Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

316 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

uwbladigenfamilie 317 Overblijvende ossentong (Pentaglottis sempervirens) De Overblijvende ossentong is de enige soort van het geslacht Pentaglottis, dat behoort tot de Ruwbladigenfamilie (Boraginaceae). Het natuurlijk areaal ligt in het zuidwesten van Europa. In ons land is het vooral een stinsenplant, maar daarnaast komt de soort ook verwilderd voor langs bosranden en in wegbermen. Lange bloeiperiode Deze overblijvende bijenplant is, kan een meter hoog worden en bloeit van april tot in de herfst. Aan de basis heeft de plant grote langgesteelde eivormige bladeren. Naar boven toe worden ze kleiner, lancetvormig en ongesteeld, soms zwak stengelomvattend. De gehele plant is sterk behaard. De bloemen staan in korte dubbele schichten, een bloeiwijze die vaak wordt aangetroffen bij soorten van de Ruwbladigenfamilie. Een dubbele schicht vormt zich op de volgende wijze. Onder aan de eerste bloem vormen zich aan weerszijden twee zijstengels, aan het eind waarvan zich weer een bloem vormt. Daaronder en iedere volgende vormt zich telkens één zijstengel met aan het eind weer een bloem. Aan het begin van de bloei is de hele schicht als een horlogeveer opgerold. Tijdens de bloei en vruchtzetting strekken de zijstengels zich en vormen een rechte lijn. De violetblauwe bloemkroon bestaat uit een korte buis en een brede vlakke rand gevormd door vijf ronde lobben. De vlakke rand is een geschikte landingsplaats voor bezoekende insecten. In de bloembuis staan aan de bloemopening vijf witte keel- schubben. Daartussen staan de korte meeldraden op de bloemkroon ingeplant. Het nectarium bevindt zich onder aan het vruchtbeginsel. Als een insect nectar haalt, moet hij met zijn tong tussen de schubben door. De kans is daarbij groot dat bij het passeren van de geopende helmknoppen stuifmeel aan de tongdelen blijft kleven. Bij het bezoek aan een volgende bloem kan bij het puren van nectar stuifmeel op de stempel worden overgebracht. Insectenbezoek Op een warme zonnige dag trof ik langs een bosrand in het Heempark in Leiden op een grote groep Overblijvende ossentong een druk bezoek van honingbijen aan. Er werd voornamelijk nectar verzameld. Een andere keer was er veel bezoek van hommels en wilde bijen. Omdat de bloembuis maar kort is, kunnen ook bijen met een korte tong nectar puren. Vermeerdering De Overblijvende ossentong laat zich makkelijk uitzaaien. Uit het vruchtbeginsel ontwikkelen zich vier deelvruchten in de vorm van nootjes. Aan elk nootje zit een aanhangsel, het mierenbroodje of elaiosoom, dat door mieren als voedsel wordt gebruikt. Mieren slepen de nootjes daarom naar hun nest en zorgen zo voor de verspreiding van de soort. De plant kan in het voorjaar of najaar ook door scheuren worden vermeerderd. plaat 146. Overblijvende ossentong A deel van bloeiende plant; B blad van onder aan de plant; C bloem en bloemknop; D opengeslagen bloemkroon met keelschubben en meeldraden; E meeldraad; F stuifmeelkorrel (stephanocolpaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; G deel van kelk met stamper; H nootje.

uwbladigenfamilie 317<br />

Overblijvende ossentong (Pentaglottis sempervirens)<br />

De Overblijvende ossentong is de enige soort van het<br />

geslacht Pentaglottis, dat behoort tot de Ruwbladigenfamilie<br />

(Boraginaceae). Het natuurlijk areaal ligt in het zuidwesten<br />

van Europa. In ons land is het vooral een stinsenplant, maar<br />

daarnaast komt de soort ook verwilderd voor langs bosranden<br />

en in wegbermen.<br />

Lange bloeiperiode<br />

Deze overblijvende bijenplant is, kan een meter hoog worden<br />

en bloeit van april tot in de herfst. Aan de basis heeft de plant<br />

grote langgesteelde eivormige bladeren. Naar boven toe worden<br />

ze kleiner, lancetvormig en ongesteeld, soms zwak stengelomvattend.<br />

De gehele plant is sterk behaard. De bloemen staan<br />

in korte dubbele schichten, een bloeiwijze die vaak wordt aangetroffen<br />

bij soorten van de Ruwbladigenfamilie. Een dubbele<br />

schicht vormt zich op de volgende wijze. Onder aan de eerste<br />

bloem vormen zich aan weerszijden twee zijstengels, aan het<br />

eind waarvan zich weer een bloem vormt. Daaronder en iedere<br />

volgende vormt zich telkens één zijstengel met aan het eind<br />

weer een bloem. Aan het begin van de bloei is de hele schicht<br />

als een horlogeveer opgerold. Tijdens de bloei en vruchtzetting<br />

strekken de zijstengels zich en vormen een rechte lijn.<br />

De violetblauwe bloemkroon bestaat uit een korte buis en een<br />

brede vlakke rand gevormd door vijf ronde lobben. De vlakke<br />

rand is een geschikte landingsplaats voor bezoekende insecten.<br />

In de bloembuis staan aan de bloemopening vijf witte keel-<br />

schubben. Daartussen staan de korte meeldraden op de bloemkroon<br />

ingeplant. Het nectarium bevindt zich onder aan het<br />

vruchtbeginsel. Als een insect nectar haalt, moet hij met zijn<br />

tong tussen de schubben door. De kans is daarbij groot dat bij<br />

het passeren van de geopende helmknoppen stuifmeel aan de<br />

tongdelen blijft kleven. Bij het bezoek aan een volgende bloem<br />

kan bij het puren van nectar stuifmeel op de stempel worden<br />

overgebracht.<br />

Insectenbezoek<br />

Op een warme zonnige dag trof ik langs een bosrand in het<br />

Heempark in Leiden op een grote groep Overblijvende ossentong<br />

een druk bezoek van honingbijen aan. Er werd voornamelijk<br />

nectar verzameld. Een andere keer was er veel bezoek<br />

van hommels en wilde bijen. Omdat de bloembuis maar kort<br />

is, kunnen ook bijen met een korte tong nectar puren.<br />

Vermeerdering<br />

De Overblijvende ossentong laat zich makkelijk uitzaaien.<br />

Uit het vruchtbeginsel ontwikkelen zich vier deelvruchten in<br />

de vorm van nootjes. Aan elk nootje zit een aanhangsel, het<br />

mierenbroodje of elaiosoom, dat door mieren als voedsel wordt<br />

gebruikt. Mieren slepen de nootjes daarom naar hun nest en<br />

zorgen zo voor de verspreiding van de soort. De plant kan in<br />

het voorjaar of najaar ook door scheuren worden vermeerderd.<br />

plaat 146. Overblijvende ossentong<br />

A deel van bloeiende plant; B blad van onder aan de plant; C bloem<br />

en bloemknop; D opengeslagen bloemkroon met keelschubben en<br />

meeldraden; E meeldraad; F stuifmeelkorrel (stephanocolpaat):<br />

1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; G deel van kelk met<br />

stamper; H nootje.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!