Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

290 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

heifamilie 291 Struikhei (Calluna vulgaris) Het geslacht Calluna behoort tot de Heifamilie (Ericaceae) en telt maar één soort: Struikhei. De naam van het geslacht is afgeleid van het Griekse kalluno (schoonmaken, versieren). Van de bossige stengels werden vroeger bezems en borstels gemaakt. De soort wordt ook wel Bezemhei genoemd. Struikhei is een halfstruik, meestal niet hoger dan 50 centimeter, maar onder gunstige omstandigheden kunnen de planten wel twee meter hoog worden. De soort is inheems in een groot deel van Europa, West-Azië en Noord-Afrika, van nabij de poolcirkel tot in de subtropen. Van dichtbij De twijgen, ook wel jaarscheuten genoemd, ontwikkelen zich van maart tot november en hebben verspreid staande bladeren die aan hun basis twee spitse oortjes hebben. Uit de oksels van deze bladeren ontwikkelen zich in juni twijgjes met dichter op elkaar staande bladeren. Aan het einde van deze twijgjes komen de bloemen. De twijgjes die later ontstaan hebben alleen bladeren. Er zijn maar weinig bloemplanten met zulke kleine bladeren als die van de Struikhei: 1 tot 3 millimeter lang en 0,5 tot 1,5 millimeter breed. De bladeren aan de jaarscheuten sterven aan het eind van het seizoen meestal af, die aan de zijtwijgen na 2 tot 2½ jaar. De bloemen De bloeivolgorde is van onder naar boven. De kelk en bloemkroon zijn rozeviolet tot wit. Bij sommige gekweekte vormen zijn kelk en kroon verschillend van kleur. De helmhokken gaan al in het knopstadium met een zijdelingse spleet open. Bij de andere soorten van de Heifamilie gaan de helmhokken aan de top open. De helmdraden zijn S-vormig en de helmknoppen zijn voorzien van twee gewimperde aanhangsels. Bij insectenbezoek komen de helmknoppen daardoor gemakkelijk in beweging, waardoor het stuifmeel naar buiten komt. De stamper ontwikkelt zich ook in het knopstadium en duwt uiteindelijk de kelk open. In lange droge perioden gaan de bloemen niet open. Er zijn vormen waarvan de stamper niet voldoende kracht heeft om de kelkbladen open te duwen. Als de bloemen eenmaal open zijn, gaan ze niet meer dicht. Tijdens de bloei buigt de stamper iets omhoog en neemt daarbij de meeldraden mee. Insecten hebben nu ruim toegang tot de nectar, die ‘s nachts en ‘s morgens vroeg op de bloembodem tussen vruchtbeginsel en meeldraden wordt afgescheiden. Als de temperatuur beneden de 1°C komt, stopt de nectarafscheiding. Het stuifmeel is grijs, de stuifmeelklompjes lichtbruin. De stuifmeelkorrels worden in pakketjes van vier (tetraden) verspreid. Elk van de vier korrels heeft drie kiemopeningen, waardoor elke tetrade er 12 heeft (in zes paren gerangschikt). Na de bloei verdorren kelk en kroon maar vallen niet af. De kelkbladen buigen zich over de vrucht, waarin zich 32 zaden kunnen ontwikkelen. De vrucht gaat met vier kleppen open; bij vochtig buigen deze weer terug. Doordat de zaden licht zijn, kunnen ze over grote afstand door de wind worden verspreid. De zaden kunnen voor de winter al kiemen, en de planten dan het volgende jaar al bloeien. De zaden kiemen het beste in de humus die door de Struikhei zelf is gevormd. Als de planten na 15 tot 20 jaar afsterven, nemen jonge planten meteen hun plaats in. plaat 133. Struikhei A deel van bloeiende struik; B bloemen; C twijgjes aan jaarscheut; D stamper; E meeldraad; F twee pakketjes van vier stuifmeelkorrels (tetraden);G vruchten omsloten door verdorde kelk; H open vrucht; I zaad.

290 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!