Bijenplanten_web
180 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen
ozenfamilie 181 Moerasspirea (Filipendula ulmaria) Moerasspirea is te vinden op vochtige plaatsen in bossen, weilanden en ruigten, en langs sloten waar regelmatig materiaal uit het water wordt gedeponeerd. Hij gedijt ook nog als de standplaats tijdelijk wat minder vochtig is. Kruipende wortelstok Het geslacht Spirea (Filipendula) behoort tot de Rozenfamilie (Rosaceae). Het is een klein geslacht met negen soorten, die voorkomen in Europa, West-Azië en Noord-Amerika. In ons land is Moerasspirea een algemene soort, behalve in de zeekleigebieden en op de Waddeneilanden. De groeiplaatsen liggen zowel in de volle zon als in de halfschaduw. De bodem is vaak rijk aan stikstof. De plant heeft een horizontale wortelstok met dikke zijwortels. Daardoor kan Moerasspirea zich onder gunstige omstandigheden snel uitbreiden. De rechtopstaande stengel is hol en weinig vertakt. De plant kan anderhalve meter hoog worden. Samengestelde bladeren De bladeren staan verspreid langs de gegroefde stengel, die vaak roodachtig aangelopen is. In het voorjaar gevormde bladeren zijn meestal kaal. Zomer-bladeren zijn onder bepaalde omstandigheden behaard, hetgeen overmatige verdamping tegengaat. Daarom ook is de bovenzijde van de bladeren ook van een waslaagje voorzien en hebben de bladeren de neiging om zich bij te sterke belichting te draaien. De veervormig samengestelde bladeren hebben een relatief groot, handvormig eindblaadje. Tussen de blaadjes staan kleinere blaadjes, wat wordt aangeduid als afgebroken geveerd. Alleen stuifmeel Moerasspirea bloeit van juni tot in augustus. De bloemen staan in tuilvormige pluimen aan het eind van de stengels. Een bloem heeft vijf of zes geelwitte kroonbladen, een gelijk aantal kelkbladen, 20 tot 40 meeldraden en 6 tot 10 stampers. De bloemen verspreiden een heerlijke geur. De geurstoffen komen via de kroonbladen naar buiten. Behalve tweeslachtige bloemen zijn er ook mannelijke bloemen aanwezig. Bij het begin van de boei zijn de meeldraden alle naar binnen gebogen. Tijdens de bloei buigen ze naar buiten, te beginnen aan de buitenzijde. De bloemen produceren geen nectar. De afwezigheid van dit zoete vocht wordt gecompenseerd door het overvloedige stuifmeel. De helmknoppen steken ver buiten de bloem. De bijen hoeven alleen maar over de bloemen te lopen, waardoor het stuifmeel in de beharing blijft kleven. De stuifmeelklompjes zijn geel. Tegelijk met het openen van de helmknoppen zijn de stempels rijp. De stampers zijn schroefvormig in elkaar gedraaid. In elk vruchtbeginsel vormt zich één zaad. De vruchten worden door wind en water verspreid. Knolspirea Het geslacht Filipendula heeft zijn naam te danken aan de vorm van de wortels van de Knolspirea (Filipendula vulgaris), die vroeger op een paar plaatsen in ons land in het wild groeide. Deze soort heeft ook een wortelstok, maar de zijwortels zijn dun en naar beneden gericht. Aan deze dunne hangende zijwortels zitten knolvormige verdikkingen. Filipendula is afgeleid van het Latijnse filum (draad) en pendulus (hangend). De Knolspirea heeft grotere bloemen en wordt als sierplant in tuinen gekweekt. Hij verlangt een zonnige plaats. plaat 78. Moerasspirea A bloeiwijze; B blad; C bloem; D meeldraad met deel kelk en kroonblad; E stuifmeelkorrel (tricolp(or)aat), polair aanzicht; F in elkaar gedraaide stampers; G losse stampers; H rijpe, in elkaar gedraaide vruchten; I vruchten.
- Page 132 and 133: 130 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 134 and 135: 132 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 136 and 137: 134 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 138 and 139: 136 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 140 and 141: 138 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 142 and 143: 140 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 144 and 145: 142 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 146 and 147: 144 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 148 and 149: 146 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 150 and 151: 148 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 152 and 153: 150 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 154 and 155: 152 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 156 and 157: 154 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 158 and 159: 156 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 160 and 161: 158 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 162 and 163: 160 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 164 and 165: 162 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 166 and 167: 164 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 168 and 169: 166 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 170 and 171: 168 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 172 and 173: 170 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 174 and 175: 172 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 176 and 177: 174 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 178 and 179: 176 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 180 and 181: 178 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 184 and 185: 182 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 186 and 187: 184 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 188 and 189: 186 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 190 and 191: 188 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 192 and 193: 190 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 194 and 195: 192 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 196 and 197: 194 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 198 and 199: 196 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 200 and 201: 198 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 202 and 203: 200 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 204 and 205: 202 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 206 and 207: 204 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 208 and 209: 206 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 210 and 211: 208 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 212 and 213: 210 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 214 and 215: 212 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 216 and 217: 214 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 218 and 219: 216 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 220 and 221: 218 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 222 and 223: 220 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 224 and 225: 222 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 226 and 227: 224 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 228 and 229: 226 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 230 and 231: 228 bijenplanten: nectar en stuifme
ozenfamilie 181<br />
Moerasspirea (Filipendula ulmaria)<br />
Moerasspirea is te vinden op vochtige plaatsen in bossen,<br />
weilanden en ruigten, en langs sloten waar regelmatig<br />
materiaal uit het water wordt gedeponeerd. Hij gedijt ook<br />
nog als de standplaats tijdelijk wat minder vochtig is.<br />
Kruipende wortelstok<br />
Het geslacht Spirea (Filipendula) behoort tot de Rozenfamilie<br />
(Rosaceae). Het is een klein geslacht met negen soorten, die<br />
voorkomen in Europa, West-Azië en Noord-Amerika. In ons<br />
land is Moerasspirea een algemene soort, behalve in de zeekleigebieden<br />
en op de Waddeneilanden. De groeiplaatsen liggen<br />
zowel in de volle zon als in de halfschaduw. De bodem is vaak<br />
rijk aan stikstof. De plant heeft een horizontale wortelstok<br />
met dikke zijwortels. Daardoor kan Moerasspirea zich onder<br />
gunstige omstandigheden snel uitbreiden. De rechtopstaande<br />
stengel is hol en weinig vertakt. De plant kan anderhalve<br />
meter hoog worden.<br />
Samengestelde bladeren<br />
De bladeren staan verspreid langs de gegroefde stengel, die vaak<br />
roodachtig aangelopen is. In het voorjaar gevormde bladeren<br />
zijn meestal kaal. Zomer-bladeren zijn onder bepaalde<br />
omstandigheden behaard, hetgeen overmatige verdamping<br />
tegengaat. Daarom ook is de bovenzijde van de bladeren ook<br />
van een waslaagje voorzien en hebben de bladeren de neiging<br />
om zich bij te sterke belichting te draaien. De veervormig<br />
samengestelde bladeren hebben een relatief groot, handvormig<br />
eindblaadje. Tussen de blaadjes staan kleinere blaadjes, wat<br />
wordt aangeduid als afgebroken geveerd.<br />
Alleen stuifmeel<br />
Moerasspirea bloeit van juni tot in augustus. De bloemen<br />
staan in tuilvormige pluimen aan het eind van de stengels.<br />
Een bloem heeft vijf of zes geelwitte kroonbladen, een gelijk<br />
aantal kelkbladen, 20 tot 40 meeldraden en 6 tot 10 stampers.<br />
De bloemen verspreiden een heerlijke geur. De geurstoffen<br />
komen via de kroonbladen naar buiten.<br />
Behalve tweeslachtige bloemen zijn er ook mannelijke bloemen<br />
aanwezig. Bij het begin van de boei zijn de meeldraden alle naar<br />
binnen gebogen. Tijdens de bloei buigen ze naar buiten, te<br />
beginnen aan de buitenzijde. De bloemen produceren geen<br />
nectar. De afwezigheid van dit zoete vocht wordt gecompenseerd<br />
door het overvloedige stuifmeel. De helmknoppen<br />
steken ver buiten de bloem. De bijen hoeven alleen maar over<br />
de bloemen te lopen, waardoor het stuifmeel in de beharing<br />
blijft kleven. De stuifmeelklompjes zijn geel. Tegelijk met<br />
het openen van de helmknoppen zijn de stempels rijp.<br />
De stampers zijn schroefvormig in elkaar gedraaid. In elk<br />
vruchtbeginsel vormt zich één zaad. De vruchten worden<br />
door wind en water verspreid.<br />
Knolspirea<br />
Het geslacht Filipendula heeft zijn naam te danken aan de<br />
vorm van de wortels van de Knolspirea (Filipendula vulgaris),<br />
die vroeger op een paar plaatsen in ons land in het wild groeide.<br />
Deze soort heeft ook een wortelstok, maar de zijwortels zijn<br />
dun en naar beneden gericht. Aan deze dunne hangende zijwortels<br />
zitten knolvormige verdikkingen. Filipendula is<br />
afgeleid van het Latijnse filum (draad) en pendulus (hangend).<br />
De Knolspirea heeft grotere bloemen en wordt als sierplant in<br />
tuinen gekweekt. Hij verlangt een zonnige plaats.<br />
plaat 78. Moerasspirea<br />
A bloeiwijze; B blad; C bloem; D meeldraad met deel kelk en kroonblad;<br />
E stuifmeelkorrel (tricolp(or)aat), polair aanzicht; F in elkaar<br />
gedraaide stampers; G losse stampers; H rijpe, in elkaar gedraaide<br />
vruchten; I vruchten.