Bijenplanten_web
382 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen
emraapfamilie 383 Rode ogentroost (Odontitus vernus) Rode ogentroost (= subsp. serotina) behoort tot het geslacht Helmogentroost (Odontites) van de Bremraapfamilie (Orobanchaceae). Al naar gelang de opvattingen telt dit 20 tot 40 soorten, waarvan de meeste voorkomen in het Middellandse-Zeegebied. In ons land groeit de Rode ogentroost voornamelijk in Zuid-Limburg, Zeeland, het rivierengebied en op de Waddeneilanden. Op de Boschplaat op Terschelling trof ik de soort massaal aan op achterduinse strandvlakten, op plaatsen boven het gemiddeld hoogwater. Zij maakt daar een belangrijk deel uit van de bijenweide. De ondersoort vernus (Akkerogentroost) is een zeer zeldzame akkerplant. Halfparasiet Rode ogentroost is een eenjarige halfparasiet. Een halfparasiet heeft wel bladgroen maar onttrekt zijn minerale voeding geheel of gedeeltelijk aan andere planten. In het begin van de ontwikkeling vormen zich gewoon wortels. Maar zodra deze in aanraking komen met andere planten, vormen zich een soort zuignapjes die zich vasthechten aan hun wortels. Het xyleem van beide wortelstelsels vormt een directe verbinding, zodat voedingsstoffen direct aan de gastplant kunnen worden onttrokken. Voor het geval er geen gastheerplanten in de directe omgeving staan, gaan kiemplanten van de Rode ogentroost op elkaar parasiteren en zijn de sterkste in staat om in beperkte mate bloemen en zaad te vormen. Je zou dit een vorm van kannibalisme kunnen noemen. Uit een Fins onderzoek naar de relatie tussen de Rode ogentroost en de gastheerplanten is gebleken dat zich een groot aantal soorten daartoe leent. Voorts bleek dat de soort zich qua ontwikkeling aanpast bij de gastplant. Mooie landingsplaats voor insecten Rode ogentroost heeft een stevige rechtopstaande centrale stengel met kruisgewijs tegenoverstaande vertakkingen. De soort bloeit van juli tot oktober. De bloemen staan in aarvormige trossen. Op iedere knoop staat een schutblad met een of twee naar één zijde gerichte bloemen. De donkerrode, aanliggend behaarde kelk heeft een klokvormige buis met vier driehoekige kelktanden. Voor de bezoekende insecten biedt de rozerode kroon een geschikte landingsplaats: de brede drielobbige onderlip. De bovenlip van de kroon omsluit voor een deel de vier meeldraden en de stamper. De bloemen zijn proterogyn: de stempel is rijp voordat de helmknoppen opengaan en het stuifmeel vrijkomt; daar zitten twee dagen tussen. Al in het knopstadium steekt de stempel naar buiten. De plaats van de stempel in de open bloem kan binnen een plant variëren. De stempel kan na de volledige ontwikkeling van de bloem verder reiken dan de bovenlip, maar kan ook halverwege de helmdraden naar voren komen. In beide gevallen wordt zelfbestuiving bemoeilijkt. De stempel kan echter ook zo geplaatst zijn dat zelfbestuiving bijna onvermijdelijk wordt. Bijenbezoek Honingbijen verzamelen nectar van onder naar boven in een bloeiwijze. Als ze op de onderlip landen, komen ze met hun kop en rugzijde in aanraking met stuifmeel of een stempel en leveren zo een bijdrage aan de bestuiving. Het nectarium ligt als een kussenvormige verdikking aan de voorzijde onderaan het vruchtbeginsel en is dus makkelijk bereikbaar. Niet alleen honingbijen bezoeken de Rode ogentroost. In het zuidoosten van ons land is de Ogentroostbij (Melitta tricinta) op de planten te vinden. Deze oligolectische bij bezoekt uitsluitend soorten van het geslacht Helmogentroost. Vermeerdering Rode ogentroost vermeerdert zich alleen door de vorming van zaad. De vrucht is een doosvrucht die bij droog weer met twee kleppen opent. Als een open vrucht vochtig wordt, sluiten de kleppen zich weer. De zaden worden bij het heen en weer schudden van de plant verspreid. plaat 179. Rode ogentroost A deel van bloeiende plant; B bloemknop; C bloem; D meeldraad: 1 van binnen, 2 van opzij; E stuifmeelkorrel (tricolpaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; F stamper; G vrucht; H zaad.
- Page 334 and 335: 332 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 336 and 337: 334 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 338 and 339: 336 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 340 and 341: 338 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 342 and 343: 340 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 344 and 345: 342 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 346 and 347: 344 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 348 and 349: 346 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 350 and 351: 348 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 352 and 353: 350 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 354 and 355: 352 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 356 and 357: 354 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 358 and 359: 356 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 360 and 361: 358 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 362 and 363: 360 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 364 and 365: 362 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 366 and 367: 364 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 368 and 369: 366 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 370 and 371: 368 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 372 and 373: 370 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 374 and 375: 372 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 376 and 377: 374 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 378 and 379: 376 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 380 and 381: 378 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 382 and 383: 380 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 386 and 387: 384 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 388 and 389: 386 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 390 and 391: 388 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 392 and 393: 390 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 394 and 395: 392 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 396 and 397: 394 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 398 and 399: 396 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 400 and 401: 398 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 402 and 403: 400 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 404 and 405: 402 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 406 and 407: 404 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 408 and 409: 406 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 410 and 411: 408 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 412 and 413: 410 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 414 and 415: 412 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 416 and 417: 414 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 418 and 419: 416 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 420 and 421: 418 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 422 and 423: 420 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 424 and 425: 422 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 426 and 427: 424 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 428 and 429: 426 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 430 and 431: 428 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 432 and 433: 430 bijenplanten: nectar en stuifme
emraapfamilie 383<br />
Rode ogentroost (Odontitus vernus)<br />
Rode ogentroost (= subsp. serotina) behoort tot het geslacht<br />
Helmogentroost (Odontites) van de Bremraapfamilie<br />
(Orobanchaceae). Al naar gelang de opvattingen telt dit<br />
20 tot 40 soorten, waarvan de meeste voorkomen in het<br />
Middellandse-Zeegebied. In ons land groeit de Rode ogentroost<br />
voornamelijk in Zuid-Limburg, Zeeland, het rivierengebied<br />
en op de Waddeneilanden. Op de Boschplaat op<br />
Terschelling trof ik de soort massaal aan op achterduinse<br />
strandvlakten, op plaatsen boven het gemiddeld hoogwater.<br />
Zij maakt daar een belangrijk deel uit van de bijenweide.<br />
De ondersoort vernus (Akkerogentroost) is een zeer zeldzame<br />
akkerplant.<br />
Halfparasiet<br />
Rode ogentroost is een eenjarige halfparasiet. Een halfparasiet<br />
heeft wel bladgroen maar onttrekt zijn minerale voeding<br />
geheel of gedeeltelijk aan andere planten. In het begin van de<br />
ontwikkeling vormen zich gewoon wortels. Maar zodra deze<br />
in aanraking komen met andere planten, vormen zich een soort<br />
zuignapjes die zich vasthechten aan hun wortels. Het xyleem<br />
van beide wortelstelsels vormt een directe verbinding, zodat<br />
voedingsstoffen direct aan de gastplant kunnen worden onttrokken.<br />
Voor het geval er geen gastheerplanten in de directe<br />
omgeving staan, gaan kiemplanten van de Rode ogentroost op<br />
elkaar parasiteren en zijn de sterkste in staat om in beperkte<br />
mate bloemen en zaad te vormen. Je zou dit een vorm van<br />
kannibalisme kunnen noemen. Uit een Fins onderzoek naar<br />
de relatie tussen de Rode ogentroost en de gastheerplanten<br />
is gebleken dat zich een groot aantal soorten daartoe leent.<br />
Voorts bleek dat de soort zich qua ontwikkeling aanpast bij de<br />
gastplant.<br />
Mooie landingsplaats voor insecten<br />
Rode ogentroost heeft een stevige rechtopstaande centrale<br />
stengel met kruisgewijs tegenoverstaande vertakkingen.<br />
De soort bloeit van juli tot oktober. De bloemen staan in<br />
aarvormige trossen. Op iedere knoop staat een schutblad met<br />
een of twee naar één zijde gerichte bloemen. De donkerrode,<br />
aanliggend behaarde kelk heeft een klokvormige buis met vier<br />
driehoekige kelktanden. Voor de bezoekende insecten biedt de<br />
rozerode kroon een geschikte landingsplaats: de brede drielobbige<br />
onderlip. De bovenlip van de kroon omsluit voor een<br />
deel de vier meeldraden en de stamper.<br />
De bloemen zijn proterogyn: de stempel is rijp voordat de<br />
helmknoppen opengaan en het stuifmeel vrijkomt; daar zitten<br />
twee dagen tussen. Al in het knopstadium steekt de stempel<br />
naar buiten. De plaats van de stempel in de open bloem kan<br />
binnen een plant variëren. De stempel kan na de volledige<br />
ontwikkeling van de bloem verder reiken dan de bovenlip,<br />
maar kan ook halverwege de helmdraden naar voren komen.<br />
In beide gevallen wordt zelfbestuiving bemoeilijkt. De stempel<br />
kan echter ook zo geplaatst zijn dat zelfbestuiving bijna onvermijdelijk<br />
wordt.<br />
Bijenbezoek<br />
Honingbijen verzamelen nectar van onder naar boven in een<br />
bloeiwijze. Als ze op de onderlip landen, komen ze met hun<br />
kop en rugzijde in aanraking met stuifmeel of een stempel en<br />
leveren zo een bijdrage aan de bestuiving. Het nectarium ligt<br />
als een kussenvormige verdikking aan de voorzijde onderaan<br />
het vruchtbeginsel en is dus makkelijk bereikbaar. Niet alleen<br />
honingbijen bezoeken de Rode ogentroost. In het zuidoosten<br />
van ons land is de Ogentroostbij (Melitta tricinta) op de<br />
planten te vinden. Deze oligolectische bij bezoekt uitsluitend<br />
soorten van het geslacht Helmogentroost.<br />
Vermeerdering<br />
Rode ogentroost vermeerdert zich alleen door de vorming van<br />
zaad. De vrucht is een doosvrucht die bij droog weer met twee<br />
kleppen opent. Als een open vrucht vochtig wordt, sluiten de<br />
kleppen zich weer. De zaden worden bij het heen en weer<br />
schudden van de plant verspreid.<br />
plaat 179. Rode ogentroost<br />
A deel van bloeiende plant; B bloemknop; C bloem; D meeldraad:<br />
1 van binnen, 2 van opzij; E stuifmeelkorrel (tricolpaat): 1 polair<br />
aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; F stamper; G vrucht; H zaad.