Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

440 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

klokjesfamilie 441 Zandblauwtje (Jasione montana) Het Zandblauwtje behoort tot de Klokjesfamilie (Campanulaceae). Het geslacht Jasione telt 12 soorten, die inheems zijn in Europa, West-Azië en het Middellandse- Zeegebied. Het Zandblauwtje is de meest verspreide soort in Europa. In ons land komt het veel voor op de kalkarme zandgronden in het oosten en zuiden en in de duinen. Droogtebestendig Zandblauwtje is goed bestand tegen langdurige droogte. Dat heeft de plant te danken aan zijn wortelstelsel, dat bestaat uit een penwortel en een grote hoeveelheid zijwortels, die tot een halve meter diep kunnen reiken. De plant is tweejarig, soms meerjarig. Nadat het zaad in de herfst is ontkiemd, vormt zich eerst een stevig wortelstelsel en een bladrozet, waarmee hij overwintert. Afhankelijk van de omstandigheden varieert de hoogte van 5 tot 50 centimeter. In het volgende seizoen ontwikkelen zich de stengels, die zich veelal direct boven de bladrozet vertakken. Aan de basis zijn ze bezet met zittende lancetvormige bladeren met een gave rand. Het bebladerde deel van de stengel en ook de bladeren zelf zijn behaard; verder is de plant kaal. Hemelsblauwe bloemen Van juni tot augustus tooit het Zandblauwtje zich met hemelsblauwe bloemen. Een heel enkele keer kunnen we een plant met witte bloemen aantreffen. De bloemen staan in hoofdjes op de hoofd- en zijstengels. De hoofdjes op de zijstengels bevatten aanmerkelijk minder bloemen. Onderaan een hoofdje staan een of meer kransen van omwindselbladen, de buitenste vierkant van vorm, de binnenste langwerpig. De bloemen in het hoofdje zijn kortgesteeld. De kelk is klokvormig en heeft langs de rand vijf lange, smalle slippen. Het klokvormige deel is met het onderstandige vruchtbeginsel vergroeid. De kroon bestaat uit vijf smalle slippen, die in de knop nog met elkaar vergroeid zijn. Bij het opengaan van de bloem wijken ze van onder naar boven uit elkaar. Afwisselend met de kroonslippen staan vijf meeldraden. De helmknoppen zijn aan hun bases met elkaar verkleefd. In het knopstadium vormen ze een kokertje. Tussen de helmknoppen staat de nog niet uitgegroeide stijl, waarvan het uiteinde harig en knotsvormig verdikt is. De bloemen zijn proterandrisch. Al in het knopstadium gaan de helmhokken aan de naar binnen gerichte zijde open en komt al het stuifmeel in de beharing van de stijl terecht. Als een bloem open gaat, zijn de meeldraden al gedeeltelijk verdord en is de stijl uitgegroeid. Het harige uiteinde is dik bepoederd met stuifmeel, zodat dit makkelijk door bezoekende insecten kan worden meegenomen. In een later stadium worden de stempels rijp om stuifmeel te ontvangen. Ze blijven tegen elkaar staan en wijken niet uiteen zoals bij andere soorten van de familie. Bijenbezoek Honingbijen weten verspreid staande zandblauwtjes moeiteloos te vinden. Dat het Zandblauwtje langdurige droge perioden kan doorstaan is ook aan het bijenbezoek af te lezen. In droge zomers, als andere bijenplanten het laten afweten, is er op de bloemen van het Zandblauwtje nog nectar te halen. Die wordt afgescheiden aan de bovenzijde van het vruchtbeginsel. De bloemkroon is diep gespleten, zodat het nectar puren geen probleem is voor de bijen. De bloemen zijn prima stuifmeelleveranciers. In een honing van de Boschplaat op Terschelling trof ik 30% stuifmeel van het Zandblauwtje aan. De stuifmeelklompjes zijn roodachtig paars. Verspreiding In het vruchtbeginsel wordt een groot aantal kleine glanzendbruine zaden gevormd. De doosvrucht gaat aan de bovenzijde met twee kleppen open. Het zaad wordt uit de vruchten weggeslingerd als het vruchthoofdje in beweging wordt gebracht. plaat 208. Zandblauwtje A deel van bloeiende plant; B bloemknop; C doorsnede bloemknop met meeldraden en stijl; D bloem; E doorsnede bloem in vrouwelijk stadium; F stuifmeelkorrel (triporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; G rijpende doosvrucht; H zaad.

klokjesfamilie 441<br />

Zandblauwtje (Jasione montana)<br />

Het Zandblauwtje behoort tot de Klokjesfamilie<br />

(Campanulaceae). Het geslacht Jasione telt 12 soorten,<br />

die inheems zijn in Europa, West-Azië en het Middellandse-<br />

Zeegebied. Het Zandblauwtje is de meest verspreide soort in<br />

Europa. In ons land komt het veel voor op de kalkarme zandgronden<br />

in het oosten en zuiden en in de duinen.<br />

Droogtebestendig<br />

Zandblauwtje is goed bestand tegen langdurige droogte.<br />

Dat heeft de plant te danken aan zijn wortelstelsel, dat bestaat<br />

uit een penwortel en een grote hoeveelheid zijwortels, die tot<br />

een halve meter diep kunnen reiken. De plant is tweejarig,<br />

soms meerjarig. Nadat het zaad in de herfst is ontkiemd,<br />

vormt zich eerst een stevig wortelstelsel en een bladrozet,<br />

waarmee hij overwintert. Afhankelijk van de omstandigheden<br />

varieert de hoogte van 5 tot 50 centimeter. In het volgende<br />

seizoen ontwikkelen zich de stengels, die zich veelal direct<br />

boven de bladrozet vertakken. Aan de basis zijn ze bezet<br />

met zittende lancetvormige bladeren met een gave rand.<br />

Het bebladerde deel van de stengel en ook de bladeren zelf<br />

zijn behaard; verder is de plant kaal.<br />

Hemelsblauwe bloemen<br />

Van juni tot augustus tooit het Zandblauwtje zich met hemelsblauwe<br />

bloemen. Een heel enkele keer kunnen we een plant<br />

met witte bloemen aantreffen. De bloemen staan in hoofdjes<br />

op de hoofd- en zijstengels. De hoofdjes op de zijstengels<br />

bevatten aanmerkelijk minder bloemen. Onderaan een hoofdje<br />

staan een of meer kransen van omwindselbladen, de buitenste<br />

vierkant van vorm, de binnenste langwerpig. De bloemen in<br />

het hoofdje zijn kortgesteeld. De kelk is klokvormig en heeft<br />

langs de rand vijf lange, smalle slippen. Het klokvormige deel<br />

is met het onderstandige vruchtbeginsel vergroeid.<br />

De kroon bestaat uit vijf smalle slippen, die in de knop nog<br />

met elkaar vergroeid zijn. Bij het opengaan van de bloem<br />

wijken ze van onder naar boven uit elkaar. Afwisselend met de<br />

kroonslippen staan vijf meeldraden. De helmknoppen zijn aan<br />

hun bases met elkaar verkleefd. In het knopstadium vormen<br />

ze een kokertje. Tussen de helmknoppen staat de nog niet<br />

uitgegroeide stijl, waarvan het uiteinde harig en knotsvormig<br />

verdikt is.<br />

De bloemen zijn proterandrisch. Al in het knopstadium gaan<br />

de helmhokken aan de naar binnen gerichte zijde open en<br />

komt al het stuifmeel in de beharing van de stijl terecht.<br />

Als een bloem open gaat, zijn de meeldraden al gedeeltelijk<br />

verdord en is de stijl uitgegroeid. Het harige uiteinde is dik<br />

bepoederd met stuifmeel, zodat dit makkelijk door bezoekende<br />

insecten kan worden meegenomen. In een later stadium<br />

worden de stempels rijp om stuifmeel te ontvangen. Ze blijven<br />

tegen elkaar staan en wijken niet uiteen zoals bij andere soorten<br />

van de familie.<br />

Bijenbezoek<br />

Honingbijen weten verspreid staande zandblauwtjes moeiteloos<br />

te vinden. Dat het Zandblauwtje langdurige droge perioden<br />

kan doorstaan is ook aan het bijenbezoek af te lezen. In droge<br />

zomers, als andere bijenplanten het laten afweten, is er op de<br />

bloemen van het Zandblauwtje nog nectar te halen. Die wordt<br />

afgescheiden aan de bovenzijde van het vruchtbeginsel.<br />

De bloemkroon is diep gespleten, zodat het nectar puren geen<br />

probleem is voor de bijen. De bloemen zijn prima stuifmeelleveranciers.<br />

In een honing van de Boschplaat op Terschelling<br />

trof ik 30% stuifmeel van het Zandblauwtje aan. De stuifmeelklompjes<br />

zijn roodachtig paars.<br />

Verspreiding<br />

In het vruchtbeginsel wordt een groot aantal kleine glanzendbruine<br />

zaden gevormd. De doosvrucht gaat aan de bovenzijde<br />

met twee kleppen open. Het zaad wordt uit de vruchten weggeslingerd<br />

als het vruchthoofdje in beweging wordt gebracht.<br />

plaat 208. Zandblauwtje<br />

A deel van bloeiende plant; B bloemknop; C doorsnede bloemknop<br />

met meeldraden en stijl; D bloem; E doorsnede bloem in vrouwelijk<br />

stadium; F stuifmeelkorrel (triporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal<br />

aanzicht; G rijpende doosvrucht; H zaad.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!