Voorstudie 35: Organen en rechtspersonen rondom de centrale

Benoeming
Verschi jnen te
keuren persoon
Oproepen artsen
Interne werkverdeling
Openbaarheid
uitspraken
Nadere regels Kroon
en minister
Ministeriele regeling
m.b.t. werkzaamheden
Ingrijpen minister
bij fraude inge-
schrevene
De tot de indelingsraden behorende personen worden door de
minister van Def. benoemd dan wel, voor zover het militair
personeel betreft, door of vanwege de minister daarvoor
aangewezen of, voor zover het burgerpersoneel aangaat, daarbij
te werk gesteld (art. 13, derde lid, Dpb).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Voor zover de minister van Def. het nodig acht, dient iedere
ingeschrevenen voor. de dienstplicht zich aan een onderzoek
te onderwerpen; ter plaatse van het onderzoek gedraagt hij
zich naar de aldaar gegeven aanwijzingen (art. 12, eerste
lid, Dpw; art. 15, eerste lid, Dpb).
Elke voor het onderzoek van ingeschrevenen opgeroepen
geneeskundige is verplicht de hem door het hoofd van de raad
opgedragen werkzaamheden te verrichten (art. 13 Dpw).
De uitslag van de meting wordt vastgesteld door het hoofd
van de raad. Voor het overige wordt omtrent geschiktheid of
ongeschiktheid voor de dienst het oordeel gevolgd van de bij
de raad werkzaam zijnde keuringscommissie (art. 14, eerste
lid, Dpb).
De uitspraken van de raden worden in het openbaar
medegedeeld (art. 10, derde lid, Dpw).
Politiek-bestuurlijke controle
a. De Kroon stelt nadere regels ter beoordeling van de
(0n)geschiktheid (art. 10, eerste lid, Dpw; zie Militair
Keuringsreglement, KB van 16 augustus 1960, Stb. 370); de
minister van Def. stelt nadere regels vast met betrekking
tot het onderzoek voor het verkrijgen van informatie voor de
nadere bestemming van ingeschrevenen (art. 11, tweede lid,
b. De werkzaamheden van de (plaatsvervangende) hoofden, de
secretaris en de overige bij de raden werkzaam zijnde
personen worden, voor zoveel nodig, door of vanwege de
minister van Def. geregeld (art. 13, vijfde lid, Dpb); de
minister stelt neen instructie voor de voorzitter van de
keuringsraadN vast (paragraaf 40 Dpbesch).
c. Bestaat er naar het oordeel van de minister van Def. gegrond
vermoeden dat iemand voorgoed ongeschikt is verklaard als
gevolg van bedrog, dan wordt de desbetreffende uitspraak
vervallen verklaard (art. 14, eerste lid, Dpw). De autoriteit
die fraude vermoedt brengt zijn vermoeden ter kennis van de
minister (art. 27 Dpb). Tegen een vervallenverklaring van de
minister kan men bij de Kroon in beroep komen (art. 14,
tweede lid, Dpw).