Bijenplanten_web
352 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen
lipbloemenfamilie 353 Gewone lavendel (Lavandula angustifolia) Het geslacht Lavendel (Lavandula) behoort tot de Lipbloemenfamilie (Lamiaceae) en telt ongeveer 28 soorten, die voorkomen vanaf het Middellandse-Zeegebied tot in Arabië en India. Aangenomen wordt dat de naam Lavandula is afgeleid van het Latijnse lavere (wassen). In Frankrijk is de soort in cultuur om de lavendelolie voor de parfumindustrie. Tuinplant De Gewone lavendel, die in ons land veel als sierplant in tuinen voorkomt, is inheems in Zuid-Europa. Hij groeit daar op droge zonnige kalkrijke plaatsen. Wie de plant in zijn tuin goed wil laten gedijen moet voor een plekje in de volle zon zorgen. Gewone lavendel is een halfstruik van ongeveer een halve meter hoog. De plant is wintergroen en aan de onderzijde sterk vertakt. De twijgen staan verticaal en zijn dicht bezet met langwerpige bladeren. Violette bloemen De violette bloemen staan in bijschermen van meestal drie tot vijf bloemen, die samen aan het einde van een lange vierkante stengel een schijnaar vormen. Aan de voet van de bijschermen staan schutbladen, die voor de soort karakteristiek ruitvormig zijn. De kelk is buisvormig en heeft een getande rand. Een van de tandjes is veel groter en sluit de bloemknop aan de bovenzijde af. Ook de kroon is buisvormig. De rand bestaat uit twee lippen, waarvan de bovenste twee lobben heeft en de onderste uit drie lobben bestaat. Herkenbare stuifmeelkorrels Er zijn vier meeldraden die op de kroon zijn ingeplant, twee aan de voorkant en twee aan de achterzijde. De voorste zijn langer dan de achterste. De stuifmeelkorrels zijn makkelijk te herkennen. Ze hebben een ovale vorm en zes langwerpige kiemopeningen. Bijen verzamelen hoofdzakelijk nectar, die op de bloembodem wordt afgescheiden. Tijdens de bloei groeit de stamper zover uit dat de stempels tot in de bloemopening reiken. Beharing Gewone lavendel is op bijna alle bovengrondse delen behaard: op de takken en twijgen, op de bladeren, op de kelk en de kroon en zelfs op de stamper en de helmknoppen. De nectar wordt door een haarkrans beschermd. Er zijn wel acht verschillende haarvormen op de plant te vinden. Vermeerdering Als een bloem is uitgebloeid verwelkt de kroon. Deze valt niet af doordat de lange kelktand na de bloei de verwelkte kroon vasthoudt. In een bloem kunnen vier nootjes tot ontwikkeling komen. Ze zijn glimmend zwart. Na vier tot vijf weken kunnen de zaden kiemen. Behalve door zaad kan de plant ook worden vermeerderd door middel van het stekken van nog niet verhoute twijgen. plaat 164. Gewone lavendel A twijg met bladeren; B bloeiwijze; C bloem; D opengeslagen kroon met meeldraden; E schutblad; F meeldraad; G stuifmeelkorrel (stephanocolpaat); 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht, 3 korreloppervlak (focus in en onder tectum); H stamper; I nootje.
- Page 304 and 305: 302 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 306 and 307: 304 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 308 and 309: 306 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 310 and 311: 308 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 312 and 313: 310 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 314 and 315: 312 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 316 and 317: 314 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 318 and 319: 316 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 320 and 321: 318 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 322 and 323: 320 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 324 and 325: 322 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 326 and 327: 324 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 328 and 329: 326 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 330 and 331: 328 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 332 and 333: 330 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 334 and 335: 332 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 336 and 337: 334 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 338 and 339: 336 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 340 and 341: 338 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 342 and 343: 340 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 344 and 345: 342 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 346 and 347: 344 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 348 and 349: 346 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 350 and 351: 348 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 352 and 353: 350 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 356 and 357: 354 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 358 and 359: 356 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 360 and 361: 358 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 362 and 363: 360 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 364 and 365: 362 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 366 and 367: 364 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 368 and 369: 366 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 370 and 371: 368 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 372 and 373: 370 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 374 and 375: 372 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 376 and 377: 374 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 378 and 379: 376 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 380 and 381: 378 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 382 and 383: 380 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 384 and 385: 382 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 386 and 387: 384 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 388 and 389: 386 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 390 and 391: 388 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 392 and 393: 390 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 394 and 395: 392 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 396 and 397: 394 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 398 and 399: 396 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 400 and 401: 398 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 402 and 403: 400 bijenplanten: nectar en stuifme
lipbloemenfamilie 353<br />
Gewone lavendel (Lavandula angustifolia)<br />
Het geslacht Lavendel (Lavandula) behoort tot de Lipbloemenfamilie<br />
(Lamiaceae) en telt ongeveer 28 soorten, die<br />
voorkomen vanaf het Middellandse-Zeegebied tot in Arabië<br />
en India. Aangenomen wordt dat de naam Lavandula is<br />
afgeleid van het Latijnse lavere (wassen). In Frankrijk is de<br />
soort in cultuur om de lavendelolie voor de parfumindustrie.<br />
Tuinplant<br />
De Gewone lavendel, die in ons land veel als sierplant in<br />
tuinen voorkomt, is inheems in Zuid-Europa. Hij groeit daar<br />
op droge zonnige kalkrijke plaatsen. Wie de plant in zijn tuin<br />
goed wil laten gedijen moet voor een plekje in de volle zon<br />
zorgen. Gewone lavendel is een halfstruik van ongeveer een<br />
halve meter hoog. De plant is wintergroen en aan de onderzijde<br />
sterk vertakt. De twijgen staan verticaal en zijn dicht<br />
bezet met langwerpige bladeren.<br />
Violette bloemen<br />
De violette bloemen staan in bijschermen van meestal drie tot<br />
vijf bloemen, die samen aan het einde van een lange vierkante<br />
stengel een schijnaar vormen. Aan de voet van de bijschermen<br />
staan schutbladen, die voor de soort karakteristiek ruitvormig<br />
zijn. De kelk is buisvormig en heeft een getande rand. Een van<br />
de tandjes is veel groter en sluit de bloemknop aan de bovenzijde<br />
af. Ook de kroon is buisvormig. De rand bestaat uit twee<br />
lippen, waarvan de bovenste twee lobben heeft en de onderste<br />
uit drie lobben bestaat.<br />
Herkenbare stuifmeelkorrels<br />
Er zijn vier meeldraden die op de kroon zijn ingeplant, twee<br />
aan de voorkant en twee aan de achterzijde. De voorste zijn<br />
langer dan de achterste. De stuifmeelkorrels zijn makkelijk te<br />
herkennen. Ze hebben een ovale vorm en zes langwerpige<br />
kiemopeningen. Bijen verzamelen hoofdzakelijk nectar, die op<br />
de bloembodem wordt afgescheiden. Tijdens de bloei groeit<br />
de stamper zover uit dat de stempels tot in de bloemopening<br />
reiken.<br />
Beharing<br />
Gewone lavendel is op bijna alle bovengrondse delen behaard:<br />
op de takken en twijgen, op de bladeren, op de kelk en de<br />
kroon en zelfs op de stamper en de helmknoppen. De nectar<br />
wordt door een haarkrans beschermd. Er zijn wel acht<br />
verschillende haarvormen op de plant te vinden.<br />
Vermeerdering<br />
Als een bloem is uitgebloeid verwelkt de kroon. Deze valt niet<br />
af doordat de lange kelktand na de bloei de verwelkte kroon<br />
vasthoudt. In een bloem kunnen vier nootjes tot ontwikkeling<br />
komen. Ze zijn glimmend zwart. Na vier tot vijf weken<br />
kunnen de zaden kiemen. Behalve door zaad kan de plant ook<br />
worden vermeerderd door middel van het stekken van nog<br />
niet verhoute twijgen.<br />
plaat 164. Gewone lavendel<br />
A twijg met bladeren; B bloeiwijze; C bloem; D opengeslagen kroon<br />
met meeldraden; E schutblad; F meeldraad; G stuifmeelkorrel<br />
(stephanocolpaat); 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht,<br />
3 korreloppervlak (focus in en onder tectum); H stamper; I nootje.