Bijenplanten_web
128 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen
viooltjesfamilie 129 Driekleurig viooltje (Viola tricolor) Het Viooltje is een bekende plant, die met zijn rijke kleurschakeringen lange tijd de tuin kan sieren. Omdat veel tuinviooltjes hybriden zijn die op een of andere wijze het Driekleurig viooltje als voorouder hebben, lijken verwilderde tuinviooltjes vaak sterk op de wilde vorm van het Driekleurig viooltje. Inheems De Viooltjesfamilie (Violaceae) telt ongeveer 1000 soorten, die zijn ondergebracht in 22 geslachten. Daarvan is het geslacht Viooltje (Viola) met ongeveer 500 soorten het grootste. Viooltjes hebben hun verspreiding in de gematigde streken van het noordelijk halfrond. De overige geslachten komen voor in tropische streken, voornamelijk in Zuid-Amerika. In ons land zijn 12 soorten van het geslacht Viooltje inheems. Vroeger was het Driekleurig viooltje vaak te vinden in graanakkers. Helaas is het daaruit nu geheel verdwenen. Het is een plant van zandgronden waarin nog een redelijke hoeveelheid voedsel aanwezig is. Hoewel de plant eenjarig heet te zijn, kan hij wel degelijk overwinteren. Onderaan de plant zijn de bladeren eirond, bovenaan langwerpig. Ze hebben veerdelige steunbladen. De plant dankt zijn naam aan de vorm van de kroon. Het originele Driekleurig viooltje heeft bovenaan twee paarsblauwe kroonbladen, opzij twee lichtblauwe en onderaan een geel kroonblad. De plant is vormenrijk, waardoor er veel kleurvariaties zijn. Bovendien vormen zich gemakkelijk bastaarden met andere soorten. De bouw van de bloem De bloemen van het Driekleurig viooltje hebben een bijzondere bouw, die is afgestemd op de manier waarop bijen de bloemen bezoeken. Het onderste kroonblad fungeert als landingsplaats. Ongetwijfeld zal het nectarmerk de bijen helpen bij hun oriëntatie. Het is duidelijk zichtbaar in de vorm van een lichte vlek bij de bloemopening en van strepen op het onderste kroonblad. Behalve op het gezicht kan de bij zich ook op de geur oriënteren, want het nectarmerk geurt sterker dan het overige deel van de bloem. Nadat de bij is geland, met de kop naar de bloem gericht, draait zij zich een halve slag om en steekt haar tong in de nauwe bloemopening. Zij houdt zich daarbij vast aan de bovenste kroonbladen, die soms helemaal ombuigen. Die merkwaardige houding van de bij is te verklaren als we de bouw van de bloem nader onder de loep nemen (letterlijk en figuurlijk). Rond de stamper liggen vijf brede meeldraden, die aan de top in een stompe punt eindigen. Ze vormen samen een kokertje waarbinnen de helmknoppen liggen. De twee meeldraden aan de onderzijde hebben elk een nectarium in de vorm van een aanhangsel in de spoor van het onderste kroonblad. Ter hoogte van de meeldraden heeft het kroonblad ook nog een groef met naar achteren gerichte haren. De stamper is direct boven het vruchtbeginsel sterk geknikt en kan daardoor gemakkelijk heen en weer worden bewogen. De stamper eindigt in een bolletje dat net buiten het kokertje van meeldraden uitsteekt. In dat bolletje zit een komvormige opening met daaronder een lipje. De stempel, waarop het stuifmeel terecht moet komen, wordt gevormd door de binnenzijde en de rand van de opening en door de bovenzijde van het lipje. De bestuiving Als de bij haar tong in de bloemopening naar binnen brengt, buigt de stamper heel gemakkelijk tegen de tong en wordt het eventueel daarop zittende stuifmeel door het lipje afgeschraapt. Tegelijk met het buigen van de stamper gaat het kokertje open en valt er stuifmeel op haar tong en in de behaarde groef van het kroonblad, bedoeld voor het volgende bloembezoek. Als de tong wordt teruggetrokken buigt de stamper weer naar boven, waardoor wordt voorkomen dat er zelfbestuiving plaatsvindt. Weggeschoten zaden Na de bloei ondergaat de bloemsteel een aantal bewegingen, waardoor het vruchtbeginsel eerst naar beneden en later, als de zaden rijp zijn, naar boven gericht is. De vrucht opent zich met drie kleppen. Door uitdroging worden de kleppen dubbel gevouwen, waardoor de zaden na elkaar worden weggeschoten. Aan de zaden zit een aanhangsel (mierenbroodje) dat door mieren wordt gegeten, die een bijdrage aan de verspreiding kunnen leveren. plaat 52. Driekleurig viooltje A deel van bloeiende plant; B blad; C bloem waarvan deel bloemkroon is verwijderd en spoor is doorgesneden; D stamper; E meeldraad; F meeldraad met aanhangsel; G stuifmeelkorrel (stephanocolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; H rijpende vrucht; I geopende vrucht; J zaad.
- Page 80 and 81: 78 bijenplanten: nectar en stuifmee
- Page 82 and 83: 80 bijenplanten: nectar en stuifmee
- Page 84 and 85: 82 bijenplanten: nectar en stuifmee
- Page 86 and 87: 84 bijenplanten: nectar en stuifmee
- Page 88 and 89: 86 bijenplanten: nectar en stuifmee
- Page 90 and 91: 88 bijenplanten: nectar en stuifmee
- Page 92 and 93: 90 bijenplanten: nectar en stuifmee
- Page 94 and 95: 92 bijenplanten: nectar en stuifmee
- Page 96 and 97: 94 bijenplanten: nectar en stuifmee
- Page 98 and 99: 96 bijenplanten: nectar en stuifmee
- Page 100 and 101: 98 bijenplanten: nectar en stuifmee
- Page 102 and 103: 100 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 104 and 105: 102 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 106 and 107: 104 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 108 and 109: 106 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 110 and 111: 108 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 112 and 113: 110 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 114 and 115: 112 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 116 and 117: 114 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 118 and 119: 116 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 120 and 121: 118 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 122 and 123: 120 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 124 and 125: 122 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 126 and 127: 124 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 128 and 129: 126 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 132 and 133: 130 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 134 and 135: 132 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 136 and 137: 134 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 138 and 139: 136 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 140 and 141: 138 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 142 and 143: 140 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 144 and 145: 142 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 146 and 147: 144 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 148 and 149: 146 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 150 and 151: 148 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 152 and 153: 150 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 154 and 155: 152 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 156 and 157: 154 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 158 and 159: 156 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 160 and 161: 158 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 162 and 163: 160 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 164 and 165: 162 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 166 and 167: 164 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 168 and 169: 166 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 170 and 171: 168 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 172 and 173: 170 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 174 and 175: 172 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 176 and 177: 174 bijenplanten: nectar en stuifme
- Page 178 and 179: 176 bijenplanten: nectar en stuifme
128 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen