Bijenplanten_web
234 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen
kruisbloemenfamilie 235 Aubrieta (Aubrieta x cultorum) Het geslacht Aubrieta (Aubrieta) behoort tot de Kruisbloemenfamilie (Brassicaceae) en telt ongeveer 12 soorten. Het zijn planten die tot boven de boomgrens in bergachtige gebieden in het oostelijke deel van het Middellandse-Zeegebied groeien. De planten kunnen zich daar handhaven door de vorming van lange wortelstokken, die diep in de rotsachtige ondergrond dringen, zodat droogte en kou er geen vat op hebben. Onze tuin-Aubrieta’s zijn hybriden. De uit Griekenland afkomstige Aubrieta deltoidea is waarschijnlijk een van de belangrijkere oudersoorten. In 1700 is deze soort op Kreta ontdekt door de Franse botanicus J.P. de Tournefort (1656-1708), die een groot deel van Europa en Klein-Azië bereisde om planten te verzamelen. Op een reis naar Kreta werd hij vergezeld door de Fransman Claude Aubriet (1665-1734), schilder van planten en dieren. Het geslacht Aubrieta werd naar hem genoemd. Geheel behaard Uit de wortelstok van de plant vormen zich een groot aantal dunne stengels. Doordat ze op de grond liggen vormen ze een dichte zode. Elk seizoen groeien aan het eind van de stengels nieuwe uitlopers, waardoor de stengels telkens langer worden. De ongesteelde bladeren zijn omgekeerd eirond en hebben een klein aantal tanden aan de rand. Alle groene delen van de plant zijn dicht bezet met vooral sterharen. Aan de nieuwe uitlopers ontwikkelen zich de bloemen. Veranderende bloemkleur De bloeiwijze heeft de vorm van een tros, die ontstaat doordat zich onder een bloemknop telkens een nieuwe ontwikkelt. Tijdens het hoogtepunt van de bloei zijn er zoveel bloemen dat ze samen een kleurig kussen vormen, met diverse purperen en violette tinten. Tijdens de bloei veranderen de bloemen van kleur, meestal wordt de tint donkerder. Afhankelijk van de variëteit vindt de kleuromslag plaats aan het begin of aan het eind van de bloei, of ergens daartussen. De kroonbladen hebben een lange smalle nagel. Ze worden bij elkaar gehouden door de rechtopstaande kelkbladen. De zijdelingse kelkbladen staan voor de korte meeldraden en hebben onderaan een uitzakking waarin zich nectar kan ver zamelen. De nectariën liggen rond de voet van de twee korte meeldraden. Ze hebben een uitstulping die tot in de uitzakking van het kelkblad reikt. Zoals bij meer soorten van de Kruisbloemenfamilie gebeurt, draaien de lange meeldraden zich naar de korte, precies op de plaats waar insecten langs moeten om bij de nectar te kunnen komen. Hierdoor wordt de kans vergroot dat stuifmeel op het insect wordt overgebracht en door het bezoek een bijdrage aan de bestuiving wordt geleverd. Vermeerdering De vrucht heeft de vorm van een hauw. Behalve door zaad laten de planten zich ook vermeerderen door het maken van afleggers. Daarvoor moeten de stengels worden bedekt met een mengsel van bladaarde en zand. Wanneer de planten na de bloei sterk worden teruggesnoeid vormen zich uit de bladoksels nieuwe scheuten en wordt een dicht kussen van bloemen verkregen. Aubrieta’s verlangen een zonnige plaats en gedijen prima op een kalkhoudende bodem. plaat 105. Aubrieta A deel van bloeiende plant; B bloemknoppen; C opengesneden bloem; D korte meeldraad, links van buiten (met nectarium), rechts van opzij (nectarium verwijderd); E lange meeldraad van opzij; F stuifmeelkorrel (tricolpaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; G stamper; H vrucht (hauw); I zaad.
- Page 186 and 187: 184 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 188 and 189: 186 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 190 and 191: 188 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 192 and 193: 190 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 194 and 195: 192 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 196 and 197: 194 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 198 and 199: 196 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 200 and 201: 198 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 202 and 203: 200 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 204 and 205: 202 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 206 and 207: 204 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 208 and 209: 206 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 210 and 211: 208 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 212 and 213: 210 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 214 and 215: 212 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 216 and 217: 214 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 218 and 219: 216 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 220 and 221: 218 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 222 and 223: 220 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 224 and 225: 222 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 226 and 227: 224 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 228 and 229: 226 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 230 and 231: 228 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 232 and 233: 230 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 234 and 235: 232 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 238 and 239: 236 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 240 and 241: 238 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 242 and 243: 240 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 244 and 245: 242 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 246 and 247: 244 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 248 and 249: 246 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 250 and 251: 248 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 252 and 253: 250 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 254 and 255: 252 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 256 and 257: 254 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 258 and 259: 256 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 260 and 261: 258 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 262 and 263: 260 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 264 and 265: 262 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 266 and 267: 264 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 268 and 269: 266 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 270 and 271: 268 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 272 and 273: 270 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 274 and 275: 272 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 276 and 277: 274 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 278 and 279: 276 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 280 and 281: 278 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 282 and 283: 280 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 284 and 285: 282 bijenplanten: nectar en stuifme
kruisbloemenfamilie 235<br />
Aubrieta (Aubrieta x cultorum)<br />
Het geslacht Aubrieta (Aubrieta) behoort tot de Kruisbloemenfamilie<br />
(Brassicaceae) en telt ongeveer 12 soorten.<br />
Het zijn planten die tot boven de boomgrens in bergachtige<br />
gebieden in het oostelijke deel van het Middellandse-Zeegebied<br />
groeien. De planten kunnen zich daar handhaven<br />
door de vorming van lange wortelstokken, die diep in de<br />
rotsachtige ondergrond dringen, zodat droogte en kou er<br />
geen vat op hebben. Onze tuin-Aubrieta’s zijn hybriden.<br />
De uit Griekenland afkomstige Aubrieta deltoidea is waarschijnlijk<br />
een van de belangrijkere oudersoorten. In 1700 is<br />
deze soort op Kreta ontdekt door de Franse botanicus J.P. de<br />
Tournefort (1656-1708), die een groot deel van Europa en<br />
Klein-Azië bereisde om planten te verzamelen. Op een reis<br />
naar Kreta werd hij vergezeld door de Fransman Claude<br />
Aubriet (1665-1734), schilder van planten en dieren.<br />
Het geslacht Aubrieta werd naar hem genoemd.<br />
Geheel behaard<br />
Uit de wortelstok van de plant vormen zich een groot aantal<br />
dunne stengels. Doordat ze op de grond liggen vormen ze een<br />
dichte zode. Elk seizoen groeien aan het eind van de stengels<br />
nieuwe uitlopers, waardoor de stengels telkens langer worden.<br />
De ongesteelde bladeren zijn omgekeerd eirond en hebben<br />
een klein aantal tanden aan de rand. Alle groene delen van de<br />
plant zijn dicht bezet met vooral sterharen. Aan de nieuwe<br />
uitlopers ontwikkelen zich de bloemen.<br />
Veranderende bloemkleur<br />
De bloeiwijze heeft de vorm van een tros, die ontstaat doordat<br />
zich onder een bloemknop telkens een nieuwe ontwikkelt.<br />
Tijdens het hoogtepunt van de bloei zijn er zoveel bloemen<br />
dat ze samen een kleurig kussen vormen, met diverse purperen<br />
en violette tinten. Tijdens de bloei veranderen de bloemen van<br />
kleur, meestal wordt de tint donkerder. Afhankelijk van de<br />
variëteit vindt de kleuromslag plaats aan het begin of aan het<br />
eind van de bloei, of ergens daartussen.<br />
De kroonbladen hebben een lange smalle nagel. Ze worden<br />
bij elkaar gehouden door de rechtopstaande kelkbladen.<br />
De zijdelingse kelkbladen staan voor de korte meeldraden en<br />
hebben onderaan een uitzakking waarin zich nectar kan<br />
ver zamelen. De nectariën liggen rond de voet van de twee<br />
korte meeldraden. Ze hebben een uitstulping die tot in de<br />
uitzakking van het kelkblad reikt. Zoals bij meer soorten van<br />
de Kruisbloemenfamilie gebeurt, draaien de lange meeldraden<br />
zich naar de korte, precies op de plaats waar insecten langs<br />
moeten om bij de nectar te kunnen komen. Hierdoor wordt<br />
de kans vergroot dat stuifmeel op het insect wordt overgebracht<br />
en door het bezoek een bijdrage aan de bestuiving<br />
wordt geleverd.<br />
Vermeerdering<br />
De vrucht heeft de vorm van een hauw. Behalve door zaad<br />
laten de planten zich ook vermeerderen door het maken van<br />
afleggers. Daarvoor moeten de stengels worden bedekt met<br />
een mengsel van bladaarde en zand. Wanneer de planten na<br />
de bloei sterk worden teruggesnoeid vormen zich uit de bladoksels<br />
nieuwe scheuten en wordt een dicht kussen van<br />
bloemen verkregen. Aubrieta’s verlangen een zonnige plaats<br />
en gedijen prima op een kalkhoudende bodem.<br />
plaat 105. Aubrieta<br />
A deel van bloeiende plant; B bloemknoppen; C opengesneden<br />
bloem; D korte meeldraad, links van buiten (met nectarium), rechts<br />
van opzij (nectarium verwijderd); E lange meeldraad van opzij;<br />
F stuifmeelkorrel (tricolpaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal<br />
aanzicht; G stamper; H vrucht (hauw); I zaad.