Voorstudie 35: Organen en rechtspersonen rondom de centrale

amens st el ling en
benoeming
Incompatibiliteiten
Verbod op
ruggespraak
Ministeriele
instelling van
Kamers
Taak van Kamers
Benoeming leden
van Kamers
Voorzitterschap
van Kamers
amens st el ling en benoeminq
Het centraal orgaan bestaat uit een door de minister van VoMil
te bepalen aantal van ten hoogste achttien leden en een gelijk
aantal plaatsvervangende leden. Zij worden benoemd door de
minister van VoMil (art. 20, eerste lid, WG). Zij worden
benoemd voor de tijd van vier jaren. Zij zijn terstond, doch
niet meer dan tweemaal , herbenoembaar . Zi j kunnen tussenti jds
worden geschorst of ontslagen (art. 20, zesde lid, WG).
De miniser van VoMil benoemt een derde gedeelte der (plaats-
vervangende) leden in overeenstemming met de minister van EZ.
Uit deze leden wijst hij in overeenstemming met de minister van
EZ een (plaatsvervangend) voorzitter van het centraal orgaan
aan (art. 20, tweede lid, WTG). Hij benoemt twee (plaatsver-
vangende) leden na overleg met de naar zijn oordeel algemeen
erkende centrale organisaties van werkgevers (art. 20, derde
lid, WTG). Hij benoemt twee (plaatsvervangende) leden na over-
leg met de naar zijn oordeel algemeen erkende centrale organi-
saties van werknemers (art. 20, vierde lid, WTG). Hij benoemt
de overige (plaatsvervangende) leden voor de helft na overleg
met de organisaties van organen voor gezondheidszorg en voor de
helft na overleg met de organisaties van ziektekostenverzeke-
raars (art. 20, vijfde lid, WTG).
Onverenigbaar met het lidmaatschap of het plaatsvervangend
lidmaatschap zijn functies bij of ten behoeve van represen-
tatieve organisaties van organen van gezondheidszorg en van
ziektekostenverzekeraars, die betrokken zijn bij het overleg
over de tarieven, alsmede bij of ten behoeve van naar het
oordeel van de minister van VoMil representatieve organisaties
van ziektekostenverzekeraars en van organen van gezondheidszorg
op wier voordracht een of meer leden in een Kamer zijn benoemd
(art. 20, achtste lid, WG).
De (plaatsvervangende) leden oefenen hun taak uit zonder last
van of ruggespraak met de organisaties of groeperingen waarmede
overleg is gepleegd omtrent hun benoeming (art. 20, negende
lid, WTG).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. de minister van VoMil stelt per door hem aan te wijzen
categorie van organen voor gezondheidszorg Kamers in.
Alvorens een Kamer wordt ingesteld wordt het centraal orgaan
gehoord (art. 23, eerste lid, WG).
De Kamers hebben tot taak het eigener beweging of desgevraagd
uitbrengen van advies aan het centraal orgaan over
het vaststellen dan we1 wijzigen van richtlijnen (art. 23,
tweede lid, WTG; zie mede onder "Be~oegdheden~~).
Het centraal orgaan benoemt de helft van de leden van de
Kamers op voordracht van de voor de betreffende Kamer naar
het oordeel van de minister van VoMil representatieve
organisaties van ziektekostenverzekeraars en de andere helft
op voordracht van de voor die Kamer naar diens oordeel
representatieve organisaties van organen voor gezondheidszorg
(art. 23, derde lid, WTG; de leden der ~&ners behoeven
dus niet noodzakelijk leden van het orgaan te zijn).
Een Kamer wordt voorgezeten door een door het centraal
orgaan uit de leden, die benoemd zijn in overeenstemming met
de minister van EZ, aan te wijzen lid van het centraal
orgaan (art. 23, vierde lid, WTG).