Bijenplanten_web
148 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen
vlinderbloemenfamilie 149 Luzerne (Medicago sativa) Luzerne behoort tot het geslacht Rupsklaver (Medicago) van de Vlinderbloemenfamilie (Fabaceae). Het geslacht telt ongeveer 100 soorten, die groeien in het gematigde deel van Eurazië, vooral in het Middellandse-Zeegebied. In het zuidwesten van ons land komt de Luzerne algemeen voor. De soort is in het Deltagebied in cultuur als voederplant en groenbemester. In Californië en in Canada wordt het gewas grootschalig geteeld voor het hooi en de zaadwinning. Overjarige plant Luzerne is een overjarige plant met een lange wortelstok. Elk jaar vormen zich een aantal bebladerde, sterk vertakte stengels. De bladeren zijn drietallig waarbij het middelste blaadje relatief kort gesteeld is. Luzerne bloeit van juni tot september. Aan het einde van elke stengel vormt zich een dichte trosvormige bloeiwijze. De bloemen zijn er in verschillende tinten blauw. De bloemkroon heeft de voor de familie karakteristieke opbouw: bovenaan een vlag, opzij twee zwaarden en daartussen de kiel. De laatste omsluit de meeldraden en de stamper. Springveermechanisme De helmdraden van de 10 meeldraden zijn op één na met elkaar vergroeid. Samen vormen ze een kokertje dat de stamper geheel omsluit. Het meeldradenkokertje staat als een veer onder spanning. Het wil naar boven buigen, maar wordt door een vingervormige verlenging van de zwaarden en door in elkaar grijpende uitstulpingen van de kiel en de zwaarden in bedwang gehouden. Als bij insectenbezoek door druk op de zwaarden en kiel deze belemmeringen worden weggenomen, springt het einde van de meeldradenbuis omhoog. De helmknoppen met stuifmeel en de stempel worden dan tegen de onderkant van het insect gedrukt. Daarbij wordt stuifmeel overgebracht op het insect en, indien aanwezig, stuifmeel van een vorig bezoek door de stempel van het insect opgenomen. Na de ontlading van het springveermechanisme komen meeldraden en stamper niet meer in de kiel terug, zoals wel het geval is bij andere soorten in de familie. De stempel wordt tegen de vlag gedrukt. De bloemen zijn zelfsteriel; voor de zaadvorming is de plant dus aangewezen op kruisbestuiving. De zaadzetting is optimaal als bestuiving door het springveermechanisme plaatsvindt. Alleen nectar bij warmte De bloemen hebben een ringvormig nectarium, dat deels op een verdikking aan de basis van de meeldradenbuis, deels op de bloembodem is gelegen. Vrijgekomen nectar kan tijdelijk worden opgeslagen in een ruimte onder in de buis, waar de buiswand iets naar buiten uitwijkt. De nectar kan langs de losstaande meeldraad worden opgenomen. Het suikergehalte van de nectar varieert van 17 tot 48%. Luzerne heeft veel warmte nodig voor een optimale nectarproductie. Bijenbezoek Honingbijen verzamelen zowel nectar als stuifmeel op de bloemen. Als ze alleen nectar verzamelen, brengen ze echter niet het springveermechanisme in werking. Stuifmeelverzamelaars doen dat wel. Luzernehoning bevat daarom maar heel weinig stuifmeel van de plant zelf. In de Verenigde Staten en Canada wordt voor de bestuiving van de Luzerne vaak gebruik gemaakt van wilde bijen. Vooral de Luzernebehangersbij (Megachile rotundata) leent zich daar goed voor. Voor deze bij worden speciale nestgelegenheden gemaakt, die naar de Luzerne worden gebracht. De nestkasten moeten dan ‘fijnmazig’ over het veld worden verspreid, omdat solitaire bijen slechts tot op korte afstand van het nest foerageren. Vermeerdering Luzerne vermeerdert zich door zaad. De vrucht is een peul die, doordat de rugzijde daarvan sneller groeit dan de buiknaad, spiraalvormig gedraaid is. Als de zaden rijp zijn, springt de peul niet open, dit in tegenstelling tot die van andere soorten in de familie. Het zaad wordt met vrucht en al verspreid. plaat 62. Luzerne A deel van bloeiende plant; B blad; C bloem; D bloem na werking springveermechanisme; E opengeslagen kiel en zwaarden; F meeldraden en stamper na werking springveermechanisme; G helmknop; H stuifmeelkorrel (tricolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; I stamper; J vrucht; K zaad; L kiemplant.
- Page 100 and 101: 98 bijenplanten: nectar en stuifmee
- Page 102 and 103: 100 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 104 and 105: 102 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 106 and 107: 104 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 108 and 109: 106 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 110 and 111: 108 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 112 and 113: 110 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 114 and 115: 112 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 116 and 117: 114 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 118 and 119: 116 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 120 and 121: 118 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 122 and 123: 120 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 124 and 125: 122 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 126 and 127: 124 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 128 and 129: 126 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 130 and 131: 128 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 132 and 133: 130 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 134 and 135: 132 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 136 and 137: 134 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 138 and 139: 136 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 140 and 141: 138 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 142 and 143: 140 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 144 and 145: 142 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 146 and 147: 144 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 148 and 149: 146 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 152 and 153: 150 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 154 and 155: 152 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 156 and 157: 154 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 158 and 159: 156 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 160 and 161: 158 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 162 and 163: 160 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 164 and 165: 162 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 166 and 167: 164 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 168 and 169: 166 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 170 and 171: 168 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 172 and 173: 170 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 174 and 175: 172 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 176 and 177: 174 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 178 and 179: 176 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 180 and 181: 178 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 182 and 183: 180 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 184 and 185: 182 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 186 and 187: 184 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 188 and 189: 186 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 190 and 191: 188 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 192 and 193: 190 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 194 and 195: 192 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 196 and 197: 194 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 198 and 199: 196 bijenplanten: nectar en stuifme
vlinderbloemenfamilie 149<br />
Luzerne (Medicago sativa)<br />
Luzerne behoort tot het geslacht Rupsklaver (Medicago)<br />
van de Vlinderbloemenfamilie (Fabaceae). Het geslacht telt<br />
ongeveer 100 soorten, die groeien in het gematigde deel van<br />
Eurazië, vooral in het Middellandse-Zeegebied. In het zuidwesten<br />
van ons land komt de Luzerne algemeen voor.<br />
De soort is in het Deltagebied in cultuur als voederplant en<br />
groenbemester. In Californië en in Canada wordt het gewas<br />
grootschalig geteeld voor het hooi en de zaadwinning.<br />
Overjarige plant<br />
Luzerne is een overjarige plant met een lange wortelstok.<br />
Elk jaar vormen zich een aantal bebladerde, sterk vertakte<br />
stengels. De bladeren zijn drietallig waarbij het middelste<br />
blaadje relatief kort gesteeld is.<br />
Luzerne bloeit van juni tot september. Aan het einde van<br />
elke stengel vormt zich een dichte trosvormige bloeiwijze.<br />
De bloemen zijn er in verschillende tinten blauw. De bloemkroon<br />
heeft de voor de familie karakteristieke opbouw:<br />
bovenaan een vlag, opzij twee zwaarden en daartussen de kiel.<br />
De laatste omsluit de meeldraden en de stamper.<br />
Springveermechanisme<br />
De helmdraden van de 10 meeldraden zijn op één na met<br />
elkaar vergroeid. Samen vormen ze een kokertje dat de stamper<br />
geheel omsluit. Het meeldradenkokertje staat als een veer<br />
onder spanning. Het wil naar boven buigen, maar wordt door<br />
een vingervormige verlenging van de zwaarden en door in<br />
elkaar grijpende uitstulpingen van de kiel en de zwaarden in<br />
bedwang gehouden. Als bij insectenbezoek door druk op de<br />
zwaarden en kiel deze belemmeringen worden weggenomen,<br />
springt het einde van de meeldradenbuis omhoog.<br />
De helmknoppen met stuifmeel en de stempel worden dan<br />
tegen de onderkant van het insect gedrukt. Daarbij wordt<br />
stuifmeel overgebracht op het insect en, indien aanwezig,<br />
stuifmeel van een vorig bezoek door de stempel van het insect<br />
opgenomen. Na de ontlading van het springveermechanisme<br />
komen meeldraden en stamper niet meer in de kiel terug,<br />
zoals wel het geval is bij andere soorten in de familie.<br />
De stempel wordt tegen de vlag gedrukt. De bloemen zijn<br />
zelfsteriel; voor de zaadvorming is de plant dus aangewezen op<br />
kruisbestuiving. De zaadzetting is optimaal als bestuiving door<br />
het springveermechanisme plaatsvindt.<br />
Alleen nectar bij warmte<br />
De bloemen hebben een ringvormig nectarium, dat deels op<br />
een verdikking aan de basis van de meeldradenbuis, deels op<br />
de bloembodem is gelegen. Vrijgekomen nectar kan tijdelijk<br />
worden opgeslagen in een ruimte onder in de buis, waar de<br />
buiswand iets naar buiten uitwijkt. De nectar kan langs de<br />
losstaande meeldraad worden opgenomen. Het suikergehalte<br />
van de nectar varieert van 17 tot 48%. Luzerne heeft veel<br />
warmte nodig voor een optimale nectarproductie.<br />
Bijenbezoek<br />
Honingbijen verzamelen zowel nectar als stuifmeel op de<br />
bloemen. Als ze alleen nectar verzamelen, brengen ze echter<br />
niet het springveermechanisme in werking. Stuifmeelverzamelaars<br />
doen dat wel. Luzernehoning bevat daarom<br />
maar heel weinig stuifmeel van de plant zelf.<br />
In de Verenigde Staten en Canada wordt voor de bestuiving<br />
van de Luzerne vaak gebruik gemaakt van wilde bijen.<br />
Vooral de Luzernebehangersbij (Megachile rotundata) leent<br />
zich daar goed voor. Voor deze bij worden speciale nestgelegenheden<br />
gemaakt, die naar de Luzerne worden gebracht.<br />
De nestkasten moeten dan ‘fijnmazig’ over het veld worden<br />
verspreid, omdat solitaire bijen slechts tot op korte afstand<br />
van het nest foerageren.<br />
Vermeerdering<br />
Luzerne vermeerdert zich door zaad. De vrucht is een peul<br />
die, doordat de rugzijde daarvan sneller groeit dan de<br />
buiknaad, spiraalvormig gedraaid is. Als de zaden rijp zijn,<br />
springt de peul niet open, dit in tegenstelling tot die van<br />
andere soorten in de familie. Het zaad wordt met vrucht en al<br />
verspreid.<br />
plaat 62. Luzerne<br />
A deel van bloeiende plant; B blad; C bloem; D bloem na werking<br />
springveermechanisme; E opengeslagen kiel en zwaarden; F meeldraden<br />
en stamper na werking springveermechanisme; G helmknop;<br />
H stuifmeelkorrel (tricolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal<br />
aanzicht; I stamper; J vrucht; K zaad; L kiemplant.