Voorstudie 35: Organen en rechtspersonen rondom de centrale

Betaling jaarci jns
Eigendom" en zal hieronder gememoreerd worden als het blad,
sch.) en legt hij de aanvrage met de daarbij behorende
bescheiden ter inzage bij het bureau. De aanvrager kan ver-
zoeken om bovenbedoelde handelingen zo spoedig mogelijk te
verrichten na dat verzoek (art. 22C, eerste en tweede lid,
Row) .
Ter zake van een aanvrage moet, zolang daarop geen octrooi is
verleend, twee jaar na de indiening op de laatste dag der
maand waarin deze heeft plaatsgevonden en verder elk volgend
jaar op die dag een bij algemene maatregel van Rijksbestuur te
bepalen bedrag bij het bureau worden betaald. Bij betaling na
de vervaldag zi jn verhogingen ver schuldigd .
Verval van aanvrage De aanvrage dan we1 een inmiddels daarop verleend octrooi ver-
bij wanbetaling valt, wanneer de betreffende bedragen niet binnen zes maanden
na de vervaldag zijn betaald. Betaling niet meer dan zes
Intrekking van aan-
vragen
maanden voor de vervaldag is toegelaten.
De Octrooiraad tekent het verval in de openbare registers aan,
geeft daarvan kennis in het blad en stelt een derde, die een
nog niet afgehandeld verzoek heeft gedaan tot het instellen
van een onderzoek naar de stand der techniek of tot het nemen
van een beslissing omtrent de verlening van octrooi op een
aanvrage, van het verval op de hoogte.
Indien op de vervaldag niet is betaald, herinnert de Octrooi-
raad de aanvrager binnen veertien dagen schriftelijk aan de
betaling. Indien drie maanden na de vervaldag niet is betaald,
zendt de Octrooiraad een afschrift van deze herinneringsbrief
aan allen, die blijkens in de openbare registers ingeschreven
stukken ter zake van de aanvrage rechten hebben verkregen of
rechtsvorderingen hebben ingesteld. Op het ontbreken van de
herinneringsbrief kan in rechte geen beroep worden gedaan
(art. 22D Row).
De intrekking van een ter inzage gelegde of openbaar gemaakte
aanvrage heeft tegenover derden geen gevolg:
a. zolang geen vier'maanden na de ter inzage legging onder-
scheidenlijk de openbaarmaking van de aanvrage zijn ver-
streken;
b. zolang niet onherroepelijk is beslist op een verzoekschrift
van 'de rechtstreeks belanghebbende met het verzoek om te
bepalen dat de aanspraak op octrooi geheel of gedeelte1ij.k
aan hem of mede aan hem toekomt onderscheidenlijk op een
bezwaarschrift gebaseerd op het feit dat de betrokkene
meent zelf (mede) aanspraken te hebben op het betreffende
octrooi;
c. zolang niet onherroepelijk is beslist op rechtsvorderingen
ter zake van de aanvrage, die blijkens in de openbare
registers van de Octrooiraad ingeschreven stukken zijn
ingesteld.
Wanneer krachtens een onherroepelijke beslissing als bedoeld
onder b. en c. de aanspraak op octrooi toekomt of mede toekomt
aan een ander dan de aanvrager, wordt de intrekking geacht
niet te zijn geschiedt.