Bijenplanten_web
398 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen
schermbloemenfamilie 399 Dille (Anethum graveolens) Dille behoort tot de Schermbloemenfamilie (Apiaceae) en is een van de twee soorten van het geslacht Anethum. De soort komt vermoedelijk uit het zuidwesten en zuiden van Azië. In de loop der tijden heeft zij zich over een groot deel van Europa verspreid. Dille is in cultuur als keukenkruid, als snijbloem en voor de zaden. Lijnvormige blaadjes Dille is een eenjarige soort met een 30 tot 130 centimeter lange holle stengel die over de volledige lengte met bladeren is bezet. In de bovenste bladoksels kunnen zijstengels tot ontwikkeling komen. De bladeren hebben een fijn en teer uiterlijk. Ze bestaan uit een bladschede, een bladsteel en een dubbel samengestelde bladschijf met lijnvormige slippen. Zowel de hoofdstengel als de zijstengels dragen een bloeiwijze in de vorm van een samengesteld scherm. Omwindselbladen, aan de voet van de schermtakken, en omwindselblaadjes, aan de voet van de schermpjes, ontbreken. Eén groot scherm bevat 15 tot 40 schermpjes. Kleine bloemen De bloemen zijn voor het merendeel tweeslachtig. Afhankelijk van het soort scherm, aan hoofdstengel of zijstengel, kan ook een aantal meeldraadbloemen aanwezig zijn, waarvan het vruchtbeginsel niet volledig tot ontwikkeling is gekomen. De bloemen zijn erg klein. Ze hebben een onderstandig vruchtbeginsel dat door de bekervormig uitgegroeide bloemas wordt omsloten. De vruchtbladen zijn daar met de rugzijde mee vergroeid. Langs de rand van het vruchtbeginsel staan vijf gele kroonbladen met daartussen de meeldraden. De kroonbladen zijn alle even groot, ook die van de bloemen langs de rand van het scherm. Ze hebben een korte nagel en een naar binnen omgebogen plaat. De middennerf is aan de binnenzijde verhoogd en vormt in het knopstadium een schotje tussen de twee aangrenzende helmknoppen. Ze worden dan voor een groot deel door de kroonbladen omsloten. Later strekken de omgebogen helmdraden zich en komt het stuifmeel vrij. De kroonbladen blijven dan nog in hun oorspronkelijke ge bogen toestand. Tijdens de bloei groeien de beide stijlen verder uit en wijken uit elkaar. Aan de basis zijn de stijlen sterk kussenvormig verbreed en bedekken het vruchtbeginsel geheel. Op deze verbreding, ook wel stylopodium genoemd, liggen de nectariën. Voor insecten met een korte tong zijn deze dus makkelijk bereikbaar, maar er wordt maar weinig nectar afgescheiden. Het stuifmeel is geel. De korrels zijn in equatoriaal aanzicht ellipsvormig en in polair aanzicht driehoekig. De korrelwand tussen de kiemopeningen relatief dik. Sterke geur Bijen die op Dille vliegen hoeven niet veel moeite de doen om de planten te vinden. Niet omdat de bloemen zo opvallen, maar omdat de plant een sterke geur afgeeft. De soortnaam duidt hier al op: graveolens is afgeleid van het Latijnse grave (zwaar, sterk) en olere (rieken). Deelvruchten De vrucht is een splitvrucht die in twee delen uiteenvalt. Elke deelvrucht bevat één zaad, dat met de vrucht is vergroeid. Als de deelvruchten van elkaar loskomen, blijven ze nog met de bloemsteel verbonden door een dun steeltje aan de bovenzijde. plaat 187. Dille A deel van bloeiende plant; B bloem in knopstadium; C tweeslachtige bloem; D kroonblad; E meeldraad; F stuifmeelkorrel (tricolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht (focus in en onder tectum), 3 korreloppervlak; G stamper; H vrucht.
- Page 350 and 351: 348 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 352 and 353: 350 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 354 and 355: 352 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 356 and 357: 354 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 358 and 359: 356 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 360 and 361: 358 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 362 and 363: 360 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 364 and 365: 362 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 366 and 367: 364 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 368 and 369: 366 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 370 and 371: 368 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 372 and 373: 370 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 374 and 375: 372 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 376 and 377: 374 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 378 and 379: 376 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 380 and 381: 378 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 382 and 383: 380 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 384 and 385: 382 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 386 and 387: 384 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 388 and 389: 386 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 390 and 391: 388 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 392 and 393: 390 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 394 and 395: 392 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 396 and 397: 394 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 398 and 399: 396 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 402 and 403: 400 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 404 and 405: 402 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 406 and 407: 404 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 408 and 409: 406 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 410 and 411: 408 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 412 and 413: 410 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 414 and 415: 412 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 416 and 417: 414 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 418 and 419: 416 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 420 and 421: 418 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 422 and 423: 420 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 424 and 425: 422 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 426 and 427: 424 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 428 and 429: 426 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 430 and 431: 428 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 432 and 433: 430 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 434 and 435: 432 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 436 and 437: 434 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 438 and 439: 436 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 440 and 441: 438 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 442 and 443: 440 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 444 and 445: 442 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 446 and 447: 444 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 448 and 449: 446 bijenplanten: nectar en stuifme
schermbloemenfamilie 399<br />
Dille (Anethum graveolens)<br />
Dille behoort tot de Schermbloemenfamilie (Apiaceae) en is<br />
een van de twee soorten van het geslacht Anethum. De soort<br />
komt vermoedelijk uit het zuidwesten en zuiden van Azië.<br />
In de loop der tijden heeft zij zich over een groot deel van<br />
Europa verspreid. Dille is in cultuur als keukenkruid, als<br />
snijbloem en voor de zaden.<br />
Lijnvormige blaadjes<br />
Dille is een eenjarige soort met een 30 tot 130 centimeter<br />
lange holle stengel die over de volledige lengte met bladeren<br />
is bezet. In de bovenste bladoksels kunnen zijstengels tot<br />
ontwikkeling komen. De bladeren hebben een fijn en teer uiterlijk.<br />
Ze bestaan uit een bladschede, een bladsteel en een<br />
dubbel samengestelde bladschijf met lijnvormige slippen.<br />
Zowel de hoofdstengel als de zijstengels dragen een bloeiwijze<br />
in de vorm van een samengesteld scherm. Omwindselbladen,<br />
aan de voet van de schermtakken, en omwindselblaadjes, aan<br />
de voet van de schermpjes, ontbreken. Eén groot scherm bevat<br />
15 tot 40 schermpjes.<br />
Kleine bloemen<br />
De bloemen zijn voor het merendeel tweeslachtig. Afhankelijk<br />
van het soort scherm, aan hoofdstengel of zijstengel, kan ook<br />
een aantal meeldraadbloemen aanwezig zijn, waarvan het<br />
vruchtbeginsel niet volledig tot ontwikkeling is gekomen.<br />
De bloemen zijn erg klein. Ze hebben een onderstandig<br />
vruchtbeginsel dat door de bekervormig uitgegroeide bloemas<br />
wordt omsloten. De vruchtbladen zijn daar met de rugzijde<br />
mee vergroeid. Langs de rand van het vruchtbeginsel staan vijf<br />
gele kroonbladen met daartussen de meeldraden. De kroonbladen<br />
zijn alle even groot, ook die van de bloemen langs de<br />
rand van het scherm. Ze hebben een korte nagel en een naar<br />
binnen omgebogen plaat. De middennerf is aan de binnenzijde<br />
verhoogd en vormt in het knopstadium een schotje tussen<br />
de twee aangrenzende helmknoppen. Ze worden dan voor een<br />
groot deel door de kroonbladen omsloten. Later strekken de<br />
omgebogen helmdraden zich en komt het stuifmeel vrij.<br />
De kroonbladen blijven dan nog in hun oorspronkelijke<br />
ge bogen toestand. Tijdens de bloei groeien de beide stijlen<br />
verder uit en wijken uit elkaar. Aan de basis zijn de stijlen<br />
sterk kussenvormig verbreed en bedekken het vruchtbeginsel<br />
geheel. Op deze verbreding, ook wel stylopodium genoemd,<br />
liggen de nectariën. Voor insecten met een korte tong zijn<br />
deze dus makkelijk bereikbaar, maar er wordt maar weinig<br />
nectar afgescheiden. Het stuifmeel is geel. De korrels zijn<br />
in equatoriaal aanzicht ellipsvormig en in polair aanzicht<br />
driehoekig. De korrelwand tussen de kiemopeningen relatief<br />
dik.<br />
Sterke geur<br />
Bijen die op Dille vliegen hoeven niet veel moeite de doen<br />
om de planten te vinden. Niet omdat de bloemen zo opvallen,<br />
maar omdat de plant een sterke geur afgeeft. De soortnaam<br />
duidt hier al op: graveolens is afgeleid van het Latijnse grave<br />
(zwaar, sterk) en olere (rieken).<br />
Deelvruchten<br />
De vrucht is een splitvrucht die in twee delen uiteenvalt.<br />
Elke deelvrucht bevat één zaad, dat met de vrucht is vergroeid.<br />
Als de deelvruchten van elkaar loskomen, blijven ze nog met<br />
de bloemsteel verbonden door een dun steeltje aan de<br />
bovenzijde.<br />
plaat 187. Dille<br />
A deel van bloeiende plant; B bloem in knopstadium; C tweeslachtige<br />
bloem; D kroonblad; E meeldraad; F stuifmeelkorrel (tricolporaat):<br />
1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht (focus in en onder tectum),<br />
3 korreloppervlak; G stamper; H vrucht.