Handreiking bij de Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters
Handreiking bij de Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters
Handreiking bij de Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
© januari 2009, ITTA<br />
Dit is een uitgave van:<br />
ITTA - Instituut voor Taalon<strong>de</strong>rzoek en Taalon<strong>de</strong>rwijs An<strong>de</strong>rstaligen<br />
Universiteit van Amsterdam<br />
Ontwikkeld in opdracht van <strong>de</strong> Gemeente Amsterdam<br />
Spuistraat 210<br />
1012 VT Amsterdam<br />
tel. 020 - 525 38 44<br />
fax. 020 - 525 29 11<br />
www.itta.uva.nl<br />
itta-fgw@uva.nl<br />
Ontwerp en opmaak: dSigned Schürfeld & Brandt, Zwanenburg<br />
Druk: Drukkerij De Raat & De Vries, Amsterdam
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong><br />
<strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst<br />
<strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong><br />
(BAK)<br />
Froukje Mul<strong>de</strong>r<br />
Yolan<strong>de</strong> Timman<br />
Simon Verhallen
4<br />
Inhoud<br />
Verantwoording 5<br />
1. Waarom een Basiswoor<strong>de</strong>nschat 6<br />
2. Een Basiswoor<strong>de</strong>nschat is een gemeenschappelijke woor<strong>de</strong>nschat 8<br />
3. De samenstelling en omvang van <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> 10<br />
4. Hoe kunnen leerkrachten <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n introduceren, aanleren en controleren 12<br />
5. De zes lijsten na<strong>de</strong>r bekeken. 15<br />
6. Bronnen 20<br />
Bijlage 1. Minimumwoor<strong>de</strong>nlijst Groep 1. 21<br />
Bijlage 2. Uitbreidingswoor<strong>de</strong>nlijst Groep 1. 24<br />
Bijlage 3. Thematische woor<strong>de</strong>nlijst Groep 1 (minimum + uitbreiding). 26<br />
Bijlage 4. Minimumwoor<strong>de</strong>nlijst Groep 2. 31<br />
Bijlage 5. Uitbreidingswoor<strong>de</strong>nlijst Groep 2. 34<br />
Bijlage 6. Thematische woor<strong>de</strong>nlijst Groep 2 (minimum + uitbreiding). 36<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)
Verantwoording<br />
Deze Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (afgekort BAK) is ontwikkeld in opdracht van<br />
<strong>de</strong> gemeente Amsterdam.<br />
Hij maakt <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> Leesaanpak Amsterdam. Wethou<strong>de</strong>r Lo<strong>de</strong>wijk Asscher heeft op 28<br />
januari 2008 <strong>de</strong>ze lijsten aangebo<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> <strong>Amsterdamse</strong> basisscholen.<br />
Bij <strong>de</strong> samenstelling van <strong>de</strong> lijsten, met name <strong>bij</strong> <strong>de</strong> selectie van clusterwoor<strong>de</strong>n, is dankbaar<br />
gebruik gemaakt van <strong>de</strong> adviezen van Dirkje van <strong>de</strong>r Nulft, Juana Kibbelaar en Marianne<br />
Verhallen van Met Woor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Weer.<br />
Ook hebben we <strong>de</strong> lijsten voorgelegd aan enkele leerkrachten van <strong>Amsterdamse</strong> basisscholen<br />
in Amsterdam: <strong>de</strong> Troelstraschool, <strong>de</strong> Bottelief, <strong>de</strong> Spaarndammer, <strong>de</strong> Joop Westerweelschool,<br />
<strong>de</strong> Biënkorf en <strong>de</strong> Bos en Lommerschool.<br />
Froukje Mul<strong>de</strong>r, Yolan<strong>de</strong> Timman, Simon Verhallen<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
5
6<br />
1. Waarom een Basiswoor<strong>de</strong>nschat<br />
De meeste van huis uit Ne<strong>de</strong>rlandstalige <strong>Amsterdamse</strong> kin<strong>de</strong>ren komen het basison<strong>de</strong>rwijs<br />
binnen met een woor<strong>de</strong>nschat van 1000 tot 3000 woor<strong>de</strong>n (soms zelfs veel meer). Dat aantal<br />
is in veel klassen <strong>de</strong> beginvoorraad voor het on<strong>de</strong>rwijs; daarop kan men voortbouwen.<br />
Maar er zijn ook kin<strong>de</strong>ren die starten met kennis van, <strong>bij</strong> voorbeeld, 200 tot 300 Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
woor<strong>de</strong>n. Of zelfs nog min<strong>de</strong>r.<br />
Twee jaar later, in groep 3, gaan al die kin<strong>de</strong>ren aan <strong>de</strong> slag met het lezen; hun aanvankelijke<br />
leeswoor<strong>de</strong>nschat, hun basisvoorraad voor <strong>de</strong> eerste boekjes, is dus heel verschillend.<br />
De grote verschillen tussen kin<strong>de</strong>ren <strong>bij</strong> binnenkomst kunnen in <strong>de</strong> eerste twee basisschooljaren<br />
nauwelijks of slechts met grote moeite wor<strong>de</strong>n opgeheven. Daarom is het werken aan<br />
een Basiswoor<strong>de</strong>nschat zo enorm belangrijk. Het is een poging om voor alle kin<strong>de</strong>ren een<br />
min of meer gelijke startpositie te organiseren. Vooral ten behoeve van sterk leeson<strong>de</strong>rwijs.<br />
Het lijkt alsof lezen begint als alle kin<strong>de</strong>ren gaan beginnen met Lezen. Maar dat is niet<br />
zo. De basis voor het leren lezen is al veel eer<strong>de</strong>r gelegd. Kennis van Ne<strong>de</strong>rlandse woor<strong>de</strong>n<br />
vormt een belangrijk <strong>de</strong>el van die basis. Als kin<strong>de</strong>ren gaan leren lezen met een kleine woor<strong>de</strong>nschat<br />
in hun hoofd, moeten ze twee totaal verschillen<strong>de</strong> dingen tegelijk doen: onbeken<strong>de</strong><br />
woor<strong>de</strong>n begrijpen en leren én het schrift leren en begrijpen. Dat is een heel zware<br />
opgave. Een opgave waar sommige an<strong>de</strong>rstalige leerlingen ook echt niet in slagen. Hier al<br />
begint meteen <strong>de</strong> achterstand voelbaar te wor<strong>de</strong>n.<br />
Kin<strong>de</strong>ren die met een kleinere woor<strong>de</strong>nschat <strong>de</strong> basisschool binnen komen moeten dus vanaf<br />
dag één aan <strong>de</strong> uitbreiding van hun Ne<strong>de</strong>rlandstalige woordvoorraad gaan werken. Belangrijk<br />
is dat ze <strong>de</strong> achterstand wegwerken en <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n leren die <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren, zoals<br />
hun klasgenootjes, al kennen. Maar welke woor<strong>de</strong>n zijn dat? Kunnen we een verzameling<br />
woor<strong>de</strong>n aanleggen waar leerkrachten aan kunnen werken?<br />
Gelukkig is aan <strong>de</strong>ze kwestie is al veel on<strong>de</strong>rzoek besteed. Niet alle on<strong>de</strong>rzoeken komen<br />
tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> uitkomsten. Toch is het interessant om na te gaan over welke woordkennis <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rzoekers het in ie<strong>de</strong>r geval eens zijn.<br />
In <strong>de</strong> eerste plaats ligt daar <strong>de</strong> vraag om hoeveel woor<strong>de</strong>n het moet gaan. Het aantal van<br />
1000 woor<strong>de</strong>n (Bacchini, e.a. 2004) wordt genoemd als het minimaal noodzakelijke voor<br />
kin<strong>de</strong>ren die aan het ein<strong>de</strong> van groep 2 overstappen naar <strong>de</strong> klas waar zij gaan leren lezen.<br />
Toch zullen kin<strong>de</strong>ren nog veel hin<strong>de</strong>r hebben als zij niet meer dan 1000 woor<strong>de</strong>n kennen. Ten<br />
opzichte van veel leeftijdgenoten zullen zij een enorme achterstand hebben en die achterstand<br />
ook blijven hou<strong>de</strong>n.<br />
Daarom stellen wij een aantal van 2000 woor<strong>de</strong>n als een absoluut minimum. Immers, ten opzicht<br />
van veel an<strong>de</strong>re, succesvolle kin<strong>de</strong>ren, is er een minpositie. Dat mogen we niet willen.<br />
We hopen en verwachten dat alle <strong>Amsterdamse</strong> leerkrachten in <strong>de</strong> kleuterbouw / on<strong>de</strong>rbouw<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)
gaan proberen hun leerlingen minimaal zo veel woor<strong>de</strong>n (2000) aan te leren en regelmatig<br />
vast te stellen of dat gelukt is.<br />
Klassen die bestaan uit kin<strong>de</strong>ren die iets meer achtergrond hebben, die al een tijdje voorschool<br />
gehad hebben, etc, die kunnen natuurlijk meer aan. Voor die kin<strong>de</strong>ren geldt niet het<br />
minimum. Dan kan <strong>de</strong> leerkracht naar een hoger aantal streven. Daarom hebben we ook een<br />
streefaantal van 1500 respectievelijk 3000 vastgesteld.<br />
Als het even kan moet immers naar meer verlangd kunnen wor<strong>de</strong>n en moeten kin<strong>de</strong>ren tot<br />
echt ver<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> prestaties gebracht kunnen wor<strong>de</strong>n. We moeten niet vergeten dat er<br />
natuurlijk ook kin<strong>de</strong>ren zijn die in groep 3 binnen komen met een woordvoorraad van 5000<br />
tot 6000 woor<strong>de</strong>n. Dat zijn natuurlijk <strong>de</strong> toekomstige advocaatjes en ingenieurs. Maar welke<br />
ou<strong>de</strong>r wil niet die kant op? Welke leerkracht wil niet die kant op?<br />
Dus, 3000 woor<strong>de</strong>n als streefgetal is niet zo vreemd.<br />
Van belang is dat alle leerkrachten van <strong>de</strong> kleuterbouw / on<strong>de</strong>rbouw van <strong>de</strong> <strong>Amsterdamse</strong><br />
basisscholen over <strong>de</strong> overzichten van basiswoor<strong>de</strong>nlijsten van groep 1 en groep 2 beschikken.<br />
Daarom hebben we ervoor gekozen er placemats van te maken. Die kan elke leerkracht<br />
op <strong>de</strong> eigen tafel leggen en eventueel kan hij of zij nog een exemplaar op het eigen prikbord<br />
hangen. Leerkrachten moeten er dagelijks op kunnen kijken. Ze moeten <strong>de</strong> lijsten kunnen<br />
gebruiken als uitgangspunt <strong>bij</strong> <strong>de</strong> voorbereiding en als referentielijst <strong>bij</strong> hun lessen: Welke<br />
woor<strong>de</strong>n zal ik <strong>bij</strong> <strong>de</strong>ze les aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> stellen, extra uitleggen en inoefenen, etc.?<br />
Vervolgens moeten ze zich aanwennen om vast te stellen – na verloop van enige tijd, na<br />
oefening en herhaling - of <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren in hun klas <strong>de</strong> doelwoor<strong>de</strong>nschat verworven hebben.<br />
Ze hoeven niet echt te piekeren over <strong>de</strong> vraag: Moeten mijn kin<strong>de</strong>ren dit woord kennen? Is<br />
dat zinvol? Dat voorwerk is dan al verricht.<br />
7
8<br />
2. Een Basiswoor<strong>de</strong>nschat is een gemeenschappelijke<br />
woor<strong>de</strong>nschat<br />
De basiswoor<strong>de</strong>nschat leidt er toe dat er een gemeenschappelijke woor<strong>de</strong>nschat komt in een<br />
klas en in <strong>de</strong> kleuterbouw / on<strong>de</strong>rbouw van een school. Een gelijke start-verzameling voor<br />
alle kin<strong>de</strong>ren.<br />
Kin<strong>de</strong>ren verschillen niet alleen enorm van elkaar in <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> persoonlijke woor<strong>de</strong>nschat.<br />
Er zijn ook an<strong>de</strong>re kwalitatieve en kwantitatieve verschillen.<br />
Sommige kin<strong>de</strong>ren hebben een ruime woordvoorraad op een terrein waar ze heel goed in zijn<br />
of waar ze veel mee te maken krijgen. Bij voorbeeld hun sport of hun hobby, of <strong>de</strong> hobby<br />
van hun ou<strong>de</strong>rs of an<strong>de</strong>re <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re thuissituaties (vergelijk kin<strong>de</strong>ren die op een boer<strong>de</strong>rij<br />
opgroeien met die in hartje Amsterdam opgroeien). Het kan dus zijn dat kin<strong>de</strong>ren in een bepaald<br />
domein tientallen woor<strong>de</strong>n kennen, waar an<strong>de</strong>ren maar een paar woor<strong>de</strong>n kennen. Ook<br />
kunnen er heel toevallige factoren een rol spelen. Het kan <strong>bij</strong> voorbeeld zijn dat een kind<br />
thuis heel vaak <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> dvd heeft gezien of <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> cd’s heeft gehoord. Sommige kin<strong>de</strong>ren<br />
kunnen wel tientallen keren naar hetzelf<strong>de</strong> filmpje kijken. Het is dan heel goed voorstelbaar<br />
dat een kind tientallen woor<strong>de</strong>n aanleert die heel specifiek <strong>bij</strong> dat verhaal horen en el<strong>de</strong>rs<br />
zel<strong>de</strong>n gebruikt wor<strong>de</strong>n en op school nauwelijks aan bod komen.<br />
Het is dus mogelijk dat, wanneer we tien verschillen<strong>de</strong> achtjarige kin<strong>de</strong>ren op een rijtje hebben<br />
en van alle kin<strong>de</strong>ren precies <strong>de</strong> persoonlijke woor<strong>de</strong>nschat zou<strong>de</strong>n kennen, zij samen<br />
wel meer dan tienduizend verschillen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n kennen, maar dat er niet meer dan<br />
drie of vierduizend woor<strong>de</strong>n gemeenschappelijk gekend wor<strong>de</strong>n.<br />
Scholen die werken met een basiswoor<strong>de</strong>nschat in <strong>de</strong> kleuterbouw / on<strong>de</strong>rbouw kunnen<br />
van zo’n woor<strong>de</strong>nlijst dankbaar gebruik maken. Na een jaar of twee jaar werken met een<br />
basiswoor<strong>de</strong>nschat kennen <strong>de</strong> leerkrachten veel woor<strong>de</strong>n van die lijsten uit hun hoofd. Ze<br />
weten na verloop van tijd welke woor<strong>de</strong>n in ie<strong>de</strong>r geval gekend wor<strong>de</strong>n, ze weten aan welke<br />
woor<strong>de</strong>n ze nieuwe woor<strong>de</strong>n kunnen aanhaken en ze weten waar ze <strong>bij</strong> <strong>de</strong> zwakkere leerlingen<br />
extra op moeten letten.<br />
Het is ook belangrijk te benadrukken dat leerkrachten natuurlijk altijd woor<strong>de</strong>n zullen aandragen<br />
in <strong>de</strong> klas die niet in <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nschat staan. Een basiswoor<strong>de</strong>nschat moet een<br />
minimumlijst en een gemeenschappelijke lijst kunnen zijn. Die twee doelen moet hij dienen.<br />
Hij moet geen beperkingen opleggen.<br />
Maar zo’n lijst zal natuurlijk enorm helpen als er – ter plekke of in een lesvoorbereiding<br />
- een keuze gemaakt moet wor<strong>de</strong>n.<br />
Er is een belangrijke re<strong>de</strong>n waarom het intensiveren van woor<strong>de</strong>nschat in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rbouw<br />
hoge prioriteit verdient. Woor<strong>de</strong>nschatuitbreiding, zoals zich dat voltrekt in het menselijk<br />
hoofd vanaf <strong>de</strong> eerste kin<strong>de</strong>rjaren, is eigenlijk een soort ‘zwaan-kleef-aan-proces”. Als<br />
er weinig beginwoor<strong>de</strong>nschat is, dan gaat het heel langzaam. Nieuwe woor<strong>de</strong>n “wor<strong>de</strong>n<br />
aangehaakt” aan reeds beken<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. Kin<strong>de</strong>ren die weinig woor<strong>de</strong>n kennen hebben<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)
min<strong>de</strong>r aanhakingsmogelijkhe<strong>de</strong>n; kin<strong>de</strong>ren die veel woor<strong>de</strong>n kennen hebben dat juist wel.<br />
Dus wanneer er helemaal in het begin van <strong>de</strong> basisschool veel aandacht is voor een grote<br />
woor<strong>de</strong>nschat, dan zal het aanhakingsproces, namelijk <strong>de</strong> automatische woor<strong>de</strong>nschatuitbreiding,<br />
in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nbouw en in <strong>de</strong> bovenbouw veel beter uit <strong>de</strong> verf komen. Omdat er veel<br />
meer uitbouwmogelijkhe<strong>de</strong>n zijn.<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
9
10<br />
3. De samenstelling en omvang van <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>lijst<br />
<strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong><br />
Met behulp van bestaan<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nlijsten en woor<strong>de</strong>nschattellingen en frequentielijsten is<br />
<strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> samengesteld.<br />
Ook zijn <strong>de</strong> meest gebruikte metho<strong>de</strong>n zoals Pirami<strong>de</strong> en Ik en Ko gebruikt.<br />
We hebben als uitgangspunt <strong>de</strong> 1001 Woor<strong>de</strong>n (Bacchini e.a. 2005) genomen voor <strong>de</strong> Groep<br />
1-lijst. We zijn daarna in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>nlijsten op zoek gegaan naar passen<strong>de</strong> uitbreidingswoor<strong>de</strong>n.<br />
Het begrip Uitbreidingswoor<strong>de</strong>n hebben we overgenomen van Van <strong>de</strong>r Nulft en Verhallen,<br />
2002. Uitbreidingswoor<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n die <strong>bij</strong> <strong>de</strong> als eerste geselecteer<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in<br />
een cluster horen. Ze horen <strong>bij</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r gekozen woor<strong>de</strong>n omdat ze er op het betekenis- en<br />
<strong>de</strong>nkniveau een geheel mee vormen.<br />
In <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat en <strong>bij</strong> <strong>de</strong> betekenistoekenning vormen ze een logische verbinding.<br />
Deze woor<strong>de</strong>n en betekenisrelaties zijn belangrijk voor <strong>de</strong> opbouw van schoolse kennis en<br />
diepe woordkennis.<br />
Bij voorbeeld: in <strong>de</strong> lijst staat het woord achterkant. Daar horen <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n voorkant,<br />
on<strong>de</strong>rkant, zijkant en bovenkant <strong>bij</strong>. Woor<strong>de</strong>n die tot een logisch cluster samen genomen<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> uitbreidingswoor<strong>de</strong>n. Bij zulke clusters is het voor leerkrachten veel<br />
sneller en effectiever aan woor<strong>de</strong>nschatuitbreiding te doen en om woor<strong>de</strong>nschatoefeningen<br />
in <strong>de</strong> klas uit te voeren.<br />
Voor <strong>de</strong> keuze van uitbreidingswoor<strong>de</strong>n is ook gekeken naar <strong>de</strong> dagelijkse schoolse context.<br />
We menen dat uitbreidingswoor<strong>de</strong>n in ie<strong>de</strong>r geval voor leerkrachten gemakkelijk in<br />
<strong>de</strong> eigen omgeving aan te wijzen en te <strong>de</strong>monstreren moeten zijn. Dat past het beste <strong>bij</strong><br />
<strong>de</strong> natuurlijke taalverwerving. Ou<strong>de</strong>rs en an<strong>de</strong>re volwassenen leren baby’s en peuters immers<br />
heel veel woor<strong>de</strong>n leren door gewoon <strong>de</strong> verwijzing naar wat ze zien en meemaken.<br />
De dagelijkse context is een enorm belangrijke hulpbron voor woor<strong>de</strong>nschatuitbreiding. In<br />
natuurlijke taalverwerving wordt die hulpbron intensief gebruikt: zon<strong>de</strong>r dat mensen erover<br />
na<strong>de</strong>nken.<br />
Als bron voor selectie namen we steeds <strong>de</strong> overige woor<strong>de</strong>nlijsten (zie ver<strong>de</strong>rop): <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
die als kernwoor<strong>de</strong>n voor groep 1 en 2 wor<strong>de</strong>n opgevoerd. We hebben op die manier<br />
van <strong>de</strong> eerste 1000-woor<strong>de</strong>nlijst een nieuwe verzameling van 1500 woor<strong>de</strong>n kunnen maken.<br />
Vervolgens zijn ook op die manier <strong>de</strong> 1000 en 500 extra woor<strong>de</strong>n voor groep 2 geselecteerd.<br />
Zo komen we uit op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschatdoelen voor het <strong>Amsterdamse</strong> kleuteron<strong>de</strong>rwijs.<br />
Groep 1: 1000 woor<strong>de</strong>n minimumdoel; 1500 woor<strong>de</strong>n streefdoel,<br />
Groep 2: 1000 woor<strong>de</strong>n minimumdoel; 1500 woor<strong>de</strong>n streefdoel.<br />
Als <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst overal wordt toegepast, dan kennen aan het ein<strong>de</strong> van groep 2<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)
alle <strong>Amsterdamse</strong> kin<strong>de</strong>ren minimaal 2000 woor<strong>de</strong>n gemeenschappelijk, <strong>de</strong> meeste kin<strong>de</strong>ren<br />
minimaal 2000 tot 3000 woor<strong>de</strong>n gemeenschappelijk en sommige kin<strong>de</strong>ren 3000 tot 6000<br />
of meer woor<strong>de</strong>n.<br />
Scholen en leerkrachten zullen natuurlijk zelf uitmaken hoe ver ze boven die eerste 2000<br />
willen uitstijgen.<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
11
12<br />
4. Hoe gaan leerkrachten <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n introduceren en<br />
aanleren<br />
De afgelopen jaren is <strong>de</strong> aandacht voor woor<strong>de</strong>nschatuitbreiding in <strong>de</strong> voor- en vroegschoolse<br />
educatie enorm toegenomen. Met name scholen met veel allochtone leerlingen en<br />
<strong>de</strong> scholen in achterstandswijken zijn actief bezig gegaan met <strong>de</strong> specifieke aspecten van<br />
woor<strong>de</strong>nschatdidactiek.<br />
Effectieve woor<strong>de</strong>nschatuitbreiding is niet eenvoudig. Vooral als het om grote aantallen<br />
gaat. En dat is <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> natuurlijk wel aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />
Wie 1500 woor<strong>de</strong>n wil laten langs komen en aanleren in een jaar, zal toch gauw aan 35<br />
woor<strong>de</strong>n per week en dus 7 woor<strong>de</strong>n per dag exclusieve aandacht moeten beste<strong>de</strong>n. Een<br />
leerkracht weet namelijk nooit welke kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> klas <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n al beheersen<br />
(zie boven).<br />
Er zijn verschillen<strong>de</strong> methodieken in omloop om een basiswoor<strong>de</strong>nschat aan te leren. In <strong>de</strong><br />
vroegschoolse opvang wor<strong>de</strong>n vaak <strong>de</strong> programma´s Pirami<strong>de</strong> of Ik en Ko gebruikt. Bei<strong>de</strong><br />
metho<strong>de</strong>n beste<strong>de</strong>n speciaal aandacht aan <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschatdidactiek. We gaan ervan uit<br />
dat het aanbie<strong>de</strong>n en aanleren van <strong>de</strong> BAK-woor<strong>de</strong>n in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> activiteiten <strong>bij</strong><br />
Pirami<strong>de</strong> en Ik en Ko didactisch tamelijk eenvoudig kan. Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> BAK-woor<strong>de</strong>n<br />
komen namelijk al in die metho<strong>de</strong>s aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>; voor een an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el zijn <strong>de</strong> BAK-woor<strong>de</strong>n<br />
uitbreidingswoor<strong>de</strong>n daar<strong>bij</strong>.<br />
Veel <strong>Amsterdamse</strong> scholen doen mee aan het project Met Woor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Weer van van <strong>de</strong>r<br />
Nulft en Verhallen. Leerkrachten wor<strong>de</strong>n in dat ka<strong>de</strong>r <strong>bij</strong> <strong>de</strong> implementatie van <strong>de</strong> aanpak<br />
on<strong>de</strong>rsteund door het ABC. De meeste scholen die <strong>de</strong>ze methodiek ingevoerd hebben, zijn<br />
scholen met veel an<strong>de</strong>rstalige leerlingen. Ook op die scholen valt <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nschat dus<br />
waarschijnlijk in geschikte en vruchtbare aar<strong>de</strong>.<br />
De meest gebruikte didactiek voor woor<strong>de</strong>nschaton<strong>de</strong>rwijs is <strong>de</strong> Viertakt (Verhallen & Verhallen,<br />
1994). Deze didactiek vormt ook <strong>de</strong> basis voor Met Woor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Weer. Bij <strong>de</strong><br />
Viertakt gaat het om vier aandachtspunten die wezenlijk zijn voor efficiënte woor<strong>de</strong>nschatuitbreiding<br />
<strong>bij</strong> min<strong>de</strong>r taalvaardige leerlingen. We kunnen naar <strong>de</strong> viertakt kijken als een didactisch<br />
mo<strong>de</strong>l, maar nog beter is het om te zien als aandachtspunten voor enkele mentale<br />
han<strong>de</strong>lingen die door kin<strong>de</strong>ren wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. De viertakt sluit nauw aan <strong>bij</strong> <strong>de</strong> manier<br />
waarop onze hersenen zelf te werk gaan <strong>bij</strong> uitbreiding van <strong>de</strong> persoonlijke woor<strong>de</strong>nschat<br />
(het mentale lexicon).<br />
De viertakt bestaat uit <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> aandachtspunten:<br />
1. voorbewerken, 2. semantiseren, 3. consoli<strong>de</strong>ren en 4. controleren.<br />
1) Bij voorbewerken gaat het om <strong>de</strong> introductie van <strong>de</strong> context van het woordcluster en<br />
<strong>de</strong> begrippen die aangeleerd gaan wor<strong>de</strong>n. Er moet een goed beeld wor<strong>de</strong>n opgeroepen.<br />
Vaak doen leerkrachten dat door te verwijzen naar een beken<strong>de</strong> gebeurtenis, of door iets<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)
voor te doen of door een plaat te laten zien. De kin<strong>de</strong>ren wor<strong>de</strong>n betrokken; het <strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> persoonlijke woor<strong>de</strong>nschat waar ze <strong>de</strong> gekozen woor<strong>de</strong>n straks aanhaken, wordt<br />
alvast geactiveerd. Omdat vaak woor<strong>de</strong>n in clusters of in het ka<strong>de</strong>r van een thema aan<br />
<strong>de</strong> or<strong>de</strong> komen, zullen <strong>de</strong> themaon<strong>de</strong>rwerpen vaak <strong>de</strong> voorbewerking bepalen.<br />
De volgen<strong>de</strong>, en wel belangrijkste stap, is het overdragen van <strong>de</strong> betekenis; het te behan<strong>de</strong>len<br />
woord betekenis geven en verhel<strong>de</strong>ren.<br />
2) Dat noemen we semantiseren: betekenis geven. Semantiseren moet zorgvuldig gebeuren,<br />
zodat kin<strong>de</strong>ren goe<strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n opbouwen. Bij <strong>de</strong> aanpak Met Woor<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> Weer leren leerkrachten om <strong>de</strong> drie uitjes toe te passen: uitbrei<strong>de</strong>n, uitleggen en<br />
uitbeel<strong>de</strong>n.<br />
Bij het uitje van uitbrei<strong>de</strong>n gaat het om het kiezen van logische clusterwoor<strong>de</strong>n, die in<br />
relatie tot elkaar voor het voetlicht komen. Niet alleen <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, maar ook <strong>de</strong> logische<br />
betekenisverbindingen krijgen aandacht. Zo wordt gewerkt aan een effectieve woor<strong>de</strong>nschatopbouw.<br />
Het uitleggen is een korte betekenisomschrijving geven, zodat kraakhel<strong>de</strong>r<br />
wordt gemaakt wat <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n betekenen. Dit, in aanvulling op het uitbeel<strong>de</strong>n zorgt ervoor<br />
dat kin<strong>de</strong>ren inzicht krijgen in <strong>de</strong> betekenis achter <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. Het uitbeel<strong>de</strong>n kan aan <strong>de</strong><br />
hand van voorwerpen, met plaatjes of met foto’s, en door voordoen en aanwijzen. Het is<br />
niet <strong>de</strong> bedoeling dat an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> groep gaan zeggen wat een woord betekent;<br />
wel kan <strong>de</strong> leerkracht verwijzen naar een kind dat zo juist het woord gebruikt heeft. Aandachtspunt<br />
hier<strong>bij</strong> is dat dat niet steeds <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zijn.<br />
De leerkracht moet eigenlijk altijd proberen om een woord met alle drie <strong>de</strong> uitjes te semantiseren.<br />
Er zijn woor<strong>de</strong>n die niet zo gemakkelijk uit te beel<strong>de</strong>n zijn, maar <strong>de</strong> ervaring leert dat<br />
leerkrachten die langer met <strong>de</strong> drie uitjes werken, snel een uitbeelding (van het bedoel<strong>de</strong><br />
woord en <strong>de</strong> uitbreidingswoor<strong>de</strong>n) kunnen be<strong>de</strong>nken.<br />
Deze manier van werken maakt woor<strong>de</strong>nschatuitbreiding tot een efficiënte metho<strong>de</strong>: in<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> tijd wor<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n uitgelegd en aangeleerd, terwijl vruchtbare kennis<br />
achter <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n wordt opgebouwd. Niet alleen kennis van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, maar ook <strong>de</strong><br />
betekenisrelaties krijgen aandacht.<br />
3) Daarna komt het consoli<strong>de</strong>ren. Woor<strong>de</strong>n die zijn uitgelegd moeten voldoen<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n<br />
herhaald, zodat ze ook echt onthou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Soms begint het consoli<strong>de</strong>ren al meteen<br />
na <strong>de</strong> semantisering. Leerlingen krijgen dan <strong>de</strong> opdracht om zelf een han<strong>de</strong>ling uit te<br />
voeren; alleen of samen. Ze moeten het woord dan aanwijzen op een plaatje, of zeggen<br />
wat <strong>de</strong> leerkracht doet die het uitbeel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> semantisering nog eens herhaalt.<br />
Er zijn verschillen<strong>de</strong> voorbeel<strong>de</strong>n van consoli<strong>de</strong>ringsoefeningen voor <strong>de</strong> kleutergroepen<br />
genoemd in het praktijkboek Met Woor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Weer.<br />
Veel consoli<strong>de</strong>ringen zijn voordoen-activiteiten. Belangrijk <strong>bij</strong> zulke activiteiten is dat<br />
<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> clusterwoor<strong>de</strong>n vaak gezegd wor<strong>de</strong>n. Leerlingen moeten natuurlijk<br />
ook <strong>de</strong> gesproken vorm nog goed inprenten. Ver<strong>de</strong>r wordt geadviseerd om afbeeldingen<br />
of representaties van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n die geconsoli<strong>de</strong>erd moeten wor<strong>de</strong>n nog enige tijd in<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
13
14<br />
<strong>de</strong> klas aanwezig zijn. Prikbor<strong>de</strong>n, flap-overs en magnetische bor<strong>de</strong>n zijn daar<strong>bij</strong> erg<br />
behulpzaam. Ook tafels waarop <strong>de</strong> te consoli<strong>de</strong>ren voorwerpen uitgestald liggen (in het<br />
echt of een plaatje ervan).<br />
Leerkrachten kunnen ook voorleesteksten zoeken waar <strong>de</strong> geselecteer<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n en<br />
clusterwoor<strong>de</strong>n veel in voorkomen. En vragen aan kin<strong>de</strong>ren of ze hun vinger willen opsteken<br />
wanneer ze het woord horen. Leerkrachten kunnen groepjes variabel samenstellen<br />
opdat ook <strong>de</strong> taalzwakkere leerlingen een kans krijgen. Of beurten ver<strong>de</strong>len. Bij consoli<strong>de</strong>eroefeningen<br />
wordt vaak gesproken over 5-minuten-oefeningen. Er wordt dan snel<br />
volgens een bekend patroon woor<strong>de</strong>n herhaald. Het mag niet veel tijd in beslag nemen;<br />
woor<strong>de</strong>n moeten vooral vaak herhaald wor<strong>de</strong>n. Dat helpt veel meer dan een enorme activiteit<br />
die drie kwartier duurt.<br />
4) Uitein<strong>de</strong>lijk gaat het consoli<strong>de</strong>ren over in controleren. Bij het controleren is het <strong>de</strong><br />
bedoeling dat leerkrachten uitzoeken of <strong>de</strong> leerlingen <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n echt kennen.<br />
Dat zal heel vaak spelen<strong>de</strong>rwijs gaan of terloops. Effectieve leerkrachten lopen gewoon<br />
even <strong>de</strong> hoek in waar <strong>de</strong> watertafel staat en vraagt aan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren die daar spelen wat<br />
ze doen, hoe dat ding daar heet en of ze bepaal<strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingen kunnen voordoen. Of<br />
als <strong>de</strong> leerkracht op <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> zandbak zit kan ze aan een kind allerlei vragen stellen<br />
of han<strong>de</strong>lingen laten uitvoeren. Ook <strong>bij</strong> bewegingslessen kunnen leerlingen allerlei<br />
han<strong>de</strong>lingen uitvoeren die in <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nlijst on<strong>de</strong>r lichaam of lichaamstaal staan.<br />
Effectieve leerkrachten weten na verloop van tijd wel welke <strong>de</strong> snelllere leer<strong>de</strong>rtjes zijn. Om<br />
<strong>de</strong> proef op <strong>de</strong> som te nemen, zullen ze naast <strong>de</strong> betere ook juist <strong>de</strong> zwakkere kin<strong>de</strong>ren naar<br />
<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n vragen. Ze zullen zich realiseren dat als <strong>de</strong> zwakkere kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> groep <strong>de</strong><br />
woor<strong>de</strong>n goed kennen, dat dus zeker moet opgaan voor <strong>de</strong> betere leerlingen.<br />
Vaak zullen leerkrachten plaatjes en tekeningen en fotootjes van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van een thema<br />
<strong>bij</strong> <strong>de</strong> hand hebben. Op een collagevel aan <strong>de</strong> muur <strong>bij</strong> voorbeeld. De leerkracht kan op verschillen<strong>de</strong><br />
(korte) tijdstippen van <strong>de</strong> dag enkele kin<strong>de</strong>ren apart nemen en samen met hen<br />
voor dat vel gaan zitten en <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n controleren.<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)
5. De zes lijsten na<strong>de</strong>r bekeken<br />
De Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> is ver<strong>de</strong>eld over zes lijsten, twee voor groep 1<br />
en twee voor groep 2. Hieron<strong>de</strong>r wordt ver<strong>de</strong>r ingegaan op wat er in <strong>de</strong> lijsten te vin<strong>de</strong>n is,<br />
hoe ze precies zijn samengesteld en hoe er mee te werken valt.<br />
De lijsten voor groep 1<br />
Lijst 1, <strong>de</strong> lichtblauwe op <strong>de</strong> placemat, bestaat uit elementaire woor<strong>de</strong>n. Ie<strong>de</strong>r kind in groep<br />
1 moet <strong>de</strong>ze kennen. Ze vormen het fundament voor <strong>de</strong> opbouw van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat. Het<br />
gaat hier om <strong>de</strong> meest frequente woor<strong>de</strong>n, woor<strong>de</strong>n die zeer vaak gebruikt wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />
kleutergroepen, door leerkrachten, in boekjes en door Ne<strong>de</strong>rlandstalige kleuters. Deze woor<strong>de</strong>n<br />
zijn frequent en algemeen, ze hebben een bre<strong>de</strong> spreiding, dat wil zeggen dat ze in veel<br />
verschillen<strong>de</strong> contexten en situaties voorkomen. Het gaat om woor<strong>de</strong>n als: ik, aankijken,<br />
al, auto, daarom, ca<strong>de</strong>au, vechten, enzovoorts. U vindt in lijst 1 ook <strong>de</strong> getallen tot en met<br />
tien, en een aantal kleuren.<br />
Lijst 1 is samengesteld op basis van <strong>de</strong> duizend-en-een-woor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> lijst Bacchini, e.a.<br />
(zie bronnen).Hierin is <strong>de</strong> Welkom-woor<strong>de</strong>nlijst van het programma Pirami<strong>de</strong> opgenomen,<br />
aangevuld met woor<strong>de</strong>n uit on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> lijst Schrooten en Vermeer. Voor onze lijst hebben<br />
we enkele wijzingen aangebracht. Zo is het woord dobbelsteen weggelaten, omdat het in<br />
onze ogen niet algemeen genoeg voor lijst 1 is. Toegevoegd is een aantal frequente en breed<br />
gebruikte woor<strong>de</strong>n als weinig, dicht<strong>bij</strong> en ver weg. Ook is het woordje neer geconcretiseerd<br />
in neerleggen en neerzetten en zijn winter en lente aangevuld met zomer en herfst. Tot zover<br />
<strong>de</strong> minimumlijst. Nu <strong>de</strong> streeflijst van 500 woor<strong>de</strong>n.<br />
Lijst 2, geel op <strong>de</strong> placemat, is een uitbreidingslijst. Hierin is ten eerste <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nlijst<br />
van Pirami<strong>de</strong> opgenomen. Weggelaten zijn ook hier woor<strong>de</strong>n die weinig algemeen zijn, zoals<br />
tekenbord en adventskrans.<br />
Voor alle dui<strong>de</strong>lijkheid: bedoeld wordt uiteraard niet dat zulke woor<strong>de</strong>n niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong><br />
zou<strong>de</strong>n moeten komen in groep 1. Het is alleen niet nodig ze in <strong>de</strong> lijst te zetten. Wanneer<br />
ze zich aandienen, zijn ze eenvoudig aan te wijzen en uit te leggen in <strong>de</strong> specifieke situatie.<br />
Ten twee<strong>de</strong> zijn er woor<strong>de</strong>n toegevoegd vanuit het clusterprincipe: <strong>bij</strong> woor<strong>de</strong>n van lijst 1<br />
zijn woor<strong>de</strong>n gezocht die ermee in verband staan. Zo is on<strong>de</strong>rin aangevuld met bovenin en<br />
staan opbergen en weggooien in lijst 2 om een goed cluster te maken met bewaren uit lijst<br />
1.<br />
In <strong>de</strong> uitbreidingslijst staan veel woor<strong>de</strong>n die makkelijk te ‘labelen’ zijn, je kunt ze zo<br />
aanwijzen en een naam geven, <strong>bij</strong>voorbeeld: bikini en badpak <strong>bij</strong> zwemmen. Ook zijn er<br />
woor<strong>de</strong>n te vin<strong>de</strong>n die on<strong>de</strong>r te brengen zijn <strong>bij</strong> een categorie die al bekend is <strong>bij</strong> het kind,<br />
<strong>bij</strong>voorbeeld: in lijst 1 staat dierentuin, giraf, olifant. In lijst 2 staan: ijsbeer en papegaai.<br />
De woor<strong>de</strong>n die kin<strong>de</strong>ren ‘gemist’ hebben in groep 1 zijn dan gemakkelijk uit te leggen door<br />
te wijzen naar een tekening of foto van het dier. Ook bevat lijst 2 een aantal samengestel<strong>de</strong><br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
15
16<br />
woor<strong>de</strong>n zoals boodschappenkar en boodschappentas. Ook <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n zijn eenvoudig te<br />
begrijpen omdat ze samenstellingen zijn uit woor<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren al kennen. Overigens<br />
zal er in <strong>de</strong> praktijk niet zo’n precieze scheiding zijn tussen bei<strong>de</strong> lijsten en zullen kin<strong>de</strong>ren<br />
niet precies <strong>de</strong> 1000 woor<strong>de</strong>n van lijst 1 of <strong>de</strong> 1500 van 1 en 2 samen kennen.<br />
De lijsten voor groep 2<br />
Ook hier zijn er twee lijsten, <strong>de</strong> minimum- en <strong>de</strong> uitbreidingslijst. In <strong>de</strong> minimumlijst (lijst<br />
3) is ten eerste <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nlijst uit Pirami<strong>de</strong> 2 opgenomen. Deze is met woor<strong>de</strong>n uit an<strong>de</strong>re<br />
lijsten aangevuld. Eerst hebben we gekozen uit woor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> hoogste frequentie en spreiding<br />
van <strong>de</strong> lijst Schrooten en Vermeer. Hieruit komen woor<strong>de</strong>n als: apparaat, bovendien,<br />
inkleuren, plastic, plein. Vervolgens zijn <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> lijsten geraadpleegd: Damhuis, Litjens<br />
en <strong>de</strong> Unaniemen. Ook hier hebben we gezocht naar clusterwoor<strong>de</strong>n, zoals: kamperen, camping,<br />
tent opzetten. Ver<strong>de</strong>r zijn er een aantal woor<strong>de</strong>n naar eigen inzicht toegevoegd, <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />
pretpark, na-apen, meeloper, lievelingseten. De dagen van <strong>de</strong> week en <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n<br />
van het jaar zijn in <strong>de</strong>ze lijst opgenomen, evenals getallen vanaf tien.<br />
We weten dat er <strong>bij</strong> lijst 3 en <strong>bij</strong> lijst 4 meer vragen gesteld zullen over <strong>de</strong> keuze van<br />
<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n dan <strong>bij</strong> <strong>de</strong> eerste twee lijsten. Ons uitgangspunt blijft <strong>de</strong> frequentie en <strong>de</strong><br />
spreiding. Maar waarom nu <strong>bij</strong>voorbeeld zwaluw wel is opgenomen in lijst 4 en nachtegaal<br />
niet, daar zal wel over getwist kunnen wor<strong>de</strong>n. Leerkrachten die bepaal<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n missen<br />
kunnen natuurlijk gemakkelijk die woor<strong>de</strong>n er<strong>bij</strong> kiezen. En als <strong>de</strong> leerkracht hier of daar<br />
een woord wil veran<strong>de</strong>ren, dan zal dat geen grote problemen opleveren. De eerste duizend<br />
woor<strong>de</strong>n zijn zo algemeen dat er nauwelijks over te twisten valt. Dit geldt ook nog voor <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> duizend woor<strong>de</strong>n. 2000 woor<strong>de</strong>n vormen dui<strong>de</strong>lijk een basiswoor<strong>de</strong>nschat. Maar<br />
boven <strong>de</strong> 2000 en 3000 wordt het min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk of een kind dat woord nu in groep 2 of<br />
in groep 3 zal moeten leren. Het gaat dan niet alleen om dat speciale woord, maar om <strong>de</strong><br />
ver<strong>de</strong>re uitbouw van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat.<br />
De basiswoor<strong>de</strong>nschat (lijst 1 en 3) is het fundament waarop kin<strong>de</strong>ren hun woor<strong>de</strong>nschat<br />
opbouwen. Dat fundament moet stevig zijn om <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat uit te bouwen. Die uitbreiding<br />
verloopt zowel kwantitatief (meer woor<strong>de</strong>n kennen) als kwalitatief, dat wil zeggen dat<br />
een woord ‘dieper’ gekend wordt, met meer betekenisnuances, meer gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n,<br />
enzovoort. ( zie Van <strong>de</strong>r Nulft & Verhallen).<br />
Juist <strong>bij</strong> <strong>de</strong> iets ou<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren zal dui<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> basiswoor<strong>de</strong>nschat veel specifieke<br />
en persoonlijke aanhakingsmogelijkhe<strong>de</strong>n gaat ontwikkelen. Kin<strong>de</strong>ren hou<strong>de</strong>n ervan<br />
dingen in <strong>de</strong> werkelijkheid specifiek te benoemen. Denk aan het gesprekje van een oma met<br />
haar kleinkind:<br />
oma: ‘Kijk, wat een mooie toettoet!’<br />
kind: ‘Dat is geen toettoet oma, dat is een Merce<strong>de</strong>s Vito!’<br />
Als kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n daartoe krijgen, zullen ze hun kennis van <strong>de</strong> wereld snel en<br />
gretig uitbrei<strong>de</strong>n, het zijn van nature kleine on<strong>de</strong>rzoekers. Daar<strong>bij</strong> benoemen ze <strong>de</strong> verschijnselen<br />
in <strong>de</strong> wereld die hen interesseren met specifieke woor<strong>de</strong>n. Zo zal het ene kind<br />
weten dat die kleine papegaaien in het park roodbandparkieten zijn, terwijl een an<strong>de</strong>r het<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)
heeft over bultruggen en an<strong>de</strong>re zeedieren en weer een an<strong>de</strong>r over Ferrari raceauto’s.<br />
Alfabetisch en thematisch<br />
De placemat bestaat zoals gezegd uit twee kanten. Aan <strong>de</strong> ene zij<strong>de</strong> zijn <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n alfabetisch<br />
gerangschikt om een overzicht over het geheel te hebben en snel te kunnen opzoeken<br />
of een woord dat in <strong>de</strong> les voorkomt tot <strong>de</strong> basiswoor<strong>de</strong>nschat behoort. Voor <strong>de</strong> lespraktijk<br />
zal <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong>, <strong>de</strong> thematische lijst, het meeste te bie<strong>de</strong>n hebben.<br />
In <strong>de</strong> thematische lijst vindt u alle woor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> alfabetische lijst. De woor<strong>de</strong>n komen<br />
slechts eenmaal op <strong>de</strong> thematische lijst voor, maar zijn vaak <strong>bij</strong> verschillen<strong>de</strong> thema’s te<br />
plaatsen.<br />
Wat vindt men niet in <strong>de</strong> lijsten?<br />
De volgen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n zijn niet overgenomen in <strong>de</strong> lijsten.<br />
• gedateer<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: vanzelfsprekend zijn gedateer<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n vervangen, zo heeft cassettebandje<br />
plaats gemaakt voor cd / dvd en gul<strong>de</strong>n voor euro en typemachine voor<br />
computer.<br />
• veel uitroepen en tussenvoegsels: Ehh…Sst! Och.. Ach…Oei, Oeps, Hè hè!, poeh. Deze<br />
zijn zeker belangrijk in <strong>de</strong> communicatie. We hebben ze niet in <strong>de</strong> lijst opgenomen omdat<br />
ze in <strong>de</strong> praktijk veel voorkomen, en in <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> situatie voor zichzelf spreken.<br />
Wel opgenomen zijn: bravo en goed zo! en zeg!<br />
• dierengelui<strong>de</strong>n als boe, waf, bèèè enz. Natuurlijk zijn <strong>de</strong>ze een dankbaar on<strong>de</strong>rwerp voor<br />
kleuters. Het is ook leuk om verschillen te bespreken in <strong>de</strong> benoeming ervan. Zo zegt<br />
een hond in Ne<strong>de</strong>rland ‘waf’ en ‘woef’, maar in Marokko: ‘hau! hau!’. En een koe zegt daar<br />
‘moe’ en geen ‘boe’.<br />
De benoeming van <strong>de</strong> dierengelui<strong>de</strong>n (blaten, kakelen, loeien etc.) is wel opgenomen in<br />
<strong>de</strong> lijsten. Ook hier gaat het weer om <strong>de</strong> veel voorkomen<strong>de</strong>. Wie weet wat een specht<br />
doet? Roffelen is grappig om te later te leren maar zeker niet noodzakelijk voor kleuters.<br />
• aardrijkskundige namen: <strong>de</strong> namen van lan<strong>de</strong>n en wereld<strong>de</strong>len zijn niet opgenomen,<br />
evenmin <strong>de</strong> <strong>bij</strong>behoren<strong>de</strong> <strong>bij</strong>voeglijke naamwoor<strong>de</strong>n als Ne<strong>de</strong>rlands, Turks etc.<br />
• namen als Jozef, Maria, God, Allah. Wel zijn enkele feesten opgenomen: Kerstmis, Sinterklaas<br />
en Pasen, Ramadan, Offerfeest en Divali.<br />
• <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> werkwoor<strong>de</strong>n. Deze zijn wel een aandachtspunt in <strong>de</strong> les. Zeker <strong>de</strong> onregelmatige<br />
vormen zijn dat: kin<strong>de</strong>ren moeten weten dat liep en gelopen vormen van lopen<br />
zijn en dat je gisteren gezwommen hebt.<br />
• niet alle woor<strong>de</strong>n die gevormd wor<strong>de</strong>n met een frequent voorkomend voorvoegsel, <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />
daarop en daarover. Van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n die met een frequent voorkomend voorvoegsel<br />
gevormd wor<strong>de</strong>n hebben we <strong>de</strong> twee hoogstfrequente opgenomen in <strong>de</strong> lijst:<br />
daarmee en daaraan.<br />
Ter verdui<strong>de</strong>lijking van <strong>de</strong> lijst<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
17
18<br />
• Waar dat nodig is, is tussen haakjes <strong>de</strong> betekenis toegevoegd, <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />
na (tijd), naar (richting), bol (rond).<br />
• Ook wordt waar nodig ter verdui<strong>de</strong>lijking vermeld om welke woordsoort het gaat, <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />
hol (znw): hier gaat het dus om het hol.<br />
We gebruiken <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> afkortingen voor <strong>de</strong> woordsoorten:<br />
voorz. = voorzetsel<br />
bez. vnw = bezittelijk voornaamwoord<br />
pers. vnw = persoonlijk voornaamwoord<br />
znw = zelfstandig naamwoord<br />
<strong>bij</strong>v. nw = <strong>bij</strong>voeglijk naamwoord<br />
tussenw.= tussenwerpsel<br />
ww = werkwoord<br />
voegw. = voegwoord<br />
<strong>bij</strong>w.= <strong>bij</strong>woord<br />
• Varianten van woor<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n met een schuin streepje aangegeven: <strong>bij</strong>voorbeeld alsjeblieft<br />
/ alstublieft.<br />
• Veel voorkomen<strong>de</strong> en/of onregelmatige verkleinwoor<strong>de</strong>n staan eveneens vermeld met<br />
een schuine streep: blad / blaadje.<br />
• Trappen van vergelijkingen wor<strong>de</strong>n vermeld met een komma: graag, liever, liefst.<br />
Clusters en oefenvormen<br />
We hebben <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>bij</strong> <strong>de</strong> thema’s van groep 1 zoveel mogelijk in een bepaald verband<br />
gezet, dus geklusterd. Zo vindt u <strong>bij</strong> het thema ‘gevoelens’:<br />
verdrietig - huilen - traan - zakdoek - schoot - troosten.<br />
De woor<strong>de</strong>n staan zo in een soort mini verhaaltje.<br />
Vaak zijn er verschillen<strong>de</strong> clusters te maken rond een woord. Zo kan <strong>de</strong> leerkracht gemakkelijk<br />
een miniverhaaltje maken <strong>bij</strong> politieagent:<br />
door rood rij<strong>de</strong>n - politieagent - bekeuren – geld betalen<br />
Maar je kunt ook een an<strong>de</strong>r cluster kunnen maken, <strong>bij</strong>voorbeeld door te rubriceren: politieagent<br />
– bakker – slager. Zo valt het woord politieagent on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> noemer: beroepen.<br />
Er zijn allerlei consoli<strong>de</strong>ringsoefeningen te be<strong>de</strong>nken met woor<strong>de</strong>n die <strong>bij</strong> elkaar horen,<br />
<strong>bij</strong>voorbeeld:<br />
wat is het? waar? wat doet het?<br />
vliegtuig lucht vliegen<br />
auto land rij<strong>de</strong>n<br />
boot water varen<br />
kind stoep lopen<br />
Ook kunnen gradaties wor<strong>de</strong>n aangeven, <strong>bij</strong>voorbeeld in temperatuur:<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)
ijskoud – koud – lauw – warm – heet – gloeiend<br />
of in manieren van lopen:<br />
sloffen- sluipen–- huppelen - rennen – springen (allemaal uitbeel<strong>de</strong>n natuurlijk!)<br />
Of kunnen kin<strong>de</strong>ren bouwen met woor<strong>de</strong>n:<br />
Wat is het wiel van een fiets? Een fietswiel.<br />
Wat is het stuur van een auto? Een autostuur.<br />
Meer oefenvormen zijn te vin<strong>de</strong>n in Met woor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> weer (Van <strong>de</strong>r Nulft & Verhallen).<br />
Nog een opmerking <strong>bij</strong> het clusteren: doe het weloverwogen, op basis van al geken<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n.<br />
Biedt zeker niet teveel onbeken<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n tegelijk aan. Hiermee wordt voorkomen dat<br />
<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n aan elkaar gaan ‘klonteren’, zodat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n blijven verwarren.<br />
Ver<strong>de</strong>r is het van belang een on<strong>de</strong>rscheid te maken tussen het actief (productief) en passief<br />
(receptief) kennen van woor<strong>de</strong>n. Zo zullen kin<strong>de</strong>ren het woord verlegen eerst passief kennen,<br />
ze begrijpen het, maar zullen het zelf nog niet zo gauw gebruiken. Hetzelf<strong>de</strong> geldt voor <strong>bij</strong><br />
voorbeeld feliciteren. Kin<strong>de</strong>ren zullen wel gefeliciteerd! zeggen, maar zeker in het begin niet<br />
het hele werkwoord.<br />
Last but not least: Biedt zelfstandige naamwoor<strong>de</strong>n altijd aan met het lidwoord! In <strong>de</strong><br />
lijsten is dit niet gedaan, louter om praktische re<strong>de</strong>nen, namelijk <strong>de</strong> beperkte ruimte op <strong>de</strong><br />
placemat. Leerkrachten weten namelijk heus wel <strong>de</strong> lidwoor<strong>de</strong>n van die woor<strong>de</strong>n. Maar <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren moeten bei<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n wel steeds samen leren. Dus moeten ze ook steeds samen<br />
genoemd wor<strong>de</strong>n.<br />
En tot slot: veel plezier en succes met <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong>!<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
19
20<br />
Bronnen<br />
Lijst Bacchini<br />
S. Bacchini, e.a. Duizend-en-een-woor<strong>de</strong>n. De allereerste Ne<strong>de</strong>rlandse woor<strong>de</strong>n voor an<strong>de</strong>rstalige<br />
peuters en kleuters. SLO, Ensche<strong>de</strong>, 2005<br />
Lijst Schrooten en Vermeer<br />
W. Schrooten en A. Vermeer, Woor<strong>de</strong>n in het basison<strong>de</strong>rwijs. 15.000 woor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n aan<br />
leerlingen. Tilburg 1994<br />
Lijst Damhuis<br />
R. Damhuis e.a. Woor<strong>de</strong>nlijst voor 4- tot 6-jarigen. Een streeflijst voor kleuters (1992).<br />
(Deze lijst is tot stand gekomen op basis van leerkrachtoor<strong>de</strong>len over het moment waarop<br />
kin<strong>de</strong>ren woor<strong>de</strong>n productief zou<strong>de</strong>n moeten beheersen. De lijst Damhuis is <strong>de</strong> basis<br />
voor <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat die Ik & Ko Taal biedt.<br />
(Basis van <strong>de</strong>ze lijst: is Kohnstamm e.a. (1981) Nieuwe Streeflijst Woor<strong>de</strong>nschat voor 6-jarigen<br />
en M. Coenen en A. Vermeer (1988) Ne<strong>de</strong>rlandse woor<strong>de</strong>nschat allochtone kin<strong>de</strong>ren).<br />
Lijst Litjens<br />
P. Litjens, e.a., Conceptuele ontwikkeling in eerste en twee<strong>de</strong>-taalon<strong>de</strong>rwijs. SLO, Ensche<strong>de</strong>,<br />
1990.<br />
(Deze lijst is een bewerking van twee an<strong>de</strong>re lijsten: Kohnstamm e.a. (1981) Nieuwe Streeflijst<br />
Woor<strong>de</strong>nschat voor 6-jarigen en Coenen, M. en A. Vermeer (1988) Ne<strong>de</strong>rlandse woor<strong>de</strong>nschat<br />
allochtone kin<strong>de</strong>ren.)<br />
Lijst Unaniemen<br />
A. Schaerlakens,, D. Kohnstamm en M.Lejaegere, Streeflijst Woor<strong>de</strong>nschat voor 6-jarigen.<br />
Der<strong>de</strong> herziene versie. Lisse, 1999<br />
Didactiek<br />
D. van <strong>de</strong>n Nulft & M. Verhallen, Met woor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> weer. Praktijkboek voor het basison<strong>de</strong>rwijs.<br />
Bussum, 2001<br />
Verhallen, M. & S. Verhallen, Woor<strong>de</strong>n leren, Woor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwijzen. Hoevelaken, 1994.<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)
Bijlage 1. Minimumwoor<strong>de</strong>nlijst Groep 1.<br />
aaien<br />
aan<br />
aan <strong>de</strong> beurt<br />
aan <strong>de</strong> hand<br />
aandoen<br />
aankijken<br />
aankle<strong>de</strong>n (zich)<br />
aankomen (aanraken)<br />
aantrekken<br />
aanwijzen<br />
aap<br />
aardappel<br />
acht<br />
achter (na)<br />
achteruit<br />
af (klaar)<br />
af (plaats)<br />
afgelopen<br />
afmaken<br />
afspreken<br />
al<br />
alle<br />
allebei<br />
alleen<br />
allemaal<br />
alles<br />
als (indien)<br />
als (zoals)<br />
alsjeblieft / alstublieft<br />
altijd<br />
an<strong>de</strong>r(e)<br />
an<strong>de</strong>rs (verschillend)<br />
an<strong>de</strong>rsom<br />
appel<br />
arm (lichaams<strong>de</strong>el)<br />
auto<br />
au<br />
avond<br />
baard<br />
baby<br />
bad<br />
bak<br />
bal<br />
ballon<br />
banaan<br />
bang<br />
bank<br />
bed<br />
be<strong>de</strong>nken<br />
bedoelen<br />
been (lichaams<strong>de</strong>el)<br />
beer<br />
beest<br />
beetje<br />
beginnen<br />
begrijpen<br />
bek<br />
beker<br />
bel<br />
bellen (opbellen)<br />
bene<strong>de</strong>n<br />
berg<br />
bewaren<br />
bewegen<br />
bezig<br />
<strong>bij</strong> (voorz.)<br />
<strong>bij</strong>na<br />
<strong>bij</strong>ten<br />
<strong>bij</strong>voorbeeld<br />
bil(len)<br />
binnen<br />
blad / blaadje (boom)<br />
blad / blaadje (papier)<br />
blaffen<br />
blauw<br />
blazen<br />
blij<br />
blijven<br />
bloed<br />
bloem<br />
blok<br />
bloot<br />
boek<br />
boef<br />
boer<br />
boer<strong>de</strong>rij<br />
bol (rond)<br />
boodschappen<br />
boom<br />
boos<br />
boot<br />
bord (eten) / bordje<br />
bord (school / keuze)<br />
bos (bomen)<br />
boter<br />
boterham<br />
botsen<br />
bouwen<br />
bouwhoek<br />
boven<br />
bovenop<br />
brand<br />
breken<br />
brengen<br />
brief<br />
bril<br />
broek<br />
broer<br />
brood / broodje<br />
bruin<br />
buik<br />
buikpijn<br />
buiten<br />
bus (vervoer)<br />
ca<strong>de</strong>au / ca<strong>de</strong>autje<br />
cent<br />
chips<br />
chocola(<strong>de</strong>)<br />
chocomel / chocomelk<br />
/ chocola<strong>de</strong>melk<br />
clown<br />
computer<br />
circus<br />
cirkel<br />
daar<br />
daarna<br />
daarom<br />
da<strong>de</strong>lijk<br />
dag (etmaal)<br />
dag (groet)<br />
dak<br />
dan (tijd)<br />
dan (daarna)<br />
dan (vergelijking)<br />
dank je (wel)<br />
dansen<br />
das (sjaal)<br />
dat / dit<br />
dat (voegwoord)<br />
<strong>de</strong>ken<br />
<strong>de</strong>ksel<br />
<strong>de</strong>nken (aan)<br />
<strong>de</strong>ur<br />
<strong>de</strong>ze<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
dicht<br />
dicht<strong>bij</strong><br />
die<br />
diep<br />
dier<br />
dierentuin<br />
dik<br />
ding<br />
doei / doeg<br />
doek / doekje<br />
doen<br />
dokter<br />
donker, donker<strong>de</strong>r,<br />
donkerst<br />
dood<br />
door<br />
doorgaan<br />
doorheen<br />
doorspoelen<br />
doos<br />
dop<br />
dorst<br />
douche<br />
draad / draadje<br />
draaien<br />
dragen<br />
drie<br />
driehoek<br />
drinken<br />
drogen<br />
dromen<br />
droog<br />
drop / dropje<br />
druk (niet rustig)<br />
drukken<br />
dui<strong>de</strong>lijk<br />
duim<br />
dun<br />
duren<br />
durven<br />
dus<br />
duur<br />
duwen<br />
echt (heus)<br />
één<br />
eend<br />
eens<br />
eerste<br />
eerst<br />
ei<br />
eigen<br />
eigenlijk<br />
ein<strong>de</strong>lijk<br />
elastiek<br />
elk<br />
elkaar<br />
emmer<br />
en<br />
eng<br />
er<br />
er … uitzien<br />
eraan<br />
er<strong>bij</strong><br />
erg (heel)<br />
erg (vervelend)<br />
ergens<br />
erin<br />
erop<br />
eruit<br />
ervan<br />
eten<br />
even (tijd)<br />
even groot<br />
even klein<br />
even veel<br />
feest<br />
fiets<br />
fietsen<br />
fijn<br />
film<br />
fles<br />
fluisteren<br />
fluit<br />
fluiten<br />
foto<br />
fout<br />
friet / frietjes<br />
gaan (naar)<br />
gang<br />
garage<br />
gat<br />
gauw<br />
gebeuren<br />
gebruiken<br />
geel<br />
geen<br />
geit<br />
gek<br />
geld<br />
geloven (aannemen)<br />
geluid<br />
gelukkig<br />
(ge)makkelijk<br />
genoeg<br />
gevaarlijk<br />
geven<br />
gewoon<br />
gezellig<br />
gezicht (hoofd)<br />
gieter<br />
giraf<br />
gisteren<br />
glas (drinkglas)<br />
glijbaan<br />
glij<strong>de</strong>n<br />
goed, beter, best<br />
goedkoop<br />
goed zo!<br />
gooien<br />
gordijn<br />
goud<br />
graag, liever, liefst<br />
grap<br />
gras<br />
grijs<br />
groeien<br />
groen<br />
groep<br />
grond (bo<strong>de</strong>m)<br />
groot<br />
haakje<br />
haan<br />
haar (bez.vnw)<br />
haar (pers.vnw)<br />
haar / haren<br />
hai / hoi<br />
halen<br />
half<br />
hallo<br />
hand<br />
handdoek<br />
hangen (ergens aan)<br />
hap / hapje<br />
happen<br />
hard (voelen)<br />
hard (roepen, slaan)<br />
hard (snel)<br />
hebben<br />
helpen (<strong>bij</strong>staan)<br />
heel (erg)<br />
heel (volledig)<br />
heen<br />
heen en weer<br />
heerlijk<br />
heet<br />
hek<br />
heleboel<br />
helemaal<br />
helpen<br />
hem<br />
hemd<br />
hen (pers.vnw)<br />
herfst<br />
hert<br />
het klopt<br />
het regent<br />
het sneeuwt<br />
het waait<br />
heten<br />
hetzelf<strong>de</strong><br />
hier<br />
hij / ie<br />
hijskraan<br />
hoe<br />
hoed<br />
hoek<br />
hoera<br />
hoesten<br />
hoeveel<br />
hoeven<br />
hok<br />
hol (znw)<br />
hollen<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
21
22<br />
hond<br />
hoofd<br />
hoog<br />
hoor (tussenw.)<br />
horen (luisteren)<br />
horen <strong>bij</strong><br />
hou<strong>de</strong>n (hebben)<br />
hou<strong>de</strong>n van<br />
hout<br />
huilen<br />
huis<br />
hun<br />
hut<br />
i<strong>de</strong>e<br />
ie<strong>de</strong>r<br />
ie<strong>de</strong>reen<br />
iemand<br />
iets (ding)<br />
iets (een beetje)<br />
ijs (winter)<br />
ijsje<br />
ik<br />
in (plaats)<br />
in (tijd)<br />
is<br />
ja<br />
jaar<br />
jammer<br />
jarig<br />
jas<br />
jawel<br />
jij / je<br />
je / jouw<br />
jong<br />
jongen<br />
jou<br />
juf(frouw)<br />
jullie<br />
jurk<br />
kaars / kaarsje<br />
kaart / kaartje<br />
kaas<br />
kabouter<br />
kachel<br />
kam<br />
kamer<br />
kammen<br />
kant (rand)<br />
kant (richting)<br />
kapot<br />
kapotmaken<br />
kapper<br />
kapstok<br />
kar<br />
kast<br />
kat<br />
kauwgom<br />
keel<br />
keer<br />
kennen<br />
ketting<br />
keuken<br />
keurig<br />
kiepen<br />
kietelen<br />
kiezen<br />
kijken<br />
kikker<br />
kind<br />
kip<br />
kist<br />
klaar<br />
klap<br />
klappen<br />
klas<br />
kleed<br />
klei<br />
kleien<br />
klein<br />
kleren<br />
kleur<br />
kleuren (ww)<br />
klimmen<br />
klinken<br />
klok<br />
kloppen (aankloppen)<br />
knap<br />
knie<br />
knijpen<br />
knikken<br />
knikker<br />
knippen<br />
knoeien<br />
knoop (jas)<br />
knoop (veter)<br />
knop / knopje<br />
koe<br />
koek / koekje<br />
koelkast<br />
koffie<br />
koken<br />
komen<br />
konijn<br />
koning<br />
koningin<br />
kop (van dier)<br />
kop / kopje<br />
kopen<br />
kort<br />
koud<br />
kraal<br />
kraan<br />
krant<br />
krassen<br />
kriebelen<br />
krijgen<br />
krijtje<br />
kring<br />
krokodil<br />
kruipen<br />
kuiken<br />
kunnen<br />
kus / kusje<br />
kussen (znw)<br />
kwast<br />
kwijt<br />
laars / laarzen<br />
laat<br />
laatst<br />
lachen<br />
lam / lammetje<br />
lamp / lampje<br />
land<br />
lang<br />
langs<br />
langzaam<br />
laten<br />
later<br />
lawaai<br />
leeg<br />
leeuw<br />
leggen (neerleggen)<br />
lego<br />
lekker<br />
lekkers<br />
lepel<br />
letter<br />
lente<br />
leren (iets)<br />
leuk<br />
lezen<br />
licht / lichtje<br />
liedje<br />
lief<br />
liggen (horizontaal)<br />
liggen (bevin<strong>de</strong>n)<br />
lijken op<br />
lijm<br />
lijn<br />
likken<br />
limona<strong>de</strong><br />
lip<br />
lolly<br />
lopen<br />
los<br />
loslaten<br />
lucht<br />
luier<br />
luisteren<br />
lukken / het lukt<br />
lusten<br />
maan<br />
maar (doch)<br />
maken (vervaardigen)<br />
mama / ma / mam<br />
man<br />
mand<br />
meedoen<br />
meegaan<br />
meisje<br />
melk<br />
meneer<br />
mens<br />
merken<br />
mes<br />
met<br />
meteen<br />
mevrouw<br />
middag<br />
mij<br />
mijn<br />
mis<br />
misschien<br />
moe<br />
moe<strong>de</strong>r<br />
moeilijk<br />
moeten<br />
mogen<br />
mol<br />
mond<br />
monster<br />
mooi<br />
morgen (ochtend)<br />
morgen<br />
motor<br />
muis<br />
muts<br />
muur<br />
muziek<br />
na (tijd)<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
naam<br />
naar (richting)<br />
naartoe<br />
naast<br />
nacht<br />
na<strong>de</strong>nken<br />
nagel<br />
nat<br />
natuurlijk<br />
nee<br />
neerleggen<br />
neerzetten<br />
nek<br />
nemen<br />
nest<br />
netjes<br />
neus<br />
niemand<br />
niet<br />
niets / niks<br />
nieuw<br />
nodig hebben / zijn<br />
noemen<br />
nog (steeds)<br />
nooit<br />
noot / nootje<br />
nou / nu<br />
nummer<br />
of<br />
ok (okee)<br />
olifant<br />
om te<br />
om <strong>de</strong> beurt<br />
oma<br />
omdat<br />
omdraaien<br />
omgooien<br />
omhoog<br />
omvallen<br />
on<strong>de</strong>r (bene<strong>de</strong>n)<br />
on<strong>de</strong>rbroek<br />
on<strong>de</strong>rin<br />
ons<br />
oog<br />
ook<br />
oom<br />
oor<br />
op (het is op)<br />
op (voorz. plaats)<br />
op en neer<br />
opa<br />
opbellen<br />
opdrinken<br />
opeens<br />
open<br />
openmaken<br />
opeten<br />
ophangen<br />
ophou<strong>de</strong>n<br />
opletten<br />
opruimen<br />
opsteken<br />
opzetten (van muts)<br />
opzij<br />
op z’n kop<br />
oud (jong)<br />
over<br />
overal<br />
overgeven (spugen)<br />
overheen<br />
paar (enige)<br />
paard<br />
paars<br />
pad<strong>de</strong>stoel<br />
pakje / pak (doos,<br />
pakket)<br />
pakken (nemen)<br />
pan<br />
pang<br />
pannenkoek<br />
pap<br />
papa / pa / pap<br />
papier<br />
pas (kort gele<strong>de</strong>n)<br />
passen (maat)<br />
patat<br />
peer<br />
pen<br />
pet<br />
piepen<br />
pijn<br />
pijp (buis)<br />
pil<br />
pinda<br />
pindakaas<br />
plaat / plaatje<br />
plaats (plek)<br />
plagen<br />
plakken<br />
plant<br />
plas (urine)<br />
plassen<br />
plat<br />
pleister<br />
plek<br />
plons<br />
plotseling<br />
poep<br />
poepen<br />
poes<br />
poetsen<br />
politie<br />
poort<br />
poot (dier)<br />
pop<br />
poppenhoek (huishoek)<br />
poppenkast<br />
portemonnee<br />
pot / potje (plassen)<br />
potlood<br />
prachtig<br />
praten<br />
precies (exact)<br />
prik<br />
prikken<br />
prima<br />
proberen<br />
prullenbak<br />
punt (potlood)<br />
puzzel<br />
puzzelen<br />
pyjama<br />
raam<br />
raar<br />
radio<br />
rand<br />
regen<br />
rennen<br />
reus<br />
riem
ietje<br />
rij<br />
rij<strong>de</strong>n<br />
rijst<br />
ring<br />
rits<br />
roepen (geluid)<br />
roeren<br />
rok<br />
rollen<br />
rommel<br />
rond (vorm)<br />
ronddraaien<br />
rood<br />
roze<br />
rug<br />
ruiken<br />
rustig<br />
ruzie<br />
samen<br />
sap<br />
schaap<br />
schaar<br />
schelp<br />
schep<br />
scheppen<br />
scherp<br />
scheuren<br />
schieten (met iets)<br />
schijnen / <strong>de</strong> zon<br />
schijnt<br />
schoen<br />
schommel<br />
school<br />
schoon<br />
schoonmaken<br />
schoot<br />
schoppen<br />
schotel / schoteltje<br />
schreeuwen<br />
schrijven<br />
schrikken<br />
schud<strong>de</strong>n<br />
sinaasappel<br />
sla<br />
slaan<br />
slap<br />
slak<br />
slang (dier)<br />
slapen<br />
slecht<br />
slee<br />
sleutel<br />
slim<br />
slinger<br />
slok / slokje<br />
snappen<br />
sneeuw<br />
snel<br />
snij<strong>de</strong>n<br />
snoep / snoepje<br />
snor<br />
soep<br />
sok<br />
soms<br />
soort<br />
speelgoed<br />
speen<br />
spel (spelen)<br />
spelen<br />
spiegel<br />
spin<br />
springen<br />
spugen<br />
spullen<br />
staan (bevin<strong>de</strong>n)<br />
staan (overeind)<br />
start<br />
stap<br />
stappen<br />
steeds<br />
steen<br />
steken (plaatsen in)<br />
stekker<br />
stempelen<br />
step<br />
ster<br />
sterk<br />
sticker<br />
stift<br />
stil (geluid)<br />
stoel<br />
stoep<br />
stok<br />
stom (dom)<br />
stop<br />
stoppen (stilstaan)<br />
stoten<br />
stout<br />
straat<br />
strak<br />
straks<br />
streep<br />
strik<br />
stuk (kapot)<br />
stuk / stukje<br />
stuur<br />
suiker<br />
T-shirt<br />
taart<br />
tafel<br />
tak<br />
tand<br />
tan<strong>de</strong>nborstel<br />
tandpasta<br />
tante<br />
tas<br />
te groot<br />
te klein<br />
te hoog<br />
teen<br />
tegelijk<br />
tegen (plaats)<br />
tekenen<br />
tekening<br />
telefoon<br />
televisie / tv<br />
tellen<br />
tent<br />
terug<br />
terugbrengen<br />
teruggeven<br />
terwijl<br />
thee<br />
thuis<br />
tien<br />
tijd<br />
tijger<br />
tik (klap)<br />
toch<br />
toen<br />
toeter<br />
tomaat<br />
tong<br />
toren<br />
tot<br />
touw / touwtje<br />
traan<br />
tram<br />
trap (lad<strong>de</strong>r)<br />
trein<br />
trekken<br />
trommel (muziek)<br />
trui<br />
tuin<br />
tussen<br />
twee<br />
u<br />
uil<br />
uit (afkomstig)<br />
uitdoen (kleren)<br />
uittrekken (kleren)<br />
uur<br />
vaak<br />
vaas<br />
va<strong>de</strong>r<br />
vakantie<br />
vallen<br />
van (bezit)<br />
vandaag<br />
vangen<br />
varen<br />
varken<br />
vast (zeker)<br />
vast(hou<strong>de</strong>n)<br />
vechten<br />
veel, meer, meest<br />
vegen<br />
ver, ver<strong>de</strong>r, verst<br />
ver weg<br />
ver<strong>de</strong>r (voorts)<br />
verdrietig<br />
verdwijnen<br />
verf<br />
vergeten<br />
verhaal<br />
verjaardag<br />
verkeerd<br />
verkou<strong>de</strong>n<br />
verstaan<br />
verstoppen<br />
vertellen<br />
verven<br />
veter<br />
vier<br />
vieren<br />
vies (vuil)<br />
vijf<br />
vin<strong>de</strong>n (mening)<br />
vin<strong>de</strong>n (terug)<br />
vinger<br />
vis<br />
vlag<br />
vlees<br />
vlieg<br />
vliegen<br />
vliegtuig<br />
vlin<strong>de</strong>r<br />
vlug<br />
voelen<br />
voet<br />
voetbal<br />
voetballen<br />
vogel / vogeltje<br />
vol<br />
volgend<br />
volgens<br />
voor<br />
voordat<br />
voorlezen<br />
voorzichtig<br />
vorig<br />
vork<br />
vos<br />
vouwen<br />
vrachtauto<br />
vragen<br />
vriend / vriendje<br />
vrouw<br />
vuur<br />
waar<br />
waar (echt)<br />
waarheen / waar<br />
naartoe<br />
waarom<br />
wachten<br />
wagen / wagentje<br />
wakker<br />
wang<br />
wanneer<br />
want (voegw.)<br />
want (handschoen)<br />
warm<br />
wassen<br />
wat<br />
water<br />
wc<br />
wc-papier<br />
we / wij<br />
week<br />
weer (nog eens)<br />
weer (znw)<br />
weg (znw)<br />
weg (<strong>bij</strong>w.)<br />
wegleggen<br />
wei<br />
weinig, min<strong>de</strong>r, minst<br />
wel<br />
welk<br />
welterusten<br />
wereld<br />
werk / werkje<br />
werken<br />
weten<br />
wie<br />
wieg<br />
wiel<br />
wijzen<br />
willen<br />
wind<br />
winkel<br />
winter<br />
wip<br />
wit<br />
wolf<br />
wolk<br />
wonen<br />
woord<br />
wor<strong>de</strong>n<br />
worst<br />
wortel<br />
yoghurt<br />
zacht (geluid)<br />
zacht (voelen)<br />
zak<br />
zakdoek<br />
zand<br />
zandbak<br />
ze / zij<br />
zebra<br />
zee<br />
zeep<br />
zeer (doet zeer)<br />
zeg (tussenw.)<br />
zeggen<br />
zeker<br />
zelf<br />
zes<br />
zetten<br />
zeven<br />
zich<br />
ziek<br />
ziekenhuis<br />
zien<br />
zijn (ww)<br />
zijn (bez. vnw)<br />
zingen<br />
zitten<br />
zo<br />
zo (da<strong>de</strong>lijk)<br />
zoals<br />
zoeken<br />
zoet<br />
zomaar<br />
zomer<br />
zon<br />
zon<strong>de</strong>r<br />
zorgen<br />
zout<br />
zoveel<br />
zuchten<br />
zullen<br />
zus / zusje<br />
zuur<br />
zwaaien<br />
zwart<br />
zwemmen<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
23
24<br />
Bijlage 2. Uitbreidingswoor<strong>de</strong>nlijst Groep 1.<br />
aanhebben<br />
aankomst<br />
aansteken<br />
aardbei<br />
aar<strong>de</strong> (grond)<br />
achterblijven<br />
afblijven<br />
afdrogen<br />
afgaan (plaats)<br />
afkloppen (zand)<br />
afpakken<br />
afvallen (plaats)<br />
afvegen<br />
afwassen<br />
alledrie<br />
alletwee<br />
an<strong>de</strong>rs (an<strong>de</strong>rs ga<br />
ik …)<br />
appelmoes<br />
armband<br />
aspirine<br />
autoweg<br />
avon<strong>de</strong>ten<br />
badkamer<br />
badpak<br />
bakken<br />
bakker<br />
balk<br />
ballon<br />
band (auto, fiets)<br />
bedankt!<br />
behangen<br />
bekeuren<br />
bekeuring<br />
bekijken<br />
beter (hersteld)<br />
bezem<br />
bezemsteel<br />
biefstuk<br />
bier<br />
big<br />
bikini<br />
blik (doos)<br />
bloeien<br />
blouse<br />
boekenkast<br />
boekenrek<br />
boerin<br />
bok (dier)<br />
boodschappenkar<br />
boodschappentas<br />
boon<br />
borst<br />
borstel<br />
bos (bloemen)<br />
bot<br />
botsing<br />
bovenin<br />
bran<strong>de</strong>n<br />
breekbaar<br />
brievenbus<br />
broekspijp<br />
brommer<br />
brug<br />
buitenland<br />
buren<br />
bushalte<br />
buurjongen<br />
buurman<br />
buurmeisje<br />
buurvrouw<br />
cake<br />
cavia<br />
cd / dvd<br />
circustent<br />
citroen<br />
clownsneus<br />
cola<br />
daarvoor<br />
<strong>de</strong>ftig<br />
<strong>de</strong>kbed<br />
<strong>de</strong>nnenappel<br />
<strong>de</strong>nnenboom<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
dichtdoen<br />
dichtmaken<br />
dief<br />
directeur<br />
doen alsof<br />
dokterstas<br />
dom<br />
douchen<br />
draaimolen<br />
draak<br />
drankje<br />
draven<br />
drijven<br />
droogmaken<br />
druif<br />
druppel<br />
dwarrelen<br />
dwerg<br />
eekhoorn<br />
een voor een<br />
egel<br />
eikel<br />
elleboog<br />
engel<br />
er<strong>bij</strong> horen<br />
er<strong>bij</strong> kunnen<br />
eten maken<br />
ezel<br />
fee<br />
feesthoed<br />
fietspad<br />
fietspomp<br />
flat<br />
flauw<br />
fornuis<br />
framboos<br />
fruit<br />
gans<br />
geboren<br />
gehakt<br />
geluk hebben<br />
gevaar<br />
gevangenis<br />
gezond<br />
giechelen<br />
gieten<br />
gitaar<br />
glad<br />
glimmen<br />
gloeiend<br />
goe<strong>de</strong>middag<br />
goe<strong>de</strong>morgen<br />
goedmaken<br />
golf<br />
gor<strong>de</strong>l<br />
graafmachine<br />
grasveld<br />
groente<br />
grond (aar<strong>de</strong>)<br />
grootmoe<strong>de</strong>r<br />
grootva<strong>de</strong>r<br />
grote mensen<br />
gum<br />
gym / gymnastiek<br />
gymmen<br />
gymspullen<br />
haas<br />
hagelslag<br />
hals<br />
hand / handje geven<br />
heks<br />
her<strong>de</strong>r<br />
herrie<br />
het stormt<br />
honger<br />
hoofdpijn<br />
hooi<br />
huid<br />
hulp / hulpje<br />
huppelen<br />
ijsbeer<br />
ijzer<br />
in ‘t echt<br />
in <strong>de</strong> buurt<br />
in je blootje<br />
ineens<br />
inpakken<br />
instappen<br />
jarige job<br />
kaal<br />
kaft<br />
kalen<strong>de</strong>r<br />
kalf<br />
kapster<br />
kassa<br />
kastanje<br />
kasteel<br />
kater<br />
kauwen<br />
keelpijn<br />
kel<strong>de</strong>r<br />
kers<br />
kerstbal<br />
kerstboom<br />
kerstfeest<br />
kerstklok<br />
kerstliedje<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
kerstman<br />
Kerstmis<br />
ketting rijgen<br />
kin<br />
kin<strong>de</strong>rboer<strong>de</strong>rij<br />
kiwi<br />
klaar-over<br />
kledingstuk<br />
kletsen<br />
kletsnat<br />
kleuter<br />
klimrek<br />
klittenband<br />
knikkeren<br />
knuffel<br />
koekenpan<br />
kom (znw)<br />
kooi<br />
kopje duikelen<br />
krat<br />
kribbe<br />
kroket<br />
kruispunt<br />
kruk<br />
kurk<br />
kwaken<br />
kwijtraken<br />
laken<br />
lauw<br />
legen<br />
levend<br />
licht, lichter, lichtst<br />
lieveheersbeestje<br />
lijf<br />
links<br />
lokaal<br />
los<br />
maat<br />
macaroni<br />
maillot<br />
mandarijn<br />
markt<br />
marmot<br />
masker<br />
mayonaise<br />
meehelpen<br />
meezingen<br />
meel<br />
meester<br />
meloen<br />
mengen<br />
merel<br />
meten<br />
metro<br />
metselen<br />
miauwen<br />
mid<strong>de</strong>n (znw)<br />
mid<strong>de</strong>nin<br />
mier<br />
mijter<br />
misselijk<br />
morsen<br />
mouw<br />
mug<br />
mus<br />
naald<br />
naar (vervelend)<br />
nadat<br />
neef<br />
nergens<br />
net (pas)<br />
nicht<br />
niezen<br />
normaal<br />
om beurten<br />
omkiepen<br />
omlaag<br />
omver<br />
omwaaien<br />
on<strong>de</strong>raan<br />
on<strong>de</strong>rsteboven<br />
ondiep(e)<br />
ongezellig<br />
onrustig<br />
onvoorzichtig<br />
oorbel<br />
op bezoek komen<br />
op een rij<br />
op je beurt wachten<br />
op reis gaan<br />
opbergen<br />
opendoen<br />
oplossen (probleem)<br />
oppassen (uitkijken)<br />
oprapen<br />
optillen<br />
oranje<br />
os<br />
overkant<br />
oversteken<br />
paar (schoenen)<br />
paar<strong>de</strong>bloem<br />
papegaai<br />
paraplu<br />
parkeerplaats<br />
parkeren<br />
pas op!<br />
pasgeboren<br />
pech hebben<br />
pepernoot<br />
pesten<br />
pestkop<br />
piano<br />
Piet / Zwarte Piet<br />
pijl<br />
pink<br />
pistool<br />
pizza<br />
plaatje<br />
plakband<br />
plakboek<br />
plakkertje<br />
plakplaatje<br />
plaksel<br />
plakspullen<br />
plastic<br />
politieagent<br />
politiebureau<br />
politiepet
politiewagen<br />
poppenhuis<br />
poppenwagen<br />
prins<br />
prinses<br />
proeven<br />
punt (stip)<br />
puntenslijper<br />
raadsel<br />
ra<strong>de</strong>n<br />
ramen lappen<br />
rechtdoor<br />
rechtop<br />
rechts<br />
regenjas<br />
reis<br />
reizen<br />
rek<br />
reusachtig<br />
rid<strong>de</strong>r<br />
rijbewijs<br />
rijp<br />
ritssluiting<br />
rook<br />
roos<br />
rotten<br />
ruw<br />
sandaal<br />
schaats<br />
schaatsen<br />
schap (supermarkt)<br />
schat (lief iemand)<br />
scheetje (windje)<br />
schil<br />
schildpad<br />
schip<br />
schoorsteen<br />
schort<br />
schou<strong>de</strong>r<br />
schuim<br />
schuiven<br />
schuur<br />
scooter<br />
shampoo<br />
sinas<br />
Sint / Sinterklaas<br />
sinterklaasfeest<br />
sinterklaasliedje<br />
slaapkamer<br />
slager<br />
slipper<br />
slof<br />
sloffen<br />
slordig<br />
slot, op slot<br />
sluipen<br />
sluiting<br />
smelten<br />
snavel<br />
sneeuwpop<br />
snuit<br />
sop<br />
spaghetti<br />
spannend<br />
speeltuin<br />
spelletje<br />
spetteren<br />
spijkerbroek<br />
spinazie<br />
spons<br />
spook<br />
springtouw<br />
sproeien<br />
spuiten<br />
staart<br />
staf<br />
stal<br />
stampen<br />
stapelen<br />
station<br />
steel<br />
stempel<br />
stilstaan<br />
stilzitten<br />
stip<br />
stoeprand<br />
stoer<br />
stof<br />
stoffer en blik<br />
stompen<br />
stoomboot<br />
stopcontact<br />
stoplicht<br />
strand<br />
stromen<br />
strooien<br />
sturen (zen<strong>de</strong>n)<br />
supermarkt<br />
tafel <strong>de</strong>kken<br />
tafelkleed<br />
taxi<br />
te kort<br />
te veel<br />
telefoonboek<br />
telefoonnummer<br />
tot straks<br />
tot ziens<br />
touwtje springen<br />
toveren<br />
tractor<br />
troep<br />
troon<br />
troosten<br />
tussendoortje<br />
twee<strong>de</strong><br />
uitblazen<br />
uit<strong>de</strong>len<br />
uitkiezen<br />
uitkle<strong>de</strong>n (zich)<br />
uitpakken<br />
uitspoelen<br />
uitstappen<br />
vastmaken<br />
veran<strong>de</strong>ren<br />
verjaardagsfeest<br />
verkeer<br />
verkeersbord<br />
verkle<strong>de</strong>n (zich)<br />
verkleedkleren<br />
verkleuren<br />
verrassing<br />
versieren<br />
versiering<br />
versje<br />
vervelend<br />
verwarming<br />
veulen<br />
vier<strong>de</strong><br />
vierkant<br />
vijf <strong>de</strong>cember<br />
visite<br />
vissen<br />
vla<br />
vlak<br />
vlam<br />
vlecht<br />
vliegveld<br />
vloer<br />
vloerkleed<br />
vogelnestje<br />
voor je beurt (praten,<br />
gaan)<br />
vooruit<br />
vorm<br />
vriezen<br />
vrolijk<br />
vullen<br />
waarschuwen<br />
waggelen<br />
washand<br />
wasmid<strong>de</strong>l<br />
water geven<br />
weggooien<br />
wekker<br />
wenkbrauw<br />
wijd<br />
wimper<br />
winterjas<br />
wond / wondje<br />
woonkamer<br />
woonwagen<br />
zaadje<br />
zandvorm<br />
zebrapad<br />
zeef<br />
zeem<br />
zelfstandig<br />
ziekenwagen<br />
zilver<br />
zin hebben in<br />
zinken<br />
zol<strong>de</strong>r<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
25
26<br />
Bijlage 3. Thematische woor<strong>de</strong>nlijst Groep 1 (minimum<br />
+ uitbreiding).<br />
algemeen / mensen<br />
mens<br />
baby<br />
kind<br />
jongen<br />
meisje<br />
man<br />
vrouw<br />
grote mensen<br />
zijn<br />
blijven<br />
wor<strong>de</strong>n<br />
veran<strong>de</strong>ren<br />
ding<br />
sociale vaardighe<strong>de</strong>n<br />
groeten, welkom &<br />
afscheid<br />
dag (groet)<br />
doei/doeg<br />
hai/hoi<br />
hallo<br />
goe<strong>de</strong>middag<br />
goe<strong>de</strong>morgen<br />
tot straks<br />
tot ziens<br />
welterusten<br />
op bezoek komen<br />
opendoen<br />
visite<br />
hand / handje geven<br />
heten<br />
naam<br />
kus / kusje<br />
juf(frouw)<br />
moe<strong>de</strong>r<br />
mama / ma / mam<br />
va<strong>de</strong>r<br />
papa / pa / pap<br />
straks<br />
terug<br />
laat<br />
naar huis<br />
gaan<br />
zwaaien<br />
brengen<br />
halen<br />
komen<br />
meegaan<br />
gevoelens<br />
blij<br />
fijn<br />
gelukkig<br />
graag, liever, liefst<br />
heerlijk<br />
leuk<br />
lief<br />
mooi<br />
prachtig<br />
vrolijk<br />
bang<br />
schrikken<br />
eng<br />
boos<br />
verdrietig<br />
erg (vervelend)<br />
naar (vervelend)<br />
vervelend<br />
alleen<br />
samen<br />
gek<br />
raar<br />
gewoon<br />
normaal<br />
zuchten<br />
huilen<br />
traan<br />
zakdoek<br />
op schoot<br />
troosten<br />
pech hebben<br />
geluk hebben<br />
omgaan met elkaar<br />
hebben<br />
geven<br />
aan<br />
voor<br />
met<br />
zon<strong>de</strong>r<br />
nemen<br />
helpen<br />
alsjeblieft / alstublieft<br />
dank (je wel)<br />
aan <strong>de</strong> hand<br />
ruzie<br />
klap<br />
au<br />
<strong>bij</strong>ten<br />
duwen<br />
trekken<br />
vechten<br />
knijpen<br />
slaan<br />
stompen<br />
spugen<br />
plagen<br />
pesten<br />
ophou<strong>de</strong>n<br />
zeg (tussenw.)<br />
stom (dom)<br />
dom<br />
stout<br />
flauw<br />
pestkop<br />
probleem oplossen<br />
aankijken<br />
goedmaken<br />
ok (okee)<br />
eerste<br />
aan <strong>de</strong> beurt<br />
om <strong>de</strong> beurt<br />
om beurten<br />
op je beurt wachten<br />
voor je beurt praten<br />
een voor een<br />
ik<br />
mij<br />
mijn<br />
jij / je<br />
jou<br />
je / jouw<br />
hij / ie<br />
hem<br />
zijn (bez.vnw)<br />
ze / zij<br />
haar (pers. vnw)<br />
haar (bez. vnw)<br />
u<br />
we / wij<br />
ons<br />
jullie<br />
hen (pers. vnw)<br />
hun<br />
allebei<br />
samen<br />
gezellig<br />
alleen<br />
ongezellig<br />
allemaal<br />
alletwee<br />
alledrie<br />
er<strong>bij</strong> horen<br />
eigen<br />
elkaar<br />
helpen<br />
meegaan<br />
meedoen<br />
meehelpen<br />
zelf<br />
zich<br />
van (bezit)<br />
afpakken<br />
terugbrengen<br />
teruggeven<br />
ie<strong>de</strong>r<br />
ie<strong>de</strong>reen<br />
iemand<br />
vriend / vriendje<br />
schat (lief iemand)<br />
meisje<br />
jongen<br />
mevrouw<br />
meneer<br />
kennen<br />
horen <strong>bij</strong><br />
hou<strong>de</strong>n van<br />
lijken op<br />
kietelen<br />
kriebelen<br />
grap<br />
lachen<br />
giechelen<br />
lichaam<br />
lichaams<strong>de</strong>len<br />
hoofd<br />
borst<br />
buik<br />
rug<br />
bil<br />
schou<strong>de</strong>r<br />
arm<br />
elleboog<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
hand<br />
duim<br />
pink<br />
been<br />
knie<br />
voet<br />
teen<br />
nek<br />
hals<br />
keel<br />
lijf<br />
gezicht<br />
wang<br />
kin<br />
wimper<br />
wenkbrauw<br />
mond<br />
lip<br />
tand<br />
bot<br />
zintuigen<br />
oog<br />
kijken<br />
zien<br />
oor<br />
horen<br />
luisteren<br />
verstaan<br />
neus<br />
ruiken<br />
tong<br />
proeven<br />
vinger<br />
huid<br />
voelen<br />
zacht<br />
hard<br />
glad<br />
ruw<br />
eruitzien / kleren<br />
voorkant<br />
achterkant<br />
haar / haren<br />
kapper<br />
vlecht<br />
mooi<br />
baard<br />
kaal<br />
snor<br />
spiegel<br />
kam<br />
kammen<br />
bril<br />
bloot<br />
in je blootje<br />
aan<br />
aankle<strong>de</strong>n (zich)<br />
aandoen<br />
aantrekken<br />
opzetten (muts)<br />
aan hebben<br />
dragen<br />
uitdoen<br />
uittrekken<br />
uitkle<strong>de</strong>n (zich)<br />
zich verkle<strong>de</strong>n<br />
verkleedkleren<br />
kleren<br />
stof<br />
kledingstuk<br />
broek<br />
spijkerbroek<br />
broekspijp<br />
rok<br />
jurk<br />
hemd<br />
on<strong>de</strong>rbroek<br />
T-shirt<br />
sok<br />
pyjama<br />
schoen<br />
paar (schoenen)<br />
laars / laarzen<br />
slipper<br />
slof<br />
sandaal<br />
want<br />
trui<br />
mouw<br />
das (sjaal)<br />
muts<br />
pet<br />
hoed<br />
jas<br />
winterjas<br />
regenjas<br />
opendoen<br />
dichtdoen<br />
knoop (jas)<br />
knoop (veter)<br />
veter<br />
elastiek<br />
klittenband<br />
rits<br />
ritssluiting<br />
strik<br />
riem<br />
maat<br />
strak<br />
los<br />
wijd<br />
passen<br />
ketting<br />
ring<br />
armband<br />
oorbel<br />
wassen en plassen<br />
wassen<br />
vies<br />
schoon<br />
bad<br />
douche<br />
douchen<br />
water<br />
kraan<br />
koud<br />
warm<br />
heet<br />
gloeiend<br />
zeep<br />
shampoo
uitspoelen<br />
schuim<br />
washand<br />
spons<br />
nat<br />
kletsnat<br />
doek<br />
handdoek<br />
afdrogen<br />
droog<br />
spiegel<br />
kammen<br />
kam<br />
borstel<br />
tan<strong>de</strong>nborstel<br />
tandpasta<br />
poetsen<br />
wc<br />
wc-papier<br />
afvegen<br />
poepen<br />
poep<br />
doorspoelen<br />
plassen<br />
plas<br />
pot / potje<br />
luier<br />
ziek<br />
pijn<br />
zeer<br />
verkou<strong>de</strong>n<br />
hoesten<br />
zakdoek<br />
niezen<br />
buikpijn<br />
overgeven<br />
spugen<br />
hoofdpijn<br />
keelpijn<br />
misselijk<br />
pil<br />
aspirine<br />
dokter<br />
dokterstas<br />
prik<br />
prikken<br />
ziekenhuis<br />
ziekenwagen<br />
dood<br />
levend<br />
bloed<br />
pleister<br />
wond / wondje<br />
beter (hersteld)<br />
gezond<br />
eten en drinken<br />
eten<br />
honger<br />
eten<br />
kauwen<br />
happen<br />
opeten<br />
het is op<br />
bord / bordje<br />
schotel / schoteltje<br />
kom<br />
mes<br />
vork<br />
lepel<br />
tafel <strong>de</strong>kken<br />
tafelkleed<br />
hap / hapje<br />
stuk / stukje<br />
tussendoortje<br />
pap<br />
brood<br />
broodje<br />
boterham<br />
boter<br />
kaas<br />
pindakaas<br />
worst<br />
hagelslag<br />
avon<strong>de</strong>ten<br />
soep<br />
pannenkoek<br />
rijst<br />
macaroni<br />
spaghetti<br />
pizza<br />
ei<br />
vlees<br />
biefstuk<br />
gehakt<br />
vis<br />
kip<br />
aardappel<br />
patat<br />
friet, frietjes<br />
chips<br />
kroket<br />
mayonaise<br />
appelmoes<br />
yoghurt<br />
vla<br />
groente<br />
sla<br />
tomaat<br />
wortel<br />
spinazie<br />
boon<br />
drinken<br />
dorst<br />
drinken<br />
opdrinken<br />
slok / slokje<br />
beker<br />
glas<br />
fles<br />
speen (baby)<br />
kop / kopje<br />
pakje<br />
schud<strong>de</strong>n<br />
rietje<br />
morsen<br />
sap<br />
melk<br />
chocomel / chocomelk<br />
/ chocola<strong>de</strong>melk<br />
koffie<br />
thee<br />
limona<strong>de</strong><br />
cola<br />
sinas<br />
bier<br />
fruit<br />
appel<br />
peer<br />
banaan<br />
sinaasappel<br />
mandarijn<br />
kiwi<br />
citroen<br />
meloen<br />
aardbei<br />
kers<br />
framboos<br />
druif<br />
schil<br />
rijp<br />
rotten<br />
snoep<br />
snoep / snoepje<br />
lekkers<br />
ijsje<br />
lolly<br />
likken<br />
kauwgom<br />
drop / dropje<br />
chocola<strong>de</strong><br />
koek / koekje<br />
cake<br />
noot / nootje<br />
pinda<br />
suiker<br />
smaken<br />
proeven<br />
lusten<br />
zin hebben in<br />
proeven<br />
lekker<br />
vies<br />
zoet<br />
zout<br />
zuur<br />
koken<br />
eten maken<br />
pan<br />
koekenpan<br />
bakken<br />
snij<strong>de</strong>n<br />
roeren<br />
meel<br />
mengen<br />
zeef<br />
schort<br />
knoeien<br />
boodschappen doen<br />
kopen<br />
nieuw<br />
boodschappen doen<br />
portemonnee<br />
geld<br />
cent<br />
goedkoop<br />
duur<br />
tas<br />
boodschappentas<br />
winkel<br />
markt<br />
slager<br />
bakker<br />
supermarkt<br />
schap<br />
boodschappenkar<br />
op school<br />
wegwijs in <strong>de</strong> groep<br />
groep<br />
juf(frouw)<br />
meester<br />
kind<br />
kleuter<br />
leren (iets)<br />
school<br />
gang<br />
haakje<br />
ophangen<br />
kapstok<br />
<strong>de</strong>ur<br />
kloppen (aankloppen)<br />
klas<br />
lokaal<br />
binnen<br />
rij<br />
achterblijven<br />
stil (geluid)<br />
rustig<br />
onrustig<br />
bel<br />
bord (school / keuze)<br />
kast<br />
rek<br />
kist<br />
zak<br />
mand<br />
opruimen<br />
opbergen<br />
wegleggen<br />
bewaren<br />
vegen<br />
kleed<br />
hoek<br />
stoel<br />
kruk<br />
plaats (plek)<br />
plek<br />
muur<br />
plaat<br />
plantjes<br />
water geven<br />
gieter<br />
gieten<br />
knop / knopje<br />
drukken<br />
lamp / lampje<br />
licht / lichtje<br />
stekker<br />
stopcontact<br />
kringroutines<br />
tellen<br />
dag (etmaal)<br />
gisteren<br />
morgen<br />
week<br />
jaar<br />
vandaag<br />
morgen (ochtend)<br />
middag<br />
kring<br />
hulp / hulpje<br />
kiezen<br />
naast<br />
vinger<br />
opsteken<br />
stilzitten<br />
instructietaal/<strong>de</strong>nktaal<br />
doen<br />
aanwijzen<br />
<strong>de</strong>ze<br />
die<br />
dit<br />
dat<br />
gebruiken<br />
voorlezen<br />
plaat / plaatje<br />
verhaal<br />
versje<br />
plaatje<br />
zetten<br />
leggen<br />
werken<br />
wijzen<br />
proberen<br />
het klopt<br />
<strong>bij</strong>voorbeeld<br />
bekijken<br />
uitkiezen<br />
zelfstandig<br />
<strong>de</strong>nken<br />
be<strong>de</strong>nken<br />
i<strong>de</strong>e<br />
bedoelen<br />
begrijpen<br />
snappen<br />
<strong>de</strong>nken (aan)<br />
na<strong>de</strong>nken<br />
geloven (aannemen)<br />
vin<strong>de</strong>n (mening)<br />
misschien<br />
volgens<br />
eigenlijk<br />
natuurlijk<br />
waar (echt)<br />
zeker<br />
vast (zeker)<br />
zomaar<br />
vergeten<br />
weten<br />
(ge)makkelijk<br />
moeilijk<br />
communiceren<br />
knikken<br />
ja / jawel<br />
wel<br />
zo<br />
nee<br />
echt (heus)<br />
noemen<br />
opletten<br />
merken<br />
vertellen<br />
vragen<br />
zeggen<br />
fluisteren<br />
praten<br />
roepen<br />
schreeuwen<br />
kletsen<br />
ra<strong>de</strong>n<br />
raadsel<br />
overig<br />
moeten<br />
mogen<br />
willen<br />
zullen<br />
hoeven<br />
nodig hebben / zijn<br />
kunnen<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
27
28<br />
belangrijke woordjes<br />
en<br />
ook<br />
of<br />
maar (doch)<br />
toch<br />
omdat<br />
want<br />
dus<br />
als (indien)<br />
eerst …dan<br />
eerst …daarna<br />
ver<strong>de</strong>r (voorts)<br />
vraagwoor<strong>de</strong>n<br />
hoe<br />
waarom<br />
wie<br />
wat<br />
welk<br />
spelen en werken<br />
werken<br />
beginnen<br />
bezig<br />
doorgaan<br />
klaar<br />
af (klaar)<br />
afmaken<br />
stoppen<br />
fout<br />
verkeerd<br />
goed<br />
goed zo!<br />
keurig<br />
slordig<br />
prima<br />
knap<br />
lukken / het lukt<br />
omgaan met spullen<br />
spullen<br />
afspreken<br />
zorgen<br />
aankomen (aanraken)<br />
afblijven<br />
onvoorzichtig<br />
oppassen<br />
pas op!<br />
waarschuwen<br />
breken<br />
breekbaar<br />
kapotmaken<br />
kapot<br />
stuk<br />
weg<br />
kwijtraken<br />
kwijt<br />
jammer<br />
vin<strong>de</strong>n (terug)<br />
knutselen<br />
klei<br />
verf<br />
hout<br />
kurk<br />
ijzer<br />
plastic<br />
lijm<br />
plaksel<br />
draad / draadje<br />
naald<br />
touw / touwtje<br />
doos<br />
<strong>de</strong>ksel (doos)<br />
kraal<br />
ketting rijgen<br />
prullenbak<br />
weggooien<br />
schaar<br />
werk / werkje<br />
rommel<br />
blik (doos)<br />
kleien<br />
knippen<br />
droogmaken<br />
dichtmaken<br />
vastmaken<br />
opruimen<br />
netjes<br />
plakken<br />
plakspullen<br />
glimmen<br />
maken (vervaardigen)<br />
prikken<br />
scheuren<br />
steken (plaatsen in)<br />
stempelen<br />
stempel<br />
vouwen<br />
tekenen<br />
tekenen<br />
papier<br />
potlood<br />
plakband<br />
puntenslijper<br />
gum<br />
tekening<br />
punt (potlood)<br />
scherp<br />
krijtje<br />
kleuren (ww)<br />
krassen<br />
lijn<br />
kwast<br />
verven<br />
stift<br />
dop<br />
schrijven<br />
schrijven<br />
pen<br />
woord<br />
blad / blaadje (papier)<br />
brief<br />
sturen (zen<strong>de</strong>n)<br />
computer<br />
letter<br />
punt<br />
lezen<br />
speelgoed<br />
speelgoed<br />
spel (spelen)<br />
spelen<br />
bouwhoek<br />
bouwen<br />
blok<br />
stapelen<br />
toren<br />
kasteel<br />
brug<br />
omver<br />
beer<br />
knuffel<br />
auto<br />
boek<br />
kaft<br />
opendoen<br />
dichtdoen<br />
bak<br />
krat<br />
berg<br />
poppenkast<br />
poppenhuis<br />
poppenhoek (huishoek)<br />
pop<br />
poppenwagen<br />
wieg<br />
kussen (het)<br />
lego<br />
oprapen<br />
puzzel<br />
puzzelen<br />
kassa<br />
sticker<br />
plakboek<br />
plakkertje<br />
plakplaatje<br />
rollenspel en sprookjes<br />
in ‘t echt<br />
doen alsof<br />
masker<br />
rid<strong>de</strong>r<br />
directeur<br />
boef<br />
dief<br />
politie<br />
politieagent<br />
politiepet<br />
politiewagen<br />
politiebureau<br />
gevangenis<br />
schieten<br />
pistool<br />
pang!<br />
stop<br />
kabouter<br />
koning<br />
koningin<br />
<strong>de</strong>ftig<br />
boef<br />
monster<br />
reus<br />
reusachtig<br />
draak<br />
dwerg<br />
spook<br />
fee<br />
heks<br />
bezem<br />
bezemsteel<br />
toveren<br />
prins<br />
prinses<br />
troon<br />
kleuren<br />
blauw<br />
bruin<br />
geel<br />
goud<br />
grijs<br />
groen<br />
oranje<br />
paars<br />
rood<br />
roze<br />
wit<br />
zilver<br />
zwart<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
kleur<br />
kleuren (ww)<br />
verkleuren<br />
muziek en geluid<br />
fluit<br />
gitaar<br />
piano<br />
toeter<br />
trommel<br />
fluiten<br />
zingen<br />
meezingen<br />
piepen<br />
klinken<br />
geluid<br />
lawaai<br />
herrie<br />
muziek<br />
liedje<br />
tik (klap)<br />
cd / dvd<br />
bewegen & spelen<br />
spelen<br />
liggen<br />
staan<br />
stilstaan<br />
zitten<br />
lopen<br />
hollen<br />
rennen<br />
stappen<br />
huppelen<br />
stampen<br />
sloffen<br />
stap<br />
langzaam<br />
gymnastiek<br />
gymmen<br />
gymspullen<br />
balk<br />
op een rij<br />
optillen<br />
bal<br />
rollen<br />
gooien<br />
vangen<br />
mis<br />
vast<br />
los<br />
loslaten<br />
terug<br />
voetbal<br />
voetballen<br />
streep<br />
schoppen<br />
stoten<br />
tegen (plaats)<br />
buiten<br />
durven<br />
spannend<br />
stoer<br />
sterk<br />
slap<br />
klimmen<br />
klimrek<br />
boven<br />
bovenop<br />
hoog<br />
omhoog<br />
bene<strong>de</strong>n<br />
erop<br />
eraf<br />
springen<br />
hop / hup<br />
hupsakee<br />
naast<br />
hangen<br />
op z’n kop<br />
on<strong>de</strong>rsteboven<br />
rechtop<br />
afgaan<br />
gevaarlijk<br />
voorzichtig<br />
vallen<br />
afvallen<br />
grond<br />
pijn<br />
kruipen<br />
sluipen<br />
hut<br />
tent<br />
in<br />
uit<br />
op<br />
on<strong>de</strong>r<br />
door<br />
doorheen<br />
tussen<br />
erin<br />
steen<br />
stok<br />
speeltuin<br />
wip<br />
op en neer<br />
schommel<br />
heen en weer<br />
draaimolen<br />
draaien<br />
ronddraaien<br />
kar<br />
step<br />
fiets<br />
fietsen<br />
stuur<br />
rij<strong>de</strong>n<br />
wagen<br />
wiel<br />
trekken<br />
kiepen<br />
omkiepen<br />
botsen<br />
botsing<br />
omdraaien<br />
omvallen<br />
zand<br />
zandbak<br />
zandvorm<br />
vullen<br />
schep<br />
scheppen<br />
legen<br />
afkloppen (zand)<br />
zwemmen<br />
badpak<br />
bikini<br />
plons<br />
spetteren<br />
rand<br />
kant<br />
diep<br />
het ondiepe
spelletje<br />
verstoppen<br />
zoeken<br />
knikker<br />
knikkeren<br />
springtouw<br />
touwtje springen<br />
feest<br />
verjaardag<br />
jarig<br />
verjaardag<br />
verjaardagsfeest<br />
jarige job<br />
feest<br />
vieren<br />
hoera<br />
feesthoed<br />
versieren<br />
versiering<br />
slinger<br />
ballon<br />
blazen<br />
pakje<br />
uitpakken<br />
inpakken<br />
ca<strong>de</strong>au<br />
krijgen<br />
verrassing<br />
bedankt!<br />
uit<strong>de</strong>len<br />
pakken<br />
taart<br />
kaars / kaarsje<br />
aansteken<br />
bran<strong>de</strong>n<br />
uitblazen<br />
uitjes<br />
circus<br />
circustent<br />
woonwagen<br />
clown<br />
clownsneus<br />
dansen<br />
film<br />
kaartje<br />
klappen<br />
vlag<br />
kerst<br />
Kerstmis<br />
kerstfeest<br />
kerstboom<br />
kerstbal<br />
kerstman<br />
kerstliedje<br />
kerstklok<br />
kribbe<br />
engel<br />
baby<br />
geboren<br />
her<strong>de</strong>r<br />
Sinterklaas<br />
Sint / Sinterklaas<br />
vijf <strong>de</strong>cember<br />
sinterklaasfeest<br />
sinterklaasliedje<br />
staf<br />
mijter<br />
pepernoot<br />
strooien<br />
Piet / Zwarte piet<br />
stoomboot<br />
rekenen, vergelijken,<br />
ruimte en tijd<br />
rekenen / hoeveelheid<br />
tellen<br />
nummer<br />
keer<br />
één<br />
twee<br />
drie<br />
vier<br />
vijf<br />
zes<br />
zeven<br />
acht<br />
negen<br />
tien<br />
eerste<br />
twee<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
vier<strong>de</strong><br />
allebei<br />
alletwee<br />
alledrie<br />
allemaal<br />
elk<br />
ie<strong>de</strong>r<br />
ie<strong>de</strong>reen<br />
niemand<br />
half<br />
heel<br />
helemaal<br />
hoeveel<br />
geen<br />
niets<br />
niks<br />
een paar<br />
heleboel<br />
zoveel<br />
alles<br />
vergelijken<br />
als<br />
zoals<br />
hetzelf<strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>rs<br />
soort<br />
heel (erg)<br />
weinig, min<strong>de</strong>r, minst<br />
veel, meer, meest<br />
goed, beter, best<br />
groot, groter, grootst<br />
dik, dikker, dikst<br />
dun, dunner, dunst<br />
klein, kleiner, kleinst<br />
hoog, hoger, hoogst<br />
kort, korter, kortst<br />
lang, langer, langst<br />
leeg, leger, leegst<br />
vol, voller, volst<br />
licht, lichter, lichtst<br />
(groter etc.) dan<br />
even groot<br />
even klein<br />
evenveel<br />
meten<br />
precies<br />
te groot<br />
te klein<br />
te hoog<br />
te kort<br />
te veel<br />
ruimte<br />
waar<br />
hier<br />
daar<br />
ergens<br />
nergens<br />
overal<br />
voor<br />
vooruit<br />
achter<br />
achteruit<br />
bene<strong>de</strong>n<br />
boven<br />
opzij<br />
omhoog<br />
omlaag<br />
bovenop<br />
bovenin<br />
on<strong>de</strong>r<br />
on<strong>de</strong>rin<br />
on<strong>de</strong>raan<br />
mid<strong>de</strong>n (znw)<br />
mid<strong>de</strong>nin<br />
<strong>bij</strong><br />
naast<br />
tegen<br />
af<br />
tussen<br />
overheen<br />
eraan<br />
er<strong>bij</strong><br />
er<strong>bij</strong> kunnen<br />
an<strong>de</strong>rsom<br />
neerleggen<br />
neerzetten<br />
richting / <strong>de</strong> weg<br />
waarheen<br />
waar naartoe<br />
dicht<strong>bij</strong> / dichter<strong>bij</strong> /<br />
dichtst<strong>bij</strong><br />
ver / ver<strong>de</strong>r / verst<br />
ver weg<br />
naar<br />
naartoe<br />
heen<br />
over<br />
langs<br />
tot<br />
kant<br />
links<br />
rechts<br />
rechtdoor<br />
vormen<br />
vorm<br />
rond<br />
plat<br />
bol<br />
cirkel<br />
driehoek<br />
lijn<br />
punt<br />
streep<br />
stip<br />
vierkant<br />
vlak<br />
tijd<br />
tijd<br />
wanneer?<br />
altijd<br />
steeds<br />
soms<br />
vaak<br />
nooit<br />
voor<br />
voordat<br />
na<br />
nadat<br />
klok<br />
uur<br />
dag<br />
week<br />
jaar<br />
kalen<strong>de</strong>r<br />
morgen<br />
ochtend<br />
middag<br />
avond<br />
dag<br />
licht<br />
zon<br />
wakker<br />
nacht<br />
donker<br />
maan<br />
ster<br />
slapen<br />
moe<br />
slaap<br />
dromen<br />
laat / later / laatst<br />
vandaag<br />
nu / nou<br />
morgen<br />
gisteren<br />
toen<br />
volgend<br />
vorig<br />
jong<br />
oud<br />
zo (da<strong>de</strong>lijk)<br />
da<strong>de</strong>lijk<br />
straks<br />
gauw<br />
meteen<br />
later<br />
snel<br />
gauw<br />
hard (snel)<br />
vlug<br />
daarna<br />
daarvoor<br />
duren<br />
even<br />
ein<strong>de</strong>lijk<br />
pas (kort gele<strong>de</strong>n)<br />
net<br />
al (reeds)<br />
<strong>bij</strong>na<br />
terwijl<br />
tegelijk<br />
weer (nog eens)<br />
opeens<br />
plotseling<br />
ineens<br />
in en om het huis<br />
huis<br />
wonen<br />
huis<br />
flat<br />
thuis<br />
kamer<br />
woonkamer<br />
bank<br />
gordijn<br />
tafel<br />
tafelkleed<br />
vaas<br />
bos bloemen<br />
stoel<br />
trap<br />
slaapkamer<br />
bed<br />
kussen<br />
<strong>de</strong>ken<br />
laken<br />
<strong>de</strong>kbed<br />
wieg<br />
keuken<br />
koelkast<br />
badkamer<br />
boekenkast<br />
gang<br />
kapstok<br />
radio<br />
televisie<br />
telefoon<br />
telefoonnummer<br />
telefoonboek<br />
(op)bellen<br />
krant<br />
brief<br />
brievenbus<br />
kachel<br />
verwarming<br />
zol<strong>de</strong>r<br />
kel<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong>ur<br />
sleutel<br />
slot<br />
op slot<br />
raam<br />
dak<br />
schoorsteen<br />
garage<br />
tuin<br />
hek<br />
schuur<br />
huis: werken<br />
metselen<br />
behangen<br />
schoonmaken<br />
stoffer en blik<br />
doek / doekje<br />
zeem<br />
emmer<br />
sop<br />
wasmid<strong>de</strong>l<br />
uitspoelen<br />
ophangen<br />
drogen<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
29
30<br />
afwassen<br />
ramenlappen<br />
buren<br />
buren<br />
buurman<br />
buurvrouw<br />
buurmeisje<br />
buurjongen<br />
familie<br />
moe<strong>de</strong>r<br />
va<strong>de</strong>r<br />
mama / ma / mam<br />
papa / pa / pap<br />
broer<br />
zus<br />
oma<br />
opa<br />
grootmoe<strong>de</strong>r<br />
grootva<strong>de</strong>r<br />
oom<br />
tante<br />
neef<br />
nicht<br />
foto<br />
straat & verkeer<br />
op straat<br />
in <strong>de</strong> buurt<br />
verkeer<br />
stoep<br />
stoeprand<br />
weg<br />
autoweg<br />
fietspad<br />
fietspomp<br />
motor<br />
scooter<br />
brommer<br />
rij<strong>de</strong>n<br />
rijbewijs<br />
parkeren<br />
parkeerplaats<br />
bus<br />
bushalte<br />
instappen<br />
uitstappen<br />
tram<br />
metro<br />
taxi<br />
vrachtauto<br />
helikopter<br />
hijskraan<br />
tractor<br />
graafmachine<br />
druk (niet rustig)<br />
wachten<br />
oversteken<br />
zebrapad<br />
klaarover<br />
overkant<br />
kruispunt<br />
verkeersbord<br />
pijl<br />
veilig<br />
gor<strong>de</strong>l<br />
politie<br />
bekeuren<br />
bekeuring<br />
botsen<br />
gevaarlijk<br />
gevaar<br />
stoplicht<br />
pas op!<br />
op reis<br />
vakantie<br />
land<br />
buitenland<br />
reis<br />
reizen<br />
trein<br />
station<br />
vliegen<br />
vliegtuig<br />
vliegveld<br />
boot<br />
schip<br />
varen<br />
land (staat)<br />
aankomst<br />
wereld<br />
zee<br />
berg<br />
tent<br />
natuur<br />
water<br />
druppel<br />
sproeien<br />
spuiten<br />
stromen<br />
zinken<br />
drijven<br />
vuur<br />
brand<br />
rook<br />
vlam<br />
dieren<br />
aaien<br />
<strong>bij</strong>ten<br />
mand<br />
hol<br />
hok<br />
vogelnest<br />
stal<br />
kooi<br />
poot<br />
kop<br />
staart<br />
bek<br />
snavel<br />
snuit<br />
huisdieren<br />
hond<br />
blaffen<br />
kat<br />
poes<br />
miauwen<br />
kater<br />
konijn<br />
marmot<br />
cavia<br />
vogel/ vogeltje<br />
tuin en park<br />
mus<br />
merel<br />
gans<br />
waggelen<br />
eend<br />
kwaken<br />
haas<br />
muis<br />
piepen<br />
mol<br />
egel<br />
slak<br />
vis<br />
kikker<br />
kleine diertjes<br />
vlieg<br />
spin<br />
mug<br />
mier<br />
vlin<strong>de</strong>r<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
lieveheersbeestje<br />
boer<strong>de</strong>rij<br />
kin<strong>de</strong>rboer<strong>de</strong>rij<br />
boer<strong>de</strong>rij<br />
boer<br />
boerin<br />
hooi<br />
koe<br />
kalf<br />
geit<br />
bok<br />
schaap<br />
paard<br />
draven<br />
veulen<br />
varken<br />
big<br />
kip<br />
haan<br />
kuiken<br />
ezel<br />
bos<br />
eekhoorn<br />
hert<br />
uil<br />
vos<br />
wolf<br />
dierentuin<br />
giraf<br />
tijger<br />
krokodil<br />
leeuw<br />
aap<br />
olifant<br />
slang<br />
zebra<br />
papegaai<br />
beer<br />
ijsbeer<br />
schildpad<br />
planten<br />
plant<br />
boom<br />
tak<br />
wortel<br />
bos<br />
aar<strong>de</strong> (grond)<br />
grond (aar<strong>de</strong>)<br />
seizoenen & weer<br />
weer<br />
lucht<br />
wolk<br />
wind<br />
zon<br />
herfst<br />
het regent<br />
het waait<br />
blad / blaadje<br />
rood<br />
bruin<br />
geel<br />
dwarrelen<br />
omwaaien<br />
pla<br />
pad<strong>de</strong>stoel<br />
<strong>de</strong>nnenboom<br />
<strong>de</strong>nnenappel<br />
kastanje<br />
eikel<br />
winter<br />
koud<br />
het vriest<br />
ijs<br />
sneeuw<br />
het sneeuwt<br />
sneeuwpop<br />
wit<br />
slee<br />
schaatsen<br />
schaats<br />
glij<strong>de</strong>n<br />
lente<br />
smelten<br />
groeien<br />
zaadje<br />
grond<br />
bloem<br />
steel<br />
paar<strong>de</strong>nbloem<br />
wei<br />
jonge dieren<br />
pasgeboren<br />
zomer<br />
warm<br />
<strong>de</strong> zon schijnt<br />
gras<br />
grasveld<br />
groen<br />
roos<br />
schelp<br />
strand<br />
zand<br />
golf
Bijlage 4. Minimumwoor<strong>de</strong>nlijst Groep 2.<br />
aankomen<br />
aanlopen (komt…)<br />
aanrecht<br />
aantal<br />
aanvliegen (rennen)<br />
aanvoelen (tastzin)<br />
aanzetten<br />
aar<strong>de</strong> (aardbol)<br />
aardig<br />
achteraan<br />
achterbank<br />
achterkant<br />
achterpoot<br />
achttien<br />
a<strong>de</strong>m<br />
a<strong>de</strong>men<br />
a<strong>de</strong>mhalen<br />
adres<br />
af en toe<br />
afbreken<br />
afhalen<br />
afknippen<br />
aflopen (ein<strong>de</strong>)<br />
afpakken<br />
afscheid<br />
afstand<br />
afstandsbediening<br />
afzakken (broek)<br />
agent (politie)<br />
alfabet<br />
allang<br />
allerlei<br />
alsof<br />
alvast<br />
alweer<br />
ambulance<br />
angst<br />
ansichtkaart<br />
antwoord<br />
antwoor<strong>de</strong>n<br />
apart (afzon<strong>de</strong>rlijk)<br />
apparaat<br />
applaus<br />
april<br />
arm (niet rijk)<br />
arm (zielig)<br />
augustus<br />
autorij<strong>de</strong>n<br />
autoweg<br />
avonds (‘s)<br />
avontuur<br />
baas<br />
baas spelen (<strong>de</strong>)<br />
badhanddoek<br />
balkon<br />
band (stof)<br />
batterij<br />
bedanken<br />
be<strong>de</strong>kken<br />
bedoeling<br />
bedroefd<br />
beek<br />
beet (vast)<br />
begin<br />
begraven<br />
behalve<br />
bei<strong>de</strong> (-n)<br />
belangrijk<br />
beleefd<br />
beleven<br />
beloven<br />
bemoeien<br />
benieuwd<br />
benzine<br />
bereiken<br />
beroemd<br />
beschermen<br />
besluiten<br />
bestaan<br />
bestuur<strong>de</strong>r<br />
betekenen<br />
beven<br />
bevriezen<br />
beweging<br />
bewolkt<br />
bewon<strong>de</strong>ren<br />
bezem<br />
bezoek<br />
bezorgd<br />
bibberen<br />
<strong>bij</strong>zetten<br />
<strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>r<br />
binnenkant<br />
binnenkomen<br />
bladzij<strong>de</strong><br />
bleek zien<br />
bliksem<br />
blind<br />
bloempot<br />
blokkendoos<br />
blussen<br />
bocht<br />
boel (veel)<br />
boffen<br />
bol (znw)<br />
bonzen<br />
boodschappen doen<br />
boor<br />
boren<br />
bot<br />
bovenaan<br />
bovendien<br />
bovenkant<br />
brandweer<br />
brandweerauto<br />
brandweerman<br />
bravo<br />
breed<br />
brok<br />
brutaal<br />
buigen<br />
buiging<br />
buitenkant<br />
buitenlands<br />
bul<strong>de</strong>ren<br />
buurt<br />
camping<br />
carnaval<br />
cement<br />
chauffeur<br />
cijfer<br />
controleren<br />
cowboy<br />
cowboyhoed<br />
crossfiets<br />
daaraan<br />
daarin<br />
daarmee<br />
daarnet<br />
dagje uit<br />
dame<br />
dansje<br />
dapper<br />
<strong>de</strong> slappe lach<br />
<strong>de</strong>cember<br />
<strong>de</strong>ftig<br />
<strong>de</strong>gene<br />
<strong>de</strong>rtien<br />
<strong>de</strong>urbel<br />
<strong>de</strong>urmat<br />
dinsdag<br />
diploma<br />
direct<br />
divali<br />
dochter<br />
doelpunt<br />
doktersjas<br />
dol op<br />
domoor<br />
don<strong>de</strong>r<br />
don<strong>de</strong>rdag<br />
donkerblauw<br />
donkergroen<br />
doodgaan<br />
doodmoe<br />
doodstil<br />
doof<br />
door elkaar<br />
doorgeven<br />
doorlopen<br />
doormid<strong>de</strong>n<br />
doortrekken<br />
doorwerken<br />
dor<br />
dorp<br />
dragen (kleren)<br />
droevig<br />
droom<br />
duiken (dook, gedoken;<br />
zee)<br />
duizelig<br />
duizend<br />
duw<br />
dwars (richting)<br />
echo<br />
echt (tegenover vals)<br />
een feest geven<br />
eens (akkoord)<br />
eenzaam<br />
eer<strong>de</strong>r<br />
eerlijk<br />
eetwaar<br />
eigenwijs<br />
eiland<br />
eind / ein<strong>de</strong><br />
eind (afstand)<br />
elektrisch<br />
elf (getal)<br />
enig (alleen)<br />
enkel (een paar)<br />
enorm<br />
er vandoor gaan<br />
erachter<br />
eraf<br />
eraf halen<br />
er<strong>bij</strong><br />
er<strong>bij</strong> doen<br />
erf<br />
ermee<br />
ernaar<br />
ernstig (serieus)<br />
eruit zien als<br />
etage<br />
euro<br />
even donker<br />
even licht<br />
extra<br />
familie<br />
fantastisch (geweldig)<br />
februari<br />
feest vieren<br />
feestdag<br />
feestjurk<br />
feliciteren<br />
flad<strong>de</strong>ren<br />
flink (dapper)<br />
flink (groot, veel)<br />
fototoestel<br />
franje<br />
gaan over<br />
gaas (afrastering)<br />
galopperen<br />
gapen<br />
gedag<br />
gedragen (zich)<br />
geduld<br />
geduldig<br />
geheim (znw)<br />
geheimzinnig<br />
gehoorzaam<br />
gele<strong>de</strong>n (tijd)<br />
gelijk (meteen)<br />
gelijk (tegelijk)<br />
gelijk hebben<br />
geloven (niet zeker<br />
weten)<br />
geluid<br />
geluk<br />
gemeen<br />
genieten (plezier)<br />
genoeg hebben van<br />
gesp<br />
getal<br />
getallenlijn<br />
getrouwd<br />
geven (feest)<br />
geweldig<br />
gezicht (aanblik)<br />
gieren<br />
gil<br />
gillen<br />
gisteravond<br />
glanzen<br />
glibberig<br />
glimlachen<br />
glippen<br />
gluren<br />
goeienacht<br />
graan<br />
gracht<br />
graf<br />
grappig<br />
graven<br />
griezelig<br />
grijnzen<br />
grijpen<br />
grommen<br />
grondwater<br />
gulzig<br />
gymschoenen<br />
gymzaal<br />
haai<br />
haard<br />
haast (<strong>bij</strong>na)<br />
haast (tijdgebrek)<br />
hak<br />
hal<br />
halen (roepen)<br />
halte<br />
hamer<br />
hamster<br />
handig<br />
handschoen<br />
hangen (houding)<br />
hapje (gerecht)<br />
hardlopen<br />
hardop<br />
hart<br />
hartelijk<br />
hartstikke<br />
haven<br />
hebberig<br />
heer<br />
helft<br />
helikopter<br />
helpen (baten)<br />
hemel<br />
herkennen<br />
het geeft niet<br />
het hagelt<br />
het hebben over<br />
het kan me niet(s)<br />
schelen<br />
heus<br />
hierachter<br />
hiermee<br />
hieron<strong>de</strong>r<br />
hijgen<br />
hik<br />
hitte<br />
hoewel<br />
hon<strong>de</strong>rd<br />
hongerig<br />
hoofdschud<strong>de</strong>nd<br />
hoop (berg)<br />
hoop (veel)<br />
hopen<br />
horizon<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
31
32<br />
horloge<br />
huid<br />
iemand an<strong>de</strong>rs<br />
iets an<strong>de</strong>rs<br />
ijscoman<br />
ijskoud<br />
in brand staan<br />
in <strong>de</strong> gaten hou<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> war<br />
in een rij staan<br />
in elk geval<br />
in groepjes<br />
in het mid<strong>de</strong>n<br />
in het rond<br />
in or<strong>de</strong><br />
in slaap vallen<br />
in zijn eentje<br />
in<strong>de</strong>rdaad<br />
indiaan<br />
ingang<br />
inhalen<br />
inkleuren<br />
inpakken (ca<strong>de</strong>au)<br />
insect<br />
insmeren<br />
instoppen<br />
instorten (gebouw)<br />
intussen<br />
ja knikken<br />
jagen<br />
jager<br />
jam<br />
jammeren<br />
janken<br />
januari<br />
jazeker<br />
jeuken<br />
jezelf<br />
jong (het)<br />
juichen<br />
juist (goed)<br />
juist (net)<br />
juli<br />
juni<br />
kaart (landkaart)<br />
kaart (spel)<br />
kabaal<br />
kakelen<br />
kalm<br />
kameel<br />
kan (znw)<br />
karton<br />
katoen<br />
keihard<br />
kerk<br />
kermis<br />
kerstkaart<br />
kier<br />
kies (tand)<br />
kiespijn<br />
kilometer<br />
klaar zetten<br />
klaarmaken<br />
klagen<br />
klank<br />
klant<br />
klappen (applaudisseren)<br />
klappen (fietsband)<br />
kleding<br />
klep (<strong>de</strong>ksel)<br />
kletteren<br />
kleurboek<br />
kleurkrijt<br />
kleurpotlood<br />
kleven<br />
klod<strong>de</strong>r<br />
klokhuis<br />
knabbelen<br />
knagen<br />
knap<br />
knorren<br />
knuffelbeest<br />
knuffelen<br />
knutselen<br />
koets<br />
koffer<br />
kogel<br />
koken (water)<br />
kokosnoot<br />
koprol<br />
koptelefoon<br />
korst<br />
kosten<br />
kous<br />
kraag<br />
kraai<br />
kraaien (haan)<br />
krabbelen<br />
krabben<br />
kraken<br />
krijsen<br />
krokus<br />
krom<br />
kruis<br />
kruiwagen<br />
krul<br />
kubus<br />
kuil<br />
kussen<br />
kust (znw)<br />
kwaad<br />
kwart<br />
kwebbelen<br />
laag<br />
laatst (onlangs)<br />
lach<br />
lad<strong>de</strong>r<br />
la<strong>de</strong><br />
land (zee)<br />
languit<br />
lap<br />
last (hin<strong>de</strong>r)<br />
lastig<br />
leggen (ei)<br />
lek<br />
lelijk<br />
lenen (van)<br />
leren<br />
les<br />
letten op<br />
leunen<br />
leven<br />
lievelingsdier<br />
lieverd<br />
lift<br />
liggen aan<br />
linker (plaats)<br />
lippenstift<br />
locomotief<br />
loeien<br />
logeren<br />
lol<br />
lopen (vloeistof)<br />
lucht (zuurstof)<br />
lucifer<br />
lui<br />
luid<br />
luisteren (gehoorzamen)<br />
maaltijd<br />
maand<br />
maandag<br />
maart<br />
machinist<br />
mager<br />
maken (repareren)<br />
maken (zorgen dat)<br />
mal<br />
manier<br />
map<br />
mat (znw)<br />
matras<br />
mazelen<br />
meeloper<br />
meemaken<br />
meer (znw)<br />
meespelen<br />
meevallen<br />
mei<br />
meid<br />
memory<br />
meten (lengte)<br />
meter (100 cm)<br />
microfoon<br />
middags (‘s)<br />
minuut<br />
mist<br />
mod<strong>de</strong>r<br />
moe<strong>de</strong>rdag<br />
moeite<br />
mogelijk<br />
moment<br />
mompelen<br />
mooi (ok)<br />
mopperen<br />
morgens (‘s)<br />
mos<br />
motor (machine)<br />
muziek maken<br />
muziekinstrument<br />
na (achter)<br />
na-apen<br />
naartoe gaan<br />
nadoen<br />
narcis<br />
nazeggen<br />
nee schud<strong>de</strong>n<br />
negen<br />
negentien<br />
Nieuwjaar<br />
nieuws (journaal)<br />
nieuwsgierig<br />
nijdig<br />
nog (opnieuw)<br />
nogal<br />
Noordpool<br />
november<br />
ober<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
oceaan<br />
ochtend<br />
oefenen<br />
oerwoud<br />
ogenblik<br />
oktober<br />
om (tijdstip)<br />
omgaan met elkaar<br />
omkeren<br />
omslaan (bladzij<strong>de</strong>)<br />
on<strong>de</strong>r (tij<strong>de</strong>ns)<br />
on<strong>de</strong>rdoor<br />
on<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> zon<br />
on<strong>de</strong>rkant<br />
on<strong>de</strong>rsteboven<br />
on<strong>de</strong>rtussen<br />
on<strong>de</strong>rweg<br />
ongeluk<br />
ongelukkig<br />
ongeveer<br />
onmid<strong>de</strong>llijk<br />
onrustig<br />
ont<strong>bij</strong>t<br />
ont<strong>de</strong>kken<br />
ontmoeten<br />
ontsnappen<br />
ontzettend<br />
onvrien<strong>de</strong>lijk<br />
onweer<br />
onzin<br />
ooit<br />
oorpijn<br />
op (moment)<br />
op het nippertje<br />
op pad<br />
op reis<br />
op reis gaan<br />
op tijd<br />
op weg<br />
op zijn gemak<br />
op zijn kop krijgen<br />
op zoek<br />
openen<br />
opeten<br />
ophalen (afhalen)<br />
opnieuw<br />
oppakken (optillen)<br />
oppassen (toezicht)<br />
opplakken<br />
opschieten<br />
opschrijven<br />
opstaan (bed)<br />
opstaan (gaan staan)<br />
opstapelen<br />
opsteken (vinger)<br />
opzeggen (gedicht)<br />
opzoeken (proberen te<br />
vin<strong>de</strong>n)<br />
oud & nieuw<br />
oud (tegenover nieuw)<br />
ou<strong>de</strong>r<br />
over (plaats)<br />
over (tijdsaanduiding)<br />
overblijven<br />
overblijven (rest)<br />
overdag<br />
overeind<br />
overslaan<br />
oversteken<br />
paardrij<strong>de</strong>n<br />
paasei<br />
pad<br />
pak<br />
pakken (gevangen)<br />
pal<br />
paniek<br />
park<br />
pas (nog maar)<br />
pijp (buis)<br />
plaats (stad)<br />
plafond<br />
plank<br />
plas (water)<br />
plastic<br />
plein<br />
plezier<br />
plof(fen)<br />
plukken<br />
pony<br />
poos(je)<br />
poot (tafel)<br />
post<br />
postbo<strong>de</strong><br />
precies (secuur)<br />
pret<br />
pretpark<br />
probleem<br />
prop<br />
pruim<br />
prullenmand<br />
publiek<br />
rails<br />
raken<br />
rat<br />
recht<br />
rechter (rechterkant)<br />
rechthoek<br />
red<strong>de</strong>n (leven)<br />
regenboog<br />
reiger<br />
rekenen<br />
remmen<br />
rest<br />
restaurant<br />
rijmen<br />
rillen<br />
rivier<br />
robot<br />
roeien<br />
rond (rondom)<br />
ron<strong>de</strong> (rondgang)<br />
rondkijken<br />
rondlopen<br />
rondom<br />
rugzak<br />
ruilen<br />
rups<br />
rust<br />
rusten (slapen)<br />
saai<br />
sappig (appel)<br />
schaal (schotel)<br />
schaduw<br />
schamen (zich)<br />
schattig<br />
scheef<br />
schel<strong>de</strong>n<br />
schil<strong>de</strong>r<br />
schminken<br />
schrift<br />
schuin
seizoenen<br />
september<br />
sieraad<br />
sirene<br />
sjaal<br />
slagroom<br />
slingeren (zwaaien)<br />
sloot<br />
sluiten<br />
smakelijk<br />
smaken<br />
smal<br />
smullen<br />
snoepen<br />
snuffelen<br />
snuiten (neus)<br />
snuiven<br />
snurken<br />
soepel<br />
soldaat<br />
sorry<br />
spatten<br />
speelplaats<br />
speeltuin<br />
spel<br />
spijten<br />
spinnen (dra<strong>de</strong>n)<br />
spinnenweb<br />
spoelen<br />
sport<br />
spreken<br />
sprookjesboek<br />
spuit<br />
spuiten<br />
sputteren<br />
staan (mooi)<br />
stad<br />
stapel<br />
stelen<br />
stem (praten)<br />
stempelkussen<br />
stevig (fors)<br />
stevig (soli<strong>de</strong>)<br />
stiekem<br />
stikken (benauwd)<br />
stinken<br />
stofzuigen<br />
stofzuiger<br />
stom (vervelend)<br />
stoom<br />
stoppen (ophou<strong>de</strong>n<br />
met iets)<br />
storen<br />
storm<br />
stotteren<br />
streng<br />
struikelen<br />
sturen<br />
suf (bnw)<br />
suikerfeest<br />
super<br />
surprise<br />
taai<br />
tapijt<br />
te lang<br />
te pakken (ziek)<br />
te voorschijn<br />
tegelijk<br />
tegenhou<strong>de</strong>n<br />
tegenkomen<br />
telkens<br />
tellen<br />
tenslotte<br />
terechtkomen (plaats)<br />
tevre<strong>de</strong>n<br />
theepot<br />
theezakje<br />
thermometer<br />
thuisblijven<br />
thuiskomen<br />
tij<strong>de</strong>ns<br />
tijdschrift<br />
tikken (geluid)<br />
tikkertje<br />
tillen<br />
timmeren<br />
timmerman<br />
toevallig<br />
toilet<br />
totdat<br />
touw<br />
tovenaar<br />
traan<br />
trek (eetlust)<br />
trekken (gezichten)<br />
trekken (tocht)<br />
treurig<br />
trillen<br />
trommel (koek)<br />
trots<br />
trouwen<br />
trouwens<br />
tulp<br />
tunnel<br />
tweeling<br />
twintig<br />
uiterlijk<br />
uitgaan (vuur)<br />
uitgang<br />
uitglij<strong>de</strong>n<br />
uithalen<br />
uitkiezen<br />
uitkijken<br />
uitknippen<br />
uitlachen<br />
uitla<strong>de</strong>n<br />
uitnodiging<br />
uitpraten (afron<strong>de</strong>n)<br />
uitpraten (<strong>bij</strong>leggen)<br />
uitrusten<br />
uitsteken<br />
vaart<br />
vaart (snelheid)<br />
vacht<br />
vakantiereisje<br />
van plan zijn<br />
vanaf<br />
vanavond<br />
vandaan<br />
vandoor<br />
vanmiddag<br />
vanmorgen<br />
vannacht<br />
vanochtend<br />
vanuit<br />
vanzelf<br />
varkensvlees<br />
vast (al)<br />
vast (stevig)<br />
vastplakken<br />
vastzitten<br />
veertien<br />
veertig<br />
veilig<br />
vel (huid)<br />
vel (papier)<br />
veld<br />
vensterbank<br />
ver af (ver<strong>de</strong>raf)<br />
verbaasd<br />
verband (wond)<br />
verbergen<br />
verbie<strong>de</strong>n<br />
ver<strong>de</strong>len<br />
ver<strong>de</strong>rgaan<br />
ver<strong>de</strong>rop<br />
verdienen<br />
verdrinken<br />
verdwalen<br />
verfpot<br />
vergelijken<br />
vergissen<br />
verkeer<br />
verkopen<br />
verlangen (ww)<br />
verlegen<br />
verliefd<br />
verliezen<br />
verrassen<br />
verrukkelijk<br />
verschillend<br />
verschrikt<br />
verstoppertje<br />
vertrekken<br />
vertrouwen (ww)<br />
vervelen<br />
vervoer<br />
verwachten<br />
verwennen<br />
verzamelen<br />
verzinnen<br />
vet<br />
vierkant<br />
vies (smaak)<br />
vijftien<br />
vijftig<br />
vijver<br />
vlak<strong>bij</strong><br />
vlek<br />
vlieger<br />
vluchten<br />
voeren (dieren)<br />
voetstap<br />
vol (volledig)<br />
volgen (achterna)<br />
voor (doel)<br />
voor (ipv)<br />
voor (tijdstip)<br />
voor <strong>de</strong> gek hou<strong>de</strong>n<br />
voor het eerst<br />
vooraan<br />
vooral<br />
voorbeeld<br />
voor<strong>bij</strong> (afgelopen)<br />
voor<strong>bij</strong> (ver<strong>de</strong>r)<br />
voor<strong>bij</strong>lopen<br />
voordat<br />
voor<strong>de</strong>ur<br />
voorlezen<br />
vouw<br />
vouwblad<br />
vraag<br />
vreemd<br />
vriendin<br />
vrij<br />
vrijdag<br />
vroeg<br />
vroeger<br />
vrucht<br />
vuil<br />
vuilniswagen<br />
vuilniszak<br />
vuist<br />
waar (juist)<br />
waarin<br />
waarop<br />
waarschijnlijk<br />
waarvoor<br />
wan<strong>de</strong>len<br />
wan<strong>de</strong>ling<br />
warmte<br />
was (wasgoed)<br />
wasbak<br />
wasknijper<br />
waslijn<br />
wasmachine<br />
wasmand<br />
waterpokken<br />
wc rol<br />
wed<strong>de</strong>n<br />
wedstrijd<br />
weegschaal<br />
weekend<br />
wegen<br />
wegwezen<br />
weiland<br />
weinig (inhoud)<br />
welkom<br />
welnee<br />
wennen<br />
wens<br />
wensen<br />
werken (apparaat)<br />
wiebelen<br />
wijd<br />
wijs<br />
wijzer<br />
wild (bvnw)<br />
wimper<br />
winkelen<br />
winnaar<br />
winnen<br />
winterslaap<br />
wippen<br />
wisselen (ruilen)<br />
wisselen (sport)<br />
woe<strong>de</strong>nd<br />
woensdag<br />
woensdagmiddag<br />
woest<br />
wol<br />
woonomgeving<br />
wrijven<br />
zaad<br />
zaaien<br />
zaal<br />
zacht (kracht)<br />
zaterdag<br />
zeehond<br />
zeerover<br />
zeggen (dat wil<br />
zeggen)<br />
zelfs<br />
zenuwachtig<br />
zestien<br />
zeuren<br />
zicht<br />
zichzelf<br />
zielig<br />
zijkant<br />
zijn best doen<br />
zijn gang gaan<br />
zijn mond hou<strong>de</strong>n<br />
zijn zin krijgen<br />
zin (woor<strong>de</strong>n)<br />
zoals<br />
zodat<br />
zodra<br />
zoek (verloren)<br />
zoemen<br />
zoen<br />
zoenen<br />
zoiets<br />
zolang<br />
zondag<br />
zon<strong>de</strong> (jammer)<br />
zonnebril<br />
zonnig<br />
zool<br />
zoon<br />
zorgen voor<br />
zover (tot zover)<br />
zucht<br />
zui<strong>de</strong>n<br />
Zuidpool<br />
zuigen<br />
zulk<br />
zuster (verpleeg)<br />
zwaaien (heen en<br />
weer)<br />
zwaailicht<br />
zwaluw<br />
zware stem<br />
zweefvliegtuig<br />
zweetdruppels<br />
zwembad<br />
zwembroek<br />
zwemles<br />
zwempak<br />
zweven<br />
zwijgen<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
33
34<br />
Bijlage 5. Uitbreidingswoor<strong>de</strong>nlijst Groep 2.<br />
achter<strong>de</strong>ur<br />
achterin<br />
achterlicht<br />
achternaam<br />
achterover<br />
afdrogen<br />
afgooien<br />
aflikken<br />
afrekenen<br />
afscheuren<br />
afsnij<strong>de</strong>n<br />
afspoelen<br />
afstempelen<br />
afvoer<br />
afvragen<br />
afwas<br />
afwasborstel<br />
allereerste<br />
allerlaatste<br />
ananas<br />
an<strong>de</strong>rhalf<br />
angstig<br />
appelboom<br />
appeltaart<br />
bacterie<br />
barbecue<br />
basisschool<br />
behang<br />
beleefd zijn<br />
bellen blazen<br />
berg (stapel)<br />
bes<br />
beschuitje<br />
beste<br />
bestek<br />
bestellen<br />
beukennootje<br />
bever<br />
bibliotheek<br />
bietjes<br />
<strong>bij</strong> (insect)<br />
<strong>bij</strong>l<br />
bioscoop<br />
blaten<br />
bloedneus<br />
bloembol<br />
boksen<br />
bolhoed<br />
bom<br />
boodschappenlijstje<br />
boomstam<br />
box<br />
brommen<br />
broodtrommel<br />
brullen<br />
buis<br />
buiten<strong>de</strong>ur<br />
buitenkomen<br />
buitenspelen<br />
bult<br />
bureau (schrijftafel)<br />
burgemeester<br />
champignon<br />
cirkel<br />
clownspak<br />
club<br />
conducteur<br />
dal<br />
<strong>de</strong>len<br />
dolfijn<br />
dooien<br />
duif<br />
dweilen<br />
eergisteren<br />
erom<br />
everzwijn<br />
expres<br />
flauwekul<br />
fietspomp<br />
flipperkast<br />
fluitketel<br />
foppen<br />
fruitschaal<br />
gebak<br />
geeuwen<br />
gemak (makkelijk)<br />
gevoelens<br />
geweer<br />
goochelaar<br />
goochelen<br />
goudvis<br />
grazen<br />
greppel<br />
groente<br />
groenteman<br />
groepje van drie<br />
gulp<br />
hel<strong>de</strong>r<br />
helm<br />
hengel<br />
het hangt ervan af<br />
heuvel<br />
hinniken<br />
hobbelpaard<br />
hon<strong>de</strong>npoep<br />
honing<br />
hoofddoek<br />
hoofdletter<br />
horen (ww. norm)<br />
hotel<br />
hup<br />
hurken<br />
hyacint<br />
ijsschots<br />
indianenpak<br />
indianentooi<br />
indoen<br />
indrukken<br />
inhou<strong>de</strong>n (a<strong>de</strong>m)<br />
inla<strong>de</strong>n<br />
inslikken<br />
kaart (ticket)<br />
kameleon<br />
kampioen<br />
kanarie<br />
kangoeroe<br />
kanon<br />
kap (<strong>de</strong>)<br />
kapitein<br />
karwei<br />
kassabon<br />
kegel<br />
kennis (persoon)<br />
ketel<br />
ketting (keten)<br />
kikkervis<br />
kikvors<br />
kin<strong>de</strong>rwagen<br />
kippenvel<br />
kippenvlees<br />
klapperen<br />
klauteren<br />
kleermakerszit<br />
kleine letter<br />
kletskous<br />
klikken<br />
klomp<br />
kloppen (slaan)<br />
klosje (garen)<br />
knallen<br />
knecht<br />
kne<strong>de</strong>n (klei)<br />
kniekous<br />
knijper<br />
knip (knippen)<br />
knoopsgat<br />
koekoek<br />
koel<br />
kok<br />
komkommer<br />
konijnenhok<br />
Koninginnedag<br />
koorts<br />
kraam<br />
kralenplank<br />
kud<strong>de</strong><br />
kunst (prestatie)<br />
lan<strong>de</strong>n (ww)<br />
lantaarnpaal<br />
lasso<br />
later<br />
leegdrinken<br />
leesboek<br />
leg<br />
lekken<br />
letter<br />
lezen<br />
licht (straling)<br />
lichtblauw<br />
lichtgroen<br />
lief vin<strong>de</strong>n<br />
liegen<br />
lijn<br />
lint<br />
losmaken<br />
luciferhoutje<br />
luiaard<br />
matroos<br />
medaille<br />
meebrengen<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
meegeven<br />
meekomen<br />
meerij<strong>de</strong>n<br />
meestal<br />
meeste<br />
meeuw<br />
melktand<br />
mesthoop<br />
met grote ogen<br />
met z’n drieën<br />
met z’n tweeën<br />
metrostation<br />
metselaar<br />
meubels<br />
middageten<br />
miljonair<br />
mini<br />
minste<br />
mislukken<br />
missen (niet raak)<br />
missen (ontbreken)<br />
mobieltje<br />
molen<br />
mop (grap)<br />
moskee<br />
muisgrijs<br />
museum<br />
muzikant<br />
nachtmerrie<br />
nagellak<br />
najaar<br />
nakijken (oog)<br />
namelijk<br />
natekenen<br />
natuur<br />
navel<br />
navertellen<br />
negen<strong>de</strong><br />
net (visnet)<br />
neuriën<br />
neusdruppels<br />
neushoorn<br />
nijlpaard<br />
nul<br />
nummer<br />
oever<br />
offerfeest<br />
oliebol<br />
omdoen<br />
omgaan met elkaar<br />
omheen<br />
omhooghou<strong>de</strong>n<br />
omkijken (over <strong>de</strong><br />
schou<strong>de</strong>r)<br />
omstebeurt<br />
omwaaien<br />
onaardig<br />
on<strong>de</strong>rzoek<br />
on<strong>de</strong>rzoeken<br />
ongerust<br />
onhoorbaar<br />
onlangs<br />
onthou<strong>de</strong>n<br />
opblijven<br />
ophalen (schou<strong>de</strong>rs)<br />
opmaken (opeten)<br />
opnemen (muziek)<br />
opnoemen<br />
oprollen<br />
opschuiven<br />
optocht<br />
optre<strong>de</strong>n<br />
opvreten<br />
opwin<strong>de</strong>n (zich)<br />
opzetten (tent)<br />
overmorgen<br />
overnieuw<br />
overtekenen<br />
overtrekken<br />
paleis<br />
paprika<br />
pauze<br />
per (per dag)<br />
per bus<br />
per ongeluk<br />
perenboom<br />
pianospelen<br />
pijp roken<br />
pikken (vogels)<br />
pin<br />
pinnen<br />
piraat<br />
pitten (fornuis)<br />
plan<br />
plat dak<br />
pluim (veer)<br />
pluis<br />
podium<br />
postzegel<br />
prikbord<br />
prikkeldraad<br />
pruik<br />
pudding<br />
puffen<br />
puntdak<br />
raad (advies)<br />
ramadan<br />
rammen<br />
rapen<br />
ravijn<br />
razen<br />
rechtop<br />
reep (papier)<br />
regel<br />
regelen<br />
regenbui<br />
regenlaarzen<br />
regenpijp<br />
regenwater<br />
reisbureau<br />
rek<br />
riet (plant)<br />
rijgen<br />
rinkelen<br />
rit<br />
ritselen<br />
rol (cilin<strong>de</strong>r)<br />
roltrap<br />
roos<br />
rots
ottig<br />
rotzooi<br />
ruit (glas)<br />
rukken<br />
scharrelen<br />
schateren<br />
schatrijk<br />
schatten<br />
schild<br />
schipper<br />
schok (beweging)<br />
schoolbord<br />
schooldokter<br />
schoolkrant<br />
schoolplein<br />
schoolreisje<br />
schrijven<br />
schrokken<br />
schutting<br />
secon<strong>de</strong><br />
servies<br />
shirt<br />
sip<br />
sissen<br />
ski<br />
skiën<br />
slagtand<br />
slakkenhuis<br />
slang (buis)<br />
sleutelgat<br />
sleutelhanger<br />
slurf<br />
smak<br />
smakken<br />
smeken<br />
snackbar<br />
sneeuwballen gooien<br />
sneeuwvlok<br />
snikken<br />
snorhaar<br />
spellen<br />
staren<br />
steeg<br />
steil<br />
stekel<br />
steken (prikken)<br />
stijf<br />
stijgen<br />
stinkdier<br />
stoeien<br />
stoelpoot<br />
stof (kleding)<br />
storten (gooien)<br />
straal (water)<br />
straf<br />
streek<br />
strijken<br />
strikken<br />
stripboek<br />
strippenkaart<br />
stro<br />
struik<br />
stuiven<br />
suikerklontje<br />
suikerpot<br />
tachtig<br />
tandarts<br />
tegel<br />
tegenaan<br />
tegenover<br />
tekenfilm<br />
tel<br />
tennis<br />
terugleggen<br />
titel<br />
tocht<br />
toe (komaan)<br />
toetje<br />
toiletpapier<br />
toilettas<br />
toneel spelen<br />
trakteren<br />
trampoline<br />
trapleuning<br />
trappen<br />
trapper<br />
trippelen<br />
troebel<br />
trompet<br />
tuinslang<br />
turen<br />
tussendoor<br />
twee aan twee<br />
ui<br />
uiterlijk<br />
uitgerust<br />
uitleggen<br />
uitmaken (belang)<br />
uitroepen<br />
uitwringen<br />
uitzoeken<br />
vals (boosaardig)<br />
veer<br />
vent<br />
verbazing<br />
verdieping<br />
vergeet-me-nietje<br />
vergrootglas<br />
verhuiswagen<br />
verhuizen<br />
verjagen<br />
verkeer<br />
verkeersbord<br />
verklappen<br />
verkle<strong>de</strong>n<br />
verlaten<br />
vers<br />
verschijnen<br />
verschil<br />
verslijten<br />
verstandig<br />
verte<br />
vervoeren<br />
vervoermid<strong>de</strong>l<br />
verwend<br />
verzorgen<br />
via<br />
vleugel<br />
voeten vegen<br />
vogelkooi<br />
vogelverschrikker<br />
volgen (begrijpen)<br />
volgor<strong>de</strong><br />
voor schut staan<br />
voorbank<br />
voordoen<br />
voordringen<br />
voorjaar<br />
voorkant<br />
voorlicht<br />
voorlopig<br />
voornaam<br />
voorover<br />
voorpoot<br />
voorstellen<br />
voorstelling (film)<br />
voortaan<br />
voorzeggen<br />
vrachtwagen<br />
vreem<strong>de</strong><br />
vreselijk<br />
vrien<strong>de</strong>lijk<br />
vuurwerk<br />
walvis<br />
wapperen<br />
waterkant<br />
waterleiding<br />
waterpistool<br />
web<br />
wegbrengen<br />
weggaan<br />
weglopen<br />
wei<strong>de</strong><br />
wesp<br />
wielrenner<br />
winkeljuffrouw<br />
won<strong>de</strong>r<br />
woord<br />
woordblad<br />
woor<strong>de</strong>nboek<br />
worm<br />
za<strong>de</strong>l<br />
zagen<br />
zakken (ww naar<br />
bene<strong>de</strong>n)<br />
zaklopen<br />
zalf<br />
zalig<br />
zeilboot<br />
zeilen<br />
zuurkool<br />
zwaargewicht<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
35
36<br />
Bijlage 6. Thematische woor<strong>de</strong>nlijst Groep 2 (minimum<br />
+ uitbreiding).<br />
Beleefd zijn<br />
bedanken<br />
beleefd<br />
beleefd zijn<br />
burgemeester<br />
gedag<br />
gedragen (zich)<br />
geduld<br />
geduldig<br />
gehoorzaam<br />
goeienacht<br />
hangen (houding)<br />
helpen (baten)<br />
horen (ww. norm)<br />
jazeker<br />
zijn mond hou<strong>de</strong>n<br />
schel<strong>de</strong>n<br />
smakelijk<br />
sorry<br />
spijten<br />
welnee<br />
Brandweer<br />
blussen<br />
brandweer<br />
brandweerauto<br />
brandweerman<br />
in brand staan<br />
instorten (gebouw)<br />
lad<strong>de</strong>r<br />
nachtmerrie<br />
red<strong>de</strong>n (leven)<br />
sirene<br />
spuit<br />
spuiten<br />
touw<br />
tre<strong>de</strong><br />
uitgaan (vuur)<br />
vuurwerk<br />
zwaailicht<br />
Boodschappen doen<br />
afrekenen<br />
bestellen<br />
euro<br />
inpakken (ca<strong>de</strong>au)<br />
kassabon<br />
klant<br />
kraam<br />
kosten<br />
ophalen (afhalen)<br />
pakken<br />
pin<br />
pinnen<br />
rondkijken<br />
super<br />
winkelen<br />
winkeljuffrouw<br />
Dagen en maan<strong>de</strong>n<br />
maandag<br />
dinsdag<br />
woensdag<br />
don<strong>de</strong>rdag<br />
vrijdag<br />
zaterdag<br />
zondag<br />
januari<br />
februari<br />
maart<br />
april<br />
mei<br />
juni<br />
juli<br />
augustus<br />
september<br />
oktober<br />
november<br />
<strong>de</strong>cember<br />
Dieren<br />
achterpoot<br />
bever<br />
blaten<br />
<strong>bij</strong><br />
brullen<br />
dolfijn (vis)<br />
duif<br />
everzwijn<br />
flad<strong>de</strong>ren<br />
gaas (afrastering)<br />
galopperen<br />
goudvis<br />
graven<br />
grazen<br />
grommen<br />
haai<br />
hamster<br />
hengel<br />
hoop (berg)<br />
hinniken<br />
insect<br />
jagen<br />
jager<br />
jong (het)<br />
kakelen<br />
kameel<br />
kameleon<br />
kanarie<br />
kangoeroe<br />
kikvors<br />
kikkervis<br />
knorren<br />
koekoek<br />
konijnenhok<br />
kraai<br />
kraaien (haan)<br />
kud<strong>de</strong><br />
lasso<br />
leg<br />
leggen (ei)<br />
lievelingsdier<br />
loeien<br />
meeuw<br />
net (visnet)<br />
neushoorn<br />
nijlpaard<br />
pluim (veer)<br />
ontsnappen<br />
opmaken (opeten)<br />
pikken (vogels)<br />
pluis<br />
pony<br />
prikkeldraad<br />
rat<br />
reiger<br />
rups<br />
scharrelen<br />
schild<br />
slagtand<br />
slakkenhuis<br />
slingeren (zwaaien)<br />
slurf<br />
snorhaar<br />
snuffelen<br />
spinnen (dra<strong>de</strong>n)<br />
spinnenweb<br />
stekel<br />
steken (prikken)<br />
stinkdier<br />
stro<br />
vacht<br />
veer<br />
verdrinken<br />
verjagen<br />
vleugel<br />
voeren (dieren)<br />
vluchten<br />
vogelkooi<br />
vogelverschrikker<br />
voorpoot<br />
walvis<br />
web<br />
wei<strong>de</strong><br />
weiland<br />
wesp<br />
winterslaap<br />
wol<br />
worm<br />
za<strong>de</strong>l<br />
zeehond<br />
zoemen<br />
zorgen voor<br />
zwaluw<br />
Eten en drinken<br />
aflikken<br />
afsnij<strong>de</strong>n<br />
ananas<br />
appeltaart<br />
barbecue<br />
bes<br />
beschuitje<br />
bestek<br />
bietjes<br />
brok<br />
broodtrommel<br />
champignon<br />
eetwaar<br />
etenstijd<br />
fruitschaal<br />
gebak<br />
groente<br />
gulzig<br />
hapje (gerecht)<br />
hongerig<br />
honing<br />
jam<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
kippenvlees<br />
klokhuis<br />
knabbelen<br />
knagen<br />
komkommer<br />
koken (water)<br />
kokosnoot<br />
leegdrinken<br />
maaltijd<br />
mager<br />
middageten<br />
oliebol<br />
ont<strong>bij</strong>t<br />
opeten<br />
opvreten<br />
paasei<br />
paprika<br />
plukken<br />
pruim<br />
pudding<br />
sappig (appel)<br />
schaal (schotel)<br />
servies<br />
schrokken<br />
slagroom<br />
smakken<br />
smaken<br />
smullen<br />
snackbar<br />
snoepen<br />
suikerpot<br />
suikerklontje<br />
taai<br />
theepot<br />
theezakje<br />
toetje<br />
trek (eetlust)<br />
trommel (koek)<br />
ui<br />
varkensvlees<br />
verrukkelijk<br />
vers<br />
vet<br />
vies (smaak)<br />
vrucht<br />
zin (lust)<br />
zuigen<br />
zuurkool<br />
Familie<br />
achternaam<br />
begraven<br />
dochter<br />
getrouwd<br />
graf<br />
kennis<br />
ou<strong>de</strong>r<br />
raad<br />
voornaam<br />
zoon<br />
Feest vieren<br />
bellen blazen<br />
<strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>r<br />
boffen<br />
carnaval<br />
dansje<br />
divali<br />
een feest geven<br />
feest vieren<br />
feestdag<br />
feestjurk<br />
feliciteren<br />
hartelijk<br />
hartstikke<br />
kerstkaart<br />
Koninginnedag<br />
moe<strong>de</strong>rdag<br />
nieuwjaar<br />
offerfeest<br />
opblijven<br />
oud & nieuw<br />
pret<br />
ramadan<br />
suikerfeest<br />
surprise<br />
tekenfilm<br />
trakteren<br />
uitnodiging<br />
verrassen<br />
welkom<br />
wens<br />
wensen<br />
zalig<br />
zichzelf<br />
zoen<br />
zoenen<br />
Geluid en muziek<br />
aanzetten<br />
bioscoop<br />
brommen<br />
doodstil<br />
echo<br />
gil<br />
hardop<br />
kabaal<br />
klank<br />
klappen<br />
knallen<br />
koptelefoon<br />
kraken<br />
luid<br />
microfoon<br />
mobieltje<br />
mompelen<br />
muziekinstrument<br />
neuriën<br />
onhoorbaar<br />
ontzettend<br />
opnemen<br />
optre<strong>de</strong>n<br />
pianospelen<br />
plof(fen)<br />
rinkelen<br />
ritselen<br />
schateren<br />
tikken<br />
trompet<br />
Gevoelens<br />
angst
angstig<br />
arm (niet rijk)<br />
arm (zielig)<br />
bedroefd<br />
benieuwd<br />
bewon<strong>de</strong>ren<br />
bezorgd<br />
dapper<br />
<strong>de</strong>ftig<br />
<strong>de</strong> slappe lach<br />
dol op<br />
doodmoe<br />
droevig<br />
eenzaam<br />
eerlijk<br />
eigenwijs<br />
enig (alleen)<br />
ernstig (serieus)<br />
fantastisch (geweldig)<br />
flink (dapper)<br />
geloven (niet zeker<br />
weten)<br />
geluk<br />
geweldig<br />
grappig<br />
griezelig<br />
het kan me niet(s)<br />
schelen<br />
hopen<br />
in <strong>de</strong> war<br />
janken<br />
kalm<br />
kippenvel<br />
kwaad<br />
lach<br />
lol<br />
lui<br />
moeite<br />
mislukken<br />
missen<br />
ongelukkig<br />
ongerust<br />
onrustig<br />
opwin<strong>de</strong>n (zich)<br />
op zijn gemak<br />
paniek<br />
rottig<br />
schamen (zich)<br />
sip<br />
stom (vervelend)<br />
stoppen (ophou<strong>de</strong>n<br />
met iets)<br />
tevre<strong>de</strong>n<br />
treurig<br />
van plan zijn<br />
verbaasd<br />
verbazing<br />
verbergen<br />
verlangen<br />
verlaten<br />
verliefd<br />
verschrikt<br />
vervelen<br />
voor schut staan<br />
vreselijk<br />
wegwezen<br />
wennen<br />
woe<strong>de</strong>nd<br />
zacht (kracht)<br />
zenuwachtig<br />
zielig<br />
zijn gang gaan<br />
zon<strong>de</strong> (jammer)<br />
Hoeveelheid<br />
aantal<br />
bei<strong>de</strong> (-n)<br />
berg (stapel)<br />
doormid<strong>de</strong>n<br />
helft<br />
hoop (veel)<br />
kwart<br />
met z’n tweeën<br />
met z’n drieën<br />
ongeveer<br />
rest<br />
weinig (inhoud)<br />
Instructietaal /<br />
schooltaal<br />
afvragen<br />
be<strong>de</strong>kken<br />
bedoeling<br />
betekenen<br />
<strong>bij</strong>zetten<br />
binnenkomen<br />
daarmee<br />
doorgeven<br />
doorwerken<br />
gemak (makkelijk)<br />
het geeft niet<br />
het hangt ervan af<br />
haast (tijdgebrek)<br />
hiermee<br />
hoewel<br />
hurken<br />
in een rij staan<br />
in or<strong>de</strong><br />
in <strong>de</strong> gaten hou<strong>de</strong>n<br />
in<strong>de</strong>rdaad<br />
intussen<br />
juist (goed)<br />
klaarmaken<br />
knap<br />
letten op<br />
liggen aan<br />
meevallen<br />
mogelijk<br />
mooi (ok)<br />
namelijk<br />
nazeggen<br />
omkeren<br />
on<strong>de</strong>rzoeken<br />
onthou<strong>de</strong>n<br />
onzin<br />
op zoek<br />
openen<br />
opnieuw<br />
oppakken (optillen)<br />
opstaan (gaan staan)<br />
opstapelen<br />
plan<br />
sluiten<br />
spreken<br />
uitkiezen<br />
uitleggen<br />
uitpraten (afron<strong>de</strong>n)<br />
uitzoeken<br />
vergissen<br />
verstandig<br />
vol (volledig)<br />
volgen (begrijpen)<br />
voor (doel)<br />
voor het eerst<br />
voorbeeld<br />
zodat<br />
zwijgen<br />
Kleding en uiterlijk<br />
afzakken (broek)<br />
bolhoed<br />
clownspak<br />
cowboyhoed<br />
dragen (kleren)<br />
doktersjas<br />
eruit zien als<br />
gesp<br />
gulp<br />
hak<br />
handschoen<br />
helm<br />
hoofddoek<br />
indianenpak<br />
indianentooi<br />
instoppen<br />
katoen<br />
kleding<br />
klomp<br />
kniekous<br />
knijper<br />
knoopsgat<br />
kous<br />
kraag<br />
krul<br />
laag<br />
losmaken<br />
omdoen<br />
pak<br />
pruik<br />
regenlaarzen<br />
rek<br />
rugzak<br />
schminken<br />
sieraad<br />
sjaal<br />
shirt<br />
staan (mooi)<br />
stof (kleding)<br />
stoom<br />
strijken<br />
strikken<br />
verkle<strong>de</strong>n<br />
verkopen<br />
verslijten<br />
vlek<br />
zool<br />
zwembroek<br />
zwempak<br />
Kleuren extra<br />
donkerblauw<br />
donkergroen<br />
lichtblauw<br />
lichtgroen<br />
muisgrijs<br />
Knutselen en<br />
tekenen<br />
afbreken<br />
afknippen<br />
afscheuren<br />
band (stof)<br />
franje<br />
glanzen<br />
handig<br />
inkleuren<br />
karton<br />
ketting (keten)<br />
kleurboek<br />
kleurkrijt<br />
kleurpotlood<br />
kleven<br />
klod<strong>de</strong>r<br />
kloppen (slaan)<br />
klosje (garen)<br />
kne<strong>de</strong>n (klei)<br />
knutselen<br />
knip (knippen)<br />
krom<br />
kruis<br />
lap<br />
lelijk<br />
licht (straling)<br />
lint<br />
maken (repareren)<br />
natekenen<br />
opplakken<br />
oprollen<br />
overtekenen<br />
overtrekken<br />
plastic<br />
prop<br />
recht<br />
reep (papier)<br />
rijgen<br />
uitknippen<br />
vast (stevig)<br />
vastplakken<br />
vastzitten<br />
vel (papier)<br />
verfpot<br />
vergrootglas<br />
voorstellen<br />
vouw<br />
vouwblad<br />
wrijven<br />
zagen<br />
Kringconventies<br />
antwoord<br />
antwoor<strong>de</strong>n<br />
cirkel<br />
in het mid<strong>de</strong>n<br />
het hebben over<br />
navertellen<br />
omhooghou<strong>de</strong>n<br />
omstebeurt<br />
opschuiven<br />
opsteken (vinger)<br />
opzeggen (gedicht)<br />
overslaan<br />
vraag<br />
voordoen<br />
voorlezen<br />
voorzeggen<br />
wiebelen<br />
zeggen (betekenen)<br />
Lezen en schrijven<br />
alfabet<br />
avontuur<br />
bladzij<strong>de</strong><br />
boodschappenlijstje<br />
gaan over<br />
hoofdletter<br />
kleine letter<br />
leesboek<br />
letter<br />
omslaan (bladzij<strong>de</strong>)<br />
opnoemen<br />
opschrijven<br />
opzoeken (proberen<br />
te vin<strong>de</strong>n)<br />
rechtop<br />
regel<br />
rijmen<br />
schoolkrant<br />
schrift<br />
schuin<br />
spellen<br />
sprookjesboek<br />
stripboek<br />
tijdschrift<br />
titel<br />
won<strong>de</strong>r<br />
woord<br />
woordblad<br />
woor<strong>de</strong>nboek<br />
zin<br />
Lichaam<br />
aanvoelen (tastzin)<br />
a<strong>de</strong>m<br />
a<strong>de</strong>men<br />
a<strong>de</strong>mhalen<br />
bot<br />
hart<br />
hik<br />
huid<br />
insmeren<br />
jeuken<br />
kies (tand)<br />
korst<br />
krabben<br />
leven<br />
lippenstift<br />
lucht (zuurstof)<br />
nagellak<br />
nakijken (oog)<br />
navel<br />
neusdruppels<br />
oorpijn<br />
stem (praten)<br />
stevig (fors)<br />
traan<br />
vel (huid)<br />
voetstap<br />
vuist<br />
wimper<br />
zicht<br />
Lichaamstaal<br />
beven<br />
buigen<br />
buiging<br />
bul<strong>de</strong>ren<br />
gapen<br />
geeuwen<br />
gieren<br />
gillen<br />
glimlachen<br />
grijnzen<br />
grijpen<br />
hijgen<br />
hoofdschud<strong>de</strong>nd<br />
in slaap vallen<br />
inhou<strong>de</strong>n (a<strong>de</strong>m)<br />
inslikken<br />
ja knikken<br />
jammeren<br />
juichen<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
37
38<br />
klapperen<br />
krijsen<br />
leunen<br />
met grote ogen<br />
mopperen<br />
nadoen<br />
nee schud<strong>de</strong>n<br />
ophalen (schou<strong>de</strong>rs)<br />
puffen<br />
sissen<br />
snikken<br />
snuiven<br />
snurken<br />
sputteren<br />
staren<br />
stikken (benauwd)<br />
stotteren<br />
struikelen<br />
trekken (gezichten)<br />
trillen<br />
trippelen<br />
turen<br />
uitroepen<br />
uitrusten<br />
zeuren<br />
zucht<br />
zwaaien<br />
Mensen<br />
baas<br />
blind<br />
chauffeur<br />
cowboy<br />
dame<br />
<strong>de</strong>gene<br />
doof<br />
doodgaan<br />
droom<br />
goochelaar<br />
groenteman<br />
heer<br />
indiaan<br />
ijscoman<br />
kapitein<br />
knecht<br />
kok<br />
lieverd<br />
luiaard<br />
matroos<br />
meid<br />
metselaar<br />
miljonair<br />
muzikant<br />
piraat<br />
postbo<strong>de</strong><br />
ober<br />
robot<br />
schatrijk<br />
schil<strong>de</strong>r<br />
schipper<br />
soldaat<br />
tandarts<br />
timmerman<br />
trouwen<br />
tweeling<br />
vent<br />
vriendin<br />
vreem<strong>de</strong><br />
zeerover<br />
zuster (verpleeg)<br />
Natuur<br />
aar<strong>de</strong> (aardbol)<br />
beek<br />
bestaan<br />
beukennootje<br />
dal<br />
dor<br />
greppel<br />
hemel<br />
heuvel<br />
horizon<br />
ijsschots<br />
kuil<br />
kust<br />
land (zee)<br />
meer<br />
mod<strong>de</strong>r<br />
molen<br />
mos<br />
natuur<br />
Noordpool<br />
oceaan<br />
oerwoud<br />
oever<br />
omwaaien<br />
on<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> zon<br />
op pad<br />
pad<br />
rapen<br />
ravijn<br />
regenboog<br />
riet (plant)<br />
rivier<br />
rots<br />
schaduw<br />
sloot<br />
struik<br />
tocht<br />
vaart<br />
vijver<br />
verdwalen<br />
wan<strong>de</strong>len<br />
wan<strong>de</strong>ling<br />
waterkant<br />
zuidpool<br />
Omgaan met elkaar<br />
aardig<br />
afpakken<br />
baas spelen (<strong>de</strong>)<br />
beloven<br />
bemoeien<br />
beschermen<br />
besluiten<br />
brutaal<br />
eens (akkoord)<br />
er vandoor gaan<br />
expres<br />
flauwekul<br />
foppen<br />
geheim (znw)<br />
geheimzinnig<br />
gelijk hebben<br />
gemeen (slecht)<br />
genieten (plezier)<br />
genoeg hebben van<br />
gluren<br />
halen (roepen)<br />
hebberig<br />
in <strong>de</strong> gaten hou<strong>de</strong>n<br />
in zijn eentje<br />
jezelf<br />
keihard<br />
knuffelen<br />
klagen<br />
klikken<br />
kussen<br />
kwebbelen<br />
last (hin<strong>de</strong>r)<br />
lastig<br />
lenen (van)<br />
lief vin<strong>de</strong>n<br />
liegen<br />
luisteren (gehoorzamen)<br />
mal<br />
manier<br />
meeloper<br />
meemaken<br />
nieuwsgierig<br />
nijdig<br />
onaardig<br />
ontmoeten<br />
onvrien<strong>de</strong>lijk<br />
op zijn kop krijgen<br />
per ongeluk<br />
ruilen<br />
saai<br />
schattig<br />
smeken<br />
stelen<br />
stiekem<br />
stoeien<br />
storen<br />
streek<br />
streng<br />
tegenhou<strong>de</strong>n<br />
tegenkomen<br />
uitlachen<br />
uitpraten (<strong>bij</strong>leggen)<br />
vals (boosaardig)<br />
vanzelf<br />
verbie<strong>de</strong>n<br />
verklappen<br />
verlegen<br />
vertrouwen (ww)<br />
verwachten<br />
verwend<br />
verwennen<br />
vrien<strong>de</strong>lijk<br />
voor <strong>de</strong> gek hou<strong>de</strong>n<br />
wisselen (ruilen)<br />
zijn zin krijgen<br />
Or<strong>de</strong>nen & vergelijken<br />
& meten<br />
achteraan<br />
allereerste<br />
allerlaatste<br />
allerlei<br />
alsof<br />
alvast<br />
behalve<br />
bovendien<br />
echt (tegenover vals)<br />
eind<br />
ermee<br />
even donker<br />
even licht<br />
flink (groot, veel)<br />
gelijk (tegelijk)<br />
gezicht (aanblik)<br />
herkennen<br />
hierachter<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
hieron<strong>de</strong>r<br />
iemand an<strong>de</strong>rs<br />
iets an<strong>de</strong>rs<br />
mini<br />
missen (ontbreken)<br />
na (achter)<br />
nogal<br />
oud (tegenover nieuw)<br />
overblijven (rest)<br />
pas (nog maar)<br />
per (per dag)<br />
rotzooi<br />
stapel<br />
toevallig<br />
uithalen<br />
uitmaken (belang)<br />
uitzoeken<br />
vast (al)<br />
ver<strong>de</strong>len<br />
vergelijken<br />
verschil<br />
verschillend<br />
verzamelen<br />
volgor<strong>de</strong><br />
voor (ipv)<br />
vooral<br />
voordringen<br />
wegen<br />
weegschaal<br />
zelfs<br />
zoals<br />
zodra<br />
zoiets<br />
zolang<br />
zover<br />
zulk<br />
Planten en bloemen<br />
appelboom<br />
<strong>bij</strong>l<br />
bloembol<br />
bloempot<br />
boomstam<br />
graan<br />
hyacint<br />
krokus<br />
mesthoop<br />
tuinslang<br />
tulp<br />
narcis<br />
perenboom<br />
regenwater<br />
roos<br />
vergeet-me-nietje<br />
zaad<br />
zaaien<br />
Ruimtelijke en meetkundige<br />
oriëntatie<br />
achterkant<br />
binnenkant<br />
bol (znw)<br />
bovenaan<br />
bovenkant<br />
breed<br />
buitenkant<br />
dwars (richting)<br />
eind (afstand)<br />
erachter<br />
in het rond<br />
ingang<br />
kier<br />
kilometer<br />
languit<br />
linker (plaats)<br />
meten (lengte)<br />
meter (100 cm)<br />
omheen<br />
on<strong>de</strong>rkant<br />
on<strong>de</strong>rdoor<br />
on<strong>de</strong>rsteboven<br />
over (plaats)<br />
overeind<br />
pal<br />
rechter (rechterkant)<br />
rechthoek<br />
rol (cilin<strong>de</strong>r)<br />
rond (rondom)<br />
ron<strong>de</strong> (rondgang)<br />
rondom<br />
scheef<br />
smal<br />
stevig (soli<strong>de</strong>)<br />
te voorschijn<br />
tegenaan<br />
tegenover<br />
uitgang<br />
uitsteken<br />
vandaan<br />
vandoor<br />
vanuit<br />
ver<strong>de</strong>rop<br />
verte<br />
vierkant<br />
vlak<strong>bij</strong><br />
vooraan<br />
voorkant<br />
waar (juist)<br />
wijd<br />
zijkant<br />
School<br />
basisschool<br />
belangrijk<br />
bibliotheek<br />
blokkendoos<br />
boel (veel)<br />
buiten<strong>de</strong>ur<br />
bureau (schrijftafel)<br />
<strong>de</strong>urmat<br />
domoor<br />
door elkaar<br />
doorlopen<br />
groepjes van drie<br />
gymschoenen<br />
gymzaal<br />
hal<br />
in groepjes<br />
klaar zetten<br />
kletskous<br />
krabbelen<br />
leren<br />
les<br />
map<br />
oefenen<br />
on<strong>de</strong>rzoek<br />
op tijd<br />
overblijven<br />
poot (tafel)<br />
prikbord<br />
prullenmand<br />
ruit (glas)<br />
schoolplein
schoolbord<br />
schooldokter<br />
schoolreisje<br />
speelplaats<br />
stempelkussen<br />
stoelpoot<br />
straf<br />
terugleggen<br />
trapleuning<br />
voeten vegen<br />
voorstelling (film)<br />
wijs<br />
woensdagmiddag<br />
zaal<br />
Spel en sport<br />
applaus<br />
afstempelen<br />
beroemd<br />
beste<br />
boksen<br />
bravo<br />
club<br />
crossfiets<br />
<strong>de</strong>len<br />
diploma<br />
doelpunt<br />
duiken (dook, gedoken;<br />
zee)<br />
duw<br />
fietspomp<br />
hardlopen<br />
hon<strong>de</strong>npoep<br />
hup<br />
kampioen<br />
kegel<br />
klappen (applaudisseren)<br />
medaille<br />
meerij<strong>de</strong>n<br />
mislukken<br />
missen (niet raak)<br />
overnieuw<br />
paardrij<strong>de</strong>n<br />
pauze<br />
publiek<br />
raken<br />
rammen<br />
regelen<br />
roeien<br />
spel<br />
speeltuin<br />
sport<br />
stijf<br />
soepel<br />
ski<br />
skiën<br />
smak<br />
tennis<br />
toe (komaan)<br />
trappen<br />
trapper<br />
twee aan twee<br />
verliezen<br />
wedstrijd<br />
wielrenner<br />
winnaar<br />
winnen<br />
wisselen<br />
zwaargewicht<br />
zweefvliegtuig<br />
zwembad<br />
zwemles<br />
zweven<br />
Spelen en werken<br />
aanlopen (komt)<br />
aanvliegen (rennen)<br />
achterover<br />
afgooien<br />
apparaat<br />
batterij<br />
beet (vast)<br />
beweging<br />
bonzen<br />
boor<br />
boren<br />
cement<br />
flipperkast<br />
geweer<br />
glippen<br />
goochelen<br />
hamer<br />
heus<br />
hobbelpaard<br />
indoen<br />
indrukken<br />
kaart (spel)<br />
kaart (ticket)<br />
kanon<br />
karwei<br />
klauteren<br />
kleermakerszit<br />
kletteren<br />
knuffelbeest<br />
kogel<br />
koprol<br />
kralenplank<br />
kruiwagen<br />
kubus<br />
kunst (prestatie)<br />
maken (zorgen dat)<br />
meespelen<br />
memory<br />
mop (grap)<br />
motor (machine)<br />
omkijken (over <strong>de</strong><br />
schou<strong>de</strong>r)<br />
oppassen<br />
optocht<br />
pijp (buis)<br />
plank<br />
plezier<br />
post<br />
postzegel<br />
podium<br />
precies (secuur)<br />
pretpark<br />
probleem<br />
rukken<br />
schok (beweging)<br />
sneeuwballen gooien<br />
stijgen<br />
storten (gooien)<br />
stuiven<br />
suf<br />
tikkertje<br />
timmeren<br />
toneel spelen<br />
tovenaar<br />
trampoline<br />
uitglij<strong>de</strong>n<br />
verdienen<br />
verschijnen<br />
verstoppertje<br />
volgen (achterna)<br />
voorover<br />
vlieger<br />
wapperen<br />
waterpistool<br />
wed<strong>de</strong>n<br />
weglopen<br />
werken (apparaat)<br />
wild (bvnw)<br />
wippen<br />
woest<br />
zakken (ww naar<br />
bene<strong>de</strong>n)<br />
zaklopen<br />
zeilboot<br />
zeilen<br />
zijn best doen<br />
zoek (verloren)<br />
Tellen en getalsbegrip<br />
achttien<br />
an<strong>de</strong>rhalf<br />
apart (afzon<strong>de</strong>rlijk)<br />
cijfer<br />
controleren<br />
<strong>de</strong>rtien<br />
duizend<br />
elf (getal)<br />
enkel (een paar)<br />
enorm<br />
eraf<br />
eraf halen<br />
er<strong>bij</strong><br />
er<strong>bij</strong> doen<br />
extra<br />
getal<br />
getallenlijn<br />
hon<strong>de</strong>rd<br />
in elk geval<br />
meeste<br />
minste<br />
nul<br />
nummer<br />
negen<br />
negen<strong>de</strong><br />
negentien<br />
ont<strong>de</strong>kken<br />
rekenen<br />
schatten<br />
tachtig<br />
tellen<br />
twintig<br />
veertien<br />
veertig<br />
vijftien<br />
vijftig<br />
waarschijnlijk<br />
zestien<br />
Thuis<br />
aanrecht<br />
achter<strong>de</strong>ur<br />
afstandsbediening<br />
afwas<br />
balkon<br />
behang<br />
bezem<br />
bezoek<br />
box (baby)<br />
<strong>de</strong>urbel<br />
dweilen<br />
elektrisch<br />
etage<br />
familie<br />
fluitketel<br />
haard<br />
kan<br />
kap (<strong>de</strong>)<br />
ketel<br />
kin<strong>de</strong>rwagen<br />
klep (<strong>de</strong>ksel)<br />
la<strong>de</strong><br />
lift<br />
lucifer<br />
luciferhoutje<br />
mat<br />
matras<br />
meubels<br />
pijp roken<br />
pitten (fornuis)<br />
plafond<br />
plat dak<br />
puntdak<br />
regenpijp<br />
sleutelgat<br />
sleutelhanger<br />
stofzuigen<br />
stofzuiger<br />
tapijt<br />
tegel<br />
toilet<br />
toilettas<br />
verhuizen<br />
vensterbank<br />
verdieping<br />
voor<strong>bij</strong>lopen<br />
voor<strong>de</strong>ur<br />
vuilniszak<br />
Tijdsbeleving en<br />
tijdsbesef<br />
af en toe<br />
allang<br />
alvast<br />
alweer<br />
begin<br />
beleven<br />
daarnet<br />
direct<br />
eer<strong>de</strong>r<br />
eergisteren<br />
eind / ein<strong>de</strong><br />
gele<strong>de</strong>n<br />
gelijk (meteen)<br />
gisteravond<br />
haast (<strong>bij</strong>na)<br />
horloge<br />
juist (net)<br />
laatst<br />
later<br />
maand<br />
meestal<br />
minuut<br />
moment<br />
nieuws (journaal)<br />
nog (opnieuw)<br />
ochtend<br />
ogenblik<br />
om (tijdstip)<br />
on<strong>de</strong>r (tij<strong>de</strong>ns)<br />
on<strong>de</strong>rtussen<br />
onlangs<br />
onmid<strong>de</strong>llijk<br />
ooit<br />
op het nippertje<br />
op (moment)<br />
opstaan (bed)<br />
over (tijdsaanduiding)<br />
overdag<br />
overmorgen<br />
poos(je)<br />
rust<br />
’s avonds<br />
’s middags<br />
’s morgens<br />
’s nachts<br />
secon<strong>de</strong><br />
te lang<br />
tegelijk<br />
tel<br />
telkens<br />
tenslotte<br />
tij<strong>de</strong>ns<br />
totdat<br />
tussendoor<br />
vanaf<br />
vanavond<br />
vanmiddag<br />
vanmorgen<br />
vannacht<br />
vanochtend<br />
voor (tijdstip)<br />
voor<strong>bij</strong> (afgelopen)<br />
voordat<br />
voorlopig<br />
voortaan<br />
vroeg<br />
vroeger<br />
weekend<br />
wijzer<br />
Vakantie / op reis<br />
aankomen<br />
afhalen<br />
aflopen (ein<strong>de</strong>)<br />
afscheid<br />
afstand<br />
ansichtkaart<br />
autorij<strong>de</strong>n<br />
autoweg<br />
bereiken<br />
buitenlands<br />
camping<br />
dagje uit<br />
eiland<br />
fototoestel<br />
hotel<br />
kaart (landkaart)<br />
kermis<br />
koffer<br />
lan<strong>de</strong>n<br />
logeren<br />
naartoe gaan<br />
meebrengen<br />
meegeven<br />
meekomen<br />
op reis<br />
opzetten (tent)<br />
reisbureau<br />
trekken (tocht)<br />
uitgerust<br />
vakantiereisje<br />
vreemd<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
39
40<br />
vertrekken<br />
vrij<br />
wegbrengen<br />
zonnebril<br />
zui<strong>de</strong>n<br />
Vervoer / verkeer<br />
achterbank<br />
achterin<br />
achterlicht<br />
benzine<br />
bestuur<strong>de</strong>r<br />
bocht<br />
conducteur<br />
halte<br />
helikopter<br />
inhalen<br />
inla<strong>de</strong>n<br />
koets<br />
locomotief<br />
machinist<br />
metrostation<br />
on<strong>de</strong>rweg<br />
ongeluk<br />
op weg<br />
opschieten<br />
per bus<br />
rails<br />
razen<br />
remmen<br />
rit<br />
strippenkaart<br />
sturen<br />
terechtkomen (plaats)<br />
uitkijken<br />
uitla<strong>de</strong>n<br />
vaart (snelheid)<br />
veilig<br />
ver<strong>de</strong>rgaan<br />
verhuiswagen<br />
verkeer<br />
verkeersbord<br />
vervoer<br />
vervoeren<br />
vervoermid<strong>de</strong>l<br />
via<br />
voorbank<br />
voor<strong>bij</strong> (ver<strong>de</strong>r)<br />
voorlicht<br />
vrachtwagen<br />
vuilniswagen<br />
weggaan<br />
Wassen en plassen<br />
afdrogen<br />
afspoelen<br />
afvoer<br />
afwasborstel<br />
badhanddoek<br />
buis<br />
doortrekken<br />
glibberig<br />
grondwater<br />
hel<strong>de</strong>r<br />
lek<br />
lekken<br />
lopen (vloeistof)<br />
plas (water)<br />
slang (buis)<br />
spatten<br />
spoelen<br />
stinken<br />
straal (water)<br />
toiletpapier<br />
troebel<br />
uitwringen<br />
vuil<br />
was (wasgoed)<br />
wasbak<br />
wasknijper<br />
waslijn<br />
wasmachine<br />
wasmand<br />
waterleiding<br />
wc-rol<br />
Weer / <strong>de</strong> seizoenen<br />
bewolkt<br />
bevriezen<br />
bliksem<br />
buitenspelen<br />
dooien<br />
don<strong>de</strong>r<br />
ijskoud<br />
het hagelt<br />
hitte<br />
koel<br />
mist<br />
najaar<br />
onweer<br />
regenbui<br />
sneeuwvlok<br />
storm<br />
voorjaar<br />
warmte<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Basiswoor<strong>de</strong>nlijst <strong>Amsterdamse</strong> <strong>Kleuters</strong> (BAK)<br />
zonnig<br />
Woonomgeving<br />
agent (politie)<br />
adres<br />
buitenkomen<br />
buurt<br />
bom<br />
dorp<br />
erf<br />
gracht<br />
haven<br />
kerk<br />
lantaarnpaal<br />
moskee<br />
museum<br />
oversteken<br />
paleis<br />
park<br />
plaats (stad)<br />
plein<br />
restaurant<br />
roltrap<br />
rondlopen<br />
schutting<br />
stad<br />
steeg<br />
steil<br />
tunnel<br />
veld<br />
Ziek zijn<br />
ambulance<br />
bacterie<br />
bibberen<br />
bleek zien<br />
bloedneus<br />
bult<br />
duizelig<br />
kiespijn<br />
koorts<br />
mazelen<br />
melktand<br />
rillen<br />
rusten (slapen)<br />
snuiten (neus)<br />
te pakken (ziek)<br />
thermometer<br />
thuis blijven<br />
tillen<br />
verband (wond)<br />
verzorgen<br />
waterpokken<br />
zalf<br />
zweetdruppels<br />
Extra<br />
daaraan<br />
daarin<br />
ernaar<br />
erom<br />
waarin<br />
waarop<br />
waarvoor