Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

436 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

klokjesfamilie 437 Kruipklokje (Campanula poscharskyana) Het geslacht Klokje (Campanula) van de Klokjesfamilie (Campanulaceae) telt ongeveer 300 soorten, die inheems zijn in de gematigde streken van het noordelijk halfrond. De meeste soorten komen voor in het Middellandse-Zeegebied en in tropische bergstreken. Het Kruipklokje is inheems in Dalmatië, maar is in ons land goed winterhard. Het werd pas beschreven in 1908, op basis van een plant die in 1895 werd verzameld door G.A. Poscharsky. Violetblauwe klokjes Het Kruipklokje is overblijvend. De plant vormt een dichte zode van stengels met wortelstandige bladeren. Hieruit komen liggende bloeistengels, die tot een halve meter omhoog kunnen groeien tegen naburige planten en struikjes. Het Kruipklokje bloeit in juni en juli. Aan de bloeistengels vormt zich een groot aantal klokvormige bloemen. De kroon bestaat uit vijf violetblauwe lobben die aan de basis vergroeid zijn tot een witte buis. De meeldraden staan afwisselend met de lobben. De helmdraden zijn aan de basis sterk verbreed. Samen vormen die verbredingen een koepel boven het nectarium, dat als een discus op het vruchtbeginsel rond de stijl ligt. De kelk is grotendeels vergroeid met het onderstandige vruchtbeginsel en heeft vijf afstaande slippen. Stuifmeeloverdracht Het vrijkomen van stuifmeel is karakteristiek voor de familie. In het knopstadium van de bloem staan de helmknoppen tegen de stijl, die aan het boveneinde dicht behaard is. Even voor het opengaan van de bloem gaan de helmhokken open en komt het stuifmeel in de beharing van de stijl terecht. Als de bloem opengaat is er van de meeldraden niet veel meer te zien; ze zijn verdord en alleen de verbredingen boven het nectarium zijn nog in tact. Bijen moeten dan ook moeite doen om bij de nectar te komen, want ze moeten met hun tong tussen de verbredingen door, die bovendien nog langs de rand behaard zijn. Tegelijk met het nectar puren komt de bij in aanraking met het stuifmeel op de stijl. Een paar dagen na het opengaan van de bloem wijken de drie stempellobben uiteen en zijn ze gereed voor het ontvangen van stuifmeel. Als bestuiving door insecten achterwege blijft, krommen de stempellobben zich en komen zo in aanraking met op de stijl achtergebleven stuifmeel, met zelfbestuiving als resultaat. Altijd bijenbezoek Wie in zijn tuin wil genieten van druk bijenbezoek moet beslist het Kruipklokje op zijn verlanglijstje zetten. Van vroeg in de morgen tot laat in de avond zijn er steeds nectar purende honingbijen aanwezig. Voor de tuin Het Kruipklokje leent zich heel goed voor de tuin. Het is niet veeleisend en gedijt zowel in de volle zon als in de halfschaduw. Wanneer direct na de bloei de bloeistengels worden verwijderd, dient zich nog wel eens een tweede bloei aan, maar die is lang niet zo uitbundig als de eerste. Vermeerdering Normaal vermeerdert de plant zich door de vorming van zaad. Als het zaad rijp is en de doosvrucht verdroogt, ontstaat in de vruchtwand op drie plaatsen een gaatje. Bij beweging van de vruchten door bijvoorbeeld de wind, worden de zaden via de gaatjes uitgestrooid. De plant kan ook worden vermeerderd door scheuren in het najaar of het voorjaar. plaat 206. Kruipklokje A bloeistengel; B wortelblad; C opengemaakte bloemknop met stamper en deel van de meeldraden; D meeldraad; E stuifmeelkorrel (tetraporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; F stamper; G doosvrucht met strooigaatjes; H zaad.

klokjesfamilie 437<br />

Kruipklokje (Campanula poscharskyana)<br />

Het geslacht Klokje (Campanula) van de Klokjesfamilie<br />

(Campanulaceae) telt ongeveer 300 soorten, die inheems zijn<br />

in de gematigde streken van het noordelijk halfrond.<br />

De meeste soorten komen voor in het Middellandse-Zeegebied<br />

en in tropische bergstreken. Het Kruipklokje is<br />

inheems in Dalmatië, maar is in ons land goed winterhard.<br />

Het werd pas beschreven in 1908, op basis van een plant die<br />

in 1895 werd verzameld door G.A. Poscharsky.<br />

Violetblauwe klokjes<br />

Het Kruipklokje is overblijvend. De plant vormt een dichte<br />

zode van stengels met wortelstandige bladeren. Hieruit komen<br />

liggende bloeistengels, die tot een halve meter omhoog kunnen<br />

groeien tegen naburige planten en struikjes.<br />

Het Kruipklokje bloeit in juni en juli. Aan de bloeistengels<br />

vormt zich een groot aantal klokvormige bloemen. De kroon<br />

bestaat uit vijf violetblauwe lobben die aan de basis vergroeid<br />

zijn tot een witte buis. De meeldraden staan afwisselend met<br />

de lobben. De helmdraden zijn aan de basis sterk verbreed.<br />

Samen vormen die verbredingen een koepel boven het<br />

nectarium, dat als een discus op het vruchtbeginsel rond de<br />

stijl ligt. De kelk is grotendeels vergroeid met het onderstandige<br />

vruchtbeginsel en heeft vijf afstaande slippen.<br />

Stuifmeeloverdracht<br />

Het vrijkomen van stuifmeel is karakteristiek voor de familie.<br />

In het knopstadium van de bloem staan de helmknoppen<br />

tegen de stijl, die aan het boveneinde dicht behaard is.<br />

Even voor het opengaan van de bloem gaan de helmhokken<br />

open en komt het stuifmeel in de beharing van de stijl terecht.<br />

Als de bloem opengaat is er van de meeldraden niet veel meer<br />

te zien; ze zijn verdord en alleen de verbredingen boven het<br />

nectarium zijn nog in tact. Bijen moeten dan ook moeite doen<br />

om bij de nectar te komen, want ze moeten met hun tong<br />

tussen de verbredingen door, die bovendien nog langs de rand<br />

behaard zijn. Tegelijk met het nectar puren komt de bij in<br />

aanraking met het stuifmeel op de stijl. Een paar dagen na het<br />

opengaan van de bloem wijken de drie stempellobben uiteen<br />

en zijn ze gereed voor het ontvangen van stuifmeel.<br />

Als bestuiving door insecten achterwege blijft, krommen de<br />

stempellobben zich en komen zo in aanraking met op de stijl<br />

achtergebleven stuifmeel, met zelfbestuiving als resultaat.<br />

Altijd bijenbezoek<br />

Wie in zijn tuin wil genieten van druk bijenbezoek moet<br />

beslist het Kruipklokje op zijn verlanglijstje zetten. Van vroeg<br />

in de morgen tot laat in de avond zijn er steeds nectar purende<br />

honingbijen aanwezig.<br />

Voor de tuin<br />

Het Kruipklokje leent zich heel goed voor de tuin. Het is niet<br />

veeleisend en gedijt zowel in de volle zon als in de halfschaduw.<br />

Wanneer direct na de bloei de bloeistengels worden verwijderd,<br />

dient zich nog wel eens een tweede bloei aan, maar die is lang<br />

niet zo uitbundig als de eerste.<br />

Vermeerdering<br />

Normaal vermeerdert de plant zich door de vorming van zaad.<br />

Als het zaad rijp is en de doosvrucht verdroogt, ontstaat in de<br />

vruchtwand op drie plaatsen een gaatje. Bij beweging van de<br />

vruchten door bijvoorbeeld de wind, worden de zaden via de<br />

gaatjes uitgestrooid. De plant kan ook worden vermeerderd<br />

door scheuren in het najaar of het voorjaar.<br />

plaat 206. Kruipklokje<br />

A bloeistengel; B wortelblad; C opengemaakte bloemknop met<br />

stamper en deel van de meeldraden; D meeldraad; E stuifmeelkorrel<br />

(tetraporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; F stamper;<br />

G doosvrucht met strooigaatjes; H zaad.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!