Voorstudie 35: Organen en rechtspersonen rondom de centrale

onderwijs); na het afleggen van het onderwijzersexamen kan
men een akte van bekwaamheid tot het geven van lager onder-
wijs ontvangen (art. 129 en art. 129 bis Lager-onderwijswet;
wet van 9 oktober 1920 (Stb. 778)).
Universitaire getuigschriften kunnen de hoedanigheid verlenen
van meester in de rechten, psycholoog, arts, apotheker,
tandarts of dierenarts (art. 32 bis, Wet op het weten-
schappelijk onderwijs jo. art. 104 t/m art. 109 Academisch
Statuut; KB van 11 september 1963 (Stb. 380)). Aan deze
hoedanigheden kunnen bevoegdheden gekoppeld zi.jn, bijvoor-
beeld om de geneeskunst uit te oefenen.
c. Recht op vervolg- c. De meeste diploma's of getuigschriften geven recht op het
opleiding volgen van een vervolgopleiding, in veel gevallen echter
onder de bij of krachtens de wet gestelde beperkingen.
Samenstelling en
benoeming staats-
examencommissies
Samenstelling en
benoeming examen-
commissies binnen
onderwijsinstellingen
Gebruikeli j ke bepa-
lingen in examenrege-
lingen m.b.t. exami-
neringswi jze
Voorbeeld: Het bezit van een VWO-diploma geeft recht op
toelating tot universitair onderwijs en universitaire examens
(art. 26, art. 27 en art. 77 bis Wet op het wetenschappelijk
onderwijs; zie echter tevens Machtigingswet inschrijving
studenten; wet van 6 juli 1972 (Stb. 355)).
Staatsexamencommissie worden meestal jaarlijks door de minister
van O&W ingesteld;.de minister benoemt daarbij de leden en
wijst uit hun midden een voorzitter en secretaris aan.
Een voorbeeld is de staatsexamencommissie volledig bevoegd
onderwijzer (art. 2 Besluit Staatsexamen volledig bevoegd
onderwi j zer ) .
De examencommissies der onderwijsinstellingen bestaan meestal
uit docenten van die instellingen.
In de meeste gevallen is de directeur van de school de voor-
zitter van de examencommissie en zijn de overige leden
docenten, van wie de examinandus het laatste jaar onderwijs
heeft gekregen (zie bijv. art. 30 en art. 31, Besluit opleiding
onderwijzers) of die daartoe door het bevoegd gezag zijn aan-
gewezen (art. 4, eerste en tweede lid, Eindexamenbesluit h.t.0.).
Bij de diverse universitaire studierichtingen zijn er vaste
examencommissies, bestaande uit hoogleraren, lectoren en weten-
schappelijk medewerkers in vaste dienst, van wie het faculteits-
bestuur heeft vastgesteld dat zij het desbetreffende onderwijs
verzorgen danwel zich op het desbetreffende vakterrein bewegen.
De vaste commissie stelt afzonderlijke examencommissies in voor
de propedeutische en doctorale examens en in deze commissies
wijst zij uit haar midden die leden aan, die met het des-
betreffende onderwijs belast zijn. Ook kunnen andere deskundigen
tot lid van deze commissies worden benoemd. Een examencommissie
kan voor examenonderdelen uit haar midden examinatoren aan-
wijzen. Op voordracht van een vakgroepsbestuur kan wetenschappe-
lijk personeel in tijdelijke dienst of niet-wetenschappelijk
personeel mede examens afnemen onder verantwoordelijkheid van
een aangewezen examinator. De vaste examencommissie kan aan de
examencommissies en examinatoren richtlijnen en aanwijzingen
geven met betrekking tot de beoordeling en de vaststelling van
de uitslag. Bij opleidingen in de tweede fase van de
universitaire studie wordt op soortgelijk wijze geexamineerd
(art. 11 en art. 11 bis, Wet universitaire bestuurshervorming
1970).
Bijkomende.bevoegdheden en plichten; werkwijze
Examenregelingen kunnen bepalingen bevatten met betrekking tot
vrijstellingen voor bepaalde vakken, de wijze van beoordeling
van examenresultaten, toekenning voor herexamens etcetera.