Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

296 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

heifamilie 297 Gewone dophei (Erica tetralix) Het geslacht Dophei (Erica) behoort tot de Heifamilie (Ericaceae) en telt ongeveer 530 soorten, waarvan het overgrote deel inheems is in Zuid-Afrika. In Afrika ligt ook de oorsprong van het geslacht. Opvallend is dat Zuid-Afrika en de overige verspreidingsgebieden geen enkele soort gemeenschappelijk hebben. Op vochtige humusrijke gronden Van de drie soorten Dophei in ons land is de Gewone dophei de meest algemene. Deze soort is bij ons land vrij algemeen op de pleistocene zandgronden en Waddeneilanden en gedijt het beste op vochtige humusrijke bodems. In het duingebied treffen we de soort meestal aan in de laag gelegen duinpannen. De plant is een tot 60 centimeter hoge groenblijvende halfstruik. De meeste takken liggen op de grond, waardoor de soort een dichte begroeiing vormt. De bladeren staan in kransen van vier. Ze zijn aan beide zijden viltig behaard en hebben een brede naar beneden gevouwen rand. Op de randen staan lange klierharen. Hoofdbloei in de voorzomer Gewone dophei bloeit van juni tot in de herfst, maar het zwaartepunt van de bloei valt in de voorzomer. De bloemen zijn naar beneden gericht en staan in kleine trossen aan het eind van rechtopstaande twijgen. Door de schuine stand zijn de bloemen beschermd tegen schadelijke weersinvloeden. De bloemsteel is kort en draagt een of twee steelbladen. De bloemen zijn viertallig. De kelkbladen hebben dezelfde vorm als de stengelbladeren. De kroonbladen zijn vergroeid tot een urnvormige bloemkroon met aan de rand vier driehoekige slippen. De kroon is roze, maar spaarzaam komen er ook planten voor met witte bloemen. Elke bloem heeft acht meeldraden en een stamper met een sterk behaard vruchtbeginsel met een stempel die ongeveer één millimeter buiten de bloem steekt. De meeldraden reiken tot vlak onder de bloemopening. De helmknoppen staan dicht tegen de stijl. Iedere helmknop heeft twee draadvormige aanhangsels. De helmhokken gaan aan de top met een schuine spleet open. Dat gebeurt tegelijk met het openen van de bloem. Het stuifmeel is in het begin klonterig doordat de korrels bedekt zijn met een kleverige maar vluchtige stof. Door verdamping komen de stuifmeelkorrels los van elkaar. Het nectarium is een smalle zwarte discus rond het vruchtbeginsel. Bijenbezoek Een honingbij die nectar komt puren zal het eerst in aanraking komen met de uit de bloem stekende stempel. Bij het inbrengen van de tong raakt ze de aanhangsels van de helmknoppen, die door de bij veroorzaakte trillingen een beetje stuifmeel verliezen, dat vervolgens aan de tong en monddelen blijft kleven en dat daarna terechtkomt in de beharing aan de onderzijde van de bij. Omdat de lengte van de bloemkroon kan variëren van vijf tot acht millimeter, spreekt het vanzelf dat honingbijen alleen de kleinere bloemen kunnen benutten voor het puren van de nectar. In grotere bloemen valt soms ook nog wel wat te halen doordat sommige hommelsoorten vlakbij het nectarium een opening (hoefijzervormig) in de bloemkroon maken. Honingbijen maken dankbaar gebruik van dergelijke inbraaksporen, maar leveren dan natuurlijk geen bijdrage aan de kruisbestuiving. Voor de Gewone dophei is dat echter geen probleem, want als kruisbestuiving uitblijft, vindt er zelfbestuiving plaats. Vermeerdering Gewone dophei vermeerdert zich alleen door zaad. De vrucht is een doosvrucht die met vier kleppen opengaat. De verwelkte bloemen draaien na de bloei naar boven, waardoor wordt voorkomen dat de zaden in de directe omgeving van de plant vallen. De ovale zaden zijn klein en licht, waardoor ze gemakkelijk door de wind verspreid kunnen worden. Ze kiemen het best in het licht. plaat 136. Gewone dophei A deel van bloeiende plant; B blad: 1 bovenzijde, 2 onderzijde; C dwarsdoorsnede; D bloem; E meeldraad; F open helmknop met aanhangsel; G pakketje van vier stuifmeelkorrels (tetrade); H stamper; I verwelkte bloemen (rechtop staand) met vruchten; J open doosvrucht; K zaad.

heifamilie 297<br />

Gewone dophei (Erica tetralix)<br />

Het geslacht Dophei (Erica) behoort tot de Heifamilie<br />

(Ericaceae) en telt ongeveer 530 soorten, waarvan het overgrote<br />

deel inheems is in Zuid-Afrika. In Afrika ligt ook de<br />

oorsprong van het geslacht. Opvallend is dat Zuid-Afrika<br />

en de overige verspreidingsgebieden geen enkele soort<br />

gemeenschappelijk hebben.<br />

Op vochtige humusrijke gronden<br />

Van de drie soorten Dophei in ons land is de Gewone dophei<br />

de meest algemene. Deze soort is bij ons land vrij algemeen<br />

op de pleistocene zandgronden en Waddeneilanden en gedijt<br />

het beste op vochtige humusrijke bodems. In het duingebied<br />

treffen we de soort meestal aan in de laag gelegen duinpannen.<br />

De plant is een tot 60 centimeter hoge groenblijvende halfstruik.<br />

De meeste takken liggen op de grond, waardoor de<br />

soort een dichte begroeiing vormt. De bladeren staan in<br />

kransen van vier. Ze zijn aan beide zijden viltig behaard en<br />

hebben een brede naar beneden gevouwen rand. Op de randen<br />

staan lange klierharen.<br />

Hoofdbloei in de voorzomer<br />

Gewone dophei bloeit van juni tot in de herfst, maar het<br />

zwaartepunt van de bloei valt in de voorzomer. De bloemen<br />

zijn naar beneden gericht en staan in kleine trossen aan het<br />

eind van rechtopstaande twijgen. Door de schuine stand zijn<br />

de bloemen beschermd tegen schadelijke weersinvloeden.<br />

De bloemsteel is kort en draagt een of twee steelbladen.<br />

De bloemen zijn viertallig. De kelkbladen hebben dezelfde<br />

vorm als de stengelbladeren. De kroonbladen zijn vergroeid<br />

tot een urnvormige bloemkroon met aan de rand vier driehoekige<br />

slippen. De kroon is roze, maar spaarzaam komen er<br />

ook planten voor met witte bloemen. Elke bloem heeft acht<br />

meeldraden en een stamper met een sterk behaard vruchtbeginsel<br />

met een stempel die ongeveer één millimeter buiten<br />

de bloem steekt. De meeldraden reiken tot vlak onder de<br />

bloemopening. De helmknoppen staan dicht tegen de stijl.<br />

Iedere helmknop heeft twee draadvormige aanhangsels.<br />

De helmhokken gaan aan de top met een schuine spleet open.<br />

Dat gebeurt tegelijk met het openen van de bloem. Het stuifmeel<br />

is in het begin klonterig doordat de korrels bedekt zijn<br />

met een kleverige maar vluchtige stof. Door verdamping<br />

komen de stuifmeelkorrels los van elkaar. Het nectarium is een<br />

smalle zwarte discus rond het vruchtbeginsel.<br />

Bijenbezoek<br />

Een honingbij die nectar komt puren zal het eerst in aanraking<br />

komen met de uit de bloem stekende stempel. Bij het inbrengen<br />

van de tong raakt ze de aanhangsels van de helmknoppen, die<br />

door de bij veroorzaakte trillingen een beetje stuifmeel verliezen,<br />

dat vervolgens aan de tong en monddelen blijft kleven en dat<br />

daarna terechtkomt in de beharing aan de onderzijde van de bij.<br />

Omdat de lengte van de bloemkroon kan variëren van vijf tot<br />

acht millimeter, spreekt het vanzelf dat honingbijen alleen de<br />

kleinere bloemen kunnen benutten voor het puren van de<br />

nectar. In grotere bloemen valt soms ook nog wel wat te halen<br />

doordat sommige hommelsoorten vlakbij het nectarium een<br />

opening (hoefijzervormig) in de bloemkroon maken. Honingbijen<br />

maken dankbaar gebruik van dergelijke inbraaksporen,<br />

maar leveren dan natuurlijk geen bijdrage aan de kruisbestuiving.<br />

Voor de Gewone dophei is dat echter geen probleem,<br />

want als kruisbestuiving uitblijft, vindt er zelfbestuiving plaats.<br />

Vermeerdering<br />

Gewone dophei vermeerdert zich alleen door zaad. De vrucht<br />

is een doosvrucht die met vier kleppen opengaat. De verwelkte<br />

bloemen draaien na de bloei naar boven, waardoor wordt<br />

voorkomen dat de zaden in de directe omgeving van de plant<br />

vallen. De ovale zaden zijn klein en licht, waardoor ze gemakkelijk<br />

door de wind verspreid kunnen worden. Ze kiemen het<br />

best in het licht.<br />

plaat 136. Gewone dophei<br />

A deel van bloeiende plant; B blad: 1 bovenzijde, 2 onderzijde;<br />

C dwarsdoorsnede; D bloem; E meeldraad; F open helmknop<br />

met aanhangsel; G pakketje van vier stuifmeelkorrels (tetrade);<br />

H stamper; I verwelkte bloemen (rechtop staand) met vruchten;<br />

J open doosvrucht; K zaad.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!