Voorstudie 35: Organen en rechtspersonen rondom de centrale

Minister voert overleg d. De minister voert, indien hij daartoe aanleiding aanwezig
over beslissingen acht, ter zake overleg met de Buitengewone Pensioenraad.
Indien bovenbedoeld overleg niet tot overeenstemming leidt
beslist de Pensioenraad dat de oorspronkelijke beslissing
blijft gehandhaafd, dan we1 wordt herzien. Hiervan doet de
Pensioenraad terstond, met redenen omkleed, schr iftelijk
mededeling aan de minister.
Voorgaande vindt geen toepassing indien en voor zolang geen
beslissing is genomen ter zake van een bezwaarschrift, als
hieronder ter sprake zal worden gebracht, dan we1 een
beroep, als hieronder ter sprake zal worden gebracht, ten-
zij de minister om inlichtingen heeft verzocht ter zake van
een uitspraak of een onderdeel daarvan waartegen het
bezwaarschrift of het beroep zich niet richt (art. 21
Wbp 40-45, art. 20b Wbp 2-0).
Beroep in te stellen e. Binnen drie maanden na de dagtekening van een beslissing van
door minister de Pensioenraad kan de minister, in het belang van een
goede uitvoering van de Wbp 40-45 dan we1 van de Wbp z-o,
daartegen beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.
De minister kan bepalen dat het beroep schorsende werking
heeft. Van het ingestelde beroep doet de minister terstond
mededeling aan de belanghebbende en a& de Pensioenraad
(art. 39 Wbp 40-45, art. 35 Wbp 2-0).
Uitbrengen jaarverslag f. De Pensioenraad brengt jaarlijks van zijn werkzaamheden aan
de Kroon verslag uit dat aan de Staten-Generaal wordt mede-
gedeeld (art. 21, zesde lid, Wbp 40-45).
Machtiging van Kroon g. In bijzondere gevallen kan een vervallen verklaard buiten-
gewoon pensioen na machtiging van de Kroon door de
Pensioenraad opnieuw worden toegekend (art. 34 Wbp 40-45,
art. 31 Wbp 2-0) .
Machtiging van minister h. Krachtens machtiging van de mcnister kan de Pensioenraad
van vorderingen afzien of deze kwijtschelden (art. 35a
Wbp 40-45, art. 31b Wbp 2-0).
Goedkeuring van minister i. Met goedkeuring van de minister kan de Pensioenraad in
bijzondere gevallen het recht op buitengewoon pensioen
toekennen aan een zeeman, op wie de wetsbepalingen regelen-
de het recht op pensioen niet (geheel) van toepassing
zijn (art. 3, vijfde lid, Wbp 2-01.
Financieel ,toezicht j. De minister houdt toezicht op de uitgaven, welke zijn ver-
bonden aan de uitvoering van de Wbp 40-45 dan we1 van de
Wbp 2-0. De minister stelt te dien aanzien nadere regelen
(art. 45 Wbp 40-45, art. 38 '~bp 2-0).