Voorstudie 35: Organen en rechtspersonen rondom de centrale

~nstelling
~anwijzing
Regelingen
Vergunningafgifte
vergunningafgifte
ter bestri j ding
geluidhinder
Vergunningsvoor-
schriften met even-
tuele nadere eisen
van andere organen
ORGAAN VERGUNNINGVERLENING GELUIDHINDER
Instelling en oprichtinq
Bij wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), ondertekend door de
minister van VoMil (Wet geluidhinder) ("Wgh"), zijn bevoegd-
heden toegekend.
De bevoegde instantie wordt bij AMvB aangewezen. Er is nog geen
orgaan aangewezen.
Wgh; deze wet is slechts voor een gedeelte in werking getreden.
Doelstellingen en taken
Het afgeven van vergunningen zonder welke het verboden is
toestellen te verhandelen of te gebruiken anders dan in
particuliere huishoudens (art. 2, eerste lid een tweede lid
onder b, Wgh).
Bevoegdheden
a. In het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder
kunnen bij AMvB regels worden gesteld omtrent:
a. het vervaardigen, invoeren, in voorraad hebben, te koop
aanbieden, afleveren of vervoeren van toestellen;
b. het gebruiken van toestellen, anders dan in particuliere
huishoudens.
Hiertoe kunnen behoren regels inhoudende onder meer een
verbod zulks te doen zonder vergunning, verleend door een
bij die AMvB aangewezen orgaan (art. 2, eerste lid en tweede
lid onder b, Wgh).
Aan een vergunning kunnen in het belang van het voorkomen of
beperken van geluidhinder voorschriften worden verbonden. De
voorschriften kunnen voor zover bij de betreffende AMvB niet
anders is bepaald, de verplichting inhouden te voldoen aan
door overheidsorganen die bij het voorschrift zijn aan-
gewezen, in het belang van het voorkomen of beperken van
geluidhinder gestelde nadere eisen. Bij het stellen van
zodanige eis wordt tevens het tijdstip bepaald, waarop ten
aanzien van die eis de verplichting ingaat (art. 5, vierde
lid, Wgh) .
Vergoeding van kosten b. Voor zover zulks bij AMvB is bepaald, kan een vergunning
dan we1 schade worden gewijzigd en ingetrokken.
Intrekking kan slechts geschieden:
1. indien de vergunningsvoorschriften niet worden nageleefd,
of
2. indien het toestel ontoelaatbare geluidhinder veroorzaakt
en wijziging of aanvulling van de aan de vergunning
verbonden voorschriften redelijkerwijs geen oplossing kan
bieden (art. 5, vijfde en zesde lid, Wgh).
In gevallen als hierboven bedoeld onder 2. kan het orgaan
dat de vergunning intrekt aan degene, wiens vergunning zij
intrekt, een vergoeding van gemaakte kosten of gelden schade
toekennen, indien die kosten of die schade redelijkerwijs
niet (geheel) te zijnen laste behoren te blijven (art. 124,
vierde lid Wgh).