Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

120 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

teunisbloemfamilie 121 Fuchsia magellanica De benaming bijenplant is hier niet helemaal correct. Fuchsia magellanica wordt in haar natuurlijke areaal ook door kolibries bezocht. Eigenlijk is het een vogelplant, waarvan de bloemen ook door honingbijen, hommels en andere insecten worden bestoven. In tegenstelling tot insectenbloemen, zijn vogelbloemen niet makkelijk te omschrijven. Vogelbloemen produceren doorgaans veel nectar, hetgeen om veel opslagruimte vraagt. Vaak zijn bloemen van vogelplanten daaraan te herkennen. Verder is er voor vogels op een vogelbloem geen speciale landingsplaats, zoals we die bij bloemen van bijenplanten vaak wel aantreffen. Wat bij vogelbloemen ook opvalt, is dat de meeldraden en de stamper vaak ver buiten de bloem steken. Bovendien hebben vogelbloemen opvallende kleuren, vaak rood, blauw of groen. Uit Zuid-Amerika Fuchsia magellanica behoort tot de Teunisbloemfamilie (Onagraceae), net als de Teunisbloem (Oenothera), het Wilgenroosje (Chamerion angustifolium) en het Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum). Het geslacht Fuchsia telt ongeveer 100 soorten, die vooral in Centraal- en Zuid-Amerika voorkomen. Een paar soorten zijn inheems in Nieuw-Zeeland en Tahiti. Fuchsia magellanica komt uit het Andesgebied. Het areaal strekt zich uit tot de Straat van Magallanes, in het zuidelijke puntje van Chili. Aan die zee-engte heeft deze Fuchsia haar naam te danken. Een winterharde Fuchsia Fuchsia magellanica is in ons land winterhard en wordt onder normale omstandigheden één tot anderhalve meter hoog. Het oostelijk deel van het natuurlijke areaal heeft een droger klimaat en de plant heeft zich daaraan aangepast door minder groot uit te groeien. Een voorwaarde is wel dat het hout niet uitdroogt. De iets getande bladeren staan in kransen van drie of vier verspreid langs de takken. De bloemen ontwikkelen zich in de oksels van de bladeren. Ze hebben een lange dunne bloemsteel. Het voordeel hiervan is dat kolibries die niet langs de normale weg bij de nectar kunnen komen, moeilijk een gaatje in de bloem kunnen maken om in te breken. Het vruchtbeginsel is onderstandig en bevat een grote hoeveelheid zaadknoppen. Het wordt geheel omsloten door het verlengde van de bloemas, die zich boven het vruchtbeginsel als kelkbuis voortzet. Langs de rand van de kelkbuis staan de kelkbladen, de kroonbladen, vier lange meeldraden en vier korte meeldraden. In de oorspronkelijke vorm heeft de kelk een helderrode kleur en is de bloemkroon blauwviolet. Er zijn ook variëteiten met afwijkende, lichtere bloemkleuren. Tijdens de bloei wijken de kelkbladen uiteen, maar de kroonbladen blijven elkaar overlappen. Samen vormen ze een wijde buis rond de meeldraden. De bloemen zijn proterogyn, dat wil zeggen dat de ver buiten de bloem reikende knotsvormige stempel eerst ontvankelijk wordt voor het ontvangen van stuifmeel en dat pas daarna het stuifmeel van de bloem vrijkomt. Hierdoor wordt kruisbestuiving bevorderd. Overvloed van nectar Het nectarium ligt onder in de kelkbuis en wordt gevormd door een brede kussenvormige discus, die tegen de wand van de kelkbuis ligt. De bloemen produceren een grote hoeveelheid nectar. Als bezoek uitblijft, kan de kelkbuis geheel met nectar gevuld zijn. Met een suikergehalte van 20% is de nectar uitermate geschikt voor kolibries, omdat de nectar dan de vereiste viscositeit heeft om op te nemen. Bestuiving van de bloemen vindt ook plaats door honingbijen en hommels. Dat doen ze alleen als ze stuifmeel verzamelen. Ze landen daarbij op de helmknoppen en bewerken deze met de kaken. Doordat de stuifmeelkorrels met ragfijne viscinedraden aan elkaar zijn verbonden, wordt veel stuifmeel tegelijk verzameld. De stuifmeelklompjes zijn lichtgeel. Vermeerdering De vrucht is een veelzadige bes, die graag door merels wordt gegeten. Fuchsia magellanica laat zich gemakkelijk door stekken vermeerderen. plaat 48. Fuchsia magellanica A bloeiwijze; B blad; C vruchtbeginsel en doorgesneden kelkbuis met nectarium; D meeldraden; E stuifmeelkorrel (triporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; F stempel; G bes; H zaad.

teunisbloemfamilie 121<br />

Fuchsia magellanica<br />

De benaming bijenplant is hier niet helemaal correct.<br />

Fuchsia magellanica wordt in haar natuurlijke areaal ook<br />

door kolibries bezocht. Eigenlijk is het een vogelplant, waarvan<br />

de bloemen ook door honingbijen, hommels en andere<br />

insecten worden bestoven. In tegenstelling tot insectenbloemen,<br />

zijn vogelbloemen niet makkelijk te omschrijven.<br />

Vogelbloemen produceren doorgaans veel nectar, hetgeen om<br />

veel opslagruimte vraagt. Vaak zijn bloemen van vogelplanten<br />

daaraan te herkennen. Verder is er voor vogels op een vogelbloem<br />

geen speciale landingsplaats, zoals we die bij bloemen<br />

van bijenplanten vaak wel aantreffen. Wat bij vogelbloemen<br />

ook opvalt, is dat de meeldraden en de stamper vaak ver<br />

buiten de bloem steken. Bovendien hebben vogelbloemen<br />

opvallende kleuren, vaak rood, blauw of groen.<br />

Uit Zuid-Amerika<br />

Fuchsia magellanica behoort tot de Teunisbloemfamilie<br />

(Onagraceae), net als de Teunisbloem (Oenothera), het<br />

Wilgenroosje (Chamerion angustifolium) en het Harig wilgenroosje<br />

(Epilobium hirsutum). Het geslacht Fuchsia telt ongeveer<br />

100 soorten, die vooral in Centraal- en Zuid-Amerika voorkomen.<br />

Een paar soorten zijn inheems in Nieuw-Zeeland en<br />

Tahiti. Fuchsia magellanica komt uit het Andesgebied.<br />

Het areaal strekt zich uit tot de Straat van Magallanes, in het<br />

zuidelijke puntje van Chili. Aan die zee-engte heeft deze<br />

Fuchsia haar naam te danken.<br />

Een winterharde Fuchsia<br />

Fuchsia magellanica is in ons land winterhard en wordt onder<br />

normale omstandigheden één tot anderhalve meter hoog.<br />

Het oostelijk deel van het natuurlijke areaal heeft een droger<br />

klimaat en de plant heeft zich daaraan aangepast door minder<br />

groot uit te groeien. Een voorwaarde is wel dat het hout niet<br />

uitdroogt. De iets getande bladeren staan in kransen van drie<br />

of vier verspreid langs de takken. De bloemen ontwikkelen<br />

zich in de oksels van de bladeren. Ze hebben een lange dunne<br />

bloemsteel. Het voordeel hiervan is dat kolibries die niet langs<br />

de normale weg bij de nectar kunnen komen, moeilijk een<br />

gaatje in de bloem kunnen maken om in te breken. Het vruchtbeginsel<br />

is onderstandig en bevat een grote hoeveelheid zaadknoppen.<br />

Het wordt geheel omsloten door het verlengde van<br />

de bloemas, die zich boven het vruchtbeginsel als kelkbuis<br />

voortzet. Langs de rand van de kelkbuis staan de kelkbladen,<br />

de kroonbladen, vier lange meeldraden en vier korte meeldraden.<br />

In de oorspronkelijke vorm heeft de kelk een helderrode<br />

kleur en is de bloemkroon blauwviolet. Er zijn ook<br />

variëteiten met afwijkende, lichtere bloemkleuren. Tijdens de<br />

bloei wijken de kelkbladen uiteen, maar de kroonbladen<br />

blijven elkaar overlappen. Samen vormen ze een wijde buis<br />

rond de meeldraden. De bloemen zijn proterogyn, dat wil<br />

zeggen dat de ver buiten de bloem reikende knotsvormige<br />

stempel eerst ontvankelijk wordt voor het ontvangen van<br />

stuifmeel en dat pas daarna het stuifmeel van de bloem<br />

vrijkomt. Hierdoor wordt kruisbestuiving bevorderd.<br />

Overvloed van nectar<br />

Het nectarium ligt onder in de kelkbuis en wordt gevormd<br />

door een brede kussenvormige discus, die tegen de wand van<br />

de kelkbuis ligt. De bloemen produceren een grote hoeveelheid<br />

nectar. Als bezoek uitblijft, kan de kelkbuis geheel met<br />

nectar gevuld zijn. Met een suikergehalte van 20% is de nectar<br />

uitermate geschikt voor kolibries, omdat de nectar dan de<br />

vereiste viscositeit heeft om op te nemen. Bestuiving van de<br />

bloemen vindt ook plaats door honingbijen en hommels.<br />

Dat doen ze alleen als ze stuifmeel verzamelen. Ze landen<br />

daarbij op de helmknoppen en bewerken deze met de kaken.<br />

Doordat de stuifmeelkorrels met ragfijne viscinedraden aan<br />

elkaar zijn verbonden, wordt veel stuifmeel tegelijk verzameld.<br />

De stuifmeelklompjes zijn lichtgeel.<br />

Vermeerdering<br />

De vrucht is een veelzadige bes, die graag door merels wordt<br />

gegeten. Fuchsia magellanica laat zich gemakkelijk door<br />

stekken vermeerderen.<br />

plaat 48. Fuchsia magellanica<br />

A bloeiwijze; B blad; C vruchtbeginsel en doorgesneden kelkbuis<br />

met nectarium; D meeldraden; E stuifmeelkorrel (triporaat): 1 polair<br />

aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; F stempel; G bes; H zaad.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!