Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

466 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

composietenfamilie 467 Kale jonker (Cirsium palustre) De Kale jonker is een soort uit de grote Composietenfamilie (Asteraceae) en behoort tot het geslacht Vederdistel (Cirsium), dat ruim 200 soorten telt in de gematigde streken van het noordelijk halfrond. In Europa komen ongeveer 60 soorten voor, waarvan een groot deel in het Middellandse-Zeegebied en Zuid-Rusland. In ons land zijn zeven soorten inheems, onder meer de zeer algemene Akkerdistel (Cirsium arvense). De Kale jonker is wat minder algemeen en kunnen we aantreffen in vochtige graslanden, loofbossen en laaggelegen duingebied. De plant is karakteristiek voor blauwgraslanden (onbemeste laaggelegen graslanden), die vroeger veel in ons land voorkwamen. Door herverkavelingen en de daarmee gepaard gaande bemesting zijn ze bijna allemaal verdwenen: er is nog maar 1% over, grotendeels in beschermde natuurgebieden. Op de droge gronden van de Veluwe, Drenthe en Noord-Limburg komt de Kale jonker niet voor. Ook ontbreekt hij in de op de zeeklei van Groningen, Friesland en Noord-Holland en in het zuidwesten van ons land. Tweejarige plant De plant is tweejarig: in het eerste jaar ontwikkelt zich een wortelrozet; in het tweede jaar komt daaruit de bloeistengel tevoorschijn. In het rozetstadium is de plant erg kwetsbaar, want bij beschadiging van de groeipunt, bijvoorbeeld bij betreding, herstelt ze zich maar met moeite. De lancetvormige bladeren zijn veerspletig en hebben op de bladlobben scherpe stekels. De bloeistengel, die wel twee meter lang kan worden, is over de hele lengte bezet met scherpe stekels. Deze staan op de langs de stengel aflopende bladranden. Naar boven toe worden de bladeren kleiner en smaller. In combinatie met de lange, weinig vertakte stengel maakt de plant daardoor een ‘kale’ indruk. De bloeit duurt van juni tot september. Naast planten met tweeslachtige bloemen komen ook planten voor waarvan de bloemen geen stuifmeel vormen en die dus functioneel vrouwelijk zijn. De bloemhoofdjes staan dicht bij elkaar bovenaan de bloeistengel. De omwindselbladen hebben in het midden een harsklier en eindigen in een omgebogen stekeltje. De bloemen in een hoofdje zijn allemaal buisbloemen. De kroonbuis begint smal en wordt iets boven het midden bekervormig. Aan de rand staan vijf langwerpige kroonslippen. De kroon is roodachtig paars, soms wit. De helmdraden van de meeldraden zijn kort behaard. Rond de bloemkroon staan op het vruchtbeginsel lange geveerde pappusharen. De geslachtsnaam Vederdistel is hiervan afgeleid. Bijenbezoek Onder gunstige omstandigheden worden de bloemen van de Kale jonker druk door honingbijen en andere insecten bezocht. Het nectarium ligt onderin het nauwe buisvormige deel van de bloemkroon. De nectar moet hierin stijgen tot het bekervormig deel willen bijen nectar kunnen puren. Ze verzamelen ook stuifmeel. Vermeerdering De vermeerdering vindt alleen plaats door zaad. De vrucht is een nootje. De pappusharen laten vrij makkelijk los van het nootje en dienen dus niet voor de verspreiding van het zaad door de wind, zoals dat bij veel andere soorten in de familie wel het geval is. De haren zorgen er wel voor dat het zaadhoofdje ‘opengaat’, waardoor de nootjes vrij kunnen komen. Om te ontkiemen hebben de zaden licht nodig. Daarom verdraagt de Kale jonker maar weinig concurrentie. plaat 221. Kale jonker A deel van bloeistengel met hoofdjes; B blad onderaan de plant; C bloem; D opengeslagen meeldradenkokertje; E stuifmeelkorrel (tricolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; F nootje met pappus; G nootje.

composietenfamilie 467<br />

Kale jonker (Cirsium palustre)<br />

De Kale jonker is een soort uit de grote Composietenfamilie<br />

(Asteraceae) en behoort tot het geslacht Vederdistel (Cirsium),<br />

dat ruim 200 soorten telt in de gematigde streken van het<br />

noordelijk halfrond. In Europa komen ongeveer 60 soorten<br />

voor, waarvan een groot deel in het Middellandse-Zeegebied<br />

en Zuid-Rusland. In ons land zijn zeven soorten inheems,<br />

onder meer de zeer algemene Akkerdistel (Cirsium arvense).<br />

De Kale jonker is wat minder algemeen en kunnen we aantreffen<br />

in vochtige graslanden, loofbossen en laaggelegen<br />

duingebied. De plant is karakteristiek voor blauwgraslanden<br />

(onbemeste laaggelegen graslanden), die vroeger veel in ons<br />

land voorkwamen. Door herverkavelingen en de daarmee<br />

gepaard gaande bemesting zijn ze bijna allemaal verdwenen:<br />

er is nog maar 1% over, grotendeels in beschermde natuurgebieden.<br />

Op de droge gronden van de Veluwe, Drenthe en<br />

Noord-Limburg komt de Kale jonker niet voor. Ook ontbreekt<br />

hij in de op de zeeklei van Groningen, Friesland en<br />

Noord-Holland en in het zuidwesten van ons land.<br />

Tweejarige plant<br />

De plant is tweejarig: in het eerste jaar ontwikkelt zich een<br />

wortelrozet; in het tweede jaar komt daaruit de bloeistengel<br />

tevoorschijn. In het rozetstadium is de plant erg kwetsbaar,<br />

want bij beschadiging van de groeipunt, bijvoorbeeld bij<br />

betreding, herstelt ze zich maar met moeite. De lancetvormige<br />

bladeren zijn veerspletig en hebben op de bladlobben scherpe<br />

stekels. De bloeistengel, die wel twee meter lang kan worden,<br />

is over de hele lengte bezet met scherpe stekels. Deze staan op<br />

de langs de stengel aflopende bladranden. Naar boven toe<br />

worden de bladeren kleiner en smaller. In combinatie met de<br />

lange, weinig vertakte stengel maakt de plant daardoor een<br />

‘kale’ indruk.<br />

De bloeit duurt van juni tot september. Naast planten met<br />

tweeslachtige bloemen komen ook planten voor waarvan de<br />

bloemen geen stuifmeel vormen en die dus functioneel<br />

vrouwelijk zijn. De bloemhoofdjes staan dicht bij elkaar<br />

bovenaan de bloeistengel. De omwindselbladen hebben in het<br />

midden een harsklier en eindigen in een omgebogen stekeltje.<br />

De bloemen in een hoofdje zijn allemaal buisbloemen.<br />

De kroonbuis begint smal en wordt iets boven het midden<br />

bekervormig. Aan de rand staan vijf langwerpige kroonslippen.<br />

De kroon is roodachtig paars, soms wit. De helmdraden<br />

van de meeldraden zijn kort behaard. Rond de bloemkroon<br />

staan op het vruchtbeginsel lange geveerde pappusharen.<br />

De geslachtsnaam Vederdistel is hiervan afgeleid.<br />

Bijenbezoek<br />

Onder gunstige omstandigheden worden de bloemen van<br />

de Kale jonker druk door honingbijen en andere insecten bezocht.<br />

Het nectarium ligt onderin het nauwe buisvormige deel<br />

van de bloemkroon. De nectar moet hierin stijgen tot het<br />

bekervormig deel willen bijen nectar kunnen puren.<br />

Ze verzamelen ook stuifmeel.<br />

Vermeerdering<br />

De vermeerdering vindt alleen plaats door zaad. De vrucht is<br />

een nootje. De pappusharen laten vrij makkelijk los van het<br />

nootje en dienen dus niet voor de verspreiding van het zaad<br />

door de wind, zoals dat bij veel andere soorten in de familie<br />

wel het geval is. De haren zorgen er wel voor dat het zaadhoofdje<br />

‘opengaat’, waardoor de nootjes vrij kunnen komen.<br />

Om te ontkiemen hebben de zaden licht nodig. Daarom<br />

verdraagt de Kale jonker maar weinig concurrentie.<br />

plaat 221. Kale jonker<br />

A deel van bloeistengel met hoofdjes; B blad onderaan de plant;<br />

C bloem; D opengeslagen meeldradenkokertje; E stuifmeelkorrel<br />

(tricolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; F nootje met<br />

pappus; G nootje.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!