Voorstudie 35: Organen en rechtspersonen rondom de centrale

De voorzitter en de plaatsvervanqend voorzitter van elke
raad van tucht moeten voldoen aan de vereisten voor
benoembaarheid tot rechter in een arrondissementsrecht-
bank en met eniqe bij de wet inqestelde rechtspraak
belast zijn of yeweest zijn (art. 36, eerste en tweede
lid, Wra).
De tuchtrechtspraak heeft tot doe1 het weren en beteuqe-
len van misslaqen van reqisteraccountants in de uitoefe-
ninq van hun beroep en van inbreuken op verordeninqen van
de orde en op de eer van de stand van de reqisteraccoun-
tants (art. 33, eerste lid, wra). .
De tuchtrechtspraak wordt in eerste aanleq uitqeoefend
door een of meer raden van beroep. Het berechtende
college zal, indien het oordeelt dat het teqen de betro-
kken reqisteaccountant qerezen bezwaar qeqrond is, een
der volqende maatreqelen kunnen opleyqen:
1. schriftelijke waarschuwinq;
2. schriftelijke berispinq;
3. schorsinq als reqisteraccountant voor ten hoogste zes
maanden;
4. doorhalinq van de inschrijvinq in het accountants-
reqister (art. 33, tweede lid, en art. 34, eerste lid,
Wra) .
De ledenveryaderinq stelt bij verordeninq nadere reqels
(naast de in de wra qenoemde) met betrekkinq tot de
rechtsyanq, welke waarborgen qeven voor een deuqdelijke
berechtinq.
De ledenverqaderinq kan bij verordeninq reqels qeven met
betrekkinq tot een door de raad in te stellen vooronder-
zoek. Indien de raad op qrond van een vooronderzoek tot
het oordeel komt, dat het bezwaar kennelijk onqeqrond of
van niet voldoende betekenis is, dan we1 dat de feiten,
waarop het bezwaar steunt, te ver in het verleden liqqen
om termen voor berechtinq op te leveren, beslist hij 3at
berechtinq achterweqe blijft (art. 44, eerste en tweede
lid, Wra).
Gerezen bezwaren worden in behandeling qenomen hetzij op
een inqediende klacht, hetzij op verzoek van het bestuur,
hetzij ambtshalve (art. 40, eerste lid, Wra).
Zie nader omtrent het bovenstaande de verordeninq van 7
oktober 1967 (Stcrt. 1968, 33).
- opleidinq en exami- 3 Op het qebied van opleidinq en examinerinq van aanstaande
nering van aanstaande beroepsqenoten is niet voorqeschreven dat verordeninqen
beroepsqenoten moeten worden vastqesteld met uitzonderinq van een veror-
deninq waarbij het te betalen examenqeld wordt vastqe-
steld (art. 73, eerste lid, Wra). De orde heeft een
verordeninq met betrekkinq tot de opleidinq vastqesteld
(verordening van 13 december 1973; Stcrt. 1974, 3). M e t
betrekking tot het afnemen van het accountantsexamen
bepaalt de Wra dat de orde daartoe de vereiste medewer-
king verleent (art. 71, tweede lid, Wra) . Er is een exa-
menbureau, waarvan de minister van O&W het aantal leden
bepaalt en deze benoemt uit de in Nederland woonplaats
hebbende leden van de orde onder aanwijzin van de voor-
zitter uit de leden van het bureau. De minister stelt een
beschikkinq krachtens bovenstaande volzin niet vast dan
in overeenstemming met de minister van EZ en na het
bestuur van de orde en het curatorium qehoord te hebben
(art. 74, eerste en tweede lid, Wra). Het examenbureau
reqelt de inrichtinq van het examen, terwijl een AMvs de
omvanq'van het examen vaststelt en reqels stelt met
betrekkinq tot de eisen voor de toelating tot het afleq-
gen van het examen alsmede die voor het verkrijqen van
vrijstelling voor bepaalde onderdelen daarvan (art. 77,
eerste lid, en art. 72, eerste lid, Wra). Het examenbu-
reau is belast met de uitvoerinq van de door haar vastqe-
stelde regelinq met betrekkinq tot de inrichtinq van het
examen; zij benoemt de examinatoren en heeft de leidinq
van het examen en brenqt ieder jaar verslaq uit aan het
bestuur van de orde (art. 78 en art. 80, eerste lid, Wra).
- orqanisator ische en 4 Op het qebied van orqanisatorische en financiele zaken is
financiele zaken vaak voorgeschreven dat de orde de nodige verordeninyen
moet vaststellen (zie hieronder).