Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

138 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

vlinderbloemenfamilie 139 Verfbrem (Genista tinctoria) De Verfbrem behoort tot geslacht Heidebrem (Genista) van de Vlinderbloemenfamilie (Fabaceae). Het geslacht komt voor in bijna heel Europa, in West-Azië en in Noord-Afrika. Van de ongeveer 70 soorten heeft de Verfbrem de grootste verspreiding. In ons land is deze belangrijke stuifmeelleverancier helaas niet algemeen. Hij komt hier nog het meest voor op de Waddeneilanden, in heidevegetaties op matig droge tot matig vochtige gronden. De plant is een een kleine struik die 60 centimeter hoog kan worden. De groene, gegroefde stengels vertakken zich herhaaldelijk. De verspreide bladeren hebben een korte steel en zijn elliptisch tot lancetvormig. Bloemen met kleurvariatie De Verfbrem bloeit van juni tot september. De late bloei is veelal een nabloei en de plant draagt dan inmiddels ook rijpe vruchten. De bloemen staan in trosvormige eindelingse bloeiwijzen. Aan de basis van de kelk staan twee kleine schutbladen. De bloemkroon, die uit een vlag, twee zwaarden en een kiel bestaat, is voor ons oog geheel goudgeel. Voor het bijenoog is er aan de bloem meer variatie waar te nemen. Met uitzondering van een vlek aan de basis kaatst de vlag behalve geel ook ultraviolet terug en is dus voor de Honingbij bijenpurper. De zwaarden en de kiel reflecteren minder ultraviolet dan de vlag, en bovendien hebben de zwaarden aan het eind een vlek die geen ultraviolet terugkaatst. Genoeg variatie dus voor de bijen om zich goed op de bloemen te kunnen oriënteren. Maar goed ook, want de bloemen verspreiden geen geur. De kleurschakering op de vlag kunnen we geen nectarmerk noemen, want er wordt geen nectar geproduceerd; er valt alleen stuifmeel te halen. De 10 meeldraden zijn met elkaar vergroeid tot een buisje dat het vruchtbeginsel en het begin van de stijl omsluit. Meeldraden en stamper worden door de kiel omsloten en staan daarin onder een opwaarts gerichte spanning. De kiel en de zwaarden staan onder een neerwaartse spanning. Reeds in het knopstadium van de bloem gaan de helmknoppen van de vier bovenste meeldraden open; de rest volgt kort voor het opengaan van de bloem. Bijen hoeven niet veel moeite te doen om met het stuifmeel in aanraking te komen. Als ze bij hun bezoek op de zwaarden en de kiel landen, slaan deze naar beneden en veren meeldraden en stamper omhoog. De stempel komt als eerste met de onderzijde van de bij in aanraking en hopelijk met het daar aanwezige stuifmeel van andere bloemen. Daarna volgen de meeldraden, die samen het stuifmeel uit de kiel in de beharing van de bij slaan. Voor zover dat niet door de bij in de klompjes wordt verzameld kan het dienst doen voor de bestuiving van volgende bloemen. Voor kruisbestuiving moet een bloem het hebben van dat ene bijenbezoek, want zowel meeldraden en stamper als de zwaarden en de kiel veren niet meer terug naar de oude stand. Blijft insectenbezoek uit, dan kan zich door zelfbestuiving ook zaad vormen. Verfplant De twijgen, bladeren en bloemen bevatten de gele verfstoffen genisteïne en luteoline, die vroeger werden gebruikt voor het verven van linnen en wol. Het waren duurzame verfstoffen maar ze zijn toch verdrongen door andere. De naam tinctoria is afgeleid van het Latijnse tinctor (verver). Vermeerdering De Verfbrem vermeerdert zich alleen door de vorming van zaad. De vrucht is een peul die met twee kleppen openspringt. De zaden kiemen al in de herfst en ze doen dat het beste op een lichte standplaats. plaat 57. Verfbrem A deel van bloeiende plant; B bloem: 1 direct na ontluiken, 2 na insectenbezoek; C bloemkroon: 1 vlag, 2 zwaarden, 3 kiel; D meeldraden met stamper; E meeldraden; F stuifmeelkorrel (tricolpaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; G stamper; H peulen; I zaad.

vlinderbloemenfamilie 139<br />

Verfbrem (Genista tinctoria)<br />

De Verfbrem behoort tot geslacht Heidebrem (Genista) van<br />

de Vlinderbloemenfamilie (Fabaceae). Het geslacht komt<br />

voor in bijna heel Europa, in West-Azië en in Noord-Afrika.<br />

Van de ongeveer 70 soorten heeft de Verfbrem de grootste<br />

verspreiding. In ons land is deze belangrijke stuifmeelleverancier<br />

helaas niet algemeen. Hij komt hier nog het<br />

meest voor op de Waddeneilanden, in heidevegetaties op<br />

matig droge tot matig vochtige gronden. De plant is een<br />

een kleine struik die 60 centimeter hoog kan worden.<br />

De groene, gegroefde stengels vertakken zich herhaaldelijk.<br />

De verspreide bladeren hebben een korte steel en zijn<br />

elliptisch tot lancetvormig.<br />

Bloemen met kleurvariatie<br />

De Verfbrem bloeit van juni tot september. De late bloei is<br />

veelal een nabloei en de plant draagt dan inmiddels ook rijpe<br />

vruchten. De bloemen staan in trosvormige eindelingse bloeiwijzen.<br />

Aan de basis van de kelk staan twee kleine schutbladen.<br />

De bloemkroon, die uit een vlag, twee zwaarden en een kiel<br />

bestaat, is voor ons oog geheel goudgeel. Voor het bijenoog is<br />

er aan de bloem meer variatie waar te nemen. Met uitzondering<br />

van een vlek aan de basis kaatst de vlag behalve geel ook ultraviolet<br />

terug en is dus voor de Honingbij bijenpurper.<br />

De zwaarden en de kiel reflecteren minder ultraviolet dan de<br />

vlag, en bovendien hebben de zwaarden aan het eind een vlek<br />

die geen ultraviolet terugkaatst. Genoeg variatie dus voor de<br />

bijen om zich goed op de bloemen te kunnen oriënteren.<br />

Maar goed ook, want de bloemen verspreiden geen geur.<br />

De kleurschakering op de vlag kunnen we geen nectarmerk<br />

noemen, want er wordt geen nectar geproduceerd; er valt alleen<br />

stuifmeel te halen. De 10 meeldraden zijn met elkaar vergroeid<br />

tot een buisje dat het vruchtbeginsel en het begin van<br />

de stijl omsluit. Meeldraden en stamper worden door de kiel<br />

omsloten en staan daarin onder een opwaarts gerichte<br />

spanning. De kiel en de zwaarden staan onder een neerwaartse<br />

spanning. Reeds in het knopstadium van de bloem gaan de<br />

helmknoppen van de vier bovenste meeldraden open; de rest<br />

volgt kort voor het opengaan van de bloem.<br />

Bijen hoeven niet veel moeite te doen om met het stuifmeel in<br />

aanraking te komen. Als ze bij hun bezoek op de zwaarden en<br />

de kiel landen, slaan deze naar beneden en veren meeldraden<br />

en stamper omhoog. De stempel komt als eerste met de<br />

onderzijde van de bij in aanraking en hopelijk met het daar<br />

aanwezige stuifmeel van andere bloemen. Daarna volgen de<br />

meeldraden, die samen het stuifmeel uit de kiel in de beharing<br />

van de bij slaan. Voor zover dat niet door de bij in de<br />

klompjes wordt verzameld kan het dienst doen voor de bestuiving<br />

van volgende bloemen. Voor kruisbestuiving moet<br />

een bloem het hebben van dat ene bijenbezoek, want zowel<br />

meeldraden en stamper als de zwaarden en de kiel veren niet<br />

meer terug naar de oude stand. Blijft insectenbezoek uit, dan<br />

kan zich door zelfbestuiving ook zaad vormen.<br />

Verfplant<br />

De twijgen, bladeren en bloemen bevatten de gele verfstoffen<br />

genisteïne en luteoline, die vroeger werden gebruikt voor het<br />

verven van linnen en wol. Het waren duurzame verfstoffen<br />

maar ze zijn toch verdrongen door andere. De naam tinctoria<br />

is afgeleid van het Latijnse tinctor (verver).<br />

Vermeerdering<br />

De Verfbrem vermeerdert zich alleen door de vorming van<br />

zaad. De vrucht is een peul die met twee kleppen openspringt.<br />

De zaden kiemen al in de herfst en ze doen dat het beste op<br />

een lichte standplaats.<br />

plaat 57. Verfbrem<br />

A deel van bloeiende plant; B bloem: 1 direct na ontluiken, 2 na<br />

insectenbezoek; C bloemkroon: 1 vlag, 2 zwaarden, 3 kiel; D meeldraden<br />

met stamper; E meeldraden; F stuifmeelkorrel (tricolpaat):<br />

1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; G stamper; H peulen;<br />

I zaad.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!