Bijenplanten_web
262 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen
zeepboomfamilie 263 Witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) De Witte paardenkastanje behoort tot het geslacht Aesculus van de Zeepboomfamilie (Sapindaceae). Het telt 13 soorten, die als boom of struik voorkomen in de gematigde streken van het noordelijk halfrond. Opvallende bloesem De Witte paardenkastanje kan tot 30 meter hoog worden en heeft een brede kroon. De boom heeft tegenoverstaande, handvormig samengestelde bladeren. De zittende blaadjes hebben een onregelmatig getande rand. In mei en juni tooien de kastanjebomen zich met opvallende kegelvormige bloemtrossen (‘kaarsen’). De bloemen staan op stevige stengels. In een tros bevinden zich meestal mannelijke en tweeslachtige bloemen. De mannelijke, waarin de ontwikkeling van de stamper achterwege is gebleven, staan bovenin de tros. Daaronder staan tweeslachtige, waarvan de onderste functioneel vrouwelijk zijn, omdat de stuifmeelkorrels steriel zijn. Verandering van kleur en geur De met elkaar vergroeide kelkbladen staan klokvormig rond de vijf witte kroonbladen. Deze laatste hebben een lange nagel en een gewimperde rand. De bovenste twee kroonbladen zijn groter dan de andere en hebben bij het openen van de bloem boven de nagel een gele vlek, die tijdens de bloei oranje is en later rood wordt. De bloemen produceren nectar in de gele fase en het begin van de oranje fase. Behalve dit optische aspect van het nectarmerk is er ook nog de intensievere geur van de vlek. De vlek blijft geuren, ook als na de verkleuring van geel naar rood de geur van de rest van de bloemkroon is veranderd. Uit onderzoek is gebleken dat hommels aanvankelijk zowel bloemen met gele vlekken als met rode bezoeken. Als ze ontdekt hebben dat in het rode stadium geen nectar aanwezig is vliegen ze alleen nog op geelgevlekte bloemen. Bijen kunnen het verschil in geur van het nectarmerk en de rest van de bloem waarnemen. Bewegende meeldraden Tegen het opengaan van de bloemknoppen steken de meeldraden al naar buiten. Toch komt het stuifmeel pas vrij na het rijp worden van de stempels. De bloemen zijn dus proterogyn, dat wil zeggen dat eerst de stamper rijp is om ‘vreemd’ stuifmeel te ontvangen en dat daarna het eigen stuifmeel wordt afgegeven. Bij het openen van een bloem hangen de meeldraden naar beneden. Even voor het opengaan van de helmhokken richten ze zich op en staan naast de stamper uitgestrekt in de bloem. Later buigen ze weer terug. Honingzoete nectar Het nectarium ligt op de bloembodem tussen de nagels van de bovenste kroonbladen en de meeldraden. De bijen landen op de stamper en de meeldraden of op de bovenste kroonbladen om nectar te puren. In het eerste geval wordt het achterlijf van de bij geheel met roestbruin stuifmeel bepoederd. Het suikergehalte van de nectar is zeer hoog: 65-75% saccharose, bijna een verzadigde oplossing bij 20°C. Weinig planten hebben een zo hoog suikergehalte. Het is daarom niet verwonderlijk dat de Witte paardenkastanje druk door honingbijen en andere insecten wordt bezocht. Stekelige vruchten Uit het driehokkige vruchtbeginsel ontwikkelt zich een stekelige doosvrucht, die met drie kleppen opengaat. De vrucht bevat meestal één, soms twee zaden, de bekende glimmendbruine kastanjes. plaat 119. Witte paardenkastanje A bloeiwijze; B blad; C meeldraad; D helmknop; E stuifmeelkorrel (tricolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; F stamper; G vrucht; H zaad.
- Page 214 and 215: 212 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 216 and 217: 214 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 218 and 219: 216 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 220 and 221: 218 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 222 and 223: 220 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 224 and 225: 222 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 226 and 227: 224 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 228 and 229: 226 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 230 and 231: 228 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 232 and 233: 230 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 234 and 235: 232 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 236 and 237: 234 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 238 and 239: 236 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 240 and 241: 238 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 242 and 243: 240 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 244 and 245: 242 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 246 and 247: 244 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 248 and 249: 246 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 250 and 251: 248 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 252 and 253: 250 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 254 and 255: 252 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 256 and 257: 254 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 258 and 259: 256 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 260 and 261: 258 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 262 and 263: 260 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 266 and 267: 264 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 268 and 269: 266 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 270 and 271: 268 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 272 and 273: 270 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 274 and 275: 272 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 276 and 277: 274 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 278 and 279: 276 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 280 and 281: 278 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 282 and 283: 280 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 284 and 285: 282 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 286 and 287: 284 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 288 and 289: 286 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 290 and 291: 288 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 292 and 293: 290 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 294 and 295: 292 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 296 and 297: 294 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 298 and 299: 296 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 300 and 301: 298 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 302 and 303: 300 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 304 and 305: 302 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 306 and 307: 304 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 308 and 309: 306 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 310 and 311: 308 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 312 and 313: 310 bijenplanten: nectar en stuifme
zeepboomfamilie 263<br />
Witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum)<br />
De Witte paardenkastanje behoort tot het geslacht Aesculus<br />
van de Zeepboomfamilie (Sapindaceae). Het telt 13 soorten,<br />
die als boom of struik voorkomen in de gematigde streken<br />
van het noordelijk halfrond.<br />
Opvallende bloesem<br />
De Witte paardenkastanje kan tot 30 meter hoog worden en<br />
heeft een brede kroon. De boom heeft tegenoverstaande,<br />
handvormig samengestelde bladeren. De zittende blaadjes<br />
hebben een onregelmatig getande rand. In mei en juni tooien<br />
de kastanjebomen zich met opvallende kegelvormige bloemtrossen<br />
(‘kaarsen’). De bloemen staan op stevige stengels.<br />
In een tros bevinden zich meestal mannelijke en tweeslachtige<br />
bloemen. De mannelijke, waarin de ontwikkeling van de<br />
stamper achterwege is gebleven, staan bovenin de tros.<br />
Daaronder staan tweeslachtige, waarvan de onderste<br />
functioneel vrouwelijk zijn, omdat de stuifmeelkorrels steriel<br />
zijn.<br />
Verandering van kleur en geur<br />
De met elkaar vergroeide kelkbladen staan klokvormig rond<br />
de vijf witte kroonbladen. Deze laatste hebben een lange nagel<br />
en een gewimperde rand. De bovenste twee kroonbladen zijn<br />
groter dan de andere en hebben bij het openen van de bloem<br />
boven de nagel een gele vlek, die tijdens de bloei oranje is en<br />
later rood wordt. De bloemen produceren nectar in de gele fase<br />
en het begin van de oranje fase. Behalve dit optische aspect van<br />
het nectarmerk is er ook nog de intensievere geur van de vlek.<br />
De vlek blijft geuren, ook als na de verkleuring van geel naar<br />
rood de geur van de rest van de bloemkroon is veranderd.<br />
Uit onderzoek is gebleken dat hommels aanvankelijk zowel<br />
bloemen met gele vlekken als met rode bezoeken. Als ze ontdekt<br />
hebben dat in het rode stadium geen nectar aanwezig is<br />
vliegen ze alleen nog op geelgevlekte bloemen. Bijen kunnen<br />
het verschil in geur van het nectarmerk en de rest van de bloem<br />
waarnemen.<br />
Bewegende meeldraden<br />
Tegen het opengaan van de bloemknoppen steken de meeldraden<br />
al naar buiten. Toch komt het stuifmeel pas vrij na het<br />
rijp worden van de stempels. De bloemen zijn dus proterogyn,<br />
dat wil zeggen dat eerst de stamper rijp is om ‘vreemd’ stuifmeel<br />
te ontvangen en dat daarna het eigen stuifmeel wordt<br />
afgegeven. Bij het openen van een bloem hangen de meeldraden<br />
naar beneden. Even voor het opengaan van de helmhokken<br />
richten ze zich op en staan naast de stamper uitgestrekt in de<br />
bloem. Later buigen ze weer terug.<br />
Honingzoete nectar<br />
Het nectarium ligt op de bloembodem tussen de nagels van de<br />
bovenste kroonbladen en de meeldraden. De bijen landen op<br />
de stamper en de meeldraden of op de bovenste kroonbladen<br />
om nectar te puren. In het eerste geval wordt het achterlijf van<br />
de bij geheel met roestbruin stuifmeel bepoederd. Het suikergehalte<br />
van de nectar is zeer hoog: 65-75% saccharose, bijna<br />
een verzadigde oplossing bij 20°C. Weinig planten hebben een<br />
zo hoog suikergehalte. Het is daarom niet verwonderlijk dat<br />
de Witte paardenkastanje druk door honingbijen en andere<br />
insecten wordt bezocht.<br />
Stekelige vruchten<br />
Uit het driehokkige vruchtbeginsel ontwikkelt zich een<br />
stekelige doosvrucht, die met drie kleppen opengaat. De vrucht<br />
bevat meestal één, soms twee zaden, de bekende glimmendbruine<br />
kastanjes.<br />
plaat 119. Witte paardenkastanje<br />
A bloeiwijze; B blad; C meeldraad; D helmknop; E stuifmeelkorrel<br />
(tricolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; F stamper;<br />
G vrucht; H zaad.