Bijenplanten_web
244 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen
kruisbloemenfamilie 245 Grote zandkool (Diplotaxis tenuifolia) De bloemen van de Grote zandkool moeten wel heel aantrekkelijk zijn voor honingbijen. Je kunt geen bloeiende planten tegenkomen, hoe weinig ook bij elkaar, of er vliegen bijen op. Door hun kleur zijn de bloemen ook wel heel opvallend en bovendien verspreiden ze een bijzondere geur. Twee inheemse soorten Het geslacht Zandkool (Diplotaxis) behoort tot de Kruisbloemenfamilie (Brassicaceae) en telt ongeveer 20 soorten. Deze zijn vooral afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied, Noord-Afrika en Midden-Europa. In ons land zijn twee soorten inheems: de Grote zandkool (Diplotaxis tenuifolia) en de Kleine zandkool (Diplotaxis muralis). In ons land komen ze van nature hoofdzakelijk in het duingebied voor. De Grote zandkool is algemener dan de Kleine zandkool. Het areaal van de Grote zandkool heeft zich in de recente tijd sterk kunnen uitbreiden als gevolg van menselijk ingrijpen. De plant gedijt namelijk heel goed op verstoorde gronden, die bijvoorbeeld ontstaan bij uitbreidingen van woongebieden en bij wegenaanleg. Meerjarige plant Grote zandkool is een meerjarige plant. Hij wordt 30 tot 80 centimeter hoog. De vertakte stengels zijn aan de basis vaak houtig. Hoewel de hele plant bebladerd is, staan de meeste bladeren toch onderaan de stengels. De bladeren zijn veerdelig. Al in het eerste jaar kan de plant in bloei komen. Bloeit van mei tot in de herfst In mei verschijnen de eerste bloementrossen, waarin aan het eind telkens nieuwe bloemen tot ontwikkeling komen. In een tros staan doorlopend twee bloemen in volle bloei. De bloei duurt tot in de herfst. De bloemen zijn tweeslachtig. Ze hebben de bekende bloembouw van kruisbloemigen: twee maal twee kruisgewijs tegenoverstaande kelkbladen met daartussen vier kroonbladen. Er zijn zes meeldraden, twee korte en vier lange. Wie de bloemen van de Grote zandkool eenmaal heeft gezien, herkent de plant steeds weer aan de bloemkleur. De bloemkroon is fel citroengeel. Het lijkt wel of de kroonbladen lichtgevend zijn. De rand reflecteert ultraviolet. Voor honingbijen zijn de bloemen daarom geel met een bijenpurperen randje: het mengsel van geel en ultraviolet geeft namelijk een kleur die door de bijen als purper wordt waargenomen. Zoals ook bij andere soorten van de familie buigen de lange meeldraden de helmknoppen naar die van de korte meeldraden, boven de plaats waar de nectar wordt afgescheiden. De bloemen hebben vier nectariën, waarvan er twee actief zijn. Die liggen voor de korte meeldraden. De nectar verzamelt zich tussen het niervormig nectarium en de voet van de meeldraad. Er komt veel nectar vrij, hetgeen waarschijnlijk een verklaring is voor het intensieve bijenbezoek. De niet actieve nectariën zijn tongvormig en steken tussen de kroonbladen naar buiten. In de namiddag wordt het puren van nectar bemoeilijkt doordat de bloemen zich sluiten. De bijen verzamelen ook stuifmeel. De klompjes zijn lichtgeel tot lichtbruin. Voor kruisbestuiving is Grote zandkool aangewezen op het bezoek van insecten. Als dat uitblijft, vindt er zelfbestuiving plaats. Vrucht De vrucht is een hauw. Daarin zit een perkamentachtig tussenschot. De zaden liggen aan beide zijden daarvan in twee rijen, wat kenmerkend is voor het geslacht. De naam Diplotaxis is afgeleid van het Griekse diplous (dubbel) en taxis (rij). De Grote zandkool is van verwante soorten te onderscheiden aan het stukje bloemas tussen de basis van de hauw en de aanhechting van de overige bloemdelen. Na rijping van de zaden gaat de hauw met twee kleppen open. De zaden komen in het voorjaar tot ontkieming. plaat 110. Grote zandkool A stengel met bloeiwijze; B blad; C gesloten bloem; D meeldraad; E stuifmeelkorrel (tricolpaat):1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht, 3 korreloppervlak (focus boven en in tectum); F stamper en nectariën; G vrucht (hauw); H zaad; I kiemplant.
- Page 196 and 197: 194 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 198 and 199: 196 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 200 and 201: 198 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 202 and 203: 200 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 204 and 205: 202 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 206 and 207: 204 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 208 and 209: 206 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 210 and 211: 208 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 212 and 213: 210 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 214 and 215: 212 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 216 and 217: 214 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 218 and 219: 216 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 220 and 221: 218 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 222 and 223: 220 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 224 and 225: 222 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 226 and 227: 224 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 228 and 229: 226 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 230 and 231: 228 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 232 and 233: 230 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 234 and 235: 232 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 236 and 237: 234 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 238 and 239: 236 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 240 and 241: 238 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 242 and 243: 240 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 244 and 245: 242 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 248 and 249: 246 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 250 and 251: 248 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 252 and 253: 250 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 254 and 255: 252 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 256 and 257: 254 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 258 and 259: 256 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 260 and 261: 258 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 262 and 263: 260 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 264 and 265: 262 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 266 and 267: 264 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 268 and 269: 266 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 270 and 271: 268 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 272 and 273: 270 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 274 and 275: 272 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 276 and 277: 274 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 278 and 279: 276 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 280 and 281: 278 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 282 and 283: 280 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 284 and 285: 282 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 286 and 287: 284 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 288 and 289: 286 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 290 and 291: 288 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 292 and 293: 290 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 294 and 295: 292 bijenplanten: nectar en stuifme
kruisbloemenfamilie 245<br />
Grote zandkool (Diplotaxis tenuifolia)<br />
De bloemen van de Grote zandkool moeten wel heel<br />
aantrekkelijk zijn voor honingbijen. Je kunt geen bloeiende<br />
planten tegenkomen, hoe weinig ook bij elkaar, of er vliegen<br />
bijen op. Door hun kleur zijn de bloemen ook wel heel<br />
opvallend en bovendien verspreiden ze een bijzondere geur.<br />
Twee inheemse soorten<br />
Het geslacht Zandkool (Diplotaxis) behoort tot de Kruisbloemenfamilie<br />
(Brassicaceae) en telt ongeveer 20 soorten.<br />
Deze zijn vooral afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied,<br />
Noord-Afrika en Midden-Europa. In ons land zijn twee<br />
soorten inheems: de Grote zandkool (Diplotaxis tenuifolia)<br />
en de Kleine zandkool (Diplotaxis muralis). In ons land komen<br />
ze van nature hoofdzakelijk in het duingebied voor.<br />
De Grote zandkool is algemener dan de Kleine zandkool.<br />
Het areaal van de Grote zandkool heeft zich in de recente tijd<br />
sterk kunnen uitbreiden als gevolg van menselijk ingrijpen.<br />
De plant gedijt namelijk heel goed op verstoorde gronden, die<br />
bijvoorbeeld ontstaan bij uitbreidingen van woongebieden en<br />
bij wegenaanleg.<br />
Meerjarige plant<br />
Grote zandkool is een meerjarige plant. Hij wordt 30 tot<br />
80 centimeter hoog. De vertakte stengels zijn aan de basis vaak<br />
houtig. Hoewel de hele plant bebladerd is, staan de meeste<br />
bladeren toch onderaan de stengels. De bladeren zijn veerdelig.<br />
Al in het eerste jaar kan de plant in bloei komen.<br />
Bloeit van mei tot in de herfst<br />
In mei verschijnen de eerste bloementrossen, waarin aan<br />
het eind telkens nieuwe bloemen tot ontwikkeling komen.<br />
In een tros staan doorlopend twee bloemen in volle bloei.<br />
De bloei duurt tot in de herfst. De bloemen zijn tweeslachtig.<br />
Ze hebben de bekende bloembouw van kruisbloemigen:<br />
twee maal twee kruisgewijs tegenoverstaande kelkbladen met<br />
daartussen vier kroonbladen. Er zijn zes meeldraden, twee<br />
korte en vier lange. Wie de bloemen van de Grote zandkool<br />
eenmaal heeft gezien, herkent de plant steeds weer aan de<br />
bloemkleur. De bloemkroon is fel citroengeel. Het lijkt wel<br />
of de kroonbladen lichtgevend zijn. De rand reflecteert ultraviolet.<br />
Voor honingbijen zijn de bloemen daarom geel met een<br />
bijenpurperen randje: het mengsel van geel en ultraviolet geeft<br />
namelijk een kleur die door de bijen als purper wordt waargenomen.<br />
Zoals ook bij andere soorten van de familie buigen de lange<br />
meeldraden de helmknoppen naar die van de korte meeldraden,<br />
boven de plaats waar de nectar wordt afgescheiden.<br />
De bloemen hebben vier nectariën, waarvan er twee actief<br />
zijn. Die liggen voor de korte meeldraden. De nectar verzamelt<br />
zich tussen het niervormig nectarium en de voet van de meeldraad.<br />
Er komt veel nectar vrij, hetgeen waarschijnlijk een<br />
verklaring is voor het intensieve bijenbezoek. De niet actieve<br />
nectariën zijn tongvormig en steken tussen de kroonbladen<br />
naar buiten. In de namiddag wordt het puren van nectar<br />
bemoeilijkt doordat de bloemen zich sluiten.<br />
De bijen verzamelen ook stuifmeel. De klompjes zijn lichtgeel<br />
tot lichtbruin. Voor kruisbestuiving is Grote zandkool aangewezen<br />
op het bezoek van insecten. Als dat uitblijft, vindt er<br />
zelfbestuiving plaats.<br />
Vrucht<br />
De vrucht is een hauw. Daarin zit een perkamentachtig tussenschot.<br />
De zaden liggen aan beide zijden daarvan in twee rijen,<br />
wat kenmerkend is voor het geslacht. De naam Diplotaxis<br />
is afgeleid van het Griekse diplous (dubbel) en taxis (rij).<br />
De Grote zandkool is van verwante soorten te onderscheiden<br />
aan het stukje bloemas tussen de basis van de hauw en de aanhechting<br />
van de overige bloemdelen. Na rijping van de zaden<br />
gaat de hauw met twee kleppen open. De zaden komen in het<br />
voorjaar tot ontkieming.<br />
plaat 110. Grote zandkool<br />
A stengel met bloeiwijze; B blad; C gesloten bloem; D meeldraad;<br />
E stuifmeelkorrel (tricolpaat):1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht,<br />
3 korreloppervlak (focus boven en in tectum); F stamper en<br />
nectariën; G vrucht (hauw); H zaad; I kiemplant.