Bijenplanten_web

26.03.2018 Views

108 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

wijnstokfamilie 109 Oosterse wingerd (Parthenocissus tricuspidata) Menig imker zal in de zomer wel eens een telefoontje hebben ontvangen met de opgewonden mededeling dat er een bijenzwerm in de klimop zat. De kenner van de bijenweide heeft dan zeker een vermoeden wat er aan de hand is: een ‘stormloop’ van honingbijen op een Wingerd. Dat kan zich ook voordoen bij de Oosterse wingerd. Deze wordt ook wel Wilde wingerd genoemd, maar dat is eigenlijk de naam van het geslacht waar de soort toe behoort. Een (sub)tropische familie De Oosterse wingerd is een lid van de Wijnstokfamilie (Vitaceae). Deze familie telt ongeveer 700 soorten uit de tropen en subtropen. De meeste zijn klimmers en de bekendste is ongetwijfeld de Wijnstok (Vitis vinifera). Het geslacht Wilde wingerd (Parthenocissus) bevat 15 soorten. De oorsprong van de Oosterse wingerd ligt in Centraal-China en Japan. In de Leidse Hortus Botanicus staat tegen de muur tussen de hoge ramen van de Oranjerie een bijzonder exemplaar van de Oosterse wingerd. Deze plant moet gekoesterd maar ook bedwongen worden. Bedwongen vanwege de groeikracht en gekoesterd omdat de plant één van de 15 planten is die in hortusjargon ‘Siebold-exemplaren’ worden genoemd. Dat zijn de oorspronkelijke planten die door toedoen van Jhr. Dr. Ph.F.B. von Siebold vanuit Japan naar Nederland zijn gezonden. Op het naambordje staat ‘geplant voor 1867’. Het is waarschijnlijk de oudste nog levende plant buiten Japan. Een liaan Oosterse wingerd is een liaan met een enorme groeikracht. De plant kan vele meters lang langs een muur groeien. Elk jaar vormen zich gedurende het groeiseizoen lange scheuten die zich herhaaldelijk vertakken. Opvallend aan deze scheuten zijn de ranken waarmee de plant zich aan het substraat hecht. Op iedere knoop vormt zich een blad. Zijscheuten en knoppen verschijnen aan elke derde knoop; en op de daartussen gelegen knopen vormt zich tegenover elk blad een rank. De rank vertakt zich een aantal malen. Aan het eind zijn de vertakkingen eerst bolvormig maar zodra ze met het substraat in aanraking komen, vormen zich de hechtschijfjes. Aan het eind van een groeiseizoen verdorren de ranken maar ze blijven op zijn minst functioneren totdat zich in een volgend seizoen nieuwe ranken hebben gevormd. Opmerkelijk genoeg hechten de ranken zich niet aan de plant zelf. Twee soorten bladeren Deze Oosterse wingerd heeft grote en kleine bladeren. De kleine verschijnen aan de lange scheuten, welke voor de groei zorgen. De grote vormen zich, telkens twee bij elkaar, aan het eind van korte scheuten. Hierop liggen de knopen dicht bij elkaar en verschijnen ook de bloemen. De bloeiwijzen ontstaan tegenover een blad of in de oksel daarvan. Als er zich tegenover een blad een rank ontwikkelt, blijft de vorming van een bloeiwijze achterwege. Druk bijenbezoek bij warm weer De Oosterse wingerd staat afhankelijk van het weer in juli of augustus in bloei. De onopvallend lichtgroen gekleurde bloemen staan in kleine 3-bloemige bijschermen. Samen geven deze de onregelmatig vertakkende bloeiwijze een trosvormig aanzien. De bloemen zijn vijftallig. Ze hebben een korte komvormige kelk waarvan de bladen met elkaar vergroeid zijn. De meeldraden staan voor de kroonbladen. De nectariën liggen op vijf kussenvormige geelgroene verdikkingen onderaan het vruchtbeginsel. Druk bijenbezoek is te verwachten bij temperaturen tot boven de 25°C. De bijen verzamelen zowel nectar als stuifmeel. Als het stuifmeel door de bijen in klompjes is verzameld, heeft het een lichtgele kleur. Het suikergehalte van de nectar schommelt tussen 29% en 67%. Vermeerdering De vrucht is een blauwberijpte bes, waarin twee zaden tot ontwikkeling komen. Behalve door zaad laat de Oosterse wingerd zich ook vermeerderen door middel van stekken. plaat 42. Oosterse wingerd A korte scheut met bloeiwijze; B blad van korte scheut; C blad van lange scheut en jonge rank; D bloemknop; E bloem; F meeldraad; G stuifmeelkorrel (tricolporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht, 3 korreloppervlak (focus boven en in tectum); H stamper; I vruchten; J zaad.

108 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!