br />
rand zijn ze behaard. De bloemen verschijnen aan het eind<br />
van de stengel. Ze staan bij elkaar in een hoofdje dat een<br />
doorsnede van 40 centimeter kan bereiken. Het hoofdje wordt<br />
omsloten door een omwindsel van enkele rijen schutbladen.<br />
Lokbloemen langs de rand<br />
Langs de rand van het hoofdje staat een rij tongvormige gele<br />
bloemen. Ze hebben geen meeldraden en geen stamper en<br />
hebben alleen een lokfunctie. Voor honingbijen vallen ze des<br />
te meer in het oog omdat ze behalve geel ook nog ultraviolet<br />
reflecteren. Binnen de randbloemen staan vele tweeslachtige<br />
buisbloemen. Het vruchtbeginsel wordt voor een deel omsloten<br />
door een vliezig schutblad. Op het vruchtbeginsel staat<br />
een pappus bestaande uit twee korte uitsteeksels. De gele<br />
kroonbuis omsluit het onderste deel van de stijl. De nectariën<br />
liggen onder in de bloem, op het verbrede deel van de kroonbuis.<br />
Als de bloem zich opent, gaan ook de helmknoppen open.<br />
Het stuifmeel wordt door de stamper uit het door de meeldraden<br />
gevormde kokertje geduwd. Als de stamper op lengte is,<br />
buigen de beide stempels uiteen. Bij het einde van de bloei zijn<br />
ze geheel omgekruld. In een hoofdje van de Zonnebloem zijn<br />
heel mooi de verschillende bloeistadia te zien. In het midden<br />
bevinden zich de bloemen in knop. Verder naar buiten vinden<br />
we achtereenvolgens een zone met bloemen in het mannelijke<br />
stadium (stuifmeel), bloemen in het vrouwelijke stadium<br />
(stempels uiteen gebogen) en uitgebloeide, verwelkte bloemen.<br />
Nectar en stuifmeel<br />
Het stuifmeel komt voor het overgrote deel vroeg in de<br />
morgen vrij. Het suikergehalte van de nectar is door de dag<br />
heen niet constant. Het maximum valt samen met het tijdstip<br />
waarop de meeste nectar vrijkomt. De bloemen produceren<br />
hoofdzakelijk nectar tijdens het mannelijke stadium.<br />
Bijenbezoek<br />
Voor de Zonnebloem is de Honingbij de bestuiver bij uitstek.<br />
Ondanks de aanwezigheid van het hoge aantal bloemen in een<br />
hoofdje, bezoeken de bijen toch maar een deel daarvan en<br />
zorgen zo voor de nodige kruisbestuiving. Ze verzamelen<br />
zowel nectar als stuifmeel. Een klein deel van de bijen richt<br />
zich op de extraflorale nectariën op de omwindselbladen en op<br />
de voet van de bladeren bovenaan de plant. Bijen die hierop<br />
vliegen bezoeken geen bloemen en leveren dus geen bijdrage<br />
aan de bestuiving.<br />
Vermeerdering<br />
De vermeerdering vindt uitsluitend plaats door zaad.<br />
De vrucht is een nootje, dat veel olie en eiwit bevat.<br />
plaat 229. Zonnebloem<br />
A bloemhoofdje; B randbloem; C buisbloem even voor het vrijkomen<br />
van het stuifmeel; D opengeslagen meeldradenkokertje; E stuifmeelkorrel<br />
(tricolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht;<br />
F stempels; G nootje.