Bijenplanten_web
394 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen
klimopfamilie 395 Klimop (Hedera helix) Klimop behoort tot de Klimopfamilie (Araliaceae). De soort komt algemeen in ons land voor en stelt geen specifieke eisen aan de bodemgesteldheid. Drie soorten takken Klimop is een groenblijvend houtgewas met kruipende, klimmende takken en bloeitakken. Als kruipende takken tegen een min of meer verticaal substraat groeien, vormen zich opeen staande hechtwortels en worden het klimtakken. Onder gunstige omstandigheden kunnen deze wel 20 meter lang worden. Bij oude planten vormen zich aan de uiteinden takken zonder hechtwortels, waaraan zich de bloemen vormen. Voorwaarde voor het vormen van bloeitakken is dat er voldoende licht is. Takken en bladeren zijn dicht bezet met sterharen. De bladvorm is variabel. Aan de kruipende en klimmende takken zijn de bladeren drie- tot vijflobbig, met een hart vormige voet. Aan de bloeitakken zijn ze eivormig en hebben een toegespitste punt. Alle bladeren voelen leerachtig aan en hebben een glanzende bovenzijde. hokken open en komt het stuifmeel vrij, daarna zijn de stempels rijp om stuifmeel te ontvangen. Insectenbezoek De Klimop behoort tot de allerlaatste soorten waar honingbijen nog terecht kunnen voor nectar en stuifmeel voordat ze aan hun winterzit moeten beginnen. De bloemen worden bezocht door honingbijen, wilde bijen en wespen. De Klimopbij (Colletus hederae) is een monolectische wilde bij, die uitsluitend op de Klimop vliegt. Stuifmeel wordt door honingbijen verzameld in lichtbruine klompjes. Pas open bloemen worden druk bezocht. Ze bewerken de helmknoppen met hun monddelen om zo veel mogelijk stuifmeel in hun beharing te kunnen verzamelen. Het stuifmeel is rijk aan eiwitten. Door de open ligging is de nectar gemakkelijk bereikbaar. Het suikergehalte van de nectar is 13 tot 16%. Het gehalte aan glucose in de nectar is groter dan dat van de saccharose en fructose. Dit heeft tot gevolg dat de honing snel kristalliseert en hard wordt. In de winter kan dat een ongunstige invloed hebben, omdat dergelijke honing moeilijk door de bijen is op te nemen. Vermeerdering Klimop vermeerdert zich door zaad en vegetatief door de vorming van wortels aan de kruipende takken. De blauwzwarte besachtige steenvruchten bevatten 3 tot 5 zaden en rijpen in de winter. In het voorjaar worden ze door spreeuwen en lijsters gegeten. Bloeiende struiken Wanneer bloeitakken worden gestekt, resulteert dit meestal in struiken die alleen uit bloeitakken bestaan. Deze zogenoemde Hedera helix arborea wordt tot groot genoegen van de stadsimker veel aangeplant in gemeentelijke plantsoenen. Bloemen in schermen Klimop bloeit van september tot in november. De bloemen staan in afgeplatte bolvormige schermen die op hun beurt in een trosvormige bloeiwijze staan. De ongeveer anderhalve centimeter lange bloemstelen zijn ook met sterharen bezet. De tweeslachtige bloemen zijn vijftallig en hebben een onderstandig vruchtbeginsel. Aan de rand daarvan staat een korte kelkzoom met kleine driehoekige kelkslippen. De omlaag gebogen groene kroonbladen zijn vlezig. De meeldraden staan afwisselend met de kroonbladen. Op het vruchtbeginsel ligt een kussenvormige discus, die een verbreding van de stijl is. Het rest van de stijl is kegelvormig, met aan het uiteinde de met elkaar verbonden stempels. Op de discus zijn de nectariën gelegen. De bloemen zijn proterandrisch: eerst gaan de helmplaat 185. Klimop A tak met hechtwortels en bladeren; B bloeiwijze; C blad van bloeitak; D bloem; E meeldraad; F stuifmeelkorrel (tricolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht, 3 korreloppervlak (focus boven en onder tectum); G vruchten; H zaad; I kiemplant.
- Page 346 and 347: 344 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 348 and 349: 346 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 350 and 351: 348 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 352 and 353: 350 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 354 and 355: 352 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 356 and 357: 354 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 358 and 359: 356 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 360 and 361: 358 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 362 and 363: 360 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 364 and 365: 362 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 366 and 367: 364 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 368 and 369: 366 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 370 and 371: 368 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 372 and 373: 370 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 374 and 375: 372 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 376 and 377: 374 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 378 and 379: 376 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 380 and 381: 378 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 382 and 383: 380 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 384 and 385: 382 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 386 and 387: 384 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 388 and 389: 386 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 390 and 391: 388 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 392 and 393: 390 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 394 and 395: 392 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 398 and 399: 396 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 400 and 401: 398 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 402 and 403: 400 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 404 and 405: 402 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 406 and 407: 404 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 408 and 409: 406 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 410 and 411: 408 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 412 and 413: 410 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 414 and 415: 412 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 416 and 417: 414 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 418 and 419: 416 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 420 and 421: 418 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 422 and 423: 420 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 424 and 425: 422 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 426 and 427: 424 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 428 and 429: 426 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 430 and 431: 428 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 432 and 433: 430 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 434 and 435: 432 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 436 and 437: 434 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 438 and 439: 436 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 440 and 441: 438 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 442 and 443: 440 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 444 and 445: 442 bijenplanten: nectar en stuifme
klimopfamilie 395<br />
Klimop (Hedera helix)<br />
Klimop behoort tot de Klimopfamilie (Araliaceae). De soort<br />
komt algemeen in ons land voor en stelt geen specifieke eisen<br />
aan de bodemgesteldheid.<br />
Drie soorten takken<br />
Klimop is een groenblijvend houtgewas met kruipende,<br />
klimmende takken en bloeitakken. Als kruipende takken<br />
tegen een min of meer verticaal substraat groeien, vormen zich<br />
opeen staande hechtwortels en worden het klimtakken.<br />
Onder gunstige omstandigheden kunnen deze wel 20 meter<br />
lang worden. Bij oude planten vormen zich aan de uiteinden<br />
takken zonder hechtwortels, waaraan zich de bloemen vormen.<br />
Voorwaarde voor het vormen van bloeitakken is dat er voldoende<br />
licht is. Takken en bladeren zijn dicht bezet met sterharen.<br />
De bladvorm is variabel. Aan de kruipende en klimmende<br />
takken zijn de bladeren drie- tot vijflobbig, met een<br />
hart vormige voet. Aan de bloeitakken zijn ze eivormig en<br />
hebben een toegespitste punt. Alle bladeren voelen leerachtig<br />
aan en hebben een glanzende bovenzijde.<br />
hokken open en komt het stuifmeel vrij, daarna zijn de<br />
stempels rijp om stuifmeel te ontvangen.<br />
Insectenbezoek<br />
De Klimop behoort tot de allerlaatste soorten waar honingbijen<br />
nog terecht kunnen voor nectar en stuifmeel voordat ze<br />
aan hun winterzit moeten beginnen. De bloemen worden<br />
bezocht door honingbijen, wilde bijen en wespen. De Klimopbij<br />
(Colletus hederae) is een monolectische wilde bij, die<br />
uitsluitend op de Klimop vliegt. Stuifmeel wordt door honingbijen<br />
verzameld in lichtbruine klompjes. Pas open bloemen<br />
worden druk bezocht. Ze bewerken de helmknoppen met hun<br />
monddelen om zo veel mogelijk stuifmeel in hun beharing te<br />
kunnen verzamelen. Het stuifmeel is rijk aan eiwitten. Door<br />
de open ligging is de nectar gemakkelijk bereikbaar. Het suikergehalte<br />
van de nectar is 13 tot 16%. Het gehalte aan glucose<br />
in de nectar is groter dan dat van de saccharose en fructose.<br />
Dit heeft tot gevolg dat de honing snel kristalliseert en hard<br />
wordt. In de winter kan dat een ongunstige invloed hebben,<br />
omdat dergelijke honing moeilijk door de bijen is op te nemen.<br />
Vermeerdering<br />
Klimop vermeerdert zich door zaad en vegetatief door de<br />
vorming van wortels aan de kruipende takken. De blauwzwarte<br />
besachtige steenvruchten bevatten 3 tot 5 zaden en<br />
rijpen in de winter. In het voorjaar worden ze door spreeuwen<br />
en lijsters gegeten.<br />
Bloeiende struiken<br />
Wanneer bloeitakken worden gestekt, resulteert dit meestal in<br />
struiken die alleen uit bloeitakken bestaan. Deze zogenoemde<br />
Hedera helix arborea wordt tot groot genoegen van de stadsimker<br />
veel aangeplant in gemeentelijke plantsoenen.<br />
Bloemen in schermen<br />
Klimop bloeit van september tot in november. De bloemen<br />
staan in afgeplatte bolvormige schermen die op hun beurt<br />
in een trosvormige bloeiwijze staan. De ongeveer anderhalve<br />
centimeter lange bloemstelen zijn ook met sterharen bezet.<br />
De tweeslachtige bloemen zijn vijftallig en hebben een onderstandig<br />
vruchtbeginsel. Aan de rand daarvan staat een korte<br />
kelkzoom met kleine driehoekige kelkslippen. De omlaag<br />
gebogen groene kroonbladen zijn vlezig. De meeldraden staan<br />
afwisselend met de kroonbladen. Op het vruchtbeginsel ligt<br />
een kussenvormige discus, die een verbreding van de stijl is.<br />
Het rest van de stijl is kegelvormig, met aan het uiteinde de<br />
met elkaar verbonden stempels. Op de discus zijn de nectariën<br />
gelegen. De bloemen zijn proterandrisch: eerst gaan de helmplaat<br />
185. Klimop<br />
A tak met hechtwortels en bladeren; B bloeiwijze; C blad van bloeitak;<br />
D bloem; E meeldraad; F stuifmeelkorrel (tricolporaat): 1 polair<br />
aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht, 3 korreloppervlak (focus boven en<br />
onder tectum); G vruchten; H zaad; I kiemplant.