07.09.2017 Views

MAGMA 3-2017

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

STAND VAN ZAKEN 90 / INTERVIEW: MLDS 92–95 / HEPATITIS A 96<br />

MDL-TRANSFERS 97 / EUROPEES EXAMEN 98 / AIOS 101<br />

TAAKHERSCHIKKING 103 / FECALE INCONTINENTIE 105–107<br />

THEMA: WETENSCHAPPELIJK LEIDERSCHAP 109–119 / NVMDL 121<br />

COLUMN 121 / BVO VLAANDEREN 122–125 / CASUÏSTIEK 127–129<br />

PROEFSCHRIFT 129 / DE AFDELING 131<br />

<strong>MAGMA</strong><br />

TIJDSCHRIFT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING<br />

VAN MAAG-DARM-LEVERARTSEN<br />

JAARGANG 23 / NUMMER 3 / SEPTEMBER <strong>2017</strong><br />

WETENSCHAPPELIJK LEIDERSCHAP<br />

JE MAG EEN STUK MEELOPEN,<br />

ACHTERAF WEET JE PAS …


CM<br />

STAND VAN ZAKEN<br />

Procesmanagement<br />

Begin juni <strong>2017</strong> publiceerde het Expertisecentrum In the<br />

LEAD (Rijksuniversiteit Groningen) een blog over ‘het failliet<br />

van het procesmanagement bij de overheid’ (http://<br />

www.rug.nl/inthelead/blog). Overal worden cursussen projectmanagement<br />

aangeboden. Projectmanagement moet<br />

ervoor zorgen “dat projecten op een goede, doelmatige<br />

manier verlopen; op tijd, binnen budget en conform geformuleerde<br />

(kwaliteits)eisen. Projecten goed doen staat centraal<br />

bij projectmanagement.” Deze omschrijving is van de<br />

VUmc-Academie, hun cursus kost minimaal € 1.050 voor<br />

één dag. Het symbool dat In the LEAD voor projectmanagement<br />

gebruikt, wil ik u niet onthouden: een soort ganzenbordspel<br />

waarbij de initiator een stuk op<br />

tafel zet dat langs vele personen gaat en<br />

alleen maar door kan lopen. De invloed<br />

van de deelnemers is beperkt. Zoiets<br />

heet ook wel: intelligent manipuleren.<br />

De Rijksoverheid in Den Haag kent sinds<br />

twintig jaar de Algemene Bestuursdienst.<br />

Topambtenaren moesten sneller van<br />

functie veranderen om zo een te grote affiniteit met hun<br />

afdelingen te voorkomen. Zij hoeven in dit door de overheid<br />

gecreëerde model weinig verstand van hun beleidsterrein te<br />

hebben. Ze sturen op output, op veranderprocessen.<br />

We zien deze banencarrousel van managers inmiddels<br />

overal, ook in de ziekenhuizen. Vroeger werd de beste<br />

specialist automatisch de baas. In de jaren twintig van de<br />

vorige eeuw bestond een ziekenhuisdirectie uit een geneesheer-directeur<br />

(een internist) en als tweede man vaak een<br />

chirurg. Sinds 1975 ook ziekenhuizen hun management<br />

professionaliseren, lijkt medische expertise ondergeschikt<br />

en van generlei belang. Met als gevolg dat je als medisch<br />

specialist keer op keer in Jip-en-Janneke-taal aan weer een<br />

nieuwe manager moet uitleggen waar het nu eigenlijk om<br />

gaat. En een ziekenhuismanager die te veel affiniteit met<br />

een afdeling heeft, bijvoorbeeld de MDL, kan volledig worden<br />

overruled door het hogere management, dat meer het<br />

gewenste gedrag van de specialist beoordeelt dan hoe hij<br />

zijn vak beoefent.<br />

De reorganisaties bij de Belastingdienst (Rijksoverheid)<br />

hebben laten zien dat dit niet werkt. Daar bleek dat wisselende<br />

managers, die niet gehinderd werden door inhoudelijke<br />

kennis, de continuïteit van de belastinginning in gevaar<br />

brachten. Dat dit herzien moet worden, is alle ministers<br />

inmiddels hopelijk duidelijk.<br />

In mijn afscheidsrede als afdelingshoofd MDL van het VUmc<br />

op 30 juni jongstleden heb ik geschetst dat wij als afdelingshoofden<br />

in een academisch ziekenhuis niets meer in de melk<br />

te brokkelen hebben. De Beleidsraad in het VUmc bestaat uit<br />

de Raad van Bestuur, véél managers en een beperkt aantal<br />

medisch specialisten (6 à 7). De macht van het stafconvent<br />

(stafbestuur) als vertegenwoordiging van het wetenschappelijk<br />

personeel binnen de academie is verwaarloosbaar.<br />

Het stafconvent in het VUmc is<br />

zo irrelevant dat veel vergaderingen door niet<br />

meer dan 10 à 15 specialisten worden bezocht.<br />

Het doorgeschoten projectmanagement laat<br />

ons als clinici een hoge prijs betalen: wij zijn<br />

monddood gemaakt.<br />

Nieuwe medisch specialisten met gewenst<br />

gedrag nog meer procesmanagementscurcussen aanbieden,<br />

kan ons in de ‘belastingval’ laten lopen. De In the LEADbloggers<br />

suggereren dat ziekenhuizen met een ervaren clinicus<br />

in the lead beter presenteren (en verwijzen naar Stoller et<br />

al., Harvard Business Review; Dec 27, 2016). Medewerkers<br />

willen een manager bij wie zij met inhoudelijke problemen<br />

terecht kunnen.<br />

Ik bepleit niet dat de beste vakman automatisch de baas<br />

wordt. Dat specialistisch leiderschap beperkt houdbaar is, is<br />

ook duidelijk. Wat wij nodig hebben, is dienend leiderschap.<br />

Wij als leidinggevende specialisten zouden ons moeten beraden<br />

of een periode van 15 à 20 jaar als afdelingshoofd wel<br />

gewenst is, in verband met het risico op een kokervisie.<br />

Het Amerikaanse systeem van een afdelingshoofd voor een<br />

periode van vijf, hooguit tien jaar is misschien wel beter. De<br />

nieuwe leider zal contact met zijn team moeten zoeken en<br />

vinden. En de hier en daar te absolute macht van een afdelingshoofd<br />

krijgt daarmee hopelijk een nuchtere en concrete<br />

basis.<br />

Chris Mulder<br />

COLOFON <strong>MAGMA</strong> IS EEN UITGAVE VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAAG-DARM-LEVERARTSEN. HET MAGAZINE WORDT GRATIS TOEGEZONDEN AAN NEDERLANDSE<br />

MDL-ARTSEN EN ANDERE MDL-GEÏNTERESSEERDE SPECIALISTEN; MEDISCHE BIBLIOTHEKEN EN BESTUREN VAN PATIËNTENORGANISATIES. <strong>MAGMA</strong> VERSCHIJNT VIER KEER PER JAAR<br />

OPLAGE 2700 EXEMPLAREN REDACTIE GEERT BULTE HENK VAN BUUREN MARINA GRUBBEN JASMIJN HAANSTRA WIM HAMEETEMAN MARLOES VAN IERLAND-VAN LEEUWEN CHRIS MULDER MARTEN<br />

OTTEN EINDREDACTIE VAN LUYKEN COMMUNICATIE ADVISEURS REDACTIEADRES PROF. DR. CHRIS J.J. MULDER VU MEDISCH CENTRUM POSTBUS 7057 1007 MB AMSTERDAM FAX: (020) 444 05 54<br />

E-MAIL: CJMULDER@VUMC.NL ABONNEMENTEN ADRESWIJZIGINGEN EN ANDERE VRAGEN: SECRETARIAAT NVMDL POSTBUS 657 2003 RR HAARLEM E-MAIL: SECRETARIAAT@MDL.NL VORMGEVING<br />

M.ART HAARLEM GRAFISCHE VORMGEVING DRUK DELTABACH GRAFIMEDIA BV NIEUW-VENNEP ISSN: 1384-5012 <strong>MAGMA</strong> <strong>MAGMA</strong> IS, VOLGENS VAN DALE, ‘DE GESMOLTEN MASSA VAN<br />

SILICATEN EN OXIDEN IN HET BINNENSTE DER AARDE’. HET STAAT ALS NAAM VAN DIT TIJDSCHRIFT VOOR HET BINNENSTE VAN DE MENS ÉN VOOR DE DYNAMIEK VAN HET VAKGEBIED MAAG-DARM-<br />

LEVERZIEKTEN COVER JAAP MAARS, VRIJE UNIVERSITEIT AMSTERDAM. .<br />

<strong>MAGMA</strong> 90


PERISCOOP<br />

THEMA<br />

NVMDL-missie: volbracht in 2018?<br />

Ons NVMDL-beleidsplan uit 2013 kreeg als titel Excelleren<br />

in de breedte. Daaruit spreekt niet alleen de ambitie om top-<br />

MDL-zorg te leveren maar ook om dat te kunnen doen voor<br />

álle Nederlanders. Met andere woorden: goede MDL-zorg<br />

dicht bij de patiënt door een landelijk dekkend MDL-netwerk.<br />

Waar staan we dan in 2018? Laten we eens naar de cijfers<br />

kijken. We zijn hard gegroeid, dit jaar is onze 500 ste MDL-arts<br />

geregistreerd. De afgelopen jaren is de instroom in de opleiding<br />

verruimd, met als gevolg dat inde komende jaren elk jaar<br />

35 à 40 jonge enthousiaste MDL-artsen tot de zorgmarkt toe<br />

treden.<br />

De groei vond tot nu toe vooral plaats in de al grotere<br />

MDL-klinieken. Doel is nu om niet alleen STZ-klinieken<br />

(Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen) en<br />

universitair-medische centra (UMCs) te versterken, maar ook<br />

de algemene ziekenhuizen.<br />

Gelukkig zien we dat kleinere algemene ziekenhuizen zich<br />

inmiddels weten te profileren, met een aantrekkelijke brede<br />

MDL-praktijk, een platte organisatie en met de menselijke<br />

maat. Vanaf najaar <strong>2017</strong> doen ook Samenwerkende Algemene<br />

Ziekenhuizen (SAZ) mee aan de jaarlijkse speeddates in<br />

Veldhoven tussen laatstejaars aios-MDL en ziekenhuizen met<br />

vacatures.<br />

Wetenschappelijk leiderschap<br />

Wat is de ideale rol van een MDL-hoogleraar? Hoe wórd je in<br />

Nederland eigenlijk hoogleraar? Wat heb je nodig om een<br />

succesvol wetenschappelijk leider te zijn? En moet je noodzakelijkerwijs<br />

ook hoofd van de MDL-afdeling zijn waaraan je<br />

verbonden bent?<br />

De <strong>MAGMA</strong>-redactie ging te rade bij de oudste (afscheid<br />

nemende) en jongste MDL-hoogleraar van Nederland: Chris<br />

Mulder (VUmc) en Rinse Weersma (UMCG). Vanaf p. 110 vindt<br />

u de weerslag van hun gesprek.<br />

Op 30 juni <strong>2017</strong> hield professor Chris Mulder zijn afscheidsrede<br />

Onder professoren aan de Vrije Universiteit te Amsterdam<br />

(p. 109). Daarin doorliep hij niet alleen zijn loopbaan als arts en<br />

onderzoeker, maar kraakte ook een aantal stevige noten over het<br />

onderzoeksklimaat in Nederland en verschillende gevolgen van<br />

de jacht op geld van ziekenhuizen, zorgverzekeraars en ZBCs.<br />

Dat Chris Mulder een onafhankelijk denker is en bovendien niet<br />

bang zijn ideeën en meningen naar voren te brengen, kwam niet<br />

alleen tot uiting in zijn eigen toespraak, maar werd als meest<br />

karakteristieke eigenschap door alle overige sprekers aangestipt.<br />

Ook Gerd Bouma, vanaf 1 mei <strong>2017</strong> hoofd MDL aan het VUmc,<br />

noemde dat zijn sterkste punt. Op verzoek van <strong>MAGMA</strong> heeft hij<br />

de verdiensten van Mulder als coeliakie-onderzoeker en ‘disruptief<br />

wetenschapper’ op een rij gezet (p. 114 e.v.).<br />

Met de nieuwe instroom groeien we de komende vijf jaren in<br />

rap tempo naar 650 MDL-artsen in Nederland. Maar is dat<br />

genoeg? Dat is maar de vraag. In 2014 is het bevolkingsonderzoek<br />

darmkanker gestart. Dit heeft extra MDL-inzet gevraagd<br />

en die vraag neemt voorlopig nog toe. Het NIVEL heeft berekend<br />

dat in 2030 een aantal van ruim 800 MDL-artsen nodig is<br />

om aan de MDL-zorgvraag te kunnen voldoen.<br />

Kortom, in 2018 zal het capaciteitsprobleem vooralsnog aanzienlijk<br />

zijn afgenomen. Als bestuur zijn we tevreden met<br />

onze 500 ste MDL-arts en zien we dat ‘excelleren in de breedte’<br />

gestaag werkelijkheid wordt. Maar… we zijn er nog niet!<br />

Was getekend,<br />

Ad Masclee<br />

- voorzitter -<br />

Namens de Nederlandse Coeliakievereniging verwoordde<br />

Bianca Rootsaert op 30 juni én in deze <strong>MAGMA</strong> (p. 117) hoe<br />

Mulders onvermoeibare inzet de kwaliteit van leven van zeer<br />

veel coeliakiepatiënten substantieel heeft verbeterd.<br />

Dat ook onderzoekers en MDL-artsen wereldwijd hun grote<br />

waardering voor Chris Mulder als wetenschapper, opleider én<br />

collega hebben geuit, heeft geresulteerd in een koninklijke<br />

onderscheiding.<br />

Wilt u nog weten hoe hoogleraren in andere landen dan<br />

Nederland worden benoemd? Op p. 119 van deze <strong>MAGMA</strong> leest<br />

u hier meer over.<br />

Redactie <strong>MAGMA</strong><br />

U kunt <strong>MAGMA</strong> 3-<strong>2017</strong> met REFERENTIES te allen<br />

tijde raadplegen via www.mdl.nl/<strong>MAGMA</strong>.<br />

<strong>MAGMA</strong> 91


INTERVIEW<br />

KOERSWIJZIGING MLDS MOET LEIDEN TOT EXPONENTIËLE GROEI VAN FONDSEN<br />

Verbreding in doelbestedingen en<br />

meer bezieling voor spijsvertering<br />

De cijfers spreken voor zich. De<br />

financiering van darmkankeronderzoek<br />

neemt af ten gunste van MDL-brede<br />

projecten. “De focus op darmkankeronderzoek<br />

heeft stabiliteit en financiële armslag<br />

gebracht”, constateert Bernique Tool, sinds<br />

begin dit jaar de nieuwe directeur van de<br />

Maag Lever en Darm Stichting (MLDS).<br />

“Wel is hierdoor de aandacht voor de spijsvertering<br />

op de achtergrond geraakt. De<br />

MLDS is er niet voor het oplossen van het<br />

probleem van darmkanker, maar van het<br />

hele buikgebied. Dat maakt het noodzakelijk<br />

dat we gaan bouwen aan onze positionering<br />

op spijsvertering. We hebben deze verbreding<br />

nodig. Anders word je, net als wat<br />

Pink Ribbon is overkomen, een sub-brand<br />

van het KWF.”<br />

Van de projecten met een wetenschappelijk<br />

karakter in 2016 is het aandeel van darmkankeronderzoek<br />

45 procent. “Veel onderzoeksprojecten<br />

lopen meerdere jaren”,<br />

aldus de MLDS-directeur. “Ik verwacht dat<br />

na de toekenningen van dit jaar de MDLbrede<br />

projecten nog meer ruimte innemen<br />

en het beeld van verbreding in de doelbestedingen<br />

verder zal worden versterkt. Dit laat<br />

onverlet dat darmkanker een belangrijke<br />

spijsverteringsgerelateerde ziekte is. Zolang<br />

dat het geval is, zal financiering nodig zijn<br />

en werven we hier fondsen voor.”<br />

De strategische koerswijziging die de MLDS<br />

heeft ingezet, blijkt onmiddellijk effect te<br />

hebben op de aanvragen. “Vorig jaar leidde<br />

onze call voor het indienen van darmkankergerelateerde<br />

projecten tot negen<br />

inzendingen. Dit jaar richtte de call zich<br />

op spijsverteringskankers en ontvingen we<br />

meer dan vijftig inzendingen”, constateert<br />

Tool tevreden. “Ik beschouw dit als een<br />

De MLDS heeft haar nieuwe koers, die<br />

van de verbreding, vertaald naar vier<br />

programmalijnen. Deze programmalijnen<br />

bepalen het thematisch speelveld<br />

waarop de MLDS de projecten voortaan<br />

indeelt. Elk project raakt een inhoudelijk<br />

thema. Dat zorgt ervoor dat het werk start<br />

vanuit de inhoud en gericht is op maatschappelijke<br />

impact.<br />

In de driehoek met patiëntenorganisaties<br />

en de beroepsgroep/zorgprofessionals<br />

wil MLDS de belangrijkste uitdagingen in<br />

kaart brengen. Wat is nodig? Waar gaat<br />

het mis? Hoe wordt toegewerkt naar een<br />

oplossing? Dit kan gaan van preventie,<br />

snellere en betere diagnoses, en behandeling<br />

van ziekten tot het verbeteren van<br />

de kwaliteit van leven. Vanuit de driehoek<br />

wil MLDS steeds nagaan of en hoe verandering<br />

écht het verschil kan maken voor<br />

de buikpatiënt.<br />

<strong>MAGMA</strong> 92


Bernique Tool, directeur MLDS: “Alles wat tussen input<br />

en output zit, is een soort black box. Het openen van<br />

die black box is, wat ik heel sterk voel als mijn persoonlijke<br />

ambitie.”<br />

duidelijk signaal dat de koerswijziging aansluit<br />

op de behoefte in het veld.” Naast de<br />

call voor spijsverteringskankers (één miljoen<br />

euro) zette MLDS ook een call (acht ton) uit<br />

voor MDL-diagnostiek. Tool hierover: “Als<br />

uitvloeisel van de koerswijziging is darmkanker<br />

uitgesloten voor deze call.”<br />

Van spijsvertering een maatschappelijk relevant<br />

thema maken, is wat Bernique Tool<br />

heeft doen besluiten de handschoen bij de<br />

MLDS op te pakken. “Daar zit mijn passie.<br />

Ik zie een parallel met hart- en vaatziekten<br />

in de jaren 80 en 90. Die ontstegen de<br />

directe medische relevantie en werden een<br />

maatschappelijk thema. Inmiddels hangen<br />

AEDs op elke hoek van de straat. Op dit<br />

moment zien we eenzelfde ontwikkeling<br />

bij hersenaandoeningen. Die zijn door de<br />

vergrijzing ook een maatschappelijk en zelfs<br />

politiek thema geworden.”<br />

Wat de MLDS-directeur betreft, volgt na<br />

hart en hersenen de spijsvertering. “Het is<br />

zo fundamenteel en essentieel. In zijn boek<br />

over de stoelgang schrijft Midas Dekkers<br />

dat alles begint met spijsvertering. Als je er<br />

geen voeding in stopt, krijgen het hart en de<br />

hersenen geen energie om te kunnen functioneren.<br />

We zijn als samenleving ook heel<br />

erg bezig met de intake, met wat we eten.<br />

Maar als het over stoelgang en ontlasting<br />

gaat, zit er een taboe op. We hebben het er<br />

liever niet over. Alles wat tussen input en<br />

output zit, is een soort black box. Het openen<br />

van die black box is wat ik heel sterk<br />

voel als mijn persoonlijke ambitie. Ik ben<br />

ervan overtuigd dat dàt het verschil gaat<br />

maken in de groei en ambities die we als<br />

MLDS hebben. Het is een langdurig proces.<br />

We moeten bezieling hebben voor spijsvertering,<br />

maar ook geduld en vertrouwen. En<br />

consistent zijn in het stap voor stap bouwen<br />

daaraan, samen met patiënten en het medische<br />

veld.”<br />

Werken vanuit deze bezieling betekent voor<br />

Bernique Tool dat elk project in het teken<br />

staat van het verwezenlijken van de droom<br />

die zij met de MLDS voor ogen heeft: een<br />

gezonde buik voor iedereen. “De buik geldt<br />

als metafoor voor een gezonde spijsvertering<br />

en is ook de basis van waaruit we met<br />

patiëntenorganisaties samenwerken. Maar<br />

wat voor emotie roept de buik bij het algemene<br />

publiek op? Daar willen we inzicht<br />

in krijgen. Daarom gaan we de komende<br />

tijd actief in gesprek met donateurs en bur-<br />

gers over welke woorden het beste worden<br />

begrepen in wat wij willen. Als fondsenwervende<br />

organisatie hebben we een duidelijke,<br />

herkenbare positionering en aansprekende<br />

boodschap nodig, gebaseerd op spijsvertering<br />

als integraal systeem. Een helder en<br />

aansprekend profiel op de spijsvertering<br />

zorgt voor cohesie in de grote diversiteit aan<br />

aandoeningen. Anders dan het hart en de<br />

hersenen houden zich in die black box van<br />

het buikgebied diverse organen op.”<br />

De MLDS-directeur ziet dat haar organisatie<br />

en patiëntenorganisaties toewerken naar<br />

een buikcoalitie die probeert verbindende<br />

thema’s te benoemen en op te pakken.<br />

<br />

<strong>MAGMA</strong> 93


Voor de reductie van recidiverende episodes<br />

van manifeste hepatische encefalopathie<br />

VOLLEDIG<br />

VERGOED*<br />

*<br />

exclusief eigen risico en op basis<br />

van lijst 2 voorwaarden<br />

Thuis zijn<br />

betekent nog<br />

niet veilig zijn<br />

Langdurige secundaire<br />

profylaxe bij HE 1,2


“Ik ben ervan overtuigd dat we groeien als<br />

we samen spijsvertering op de kaart zetten.”<br />

Ze noemt als voorbeeld het platform waarkaniknaardewc.nl,<br />

waarin de MLDS samen<br />

optrekt met CCUVN, PDS Belangenvereniging,<br />

Stoma Vereniging en SPKS. “De toegankelijkheid<br />

van openbare toiletten maakt<br />

voor buikpatiënten echt verschil. Bovendien<br />

zal half Nederland er heel blij van worden<br />

als we wat makkelijker en op een fatsoenlijke<br />

manier naar het toilet kunnen. In tal<br />

van Europese landen gelden hiervoor richtlijnen.<br />

Die hebben we in ons land wel voor<br />

afvalbakken, maar niet voor openbare toiletten.”<br />

de toekenning van nalatenschappen. “We<br />

hebben het medische veld hard nodig om<br />

te komen tot een krachtige inhoudelijke<br />

programmering. De kwaliteit van de inhoud<br />

bepaalt hoe relevant je bent. Niet alleen als<br />

fondsenwerver, maar ook als partij die de<br />

ambitie heeft een zo groot mogelijke hap uit<br />

het onderzoeksbudget van de overheid te<br />

nemen”, aldus de directeur, die vóór haar<br />

komst naar de MLDS het landelijk bureau<br />

van D66 leidde.<br />

Als de MLDS samen met het medische<br />

veld en patiëntenorganisaties spijsvertering<br />

op de kaart weet te zetten, voorziet de<br />

MLDS-directeur een exponentiële groei van<br />

de inkomsten, die vorig jaar uitkwamen op<br />

ruim zeven miljoen euro. “We balanceren<br />

tussen tafellaken en servet. Onze ambitie is<br />

te groeien in de richting van het tafellaken.<br />

Welk bedrag daar precies bij hoort, durf ik<br />

zó niet vast te stellen. Wel moet er binnen<br />

enkele jaren een paar miljoen bij. We hebben<br />

het monopolie op de spijsvertering.<br />

Met twee miljoen buikpatiënten kan het niet<br />

anders dan dat mensen altijd wel iemand<br />

met buikklachten kennen in hun directe<br />

omgeving. Wat ons te doen staat, is bij deze<br />

mensen een positief buikgevoel creëren en<br />

dat verzilveren.”<br />

De samenwerking met patiëntenverenigingen<br />

krijgt ook gestalte door de informatie<br />

van de afzonderlijke partijen te synchroniseren.<br />

“Ons land telt naar schatting twee<br />

miljoen buikpatiënten. Eenduidige informatie<br />

draagt ertoe bij dat de zoekende burger<br />

met buikklachten zijn weg weet te vinden.<br />

Als MLDS hebben we de focus verlegd van<br />

één-op-één-voorlichting naar thema- en<br />

ziektespecifieke groepsvoorlichting. Om die<br />

reden is onze infolijn komen te vervallen.<br />

We verwijzen nu vooral door naar patiëntenorganisaties<br />

of artsen.”<br />

Ze trekt na de zomer opnieuw het land in<br />

om het contact met het medische veld te<br />

verdiepen. “De passie en toewijding van<br />

een arts en wetenschapper hebben impact.<br />

Wie weet staat de Erik Scherder onder de<br />

MDL-artsen wel op. We bieden medische<br />

professionals graag een podium om het<br />

grote publiek een kijkje te gunnen in die<br />

black box. Dat kan in de vorm van live<br />

videosessies of in een publieke bijeenkomst,<br />

zoals over spijsverteringsaandoeningen<br />

die we in oktober samen met het Radboud<br />

UMC houden.”<br />

De MLDS-directeur gelooft sterk in de<br />

fondsenwervende kracht van het echte verhaal.<br />

Van de arts, van de patiënt. Dat echte<br />

verhaal zal de MLDS helpen haar top of<br />

mind-positie bij donateurs te versterken en<br />

op termijn ook haar voorkeurspositie bij<br />

Doelbesteding WO <strong>2017</strong><br />

In de begroting <strong>2017</strong> heeft de MLDS ruim 4,3 miljoen euro opgenomen voor doelbesteding.<br />

De begroting laat een vergelijkbaar beeld met 2015 zien. De piek in 2016 wordt met name<br />

verklaard door een groot legaat.<br />

Van de 4,3 miljoen euro voor doelbesteding stelt de MLDS 2,7 miljoen euro beschikbaar<br />

voor wetenschappelijk onderzoek. De ruimte voor darmkankeronderzoek zit met name binnen<br />

het deel voor spijsverteringskankers, waarvoor 1 miljoen euro (37%) is gereserveerd.<br />

<strong>MAGMA</strong> 95


HEPATITIS A<br />

Veranderende infectiedruk geeft<br />

ernstiger klinische presentaties<br />

Virus<br />

Het hepatitis A-virus is een RNA-virus, lid<br />

van de familie van Picornaviridae. Het virus<br />

is bijzonder resistent tegen temperatuursinvloeden,<br />

wat verklaart dat ook langdurig<br />

diepgevroren besmet voedsel een HAVinfectie<br />

kan overbrengen. Na infectie door<br />

besmet voedsel of water is er een incubatieperiode<br />

van circa vier weken. In deze<br />

periode voordat er een klinische hepatitis<br />

of geelzucht is, is er al uitscheiding van het<br />

virus met de feces. In combinatie met matige<br />

socio-economische en hygiënische omstandigheden<br />

is dit bij uitstek de fase waarbij<br />

ringcontacten van de patiënt besmet raken.<br />

Het virus kan worden getypeerd met behulp<br />

van genotypering, een manier die ook succesvol<br />

is gebruikt om in Europa op het oog<br />

incidentele infecties aan een gemeenschappelijke<br />

bron te verbinden.<br />

Epidemiologisch neemt in Europa de circulatie<br />

van HAV over de laatste tien jaar af,<br />

maar er zijn tussen landen nog aanzienlijke<br />

verschillen. Daarbij is sprake van een duidelijke<br />

noord-zuidgradiënt: de seroprevalenties<br />

zijn het laagst in de Scandinavische<br />

landen. In Nederland laat de Pienter-studie,<br />

een gewogen steekproef (n=6229)<br />

onder de Nederlandse bevolking, een IgG<br />

anti-HAV-seroprevalentie van circa 12%<br />

voor 20-jarigen zien. De overall seroprevalentie<br />

voor de jaren 2006–2007 was 39%,<br />

deels bepaald door vaccinatie en import uit<br />

het land van herkomst. HAV is een aangifteplichtige<br />

ziekte volgens de Wet publieke<br />

gezondheid. Opvallend genoeg stijgt de<br />

incidentie per 100.000 inwoners van 0,4 in<br />

2015 naar 0,5 in 2016 en naar (voorlopig)<br />

0,9 in <strong>2017</strong>. Hepatitis A-immunisatie is<br />

mogelijk met vaccin en in bijzondere gevallen<br />

met specifiek immuunglobuline, zie<br />

hiervoor de protocollen op https://lci.rivm.<br />

nl/richtlijnen/hepatitis. Actieve hepatitis A-<br />

en B-vaccinatie kan worden gecombineerd<br />

in één vaccintoediening.<br />

Kliniek<br />

Hepatitis A geeft uitsluitend een acute hepatitis<br />

en wordt nooit chronisch. De diagnose<br />

stoelt op een sterk positieve IgM-HAV-test,<br />

terwijl een IgG-HAV-signaal een levenslang<br />

beschermende immuniteit aangeeft. De<br />

symptomatologie is sterk afhankelijk van de<br />

leeftijd. Onder de leeftijd van 20 jaar verloopt<br />

de infectie meestal asymptomatisch,<br />

daarboven treed een icterische hepatitis op<br />

waarbij ook fulminant leverfalen voorkomt.<br />

De geschatte case/fatality-ratio per 1.000<br />

cases onder de 30 jaar is 1,6; voor 30–49<br />

jaar is dat 3,8 cases, oplopend tot 17,5 voor<br />

patiënten ouder dan 50 jaar. In figuur 1 is<br />

nog eens weergegeven wat de consequentie<br />

is van afnemende blootstelling aan HAV op<br />

jonge leeftijd.<br />

Er zijn twee bijzondere vormen van presentatie:<br />

de cholestatische hepatitis en<br />

de relapsing hepatitis. Bij de cholestatische<br />

vorm blijft de patiënt ten minste drie<br />

maanden geel en heeft vooral hinder van<br />

de secundaire gevolgen van cholestase<br />

(gewichtsverlies, jeuk, malaise, ontstaan van<br />

vitaminedeficiënties, onmogelijkheid om te<br />

werken). Bij de relapsing vorm is er sprake<br />

van een herhaalde stijging van bilirubine<br />

en/of leverenzymen na aanvankelijk herstel;<br />

de pieken van de leverwaarden worden in<br />

het beloop wel steeds lager. Sociaal-economisch<br />

kunnen deze bijzondere vormen zorgen<br />

voor langdurig (maandenlang) verzuim<br />

van werk.<br />

Figuur 1. Verband tussen<br />

de leeftijd van eerste<br />

blootstelling aan HAV en<br />

de kans op een klinisch<br />

ernstige HAV-infectie.<br />

Patiënten met een pre-existente chronische<br />

virale leverziekte zoals HCV lopen<br />

een verhoogd risico op ernstige acute on<br />

chronic leverziekte en mortaliteit, en komen<br />

om die reden dan ook in aanmerking voor<br />

HAV-vaccinatie. Een recente serie uit Thailand<br />

laat zien dat in een serie van 1481<br />

gehospitaliseerde patiënten met acute HAV<br />

de overall 30-dagen-mortaliteit geschat<br />

wordt op 2,2%. Determinanten van oversterfte<br />

zijn: leeftijd >60 jaar (hazard ratio<br />

6,36), cirrose (hazard ratio 8,12), chronische<br />

HBV (hazard ratio 5,83) en chronische<br />

HCV-infectie (hazard ratio 21,11).<br />

<strong>MAGMA</strong> 96


Transmissie<br />

Er zijn vier hoofdgroepen van HAV-overdracht:<br />

1. Overdracht van persoon op persoon.<br />

Hieronder vallen overdracht binnen het<br />

gezin, overdracht op scholen/kinderdagverblijven,<br />

seksuele transmissie. De<br />

laatste speelt vooral onder MSM-mannen<br />

met wisselende contacten, waarbij middels<br />

genotypering is aangetoond dat er<br />

actueel in Europa een uitbraak gaande is.<br />

2. Overdracht met besmet voedsel of water.<br />

Het betreft hier niet-gekookte groente of<br />

fruit (klassiek zijn diepgevroren vruchten<br />

als aardbeien of bessen). In Nederland<br />

is een aantal patiënten getransplanteerd<br />

wegens acuut leverfalen in associatie met<br />

HAV-besmette zongedroogde tomaten,<br />

in de VS is een grote epidemie onder<br />

volwassenen geweest op basis van uit<br />

Mexico geïmporteerde besmette bosui<br />

die rauw op een pizzatopping werd aangebracht.<br />

3. Theoretisch en voor Nederland niet van<br />

belang: bloedtransfusie of gebruik van<br />

met HAV besmette bloedproducten.<br />

4. Gedeeld gebruik van met HAV besmette<br />

naalden bij intraveneus drugsgebruik,<br />

meestal in combinatie met slechte hygiënische/socio-economische<br />

leefomstandigheden.<br />

Wat is de uitdaging voor de MDL-arts?<br />

• Denk aan de diagnose, het absolute aantal<br />

gevallen is laag, maar neemt weer toe.<br />

• Bij de detectie van een indexpatiënt: stel<br />

snel ringonderzoek in met hulp van de<br />

GGD. Nieuwe cases zijn te voorkomen of<br />

te mitigeren door adequate immunisatie<br />

en brondetectie.<br />

• Alle HAV-seronegatieve patiënten met<br />

een cirrose, chronische HBV of chronische<br />

HCV komen in aanmerking voor<br />

een HAV-vaccinatie vergoed door de<br />

verzekeraar.<br />

• Overweeg HAV-vaccinatie bij MSM met<br />

wisselende contacten.<br />

• Denk ook aan HAV-vaccinatie in de reizigersadvisering<br />

of verwijs naar een Travel<br />

Clinic (https://www.travelclinic.com/).<br />

• HAV geeft vooral bij cirrose, chronische<br />

HBV of chronische HCV een acute on<br />

chronic-hepatitis die ernstig kan verlopen.<br />

Oudere gehospitaliseerde patiënten met<br />

acute HAV hebben een verhoogd risico<br />

op mortaliteit door de infectie.<br />

Rob de Man<br />

hoogleraar Hepatologie, Erasmus MC<br />

MDL TRANSFERS<br />

Komkommertijd<br />

Westen<br />

Niene Peek (LUMC) start per 1 januari in het Flevoziekenhuis Almere<br />

als 6 de MDL-arts per met aandachtsgebied IBD. Laura de Baaij<br />

(VUmc) start voorjaar 2018 in het Reinier de Graaf Ziekenhuis te<br />

Delft en wordt daar de 9 de MDL-arts voor motiliteit, voeding en dunne<br />

darm. Hilde Slingerland verliet het LUMC en werkt nu in het Alrijne<br />

Ziekenhuis als chef de clinique voor de motiliteit. Per 1 januari 2018<br />

starten daar Rutger Jacobs (LUMC) en Koen de Jong (UMCU) als 9 de<br />

en 10 de MDL-arts, met als aandachtsgebieden IBD en interventieendoscopie.<br />

Minke Bakker (opleider MDL te Heerlen) start op 1 januari 2018 als<br />

5 de MDL-arts in het Slovervaart MC in Amsterdam.<br />

Het Maasstad Ziekenhuis is weer op volle sterkte na het vertrek van<br />

3 MDL-artsen in 2015–2016. Maartje Buis (UMCG) is klaar met de<br />

opleiding in het UMCG en heeft een plek in het Maasstad Ziekenhuis,<br />

Evelyne Verweij (EMC) vergezelt haar als 7 de MDL-arts met aandachtsgebied<br />

IBD.<br />

Zuiden<br />

In Boxmeer werken nu 2 MDL-artsen, Ludger Epping en Larsen<br />

Seydel. Zij zoeken nog een derde MDL-arts.<br />

Op 5 juli jongstleden is Sjoerd van de Werf, de eminance grise en<br />

oprichter van de MDL-groep in het Haaglanden Ziekenhuis te Den<br />

Haag op 71-jarige leeftijd overleden.<br />

Conclusie<br />

Met enige slag om de arm vanwege flexibele in- en uitstroom van<br />

nieuwe en vertrekkende collega’s stel ik vast dat er nu 511 actieve<br />

MDL-artsen in Nederland zijn (inclusief 9 niet-leden). Daarnaast<br />

praktiseren er nog ongeveer 25 pensionado’s en bedraagt het aantal<br />

aios 246.<br />

<strong>MAGMA</strong> 97


OPLEIDING<br />

The ESBGH Knowledge<br />

Based Examination<br />

The European Section and Board of<br />

Gastroenterology and Hepatology<br />

(ESBGH) examination has run annually<br />

since its start in 2013, with a total of 375<br />

entries to date. In <strong>2017</strong>, 133 candidates<br />

entered the examination. In Switzerland<br />

and the Netherlands it has become mandatory<br />

to participate. This article describes<br />

how the ESBGH and its partners, the Federation<br />

of UK Medical Royal Colleges and<br />

the British Society of Gastroenterology,<br />

ensure the high quality of this validated<br />

examination.<br />

The Format<br />

The test consists of 200 questions to be<br />

taken in two three-hour long sessions. The<br />

questions are in multiple-choice format.<br />

This form assesses the candidates’ ability to<br />

interpret information and to solve clinical<br />

problems, in addition to core knowledge<br />

and comprehension. There are always five<br />

options: one correct answer and four alternatives.<br />

The four distractors are closely related to<br />

the preferred option but less accurate,<br />

therefore acting as plausible alternatives.<br />

Sample questions are available on the<br />

EBGHE website http://www.ebghe.eu.<br />

The examination is delivered simultaneously<br />

in multiple venues throughout Europe.<br />

Validation<br />

Examiners are recruited into a question<br />

writing group, a standard setting group and<br />

an examining board. These European<br />

representatives are of significant seniority in<br />

their National Gastroenterology Society and<br />

all are nominated National representatives<br />

SHIT<br />

TEVA-Metamucil<br />

WEER ZO’N SUFFE ADVERTENTIE<br />

NL/MET/16/0011<br />

SHIT IS SOMS MAKKELIJKER<br />

GEZEGD DAN GEDAAN<br />

METAMUCIL. HELPT BIJ VERSTOPPING VAN DE DARMEN<br />

METAMUCIL HELPT BIJ OBSTIPATIE<br />

<strong>MAGMA</strong> 98<br />

Zie voor verkorte productinformatie elders in deze uitgave.


E U R O P E A N<br />

S E C T I O N A N D B O A R D<br />

O F G A S T R E N T E R O L O G Y<br />

A N D H E P A T O L O G Y<br />

2018 Examination<br />

The next Examination will take place on<br />

April 18th 2018. The application window<br />

will be open from December 27th <strong>2017</strong>–<br />

January 24th 2018.<br />

Results will be available 4 weeks after the<br />

examination date and Certificates will be<br />

posted in mid-June 2018.<br />

to the ESBGH. The examiners are all experienced<br />

Trainers and Examiners, trained in<br />

equality and diversity, have understanding<br />

of and experience with the statistical<br />

methods used in the examination.<br />

Optimally, they work in centres where<br />

appraisal is used in quality improvement<br />

and have active training roles. Finally, they<br />

are fellows of the ESBGH.<br />

All question writers must attend a training<br />

workshop before they join the question<br />

writing group. Question writing meetings<br />

are held annually, and here all new questions<br />

are peer reviewed before use.<br />

Standard Setting Group (SSG) members are<br />

trained by the Chair of the group and provided<br />

with a handbook which addresses the<br />

aims and objectives of the examination and<br />

the SSG. They also get instructed on item<br />

response theory, the Angoff and Hofstee<br />

methods to set the pass mark, and the concept<br />

of the just passing candidate.<br />

Examining Board members receive written<br />

guidance and are paired with more<br />

expe rienced colleagues. In all cases, new<br />

examiners are invited to attend an induction<br />

session which provides an overview of all<br />

the pass mark setting techniques.<br />

The current European representatives have<br />

built up their knowledge of these systems<br />

through their involvement over the past<br />

five years. Succession planning ensures<br />

that board and committee membership is<br />

refreshed over time, without impacting the<br />

stability and consistency of the group.<br />

Examiners are surveyed yearly and asked for<br />

confirmation of still meeting the criteria.<br />

Who should take the Examination?<br />

The ESBGH exam is centred on the Blue<br />

Book curriculum but will test a wide range<br />

of knowledge in gastroenterology and hepatology.<br />

Prospective candidates are expected<br />

to be widely read, covering gastroenterology<br />

and hepatology text books, guidelines<br />

and journals. Attending international and<br />

national conferences and speciality meetings<br />

with academic content are also encouraged.<br />

Knowledge of current European Guidelines<br />

and up-to-date recommendations for common<br />

GI and liver diseases will be helpful to<br />

the candidate. It is recommended that candidates<br />

have completed at least three years<br />

of specialist GI training before they take the<br />

examination.<br />

Pass mark<br />

The pass mark is set each year by the SSG.<br />

The pass rate of trainees in Europe is 64%.<br />

The best and worst subject areas are<br />

Pancreatic Disease (73% correct) and<br />

Nutrition (50% correct).<br />

Conclusion<br />

The ESBGH knowledge based examination<br />

is a mature, high quality, validated examination,<br />

which provides a reliable benchmark<br />

of the candidate’s knowledge in Gastroenterology<br />

and Hepatology.<br />

Ian Barrison<br />

Fellow of the Royal College of Physicians<br />

Chairman of the European Board of Gastroenterology<br />

& Hepatology<br />

Associate Dean Post -<br />

gra duate Medicine,<br />

University of Hertfordshire<br />

i.g.barrison@herts.ac.uk<br />

Information Sources,<br />

Reference Texts and<br />

Curriculum<br />

The ESBGH Curriculum–The Blue Book<br />

can be found at http://www.eubogh.<br />

org/blue-book/. This was approved<br />

by UEMS in April <strong>2017</strong>. The UEG and<br />

EASL were represented on the curriculum<br />

writing group. The UEG have<br />

mapped the contents of the Blue Book<br />

to their educational framework. Other<br />

recommended reading material is found<br />

at: http://www.eubogh.org/exam/<br />

THE EUROPEAN SECTION AND BOARD OF GASTROENTEROLOGY AND HEPATOLOGY<br />

Subject areas<br />

Questions<br />

(total 200)<br />

GI haemorrhage 10<br />

Inflammatory bowel disease and colonic disorders 40<br />

Liver disorders 40<br />

Nutrition 10<br />

Oesophageal disorders 16<br />

Pancreatic disorders 16<br />

Small intestinal disorders 20<br />

Stomach and duodenal disorders 20<br />

Other (includes: Mouth and salivary gland, Endoscopy, Gastrointestinal 28<br />

physiology, Gastroenterology investigations, Gastroenterology symptoms/signs,<br />

Anal disorders)<br />

Speciality Training Programme and Curriculum for<br />

Gastroenterology and Hepatology<br />

TRAINING PROGRAMME<br />

the<br />

www.eubogh.org<br />

<strong>2017</strong><br />

The ESBGH Training Programme The Blue Book April <strong>2017</strong><br />

S<br />

1<br />

<strong>MAGMA</strong> 99


Gewoon weer<br />

MEEDOEN<br />

Stelara<br />

vanaf nu beschikbaar<br />

voor uw patiënten<br />

met matig tot ernstig<br />

actieve ziekte<br />

van Crohn 1<br />

Voor uw patiënten met<br />

de ziekte van Crohn biedt Stelara:<br />

✓ een snelle respons en aanhoudende remissie 1,2,3<br />

✓ een stabiel bijwerkingenprofiel 1,2<br />

✓ de kracht van een snelle IV-werking en het gemak van subcutaan onderhoud 1<br />

©Janssen-Cilag B.V. - PHNL/STE/0616/0020(1)<br />

IV: intraveneus<br />

Stelara ® (ustekinumab) is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met matig tot ernstig<br />

actieve ziekte van Crohn die onvoldoende of niet meer reageren op ofwel conventionele therapie ofwel<br />

een TNFα-remmer of deze behandelingen niet verdragen of er medische contra-indicaties voor hebben.<br />

Verkorte productinformatie staat elders in deze uitgave


OPLEIDING<br />

Aios suggereren Brexit<br />

voor kennistoets<br />

Als íets in de opleiding tot MDL-arts<br />

veel discussie oplevert, zijn het de<br />

kennistoetsen. Sinds kort zijn er twee verplichte<br />

kennistoetsen. Allereerst de sinds<br />

2014 ingevoerde Voortgangstoets NVMDL:<br />

deze wordt door alle aios (arts in opleiding<br />

tot specialist) jaarlijks gemaakt, waarbij de<br />

vragen door MDL-artsen uit heel Nederland<br />

worden aangeleverd. Daarnaast is<br />

recent de Europese kennistoets, het<br />

ESBGH-examen (zie pagina 98), ingevoerd.<br />

Dit moet vanaf <strong>2017</strong> worden gemaakt in het<br />

vijfde of zesde jaar van de opleiding. Voor<br />

beide toetsen bestaat er voorlopig nog geen<br />

‘resultaatverplichting’.<br />

Na de recente Europese voortgangstoets<br />

(daags na Koningsdag <strong>2017</strong>) vonden wij het<br />

tijd voor een onderzoek onder ‘de ervaringsdeskundigen<br />

die de Nederlandse toets in<br />

een Europees perspectief kunnen plaatsen’:<br />

alle vijfdejaars aios. Wij legden hen vijf stellingen<br />

voor (figuur 1) en vroegen daarnaast<br />

om door henzelf geformuleerde, ongezouten<br />

kritiek. Met een response rate van 93%<br />

(27 van de 29 vijfdejaars) presenteren wij u<br />

hier de resultaten.<br />

Resultaten enquête<br />

Meer dan 70% van de geënquêteerde aios<br />

oordeelde als volgt:<br />

1 Het is niet nuttig om beide toetsen te<br />

maken.<br />

2. De Europese kennistoets is op basis van<br />

kennis van de Nederlandse richtlijnen<br />

niet goed te maken.<br />

3. De opzet van de Nederlandse toets moet<br />

zo blijven, zowel qua frequentie, kwaliteit<br />

als behandeling van de verschillende<br />

domeinen.<br />

In aanvulling op de vijf stellingen meldden<br />

nogal wat deelnemers dat er veel overlap<br />

bestaat tussen de Nederlandse en de Europese<br />

toets, en zij vonden daarom dat het<br />

maken van beide toetsen geen meerwaarde<br />

heeft. Meerdere aios noemden de Europese<br />

kennistoets vooral een Britse kennistoets,<br />

waarbij de getoetste richtlijnen soms sterk<br />

afwijken van de Nederlandse: “Het uit je<br />

hoofd leren van Britse richtlijnen die we in<br />

Nederland niet gebruiken, is überhaupt niet<br />

nuttig, of je nou voor- of tegenstander bent<br />

van de Europese kennistoets of niet.”<br />

Overige kritiek: de Europese toets duurt te<br />

lang (6 uur) en is te duur (650 euro).<br />

Zoals uit bovenstaande duidelijk mag zijn,<br />

vinden vijfdejaars aios het zinvol om de<br />

Nederlandse toets jaarlijks te maken om zo<br />

de voortgang in de opleiding te monitoren.<br />

Daarnaast wordt deze toets meer ‘klinisch<br />

relevant’ genoemd. De kwaliteit van de vragen<br />

moet hierbij uiteraard een voortdurend<br />

aandachtspunt zijn, waarbij de vragen een<br />

representatieve afspiegeling moeten zijn van<br />

de dagelijkse praktijk.<br />

Op basis van deze resultaten zouden we ook<br />

in dit geval een Brexit kunnen overwegen:<br />

handhaaf de Nederlandse kennistoets en<br />

schrap de verplichte deelname aan het ESB-<br />

GH-examen.<br />

Afrondend nog een overweging, gebaseerd<br />

op de reactie van één van de respondenten:<br />

“Over de Nederlandse toets ben ik zeer<br />

tevreden, deze mag van mij jaarlijks, ook<br />

voor de MDL-artsen.” Wij nodigen hierbij<br />

de NVMDL uit hierop in <strong>MAGMA</strong> te<br />

reageren. Vanaf volgend jaar een kennistoets<br />

voor alle MDL-artsen in Nederland?<br />

Wellicht ook een mooi agendapunt voor de<br />

komende ledenvergadering!<br />

Jasmijn Haanstra en Geert Bulte<br />

Figuur 1. Resultaten AIOS-enquête <strong>2017</strong>.<br />

<strong>MAGMA</strong> 101


Thiosix<br />

Samen, voor de kortste weg! 1,2,3<br />

Ontwikkeld in samenwerking<br />

met Nederlandse MDL-artsen<br />

Patiëntvriendelijk 4<br />

In het centrum van het<br />

behandelspectrum 4,5<br />

Nederland<br />

Improving health, making people feel better<br />

1.Derijks L et al, Aliment Pharmacol Ther 2006 2.De Boer KHN et al, Nat Clin Pract Gastroenterology & Hepatology 2007 3. Van Asseldonk DP et al, J Crohn’s & Colitis 2012 4. Thiosix SmPC: a)<br />

Tabletten van 10 mg en 20 mg. Breukgleuf in 10 mg, b) Voor de juiste indicatie patiëntenbijsluiter (IBD), 3) 1 tablet per dag, 4) Lactose- en glutenvrij 5. Handleiding Behandeling IBD – 2014-2015<br />

(Moderniseren van de Richtlijn IBD 2009)<br />

NL/TSX/16/0013


TAAKHERSCHIKKING<br />

IMPLEMENTATIE TAAKHERSCHIKKING MDL VASTGELEGD IN CONSENSUSDOCUMENT<br />

Physician Assistant MDL krijgt<br />

steeds duidelijker profiel<br />

Physician assistants MDL (PA-MDL)<br />

zijn sinds een aantal jaren niet meer<br />

weg te denken uit diverse academische en<br />

algemene ziekenhuizen. Als zaalarts, in de<br />

polikliniek en/of als endoscopist laten wij<br />

zien dat de physician assistant een hoogwaardige<br />

bijdrage levert aan de medische<br />

MDL-zorg. De vakgroep PA-MDL heeft de<br />

verdere implementatie van de taakherschikking<br />

tussen MDL-arts en physician assistant<br />

nu vastgelegd in een consensusdocument.<br />

De afgelopen jaren hebben wij als physician<br />

assistants (PA) regelmatig gesprekken<br />

gevoerd met de NVMDL. Daaruit resulteerde<br />

onder andere een buitengewoon<br />

lidmaatschap voor PA van de NVMDL.<br />

Bovendien maken twee PA inmiddels deel<br />

uit van de NVMDL-werkgroep Taakherschikking.<br />

Deze werkgroep, voorgezeten<br />

door Marc Verhagen, heeft zich als doel<br />

gesteld de taakherschikking binnen de<br />

MDL inzichtelijk te maken en ervoor te<br />

zorgen dat de takenoverdracht van medisch<br />

specialisten aan physician assistants en verpleegkundig<br />

specialisten op een goede en<br />

verantwoorde wijze plaatsvindt. Hierover<br />

organiseerde de werkgroep een minisymposium<br />

tijdens de Digestive Disease Days in<br />

het voorjaar van <strong>2017</strong>.<br />

Consensus taakherschikking<br />

Op 28 juni jongstleden werd het consensusdocument<br />

Implementatie taakherschikking<br />

Physician Assistant Maag-, Darm- en Leverziekten<br />

1 , opgesteld door de vakgroep<br />

PA-MDL – onderdeel van de Nederlandse<br />

Associatie Physician Assistants (NAPA),<br />

gezamenlijk ondertekend door vertegenwoordigers<br />

van NAPA en NVMDL. In het<br />

document zijn eenduidige afspraken vastgelegd<br />

over de bevoegdheden van een<br />

PA-MDL binnen de vigerende wet- en<br />

regelgeving. Met de handtekeningen van<br />

Vincent Straten (NAPA), Natas Verheijde<br />

(vakgroep PA-MDL) en Marc Verhagen<br />

(NVMDL) werd de taakherschikking<br />

officieel geïmplementeerd.<br />

Vakgroep PA-MDL<br />

De physician assistants MDL vormen sinds<br />

najaar 2015 een eigen vakgroep binnen de<br />

NAPA. Inmiddels tellen we 30 leden. We<br />

vergaderen tijdens de Digestive Disease<br />

Days en het jaarlijkse NAPA-congres<br />

INVEST.<br />

Het huidige bestuur van de vakgroep wordt<br />

gevormd door voorzitter Natas Verheijde<br />

(St. Anna Ziekenhuis, Geldrop), secretaris<br />

Hester Straver (Diaconessenhuis, Utrecht)<br />

en bestuursleden Sanne Bogers (Bernhoven<br />

Ziekenhuis, Uden) en Ebelien Brons (Rijnstate<br />

Ziekenhuis, Arnhem).<br />

Toekomst<br />

Naar verwachting zal onze vakgroep de<br />

komende tien jaar aanzienlijk groeien. Als<br />

physician assistents MDL en als groeiende<br />

vakgroep hopen wij een waardevolle en relevante<br />

bijdrage te kunnen blijven leveren aan<br />

de verdere ontwikkeling van de MDL-zorg<br />

in Nederland.<br />

Natas Verheijde<br />

voorzitter Vakgroep PA-MDL<br />

physician assistant St. Anna Ziekenhuis,<br />

Geldrop<br />

Van links naar rechts:<br />

Vincent Straten 1 , Natas Verheijde 2 ,<br />

Marc Verhagen 3 , Hester Straver 4 en<br />

Sanne Bogers 5 .<br />

1<br />

voorzitter Nederlandse Associatie<br />

Physician Assistants (NAPA)<br />

2<br />

voorzitter vakgroep Physician<br />

Assistants MDL<br />

3<br />

voorzitter Beroepsbelangencommissie<br />

MDL en bestuurslid<br />

NVMDL<br />

4<br />

secretaris vakgroep Physician<br />

Assistants MDL<br />

5<br />

bestuurslid vakgroep Physician<br />

Assistants MDL<br />

1<br />

Te downloaden van https://www.napa.nl/<strong>2017</strong>/07/taakherschikking-mdl/<br />

<strong>MAGMA</strong> 103


VERTROUWEN<br />

DOOR HELDER ZICHT<br />

MOVIPREP ®<br />

UW PARTNER IN SUCCESVOLLE<br />

DARMVOORBEREIDING<br />

PEG + ASC (PEG (3350) + Natriumascorbaat<br />

PEG ASC (PEG (3350) + Natriumascorbaat<br />

+ Ascorbinezuur + Natriumsulfaat + Elektrolyten)<br />

+ Ascorbinezuur + Natriumsulfaat + Elektrolyten)<br />

PEG + ASC (PEG (3350) + Natriumascorbaat<br />

PEG ASC (PEG (3350) + Natriumascorbaat<br />

+ Ascorbinezuur + Natriumsulfaat + Elektrolyten)<br />

+ Ascorbinezuur + Natriumsulfaat + Elektrolyten)


DARM<br />

Fecale incontinentie vraagt om<br />

helder denkraam<br />

Fecale incontinentie (FI) heeft vele<br />

oorzaken en is vaak lastig te analyseren.<br />

De eerste stap bij het in kaart brengen<br />

van FI is om onderscheid te maken tussen<br />

1) drangincontinentie (DI) en 2) spontaanverlies<br />

(SV) en dit onderscheid aan de<br />

patiënt voor te leggen. Beide typen komen<br />

regelmatig gelijktijdig voor, maar probeer<br />

de klachten samen met de patiënt in een van<br />

deze twee of beide categorieën te plaatsen.<br />

Van fecale stressincontinentie, zoals bij<br />

urine, is zelden sprake.<br />

Drangincontinentie<br />

Anamnese<br />

Kenmerkend is dat de normale geleidelijke<br />

opbouw van de aandrang ontbreekt: de<br />

eerste aandrang is direct zeer hevig en door<br />

de afgenomen knijpkracht van de externe<br />

anale sfincter is de periode tussen eerste<br />

aandrang en verlies van ontlasting kort. De<br />

meeste DI-patiënten zijn vrouwen die een<br />

vaginale baring hebben gehad met al of niet<br />

een ruptuur. Gebruik van een forceps en<br />

vacuüm extractie vormen een risicofactor.<br />

Radiotherapie op de anorectale regio en<br />

prostaat kunnen, naast chirurgische interventies<br />

alhier, eveneens DI geven.<br />

van een ballon meten we bij welk volume<br />

een eerste sensatie plaatsvindt, wanneer de<br />

wens tot defeceren ontstaat en wanneer een<br />

maximaal te tolereren volume is bereikt. De<br />

(lastige) bepaling van de N. pudendus-latentietijd<br />

achten wij niet bijdragend.<br />

Behandeling<br />

Naast dieetmaatregelen en indikken van de<br />

ontlasting indien deze niet goed gebonden<br />

is, wordt gestart met fysiotherapie. In milde<br />

gevallen is dit vaak effectief. Zo niet, dan is<br />

onze volgende stap sacrale neuromodulatie<br />

(SNM) of retrograde colonspoelingen.<br />

Sfincterrepair wordt wel toegepast als op<br />

endo-anale echo een duidelijke lesie wordt<br />

gezien, maar bij ruim de helft van onze<br />

DI-patiënten ontbreekt dit. De schade bij<br />

DI is vooral neurologisch van aard (zo blijkt<br />

ook uit het succes van SNM). Daarnaast zijn<br />

de resultaten van sfincterrepair op de lange<br />

termijn teleurstellend. Voordat wij bij falen<br />

van SNM en retrograde colonspoelingen<br />

overgaan tot neosfincterchirurgie (dynamische<br />

gracilisplastiek), overwegen wij eerst<br />

nog een Malone-stoma (appendicostoma,<br />

waardoor antegrade colonspoeling). Dit is<br />

een klein stoma dat gemakkelijker kan worden<br />

gecamoufleerd dan een gewoon colostoma<br />

(dat gelukkig zelden nodig is).<br />

Sacrale neuromodulatie<br />

SNM is inmiddels een succesvolle behandeling<br />

bij DI. Hierbij wordt afhankelijk van<br />

de sensorische of motorische respons een<br />

elektrode geplaatst in foramen S3 of S4 en<br />

via uitwendige pacing drie weken ambulant<br />

het effect gemeten. Indien effectief (minstens<br />

50% minder incontinentiemomenten)<br />

wordt een definitieve elektrode en pacemaker<br />

geïmplanteerd. Bij goede selectie heeft<br />

75–80% een positief resultaat.<br />

De pacemaker gaat afhankelijk van de instelling<br />

5–7 jaar mee, waarna een nieuwe op de<br />

in situ-elektrode kan worden aangesloten.<br />

Hoe SNM werkt, blijft onduidelijk. Effect<br />

op de knijpkracht van de externe sfincter<br />

lijkt afwezig, hoewel enkele studies dit wel<br />

suggereren. Hoewel ook niet consistent in<br />

de literatuur, lijkt een modulatie van rectale<br />

sensibiliteit waarschijnlijk. Zoals boven aangegeven<br />

missen de meeste DI-patiënten het<br />

<br />

Lichamelijk onderzoek<br />

Meestal is de anale rusttonus normaal, maar<br />

is de knijpkracht duidelijk verminderd.<br />

Soms kan men een sfincterdefect palperen,<br />

bij vrouwen meestal in het perineum.<br />

Figuur 1.<br />

Drangincontinentie:<br />

gevolg verlies deel<br />

aandrangcurve.<br />

Aanvullend onderzoek<br />

Met endo-anale echo (2-D of 3-D) kunnen<br />

lesies van de interne en externe sfincter<br />

worden gevisualiseerd. Anale manometrie<br />

kan eventueel een bevestiging geven van de<br />

bij lichamelijk onderzoek gevonden anale<br />

drukken. Belangrijker vinden wij het meten<br />

van de rectale sensibiliteit. Met het opblazen<br />

<strong>MAGMA</strong> 105


eerste deel van hun aandrangcurve. Na een<br />

succesvolle therapie met SNM blijken zij<br />

een deel van die curve weer terug te hebben:<br />

zij voelen hun aandrang eerder en veel minder<br />

intens, waardoor zij meer tijd hebben<br />

om het toilet te halen. Kortom: niet meer<br />

knijpkracht, maar meer tijd (zie figuur 1 op<br />

pag. 105).<br />

De zwakke externe sfincter is dus slechts<br />

een onderdeel van een veel uitgebreidere,<br />

vooral neurologische schade van de bekkenbodem,<br />

bijvoorbeeld door een overrekken<br />

van de sacrale plexus tijdens de baring. In<br />

overeenstemming hiermee is dat wij veel<br />

patiënten met DI zonder duidelijke anatomische<br />

(spier)sfincterschade zien. Bovendien<br />

is er geen verschil in succes bij SNM<br />

tussen de groepen met en zonder spiersfincterschade,<br />

evenmin als na een sphincterrepair.<br />

Spontaanverlies<br />

Anamnese<br />

Zonder dat de patiënt daarvan iets merkt,<br />

blijkt er vaste ontlasting in de onderbroek<br />

(geen soiling) te zitten. Vaak gebeurt dit<br />

pas nadat men die dag een normale defecatie<br />

heeft gehad en tijdens het wandelen. In<br />

principe is er geen DI, maar dit kan tegelijkertijd<br />

aanwezig zijn. De anamnese geeft<br />

dan deze twee vormen naast elkaar aan.<br />

Lichamelijk onderzoek<br />

Tijdens een Valsalva-manoeuvre met de<br />

patiënt in knie-ellebooghouding, de benen<br />

iets uit elkaar, de rug hol en de anus iets<br />

gespreid, kan men een rectale mucosaprolaps,<br />

vooral aan de perineale zijde, zien indalen:<br />

‘men perst de voering uit z’n mouw’.<br />

De mucosaprolaps kan partieel of volledig<br />

circumferent zijn. Als de spierlagen van het<br />

rectum meedoen, is sprake van een rectumprolaps:<br />

‘men perst de mouw uit z’n mouw’.<br />

Bij twijfel kan men de patiënt vragen een<br />

selfie op het toilet te maken. Tenzij ook<br />

sprake is van DI, is de anale knijpkracht nu<br />

normaal.<br />

Behandeling<br />

Deze is erop gericht om het afdalen van de<br />

distale rectummucosa te voorkomen. Rubberbandligatie<br />

(rbl) volstaat meestal. De<br />

bandjes dienen net proximaal van de plexus<br />

haemorroïdalis superior te worden gezet. De<br />

rusttonus van de anus wordt grotendeels<br />

door de interne sfincter gegenereerd en<br />

zorgt voor het binnenhouden van de vaste<br />

feces. Voor het binnenhouden van vocht<br />

en lucht zijn de hemorroïdale kussens van<br />

belang. Beschadiging hiervan kan tot lekkage<br />

leiden. Als de kussens te groot worden,<br />

spreken we van interne haemorroiden. De<br />

behandeling hiervan is hetzelfde: door de<br />

Figuur 2.<br />

M. puborectalis<br />

in relatie tot zijn<br />

omgeving.<br />

direct proximaal gelegen mucosa door rbl<br />

strakker te zetten, drukt dit de te grote kussens<br />

weer de wand in. Als de mucosaprolaps<br />

te groot is voor rbl, kan men een mucosapexie<br />

doen of stapling. Bij een rectumprolaps<br />

is een rectopexie geïndiceerd.<br />

M. puborectalis<br />

De M. puborectalis (MP) is voor de continentie<br />

misschien nog belangrijker dan het<br />

anale sfinctercomplex. Anatomisch een<br />

onderdeel van de M. levator ani is de MP<br />

functioneel goeddeels autonoom. In rust<br />

staat de MP, die vanaf het os pubis als een<br />

lus om de anorectale overgang loopt, aangespannen<br />

en veroorzaakt zo een anorectale<br />

hoek van 80–90 graden (figuur 2). Tijdens<br />

afknijpen neemt de contractie toe en wordt<br />

de anorectale hoek scherp. Dit afknikken<br />

geeft een eerste afsluiting tussen rectum en<br />

anuskanaal. De anale sfincters vormen de<br />

tweede linie. Tijdens een korte en plotselinge<br />

abdominale drukverhoging contraheert de<br />

MP reflectoir, zoals bij afknijpen. Hierdoor<br />

– alsmede door de verhoogde intra-abdominale<br />

druk die de anorectale hoek verder<br />

doet afknikken – neemt de afsluiting tussen<br />

rectum en anuskanaal toe. N.B. Hierdoor<br />

ontstaat er bijna nooit een stress incontinentia<br />

alvi zoals we die bij urine wel kennen.<br />

Bij een Valvalsa-manoeuvre tijdens defecatie<br />

ontspant de MP, de anorectale hoek<br />

wordt stomp en door de rectumcontractie<br />

en intra-abdominale druk kan de rectuminhoud<br />

nu onbelemmerd worden uitgedreven.<br />

N.B. Als men tijdens het defeceren de MP<br />

paradoxaal aanspant, heeft men een uitdrijfprobleem:<br />

het spastisch bekkenbodemsyndroom.<br />

Bij een nauwelijks nog functionele externe<br />

sfincter na een baringstrauma is men<br />

vaak nog redelijk continent bij een goede<br />

MP-functie. De MP gaat na de menopauze<br />

echter in regressie en een deel ontwikkelt<br />

dan na enkele jaren alsnog een DI. Als<br />

naast de externe sfincter ook de MP direct<br />

al slecht functioneert, is er vaak al vroeg<br />

sprake van DI.<br />

Voor het uitoefenen van zijn functie dient de<br />

ventraalwaarts gerichte contractiekracht van<br />

de MP een stabiele structuur op zijn weg<br />

<strong>MAGMA</strong> 106


te vinden, anders wordt alles naar ventraal<br />

opgeschoven en werkt het knikmechanisme<br />

niet. Deze structuur wordt vooral gevormd<br />

door de M. transversus perinei superficialis<br />

en de fascia diaphragmatis urogenitalis inferior.<br />

Als men een reeds slappe anus ventraalwaarts<br />

gemakkelijk kan opentrekken, is deze<br />

structuur gelaedeerd. Bij vulling van het<br />

rectum, die door de sensibliteitstoornis ook<br />

niet gevoeld wordt, zal een lichte contractie<br />

van het rectum door onvoldoende MP-functie<br />

leiden tot een spontaanverlies, zo men<br />

wil: een niet gevoelde DI. Met een gracilisplastiek<br />

als herstel van een tegendrukpunt<br />

hebben wij enkele van deze patiënten<br />

klachtenvrij gekregen.<br />

Een DI kan ook ontstaan zonder disfunctionerend<br />

continentiemechanisme sec. Bij<br />

een star rectum door bijvoorbeeld bestraling<br />

en bij een status na low anterior-resectie<br />

(geringe capaciteit) met anastomose net op<br />

de linea dentata kan een geringe rectumvulling<br />

al een heftige motorische respons geven<br />

met overrulen van het normale continentiemechanisme.<br />

Samenvattend<br />

Wij hopen dat we u een bruikbaar concept<br />

hebben gegeven bij de vaak lastige analyse<br />

van FI. Met dit schema kunnen de verschillende<br />

klinische uitingen van FI aan de<br />

verschillende oorzaken worden gerelateerd,<br />

wat een rationele therapie mogelijk maakt.<br />

Meer informatie en/of referenties kunt u<br />

opvragen via hans.vander.heyden@hccnet.<br />

nl of coen.baeten@ghz.nl.<br />

Hans van der Heyden, internist<br />

Coen Baeten, colorectaal chirurg<br />

Groene Hart Ziekenhuis, Gouda<br />

REVIEW<br />

Klinische genetica in de oncologie<br />

Recent verscheen Klinische<br />

genetica in de oncologie van<br />

klinisch geneticus Fred H.<br />

Menko. Ondanks zijn pensioen<br />

werkt Menko nog steeds, en<br />

wel op de Polikliniek familiaire<br />

tumoren van het Antoni<br />

van Leeuwenhoekziekenhuis<br />

Amsterdam. Menko had en<br />

heeft een schitterende carrière,<br />

studeerde af als internist in<br />

Leiden, verkende daarna de<br />

klinische genetica in de oncologie en liet zich op een gegeven<br />

moment als klinisch geneticus registreren.<br />

Voor clinici is het vaak heel lastig te bepalen welke patiënten<br />

wanneer en door wie genetisch moeten worden gescreend voor<br />

tumoren. Specialisten in de algemene oncologie, de digestieve<br />

oncologie maar ook oncologisch chirurgen moeten zich in<br />

toenemende mate afvragen wanneer erfelijkheidsonderzoek<br />

is geïndiceerd. De klinisch geneticus wordt dan ook steeds<br />

meer betrokken bij vragen rond diagnostiek, surveillance en<br />

behandeling. In topspecialistische klinieken in de oncologie<br />

participeert een klinisch geneticus in het multidisciplinair overleg<br />

(MDO) wanneer de oncologische behandeling van nieuwe<br />

patiënten wordt besproken.<br />

Voor MDL-artsen is het boek van Fred Menko een ideaal<br />

naslagwerk voor de dagelijkse praktijk. Even snel nakijken:<br />

wanneer is wat geïndiceerd, hebben bepaalde tumoren overlap<br />

met andere tumoren, wanneer moet ik screenen, wanneer<br />

moet ik doorverwijzen?<br />

Alle MDL-assistenten-in-opleiding zou ik willen zeggen: direct<br />

bestellen, het is goed te betalen uit je rugzakje.<br />

Ook huisartsen die langzamerhand het spoor bijster raken,<br />

kunnen nu dankzij Fred Menko snel bekijken wat er zou moeten<br />

gebeuren. Mocht dit naslagwerk nog niet voldoende houvast<br />

geven, dan staat bij het voorwoord een indrukwekkende<br />

lijst medewerkers die zij altijd om (in)formeel advies zouden<br />

kunnen vragen door hen te bellen.<br />

Kortom, ik ben zeer enthousiast en zeg dan ook: verplichte kost!<br />

Chris Mulder, MDL VUmc<br />

Klinische genetica in de oncologie<br />

Fred H. Menko<br />

ISBN 978 90 58 98 30 46<br />

Uitgeverij De Tijdstroom, www.tijdstroom.nl<br />

<strong>MAGMA</strong> 107


Vertrouw op<br />

Humira ®<br />

De enige subcutane anti-TNF bewezen<br />

effectief voor zowel de ziekte van Crohn<br />

als colitis ulcerosa als juveniele Crohn 1<br />

13 geregistreerde indicaties 1<br />

De grootste gepubliceerde<br />

veiligheidsdatabase van<br />

klinische studies<br />

wereldwijd voor een<br />

anti-TNF 2<br />

NL/HUM/0617/0471<br />

Humira is bestemd voor de behandeling van matig tot ernstig actieve ziekte<br />

van Crohn (kinderen vanaf 6 jaar) en matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa.<br />

Voor de volledige indicatie en verkorte SmPC, zie elders in dit blad<br />

1. SmPC Humira<br />

2. Burmester, GR et al, Ann Rheum Dis 2013;72:517-524<br />

Denken in mogelijkheden


THEMA<br />

WETENSCHAPPELIJK<br />

LEIDERSCHAP<br />

PROFESSOR CHRIS MULDER ROEPT BIJ AFSCHEID COLLEGA’S OP TOT ‘LEVEN IN DE WIND’<br />

‘Principal Investigatorschap<br />

ondermijnt origineel onderzoek’<br />

In de wind staan is hem niet vreemd, zo<br />

ook in de rede bij zijn afscheid als hoogleraar<br />

MDL-ziekten aan de Vrije Universiteit<br />

te Amsterdam eind juni. Mulder<br />

noemde diverse ontwikkelingen die volgens<br />

hem zowel de medische wetenschap, de<br />

MDL-zorg als het onderzoek en onderwijs<br />

in de Amsterdamse ziekenhuizen en UMCs<br />

bedreigen. Zo waarschuwde hij dat het<br />

Principal Investigatorschap origineel onderzoek<br />

ondermijnt en maakt dat een MDLprofessoraat<br />

zich beperkt tot MDL-kanker<br />

of IBD.<br />

niet-academische conglomeraten ten koste<br />

van de UMCs.<br />

Al vroeg stelde zijn omgeving vast dat Chris<br />

Mulder ‘niet bang’ was. Deze karaktertrek<br />

stuurde zijn carrière en leidde tot baanbrekend<br />

onderzoek en vele dankbare patiënten,<br />

studenten en collegae wereldwijd. Maar ook<br />

tot een loopbaan “mede getekend doordat<br />

ik altijd in de wind heb gestaan bij grensconflicten<br />

en deze nooit uit de weg ben gegaan.”<br />

Hij riep zijn aanwezige collega-hoogleraren<br />

op om hem ook in die zin op te volgen. “Ik<br />

hoop dat u dat zult doen.”<br />

De afscheidsrede Onder professoren kunt u<br />

nalezen op www.mdl.nl/<strong>MAGMA</strong>.<br />

In zijn rede, uitdagend Onder professoren<br />

getiteld, doorliep hij zijn loopbaan als arts<br />

en stond hij stil bij de hoogtepunten die<br />

het MDL-vakgebied én zijn eigen werk als<br />

onderzoeker de afgelopen 40 jaar hebben<br />

gekend. Met dank aan alle professoren die<br />

hem daarbij hebben gevormd: “faciliterend,<br />

remmend, manipulerend, enthousiasmerend<br />

en stimulerend.”<br />

Naast alle lof voor zijn voorgangers en collega’s<br />

ontbrak de kritische noot dus niet.<br />

Een greep uit de ruif van een dwarsdenker.<br />

Medische afdelingen in UMCs die steeds<br />

directiever worden aangestuurd. Aansturing<br />

in de lijn, waarmee het adagium ‘meer<br />

handen aan het bed’ verwordt tot ‘meer<br />

vingers op het toetsenbord’. Gebrek aan<br />

transparantie bij sponsors over geldstromen<br />

voor niet-oncologisch onderzoek. Financiële<br />

afhankelijkheid van onderzoekers van de<br />

farmaceutische industrie. De jacht op geld<br />

door ziekenhuizen, ZBC’s en zorgverzekeraars,<br />

die leidt tot grote fusieconglomeraten.<br />

Vèrgaande herverdeling van hoog- en<br />

laagcomplexe zorg en steeds meer geld<br />

voor zorg, opleiding en onderwijs naar deze<br />

<strong>MAGMA</strong> 109


THEMA<br />

WETENSCHAPPELIJK<br />

LEIDERSCHAP<br />

‘Je mag een stuk meelopen,<br />

achteraf weet je pas…’<br />

Een week na zijn afscheid als<br />

hoogleraar aan de VU kijken<br />

Chris Mulder en <strong>MAGMA</strong> terug<br />

op zijn carrière. Ook aanwezig is<br />

Rinse Weersma, op dit moment<br />

de jongste MDL-hoogleraar en<br />

evenals Mulder afdelingshoofd,<br />

niet in Amsterdam maar in<br />

Groningen aan het UMCG.<br />

e hebt in Nederland nu twee rela-<br />

jonge MDL-afdelingshoof-<br />

“Jtief<br />

den,” begint Mulder als we naar hun houdbaarheidsdatum<br />

vragen, “dat is Rinse in<br />

Groningen en Frank Vleggaar in Utrecht,<br />

nog geen hoogleraar maar dat wordt-ie<br />

ongetwijfeld. Zij zullen zich moeten afvragen<br />

of zij dat de komende 25 jaar willen<br />

doen, zeg maar tot hun pensioen, wat nu<br />

gebruikelijk is. Of dat ze zeggen: na tien jaar<br />

is het genoeg geweest. Dat is niet makkelijk,<br />

terugtreden en plaatsmaken voor iemand<br />

anders. En helemaal niet als je denkt ‘holy<br />

shit, wat is dat voor iemand’. Als ik die<br />

‘iemand’ was, zou ik zelf zijn opgestapt,<br />

maar voor de afdeling en voor het ziekenhuis<br />

zou het goed zijn als er zou worden<br />

gerouleerd.”<br />

snel aan mijn oude uitspraken herinnerd.”<br />

Het kersverse Groninger afdelingshoofd<br />

Weersma “is er niet op tegen dat iemand<br />

langer op zo’n plek zit. Ik begrijp best dat<br />

het niet als falen moet worden gezien en dat<br />

het zeer verfrissend kan werken wanneer de<br />

bakens worden verzet, maar op dit moment<br />

kan ik niet zeggen of ik er over tien jaar een<br />

streep onder zal zetten.”<br />

Was het een grote verandering toen u<br />

hoogleraar werd?<br />

Weersma: “Voor mijzelf veranderde er<br />

niet zoveel. De wereld keek misschien iets<br />

anders naar me, maar dat was het dan wel,<br />

het werk bleef hetzelfde. Toen ik vorig jaar<br />

afdelingshoofd werd, kreeg ik echt een<br />

CHRIS MULDER<br />

andere baan. Ineens heb je te maken met<br />

management, personeelszaken, financiën,<br />

budgetten: echt een andere wereld.”<br />

In het diepe gegooid of langzaam klaargestoomd?<br />

Weersma: “Op een gegeven moment kwam<br />

dat afdelingshoofd-zijn in beeld en ja, dan<br />

ga je wel cursussen volgen, zowel intern als<br />

extern. Ook coaching zat erbij en gesprekstechnieken.”<br />

En hoe ging het indertijd bij Mulder?<br />

“Ik was onderzoeker in het AMC en kreeg<br />

op mijn 36 ste een hoogleraarschap aangeboden<br />

in Maastricht. Zeer vereerd, maar<br />

toen ik begreep dat ik de enige MDL-arts<br />

Zelf bent u gewoon blijven zitten?<br />

Mulder: “Ik gaf ooit aan niet langer dan tien<br />

jaar afdelingshoofd te willen zijn, zoals in<br />

Amerika, waar de functie rouleert binnen<br />

de vakgroep.Toen ik in mijn jaargesprek<br />

2010–2011 zei dat ik in 2013 na tien jaar<br />

afdelingshoofdschap eventueel mijn afdelingshoofdschap<br />

wilde heroverwegen, werd<br />

mij gezegd dat dit not done was in Nederland.<br />

Toen we als VUmc in 2012–2013 in<br />

zwaar weer verkeerden, werd ik echter zeer<br />

<strong>MAGMA</strong> 110


zou zijn en blijven en dat ik door de internisten<br />

daar als een excuustruus zou worden<br />

gebruikt, zo van ‘we hebben toch ook een<br />

MDL-professor’, heb ik ervan afgezien en<br />

ben naar Arnhem vertrokken. Daar kwam ik<br />

in een maatschap terecht waarvan ik voorzitter<br />

werd en later secretaris, want we rouleerden.<br />

In die tijd heb ik veel geleerd op het<br />

gebied van management, budgetten, onderhandelen<br />

met de directie en noem maar op.”<br />

Weersma heeft niet hoeven wachten totdat<br />

een hoogleraar wegging. “Ik ben hoogleraar<br />

geworden puur op basis van mijn<br />

researchkwaliteiten. De mij aangeboden<br />

tenure-track, waarbij je een carrièreperspectief<br />

wordt aangeboden met vaste beoordelingsmomenten,<br />

heb ik afgeslagen. Bewust,<br />

omdat ik niet houd van een keurslijf en<br />

omdat ik het programma niet geschikt vond<br />

voor klinische wetenschappers. De meetlat<br />

die werd gebruikt, was voor biologen en<br />

mensen die in het lab werken.”<br />

De belangrijkste drijfveer voor Mulder was<br />

onderzoek. “Ik ben uiteindelijk uit Arnhem,<br />

waar ik in totaal zo’n zeven promovendi<br />

heb begeleid, weggegaan omdat ik aan de<br />

VU de ruimte kreeg een bepaald onderzoek<br />

verder uit te bouwen. In 2001 kreeg ik een<br />

idee rond 6TG en het onderzoek ernaar, en<br />

het doorontwikkelen kon alleen in een academisch<br />

ziekenhuis en niet in een algemeen<br />

ziekenhuis als Arnhem.”<br />

Weersma: “Onderzoek is onze zuurstof. Het<br />

aantal onderzoeken en het aantal promovendi<br />

bepalen voor een belangrijk deel of<br />

je fondsen weet aan te trekken waaruit dat<br />

onderzoek kan worden gefinancierd. Maar<br />

onderzoek, het hele proces eromheen, het<br />

werken met promovendi, met extreem getalenteerde<br />

mensen, is met name leuk. We zijn<br />

super internationaal bezig en werken met de<br />

belangrijkste centra samen; dat is de dynamiek<br />

waaraan ik de meeste lol beleef.<br />

Wetenschap is nog interessanter dan vroeger.<br />

Toen had iemand een nieuw idee en<br />

ging je kijken of je het ‘waar kon maken’.<br />

Tegenwoordig is het veel meer: ‘er is een<br />

nieuwe techniek waarmee we veel analyses<br />

RINSE WEERSMA<br />

in één klap kunnen doen, hoe gaan we daarmee<br />

aan de gang en hoe kunnen we dat slim<br />

gebruiken’.”<br />

En in die hectiek vergeten jullie de<br />

vraag ‘waarom’. Waarom zijn we hiermee<br />

bezig. Het gaat te vaak over ‘hoe’<br />

en niet ‘is dit het beste voor de patiënt’,<br />

luidt een veel gehoorde kritiek.<br />

Mulder: “Dat vind ik te makkelijk. Of iets<br />

het beste is voor een patiënt, kan wel eens<br />

blijken na twintig jaar.”<br />

Weersma: “Het draait altijd om de patiënt.<br />

Natuurlijk. Daarom zijn wetenschappelijk<br />

geïnteresseerde dokters zo belangrijk. Ik<br />

werk veel met bio-informatici, genetici,<br />

technici en wiskundigen en ja, die kunnen<br />

zich weleens verliezen in te veel zijpaden,<br />

waardoor de patiënt uit beeld raakt. Voor<br />

klinische hoogleraren is het dus zaak om<br />

goed in de gaten te houden dat dit niet<br />

gebeurt. We moeten als dokters tegelijkertijd<br />

wel begrijpen wat er in het lab gebeurt,<br />

zodat we de juiste vragen kunnen stellen.<br />

Dat zie ik heel erg als mijn rol. Zeker nu de<br />

kennis en daardoor de interesse in de basale<br />

wetenschap van een MDL-arts steeds minder<br />

wordt, omdat de opleiding tot MDLarts<br />

wordt ingekort.”<br />

Mulder: “Ben ik mordicus op tegen. Schandalig.<br />

Het inkorten van de studie tot vijf jaar<br />

gaat ten koste van verdieping. Het wetenschappelijke<br />

deel, het academische, wordt<br />

steeds verder onderbelicht. Knettergek dat<br />

we dit laten gebeuren.<br />

M’n colo-brevetje halen heet het nu bij veel<br />

assistenten. Dan zeg ik: ‘je gaat nog genoeg<br />

colo’s doen later, misschien moet je ook eens<br />

leren waaróm we een colo doen’.”<br />

Weersma: “Academische verdieping is<br />

echt nodig. Alleen dan ontwikkel je een<br />

probleem oplossend vermogen voor de<br />

niet-standaard patiënt. Je moet out of the<br />

box durven denken. Er is lef voor nodig om<br />

innovatie door te voeren. Juist daarom moet<br />

je je zo breed mogelijk oriënteren op je vakgebied.”<br />

<br />

<strong>MAGMA</strong> 111


Online Nascholing IBD<br />

Vedolizumab in de praktijk<br />

Vedolizumab is bijna 3 jaar beschikbaar voor de<br />

behandeling van patiënten met colitis ulcerosa of<br />

de ziekte van Crohn*.<br />

In deze online nascholing wordt de laatste<br />

wetenschappelijke data en relevante casuïstiek<br />

besproken door:<br />

• Pieter Stokkers (OLVG)<br />

• Mark Löwenberg (AMC)<br />

• Nanne de Boer (VUmc)<br />

Bekijk de online nascholing<br />

via www.nascholing-IBD.nl<br />

1 accreditatiepunt aangevraagd • NVMDL • VSRegister<br />

* Entyvio is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met actieve,<br />

matig tot ernstige colitis ulcerosa of de ziekte van Crohn die ontoereikend reageerden<br />

op, niet meer reageerden op of intolerantie vertoonden voor conventionele therapie of<br />

een TNF-antagonist.<br />

Voor de verkorte productinformatie zie elders in deze uitgave.<br />

© Takeda Nederland bv, Hoofddorp. NL/EYV/17/0032a<br />

3 jaars effectiviteit • TDM • casuïstiek • zwangerschap • real world data • veiligheid


Moet je als hoogleraar voor de troepen<br />

uitlopen?<br />

Mulder: “Ja en nee. Te ver, dan ben je de<br />

muziek kwijt. Ik heb mezelf altijd bekeken<br />

als meewerkend voorman.”<br />

Weersma: “Als afdelingshoofd, als arts,<br />

moet je tussen je mensen staan en participeren<br />

in het gehele proces. Meedraaien,<br />

patiënten zien. Dat wil ik ook, want ik ben<br />

bovenal arts. Als hoogleraar moet je voor de<br />

troepen uitlopen en tegelijkertijd ook iedereen<br />

meenemen. Je moet continu bezig zijn<br />

met vragen als ‘waar gaan we heen, wat zijn<br />

onze doelen, waar staan we over vijf jaar’.<br />

Alles wat we doen, is zo cutting edge, je kunt<br />

bijna niemand in de wereld vragen: ‘kijk,<br />

ik heb nu bijna dit gevonden, hoe moet ik<br />

hiermee verder?’ Dat maakt wetenschap zo<br />

interessant en in die zin vind ik dat je voor<br />

de troepen uit moet lopen.”<br />

Mulder: “Tegen patiënten kan je moeilijk<br />

zeggen: ‘ik weet het even niet’. Ik zeg dan<br />

vaak: ‘we zitten op een T-kruising: linksaf is<br />

nietsdoen en rechtsaf is iets nieuws proberen’.<br />

Zo zijn we begonnen met neurocoeliakie.<br />

Het geven van chemo aan patiënten die<br />

ernstige problemen ondervinden aan hun<br />

brein omdat de afweercellen in hun darmen<br />

hun brein in vliegen. Dat laatste weten<br />

we nu heel zeker. Aanvankelijk deden we<br />

niets, we wisten gewoon niet wat er aan de<br />

hand was, en de patiënt overleed. Inmiddels<br />

weten we wat er in het lichaam gebeurt,<br />

geven we chemo en vernietigen daarmee die<br />

lymfocyten. Vooroplopen is hier misschien<br />

een groot woord, maar zo moet je wel bezig<br />

zijn met je patiënten. Je moet een nieuwe<br />

weg durven inslaan. Dan kan je verschrikkelijk<br />

op je bek gaan, maar die patiënt begrijpt<br />

dat. Tegelijkertijd moet je in het kader van<br />

goed leiderschap de guts hebben een patiënt<br />

door te verwijzen naar één van je collega’s<br />

in een ander (academisch) ziekenhuis als je<br />

denkt dat hij daar beter af is.”<br />

Weersma: “Dat doen we in Nederland trouwens<br />

veel beter dan bijvoorbeeld in Amerika.<br />

Kennis wordt hier gedeeld. Zo doet<br />

ons levertransplantatiecentrum bepaalde<br />

dingen niet, die doen ze bijvoorbeeld wel in<br />

Rotterdam, dat op zijn beurt weer andere<br />

dingen niet doet en aan ons overlaat. In<br />

Boston bijvoorbeeld wordt amper samengewerkt.<br />

Daar zijn drie verschillende transplantatiecentra<br />

en alle drie doen ze alles<br />

omdat ze elkaar beconcurreren.”<br />

Mulder: “We zouden nog beter kunnen<br />

samenwerken, denk ik, maar vergeleken met<br />

andere landen doen we het helemaal niet<br />

slecht.”<br />

“Mijn grootste succes?” lacht Mulder de<br />

vraag weg, om haar om te buigen naar:<br />

“waar ik de meeste voldoening aan heb<br />

beleefd, is dat we de lever bij de MD hebben<br />

kunnen houden. De L glipte ons bijna<br />

door de vingers in de jaren ’92–’94 door een<br />

gecontroleerde actie van de internisten.”<br />

Weersma: “In de voorbereiding op dit<br />

gesprek bedacht ik nog hoe belangrijk het<br />

is dat de lever erbij zit. En dat ik dat per se<br />

wilde benoemen, want…” Mulder valt hem<br />

in de rede: “We mochten galwegen buiten<br />

de lever scopiëren, maar binnen de lever<br />

niet. Dat vonden internisten hun werkterrein.<br />

Dat kan je je bijna niet voorstellen,<br />

maar heus, dat was zo. Er zijn mensen vernederd<br />

op een manier die nu niet meer is uit<br />

te leggen.”<br />

“Hoe kom je in zo’n situatie?” vraagt<br />

Weersma met ongeloof in zijn ogen. Mulder:<br />

“Er gaat iemand aan een poot zagen en dan<br />

kan je ‘nee’ zeggen of je laat het gebeuren.<br />

Onze generatie is er één met vrij primair<br />

reagerende mensen, daarom zijn we dat vak<br />

misschien ook gaan opzoeken, en we gingen<br />

de barricade op. We wilden alles behalve<br />

oorlog voeren, dat is ons wel vaak verweten,<br />

maar in onze ogen was de patiënt, en is-ie<br />

nog steeds, beter af met de L bij de MD.<br />

De belangrijkste twee redenen om <strong>MAGMA</strong><br />

te beginnen, waren één: het pluggen van<br />

onze naam MDL, en twee: de lever erbij<br />

houden. We hebben twee kort gedingen<br />

moeten voeren en kregen uiteindelijk van de<br />

rechter gelijk: de L bleef bij de MD.<br />

“Maar wat gebeurt er vervolgens: een paar<br />

jaar later wordt de Maag Lever Darm Stichting<br />

opgericht. Geïnitieerd door specialis-<br />

Het draait altijd om de<br />

patiënt. Daarom hebben<br />

we wetenschappelijk<br />

geïnteresseerde dokters<br />

nodig<br />

ten die de lever deden en het een schande<br />

vonden dat het MDL-genootschap de L op<br />

de derde plaats had gezet. Ik heb nog geprobeerd<br />

de namen gelijk te trekken, maar dat<br />

was onbespreekbaar: de lever kwam vóór de<br />

darmen. Zodoende hebben we nu nog steeds<br />

de MLDS, waarschijnlijk een blijvertje.”<br />

Falen vindt Mulder een groot woord, maar<br />

“natuurlijk zijn er zaken die we helaas hebben<br />

laten gebeuren en nu moeilijk zijn terug<br />

te draaien.” Het direct beginnen met biologicals<br />

noemt hij als voorbeeld. “Daar hebben<br />

we ons te passief opgesteld en ons te veel<br />

laten leiden door de commercie. Het bewijs<br />

dat niet eerst wat mildere middelen kunnen<br />

worden gebruikt, is op z’n zachtst gezegd<br />

flinterdun.<br />

Ook hebben we helaas het bevolkingsonderzoek<br />

laten wegsluizen naar de ZBCs,<br />

waardoor het is geworden tot één grote<br />

geldfabriek. Wij, de academie, komen pas in<br />

beeld als het echt fout is gegaan.”<br />

Mulder moet lachen: “Ik moet niet zeuren,<br />

terugkijkend is daar geen enkele reden toe.<br />

Ik heb een stuk mogen meelopen, Rinse doet<br />

dat nu en achteraf weet je pas…” kijkt hij<br />

naar Weersma…<br />

“Als afdelingshoofd wil ik graag dat onze<br />

afdeling meer dan goed gaat presteren in een<br />

goede sfeer en dat we ons doorontwikkelen.<br />

Alles op topniveau. Voor de research zet ik<br />

hoog in op zaken zoals: gaan begrijpen waar<br />

de ziekte van Crohn vandaan komt, zodat<br />

we, als we het dan begrijpen, nog beter en<br />

nog eerder kunnen ingrijpen. Er is veel meer<br />

natuurlijk, maar dat staat bovenaan mijn<br />

lijstje.”<br />

<strong>MAGMA</strong> 113


THEMA<br />

WETENSCHAPPELIJK<br />

LEIDERSCHAP<br />

VAN KONINKLIJK GEMISTE DIAGNOSE NAAR KONINKLIJKE ONDERSCHEIDING<br />

Zeldzame ziektebeelden verdienen<br />

disruptieve wetenschapper<br />

Op 30 juni sprak Chris Mulder zijn afscheidsrede uit, waarin hij terugblikte op een indrukwekkende<br />

carrière van ruim veertig jaar in de geneeskunde. <strong>MAGMA</strong> heeft mij gevraagd Chris’ verdiensten op<br />

het gebied van coeliakie te benoemen. Ik neem u graag mee op een korte reis door PubMed.<br />

Carrières beginnen niet zelden door<br />

toeval. Begin jaren ’80 lag de zoon<br />

van een eminent persoon met inflammatoir<br />

darmlijden in het Academisch Ziekenhuis te<br />

Leiden. Hij bleek ook coeliakie te hebben,<br />

maar zoals Chris graag memoreert: “Ik had<br />

die diagnose koninklijk gemist.” Zijn opleider<br />

Karel Haex had in 1955 de eerste volwassen<br />

patiënt met de combinatie colitis<br />

ulcerosa en coeliakie beschreven in het<br />

Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde<br />

(NTvG). Zijn jonge assistent moest ‘als<br />

straf’ een case-report schrijven (Coeliac<br />

disease and ulcerative colitis; a diagnostic pitfall;<br />

NTvG 1983) en een presentatie houden<br />

bij de Nederlandse Coeliakie Vereniging<br />

over de onderdiagnostiek van coeliakie.<br />

Daarmee was zijn lot bezegeld: Chris werd<br />

‘expert’. En hoe! De 35 jaar die volgden,<br />

leidden tot 200 wetenschappelijke publicaties<br />

over coeliakie.<br />

Vraagtekens<br />

Dat het veld destijds volledig open lag,<br />

blijkt wel uit de vele publicaties die eindigden<br />

met een vraagteken. Zoals: Do you<br />

also consider celiac disease in iron-deficiency<br />

anemia? (NTvG, mei 1990), Gluten as food<br />

additive in the Netherlands: cheese forbidden<br />

for celiac patients? (NTvG 1997), en deze<br />

met de prozaïsche titel: Gluten as food additive<br />

in The Netherlands; Snowhite’s apple?<br />

(NTvG 1992). Overigens kon ik dit artikel<br />

op geen enkele wijze terugvinden in de<br />

annalen van het NTvG.<br />

Begin jaren ’80 werd coeliakie nog als een<br />

zeldzame ziekte beschouwd. Men ging uit<br />

van een prevalentie van 5 per 100.000. In<br />

1997 kwam men al op een prevalentie van<br />

17 per 100.000 (J Ped Gastroenterol & Nutr<br />

1997). Twee jaar later liet een studie onder<br />

bloeddonoren een seroprevalentie zien van<br />

3 per 1.000 (Scand J Gastroenterol. 1999),<br />

bijna 20 keer hoger dan de inventarisatie<br />

twee jaar eerder. Het leverde veel vragen op<br />

over nut en noodzaak van screening<br />

(Do we have to screen the general population<br />

for coeliac disease instead of only patients<br />

with so-called associated diseases? – Dig Dis<br />

Sci 2000) en diagnostiek bij eerstegraads<br />

familieleden (Should relatives of coeliacs with<br />

mild clinical complaints undergo a smallbowel<br />

biopsy despite negative serology? –<br />

Eur J Gastroenterol Hepatol 2000). De vragen<br />

omtrent bevolkingsonderzoek zijn overigens<br />

nog altijd actueel.<br />

When is a coeliac a coeliac? Chris schreef er<br />

al over in 1998. De frase is een running gag,<br />

waarmee wij Chris graag parodiëren. De<br />

vraag is er niet minder serieus om: wekelijks<br />

komen er patiënten waarbij de diagnose van<br />

deze ‘eenvoudige’ ziekte niet eenduidig is.<br />

Recent is ook nog eens overduidelijk aangetoond<br />

dat coeliakie niet alleen een kinderziekte<br />

is: twee derde krijgt de diagnose<br />

op volwassen leeftijd (Celiac Disease in The<br />

Netherlands: Demographic Data of Members<br />

of the Dutch Celiac Society – J Gastrointestin<br />

Liver Dis, 2016).<br />

Om de verdiensten van Willem-Karel Dicke<br />

levend te houden, zorgde Chris dat diens<br />

proefschrift begin jaren ’90 werd herdrukt<br />

en ruim verspreid in MDL Nederland.<br />

Dankzij Chris’ contact met Dicke’s familie<br />

kon hij ook de hardnekkige mythe ontkrachten<br />

dat Dicke tijdens de hongerwinter<br />

op het idee zou zijn gekomen dat tarwe<br />

verantwoordelijk was voor de symptomen<br />

van coeliakie. Dicke bleek dit al jaren vóór<br />

de oorlog te hebben ingezien dankzij zijn<br />

kritische observaties van een jonge moeder<br />

(Gut 1993).<br />

In de jaren ’90 werd met de suikerabsorptietest<br />

veel onderzoek gedaan naar de rol van<br />

darmpermeabiliteit. Vijftien jaar later kreeg<br />

dit onderwerp hernieuwde belangstelling<br />

dankzij genetisch onderzoek samen met<br />

Cisca Wijmenga, met als resultaat een groot<br />

aantal gemeenschappelijke publicaties over<br />

de complexe genetische gevoeligheid voor<br />

coeliakie.<br />

Glutensensitiviteit<br />

Hoeveel gluten eten we in Nederland eigenlijk?<br />

Chris zocht ook dat uit: 13 gram per<br />

dag (Eur J Gastroenterol Hepatol. 1997).<br />

Door veranderde eetgewoonten is dit getal<br />

inmiddels ongetwijfeld hoger, hoewel een<br />

deel van de bevolking geen gluten meer eet<br />

omdat het klachten geeft of ongezond zou<br />

zijn. Ook hier zijn er vooralsnog meer<br />

vragen dan antwoorden (Glutensensitiviteit:<br />

hype of nieuwe epidemie? – NTvG 2013).<br />

<strong>MAGMA</strong> 114


Een internationale groep experts buigt zich<br />

over deze fenomenologie en stelt er richtlijnen<br />

voor op (Diagnosis of Non-Celiac Gluten<br />

Sensitivity (NCGS): The Salerno Experts’<br />

Criteria – Nutrients 2015).<br />

Benigne, premaligne of maligne<br />

Misschien wel Chris’ grootste verdienste<br />

ligt in de diagnostiek en behandeling van<br />

premaligne en maligne complicaties van<br />

coeliakie. Een cruciale bijdrage was het<br />

onderscheid tussen benigne en premaligne<br />

vormen van refractaire coeliakie en de verschillen<br />

in therapeutische benadering (Scand<br />

J Gastroenterol 2000). Eind jaren ’90 begon<br />

hij met de experimentele behandeling van<br />

patiënten met refractaire coeliakie. Aanvankelijke<br />

behandelingen met cyclosporine,<br />

IL-10, azathioprine en budesonide leidden<br />

niet tot het gewenste klinische effect. In die<br />

tijd deed Chris in Arnhem ook onderzoek<br />

naar de immunofenotypering van patiënten<br />

met refractaire coeliakie met behulp van<br />

flowcytometrie op biopten, studies die hij<br />

na zijn komst naar het VUmc voortzette<br />

met Mary von Blomberg, Hetty Bontkes en<br />

Marco Schreurs. Het leidde tot definiëring<br />

van de gouden standaard voor de diagnostiek<br />

van refractaire coeliakie type I en II.<br />

Veelal zonder pilotstudies en funding (nauwelijks<br />

mogelijk bij zulke zeldzame ziekten)<br />

werd er gezocht naar andere, gedurfde<br />

behandelstrategieën, zoals cladribine en<br />

autologe stamceltransplantatie. Het zijn<br />

inmiddels internationaal dé standaarden<br />

voor behandeling.<br />

Ideeën die aanvankelijk met<br />

scepsis werden ontvangen,<br />

gingen later vaak als<br />

standaard fungeren<br />

Internationaal onderzoek<br />

Als mooie bekroning op dit jarenlange pionierswerk<br />

vond in 2016, zestien jaar na de<br />

eerste observationele studies met cyclosporine,<br />

de eerste internationale multicenter<br />

RCT plaats naar het effect van anti-IL15<br />

in refractaire coeliakie. Het zal niet verbazen<br />

dat het VUmc meer dan de helft van<br />

alle inclusies kon realiseren. Dankzij Chris’<br />

reputatie op het gebied van refractaire coeliakie<br />

komen mensen uit heel Europa naar<br />

het VUmc voor consultatie en zo nodig<br />

behandeling. De resultaten van deze trial<br />

worden binnenkort verwacht en gelukkig<br />

beginnen andere farmaceutische bedrijven<br />

nu ook voorzichtig interesse te tonen in deze<br />

ziekte.<br />

Hopelijk zullen deze inspanningen de<br />

komende jaren ook hun vruchten gaan<br />

afwerpen voor de vroegdetectie en optimaliseren<br />

van de behandeling van het enteropathie-geassocieerd<br />

T-cellymfoom (EATL),<br />

een ziekte met nog steeds een zeer slechte<br />

prognose.<br />

Samenwerking<br />

In 2004 werd het Nederlands Coeliakie<br />

Consortium (= CDC, Celiac Disease<br />

Consortium) opgericht met steun van een<br />

rijksbijdrage uit het Besluit Subsidies Investeringen<br />

Kennisinfrastuctuur (BSIK). Met<br />

behulp van deze subsidie en een daaropvolgende<br />

FES-subsidie werd tien jaar lang<br />

onderzoek uitgevoerd. In het consortium<br />

werden de kennis en onderzoekskracht van<br />

wetenschappelijke instellingen, industrie<br />

én patiëntengemeenschap samengebracht.<br />

Met name de eerdergenoemde samenwerking<br />

met Cisca Wijmenga (UMCG) en Frits<br />

Koning (LUMC) heeft een schat aan fundamentele<br />

kennis opgeleverd op het gebied<br />

van genetische gevoeligheid en immunopathogenese<br />

van coeliakie. De klinische studie<br />

naar het effect van een gluten-degraderend<br />

enzym is één van de voorbeelden van de<br />

nauwe samenwerking tussen VUmc en<br />

LUMC (World J Gastroenterol. 2013).<br />

Dankzij het aldus opgezette netwerk staat<br />

Nederland nog steeds wereldwijd vooraan<br />

als het gaat om fundamenteel en klinisch<br />

onderzoek naar coeliakie.<br />

Chris schreef het al in 2002: Celiac disease;<br />

more than villous atrophy (Rom J Gastro-<br />

enterol 2002). Onderzoek naar de miltfunctie,<br />

de associatie met schildklierlijden,<br />

type-I-diabetes en auto-immuunhepatitis<br />

heeft de ziekte coeliakie de afgelopen decennia<br />

in een veel breder kader geplaatst. Een<br />

onderwerp waarin Chris zich het afgelopen<br />

jaar heeft vastgebeten, zijn neurologische<br />

manifestaties van coeliakie, waaronder glutenataxie.<br />

Net als refractaire coeliakie een<br />

ziektebeeld dat lange tijd niet of nauwelijks<br />

is onderkend. Op zijn geheel eigen wijze<br />

heeft Chris over dit onderwerp de trom<br />

geroerd en de patiënten stromen toe. De<br />

komende jaren zal deze problematiek hopelijk<br />

een belangrijke onderzoekslijn worden<br />

en de aandacht krijgen die het verdient.<br />

Zeldzame aandoeningen<br />

Coeliakie is meer dan vlokatrofie en vlokatrofie<br />

is meer dan coeliakie. Dankzij zijn<br />

tomeloze energie, inzet en gevoel voor<br />

serendipiteit is er in het VUmc de afgelopen<br />

vijftien jaar veel ervaring opgedaan<br />

met de diagnostiek en behandeling van<br />

zeldzame dunnedarmaandoeningen,<br />

zoals het short-bowelsyndroom, auto-immuun-enteropathie,<br />

collageneuze spruw,<br />

CVID en eosinofiele enteritis. Met de dubbelballon-enteroscopie<br />

en videocapsule is<br />

Chris’ ambitie om te komen tot een dunnedarm-expertisecentrum<br />

waar onderzoek,<br />

diagnostiek en behandeling hand in hand<br />

gaan, goed geslaagd. Natuurlijk is het werk<br />

nooit af. Voeding en motiliteitsstoornissen<br />

van de dunne darm zijn slechts een paar<br />

thema’s die hoog op zijn lijstje staan voor de<br />

komende jaren. Door hun zeldzaamheid zijn<br />

het misschien niet de meest aantrekkelijke<br />

en makkelijk te benaderen ziektebeelden,<br />

maar Chris heeft zich er altijd sterk voor<br />

gemaakt dat juist patiënten met zulke zeldzame<br />

ziektebeelden de zorg krijgen die ze<br />

verdienen. De huidige portfoliokeuzes van<br />

academische ziekenhuizen ziet hij daarbij als<br />

een potentieel groot gevaar.<br />

Tijdens zijn afscheid op 30 juni omschreef<br />

ik Chris als ‘disruptief klinisch wetenschapper’.<br />

Onvermoeibaar innovatief, out of the<br />

box, tegen bestaande dogma’s in en nooit<br />

<br />

<strong>MAGMA</strong> 115


Salofalk ® 3g Granu-Stix ®<br />

Was alles<br />

maar 1x daags<br />

✔ Salofalk ® Granu-Stix ® voor de inductie van remissie én als<br />

onder houdsbehandeling van colitis ulcerosa. 1<br />

✔ Er is circa 80% van de toegediende orale dosis mesala zine<br />

beschikbaar in het colon, het sigmoïd en het rectum. 1<br />

✔ Salofalk ® 3 g Granu-Stix ® eenmaal daags effectief in<br />

actieve distale colitis ulcerosa: 86% klinische remissie. 2,3<br />

✔ Patiënten geven de voorkeur aan een eenmaal daagse<br />

dosering. 4<br />

DATUM GOEDKEURING NOVEMBER 2015 / 71-2015-NL<br />

Het resultaat van steeds beter willen worden<br />

www.drfalkpharma.nl<br />

Referenties en productinformatie zie elders in dit blad.


ang om zijn mening te geven, ook als dat<br />

een ongemakkelijke boodschap is. Ideeën<br />

die aanvankelijk vaak met scepsis werden<br />

ontvangen, gingen later als standaard fungeren.<br />

Dat dwarse, onconventionele denken<br />

heeft de coeliakie én de MDL in het algemeen<br />

veel gebracht. Niet alleen de beroepsgroep<br />

profiteert daarvan. Onvermoeibaar<br />

heeft Chris zich al die jaren ingezet voor de<br />

Nederlandse coeliakievereniging (zie kader).<br />

Koninklijke onderscheiding<br />

Wie Chris vooral ziet als Mr Celiac, doet<br />

hem echter schromelijk tekort. Afdelingshoofd,<br />

opleider, voorzitter van de NVGE,<br />

en – naast al het wetenschappelijk werk op<br />

het gebied van coeliakie – nog eens ruim 250<br />

publicaties over andere onderwerpen, zoals<br />

het Zenkersdivertikel, drug rediscovery en<br />

thiopurine-onderzoek, fecale transplantatie<br />

en bevolkingsonderzoek, om maar enkele te<br />

noemen. Het is niet meer dan terecht dat hij<br />

hiervoor op 30 juni werd benoemd tot Ridder<br />

in de Orde van de Nederlandse Leeuw.<br />

Gelukkig piekert Chris er niet over om te<br />

stoppen en blijft hij met zijn vele researchlijnen<br />

voorlopig verbonden aan het VUmc.<br />

Ik hoop dat hij zijn kennis, ervaring en<br />

originele ideeën nog vele jaren zal blijven<br />

inzetten voor de MDL.<br />

Gerd Bouma<br />

Hoofd MDL, VUmc<br />

FOTO: ANITA EDRIDGE<br />

‘Chris, je hebt een steen<br />

in de rivier gelegd’<br />

Toen Chris begin jaren tachtig coeliakie<br />

tot zijn aandachtsgebied maakte,<br />

waren er in Nederland nauwelijks<br />

mensen met coeliakie gediagnosticeerd.<br />

De ziekte bestond domweg<br />

niet. Ook culturele factoren speelden<br />

(en spelen!) hierbij een rol: hoe kun<br />

je nou ziek worden van een bruine<br />

boterham, het nationale hoofdgerecht<br />

van Nederland?<br />

Nu, dertig jaar later, lopen in Nederland<br />

ongeveer 30.000 mensen rond<br />

met de diagnose coeliakie. Mensen<br />

die mogelijk anders voortijdig waren<br />

gestorven of een ziekelijk leven zouden<br />

hebben. Dankzij Chris hebben<br />

ook mensen met (soms ernstige)<br />

coeliakie vaak een hoge kwaliteit van<br />

leven. Als je dat bij je afscheid tot jouw<br />

verdienste kan rekenen, dan ben je<br />

volgens onze patiëntenvereniging een<br />

Grote Dokter. Dan heb je een steen<br />

in de rivier gelegd en de koers ervan<br />

veranderd.<br />

‘Slaapt die man wel eens’, dacht ik de<br />

afgelopen jaren regelmatig. Op weg<br />

van en naar congressen in steden<br />

met een andere timezone was er een<br />

verhoogde piek te zien in de sms’jes,<br />

appjes of e-mails die we van Chris<br />

kregen. Soms gingen die over zijn<br />

columns in ons tijdschrift, over patiënten<br />

die we hadden doorverwezen of<br />

over een verschil van mening over<br />

cijfers. Maar nog vaker gingen die<br />

over fundraising. Initiatieven die hij<br />

over de hele wereld zag en waarbij<br />

patiënten in actie kwamen om onderzoeksgeld<br />

voor coeliakie bij elkaar<br />

te brengen, deelde hij met ons. ‘Wij<br />

volgend jaar’, schreef hij dan. Of:<br />

‘Wanneer gaan wij van start?’<br />

Fundraisingplatform Coeliakie<br />

Nadat het Celiac Disease Consortium<br />

was afgesloten en de Maag Lever Darm<br />

Stichting (MLDS) ervoor koos zich met<br />

name op darmkanker te richten, droogde<br />

het onderzoeksgeld naar coeliakie nagenoeg<br />

op. Daarom ben ik extra verheugd<br />

dat we Chris Mulder bij zijn afscheid als<br />

hoogleraar als ‘cadeau’ hebben kunnen<br />

melden dat de Nederlandse Coeliakie<br />

Vereniging samen met de MLDS wil onderzoeken<br />

of het mogelijk is een gezamenlijk<br />

op coeliakie gericht fundraisingplatform<br />

op te richten. In het najaar van <strong>2017</strong> plannen<br />

we een ééndaagse Inspiration Sessie,<br />

waarvoor we fondsenwervers uit Engeland<br />

en de VS gaan uitnodigen plus specialisten<br />

op het gebied van coeliakie. Met name<br />

Chris zouden we hierbij graag intensief<br />

betrekken (met uiteraard ook andere<br />

onderzoekers).<br />

Chris, doe je mee?<br />

Bianca Rootsaert<br />

directeur Nederlandse Coeliakie<br />

Vereniging<br />

<strong>MAGMA</strong> 117


Verbetering van visualisatie, bediening,<br />

snelheid en efficiency tijdens coloscopie 1-5<br />

“ Use of ENDOCUFF VISION ® improved overall<br />

performance by making colonoscopy a<br />

quicker (CIT) and more efficient (MAP/ADR)<br />

procedure” 5<br />

NORGINE en het zeil logo zijn geregistreerde handelsmerken van de Norgine groep.<br />

ENDOCUFF VISION is een geregistreerd handelsmerk van Arc Medical Design Limited.<br />

1. Biecker et al. J Clin Gastroenterol 2015;49:413-8 2. Tsiamoulos et al. UEGJ October 2014 vol. 2 no. 1 suppl A495<br />

3. Tsiamoulos et al. GUT 2014;63:A152-A153 4. Konda et al. Gastrointest Endosc 2015;81:1123-29<br />

5. Tsiamoulos et al. Gastrointest Endosc 2015;81(55)AB209<br />

NL/ECV/0716/0004 • jan 2016 • CUF 1010


THEMA<br />

WETENSCHAPPELIJK<br />

LEIDERSCHAP<br />

Alternatieve benoeming hoogleraar<br />

Na bijna vijftien jaar hoogleraar te zijn geweest, ervaar ik het beleid van UMCs<br />

bij de aanstelling van hoogleraren, dat bovendien per academisch ziekenhuis<br />

verschilt, nog steeds als een black box. Voordat ik daarop inga, zal ik – met<br />

dank aan Rob de Knegt (Erasmus MC) – eerst kort de wijze bespreken<br />

waarop hoogleraren in de ons omringende landen worden benoemd.<br />

België<br />

Bij onze zuiderburen is de algemene definitie<br />

van hoogleraar ‘een Doctor die onderwijs<br />

geeft binnen een academische instelling’. In<br />

principe komen alle gepromoveerde artsen<br />

die les geven, in aanmerking. Om het aantal<br />

hoogleraren toch enigszins te beperken, zijn<br />

er aanvullende eisen. Voor medici: gepromoveerd<br />

zijn in de geneeskunde, minimaal<br />

een halve dag per week patiëntenzorg in een<br />

academisch ziekenhuis, onderwijs geven<br />

binnen een academisch ziekenhuis, aantoonbare<br />

betrokkenheid bij wetenschappelijke<br />

projecten als initiator en auteur. Dit<br />

alles beschreven in een formulier dat lijkt<br />

op een Nederlandse subsidie-aanvraag bij<br />

ZonMW. Deze ‘aanvraag’ wordt vervolgens<br />

door hoogleraren beoordeeld.<br />

In dit systeem maakt iedereen kans, omdat<br />

sprake is van objectieve criteria. Als er volgens<br />

deze criteria géén goede kandidaten<br />

zijn, wordt ook niemand benoemd. Een<br />

afdelingshoofd moet per definitie hoogleraar<br />

zijn. In het kader van onderlinge<br />

competitie wordt soms wel eens een hoogleraarstitel<br />

gegeven als ‘lokkertje’ om patiënten<br />

aan te trekken of te behouden. Dit komt<br />

overigens incidenteel ook in Nederland (en<br />

Duitsland) voor, waarbij perifere specialisten<br />

door een academisch ziekenhuis tot<br />

hoogleraar worden benoemd.<br />

Duitsland<br />

Duitsland heeft een extreem gereguleerd<br />

systeem. Iedere arts is gepromoveerd: aan<br />

het eind van de medische studie moet een<br />

doctoraat worden geschreven, wat recht<br />

geeft op de doctorstitel. Zoals in de media<br />

te lezen valt, gaan vooraanstaande Duitsers<br />

met regelmaat door een woordscanner<br />

waaruit dan blijkt dat ‘alles’ is geplagieerd.<br />

Ook artsen ontkomen niet altijd aan dit lot.<br />

De promotie zoals wij die kennen – met een<br />

aantal jaren research of 5 à 6 Engelstalige<br />

artikelen in een boekje – bestaat daar niet.<br />

Na een doctoraat kunnen artsen opteren<br />

voor de titel ‘privaatdocent’: dan moet je<br />

zo’n 25–30 artikelen gepubliceerd hebben<br />

in peer reviewed tijdschriften. De impactfactor<br />

speelt een rol: er zijn meer artikelen<br />

nodig indien deze zijn gepubliceerd in<br />

lagere journals en minder als de hoogste<br />

journals worden bereikt. Een hoogleraar<br />

heeft nog meer zelf-geïnitieerde publicaties<br />

nodig (minimaal 50–60) plus internationaal<br />

aanzien. Regelmatig uitgenodigd worden<br />

voor voordrachten in binnen- en buitenland<br />

is een must.<br />

Het Duitse systeem lijkt zeer objectief, maar<br />

natuurlijk spelen ook hier persoonlijke factoren<br />

een rol. Echter, het afdelingshoofd<br />

kan kéér op kéér een collega voordragen,<br />

maar men kan nooit om de basale reglementen<br />

heen.<br />

Nederland<br />

De Nederlandse situatie is zoals gezegd<br />

ondoorzichtig. Wat opvalt, is dat universiteiten<br />

die zich willen profileren op bepaalde<br />

onderzoekslijnen – stel: kanker of inflammatoir<br />

darmlijden – relatief snel toestemming<br />

geven voor een hoogleraarsbenoeming. Het<br />

principal investigatorschap in Nederland<br />

leidt er ook toe dat mensen doen ‘wat het<br />

snelst tot een petje leidt’. Afdelingen snijden<br />

rücksichtslos academische pathologie weg<br />

als die niet tot publicaties leidt. Het begrip<br />

hoog en laag complex draagt ook niet bij aan<br />

helderheid. Het lijkt het erop dat een professoraat<br />

bekkenbodem, diverticulair lijden<br />

van het colon of auto-immune leverziekten<br />

niet te doen is. Dankzij minister van onderwijs<br />

Jet Bussemaker kunnen vrouwen nu<br />

bovendien een ‘Vogelaar’-hoogleraarschap<br />

krijgen. In hoeverre dit de carrière van mannen<br />

blokkeert, zal de toekomst leren. Ook<br />

zien we dat er professoraten worden toegekend<br />

aan mensen van boven de 55–60 jaar<br />

als een soort ‘kers op de taart’, terwijl het<br />

voor iedereen duidelijk was dat deze collega’s<br />

dit tien jaar terug al verdienden.<br />

Een standaardbeleid voor professorenbenoemingen<br />

in Nederland zou welkom zijn.<br />

Dat nu de ene klinische afdeling 80% van<br />

zijn medewerkers tot hoogleraar benoemt<br />

en de andere afdeling minder dan 10%,<br />

is aan niemand uit te leggen. De huidige<br />

onevenredigheid leidt tot een storend egocentrisme,<br />

wat in de algemene bevolking nu<br />

minder lijkt voor te komen dan in de academische<br />

centra.<br />

Benoeming nieuwe stijl<br />

Mijn alternatief zou zijn om iedereen die<br />

gepromoveerd is én minimaal 30 artikelen<br />

heeft geschreven (niet als co-auteur maar als<br />

auteur of principal investigator), na vijf jaar<br />

tot hoogleraar te benoemen en deze benoeming<br />

na vijf jaar opnieuw te beoordelen.<br />

Indien men twee of drie keer herbenoemd<br />

is, mag men de titel professor wat mij betreft<br />

tot de dood behouden.<br />

Chris Mulder<br />

<strong>MAGMA</strong> 119


SIMPONI<br />

bewezen effectief gedurende<br />

2 jaar 1 bij UC 2<br />

Bewezen effectiviteit gedurende 2 jaar is gedefinieerd als behoud van klinisch voordeel t/m week 104 bij patiënten (n=195) die respondeerden op<br />

Simponi inductie en die Simponi onderhoudsbehandeling ontvingen 1 . Meting van de UC-ziekte activiteit a.d.h.v. de Mayo totaalscore op week 30 en<br />

54 alsmede een gedeeltelijke Mayo score iedere 4 weken (bij verlies van respons: bevestiging d.m.v. endoscopie). 3 Vanaf week 56 Physician’s Global<br />

Assessment (PGA) en daarna iedere 3 maanden tot week 104 1 .<br />

Referenties:<br />

1<br />

Gibson PR, Feagan BG, Sandborn WJ et al. Maintenance of Efficacy and<br />

Continuing Safety of Golimumab for Active Ulcerative Colitis: PURSUIT-SC<br />

Maintenance Study Extension Through 1 Year. Clin Transl Gastroenterol 2016<br />

Apr 28:7:e168. doi: 10.1038/ctg.2016.24.<br />

2<br />

SmPC SIMPONI december 2016<br />

3<br />

Sandborn WJ, Feagan BG, Marano C et al. Subcutaneous Golimumab Maintains<br />

Clinical Response in Patients With Moderate-to-Severe Ulcerative Colitis.<br />

Gastroenterol 2014; 146: 96 - 104<br />

M<br />

SIMPONI (golimumab) is een geregistreerd handelsmerk van Janssen Biologics B.V. Voor meer<br />

productinformatie en de referenties zie verkorte SPC elders in dit blad. Raadpleeg de volledige<br />

productinformatie (SPC) alvorens SIMPONI voor te schrijven.<br />

© MSD Merck Sharp & Dohme AG 2014. Alle rechten voorbehouden.<br />

MSD, Postbus 581, 2003 PC Haarlem. Tel. 0800-9999000 e-mail: medicalinfo.nl@merck.com www.msd.nl<br />

GAST-1201166-0003 Date of last revision: 11/2016


NVMDL<br />

Zet je in voor de NVMDL!<br />

We zijn hard op zoek naar enthousiaste leden die hun expertise en<br />

ervaring willen inzetten voor MDL Nederland.<br />

COLUMN<br />

BART ELSMAN<br />

Waarom?<br />

In de afgelopen jaren zijn taken en daaruit voorvloeiende werkzaamheden<br />

van NVMDL-bestuur en commissies fors gegroeid. We zijn met<br />

elkaar verantwoordelijk voor beleid en innovatie van de MDL-zorg, voor<br />

kwaliteit en veiligheid, scholing en bijscholing, opleiden van AIOS,<br />

behartigen van beroepsbelangen, wetenschap, maatschappelijke<br />

verantwoording, profileren van ons specialisme, et cetera. Bijna 20%<br />

van onze leden is al actief in bestuur of in commissies, daar zijn we erg<br />

blij mee. Maar gezien het enorme takenpakket en alles wat er op ons<br />

afkomt, blijft er dringend behoefte aan meer support.<br />

De NVMDL is op weg om dankzij ondersteuning door beleidsmedewerkers<br />

een professionele organisatie te worden, het bestuur gaat dan<br />

zich meer richten op beleidszaken, langetermijnplanning en structuur.<br />

Wie zoeken we?<br />

We werven in de breedte: leden die expertise en interesse op deelgebieden<br />

ter beschikking willen stellen aan de NVMDL-organisatie. Dat<br />

kan als (toekomstig) bestuurslid, in commissies van NVMDL of als vertegenwoordiger<br />

van de NVMDL, als adviseur en expert op een<br />

specifiek gebied.<br />

Wat bieden we?<br />

Een enthousiaste, professionele club, die het zeer waardeert dat leden<br />

zich inzetten voor de vereniging. We beseffen dat inzet wordt gevraagd<br />

naast een drukke praktijk en dat die inzet dus efficiënt en effectief<br />

moet zijn. Minder vergaderen op locatie en meer telefonisch of via<br />

skype, met ondersteuning vanuit secretariaat en beleidsmedewerkers.<br />

Aios van harte welkom<br />

De NVMDL biedt mogelijkheden te over voor aios om bestuurlijke ervaring<br />

op te doen en zich te bekwamen in tal van competenties. Maar<br />

ook om je ambities en plannen te realiseren met ons vak.<br />

Laat het bestuur of secretariaat weten dat je beschikbaar bent en<br />

waarvoor en hoe je je wilt inzetten.<br />

We rekenen op jullie!<br />

Bestuur NVMDL<br />

Koffie<br />

Koffie is in Nederlandse ziekenhuizen letterlijk<br />

een hot item.<br />

In 1981 vond er in het AMC een ware koffieoorlog<br />

plaats. De Raad van Bestuur was<br />

in zee gegaan met een bedrijf in koffieautomaten<br />

en had besloten, dat de koffie<br />

ook voor medewerkers voortaan niet gratis<br />

was. Dat gold dan voor het al ‘ingehuisde’<br />

Binnengasthuispersoneel.<br />

In het Wilhelmina Gasthuis (WG), dat pas<br />

in 1983 gesloten werd, was de koffie nog<br />

steeds gratis. Overal in het AMC werden door<br />

het personeel koffiezetapparaten op afdelingen<br />

geplaatst. Medewerkers zoals ikzelf die<br />

nog op beide locaties werkten, smokkelden<br />

pakken koffie en suiker vanuit het WG naar<br />

het AMC.<br />

Daarop besloot de Raad van Bestuur tot een<br />

verbod op perifere koffiemachines en controle<br />

op de aanwezigheid daarvan. Natuurlijk<br />

werd deze oorlog door het personeel glansrijk<br />

gewonnen. De koffie is nog steeds gratis.<br />

Ik had in die periode een heel andere ervaring<br />

met koffie. Een jonge vrouw kwam ’s<br />

avonds binnen met hevige buikpijn, nadat zij<br />

zichzelf een klysma met gefilterde koffie had<br />

toegediend. Ze deed dat twee keer per jaar<br />

in het kader van een alternatieve therapie.<br />

In de meegebrachte folder stond vermeld,<br />

dat koffie oraal schadelijk was, maar rectaal<br />

gunstige gezondheidseffecten had. Ze had<br />

helaas deze keer vergeten de koffie te laten<br />

afkoelen. Het proximale rectum en sigmoid<br />

waren ernstig verbrand en vernauwd,<br />

wat leidde tot een tijdelijk stoma en latere<br />

sigmoidresectie.<br />

<strong>MAGMA</strong> 121


BEVOLKINGSONDERZOEK<br />

Helft Vlamingen doet nog niet mee<br />

Het Vlaams Bevolkingsonderzoek<br />

(BVO) Dikkedarmkanker (DDK)<br />

startte eind oktober 2013 en is bedoeld voor<br />

56–74-jarigen zonder darmklachten en zonder<br />

verhoogd risico op DDK. Het Centrum<br />

voor Kankeropsporing (CvKO) voert dit<br />

bevolkingsonderzoek uit in opdracht van de<br />

Vlaamse overheid. Via Stichting Kankerregister<br />

ontvangt het CvKO uitsluitingslijsten,<br />

zodat personen die niet in aanmerking<br />

komen (coloscopie


invasieve kankers 5,2‰ (1.450/280.582<br />

deelnemers). De adenomadetectiegraad<br />

was 32,6‰ (9.151 adenoma/280.582 deelnemers).<br />

Dit betekent dat door hun deelname<br />

aan het bevolkingsonderzoek per<br />

1.000 deelnemers bij 5 personen een in<br />

situ en bij 5 personen een invasieve kanker<br />

werd ontdekt en per 1.000 deelnemers bij<br />

33 personen een adenoma. In de Stichting<br />

Kanker Registratie (SKR) wordt de grootte<br />

(bijvoorbeeld: ≥1 cm) van adenomen niet<br />

geregistreerd, aangezien dit niet consequent<br />

wordt doorgegeven. De detectiegraad van<br />

adenomen met villeuze component, hooggradige<br />

dysplasie en in situ-carcinomen<br />

samen was 12,3‰ (3.452/280.582). De<br />

detectiegraad voor kankers en adenomen<br />

samen was 39,7‰. Ofwel: per 1.000 deelnemers<br />

(ongeacht het resultaat van de<br />

test) werd bij 40 personen een adenoma of<br />

kanker ontdekt door hun deelname aan het<br />

bevolkingsonderzoek.<br />

De detectiegraad voor andere letsels, zoals<br />

poliepen, inflammatie en divertikels – indien<br />

geen adenoma of kankers voorkwamen –<br />

bedroeg 5,3‰. Per 1.000 deelnemers waren<br />

er 2 personen met een afwijkende FIT bij<br />

wie tijdens de coloscopie geen enkel letsel<br />

werd gevonden.<br />

Sarah Hoeck (themaverantwoordelijke dikkedarmkankeropsporing Vlaanderen) en Patrick Martens (directeur) van<br />

het Centrum voor Kankeropsporing in Vlaanderen.<br />

Niet-deelnemers<br />

Bij niet-deelnemers (wél uitgenodigd voor<br />

BVO DDK in 2014) werd bij vervolg via<br />

de SKR en het cyto-histopathologie register<br />

(CHP) slechts bij 12 personen (per 1.000<br />

niet-deelnemers) een adenoma of kanker<br />

ontdekt (versus 40 bij deelnemers).<br />

Opvallend is dat vooral adenoma en in situkankers<br />

minder gedetecteerd werden bij de<br />

niet-deelnemers (2014: respectievelijk 9 en 1<br />

per 1.000 niet-deelnemers) dan bij de deelnemers<br />

(2014: respectievelijk 33 en 5 per<br />

1.000 deelnemers). Dit toont aan dat deelname<br />

aan het bevolkingsonderzoek de kans<br />

vergroot om voorstadia of vroege stadia van<br />

DDK op te sporen.<br />

Positief voorspellende waarde (PVW) bij<br />

coloscopie na afwijkende FIT<br />

Van de deelnemers met een afwijkende FIT<br />

die een coloscopie lieten uitvoeren, bleek<br />

er bij 70% een letsel in de dikke darm aanwezig<br />

te zijn en bij 62% dáárvan was dit een<br />

adenoma of een kanker. In 2014 bedroeg<br />

de positief voorspellende waarde (PVW)<br />

voor adenoma 48% (9.151/18.940), voor<br />

adenomen met een villeuze component,<br />

hooggradige dysplasie en/of in situ-kanker<br />

(hoog risico I en II adenoma) 18,2%<br />

(3.452/18.940), voor in situ-kanker 7,5%<br />

(1.430/18.940), en 7,7% voor invasieve<br />

kanker (1.450/18.940).<br />

Opvolging<br />

Uit de resultaten blijkt dat in 2014 ongeveer<br />

12,5% van de deelnemers met afwijkende<br />

FIT geen opvolging heeft gehad en dat<br />

circa 6% niet de optimale opvolging heeft<br />

gekregen (maar onvolledige coloscopie of<br />

tweede stoelgangtest). Omdat een coloscopie<br />

het enige aangeraden vervolgonderzoek<br />

is na een afwijkende FIT, werd in de loop<br />

van 2015 en 2016 via CvKO en de huisartsenvereniging<br />

Domus Medica gecommuniceerd<br />

met de huisartsen om hen aan te<br />

moedigen personen met een afwijkende FIT<br />

door te verwijzen voor een volledige coloscopie<br />

en bij hen geen tweede stoelgangtest<br />

te laten uitvoeren. Het cijfer van het aantal<br />

deelnemers bij wie 2 testen zijn uitgevoerd,<br />

is licht gedaald (4,7% in 2013 naar<br />

4,1% in 2014), maar meer maatregelen zijn<br />

noodzakelijk om dit cijfer in de toekomst<br />

verder te doen dalen. In <strong>2017</strong> lopen verschillende<br />

onderzoeken om in kaart te brengen<br />

wat redenen en motieven zijn om geen<br />

coloscopie te laten uitvoeren (via kwantitatief<br />

en kwalitatief onderzoek bij deelnemers<br />

en (huis)artsen).<br />

Knelpunten<br />

Een coloscopieregister is noodzakelijk,<br />

zodat er toezicht is op de kwaliteit van<br />

coloscopieën, de administratieve vertraging<br />

zal worden beperkt én er verschillende<br />

kwaliteitsindicatoren met betrekking tot<br />

coloscopieën uitgevoerd in Vlaanderen (en<br />

<br />

<strong>MAGMA</strong> 123


VERKORTE PRODUCTINFORMATIE THIOSIX ®<br />

q Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan Teva snel<br />

nieuwe veiligheidsinformatie vaststellen. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden<br />

verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via dso.nl@tevanederland.com.<br />

Handelsnaam: Thiosix, tabletten Kwalitatieve & kwantitatieve samenstelling: Thiosix 10<br />

mg bevat 10 mg tioguanine per tablet.<br />

Thiosix 20 mg bevat 20 mg tioguanine per tablet. Indicaties: onderhoudsbehandeling van<br />

infl ammatoire darmziekten (ziekte van Crohn of ulceratieve colitis), bij volwassen patiënten<br />

die onvoldoende reageren op of intolerant zijn voor standaard tiopurine behandeling<br />

(azathioprine, mercaptopurine). Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor een van de<br />

stoffen. Vrouwen die borstvoeding geven. Belangrijkste waarschuwingen/voorzorgen:<br />

Tioguanine is een actief cytotoxisch middel en mag alleen onder supervisie van<br />

een arts met ervaring gebruikt worden. Er is een verhoogd risico op levertoxiciteit met<br />

vasculaire endotheel beschadiging. Behandeling met tioguanine dient gestaakt te worden<br />

bij bewezen levertoxiciteit, omdat bij tijdig staken de levertoxiciteit meestal omkeerbaar<br />

is. Routinematige controles, zoals omschreven in de volledige SPC, worden ten sterkte<br />

aanbevolen. Patiënten met erfelijke defi ciëntie van het enzym tiopurinemethyltransferase<br />

(TPMT) kunnen ongewoon gevoelig zijn voor het myelosuppressieve effect van tioguanine<br />

en snel neigen tot beenmergsuppressie na de start van de behandeling. Patiënten<br />

dienen tijdens de tioguanine therapie onder zorgvuldige controle te staan met bloedcel<br />

tellingen. Vaccinatie met levende vaccins wordt ontraden. Gebruik van tioguanine<br />

bij patiënten die het enzym hypoxanthineguaninefosforibosyltransferase missen, zoals<br />

in het geval van Lesch-Nyhan syndroom, wordt ontraden. Belangrijkste bijwerkingen:<br />

De hierna beschreven bijwerkingen en bijbehorende frequenties zijn geobserveerd in<br />

leukemie patiënten die behandeld werden met hogere doseringen. Gewoonlijk wordt<br />

tioguanine bij deze patiënten in combinatie met andere cytotoxische middelen toegepast.<br />

Hierdoor is het niet altijd mogelijk om bijwerkingen aan één specifi ek geneesmiddel<br />

toe te schrijven. Dezelfde bijwerkingen, mogelijk met andere frequenties, zijn geobserveerd<br />

in patiënten met infl ammatoire darmziekten die behandeld werden met 20-80<br />

mg tioguanine per dag. Beenmergsuppressie komt zeer vaak voor. Stomatitis, gastrointestinale<br />

intolerantie en levertoxiciteit met vasculaire endotheelbeschadiging komen<br />

vaak voor. De volgende ernstige bijwerkingen komen zelden voor: intestinale necrose<br />

en perforatie en centrilobulaire hepatisch necrose is beschreven bij patiënten met combinatietherapie,<br />

orale contraceptiva, hoge dosering van tioguanine en alcohol. Afleverstatus:<br />

UR. Registratiehouder: Teva Nederland BV, Swensweg 5, 2031 GA Haarlem,<br />

Nederland. Datum laatste herziening SPC: 10 april 2015. Raadpleeg voor volledige<br />

productinformatie de geregistreerde samenvatting van productkenmerken www.cbg-meb.nl<br />

of neem contact op met Teva Nederland BV. Tel. 0800 0228 400. NL/TSX/16/0002.<br />

Improving health,<br />

making people feel better<br />

Adve Thiosix SMPC Verkorte <strong>MAGMA</strong> productinformatie 92x120h.indd 1 Metamucil Orange en Lemon suikervrij 04-08-16 13:33<br />

Handelsnaam: Metamucil Suikervrij Lemon, 3,4 g/sachet, poeder voor orale suspensie. Metamucil<br />

Suikervrij Orange, 3,4 g/sachet, poeder voor orale suspensie. Kwalitatieve en kwantitatieve<br />

samenstelling: Bevat 3,4 g fijngemalen vezels van Ispaghula Husk Anhydricum per sachet met 5,8 g<br />

poeder. Farmaceutische vorm: Poeder voor orale suspensie. Indicaties: Chronische of habituele<br />

obstipatie. Voor situaties waarbij een gemakkelijke stoelgang met zachte ontlasting gewenst is, zoals<br />

in het geval van een pijnlijke stoelgang na rectale of anale chirurgie, anale fissuren of hemorroïden.<br />

Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor een van de bestanddelen; plotselinge verandering in de<br />

stoelgang die langer dan 2 weken aanhoudt; niet-gediagnosticeerde rectale bloeding en het niet kunnen<br />

ontlasten na gebruik van een laxeermiddel; plotseling optredende buikpijn; abnormale vernauwing<br />

of obstructie van het gastro-intestinale stelsel, met aandoeningen aan de oesophagus of de cardia,<br />

potentiële of bestaande ileus (darmverstopping), paralyse van de darm of megacolon; moeite hebben<br />

met slikken of een ander keelprobleem; fenylketonurie bij kinderen en zwangere vrouwen; kinderen<br />

beneden 6 jaar, tenzij op doktersvoorschrift voor chronische of habituele obstipatie. Belangrijkste<br />

waarschuwingen/voorzorgen: Innemen in opgeloste vorm, met voldoende vloeistof. Bij inname<br />

met onvoldoende vocht kan het obstructie van de keel en oesophagus met verstikking en intestinale<br />

obstructie veroorzaken. Niet innemen vlak voor het slapen gaan. Metamucil Suikervrij dient niet te<br />

worden ingenomen bij patiënten met fecale impactie en symptomen zoals abdominale pijn, misselijkheid<br />

en braken, tenzij anders wordt geadviseerd door een arts aangezien deze symptomen kunnen duiden<br />

op potentiële of bestaande intestinale ileus. Neem Metamucil een half uur tot een uur voor of na<br />

inname van andere orale geneesmiddelen in. Bij het inademen of innemen van het poeder kan zich<br />

bij personen, die gevoelig zijn voor de vezels een overgevoeligheidsreactie (zoals ontsteking van het<br />

neusslijmvlies of een astma-aanval) voordoen. Indien abdominale pijn optreedt, in gevallen van enige<br />

onregelmatigheid van de feces of wanneer de klachten langer dan een week aanhouden, dient het gebruik<br />

van dit product te worden gestaakt en moet medisch advies worden gezocht. Verzwakte patiënten en/of<br />

ouderen dienen voorafgaand aan het gebruik hun huisarts te raadplegen. Bij individuen die regelmatig<br />

beroepshalve met het product (poeder) in contact komen zoals verpleegkundigen, verzorgers etc. kan<br />

allergische gevoeligheid voorkomen. Dit komt vaker voor bij atopische individuen. Deze gevoeligheid<br />

kan leiden tot overgevoeligheid wat ernstig kan zijn. Het wordt aanbevolen om individuen die een<br />

risico lopen klinisch te onderzoeken op mogelijke gevoeligheid en als dit bevestigd is specifieke<br />

diagnostische testen uit te voeren. Bij bewezen gevoeligheid leidend tot overgevoeligheidsreacties<br />

moet de blootstelling aan het product onmiddellijk worden gestaakt en in de toekomst vermeden<br />

worden. Aspartaam wordt o.a. omgezet in fenylalanine. Dit product bevat 44,6 mg aspartaam per<br />

sachet, overeenkomend met 22 mg fenylalanine. Bij homozygote patiënten met fenylketonurie moet<br />

de hoeveelheid fenylalanine die door aspartaam in dit product wordt geleverd, worden doorberekend<br />

in het voedingsvoorschrift. Dit geneesmiddel bevat de azokleurstof zonnegeel FCF, dit kan allergische<br />

reacties veroorzaken. Belangrijkste bijwerkingen: Maagdarmstelselaandoeningen: tijdelijke verhoging<br />

in flatulentie en opgeblazen gevoel. Andere symptomen zijn: nausea, diarree en abdominaal ongemak<br />

of pijn (zelden). Zeer zelden kunnen intestinale obstructie en fecale impactie optreden bij inname met<br />

te weinig vloeistof. Immuunsysteem (frequentie onbekend): Ispaghula husk bevat potente allergenen.<br />

Blootstelling aan deze allergenen kan plaatsvinden via orale toediening, contact met huid en bij<br />

poederformuleringen ook via inhalatie. Hierdoor kunnen individuen die worden blootgesteld aan het<br />

product overgevoeligheidsreacties ontwikkelen zoals rhinitis, conjunctivitis, bronchospasme en in<br />

sommige gevallen anafylaxie. Cutane symptomen zoals exantheem, urticaria en/of pruritus zijn ook<br />

gemeld. Afleverstatus: UAD. Registratiehouder: Procter & Gamble Nederland BV, Watermanweg 100,<br />

Postbus 1345, 3000 BH Rotterdam. Datum laatste herziening SPC: 1 februari <strong>2017</strong>. Raadpleeg voor de<br />

volledige productinformatie de geregistreerde samenvatting van productkenmerken (SPC) RVG 13961 of<br />

13963, te vinden op www.cbg-meb.nl of neem contact op met Teva Nederland BV. Tel. 0800-0228400.<br />

NL/MET/15/0003(1).<br />

Verkorte Productinformatie ePclusa® ▼<br />

▼ Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring.<br />

samenstellinG: 400 mg sofosbuvir en 100 mg velpatasvir farmaceutiscHe<br />

Vorm: filmomhulde tablet indicaties en doserinG: Behandeling van<br />

chronische infectie met het hepatitis C-virus (HCV) bij volwassenen. De<br />

aanbevolen dosering van Epclusa is één tablet oraal eenmaal daags met of<br />

zonder voedsel gedurende 12 weken. Toevoeging van ribavirine kan worden<br />

overwogen, zie SmPC sectie 4.2. De behandeling met Epclusa moet worden<br />

gestart en gecontroleerd door een arts die ervaren is in de behandeling<br />

van patiënten met HCV-infectie. contra-indicaties: Overgevoeligheid voor<br />

de werkzame stoffen of voor één van de hulpstoffen. Gebruik met krachtige<br />

P-gp- en krachtige CYP-inductoren, zie SmPC sectie 4.3. BiJZondere WaarscHuWinGen<br />

en VoorZorGen BiJ GeBruik: Epclusa mag niet gelijktijdig<br />

worden toegediend met andere geneesmiddelen die sofosbuvir bevatten.<br />

Ernstige bradycardie en hartblok: Er zijn gevallen van ernstige bradycardie en<br />

hartblok waargenomen wanneer sofosbuvir, gebruikt in combinatie met een<br />

ander direct werkend antiviraal middel (DAA), gelijktijdig met amiodaron wordt<br />

gebruikt. Omdat de gevallen potentieel levensbedreigend zijn, mag amiodaron<br />

bij patiënten die Epclusa gebruiken, uitsluitend worden gebruikt wanneer andere<br />

antiaritmische behandelingen niet worden verdragen of gecontra-indiceerd zijn.<br />

Er dient ook geschikte monitoring plaats te vinden bij patiënten die in de<br />

afgelopen maanden zijn gestopt met amiodaron en die gaan beginnen met<br />

Epclusa. Zie voor meer informatie de SmPC. Patiënten bij wie een eerdere<br />

behandeling met een NS5A-bevattend regime heeft gefaald: Kan behandeling<br />

met Epclusa + RBV gedurende 24 weken in overweging worden genomen voor<br />

patiënten bij wie behandeling met een NS5A-bevattend regime heeft gefaald en<br />

bij wie naar verwachting sprake is van een hoog risico op klinische ziekte progressie<br />

en die geen alternatieve behandelingsopties hebben. Nierfunctiestoornis:<br />

Voor patiënten met een lichte tot matig-ernstige nierfunctiestoornis is geen<br />

dosisaanpassing van Epclusa vereist. De veiligheid van Epclusa is niet beoordeeld<br />

bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min/1,73 m 2 ) of<br />

ESRD die hemodialyse vereist. Gebruik met matige P-gp-inductoren of matige<br />

CYP-inductoren: Geneesmiddelen die matige P-gp-inductoren of matige CYPinductoren<br />

zijn (bijv. oxcarbazepine, modafinil of efavirenz), kunnen leiden tot<br />

een daling van de plasmaconcentraties van sofosbuvir of velpatasvir, wat<br />

resulteert in een verminderd therapeutisch effect van Epclusa. Gelijktijdige<br />

toediening van dergelijke geneesmiddelen met Epclusa wordt niet aanbevolen.<br />

Gebruik met bepaalde antiretrovirale regimes tegen HIV: Het is gebleken dat<br />

Epclusa de blootstelling aan tenofovir verhoogt, met name bij gebruik in<br />

combinatie met een HIV-regime dat tenofovirdisoproxilfumaraat en een farmaco<br />

kinetische booster (ritonavir of cobicistat) bevat. De veiligheid van tenofovirdisoproxilfumaraat<br />

in het kader van een behandeling met Epclusa en een<br />

farmacokinetische booster is niet vastgesteld. De mogelijke risico’s en voordelen<br />

van gelijktijdige toediening van Epclusa met de vaste-dosiscombinatietablet<br />

die elvitegravir/cobicistat/emtricitabine/tenofovir-disoproxilfumaraat bevat of<br />

tenofo vir disoproxilfumaraat toegediend in combinatie met een gebooste HIVproteaseremmer<br />

(bijv. atazanavir of darunavir) moeten worden overwogen, in<br />

het bijzonder bij patiënten met een verhoogd risico op een nierfunctiestoornis.<br />

Patiënten die Epclusa gelijktijdig met elvitegravir/cobicistat/emtricitabine/<br />

tenofovirdisoproxilfumaraat of met tenofovirdisoproxilfumaraat en een gebooste<br />

HIV-proteaseremmer krijgen, moeten worden gecontroleerd op tenofovir-ge relateerde<br />

bijwerkingen. Gelijktijdige infectie met HCV/HBV (hepatitis B virus): Er<br />

zijn geen gegevens over het gebruik van Epclusa bij patiënten met een<br />

gelijktijdige infectie met HCV/HBV. Klaring van HCV kan leiden tot verhoogde<br />

replicatie van HBV bij patiënten met een gelijktijdige infectie met HCV/HBV.<br />

Tijdens behandeling met Epclusa en tijdens follow-up na behandeling moeten de<br />

HBV-waarden worden gecontroleerd. Cirrose CPT-klasse C: De veiligheid en<br />

werkzaamheid van Epclusa zijn niet beoordeeld bij patiënten met cirrose CPTklasse<br />

C. Patiënten die een levertransplantatie hebben ondergaan: De veiligheid<br />

en werkzaamheid van Epclusa bij de behandeling van HCV-infectie bij patiënten<br />

die een levertransplantatie hebben ondergaan, zijn niet beoordeeld. interacties:<br />

Voor een compleet overzicht en informatie over genees middeleninteracties<br />

van Epclusa met potentieel gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen,<br />

zie SmPC. VrucHtBaarHeid, ZWanGerscHaP en BorstVoedinG: Het<br />

gebruik van Epclusa wordt niet aanbevolen tijdens de zwangerschap. Epclusa<br />

mag niet worden gebruikt in de periode dat borstvoeding gegeven wordt. Er zijn<br />

geen gegevens beschikbaar over het effect van Epclusa op de vruchtbaarheid bij<br />

mensen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op schadelijke effecten<br />

van sofosbuvir of velpatasvir op de vruchtbaarheid. Raadpleeg de Samenvatting<br />

van de productkenmerken van ribavirine voor gedetailleerde aanbevelingen met<br />

betrekking tot zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding als ribavirine<br />

gelijktijdig wordt toegediend met Epclusa. BeÏnVloedinG Van de riJ-<br />

VaardiGHeid en Van Het VermoGen om macHines te Bedienen: Epclusa<br />

heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het<br />

vermogen om machines te bedienen. BiJWerkinGen: Meest gemelde (incidentie<br />

> 10%): hoofdpijn, vermoeidheid en misselijkheid. Hartritmestoornissen:<br />

Er zijn gevallen van ernstige bradycardie en hartblok waargenomen wanneer<br />

sofosbuvir, gebruikt in combinatie met een ander direct werkend antiviraal<br />

middel (DAA), gelijktijdig wordt gebruikt met amiodaron en/of andere geneesmiddelen<br />

die de hartslag vertragen. farmacotHeraPeutiscHe GroeP:<br />

Direct werkend antiviraal middel, ATC-code: J05AX69 afleVerstatus: U.R.<br />

PriJs: Zie Z-index VerGoedinG: Op verstrekking van dit geneesmiddel bestaat<br />

nog geen aanspraak krachtens en onder de voorwaarden van de Nederlandse<br />

Zorgverzekeringswet en begeleidende uitvoerings-wetgeving. VerGunninG:<br />

EU/1/16/1116/001 reGistratieHouder: Gilead Sciences International Ltd.,<br />

Verenigd Koninkrijk lokale VerteGenWoordiGer: Gilead Sciences<br />

Netherlands B.V., Claude Debussylaan 22, 1082 MD Amsterdam datum: deze<br />

tekst is het laatst herzien in maart <strong>2017</strong>. EPC/<br />

NL/17-03//1133. Voor de volledige productinformatie<br />

zie de geregisteerde Samenvatting<br />

van de Productkenmerken.<br />

<strong>MAGMA</strong> 124<br />

<strong>2017</strong>-03-30 Epclusa SmPC 92x240mm.indd 1 18-08-17 09:23


België) berekend kunnen worden. In juni<br />

<strong>2017</strong> werd beslist om de 55-jarigen reeds uit<br />

te nodigen, maar de doelgroep zou conform<br />

de Europese aanbevelingen – het best uitgebreid<br />

kunnen worden met de 50–54-jarigen.<br />

Vanaf het jaarrapport met daarin screeningsjaar<br />

2016 (beschikbaar in oktober <strong>2017</strong>)<br />

wordt ook het aantal intervalkankers na<br />

negatieve screening in kaart gebracht, wat<br />

ook een belangrijke kwaliteitsparameter is<br />

voor een bevolkingsonderzoek.<br />

Niet-deelnemers<br />

In 2015–2016 werd reeds onderzoek uitgevoerd<br />

naar het profiel van niet-deelnemers<br />

aan het BVO DDK, wat ook in <strong>2017</strong><br />

wordt voortgezet. Zo werden er onder meer<br />

focusgroepen uitgevoerd bij niet-deelnemers<br />

in verschillende subgroepen. Er blijkt<br />

wel degelijk een sociale gradiënt in deelname<br />

(met betrekking tot bepaalde nationaliteiten,<br />

personen met lage werkintensiteit<br />

en proxy’s voor armoede). Op basis van<br />

de resultaten van de lopende en afgeronde<br />

onderzoeken worden interventies gepland<br />

die kunnen bijdragen tot een mogelijke sensibilisering<br />

en/of deelname van deze subgroepen.<br />

Meer informatie<br />

Via http://bevolkingsonderzoek.incijfers.be<br />

kan onder meer de respons per regio worden<br />

opgevraagd. Het Jaarrapport 2016 (recentste<br />

data screeningsjaar 2015) is beschikbaar via<br />

https://dikkedarmkanker.bevolkingsonderzoek.be/professionelen/literatuur.<br />

Het jaarrapport<br />

voor screeningsjaar 2016 zal oktober<br />

<strong>2017</strong> online beschikbaar zijn.<br />

Sarah Hoeck,<br />

medisch sociologe-epidemiologe<br />

vzw Centrum voor Kankeropsporing<br />

www.cvko.vlaanderen<br />

OPROEP<br />

Uw endoscopiefoto bij Inside Art<br />

Een glooiend veld van villi, een prachtig PIT-patroon, een hemelblauwe<br />

zee van mucosa, of een adembenemende aambei. Met<br />

Inside Art willen wij uw endoscopie-afbeeldingen tentoonstellen<br />

voor een breed publiek.<br />

Oproep<br />

Stuur uw mooiste endoscopiefoto(‘s) naar inside.art@amc.uva.nl en<br />

ding mee naar een plek in de allereerste tentoonstelling. Als u tot de<br />

gelukkigen behoort, ontvangt u na afloop een exemplaar van uw foto<br />

in kunstformaat. Voor alle duidelijkheid: het gaat niet om ‘de bijzondere<br />

casus’ of ‘de zeldzame bevinding’ maar puur om de esthetiek!<br />

De eerste Inside Art-tentoonstelling (15 foto’s) vindt onderdak in<br />

het AMC. Onze ambitie reikt echter veel verder: een tournee langs<br />

meerdere ziekenhuizen, een plek in een galerie, bij congressen, op<br />

een jaarkalender, of zelfs… in een echt museum. De kwaliteit van uw<br />

inzendingen bepaalt wat wij met uw hulp kunnen realiseren.<br />

Inzending<br />

Stuur uw bijdrage – geanonimiseerd, in full HD, bestandsformaat<br />

PNG of TIFF – vóór 1 december <strong>2017</strong> naar inside.art@amc.uva.nl.<br />

Meer informatie nodig? U kunt ook bellen naar Clasine of Kim:<br />

(020) 566 2061.<br />

Wij zijn heel benieuwd!<br />

Kim van Munster en Clasine de Klerk, arts-onderzoekers MDL, AMC<br />

Yasmijn van Herwaarden, AIOS MDL, Rijnstate<br />

Yara Backes, arts-onderzoeker MDL, UMCU<br />

<strong>MAGMA</strong> 125


Pentasa Compact 4g<br />

1 Sachet, 4g éénmaal daags!<br />

• Hoogste single dose<br />

• Bewezen effectief<br />

• Voor het patiëntgemak<br />

snaren<br />

waar muziek<br />

in zit!<br />

PENTASA COMPACT 4G<br />

NIEUW<br />

HOOGSTE SINGLE DOSE<br />

Naam van het geneesmiddel: Pentasa ® . Kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling: Pentasa tablet met verlengde afgifte bevat 500 mg of 1 g mesalazine, granulaat met verlengde afgifte bevat 1, 2 of 4 g mesalazine, suspensie voor<br />

rectaal gebruik bevat 1 g mesalazine per 100 ml, zetpil bevat 1 g mesalazine. Therapeutische indicaties: oraal: ter behandeling van lichte tot matige vormen van colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn, zowel in de acute fase als ter voorkoming<br />

van recidieven hiervan. Suspensie voor rectaal gebruik: proctitis, proctosigmoiditis en linkszijdige colitis. Zetpil: proctitis. Contra-indicaties: overgevoeligheid voor mesalazine of overige bestanddelen van het product, of voor salicylzuurderivaten.<br />

ernstige lever- en/of nierfunctiestoornissen. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: voorzichtig bij patiënten met bekende overgevoeligheid voor sulfasalazine en met een verminderde leverfunctie. bij verminderde<br />

nierfunctie niet aanbevolen. de nierfunctie regelmatig controleren met name in het begin van de behandeling. bij cardiale overgevoeligheidsreacties en ernstige bloedbeeldafwijkingen de behandeling staken. Bijwerkingen: na rectale toediening<br />

kunnen lokale reacties, zoals pruritus, rectaal ongemak en aandrang optreden. verder komt vaak voor: hoofdpijn, diarree, buikpijn, misselijkheid, braken, huiduitslag inclusief urticaria. Zelden tot zeer zelden: myo- en pericarditis, pancreatitis,<br />

bloedbeeldafwijkingen allergische longreacties, hepatotoxiciteit, lupus erythematosus-achtige reacties, abnormale nierfunctie. Registratiehouder: Ferring b.v., Postbus 184, 2130 ad, Hoofddorp. Registratienummers: tabletten onder rvg<br />

14797 (500 mg) en rvg 105712 (1 g); granulaat onder rvg 18706 (1 g), rvg 31379 (2 g) en rvg 114015 (4 g), Suspensie voor rectaal gebruik onder rvg 11782, zetpil onder rvg 15064. Afleverstatus: ur. Datum tekst: mei 2014.


1<br />

MYELITIS TRANSVERSA ALS UITING VAN COELIAKIE<br />

Een meisje van 17 maanden werd opgenomen in verband<br />

met een snel progressief klinisch beeld van weigeren om<br />

te zitten, staan, lopen en spelen. Daarnaast had ze sinds<br />

twee maanden klachten van een verminderde eetlust, spugen,<br />

gewichtsverlies (1 kg) en ijzergebrek (ijzer 4,3 µmol). Bij lichamelijk<br />

onderzoek zagen we een cachectisch, prikkelbaar meisje met<br />

een bolle buik en dystrofe benen met paraparesis, verstoorde sensibiliteit<br />

en areflexie beiderzijds.<br />

Een MRI-scan van de hersenen en myelum (T2-gewogen series)<br />

liet een abnormaal hoge signaalintensiteit zien op Th9 in het thoracale<br />

myelum en tevens een zwelling van het lagere myelum tot<br />

aan de conus medullaris. Cerebrale afwijkingen had zij niet. Haar<br />

klinische beeld, gecombineerd met de beeldvorming, paste bij<br />

een myelitis transversa. Laboratoriumonderzoek liet verhoogde<br />

antistoffen tegen tissue transglutaminase (1980.0 kU/L; normaalwaarde<br />

0-10.1 kU/L) en gliadine (110.0 kU/L; normaalwaarde<br />

0-10.1 kU/L) zien. Een gastroscopie met duodenumbiopten<br />

toonde een subtotale villusatrofie met een lymfocytaire gastritis<br />

(Marsh IIIb) passend bij coeliakie.<br />

Ze herstelde volledig na start van een glutenvrij dieet en kreeg<br />

gedurende drie dagen hoge dosis methylprednisolon gevolgd<br />

door een zes weken durende reductiefase. Tot op heden, negen<br />

jaar na eerste presentatie, krijgt zij een glutenvrij dieet. Symptomen<br />

van myelitis transversa of andere neurologische verschijnselen<br />

heeft zij sindsdien niet meer gehad, haar ontwikkeling en<br />

groei zijn conform haar leeftijd.<br />

Discussie<br />

De typische presentatie van coeliakie kenmerkt zich door<br />

gastro-intestinale klachten zoals buikpijn en diarree. Echter, ook<br />

atypische of extra-intestinale manifestaties komen voor. Bij volwassenen<br />

zijn verschillende neurologische klachten geassocieerd<br />

met coeliakie. Soms kunnen neurologische symptomen zonder<br />

intestinale klachten zelfs de eerste uiting van coeliakie zijn. Bij<br />

kinderen is hierover nog minder bekend. Naar ons weten was<br />

dit de eerste gepubliceerde casus betreffende een patiënt met<br />

myelitis transversa als eerste uiting van coeliakie. Wel werd een<br />

volwassen coeliakiepatiënt beschreven, die een myelitis trans-<br />

versa ontwikkelde. Myelitis transversa is een heterogene groep<br />

van inflammatoire aandoeningen met (sub)acute bilaterale motorische,<br />

sensorische en autonome disfunctie. Het wordt onder<br />

andere gezien in het kader van vaccinaties, infecties, intoxicatie,<br />

auto-immuunaandoeningen, demyeliniserende aandoeningen, in<br />

het kader van het neuromyelitis optica-spectrum of idiopathisch.<br />

Wij hypothetiseren dat de myelitis transversa bij onze patiënt veroorzaakt<br />

werd door een auto-immuunreactie bij coeliakie. Ook<br />

auteurs van andere studies vermoeden dat neurologische presentaties<br />

door coeliakie veroorzaakt worden door auto-immuunreacties.<br />

Toekomstig onderzoek zal het exacte mechanisme<br />

moeten uitwijzen. Ook heeft bij verscheidene patiënten met een<br />

neurologische presentatie door coeliakie een glutenvrij dieet<br />

geleid tot herstel van de neurologische symptomen.<br />

Conclusie<br />

Bij kinderen die zich met een myelitis transversa of andere onduidelijke<br />

neurologische klachten presenteren, adviseren wij ook aan<br />

coeliakie als oorzaak te denken.<br />

Hilde Krom a , arts-onderzoeker kinder-MDL<br />

Fleur Sprangers b , kinderneuroloog<br />

René van den Berg a , radioloog<br />

Marc Alexander Benninga a , kinderarts-MDL<br />

Angelika Kindermann a , kinderarts-MDL<br />

a<br />

Academisch Medisch Centrum<br />

b<br />

Flevoziekenhuis<br />

Hilde Krom<br />

De casus werd gepubliceerd bij Pediatrics.<br />

<strong>2017</strong> Mar;139(3). pii: e20161381.<br />

doi: 10.1542/peds.2016-1381. Epub <strong>2017</strong><br />

Feb 2. Daar vindt u ook de literatuurverwijzingen.<br />

CASUÏSTIEK<br />

2<br />

GEEN SERONEGATIEVE OF REFRACTAIRE COELIAKIE,<br />

MAAR LOSARTAN-GEÏNDUCEERDE ENTEROPATHIE<br />

De meest frequente oorzaak van vlokatrofie in de westerse<br />

wereld is coeliakie. In het geval van het ontbreken<br />

van coeliakie-specifieke en -sensitieve antistoffen dienen<br />

andere oorzaken van vlokatrofie uitgebreid te worden geëvalueerd<br />

alvorens de diagnose seronegatieve coeliakie kan worden<br />

gesteld. Tot deze differentiaal diagnose behoort onder meer<br />

olmesartan-geïnduceerde enteropathie. Hoewel enteropathie<br />

veroorzaakt door olmesartan in diverse studies is beschreven,<br />

zijn er slechts sporadisch patiënten beschreven met enteropathie<br />

veroorzaakt door andere angiotensine-II-receptorblokkers zoals<br />

irbesartan en valsartan [1], met slechts één zorgvuldig beschreven<br />

casus van losartan-geïnduceerde enteropathie [2]. Gezien<br />

losartan frequent wordt voorgeschreven met 226.990 gebruikers<br />

van Lasonox® op een totaal van 16,9 miljoen Nederlanders in<br />

<br />

<strong>MAGMA</strong> 127


Verkorte geneesmiddeleninformatie: Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring.<br />

Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de<br />

gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Entyvio 300 mg poeder voor<br />

concentraat voor oplossing voor infusie. Kwalitatieve en Kwantitatieve samenstelling: Elke injectieflacon bevat<br />

300 mg vedolizumab. Na reconstitutie bevat elke ml 60 mg vedolizumab. Therapeutische indicaties: Colitis<br />

ulcerosa: Entyvio is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met matige tot ernstige actieve<br />

colitis ulcerosa die ontoereikend reageerden op, niet meer reageerden op of intolerantie vertoonden voor<br />

conventionele therapie of een tumornecrosefactoralfaantagonist (TNFαantagonist). Ziekte van Crohn: Entyvio is<br />

geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met matige tot ernstige actieve ziekte van Crohn die<br />

ontoereikend reageerden op, niet meer reageerden op of intolerantie vertoonden voor conventionele therapie<br />

of een tumornecrosefactoralfaantagonist (TNFαantagonist). Dosering en wijze van toediening: zie SmPC. Het<br />

aanbevolen dosisschema van Entyvio is 300 mg, toegediend via intraveneuze infusie, op week nul, twee en<br />

zes, en daarna om de acht weken. Contraindicaties: Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van<br />

hulpstoffen. Actieve ernstige infecties, zoals tuberculose, sepsis, cytomegalovirus, listeriosis en opportunistische<br />

infecties, zoals progressieve multifocale leukoencefalopathie (PML). Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen<br />

bij gebruik: Vedolizumab moet toegediend worden in een zorgsetting die is uitgerust voor behandeling van acute<br />

overgevoeligheidsreacties, zoals anafylaxie, voor het geval die zich voordoen. Geschikte monitoring en medische<br />

ondersteuningsmaatregelen moeten beschikbaar zijn voor onmiddellijk gebruik wanneer vedolizumab wordt<br />

toegediend. Alle patiënten moeten tijdens elke infusie voortdurend onder toezicht blijven. Infusiegerelateerde<br />

reacties: In klinisch onderzoek zijn infusiegerelateerde reacties (IRR) en overgevoeligheidsreacties gemeld,<br />

waarbij de meerderheid licht tot matig van aard was. Als een ernstige IRR, anafylactische reactie of andere<br />

ernstige reactie voorkomt, moet toediening van Entyvio onmiddellijk worden stopgezet en een aangewezen<br />

behandeling worden ingesteld (bijvoorbeeld epinefrine en antihistaminica).Als een lichte tot matige IRR<br />

voorkomt, kan de infusiesnelheid worden vertraagd of onderbroken en een aangewezen behandeling worden<br />

ingesteld. Infecties: Vedolizumab is een darmselectieve integrineantagonist waarvan geen systemische<br />

immunosuppressieve werking is vastgesteld). Artsen moeten zich bewust zijn van het mogelijke verhoogde<br />

risico op opportunistische infecties of infecties waarvoor de darm een defensieve barrière is. Behandeling met<br />

Entyvio mag niet worden ingesteld bij patiënten met actieve, ernstige infecties totdat de infecties onder controle<br />

zijn, en artsen moeten overwegen om de behandeling niet toe te dienen bij patiënten die een ernstige infectie<br />

ontwikkelen tijdens chronische behandeling met Entyvio. Voorzichtigheid is geboden wanneer het gebruik van<br />

vedolizumab wordt overwogen bij patiënten met een chronische, ernstige infectie die onder controle is of met<br />

een voorgeschiedenis van recidiverende, ernstige infecties. Patiënten moeten voor, tijdens en na behandeling<br />

nauwlettend worden opgevolgd voor infecties. Entyvio is gecontraindiceerd bij patiënten met actieve<br />

tuberculose. Sommige integrineantagonisten en sommige systemische immunosuppressiva zijn geassocieerd<br />

met progressieve multifocale leukoencefalopathie (PML); dat is een zeldzame en vaak fatale opportunistische<br />

infectie die wordt veroorzaakt door het John Cunninghamvirus (JCvirus). Door te binden aan het α4β7integrine<br />

dat tot expressie komt op gut-homing lymfocyten oefent vedolizumab een immunosuppressief effect uit op de<br />

darm. Hoewel geen systemisch immunosuppressief effect werd waargenomen bij gezonde personen, zijn de<br />

effecten op de functie van het systemische immuunsysteem bij patiënten met een inflammatoire darmziekte niet<br />

bekend. In klinisch onderzoek met vedolizumab zijn geen gevallen van PML gemeld, maar beroepsbeoefenaren<br />

in de gezondheidszorg moeten met vedolizumab behandelde patiënten opvolgen voor nieuwe of verergerende<br />

neurologische klachten en symptomen, zoals vermeld in het educatief materiaal voor artsen, en moeten, als<br />

deze voorkomen, neurologische verwijzing overwegen. De patiënt moet een patiëntenwaarschuwingskaart<br />

krijgen. Als PML wordt vermoed, mag behandeling met vedolizumab niet worden toegediend; eens bevestigd,<br />

moet de behandeling definitief worden stopgezet. Maligniteiten: Het risico op maligniteit is groter bij patiënten<br />

met colitis ulcerosa of de ziekte van Crohn. Immunomodulerende geneesmiddelen kunnen het risico op<br />

maligniteit vergroten. Voorafgaand en gelijktijdig gebruik van biologicals: Er zijn geen gegevens beschikbaar<br />

van klinisch onderzoek met vedolizumab voor patiënten die eerder zijn behandeld met natalizumab of rituximab.<br />

Voorzichtigheid is geboden. Patiënten die eerder zijn blootgesteld aan natalizumab moeten normaal minstens<br />

12 weken wachten voordat behandeling met Entyvio wordt ingesteld. Er zijn geen klinische onderzoeksgegevens<br />

beschikbaar over het gelijktijdige gebruik van vedolizumab met biologische immunosuppressiva. Daarom wordt<br />

het bij deze patiënten niet aanbevolen. Levende en orale vaccins: Het wordt aanbevolen dat alle patiënten alle<br />

nodige immunisaties krijgen in overeenstemming met de huidige immunisatierichtlijnen voordat behandeling<br />

met Entyvio wordt ingesteld. Bijwerkingen: De volgende lijst van bijwerkingen is gebaseerd op ervaring tijdens<br />

klinisch onderzoek; zeer vaak: nasofaryngitis, hoofdpijn, artralgie. Vaak: Bronchitis, gastroenteritis, bovenste<br />

luchtweg-infectie, griep, sinusitis, faryngitis, paresthesie, hypertensie, orofaryngeale pijn, neusverstopping,<br />

hoesten, anaal abces, anusfissuur, nausea, dyspepsie, constipatie, abdominale distensie, flatulentie, hemorroïden,<br />

rash, pruritus, eczeem, erytheem, nachtzweet, acne, spierspasmen, rugpijn, spierzwakte, vermoeidheid, pijn in<br />

de ledematen, pyrexie. Soms; Luchtweginfectie, vulvovaginale candidiasis, orale candidiasis, folliculitis, reactie<br />

op infuusplaats (waaronder: pijn op infuusplaats en irritatie op infuusplaats), infusie gerelateerde reactie,<br />

koude rillingen, het koud hebben. Voor meer informatie over specifieke bijwerkingen zie SmPC. Afleverstatus:<br />

UR. EU/1/14/923/001 Registratiehouder: Takeda Pharma A/S, Denemarken. Farmacotherapeutische categorie:<br />

Farmacotherapeutische categorie: immunosuppressiva, selectieve immunosuppressiva, ATCcode: L04AA33.<br />

Volledige productinformatie is verkrijgbaar via de lokale vertegenwoordiger in Nederland: Takeda Nederland bv,<br />

Jupiterstraat 250, 2132 HK Hoofddorp. Educatief materiaal voor artsen en de patiëntwaarschuwingskaart worden<br />

ter beschikking gesteld. (Augustus 2015)<br />

© Takeda Nederland bv, Hoofddorp. Aug 2015<br />

®<br />

Verkorte SPC XIFAXAN ® 550 mg Filmomhulde Tabletten<br />

Naam van het geneesmiddel Xifaxan ® 550 mg filmomhulde tabletten. Naam en adres van<br />

de vergunninghouder: Norgine BV, Hogehilweg 7, 1101 CA Amsterdam. Kwalitatieve<br />

en kwantitatieve samenstelling Elke filmomhulde tablet bevat 550 mg rifaximine.<br />

Farmacotherapeutische groep Intestinale, anti-infectiemiddelen-antibiotica. Farmaceutische<br />

vorm Filmomhulde tablet. Indicaties vermindering van recidiverende episodes van manifeste<br />

hepatische encefalopathie bij patiënten ≥ 18 jaar. Contra-indicaties Overgevoeligheid<br />

voor rifaximine, rifamycine-derivaten of voor de hulpstoffen van Xifaxan ® , gevallen van<br />

darmobstructie. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Clostridium<br />

difficile geassocieerde diarree (CDAD) is gemeld bij het gebruik van bijna alle antibacteriële<br />

middelen, inclusief rifaximine. De kans dat een rifaximinebehandeling gepaard gaat met CDAD<br />

en pseudomembraneuze colitis (PMC) kan niet worden uitgesloten. Vanwege het gebrek aan<br />

gegevens en de kans op ernstige verstoring van de darmflora met onbekende gevolgen, wordt<br />

gelijktijdige toediening van rifaximine met andere rifamycines niet aanbevolen. Patiënten dienen<br />

te worden ingelicht dat, ondanks de verwaarloosbare absorptie van het geneesmiddel (minder<br />

dan 1%), rifaximine net zoals alle rifamycine-derivaten een roodachtige verkleuring van de urine<br />

kan veroorzaken. Verminderde leverfunctie: met voorzichtigheid gebruiken bij patiënten met<br />

ernstige (Child-Pugh C) leverfunctiestoornis en bij patiënten met MELD (Model for End-Stage<br />

Liver Disease) score > 25. Voorzichtigheid is geboden wanneer gelijktijdig gebruik van rifaximine<br />

en een P-glycoproteïne remmer zoals ciclosporine nodig is. Zowel dalingen als stijgingen van<br />

de INR – internationale genormaliseerde ratio – (in sommige gevallen met bloedingen) zijn<br />

gemeld bij patiënten die een onderhoudsbehandeling met warfarine ontvingen en rifaximine<br />

voorgeschreven kregen. Als gelijktijdige toediening noodzakelijk is, dient de INR zorgvuldig te<br />

worden gecontroleerd in geval van initiatie of stopzetting van de behandeling met rifaximine.<br />

Doseringsaanpassingen van orale anticoagulantia kunnen nodig zijn om het gewenste niveau<br />

van antistolling te handhaven. Bijwerkingen Infecties en parasitaire aandoeningen: Soms:<br />

Clostridia-infectie, urineweginfectie, candidiasis. Zelden: Pneumonie, cellulitis, bovenste<br />

luchtweginfecties, rhinitis. Bloed- en lymfestelselaandoeningen: Soms: Anemie. Niet bekend:<br />

Trombocytopenie. Immunsysteemaandoeningen: Niet bekend: Anafylactische reacties,<br />

angio-oedeem, overgevoeligheid. Voedings- en stofwisselingsstoornissen: Soms: Anorexie,<br />

hyperkaliëmie. Zelden: Dehydratie. Psychische stoornissen: Vaak: Depressie. Soms: Verwarde<br />

toestand, angst, hypersomnie, insomnia. Zenuwstelselaandoeningen: Vaak: Duizeligheid,<br />

hoofdpijn. Soms: Evenwichtsstoornissen, amnesie, convulsie, aandachtsstoornissen, hypoesthesie,<br />

geheugen vermindering. Bloedvataandoeningen: Soms: Opvliegers. Zelden:<br />

Hypertensie, hypotensie. Niet bekend: Presyncope, syncope. Ademhalingsstelsel-, borstkasen<br />

mediastinumaandoeningen: Vaak: Dyspneu. Soms: Pleurale effusie. Zelden: Chronische<br />

obstructieve longziekte. Maagdarmstelsel-aandoeningen: Vaak: Bovenbuik-pijn, abdominale<br />

distensie, diarree, misselijkheid, braken, ascites. Soms: Abdominale pijn, oesofagusspataderenbloeding,<br />

droge mond, maagongemak. Zelden: Constipatie. Lever- en galaandoeningen: Niet<br />

bekend: Abnormale leverfunctietests. Huid- en onderhuidaandoeningen: Vaak: Huiduitslag,<br />

pruritus. Niet bekend: Dermatitis, eczeem. Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen:<br />

Vaak: Spierspasmen, artralgie. Soms: Myalgie. Zelden: Rugpijn. Nier- en urinewegaandoeningen:<br />

Soms: Dysurie, pollakisurie. Zelden: Proteïnurie. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen:<br />

Vaak: Oedeem perifeer. Soms: Oedeem, pyrexie. Zelden: Asthenie. Onderzoeken:<br />

Niet bekend: Abnormale INR-waarden (International Normalised Ratios). Letsels, intoxicaties<br />

en verrichtingscomplicaties: Soms: Val. Zelden: Kneuzing, procedurepijn. Afleverstatus: UR.<br />

Datum van herziening van de tekst 14 oktober 2016. Meer informatie inclusief volledige<br />

productinformatie is beschikbaar bij Norgine BV.<br />

Referenties:<br />

1. Vilstrup H, et al. J Hepatol 2014; 61(3): 642-659.<br />

2. Mullen KD, et al. Clin Gastroenterol Hepatol 2014; 12(8): 1390-1397.<br />

Product onder licentie van Alfasigma S.p.A.<br />

XIFAXAN is een geregistreerd handelsmerk van de Alfasigma groep dat in licentie<br />

gegeven is aan de Norgine groep.<br />

NORGINE en het zeil logo zijn geregistreerde handelsmerken van de Norgine groep.<br />

NL/XIF5/0616/0042(2) • aug <strong>2017</strong> • XIF1079<br />

Verkorte productinformatie Humira ® (dec 2016). Naam en samenstelling: Humira 40 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit / in voorgevulde pen. Elke<br />

913_TAK_Nascholing_Bijsluiter_92x125.indd voorgevulde spuit of voorgevulde pen van 0,4 ml bevat een 1enkele dosis van 40 mg adalimumab. Indicaties: Reumatoïde Artritis: Humira is in combinatie 04/08/<strong>2017</strong> met 16:42<br />

methotrexaat (of als monotherapie in geval van intolerantie voor methotrexaat of wanneer voortgezette behandeling met methotrexaat ongewenst is) bestemd voor de<br />

behandeling van volwassen patiënten met matige tot ernstige, actieve reumatoïde artritis wanneer de respons op antireumatische geneesmiddelen, waaronder<br />

methotrexaat, ontoereikend is gebleken en voor de behandeling van volwassen patiënten met ernstige, actieve en progressieve reumatoïde artritis die niet eerder behandeld<br />

zijn met methotrexaat. Juveniele idiopathische artritis: (I) Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis Humira is in combinatie met methotrexaat (of als<br />

monotherapie in geval van intolerantie voor methotrexaat of wanneer voortgezette behandeling met methotrexaat ongewenst is) bestemd voor de behandeling van actieve<br />

polyarticulaire juveniele idiopathische artritis, bij patiënten vanaf de leeftijd van 2 jaar die een ontoereikende respons hebben gehad op één of meerdere antireumatische<br />

middelen. Het gebruik van Humira is niet onderzocht bij patiënten jonger dan 2 jaar. (II) Enthesitis-gerelateerde artritis Humira is bestemd voor de behandeling van<br />

actieve enthesitis-gerelateerde artritis bij patiënten vanaf 6 jaar die een ontoereikende respons hebben gehad op conventionele therapie of die conventionele therapie niet<br />

verdragen. Axiale spondylartritis: (I) Spondylitis ankylopoetica (AS) Humira is ook geregistreerd voor de behandeling van ernstige actieve spondylitis ankylopoetica bij<br />

volwassenen die onvoldoende gereageerd hebben op conventionele therapie; (II) Axiale spondylartritis zonder röntgenologisch bewijs van AS Humira is bestemd voor<br />

de behandeling van volwassenen met ernstige axiale spondylartritis zonder röntgenologisch bewijs van AS, maar met objectieve tekenen van ontsteking door verhoogde CRP<br />

en/of MRI, die een inadequate respons hebben gehad op, of die intolerant zijn voor, non-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s). Artritis psoriatica Humira<br />

is tevens geregistreerd voor de behandeling van actieve en progressieve artritis psoriatica bij volwassen patiënten wanneer de respons op eerdere therapie met<br />

antireumatische geneesmiddelen ontoereikend is gebleken. Het is aangetoond dat Humira ® de mate van progressie van perifere gewrichtsschade remt zoals gemeten door<br />

middel van röntgenonderzoek bij patiënten met het polyarticulaire symmetrische subtype van de aandoening en dat Humira het lichamelijk functioneren verbetert.<br />

Psoriasis Humira is tevens geregistreerd voor de behandeling van matige tot ernstige chronische plaque psoriasis bij volwassen patiënten die in aanmerking komen voor<br />

systemische therapie. Juveniele plaque psoriasis Humira is bestemd voor de behandeling van ernstige chronische plaque psoriasis bij kinderen en adolescenten vanaf 4<br />

jaar die een ontoereikende respons hebben gehad op, of niet geschikt zijn voor, topicale therapie en lichttherapieën. Hidradenitis suppurativa Humira is bestemd voor de<br />

behandeling van actieve matige tot ernstige hidradenitis suppurativa (acne inversa) bij volwassenen en adolescenten vanaf 12 jaar met ontoereikende respons op een<br />

conventionele systemische HS behandeling. Ziekte van Crohn Daarnaast is Humira geregistreerd voor de behandeling van matig tot ernstig actieve ziekte van Crohn, bij<br />

volwassen patiënten die niet gereageerd hebben op een volledige en adequate behandeling met een corticosteroïd en/of een immunosuppressivum; of die dergelijke<br />

behandelingen niet verdragen of bij wie hiertegen een contra-indicatie bestaat. Juveniele ziekte van Crohn Humira is ook geregistreerd voor de behandeling van matig tot<br />

ernstig actieve ziekte van Crohn bij kinderen (vanaf 6 jaar) die een ontoereikende respons hebben gehad op conventionele behandeling waaronder primaire voedingstherapie<br />

en een corticosteroïde en/of een immunomodulator, of die dergelijke behandelingen niet verdragen of bij wie hiertegen een contra-indicatie bestaat. Colitis ulcerosa<br />

Humira is ook geregistreerd voor de behandeling van matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa bij volwassen patiënten die een ontoereikende respons hebben gehad op<br />

conventionele therapie, waaronder corticosteroïden en 6-mercaptopurine (6-MP) of azathioprine (AZA), of die dergelijke behandelingen niet verdragen of bij wie hiertegen<br />

een contra-indicatie bestaat. Uveïtis Humira is geïndiceerd voor de behandeling van niet-infectieuze uveïtis intermediair, uveïtis posterior en panuveïtis bij volwassen<br />

patiënten die een ontoereikende respons hebben gehad op corticosteroïden, bij patiënten die minder corticosteroïden moeten gebruiken of voor wie een corticosteroïde<br />

behandeling niet geschikt is. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor (één van) de hulpstoffen (zie rubriek 6.1 van de volledige<br />

productinformatie). Actieve tuberculose of andere ernstige infecties zoals sepsis en andere opportunistische infecties. Matig tot ernstig hartfalen (NYHA klasse III/IV).<br />

Waarschuwingen: Zie voor een volledig overzicht de SmPC. Patiënten moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op infecties, waaronder zowel actieve als latente<br />

tuberculose, voor, tijdens en gedurende 4 maanden na de behandeling met Humira omdat patiënten die TNF-antagonisten gebruiken vatbaarder zijn voor ernstige infecties.<br />

Een verminderde longfunctie kan het risico op het ontwikkelen van infecties vergroten. De behandeling met Humira mag niet worden geïnitieerd bij patiënten met actieve<br />

infecties, waaronder chronische of gelokaliseerde infecties, tot deze infecties onder controle zijn gebracht. Bij patiënten die zijn blootgesteld aan tuberculose en patiënten<br />

die hebben gereisd in gebieden met een hoog risico op tuberculose of endemische mycosen dienen het risico en de voordelen van de behandeling met Humira te worden<br />

afgewogen voordat de therapie wordt gestart. Voorzichtigheid is geboden bij recidiverende infecties of predispositie voor infecties. Bij optreden van een nieuwe ernstige<br />

infectie of sepsis tijdens de behandeling, dient toediening van Humira te worden stopgezet en een geschikte therapie te worden geïnitieerd tot de infectie onder controle is.<br />

In geval van vermoede latente tuberculose dient een arts met expertise op dit gebied te worden geraadpleegd. Patiënten dienen getest te worden op hepatitis B-infectie voor<br />

aanvang van de behandeling met Humira. Voor patiënten die positief voor een hepatitis B-infectie worden getest, wordt consultatie met een arts met ervaring met de<br />

behandeling van hepatitis B aanbevolen. Voorzichtigheid dient in acht genomen te worden bij het gebruik van Humira bij patiënten met bestaande of recent opgetreden<br />

demyeliniserende aandoeningen van het centrale of perifere zenuwstelsel. Met de huidige kennis kan een mogelijk risico op de ontwikkeling van lymfomen, leukemie en<br />

andere maligniteiten bij patiënten die behandeld worden met TNF-antagonisten niet worden uitgesloten. Een risico op het ontwikkelen van maligniteiten bij kinderen en<br />

adolescenten die behandeld worden met TNF-antagonisten kan niet worden uitgesloten. Alle patiënten dienen vóór en tijdens de behandeling te worden onderzocht op<br />

niet-melanoom huidkanker. Alle patiënten met colitis ulcerosa die een verhoogd risico of een voorgeschiedenis van dysplasie of coloncarcinoom hebben, dienen voorafgaand<br />

aan en gedurende de behandeling met regelmaat te worden onderzocht op dysplasie overeenkomstig de lokale richtlijnen. Patiënten die Humira gebruiken dient<br />

geadviseerd te worden onmiddellijk medisch advies te vragen indien zij symptomen ontwikkelen die duiden op bloeddyscrasie. Stopzetten van het gebruik van Humira dient<br />

overwogen te worden bij patiënten met bewezen significante hematologische afwijkingen. Patiënten die Humira gebruiken kunnen gelijktijdig vaccinaties toegediend<br />

krijgen, met uitzondering van levende vaccins. Toediening van levende vaccins aan zuigelingen die in utero aan adalimumab zijn blootgesteld, wordt niet aanbevolen<br />

gedurende 5 maanden na de laatste adalimumabinjectie van de moeder tijdens de zwangerschap. Bij kinderen indien mogelijk vóór starten van Humira benodigde<br />

vaccinaties toedienen. Bij het gebruik van Humira bij patiënten met mild hartfalen (NYHA klasse I/II) is voorzichtigheid geboden; bij nieuwe of verergerende symptomen van<br />

congestief hartfalen dient de behandeling met Humira te worden gestaakt. Als een patiënt na behandeling met Humira symptomen ontwikkelt die wijzen op een lupusachtig<br />

syndroom en als deze patiënt positief bevonden wordt voor antilichamen tegen dubbelstrengs DNA, mag de behandeling met Humira niet langer gegeven worden. De<br />

combinatie van Humira met andere biologische DMARD’s (bijv. anakinra en abatacept) of andere TNF-antagonisten wordt niet aanbevolen. Er dient rekening gehouden te<br />

worden met de halfwaardetijd van adalimumab (± 14 dagen) als een chirurgische ingreep gepland wordt. Een patiënt die een operatie ondergaat terwijl hij of zij nog Humira<br />

gebruikt moet zorgvuldig worden gecontroleerd op infecties en geschikte acties dienen ondernomen te worden. Bijzondere aandacht voor het risico op infecties is geboden<br />

bij ouderen omdat de frequentie van ernstige infecties, waarvan enkele fataal, bij patiënten ouder dan 65 jaar hoger is. Bijwerkingen: Zie voor een volledig overzicht de<br />

SmPC. Zeer vaak (≥1/10) komen voor: luchtweginfecties (waaronder lagere en hogere luchtweginfecties, pneumonie, sinusitis, faryngitis, nasofaryngitis en virale herpes<br />

pneumonie), leukopenie (waaronder neutropenie en agranulocytose), anemie, verhoogde lipiden, hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid, braken, verhoogde leverenzymen,<br />

uitslag (waaronder schilferende uitslag), skeletspierpijn, reacties op de injectieplaats (waaronder erytheem, jeuk, bloeding, pijn of zwelling). Vaak (≥1/100,


2015 [3], is het belangrijk om attent te zijn op bijwerkingen van dit<br />

medicijn. Hieronder presenteren we een patiënt die werd verdacht<br />

van refractaire coeliakie type II (RCD II), een zeldzame conditie met<br />

een hoog risico op het ontwikkelen van een enteropathie-geassocieerd<br />

T-cellymfoom.<br />

Casus<br />

Het betreft een 56-jarige man met in de voorgeschiedenis hypertensie,<br />

waarvoor Losartan 50 mg. Twee jaar na het starten van de<br />

losartan ontwikkelde deze patiënt diarree en werd de diagnose<br />

seronegatieve coeliakie (Marsh IIIB) gesteld, waarna een glutenvrij<br />

dieet werd gestart. Na vijf maanden persisteerden de symptomen<br />

van diarree, misselijkheid en gewichtsverlies (van initieel 78 kg naar<br />

64 kg) ondanks het volgen van een glutenvrij dieet. Biopten toonden<br />

opnieuw Marsh IIIB met markerverlies van CD8 op de intra-epitheliale<br />

lymfocyten, wat kan duiden op RCD II. Gezien de verdenking<br />

RCD II werd budenoside gestart en de differentiaaldiagnose van<br />

vlokatrofie doorlopen. Losartan werd overwogen als oorzaak van<br />

de vlokatrofie en gestaakt. Drie weken later werd een gastroduodenoscopie<br />

verricht met in de duodenumbiopten geen aanwijzingen<br />

voor RCD II (flowcytometrie, 6% aberrante intra-epitheliale lymfocyten)<br />

dan wel coeliakie (Marsh 0). Budesonide werd gestaakt en<br />

gluten werden opnieuw geïntroduceerd in het dieet. Duodenumbiopten<br />

vijf maanden later toonden opnieuw Marsh 0 in de afwezigheid<br />

van klachten en een genormaliseerd gewicht (78 kg).<br />

Conclusie<br />

Deze casus laat het belang zien van een uitgebreide work-up van<br />

patiënten verdacht voor seronegatieve of refractaire coeliakie evenals<br />

van het bewust blijven van (zeer) zeldzame bijwerkingen van veelgebruikte<br />

‘onschuldige’ medicijnen.<br />

Tom van Gils, arts-onderzoeker,<br />

Chris Mulder, MDL-arts<br />

Afdeling MDL, VUmc<br />

Tom van Gils<br />

Meer informatie en literatuurverwijzingen: t.vangils@vumc.nl.<br />

THE SPECTRUM OF GLUTEN RELATED DISEASES – DIAGNOSIS, EPIDEMIOLOGY AND TREATMENT<br />

Petula Nijeboer, Vrije Universiteit Amsterdam, 21 juni <strong>2017</strong><br />

e laatste decennia is er steeds meer<br />

D aandacht voor en wetenschappelijk<br />

onderzoek naar gluten als mogelijke veroorzaker<br />

van een heel spectrum aan gastro-intestinale<br />

aandoeningen. Het meest bekende<br />

voorbeeld hiervan is coeliakie, een genetisch<br />

bepaalde chronische ontstekingsziekte van de dunne darm die<br />

wordt veroorzaakt door gluten. Deze ontstekingsreactie leidt tot<br />

vlokatrofie. De diagnose coeliakie wordt momenteel gesteld door<br />

serologisch, genetisch en histologisch onderzoek. Wij laten zien<br />

dat ook analyse van specifieke gamma-delta T-lymfocyten middels<br />

immunofenotypering zou kunnen bijdragen aan de diagnose coeliakie<br />

in patiënten bij wie wordt getwijfeld binnen de huidige diagnostische<br />

mogelijkheden.<br />

Coeliakie verloopt in de meeste patiënten ongecompliceerd. Een<br />

klein percentage van de patiënten ontwikkelt echter een coeliakie-gerelateerd<br />

lymfoom (ook wel enteropathie-geassocieerd T-cellymfoom<br />

genoemd (EATL) of refractaire coeliakie (type 2). Deze<br />

laatste vorm van coeliakie wordt gezien als een premaligne variant<br />

met een hoog risico op het ontwikkelen van een lymfoom. In dit<br />

proefschrift vergelijken we verschillende behandelstrategieën en<br />

laten we zien dat voor beide aandoeningen de meest agressieve<br />

behandelstrategie de beste overleving laat zien.<br />

Steeds meer mensen met buikklachten volgen een glutenvrij<br />

dieet, ondanks dat de diagnose coeliakie bij hen is uitgesloten.<br />

Media-aandacht lijkt hierbij belangrijker dan een gedegen wetenschappelijke<br />

onderbouwing. Toch suggereren recente onderzoeksresultaten<br />

dat er meer aan de hand is dan alleen een placebo-effect.<br />

In het laatste deel van het proefschrift laten we zien dat 6% van de<br />

Nederlandse bevolking zichzelf als glutensensitief bestempelt. Wat<br />

het daadwerkelijk veroorzakende agens is – gluten, toch andere<br />

peptiden of FODMAPs – zal moeten blijken uit toekomstig onderzoek.<br />

Curriculum vitae<br />

Petula Nijeboer (1987) studeerde geneeskunde aan de Vrije Universiteit<br />

in Amsterdam. Na haar afstuderen in 2012 startte zij<br />

haar promotietraject onder leiding van prof. dr. C.J.J. Mulder,<br />

prof. dr. G. Bouma en dr. H.J. Bontkes. In september 2014 begon<br />

Petula met de opleiding tot MDL-arts. Momenteel werkt zij in het<br />

Spaarne Gasthuis Haarlem-Hoofddorp.<br />

Het proefschrift is te verkrijgen via p.nijeboer@vumc.nl.<br />

PROEFSCHRIFTEN<br />

<strong>MAGMA</strong> 129


STELARA (ustekinumab) – Verkorte productinformatie: Productinformatie bij advertentie elders in dit blad<br />

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: STELARA 45 mg oplossing voor injectie; STELARA 90 mg oplossing voor injectie; STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit; STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit.<br />

KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: STELARA 45 mg oplossing voor injectie: Elke injectieflacon bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml. STELARA 90 mg oplossing voor injectie: Elke injectieflacon bevat 90 mg ustekinumab in 1 ml.<br />

STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit: Elke voorgevulde spuit bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml. STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit: Elke voorgevulde spuit bevat 90 mg ustekinumab in 1 ml.<br />

Ustekinumab is een geheel humaan IgG1κ-monoklonaal antilichaam tegen interleukine (IL)-12/23, geproduceerd in een muizen-myeloomcellijn met behulp van recombinant-DNA-technologie. FARMACEUTISCHE VORM: STELARA 45 mg oplossing<br />

voor injectie: Oplossing voor injectie. STELARA 90 mg oplossing voor injectie: Oplossing voor injectie. STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit: Oplossing voor injectie. STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit:<br />

Oplossing voor injectie. De oplossing is helder tot licht opaalachtig, kleurloos tot lichtgeel. Therapeutische indicaties: Plaque psoriasis: STELARA is aangewezen voor de behandeling van matige tot ernstige plaque psoriasis bij volwassenen met<br />

onvoldoende respons op, of een contra-indicatie of een intolerantie voor andere systemische therapieën waaronder ciclosporine, methotrexaat (MTX) of PUVA (psoraleen en ultraviolet A). Plaque psoriasis bij pediatrische patiënten: STELARA is<br />

aangewezen voor de behandeling van matige tot ernstige plaque psoriasis bij adolescente patiënten van 12 jaar en ouder, bij wie andere systemische therapieën of fototherapieën geen adequate controle geven, of die daarvoor een intolerantie hebben. Arthritis psoriatica (PsA): STELARA is, alleen of in combinatie<br />

met MTX, aangewezen voor de behandeling van actieve arthritis psoriatica bij volwassen patiënten bij wie de respons op eerdere niet-biologische disease-modifying anti-rheumatic drug (DMARD) therapie inadequaat is gebleken. Ziekte van Crohn: STELARA is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten<br />

met matig tot ernstig actieve ziekte van Crohn die onvoldoende of niet meer reageren op ofwel conventionele therapie ofwel een TNFα-remmer of deze behandelingen niet verdragen of er medische contra-indicaties voor hebben. Dosering en wijze van toediening: STELARA is bedoeld voor gebruik onder<br />

begeleiding en supervisie van artsen met ervaring in het diagnosticeren en behandelen van de aandoeningen waarvoor STELARA is geïndiceerd. Dosering: Plaque psoriasis: De aanbevolen dosering van STELARA is een aanvangsdosis van 45 mg subcutaan toegediend, gevolgd door een dosis van 45 mg na 4 weken<br />

en vervolgens iedere 12 weken. Bij patiënten die geen respons hebben vertoond op een behandeling tot 28 weken dient men te overwegen om de behandeling te stoppen. Patiënten met een lichaamsgewicht van > 100 kg: Voor patiënten met een lichaamsgewicht van > 100 kg is de aanvangsdosis 90 mg, subcutaan<br />

toegediend, gevolgd door een dosis van 90 mg na 4 weken en vervolgens iedere 12 weken. Bij deze patiënten is 45 mg ook effectief gebleken. 90 mg resulteerde echter in grotere werkzaamheid. Arthritis psoriatica (PsA): De aanbevolen dosering van STELARA is een aanvangsdosis van 45 mg, subcutaan toegediend,<br />

gevolgd door een dosis van 45 mg na 4 weken en vervolgens iedere 12 weken. Als alternatief kan 90 mg gebruikt worden bij patiënten met een lichaamsgewicht van > 100 kg. Bij patiënten die geen respons hebben vertoond na 28 weken behandeling dient men te overwegen om de behandeling te stoppen.<br />

Ouderen (≥ 65 jaar): Er is geen aanpassing van de dosis nodig bij oudere patiënten. Nier- en leverinsufficiëntie: STELARA is niet bij deze patiëntenpopulaties onderzocht. Er kunnen geen aanbevelingen worden gedaan omtrent de dosering. Pediatrische patiënten: De veiligheid en werk zaamheid van STELARA bij<br />

kinderen met psoriasis jonger dan 12 jaar of bij kinderen met arthritis psoriatica jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. Plaque psoriasis bij pediatrische patiënten (12 jaar en ouder): De aanbevolen dosis STELARA op basis van het lichaamsgewicht is hieronder weergegeven (tabel 1 en 2). STELARA dient te<br />

worden toegediend in de weken 0 en 4, en vervolgens iedere 12 weken. Tabel 1: Aanbevolen dosis van STELARA voor psoriasis bij pediatrische patiënten: Lichaamsgewicht op het moment van toediening: Aanbevolen dosis. < 60 kg: 0,75 mg/kg a . ≥ 60-≤ 100 kg: 45 mg. > 100 kg: 90 mg. a Gebruik de volgende<br />

formule om het injectievolume (ml) voor patiënten van < 60 kg te berekenen: lichaamsgewicht (kg) x 0,0083 (ml/kg) of raadpleeg tabel 2. Het berekende volume dient te worden afgerond op de dichtstbijzijnde 0,01 ml en worden toegediend met een gegradueerde 1 ml-spuit. Voor pediatrische patiënten die met<br />

een lagere dosis moeten worden behandeld dan de volledige dosis van 45 mg is er een 45 mg-injectieflacon verkrijgbaar. Tabel 2: Injectievolumes van STELARA bij pediatrische psoriasispatiënten < 60 kg: Lichaamsgewicht op het moment van toediening (kg): Dosis (mg): Injectievolume (ml). 30: 22,5: 0,25 – 31: 23,3:<br />

0,26 – 32: 24,0: 0,27 – 33: 24,8: 0,27 – 34: 25,5: 0,28 – 35: 26,3: 0,29 – 36: 27,0: 0,30 – 37: 27,8: 0,31 – 38: 28,5: 0,32 – 39: 29,3: 0,32 – 40: 30,0: 0,33 – 41: 30,8: 0,34 – 42: 31,5: 0,35 – 43: 32,3: 0,36 – 44: 33,0: 0,37 – 45: 33,8: 0,37 – 46: 34,5: 0,38 – 47: 35,3: 0,39 – 48: 36,0: 0,40 – 49: 36,8: 0,41 –<br />

50: 37,5: 0,42 – 51: 38,3: 0,42 – 52: 39,0: 0,43 – 53: 39,8: 0,44 – 54: 40,5: 0,45 – 55: 41,3: 0,46 – 56: 42,0: 0,46 – 57: 42,8: 0,47 – 58: 43,5: 0,48 – 59: 44,3: 0,49. Bij patiënten die geen respons hebben vertoond op een behandeling tot 28 weken dient men te overwegen om de behandeling te stoppen. Ziekte<br />

van Crohn: Volgens het behandelingsschema wordt de eerste dosis STELARA intraveneus toegediend. Voor de dosering bij het intraveneuze doseringsschema, zie “Dosering en wijze van toediening” van de SmPC voor STELARA 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie. De eerste subcutane toediening van<br />

90 mg STELARA dient 8 weken na de intraveneuze dosis plaats te vinden. Vervolgens wordt toediening om de 12 weken aanbevolen. Patiënten die 8 weken na de eerste subcutane dosis niet voldoende respons hebben vertoond, mogen op dit tijdstip een tweede dosis ontvangen. Patiënten bij wie de respons bij<br />

toediening om de 12 weken verdwijnt, kunnen baat hebben bij een verhoging van de toedieningsfrequentie naar om de 8 weken. Patiënten kunnen vervolgens om de 8 weken of om de 12 weken een dosis ontvangen, op basis van klinische beoordeling. Bij patiënten die na 16 weken of 16 weken na overschakeling<br />

op de 8-wekelijkse dosis geen baat blijken te hebben bij de behandeling dient te worden overwogen om met de behandeling te stoppen. Behandeling met immunomodulatoren en/of corticosteroïden kan worden voortgezet tijdens de behandeling met STELARA. Bij patiënten die naar tevredenheid reageren op de<br />

behandeling met STELARA kan de dosering van corticosteroïden, in overeenstemming met de zorgstandaard, worden verlaagd of gestopt. Bij onderbreking van de behandeling is hervatting van de behandeling met subcutane toediening om de 8 weken veilig en effectief. Ouderen (≥ 65 jaar): Er is geen aanpassing<br />

van de dosis nodig bij oudere patiënten. Nier- en leverinsufficiëntie: STELARA is bij deze patiëntenpopulaties niet onderzocht. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven. Pediatrische patiënten: De veiligheid en werkzaamheid van STELARA voor de behandeling van de ziekte van Crohn bij kinderen jonger dan<br />

18 jaar zijn nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Wijze van toediening: STELARA 45 mg en 90 mg injectieflacons of voorgevulde spuiten zijn uitsluitend bedoeld voor subcutane injectie. Indien mogelijk dienen huidzones met tekenen van psoriasis te worden vermeden als injectieplaats. Na een<br />

adequate training in de techniek van het subcutaan injecteren mogen patiënten of hun verzorgers STELARA injecteren als een arts beslist dat dit aangewezen is. De arts dient echter te zorgen voor een adequate opvolging van de patiënten. Patiënten of hun verzorgers dienen geïnstrueerd te worden de voorgeschreven<br />

hoeveelheid STELARA te injecteren, overeenkomstig de aanwijzingen in de bijsluiter. In de bijsluiter worden uitgebreide instructies voor de toediening gegeven. Contra-indicaties: Over gevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de hulpstof(fen). Klinisch belangrijke, actieve infectie (bijv. actieve<br />

tuberculose). Bijwerkingen: Samenvatting van het veiligheidsprofiel: De meest voorkomende bijwerkingen (> 5%) in gecontroleerde periodes van de klinische studies met ustekinumab bij psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn bij volwassenen waren naso faryngitis en hoofdpijn. De meeste werden<br />

beschouwd als mild en noodzaakten geen stopzetting van de studiebehandeling. De meest ernstige bijwerking van STELARA die gemeld is, zijn ernstige overgevoeligheidsreacties met anafylaxie. Het algemene veiligheidsprofiel was vergelijkbaar voor patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van<br />

Crohn. Bijwerkingen in tabelvorm: De veiligheidsgegevens die hieronder worden beschreven, zijn gebaseerd op blootstelling van volwassenen aan ustekinumab in 12 fase 2- en fase 3-studies bij 5.884 patiënten (4.135 met psoriasis en/of arthritis psoriatica en 1.749 met de ziekte van Crohn). Het gaat daarbij om<br />

blootstelling aan STELARA in de gecontroleerde en niet-gecontroleerde perioden van de klinische studies gedurende minstens 6 maanden of 1 jaar (respectievelijk 4.105 en 2.846 patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica of de ziekte van Crohn) en om blootstelling gedurende ten minste 4 of 5 jaar (respectievelijk<br />

1.482 en 838 patiënten met psoriasis). Tabel 3 geeft een lijst van bijwerkingen weer uit de klinische studies bij volwassenen met psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn en van bijwerkingen gemeld tijdens post-marketinggebruik. De bijwerkingen zijn ingedeeld volgens systeem/orgaanklassen en<br />

geordend naar frequentie, met de volgende definities: Zeer vaak (≥ 1/10), Vaak (≥ 1/100 tot < 1/10), Soms (≥ 1/1.000 tot < 1/100), Zelden (≥ 1/10.000 tot < 1/1.000), Zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen<br />

gerangschikt in volgorde van afnemende ernst. Tabel 3: Lijst van bijwerkingen: Systeem/orgaanklasse: Frequentie: Bijwerking. Infecties en parasitaire aandoeningen: Vaak: Bovensteluchtweginfectie, nasofaryngitis. Soms: Cellulitis, gebitsinfecties, herpes zoster, virale bovensteluchtweginfectie, vulvovaginale<br />

schimmelinfectie. Immuunsysteemaandoeningen: Soms: Overgevoeligheidsreacties (waaronder rash, urticaria). Zelden: Ernstige overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylaxie en angio-oedeem). Psychische stoornissen: Soms: Depressie. Zenuwstelsel aandoeningen: Vaak: Duizeligheid, hoofdpijn. Soms:<br />

Facialisverlamming. Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen: Vaak: Orofaryngeale pijn. Soms: Neusverstopping. Maag darmstelselaandoeningen: Vaak: Diarree, nausea, braken. Huid- en onderhuidaandoeningen: Vaak: Pruritus. Soms: Pustulaire psoriasis, huidexfoliatie, acne. Zelden:<br />

Exfoliatieve dermatitis. Skelet spierstelsel- en bindweefselaandoeningen: Vaak: Rugpijn, spierpijn, artralgie. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Vaak: Vermoeidheid, erytheem op de injectieplaats, pijn op de injectieplaats. Soms: Reacties op de injectieplaats (waaronder hemorragie,<br />

hematoom, induratie, zwelling en pruritus), asthenie. Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen: Infecties: In de placebogecontroleerde studies bij patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn waren de percentages infecties of ernstige infecties bij patiënten behandeld met ustekinumab<br />

en degenen behandeld met placebo vergelijkbaar. In de placebogecontroleerde periode van de klinische studies bij patiënten met psoriasis, patiënten met arthritis psoriatica en patiënten met de ziekte van Crohn was het infectiecijfer 1,38 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten behandeld met ustekinumab, en<br />

1,35 bij patiënten behandeld met placebo. De incidentie van ernstige infecties was 0,03 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten behandeld met ustekinumab (27 ernstige infecties in 829 patiëntjaren in follow-up) en 0,03 bij patiënten behandeld met placebo (11 ernstige infecties in 385 patiëntjaren in follow-up).<br />

In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde periodes van klinische studies bij psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn, met gegevens van blootstelling van 10.953 patiëntjaren bij 5.884 patiënten, was de mediane follow-up 0,99 jaar: 3,2 jaar voor studies bij psoriasis, 1,0 jaar voor studies bij arthritis<br />

psoriatica en 0,6 jaar voor studies bij de ziekte van Crohn. Het infectiecijfer was 0,91 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten behandeld met ustekinumab, en het cijfer van ernstige infecties was 0,02 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten behandeld met ustekinumab (178 ernstige infecties in 10.953 patiëntjaren<br />

in follow-up). De gemelde ernstige infecties waren anaal abces, cellulitis, pneumonie, diverticulitis, gastro-enteritis en virale infecties. In klinische studies ontwikkelden patiënten met latente tuberculose die tegelijkertijd werden behandeld met isoniazide geen tuberculose. Maligniteiten: In de placebogecontroleerde<br />

periode van de klinische studies bij psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn was de incidentie van maligniteiten (uitgezonderd niet-melanome huidkanker) 0,12 per 100 patiëntjaren in follow-up voor patiënten behandeld met ustekinumab (1 patiënt in 829 patiëntjaren in follow-up), in vergelijking met<br />

0,26 voor patiënten behandeld met placebo (1 patiënt in 385 patiëntjaren in follow-up). De incidentie van niet-melanome huidkanker was 0,48 per 100 patiëntjaren in follow-up voor patiënten behandeld met ustekinumab (4 patiënten in 829 patiëntjaren in follow-up) in vergelijking met 0,52 voor patiënten behandeld<br />

met placebo (2 patiënten in 385 patiëntjaren in follow-up). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde periodes van klinische studies bij psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn, met gegevens van blootstelling van 10.935 patiëntjaren bij 5.884 patiënten, was de mediane follow-up 1,0 jaar: 3,2 jaar<br />

voor studies bij psoriasis, 1,0 jaar voor studies bij arthritis psoriatica en 0,6 jaar voor studies bij de ziekte van Crohn. Maligniteiten, uitgezonderd niet-melanome huidkankers, werden gemeld bij 58 patiënten in 10.935 patiëntjaren in follow-up (incidentie bij de patiënten behandeld met ustekinumab: 0,53 per<br />

100 patiëntjaren in follow-up). De incidentie van maligniteiten gemeld bij patiënten behandeld met ustekinumab was vergelijkbaar met de incidentie verwacht in de algemene bevolking (gestandaardiseerde incidentieratio = 0,87 [95%-betrouwbaarheidsinterval: 0,66, 1,14], aangepast voor leeftijd, geslacht en<br />

ras). De maligniteiten die het vaakst werden waargenomen, anders dan niet-melanome huidkanker, waren prostaat-, melanoma-, colorectaal- en borstkankers. De incidentie van niet-melanome huidkanker was voor patiënten behandeld met ustekinumab 0,49 per 100 patiëntjaren in follow-up (53 patiënten in<br />

10.919 patiëntjaren in follow-up). De verhouding van patiënten met basaalcelhuidkankers ten opzichte van patiënten met plaveiselcelhuidkankers (4:1) is vergelijkbaar met de verhouding die verwacht kan worden bij de algemene bevolking. Overgevoeligheidsreacties: Tijdens de gecontroleerde periodes van<br />

klinische studies met ustekinumab bij psoriasis en arthritis psoriatica zijn rash en urticaria elk waargenomen bij < 1% van de patiënten. Immunogeniciteit: Minder dan 8% van de patiënten behandeld met ustekinumab in klinische studies bij psoriasis en arthritis psoriatica ontwikkelde antilichamen tegen<br />

ustekinumab. In klinische studies bij de ziekte van Crohn ontwikkelden zich bij minder dan 3% van de patiënten die met ustekinumab werden behandeld antilichamen tegen ustekinumab. Er werd geen duidelijke associatie waargenomen tussen de ontwikkeling van antilichamen tegen ustekinumab en de<br />

ontwikkeling van reacties op de plaats van de injectie. De meerderheid van de patiënten die positief waren voor antilichamen tegen ustekinumab hadden neutraliserende antilichamen. Er was een tendens tot een lagere effectiviteit bij patiënten positief voor antilichamen tegen ustekinumab; positiviteit voor<br />

antilichamen sloot een klinische respons echter niet uit. Pediatrische patiënten: Bijwerkingen bij pediatrische patiënten van 12 jaar en ouder met plaque psoriasis. De veiligheid van ustekinumab is onderzocht in een fase 3-studie tot 60 weken bij 110 patiënten van 12 tot 17 jaar. In deze studie waren de<br />

gerapporteerde bijwerkingen vergelijkbaar met de bijwerkingen die in eerdere studies werden gezien bij volwassenen met plaque psoriasis. Melding van vermoedelijke bijwerkingen: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding<br />

tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via : België: Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten (www.fagg.be). Nederland: Nederlands<br />

Bijwerkingen Centrum Lareb Website: www.lareb.nl. Aard en inhoud van de verpakking: STELARA 45 mg oplossing voor injectie: 0,5 ml oplossing in een type 1-glazen injectieflacon van 2 ml, afgesloten met een van coating voorziene butylrubberen stop. STELARA 90 mg oplossing voor injectie: 1 ml oplossing<br />

in een type 1-glazen injectieflacon van 2 ml, afgesloten met een van coating voorziene butylrubberen stop. STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit: 0,5 ml oplossing in een type 1-glazen spuit van 1 ml met een vaste roestvrijstalen naald en een beschermdop over de naald met droog natuurrubber<br />

(een latexderivaat). De spuit is uitgerust met een passief naaldbeschermingsmechanisme. STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit: 1 ml oplossing in een type 1-glazen spuit van 1 ml met een vaste roestvrijstalen naald en een beschermdop over de naald met droog natuurrubber (een<br />

latexderivaat). De spuit is uitgerust met een passief naaldbeschermingsmechanisme. STELARA is beschikbaar in verpakkingen met één injectieflacon of één voorgevulde spuit. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Janssen-Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, 2340 Beerse,<br />

België. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: STELARA 45 mg oplossing voor injectie: EU/1/08/494/001. STELARA 90 mg oplossing voor injectie: EU/1/08/494/002. STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit: EU/1/08/494/003. STELARA 90 mg oplossing voor<br />

injectie in voorgevulde spuit: EU/1/08/494/004. AFLEVERINGSWIJZE: Geneesmiddel op medisch voorschrift. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST: November 2016. Meer informatie is beschikbaar op verzoek.<br />

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: STELARA 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Elke injectieflacon bevat 130 mg ustekinumab in 26 ml (5 mg/ml). Ustekinumab is een geheel humaan IgG1κ-monoklonaal antilichaam tegen interleukine (IL)-12/23,<br />

geproduceerd in een muizen-myeloomcellijn met behulp van recombinant-DNA-technologie. FARMACEUTISCHE VORM: Concentraat voor oplossing voor infusie. De oplossing is helder, kleurloos tot lichtgeel. Therapeutische indicaties: Ziekte van Crohn: STELARA is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen<br />

patiënten met matig tot ernstig actieve ziekte van Crohn die onvoldoende of niet meer reageren op ofwel conventionele therapie ofwel een TNFα-remmer of deze behandelingen niet verdragen of er medische contra-indicaties voor hebben. Dosering en wijze van toediening: STELARA concentraat voor oplossing<br />

voor infusie is bedoeld voor gebruik onder begeleiding en supervisie van artsen met ervaring in het diagnosticeren en behandelen van de ziekte van Crohn. STELARA concentraat voor oplossing voor infusie dient uitsluitend te worden gebruikt voor de intraveneuze dosis voor inductietherapie. Dosering: Ziekte van<br />

Crohn: De behandeling met STELARA moet worden begonnen met een eenmalige intraveneuze dosis op basis van het lichaamsgewicht. De infusieoplossing moet worden samengesteld met het aantal injectieflacons van STELARA 130 mg zoals vermeld in tabel 1. Tabel 1: Aanvankelijke intraveneuze toediening van<br />

STELARA: Lichaamsgewicht van de patiënt op het moment van toediening: Aanbevolen dosis a : Aantal injectieflacons van STELARA 130 mg. ≤ 55 kg: 260 mg: 2. > 55 kg tot ≤ 85 kg: 390 mg: 3. > 85 kg: 520 mg: 4. a Ongeveer 6 mg/kg. De eerste subcutane dosis dient 8 weken na de intraveneuze dosis te worden<br />

toegediend. Voor de dosering bij het verdere subcutane doseringsschema, zie “Dosering en wijze van toediening” van de SmPC voor STELARA oplossing voor injectie (injectieflacon) en STELARA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit. Ouderen (≥ 65 jaar): Er is geen aanpassing van de dosis nodig bij oudere<br />

patiënten. Nier- en leverinsufficiëntie: STELARA is niet bij deze patiëntenpopulaties onderzocht. Er kunnen geen aanbevelingen worden gedaan omtrent de dosering. Pediatrische patiënten: De veiligheid en werkzaamheid van STELARA voor de behandeling van de ziekte van Crohn bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn<br />

nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Wijze van toediening: STELARA 130 mg is uitsluitend voor intraveneus gebruik. Het dient te worden toegediend over een tijdsperiode van minstens één uur. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de hulpstof(fen). Klinisch<br />

belangrijke, actieve infectie (bijv. actieve tuberculose). Bijwerkingen: Samen vatting van het veiligheidsprofiel: De meest voorkomende bijwerkingen (> 5%) in gecontroleerde periodes van de klinische studies met ustekinumab bij psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn bij volwassenen waren<br />

nasofaryngitis en hoofdpijn. De meeste werden beschouwd als mild en noodzaakten geen stopzetting van de studiebehandeling. De meest ernstige bijwerking van STELARA die gemeld is, zijn ernstige overgevoeligheidsreacties met anafylaxie. Het algemene veiligheidsprofiel was vergelijkbaar voor patiënten met<br />

psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn. Bijwerkingen in tabelvorm: De veiligheidsgegevens die hieronder worden beschreven, zijn gebaseerd op blootstelling van volwassenen aan ustekinumab in 12 fase 2- en fase 3-studies bij 5.884 patiënten (4.135 met psoriasis en/of arthritis psoriatica en 1.749 met<br />

de ziekte van Crohn). Het gaat daarbij om blootstelling aan STELARA in de gecontroleerde en niet-gecontroleerde perioden van de klinische studies gedurende minstens 6 maanden of 1 jaar (respectievelijk 4.105 en 2.846 patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica of de ziekte van Crohn) en om blootstelling<br />

gedurende ten minste 4 of 5 jaar (respectievelijk 1.482 en 838 patiënten met psoriasis). Tabel 2 geeft een lijst van bijwerkingen weer uit de klinische studies bij volwassenen met psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn en van bijwerkingen gemeld tijdens post-marketinggebruik. De bijwerkingen zijn<br />

ingedeeld volgens systeem/orgaanklassen en geordend naar frequentie, met de volgende definities: Zeer vaak (≥ 1/10), Vaak (≥ 1/100 tot < 1/10), Soms (≥ 1/1.000 tot < 1/100), Zelden (≥ 1/10.000 tot < 1/1.000), Zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).<br />

Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt in volgorde van afnemende ernst. Tabel 2: Lijst van bijwerkingen: Systeem/orgaanklasse: Frequentie: Bijwerking Infecties en parasitaire aandoeningen: Vaak: Bovensteluchtweginfectie, nasofaryngitis. Soms: Cellulitis, gebitsinfecties, herpes zoster,<br />

virale bovensteluchtweginfectie, vulvovaginale schimmelinfectie. Immuunsysteemaandoeningen: Soms: Overgevoeligheidsreacties (waaronder rash, urticaria). Zelden: Ernstige overgevoeligheidsreacties (waar onder anafylaxie en angio-oedeem). Psychische stoornissen: Soms: Depressie. Zenuwstelselaandoeningen:<br />

Vaak: Duizeligheid, hoofdpijn. Soms: Facialisverlamming. Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen: Vaak: Orofaryngeale pijn. Soms: Neusverstopping. Maag darm stelselaandoeningen: Vaak: Diarree, nausea, braken. Huid- en onderhuidaandoeningen: Vaak: Pruritus. Soms:<br />

Pustulaire psoriasis, huidexfoliatie, acne. Zelden: Exfoliatieve dermatitis Skelet spierstelsel- en bindweefselaandoeningen: Vaak: Rugpijn, spierpijn, artralgie. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Vaak: Vermoeidheid, erytheem op de injectieplaats, pijn op de injectieplaats. Soms: Reacties<br />

op de injectieplaats (waaronder hemorragie, hematoom, induratie, zwelling en pruritus), asthenie. Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen: Infecties: In de placebogecontroleerde studies bij patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn waren de percentages infecties of ernstige infecties<br />

bij patiënten behandeld met ustekinumab en degenen behandeld met placebo vergelijkbaar. In de placebogecontroleerde periode van de klinische studies bij patiënten met psoriasis, patiënten met arthritis psoriatica en patiënten met de ziekte van Crohn was het infectiecijfer 1,38 per patiëntjaar in follow-up bij<br />

patiënten behandeld met ustekinumab, en 1,35 bij patiënten behandeld met placebo. De incidentie van ernstige infecties was 0,03 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten behandeld met ustekinumab (27 ernstige infecties in 829 patiëntjaren in follow-up) en 0,03 bij patiënten behandeld met placebo (11 ernstige<br />

infecties in 385 patiëntjaren in follow-up). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde periodes van klinische studies bij psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn, met gegevens van blootstelling van 10.953 patiëntjaren bij 5.884 patiënten, was de mediane follow-up 0,99 jaar: 3,2 jaar voor studies bij<br />

psoriasis, 1,0 jaar voor studies bij arthritis psoriatica en 0,6 jaar voor studies bij de ziekte van Crohn. Het infectiecijfer was 0,91 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten behandeld met ustekinumab, en het cijfer van ernstige infecties was 0,02 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten behandeld met ustekinumab<br />

(178 ernstige infecties in 10.953 patiëntjaren in follow-up). De gemelde ernstige infecties waren anaal abces, cellulitis, pneumonie, diverticulitis, gastro-enteritis en virale infecties. In klinische studies ontwikkelden patiënten met latente tuberculose die tegelijkertijd werden behandeld met isoniazide geen<br />

tuberculose. Maligniteiten: In de placebogecontroleerde periode van de klinische studies bij psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn was de incidentie van maligniteiten (uitgezonderd niet-melanome huidkanker) 0,12 per 100 patiëntjaren in follow-up voor patiënten behandeld met ustekinumab (1 patiënt<br />

in 829 patiëntjaren in follow-up), in vergelijking met 0,26 voor patiënten behandeld met placebo (1 patiënt in 385 patiëntjaren in follow-up). De incidentie van niet-melanome huidkanker was 0,48 per 100 patiëntjaren in follow-up voor patiënten behandeld met ustekinumab (4 patiënten in 829 patiëntjaren<br />

in follow-up) in vergelijking met 0,52 voor patiënten behandeld met placebo (2 patiënten in 385 patiëntjaren in follow-up). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde periodes van klinische studies bij psoriasis, arthritis psoriatica en de ziekte van Crohn, met gegevens van blootstelling van 10.935 patiëntjaren<br />

bij 5.884 patiënten, was de mediane follow-up 1,0 jaar: 3,2 jaar voor studies bij psoriasis, 1,0 jaar voor studies bij arthritis psoriatica en 0,6 jaar voor studies bij de ziekte van Crohn. Maligniteiten, uitgezonderd niet-melanome huidkankers, werden gemeld bij 58 patiënten in 10.935 patiëntjaren in follow-up<br />

(incidentie bij de patiënten behandeld met ustekinumab: 0,53 per 100 patiëntjaren in follow-up). De incidentie van maligniteiten gemeld bij patiënten behandeld met ustekinumab was vergelijkbaar met de incidentie verwacht in de algemene bevolking (gestandaardiseerde incidentieratio = 0,87<br />

[95%-betrouwbaarheidsinterval: 0,66, 1,14], aangepast voor leeftijd, geslacht en ras). De maligniteiten die het vaakst werden waargenomen, anders dan niet-melanome huidkanker, waren prostaat-, melanoma-, colorectaal- en borstkankers. De incidentie van niet-melanome huidkanker was voor patiënten<br />

behandeld met ustekinumab 0,49 per 100 patiëntjaren in follow-up (53 patiënten in 10.919 patiëntjaren in follow-up). De verhouding van patiënten met basaalcelhuidkankers ten opzichte van patiënten met plaveiselcelhuidkankers (4:1) is vergelijkbaar met de verhouding die verwacht kan worden bij de<br />

algemene bevolking. Over gevoeligheids- en infusiereacties: In studies voor de inductietherapie bij de ziekte van Crohn zijn er na eenmalige intraveneuze toediening geen gevallen van anafylaxie of andere ernstige infusiereacties gemeld. In deze studies hebben 2,4% van 466 met een placebo behandelde<br />

patiënten en 2,6% van 470 met de aanbevolen dosering van ustekinumab behandelde patiënten melding gemaakt van bijwerkingen die tijdens of binnen een uur na de infusie optraden. Immunogeniciteit: Minder dan 8% van de patiënten behandeld met ustekinumab in klinische studies bij psoriasis en<br />

arthritis psoriatica ontwikkelde antilichamen tegen ustekinumab. In klinische studies bij de ziekte van Crohn ontwikkelden zich bij minder dan 3% van de patiënten die met ustekinumab werden behandeld antilichamen tegen ustekinumab. Er werd geen duidelijke associatie waargenomen tussen de<br />

ontwikkeling van antilichamen tegen ustekinumab en de ontwikkeling van reacties op de plaats van de injectie. De meerderheid van de patiënten die positief waren voor antilichamen tegen ustekinumab hadden neutraliserende antilichamen. Er was een tendens tot een lagere effectiviteit bij patiënten positief<br />

voor antilichamen tegen ustekinumab; positiviteit voor antilichamen sloot een klinische respons echter niet uit. Pediatrische patiënten: Bijwerkingen bij pediatrische patiënten van 12 jaar en ouder met plaque psoriasis. De veiligheid van ustekinumab is onderzocht in een fase 3-studie tot 60 weken bij<br />

110 patiënten van 12 tot 17 jaar. In deze studie waren de gerapporteerde bijwerkingen vergelijkbaar met de bijwerkingen die in eerdere studies werden gezien bij volwassenen met plaque psoriasis. Melding van vermoedelijke bijwerkingen: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke<br />

bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via : België: Federaal agentschap voor geneesmiddelen en<br />

gezondheidsproducten (www.fagg.be). Nederland: Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb. Website: www.lareb.nl Aard en inhoud van de verpakking: 26 ml oplossing in een type 1-glazen injectieflacon van 30 ml, afgesloten met een van coating voorziene butylrubberen stop. STELARA is beschikbaar<br />

in verpakkingen met één injectieflacon. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Janssen-Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, 2340 Beerse, België. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: EU/1/08/494/005. AFLEVERINGSWIJZE:<br />

Geneesmiddel op medisch voorschrift. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST: 30 maart <strong>2017</strong>. Meer informatie is beschikbaar op verzoek.<br />

Referenties: 1. SmPC Stelara 2. EPAR rapport Stelara ziekte van Crohn 3. Feagan B.G. et al. Ustekinumab as Induction and Maintenance Therapy for Crohn’s Disease, N Engl J Med 2016;375:1946-60<br />

Telefoon: 0800 242 42 42 - E-mail: janssen@jacnl.jnj.com - Internet: www.janssen.com/nederland<br />

©Janssen-Cilag B.V. - PHNL/STE/0616/0020(1)<br />

Janssen-Cilag B.V.<br />

JAN 1735 <strong>MAGMA</strong> bijsl 190x240.indd 1 8/08/17 10:01<br />

<strong>MAGMA</strong> 130


DE AFDELING<br />

MDL HAGAZIEKENHUIS:<br />

‘We doen in principe alles’<br />

ij stonden als MDL-groep al<br />

“Wvroeg op eigen benen. Dat<br />

hebben we te danken aan onze nestor Jan<br />

Nicolai, die vorig jaar afzwaaide. Sinds de<br />

jaren tachtig zijn we een zelfstandige maatschap,<br />

los van interne. Maatschap mag je<br />

het eigenlijk niet meer noemen: het is nu de<br />

zelfstandig opererende vakgroep maagdarm-leverziekten<br />

van het HagaZiekenhuis”,<br />

vertelt MDL-arts Rogier Stuyt.<br />

Samen met collega Rob Slangen ‘hangt hij<br />

aan de andere kant van de lijn.’<br />

De MDL-afdeling van het Haagse ziekenhuis<br />

heeft een snelle groei doorgemaakt.<br />

Telde de afdeling in 2011 vier MDL-artsen,<br />

in oktober <strong>2017</strong> zijn dat er negen. Om precies<br />

te zijn 9,2: één dag in de week wordt het<br />

team bijgestaan door oud-hoogleraar Joep<br />

Bartelsman. Op de afdeling werken verder<br />

twee verpleegkundig specialisten, drie<br />

MDL-verpleegkundigen, vijf anios en twee<br />

of drie aios. Deze laatsten doen in het Haga<br />

een tweejarige perifere stage, waarna zij<br />

verder worden opgeleid in het LUMC.<br />

“We doen in principe alles”, begint Stuyt<br />

enthousiast als wordt gevraagd wat ze niet<br />

doen. “Behalve levertransplantaties, maar<br />

dat doen slechts drie academische centra.<br />

Onze specialisaties zijn onder andere<br />

geavanceerde endoscopie en de behandeling<br />

van vroegcarcinomen in de tractus digestivus.”<br />

Slangen vult hem aan met “we zijn een<br />

Barrett-expertisecentrum.”<br />

wij doen de rest. Het is op dit moment de<br />

meest uitgewerkte samenwerking tussen<br />

beide ziekenhuizen.” Wanneer we “één<br />

grote club” worden, weet Stuyt niet. “Ons<br />

verzorgingsgebied breiden we uit naar Zoetermeer.<br />

Samen met Delft zijn we de MDLzorg<br />

in het Langeland Ziekenhuis aan het<br />

opzetten. Wat daar nu aan MDL-zorg is, is<br />

beperkt. Wij zijn bezig met een volledig<br />

nieuw endoscopiecentrum: deels nieuwbouw,<br />

deels een verbouwing van het ziekenhuis.”<br />

Slangen gaat verder: “In september<br />

moet het worden opgeleverd. Per 1 oktober<br />

gaan we daar vanuit Haga en Delft mensen<br />

detacheren om te scopiëren. En we starten<br />

ook met poliklinische activiteiten. Een project<br />

waarin veel tijd is gestoken, ook door de<br />

collega’s uit Delft. Dat heeft prima gewerkt;<br />

langzaamaan beginnen onze neuzen<br />

dezelfde richting op te wijzen.”<br />

Zowel Haga als Delft draaien mee in het<br />

bevolkingsonderzoek. Eind dit jaar wordt<br />

Zoetermeer gevisiteerd door de NVMDL<br />

en door Bevolkingsonderzoek Zuid-West.<br />

“Vanaf 2018 willen we ook bevolkingson-<br />

derzoekscopieën kunnen doen op locatie<br />

Langeland.”<br />

Vorig jaar heeft het HagaZiekenhuis een<br />

compleet nieuwe scopieafdeling gekregen.<br />

“Een enorm project, waarmee we jaren<br />

bezig zijn geweest”, vertelt Stuyt. “We hebben<br />

hier nu vijf up-to-date endoscopiekamers<br />

die inclusief de uitslaapkamers direct<br />

gekoppeld zijn aan de polikliniek. Alles zit<br />

bij elkaar, echt super.” Slangen: “We wilden<br />

niet een afdeling alleen voor de MDL, maar<br />

echt een centrum dat gebruikt kan worden<br />

door MDL, urologen en longartsen. Met<br />

daarbij een centrale sterilisatie- en desinfectie-afdeling.<br />

Alles op één plek, grenzend aan<br />

de poli die we ook delen met urologie. Daarnaast<br />

hebben we veel aandacht besteed aan<br />

de privacy van onze patiënten. De poliklinische<br />

patiëntenstroom is volledig gescheiden<br />

van de klinische. Mensen die voor een<br />

scopie komen, worden niet door een wachtruimte<br />

van de poli gereden.”<br />

Wil je weten wie je hier ziet?<br />

Kijk op www.mdl.nl/<strong>MAGMA</strong><br />

Er wordt nauw samengewerkt met de<br />

MDL-afdeling van het Reinier de Graaf Ziekenhuis<br />

uit Delft — op bestuurlijk niveau<br />

zijn beide ziekenhuizen gefuseerd — op het<br />

gebied van de gastro-intestinale oncologie.<br />

“Aandoeningen van galwegen en alvleesklierkanker<br />

worden in Delft geopereerd en<br />

<strong>MAGMA</strong> 131


ONE<br />

One pill, once a day for<br />

just 12 weeks 1,a<br />

CURE<br />

Up to 100% cure in HCV 1,b<br />

95–100% cure rates across Phase 3<br />

pivotal studies in HCV GT1–6 1,c<br />

SIMPLIFIED<br />

The only RBV-free,<br />

PI-free STR option<br />

for almost every<br />

HCV patient 1,a<br />

CURE YOUR COMPENSATED<br />

HCV PATIENTS IN JUST 12 WEEKS<br />

WITH THE ONLY PANGENOTYPIC<br />

SINGLE-TABLET REGIMEN 1,a<br />

VANAF 1 APRIL <strong>2017</strong><br />

VERGOED VOOR ALLE<br />

HCV GENOTYPEN<br />

SIR EDMUND HILLARY<br />

FIRST PERSON TO CLIMB MOUNT EVEREST<br />

BUILT ON SOFOSBUVIR: A PROVEN CORNERSTONE OF CURE IN HCV 1–11<br />

a<br />

EPCLUSA offers an RBV-free, PI-free Single-Tablet Regimen for the majority of HCV patients, excluding<br />

those with decompensated cirrhosis. RBV is recommended for the treatment of patients with decompensated<br />

cirrhosis, and may be considered for the treatment of HCV GT3 patients with compensated cirrhosis. 1<br />

b<br />

EASL defines cure as SVR12. 4<br />

c<br />

In the pivotal ASTRAL-1, -2, and -3 studies in compensated HCV-monoinfected patients, overall cure rates<br />

of 95–100% were seen in patients treated with 12-week EPCLUSA. 1<br />

REFERENTIES<br />

1. EPCLUSA Summary of Product Characteristics, February <strong>2017</strong>. 2. HARVONI Summary of Product Characteristics,<br />

February <strong>2017</strong>. 3. SOVALDI Summary of Product Characteristics, February <strong>2017</strong>.<br />

4. European Association for the Study of the Liver (EASL). J Hepatol 2015;63:199–236. 5. Martinello M, Dore GJ.<br />

Clin Infect Dis 2016;62:927–928. 6. Wang GP et al. Abstract PS102 presented at the Inter national Liver Congress<br />

2016, Barcelona, Spain. Available from http://www.natap.org/2016/EASL/EASL_59.htm. Accessed July 2016. 7.<br />

Hezode C et al. Abstract LP05 presented at the Liver Meeting 2015, San Francisco, CA, USA. Available from<br />

http://www.natap.org/2015/AASLD/AASLD_72.htm. Accessed July 2016. 8. Sulkowski MS et al. Gastroenterology<br />

2016;150:419–429. 9. WHO guidelines for the screening, care and treatment of persons with chronic hepatitis<br />

C infection. Available from http://www.who.int/hepatitis/publications/hepatitis-c-guidelines-2016/en/.<br />

Accessed July 2016. 10. Gregg Alton on behalf of Gilead Sciences, Inc. Submission to the United Nations Secretary-General’s<br />

High-Level Panel on Access to Medicines. Available from http://www.unsgaccessmeds.org/inbox/2016/2/29/gilead-sciences-inc.<br />

Accessed July 2016. 11. Gilead Sciences, Inc. Annual report 2015. Available<br />

from http://www.gilead.com/ar2015/assets/img/Gilead_2015_Annual_Report.pdf. Accessed July 2016.<br />

EASL = European Association for the Study of the Liver; GT = genotype; HCV = hepatitis C virus;<br />

PI = protease inhibitor; RBV = ribavirin; STR = single-tablet regimen; SVR = sustained virologic response.<br />

Date of preparation: March <strong>2017</strong>. EPC/NL/17-03//1094

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!