Voorstudie 35: Organen en rechtspersonen rondom de centrale

evinden. De pleeggezinnen en inrichtingen waar met voogdij
belaste rechtspersonen minderjariqen geplaatst hebben,
worden door iedere Raad in zijn gebied bezocht, zo vaak hij
dit ter beoordeling van de toestand van de minderjarigen
dienstig acht (art. 305, eerste en derde lid, boek 1 BW) .
Indien de rechtspersoon fatsoenli jk toezicht onmogeli jk
maakt kan dit een reden zijn tot ontzetting uit de voogdij
(art. 328, tweede lid, boek 1 BW).
Inning en uitkering van e. De Raad draagt zorg dat de gelden die hem ten behoeve van
gelden m.b.t. onderhoud het onderhoud van minderjarigen worden uitgekeerd (zie voor
van kinderen die uitkeringsverplichting art. 404 t/m 408 boek 1 BW), aan
de daarop rechtshebbenden worden uitbetaald, en ziet toe
dat zij overeenkomstig hun bestemming worden besteed
(art. 240, tweede lid, boek 1 BW). Ter inning van de uit-
keringen die aan de Raad betaald moeten worden beschikt de
Raad over het middel van vereenvoudigd loonbeslag (art. 479
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Toezicht op verzorging f. .Het hoofd van het gezin of inrichting waarin een pleegkind
en opvoeding van pleeg- wordt opgevoed is verplicht aan (ambtenaren van) de Raad
k inderen informatie te geven en het pleegkind te laten zien. Een
ambtenaar van de Raad kan zich desnoods met de sterke arm
toegang verschaf fen tot woningen en dergeli jke. In bepaalde
omstandigheden kan de Raad besluiten dat het pleegkind niet
langer meer zal mogen verblijven in het gezin/de inrichting
waarin het verzorgd en opgevoed wordt. In bepaalde gevallen
kan de Raad zelfs besluiten dat in een bepaald gezin/in-
richting geen pleegkinderen mogen worden verzorgd; de Raad
kan het van kracht worden van dergelijke besluiten afhanke-
lijk stellen van voorwaarden, binnen een in die besluiten
te stellen termijn te vervullen door het hoofd van het
gezin/de inr ichting . ~ oldoet dat hoofd niet binnen de termijn
aan de gestelde voorwaarden dan kan de Raad beslissen
dat zijn besluit van kracht wordt.
Bovenstaande besluiten worden door de Raad pas genomen na
verhoor of behoorlijke oproeping van het hoofd van het
betreffende gezin/inrichting. Het besluit is met redenen
omkleed en wordt bij exploit medegedeeld aan onder andere .
het hoofd.
Het gezins- of inrichtingshoofd kan, op grond van qewij-
zigde omstandigheden, ingetreden nadat een bovenbedoeld
besluit onherroepelijk is qeworden, aan de Raad verzoeken
zijn besluit in te trekken.
Het is verboden een pleegkind in een gezin of inrichting te
verzorgen en op te voeden in strijd met een van kracht
geworden bovenbedoeld besluit van de Raad. Overtreding van
dit verbod is een strafrechtelijke overtreding. Mede
bevoegd tot het opsporen van bovenbedoelde strafbare feiten
zijn de ambtenaren van de Raad. De Raad is bevoegd om bij
de uitoefening van zijn taak krachtens deze wet opdrachten
te geven aan organen en personen, die werkzaam zijn op het
gebied der kinderbescherming, der volksqezondheid of soort-
gelijk gebied, en bereid zijn bij de uitvoering van deze
wet medewerking te verlenen (Pleegkinderenwet).