Voorstudie 35: Organen en rechtspersonen rondom de centrale

. Examinering in
het buitenland
Regelingen
eerste lid, en art. 4, eerste lid, Wet tot bescherming van
het diploma van verpleegkundige).
Op bovenstaande wettelijke bepalingen is de regeling
opleiding diploma A-verpleegkundige (MB van 28 december 1973
(Stcrt. 1974, 12)) gebaseerd:
De opleiding geschiedt in erkende inrichtingen. Tot de
opleiding wordt men toegelaten indien men bepaalde diploma's
bezit en een goede gezondheid geniet en blijkens een ver-
klaring afgegeven op grond van een door de hoofdinspecteur
omschreven onderzoek niet lijdt aan t.b.c..
Het bestuur van de inrichting kan de opleiding doen plaats-
vinden in samenwerking met een school of een bepaald onder-
deel van de opleiding in een andere inrichting doen plaats-
vinden. Het theoretisch gedeelte van de opleiding omvat een
aantal lessen in een aantal nauwkeurig omschreven vakken.
Het praktisch gedeelte van de opleiding bestaat uit het
werken op verschillende ziekenhuisafdelingen in een aantal
minimaal daarvoor genoemde weken. De praktische opleiding
dient te geschieden onder begeleiding van een verpleeg-
kundige die een geeigende opleiding heeft genoten. In het
Overzicht Praktische Opleiding houdt een door of vanwege de
voor de opleiding verantwoordelijk gestelde persoon aan-
tekening bij van de beoordeling van de praktische werk-
zaamheden, de verpleging van patienten, het bijwonen van
operaties en bevallingen, het verrichten van verpleegkundige
handelingen.
Aan het einde van het eerste en tweede leerjaar zijn er
overgangsexamens. Het eindexamen bestaat uit een eindgesprek
en vijf landelijke tentamens in vijf omschreven vakken. De
leerling die tentamens wil aanvragen moet de voorgeschreven
praktijkperiode en het voorafgaande theoretische onderwijs
doorlopen hebben en de beoordeling daarvan moet tenminste
voldoende zijn. Na het met gunstig gevolg afleggen volgt een
eindgesprek. Het eindgesprek vindt plaats onder verantwoor-
delijkheid van een examencommissie, bestaande uit het hoofd
van de opleiding die tevens als voorzitter optreedt en twee
leden, die als docent aan de opleiding verbonden zijn. Als
alle examenonderdelen met gunstig gevolg zijn afgelegd wordt
het diploma uitgereikt met de onderscheidingstekenen (korte
samenvatting van het MB).
b. Buitenlandse diploma's kumen rechtens in Nederland erkend
zijn, zodat men aan een in het buitenland met succes afge-
legd examen in Nederland bevoegdheden kan ontlenen.
Een voorbeeld is de Wet toelating van in Indonesie bevoegde
Nederlandse tandartsen en vroedvrouwen. Een tweede voorbeeld
is het volgende .
De minister van VoMil kan diploma's, a1 dan niet in het
buitenland verkregen op een andere wijze dan in de Wet
bescherming diploma verpleegkundige vermeld, aanwijzen die
onder door hem te bepalen voorwaarden de bevoegdheid geven
de titel van verpleegkundige a1 of niet met een bijzondere
aanduiding te voeren (art. 5 Wet bescherming diploma van
verpleegkundige).
De minister van VoMil heeft een aantal buitenlandse
diploma's aangewezen zoals Nederlands-Indische (MB van 5 mei
1927 (Stcrt. 98)), Belgische (MB van 23 november 1951
(Stcrt. 236)) en Surinaamse (MB van 15 april 1966 (Stcrt.
78)).
Examenregelingen voor een aantal beroepen:
- Vroedvrouw; MB van 5 december 1974, (Stcrt. 241).
- Aantekening kraamverpleging; MB van 30 januari 1948 (Stcrt.
23).
- Aantekening kinderverpleging; MB van 8 mei 1959 (Stcrt. 91).
- A-verpleegkundige; MB van 28 december 1973 (Stcrt. 1974,
12).
- B-verpleegkundige; ME3 van 30 mei 1975 (Stcrt. 111).
- 2-verpleegkundige; ME3 van 10 januari 1978 (Stcrt. 19).