Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

28 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

zwanenbloemfamilie 29 Zwanenbloem (Butomus umbellatus) De Zwanenbloem is één van de zeven soorten van de Zwanenbloemfamilie (Butomaceae), een kleine familie met vier geslachten, waarvan één met drie soorten, één met twee soorten en twee met één soort. Op de Zwanenbloem na hebben ze alle hun verspreiding in tropische gebieden. De Zwanenbloem wordt wel beschouwd als vertegenwoordiger van het oudste type van de eenzaadlobbigen. Oeverplant De Zwanenbloem staat in ondiep water, veelal langs de oevers van sloten en vijvers. De bladeren en bloeistengels voelen sponzig aan. Ze hebben lange luchtkanalen waardoor het wortelstelsel van zuurstof kan worden voorzien. Het is een grote en sierlijke plant met wortelstokken waaruit zich rozetvormig de ongeveer 80 centimeter lange bladeren en de iets langere bloeistengels ontwikkelen. De bladeren zijn stevig doordat ze onderaan een driehoekige doorsnede hebben. Naar boven toe zijn ze zwaardvormig. Ze hebben scherpe randen. De plant dankt daaraan zijn wetenschappelijke geslachtsnaam. De naam Butomus is afkomstig van het Griekse boutomos, een samenvoeging van bous (rund) en temnein (snijden). Bij de Oude Grieken de naam van een plant waaraan runderen zich verwondden wanneer ze ervan aten. Nectar tot laat in de avond Begin juni begint de bloeiperiode. Aan het eind van de bloeistengel ontwikkelt zich een eindstandige bloem en in de oksel van drie steunbladen een scherm van langgesteelde bloemen. Samen vormen ze een schermvormige bloeiwijze. De naam umbellatus duidt op de vorm van de bloeiwijze. Umbella is het Latijnse woord voor scherm. De eindstandige bloem, die een kortere steel heeft, komt het eerst in bloei. Er is geen duidelijk kleurverschil tussen kelk en bloemkroon. De bloemdekbladen staan in twee kransen van drie en zijn rozerood van kleur met een donkerder gekleurde middennerf. De bladen aan de buitenkant zijn smaller en toegespitst. Ook de meeldraden staan in twee kransen. In de buitenkrans staan drie paar meeldraden. De binnenkrans telt drie meeldraden, staande voor de binnenste bloemdekbladen. Eerst komt het stuifmeel vrij van de meeldraden van de buitenkrans. Na het openen van helmknopjes van de binnenkrans is er een korte pauze in de ontwikkeling van de bloem. Het stuifmeel kan nu door bezoekende insecten worden meegevoerd. De bloemen worden in hoofdzaak door hommels en honingbijen bezocht, voornamelijk voor de nectar. Een enkele bij verzamelt ook stuifmeel in fel oranje gekleurde stuifmeelklompjes. De stuifmeelkorrels hebben één kiemopening. Het korreloppervlak heeft door de microscoop gezien een netvormige structuur, waarvan de maaswijdte naar de kiemopening toe kleiner wordt. De nectar komt in druppeltjes naar buiten op de scheiding tussen de vruchtbeginsels. Op warme dagen wordt tot laat in de avond nog nectar door bijen verzameld. Proterandrisch en zelfsteriel Enige tijd nadat het stuifmeel is vrijgekomen wijken de meeldraden naar buiten en komen de stempels tot ontwikkeling. De vruchtbeginsels buigen uiteen en de stempels ontvouwen zich en zijn rijp om stuifmeel te ontvangen. De bloemen zijn proterandrisch wat bij vele bloemsoorten een natuurlijke hindernis vormt voor een eventuele zelfbestuiving. Bij de Zwanenbloem heeft de proterandrie echter geen enkel doel want de bloemen zijn zelfsteriel. De bloei duurt voort tot in augustus doordat de bloemen in een scherm zich achtereenvolgens ontwikkelen. Nadat een bloem is uitgebloeid buigen de verwelkte bloemdekbladen zich rond de rijpende vrucht. Hoewel er vele zaadknoppen aanwezig zijn wordt er toch maar weinig zaad gevormd. De vrucht is een aan de binnenzijde openspringende kokervrucht. plaat 2. Zwanenbloem A habitus; B bloeiwijze; C bloem van boven gezien; D bloem waarvan een deel van bloemdek en meeldraden is verwijderd; E meeldraad: 1 van buitenkrans, 2 van binnenkrans; F stuifmeelkorrel (monocolpaat), equatoriaal aanzicht; G stampers; H uitgebloeide bloem; I vruchten; J zaden.

zwanenbloemfamilie 29<br />

Zwanenbloem (Butomus umbellatus)<br />

De Zwanenbloem is één van de zeven soorten van de<br />

Zwanenbloemfamilie (Butomaceae), een kleine familie met<br />

vier geslachten, waarvan één met drie soorten, één met twee<br />

soorten en twee met één soort. Op de Zwanenbloem na<br />

hebben ze alle hun verspreiding in tropische gebieden.<br />

De Zwanenbloem wordt wel beschouwd als vertegenwoordiger<br />

van het oudste type van de eenzaadlobbigen.<br />

Oeverplant<br />

De Zwanenbloem staat in ondiep water, veelal langs de oevers<br />

van sloten en vijvers.<br />

De bladeren en bloeistengels voelen sponzig aan. Ze hebben<br />

lange luchtkanalen waardoor het wortelstelsel van zuurstof<br />

kan worden voorzien. Het is een grote en sierlijke plant<br />

met wortelstokken waaruit zich rozetvormig de ongeveer<br />

80 centimeter lange bladeren en de iets langere bloeistengels<br />

ontwikkelen.<br />

De bladeren zijn stevig doordat ze onderaan een driehoekige<br />

doorsnede hebben. Naar boven toe zijn ze zwaardvormig.<br />

Ze hebben scherpe randen. De plant dankt daaraan zijn wetenschappelijke<br />

geslachtsnaam. De naam Butomus is afkomstig van<br />

het Griekse boutomos, een samenvoeging van bous (rund) en<br />

temnein (snijden). Bij de Oude Grieken de naam van een plant<br />

waaraan runderen zich verwondden wanneer ze ervan aten.<br />

Nectar tot laat in de avond<br />

Begin juni begint de bloeiperiode. Aan het eind van de bloeistengel<br />

ontwikkelt zich een eindstandige bloem en in de oksel<br />

van drie steunbladen een scherm van langgesteelde bloemen.<br />

Samen vormen ze een schermvormige bloeiwijze. De naam<br />

umbellatus duidt op de vorm van de bloeiwijze. Umbella is<br />

het Latijnse woord voor scherm.<br />

De eindstandige bloem, die een kortere steel heeft, komt het<br />

eerst in bloei. Er is geen duidelijk kleurverschil tussen kelk en<br />

bloemkroon. De bloemdekbladen staan in twee kransen van<br />

drie en zijn rozerood van kleur met een donkerder gekleurde<br />

middennerf.<br />

De bladen aan de buitenkant zijn smaller en toegespitst.<br />

Ook de meeldraden staan in twee kransen. In de buitenkrans<br />

staan drie paar meeldraden. De binnenkrans telt drie meeldraden,<br />

staande voor de binnenste bloemdekbladen. Eerst komt<br />

het stuifmeel vrij van de meeldraden van de buitenkrans.<br />

Na het openen van helmknopjes van de binnenkrans is er een<br />

korte pauze in de ontwikkeling van de bloem. Het stuifmeel<br />

kan nu door bezoekende insecten worden meegevoerd.<br />

De bloemen worden in hoofdzaak door hommels en honingbijen<br />

bezocht, voornamelijk voor de nectar. Een enkele bij<br />

verzamelt ook stuifmeel in fel oranje gekleurde stuifmeelklompjes.<br />

De stuifmeelkorrels hebben één kiemopening. Het korreloppervlak<br />

heeft door de microscoop gezien een netvormige<br />

structuur, waarvan de maaswijdte naar de kiemopening toe<br />

kleiner wordt.<br />

De nectar komt in druppeltjes naar buiten op de scheiding<br />

tussen de vruchtbeginsels.<br />

Op warme dagen wordt tot laat in de avond nog nectar door<br />

bijen verzameld.<br />

Proterandrisch en zelfsteriel<br />

Enige tijd nadat het stuifmeel is vrijgekomen wijken de meeldraden<br />

naar buiten en komen de stempels tot ontwikkeling.<br />

De vruchtbeginsels buigen uiteen en de stempels ontvouwen<br />

zich en zijn rijp om stuifmeel te ontvangen. De bloemen zijn<br />

proterandrisch wat bij vele bloemsoorten een natuurlijke<br />

hindernis vormt voor een eventuele zelfbestuiving.<br />

Bij de Zwanenbloem heeft de proterandrie echter geen enkel<br />

doel want de bloemen zijn zelfsteriel. De bloei duurt voort tot<br />

in augustus doordat de bloemen in een scherm zich achtereenvolgens<br />

ontwikkelen.<br />

Nadat een bloem is uitgebloeid buigen de verwelkte bloemdekbladen<br />

zich rond de rijpende vrucht. Hoewel er vele<br />

zaadknoppen aanwezig zijn wordt er toch maar weinig zaad<br />

gevormd. De vrucht is een aan de binnenzijde openspringende<br />

kokervrucht.<br />

plaat 2. Zwanenbloem<br />

A habitus; B bloeiwijze; C bloem van boven gezien; D bloem<br />

waarvan een deel van bloemdek en meeldraden is verwijderd;<br />

E meeldraad: 1 van buitenkrans, 2 van binnenkrans; F stuifmeelkorrel<br />

(monocolpaat), equatoriaal aanzicht; G stampers;<br />

H uitgebloeide bloem; I vruchten; J zaden.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!