Voorstudie 35: Organen en rechtspersonen rondom de centrale

Advisering m.b. t.
revalidatie
Na genoegzame voorlichting neemt de directie een besluit
over de (mate van) ongeschiktheid van betrokkene (art. P5
ABP-wet) .
f. Indien een daartoe door de directie aangewezen arts zulks
nodig acht, kan de directie de betrokkene revalidatiemaat-
regelen doen ondergaan. De betrokkene kan van de directie
aanwijzing verlangen van een door hem aan te wijzen arts.
Is deze tweede aangewezen arts een andere mening toegedaan
dan de eerste aangewezen arts, dan wint de directie het
advies in van een derde deskundige (art. P6, eerste en
derde lid, ABP-wet) .
Advisering m.b.t. her- g. Omtrent de herplaatsbaarheid van ongeschikt verklaarde
plaatsbaarheid ambtenaren wint de directie het advies in van de beoor-
delingscommissie herplaatsbaarheid ambtenaren.
De commissie brengt advies uit na onderzoek van de
betrokkene. Het advies van de commissie om herplaatsbaar te
verklaren bevat een aanwijzing van een of meer volledige
betrekkingen waarin herplaatsing redelijkerwijs mogelijk
wordt geacht. De adviezen van de commissie dienen te
berusten op eenstemmigheid; bij gebreke daarvan licht de
commissie de directie in over de meningen der leden
(art. K3 ABP-wet). De commissie bestaat uit drie door de
Kroon benoemde leden, te weten een bedrijfsarts, een
psycholoog en een deskundige op het gebied van de arbeids-
voorziening. De commissie kan zich doen voorlichten door
andere deskundigen en kan alle inlichtingen inwinnen die
zij nodig acht (zie Besluit beoordelingscommissie her-
plaatsbaarheid ambtenaren, KB van 12 januari 1966, Stb. 13).
Sancties bij niet-mede- h. Bij onvolledige medewerking aan het herplaatsbaarheidsonder-
werking onderzoek zoek zonder dat daarvoor redelijke gronden aanwezig zijn
kan de directie beslissen dat het invaliditeitspensioen
niet eerder ingaat dan ten hoogste vijf jaar na dagtekening
der ongeschiktheidsverklar ing (art. K3, tweede lid,
ABP-wet) .
i. Indien de betrokkene zonder deugdelijke gronden onvolledig
medewerkt aan het medisch onderzoek beslist de directie dat
ongeschiktheid niet is aangetoond dan we1 dat er geen recht
bestaat op aanvulling van het pensioen of op verhoging van
die aanvulling (art. P8, tweede lid, ABP-wet).
Motivering beslissingen j . Bij een besl issing met betrekking tot toekenning van
pensioen worden de gronden van de beslissing vermeld als-
mede de wetsbepalingen waarop de beslissing steunt. In een
beschikking tot pensioentoekenning worden de voor het
pensioen meetellende diensttijd alsmede de van belang
zijnde berekeningsgrondslagen en de daaruit berekende
middelsommen vastgesteld (art. 02 ABP-wet).
, k. Na het medisch onderzoek neemt de directie een beslissing
waaruit haar oordeel blijkt omtrent de punten, die in ver-
band met de gezondheidstoestand van betrokkene van belang
zijn voor de beoordeling van diens recht op pensioen en de
berekening daarvan (art. P5, eerste lid, ABP-wet) .