Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

216 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

duindoornfamilie 217 Smalle olijfwilg (Elaeagnus angustifolia) In mei en juni staat de Smalle olijfwilg volop in bloei. De niet direct in het oog vallende bloemen worden dan druk door honingbijen bezocht. Het is een struik die tot een boom kan uitgroeien en die op het eerste gezicht, door de vorm van de bladeren, veel op een wilg (Salix) lijkt. De soort behoort tot de Duindoornfamilie (Elaeagnaceae). Het oorspronkelijke areaal moeten we zoeken in het Middellandse-Zeegebied en Centraal-Azië. De struik is aan het einde van de zestiende eeuw in ons land geïntroduceerd. In 1594 komt hij voor op een lijst van planten die toen in de Hortus Botanicus in Leiden groeiden. De naam Elaeagnus is afgeleid van het Griekse élaios (Olijfboom, Olea europaea) en agnos (rein, kuis). Het laatste heeft betrekking op de Kuisboom (Vitex agnus-castus), waarvan monniken vroeger de bladeren onder hun hoofdkussen legden. Beide soorten tonen overeenkomst met de Olijfwilg. Zoutbestendig De Smalle olijfwilg wordt aangeplant in plantsoenen. Als bijzonderheid kan daarbij vermeld worden dat hij goed bestand is tegen zeewind. Omdat bacteriën bij de wortels stikstof binden, gedijt de struik ook op schrale, zandige grond. De geurige bloemen staan in groepjes van twee of drie in de bladoksels. De bloemkroon ontbreekt. De vier meeldraden staan op de binnenzijde van de lichtgele kelk. Het vruchtbeginsel is onderstandig. Behalve tweeslachtige bloemen komen er ook mannelijke voor. Voor de bijen is het niet moeilijk de nectar op te nemen, want de klokvormige kelk is kort en ruim. De discus met de nectariën ligt rond de basis van de stijl. Vruchten als olijven In het najaar verschijnen de olijf-achtige vruchten. Ze zijn lichtgeel en bevatten een zaad met stevige, overlangs gegroefde wand. De vruchten zijn schijnbessen, die gevormd zijn uit een deel van het omhulsel van het onderstandige vruchtbeginsel. Bekijken we de onderzijde van de bladeren met een microscoop, dan zien we dat die geheel bezet is met schubharen, die wel wat op sterharen lijken. Ze geven de bladeren aan de onderzijde die mooie zilverwitte kleur. Ook de jonge takken zijn met schubharen bezet. Bij het ouder worden verdwijnen ze en krijgen de takken een glanzendbruine kleur. De Smalle olijfwilg is bladverliezend. Als in de herfst de takken kaal worden, zijn hier en daar doorns zichtbaar. Bastaard Vaak wordt ook Elaeagnus x ebbingei aangeplant. Dit is een hybride van Elaeagnus macrophylla en Elaeagnus pungens, twee groenblijvende soorten uit Japan. In 1927 werden van een struik van E. macrophylla die naast E. pungens groeide bessen geoogst. Het zaad leverde enige tientallen zaailingen op. Het heeft tot 1941 geduurd voordat met zekerheid kon worden gezegd dat een viertal van de overgebleven planten inderdaad winterhard waren. Twee daarvan werden Elaeagnus x ebbingei genoemd, naar Ebbinge, destijds voorzitter van het bestuur van de tuinbouwschool in Boskoop. De bladeren van Elaeagnus x ebbingei zijn aan de onderzijde ook met zilver kleurige schubharen bezet. Aan de bovenzijde zijn ze glanzendgroen. De struik is groenblijvend en bloeit in het najaar. De bloemen zijn vuilwit en verspreiden een pikante geur. Soms vormen zich vruchten, die lichtrood zijn en pas in het voorjaar rijp zijn. plaat 96. Smalle olijfwilg A tak met bloeiwijze; B doorsnede bloem; C stuifmeelkorrel (tricolporaat), polair aanzicht; D stamper; E vruchten; F zaad; G schubharen; H tak met doorn.

duindoornfamilie 217<br />

Smalle olijfwilg (Elaeagnus angustifolia)<br />

In mei en juni staat de Smalle olijfwilg volop in bloei.<br />

De niet direct in het oog vallende bloemen worden dan druk<br />

door honingbijen bezocht. Het is een struik die tot een<br />

boom kan uitgroeien en die op het eerste gezicht, door de<br />

vorm van de bladeren, veel op een wilg (Salix) lijkt.<br />

De soort behoort tot de Duindoornfamilie (Elaeagnaceae).<br />

Het oorspronkelijke areaal moeten we zoeken in het Middellandse-Zeegebied<br />

en Centraal-Azië. De struik is aan het<br />

einde van de zestiende eeuw in ons land geïntroduceerd.<br />

In 1594 komt hij voor op een lijst van planten die toen in de<br />

Hortus Botanicus in Leiden groeiden.<br />

De naam Elaeagnus is afgeleid van het Griekse élaios<br />

(Olijfboom, Olea europaea) en agnos (rein, kuis). Het laatste<br />

heeft betrekking op de Kuisboom (Vitex agnus-castus),<br />

waarvan monniken vroeger de bladeren onder hun hoofdkussen<br />

legden. Beide soorten tonen overeenkomst met de<br />

Olijfwilg.<br />

Zoutbestendig<br />

De Smalle olijfwilg wordt aangeplant in plantsoenen.<br />

Als bijzonderheid kan daarbij vermeld worden dat hij goed<br />

bestand is tegen zeewind. Omdat bacteriën bij de wortels stikstof<br />

binden, gedijt de struik ook op schrale, zandige grond.<br />

De geurige bloemen staan in groepjes van twee of drie in de<br />

bladoksels. De bloemkroon ontbreekt. De vier meeldraden<br />

staan op de binnenzijde van de lichtgele kelk. Het vruchtbeginsel<br />

is onderstandig. Behalve tweeslachtige bloemen komen<br />

er ook mannelijke voor. Voor de bijen is het niet moeilijk<br />

de nectar op te nemen, want de klokvormige kelk is kort en<br />

ruim. De discus met de nectariën ligt rond de basis van<br />

de stijl.<br />

Vruchten als olijven<br />

In het najaar verschijnen de olijf-achtige vruchten. Ze zijn<br />

lichtgeel en bevatten een zaad met stevige, overlangs gegroefde<br />

wand. De vruchten zijn schijnbessen, die gevormd zijn uit een<br />

deel van het omhulsel van het onderstandige vruchtbeginsel.<br />

Bekijken we de onderzijde van de bladeren met een microscoop,<br />

dan zien we dat die geheel bezet is met schubharen,<br />

die wel wat op sterharen lijken. Ze geven de bladeren aan de<br />

onderzijde die mooie zilverwitte kleur. Ook de jonge takken<br />

zijn met schubharen bezet. Bij het ouder worden verdwijnen<br />

ze en krijgen de takken een glanzendbruine kleur.<br />

De Smalle olijfwilg is bladverliezend. Als in de herfst de<br />

takken kaal worden, zijn hier en daar doorns zichtbaar.<br />

Bastaard<br />

Vaak wordt ook Elaeagnus x ebbingei aangeplant. Dit is een<br />

hybride van Elaeagnus macrophylla en Elaeagnus pungens, twee<br />

groenblijvende soorten uit Japan. In 1927 werden van een<br />

struik van E. macrophylla die naast E. pungens groeide bessen<br />

geoogst. Het zaad leverde enige tientallen zaailingen op. Het<br />

heeft tot 1941 geduurd voordat met zekerheid kon worden<br />

gezegd dat een viertal van de overgebleven planten inderdaad<br />

winterhard waren. Twee daarvan werden Elaeagnus x ebbingei<br />

genoemd, naar Ebbinge, destijds voorzitter van het bestuur van<br />

de tuinbouwschool in Boskoop. De bladeren van Elaeagnus x<br />

ebbingei zijn aan de onderzijde ook met zilver kleurige schubharen<br />

bezet. Aan de bovenzijde zijn ze glanzendgroen.<br />

De struik is groenblijvend en bloeit in het najaar. De bloemen<br />

zijn vuilwit en verspreiden een pikante geur. Soms vormen zich<br />

vruchten, die lichtrood zijn en pas in het voorjaar rijp zijn.<br />

plaat 96. Smalle olijfwilg<br />

A tak met bloeiwijze; B doorsnede bloem; C stuifmeelkorrel<br />

(tricolporaat), polair aanzicht; D stamper; E vruchten; F zaad;<br />

G schubharen; H tak met doorn.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!