Voorstudie 35: Organen en rechtspersonen rondom de centrale

ISBN 90 12 04310 7

INHOUDSOPGAVE DEEL I
Woord vooraf
Lijst van veel gebruikte afkortingen
Verantwoording
Theoretische inleiding
Waarom een onderzoek naar de "per ifer ie"
Het terrein van onderzoek: de periferie van de
centrale overheid
Soorten organisaties in de periferie
Hubricering naar juridisch type
Overzicht van typen
Afgrenzinqsproblemen; bifunctionele orqanisaties
Indeling van de gegevens
Handleidinq voor deel I
Inleidinq
Departementale indelinq
Benaminq
Instellinq en opr ichtiny
Doelstellinqen en taken
Bevoeqdheden
Samenstellinq en benoeminq
Bijkomende bevoeqdheden en plichten; werkwijze
Politiek-bescuurlijke controle
Hechtsbescherminq
~echtspersoonlijkheid
Financien
Fei teli j ke qeqevens
Bijlaqen .
Korte schets van de oryanen en rechtspersonen
Inleidinq
Alqemene heschrijvinq
Orqanen met openbaar qezaq
Herkenbaarheid van de orqanen
Instellinq en oprichtinq
Bevoeqdheden
Samenstell inq
Politiek-bestuurlijke controle
nechtsbescherminq
Rechtspersoonl i jkheid
Overheidsrechtspersonen
Herkenbaarheid van de rechtspersonen
Opr ichtinq
Doelstellinqen en taken
Politick-bestuurlijke controle

Beroep en hezwaar
Interne orqanisatie
Financien
Conclusies
Versche idenheid
wetqevinq
Ministeriele verantwoordeli~kheid
De relatie overheid-burger
Keqelmatiqe inventarisatie
Tabellen
Overzichten van orqanen met openbaar qezaq
~uitenlandse Zaken
Justitie
Binnenlandse Zaken
Onderwijs en Wetenschappen
Financien
Defensie
Volkshuisvestinq en Kuimtelij ke Ordeninq
Verkeer en Waterstaat
Economische Zaken
Landbouw en Visser i j
Sociale Zaken en Nerkqeleqenheid
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
Volksqezondheid en Milieuhyqiene
Bijlagen
1. Lijst van contactambtenaren
2. De publiekrechtelijke orden
3. Ambtenaren of ambtelijke diensten met gedelegeerde
of geattribueerde overheidsbevoegdheden (deconcentratie)
4. Li jst van vigerende bi j zondere wetten, waaraan een
strafsanctie verbonden is, met vermelding van de
daarvoor geldende r egeling der opspor ingsbevoegdheid
Instanties belast met rechtsbescherming
Instanties belast met tuchtrechtspraak
Specifieke bevoegdheidsuitoefening in noodsituaties
Medebcwindsorganen onder verantwoordeli j kheid van
lagere publiekrechtelijke lichamen 790

WOORD VOORAF
In samenwerking met de Vakgroep Staats- en
Administratiefrecht van de Rijksuniversiteit Utrecht heeft
de WRR een inventarisatie gemaakt van zelfstandige bestuurs-
organen. Deze publikatie bevat hiervan de resultaten. Hier-
mee is een belangrijk deel van de organisatiestructuur van
de centrale overheid voor de eerste keer in kaart gebracht.
Dit kan van belang zijn voor verder juridisch en bestuurs-
kundig onderzoek, wetgeving en reorganisatie van het
openbaar bestuur.
Prof.ir. Th. Quene.
voor zitter .
mei 1983

VEEL GEBRUIKTE AFKOKTINGEN
At3 Nederlandse Jur ispruden tie, Administratiefrechte-
lijke beslissingen, Zwolle
adv. adviserend (adviseur)
Afd.R.RvS Afdelinq Rechtspraak van de Raad van State
AMva Alqemene Maatreqel van Bestuur
art. artikel
AVA Alqemene Verqaderinq van Aandeelhouders
AZ Alqemene Zaken
BiZa Binnenlandse Zaken
t e/s Administratieve rechtspraak overheidsbeschikkinqen,
losbladiqe uitqave, Alphen aan den Rijn,
onder redactie van J.B.J.M. ten Berqe en F.A.M.
Bu'za
Stroink (De Komeinse cijfers verwijzen naar de
rubrieken van het onderdeel Jurisprudentie)
Buitenlandse Zaken
B.V. besloten vennootschap
B* Burqerlijk wetboek
CBB Colleqe van Beroep voor het Bedrijfsleven
C RM Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
CKvB Centrale Raad van Beroep
Def. De Eensie
EZ Economische Zaken
Fin. Financien
Just. Justitie
K 13 Koninkli jk Besluit
L&V Landbouw en Visserij
MB Minister iele beschikkiny
N.V. naamloze vennootschap
0s
Ontwikkelinqssamenwerkinq (valt onder het minister
ie van Buitenlandse Zaken)
O&W Onderwijs en Wetenschappen
plv. plaatsvervanqend (plaatsvervanger)
r.s.q. rechtspersoon sui qeneris
Rv B Raad van Beroep
RvC Haad van Commissar issen
RvT Haad van Toezicht
So Za Sociale Zaken
stat. statuten
Stb. Nederlands Staatsblad
Stcrt. Nederlandse Staatscourant
V&W Verkeer en Waterstaat
VoMil Volksqezondheid en ~ilieuhyqiene
Vo RO Volkshuisvestinq en Rui,mtelij ke Ordeninq
Wet AROB Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikk
inqen
Wet RvS Wet op de Raad van State
WOB Wet openbaarheid van bestuur

1. VEHANTWOOKDING
einnen de Vakqroep Staats- en Administratief-
recht van de Rijksuniversiteit van Utrecht wordt reeds een
aantal jaren onderzoek verricht naar de differentiatie,
welke zich voordoet binnen de overheidsorqanisatie. In dit
kader zijn onder andere projecten voltooid inzake binnen-
qemeenteli jke decentralisatie (1) en deconcentratie op het
niveau van de centrale overheid (2). In de loop van 1978
zijn vervolqens plannen ontwikkeld om onderzoek te doen naar
de juridische aspecten van de orqanisatiespreidinq op het
niveau van de centrale overheid. Het zou hier in het bijzon-
der moeten qaan om een onderzoek naar het verschijnsel, dat
.in toenemende mate bekendheid heeft qekreqen onder de naam
van "zelfstandiqe bestuursorqanen". Doe1 van het project was
in de eerste plaats een juridische typoloqie te ontwikkelen
van de verschillende orqanisatievormen, welke vast in het
bestaande rechtssysteem in Nederland. In de tweede plaats
werd beooqd inzicht te krijqen in de mate waarin centrale
orqanisatierechtelijke vraaqstukken hun vertalinq hebben
qevonden in de orqanisatiereqelinqen van de verschillende
zelfstandiqe bestuurseenheden. Een derde ooqmerk was crite-
ria te ontw,ikkelen voor de verdere uitbouw of inkrimpinq van
de "zelfstandiqe bestuursorqanen", waarbij vooral de verqe-
lijkinq met de qrondwettelijke, territoriaal qeorqaniseerde
overheidsniveau van betekenis werd qeacht. Onderdeel van dit
onderzoek vormde een inventarisatie van orqanen met openbaar
qezaq .
De WKR heeft in zijn werkproqramma voor de
periode 1978-1982 onder meer een studie naar functionele
decentral isatie binnen de overheidsorqanisatie aanqe-
kondiqd (3). Dit qeschiedde in aansluitinq op zijn eerdere
onderzoek naar adviesorqanen van de centrale overheid (4).
Het werkproqramma vermeldt het plan voor een inventarisatie,
waarin naast de orqanen met openbaar qezaq ook tot overheid
te rekenen rechtspersonen en eventueel noq andere zelfstan-
diqe orqanisatie-eenheden worden opqenomen. De Kaad w i l
(1 J. B.J.M. ten Berqe, Decentraliseren met commissies,
vs-Gravenhaqe, 1978.
(2) F.A. M. Stroink, Inventar isatie deconcentratie,
Zwolle, Tjeenk Wilink 1977; idem, Het leerstuk der
deconcentratie, 's-Gravenhaqe, 1978.
(3) Werkproqramma Tweede haadsperiode, Functionele
decentralisatie en het plan in het openbaar
bestuur: Is-Gravenhaqe, WRH, 1978.
(4) ~verzicht externe ad;iesorqanen van de centrale
overheid, Is-Gravenhaqe, Staatsuitqeverij, 1976;
Externe adviesorganen van de centrale overheid,
's-Gravenhaqe, Staatsuitqeverij , 1977;
Overzicht interne adviesorganen van de centrale
overheid, Is-Gravenhaqe, staatsuitqeverij, 1977.
Alle drie rapporten zijn uitqebracht in de serie
Rapporten aan de Regering.

hiermee met name een heeld qeven van de omvanq van de minis-
teriele verantwoordelijkheid met betrekkinq tot de qenoemde
cateqorie orqanisaties. Daarnaast richt hij zich op enkele
andere, meer bestuurskundiqe kenmerken.
Op initiatief van Prof.mr. M. Scheltema, des-
tijds lid van de WHR, is besloten tot een samenwerkinqsver-
band tussen de vakqroep Staats- en Administratiefrecht en de
WRR met als doe1 een inventarisatie tot stand te brenqen van
a1 die juridisch min of meer zelfstandiq functionerende
personen of colleqes die te rekenen zijn tot de centrale
overheid, uitqezonderd de qrondwettelijke orqanen als de
wetqever, de Kroon, de minister, de Raad van State en de
Alqemene Kekenkamer. Dit inventarisatieproject is als volqt
ver lopen.
Van de zijde van de vakqroep Staats- en Administratiefrecht
is het juridische analysemateriaal inqebracht, dat de qrond-
slaq vormde van het onderzoek naar de orqanen met openbaar
qezaq. Dit materiaal is qebaseerd op de analyse van wetten
en andere reqelinqen en draaqt derhalve een juridisch karak-
ter. Publikatie van dit materiaal wordt niet alleen zinvol
qeacht ten einde de betekenis van de diverse orqanen in het
Nederlandse rechtsbestel meer nauwkeuriq te leren kennen,
maar ook speelt een rol, dat het van belanq is de juridische
basisqeqevens van de orqanen met openbaar qezaq voor ieder-
een toeqankelijk te maken, zodat deze qeqevens mede een
hulpmiddel kunnen vormen in de discussies over de wenselijke
inrichtinq van de bestuurlijke orqanisatie van de overheid.
Openbaarmakinq van de qeqevens lijkt evenzeer nuttiq ten
behoeve van nader wetenschappelijk onderzoek. Aan het over-
zicht van de orqanen met openbaar qezaq zijn enkele bijlaqen
toe

openbaar qezag zijn vooral het werk van H.F. Munneke, ter-
wijl de daarbij behorende feitelijke qeqevens zijn toeqe-
voeqd door P. Haiqhton, stafmedewerker van de WRR. G.F.M.
Grootendorst en R.W. Mackenzie zijn belast geweest met het
inhoudelijke verwerken van de ingevulde vragenlijsten voor
zover het de rechtspersonen betreft. De organisatie van de
schriftelijke enquste berustte bij de WRR; P. Haighton
zorqde voor de uitvoerinq hiervan. De lijst van bijzondere
wetten met tot opsporinq bevoegde ambtenaren (bijlaqe 4) is
qeheel 10s van het bestaande onderzoek in 1980 tot stand
qebracht door mr. F. Perrick, voormaliq hoofdcommissaris van
politie te Nijmeqen. De daqelijkse leidinq heeft berust bij
J.B.J.M. ten Berqe en P.A.M. Stroink (Vakqroep Staats- en
Administratiefrecht) en bij P. den Hoed (WRR).
Het opsporen van de verschillende orqanen met
openbaar qezaq en rechtspersonen, welke tot de overheid te
rekenen zijn, is qeen gemakkelijk karwei qebleken. Een veel-
heid van bronnen is gebruikt, zoals de Staatsalmanak, rijks-
beqrotinqen, req isters van Staatsblad en Nederlandse Staats-
courant, opqaven van departementen, kamerstukken en juri-
dische tekstuitqaven als de editie Schuurman & Jordens.
Vooral de opqaven die de contactpersonen van de verschil-
lende departementen hebben qedaan, bleken van qrote waarde.
Deze ambtenaren zijn op verzoek van de WRR door de Secreta-
rissen-Generaal van de departementen aangewezen om behulp-
zaam te zijn bij het zo vollediq moqelijk achterhalen van
binnen het werkterrein van hun departement werkzame orqanen
en rechtspersonen. In bijlaqe 2 zijn de namen van de
contactambtenaren opqenomen. De onderzoekers menen een qrote
mate van vollediqheid van het overzicht te hebben bereikt.
Gelet echter op het qebleken feit dat bepaal'de orqanisatie-
eenheden als het ware "verstopt" (5) functioneren, dient men
er rekeninq mee te houden, dat moqelijk een enkel orqaan met
openbaar qezaq of een enkele rechtspersoon aan de aandacht
ontsnapt. Diverse orqanisatie-eenheden die op het eerste
gezicht tot de overheid leken te behoren, bleken bij nadere
analyse van de statuten toch niet daartoe te rekenen te
zijn. Helaas hebben niet alle aanqeschreven orqanen en
rechtspersonen de gevraaqde qeqevens verschaft. Het betreft
onqeveer 10% van de aangeschreven organen en rechtspersonen.
Zij zijn we1 in de overzichten opqenomen, maar met de ver-
meldinq "qeen opqave".
(5) Het is een qroot probleem qeweest te achterhalen
of, en zo ja welke, stichtinqen en vennootschappen
over subsidiebevoeqdheden beschikken. Er is daarom-
trent vaak niets qepubliceerd, terwijl bij deze
rechtspersonen het onderscheid tussen juridische en
feitelijke zelfstandiqheid weiniy leeft. Dit
laatste komt vaak voor wanneer, in het kader van de
besluitvorming inzake een beschikkinq door het
bestuur van de rechtspersoon een in feite doorslaq-
gevend advies wordt qeqeven aan de minister, die
formeel het beslissende orgaan is.

Het inventarisatierapport vormt eveneens de
empirische basis vormt voor het onderzoek van de vakgroep
Staats- en Administratiefrecht, waarvan de resultaten over
ongeveer een half jaar zullen verschijnen onder de titel
Spreiding van overheidsgedraq (uitgave Samsom, Alphen aan
den Rijn). Daarin wordt onder andere dieper ingegaan op de
grondslagen van de gehanteerde indelingscriteria en.op de
relatie van de "periferie" met het "centrum" van de centrale
overheid terwijl voorts daarin meer geaggregeerde informatie
is opgenomen over de onderhavige organen met openbaar gezag
en de overheids-rechtspersonen. Voor nadere achtergronden
van het thans voorliggende inventarisatierapport zij naar
deze publikatie verwezen. In de hierna opgenomen theore-
tische inleiding en in het hoofdstuk met de samenvattende
gegevens en conclusies wordt hierop vooruitgelopen. Ten
slotte dient - wellicht ten overvloede - te worden vermeld
dat het inventarisatierapport de situatie weergeeft per 1
januari 1982 .

2. THEORETISCHE I NLEIDING
2.1 Waarom een onderzoek naar de "periferie" (1)
De Grondwet bevat de qrondslaqen en hoofd-
lijnen van de overheidsorqanisatie. Daarin zijn vooral qere-
geld de voornaamste orqanen die qerekend worden tot de
centrale overheid (wetqever, Kroon, ministers, Raad van
State en Alqemene Rekenkamer). Voorts treft men daarin aan
de qrondslaqen van de territoriale en functionele decentra-
lisatie: provincies, qemeenten, waterschappen en andere
openbare lichamen.
De orqanisatiestructuur van de overheid is
inqewikkelder dan men uit de Grondwet af zou kunnen leiden.
Een qroot deel van de bestuurlijke orqanisatie heeft zich
buiten de Grondwet om ontwikkeld, zonder overiqens daarmee
in stri jd te zijn. Het is de verdienste van M. Scheltema
qeweest dat hij in zijn uit 1974 daterende oratie met de
titel "zelfstandiqe bestuursorqanen" (2) op dit vri jwel
onontqonnen terrein heef t qewezen. Het is eiqenlijk heel
merkwaardiq qesteld met de kennis omtrent hetqeen wij in dit
rapport aanduiden als de '*periferie van de centrale ovec-
heid". De betrokkenen bij de deze orqanen en rechtspersonen
rondom de centrale overheid zijn we1 op de hooqte van het
orqanisatierecht van de instantie. Zo kan men bijvoorbeeld
voor informatie over de Ziekenfondsraad het beste het secre-
tariaat van deze raad zelf raadpleqen. Wetenschap en,
blij kens onze ervarinq, ook de departementen hebben echter
qeen omvattend overzicht van wat er aan orqanen met openbaar
gezag en rechtspersonen rondom de overheid functioneert. Dat
qebrek aan kennis manifesteert zich vooral bij de wetqever,
wanneer deze alqemene administratieve wetqevinq tot stand
brenqt. Artikel 11, tweede lid, Wet AROB, artikel 1, vierde
lid, Besluit openbaarheid van bestuur en artikel 1, eerste
lid, onder b, Wet Nationale Ombudsman bevatten alledrie de
zinsnede "bij alqemene maatreqel van bestuur aan te wijzen
administratieve organen". In alledrie de qevallen strekt de
werkinq van de wet of een bepaald artikel zich niet auto-
matisch uit tot alle orqanen met openbaar qezaq, doch tot
enkele (in ieder qeval steeds de ministers). Stapsqewijs kan
het toepassinqsbereik van de betreffende bepalingen worden
uitqebreid. Met die administratieve orqanen wordt in ieder
qeval steeds ook qedoeld op die zoqenaamde zelf standiqe
bestuursorqanen van de centrale overheid. Het feit dat men
die orqanen niet automatisch onder de werkinq van die
bepaalde wet of dat bepaalde artikel laat vallen, heeft voor
(1) De periferie omvat niet uitsluitend de qezaqsor-
qanen en de rechtspersonen die in deze publikatie
worden beschreven, maar ook de externe adviesor-
qanen van de centrale overheid.
(2) M. Scheltema, zelfstandiqe bestuursorqanen,
Groninqen, 1974.

een deel ook te maken met de onbekendheid met dit
terrein (3).
Het bovenstaande illustreert direct waarom een
onderzoek naar de periferie van de centrale overheid nodiq
is. De wetqever heeft qeen totaaloverzicht van de orqanen
met openbaar qezaq, dat wil zeqqen van orqanen die ten
opzichte van justitiabelen bindende besluiten nemen. Dat
wreekt zich bij het tot stand brengen van algemene admini-
stratieve wetqevinq doordat de wetqever aarzelt deze wetqe-
vinq te laten qelden op hem onbekende terreinen.
Het ontbreken van een totaaloverzicht belem-
mert ook de discussies over de reorganisatie van de rijks-
dienst, c.q. de hele bestuurlijke organisatie van de over-
heid. Men kan moeilijk praten over verbeterinq van inte-
gratie en coardinatie binnen de rijksdienst, als men een
groot deel van de organisatie zelf niet kent. Datzelfde
qeldt wanneer men spreekt over functionele en territoriale
decentralisatie, zonder dat men de bestaande niet-qrondwet-
telijke functionele orqanen met openbaar qezaq kent. Ook
praten over "privatiserinq" lijkt weiniq zin te hebben, als
men er niet voldoende van op de hoogte is, welke rechtsper-
sonen binnen de overheid werkzaam zijn.
Het lijkt voorts niet onverstandiq de in de
schaduw, dat w i l zeqqen buiten de aandacht van politieke
verteqenwoordigende orqanen om, functionerende orqanisatie-
eenheden reqelmatiq te toetsen aan alqemene criteria van
doelmatiq en democratisch functioneren. In de periferie
wordt "openbaar gezaq" uiqeoefend. Men maq dan ook eisen dat
de geldende waarborqen die in het staatsrecht en het admini-
stratiefrecht besloten liggen met betrekkinq tot het func-
tioneren van de meer bekende orqanen, ook hun vertaling
vinden in de organisatiereqelinqen van de diverse meer
verscholen organen met openbaar qezaq.
Ten slotte is vanuit wetenschappelijk ooqpunt
kennis van de zelfstandiqe orqanisatie-eenheden van grote
betekenis, omdat mede op dit terrein zich "levendn admini-
stratiefrecht bevindt. Juist in deze sectoren van meer
technisch overheidsbestuur (w.o. keurinqen, examens en
andere rechtsbeslissinqen die veel specifieke deskundiqheid
vraqen) is de spanninqsverhoudinq tussen'het omqaan met het
administratiefrecht en de gebondenheid aan dat administra-
tiefrecht direct aanweziq.
2.2 Het terrein van onderzoek: periferie van de
centrale overheid
De vraag is, waar men de qrenzen van de
centrale overheid moet trekken. Noch het begrip "lagere
overheid", noch het begrip "centrale overheid' heeft een
(3) Niet altijd. De beperkte reikwijdte van de Wet
Nationale Ombudsman is onder andere ook inqeqeven
door de vrees voor overbelastinq van de ombudsman.

vaste, door iedereen aanvaarde inhoud. Als qevolq van het
feit dat het beqrip centrale overheid voorkomt in artikel 7,
tweede lid, Met AROB is er op dit punt eniqe jurisprudentie.
In sommiqe uitspraken is de Afdelinq rechtspraak van de Haad
van State afqeqaan op de tussen het zelfstandiqe orqaan en
de minister bestaande verhoudinq, welke een aanwijzinq zou
zi jn om het orqaan te rekenen tot de centrale ovecheid (4).
Op deze arqumentatie valt we1 wat af te dinqen, omdat de
zelfstandiqe orqanen in praktisch eenzelfde verhoudinq tot
de Kroon of minister staan als orqanen van provincies,
qemeenten en derqelijke, zeker als men let op hetqeen
diverse admin istratieve wetten ten aanz ien van de verhoudinq
tussen bijvoorbeeld een minister en het qemeentebestuur
bepalen. In andere uitspraken verstaat de AROB-rechter onder
een orqaan van centrale overheid een orqaan dat niet is een
orqaan van provincie, qemeente, waterschap of publiekrechte-
li jke ,bedrijfsorqanisatie (5).
Ter bepalinq van de qrens van de centrale
overheid hebben wij aansluitinq qezocht bij de Grondwet. De
daarin qefundeerde provincies, qemeenten en waterschappen,
alsmede de publiekrechteli jke bedrij fsorqanisatie hebben wi j
qerekend tot de laqere overheid. Ook de drie aparte territo-
r iale openbare lichamen (nl. de openbare lichamen Ri jnmond,
Aqqlomeratie Eindhoven en Zuidelijke IJsselmeerpolders)
behocen niet tot de centrale overheid. Of een orqaan
wordt qerekend tot een bepaalde overheid, is door ons
bepaald aan de hand van de vraaq wie verantwoordelijk is
voor de erkenniny, toelatinq, en derqelijke van een privaat-
rechteli jke orqanisatie tot de qezaqsuitoefeninq, dan wel,
in andere qevallen, van de (reqelinq van de) samenstellinq
van het college of de benoeminq van de ambtsdraqer in het
qeval van een 66nhoofdiq orqaan. 20 wordt een niet in de
Gemeentewet voorkomend orqaan toch als e\en qemeentel i jk
orqaan aanqemerkt, indien de benoeminq van de ambtsdraqer(s)
van qemeenteweqe plaats vindt of indien de reqelinq van de
wijze van samenstellinq tot de bevoeqdheid van een qemeen-
telijk orqaan behoort. Een tussenqroep vormen de "orden" (de
Nederlandse Orde van advocaten, Nederlands Instituut van
reqisteraccountants, de Orde van octrooiqemachtiqden). Z i j
zijn publiekrechtelijke beroepsorqanisaties waarvan er
enkele uitdrukkelijk zijn qebaseerd op de Grondwet. In dit
opzicht zou men ze tot de laqere overheid kunnen rekenen.
Daarenteqen hebben ze in bepaalde opzichten veel weq van
andere orqanisaties die wij niet tot de laqere overheid
rekenen (bi jv. de r i jksuniversiteiten) . Het heeft weiniq zin
om te discussieren over de vraaq, of deze orden tot de
laqere of de centrale overheid qerekend moeten worden. In de

hierna opgenomen inventarisatie zijn de orden in een aparte
bi jlaqe (bijlaqe 2) opgenomen.
Kwam hierboven de "benedenqrens" van de peri-
ferie van de centrale overheid aan de orde, de vraaq naar de
ligging van de "bovengrens" is gemakkelijker te beant-
woorden. In dit overzicht nemen we niet op de (qrond)-wet-
gever, de Kroon, de ministers, de Raad van State en de Alqe-
mene Rekenkamer. Wat betreft de "zi jgrens", nameli jk de
afbakening met onafhankelijke instanties, zij opgemerkt dat
in dit overzicht verder geen aandacht wordt qeschonken aan
de Nationale Ombudsman, alsmede aan de gewone rechterlijke
macht (Hoqe Raad, Gerechtshoven, Arrondissementsrechtbanken,
Kantonqerechten) , de Afdelinq Kechtspraak van de Kaad van
State, de Raden van Beroep, het Colleqe van Beroep voor het
nedrijfsleven en de Tariefcommissie. We1 zullen een aantal
andere rechtsprekende instituties afzonderlijk in een
bijlage worden opgenomen, namelijk die instanties die men
verspreid in wetgeving en laqere reqelqevinq teqenkomt en
waarvan men in een aantal qevallen kan twijfelen of er van
onafhankeli jkheid sprake is.
2.3 Soorten organisaties in de periferie
2.3.1 Rubgjceriqq-paag-jugi~isc~-_type
Het doe1 van deze inventarisatie is een over-
zicht'te geven van de talloze tot de overheid te rekenen
organisatie-eenheden die in juridisch opzicht min of meer
zelfstandig bepaalde werkzaamheden of groepen van werkzaam-
heden verrichten. De wijze waarop de orqanisaties worden
gepresenteerd, kan verschillend zijn, afhankelijk van wat
men met het overzicht w i l bereiken. Een puur alphabetisch
overzicht op de wijze van het telefoonboek verschaft welis-
waar de nodiqe informatie, maar is niet erg inzichtelijk.
Door een indeling van de organisaties in bepaalde groepen
kan men met een overoicht teqelijkertijd ook wat meer
inzicht trachten te verwerven. De vraag is natuurlijk, welke
indelinqscr iteria men hanteert.
Scheltema (6) hanteert in een overzicht van
een aantal zelfstandige bestuursorganen de volqende indeling:
a. Organen, bij de samenstelling waarvan belanghebbenden
worden betrokken.
b. Andere dan in categorie a in te delen organen, waarvan
de werkzaamheid voor een groot deel is qericht op de
totstandkominq van rechtshandelingen.
c. Andere dan in categorie a in te delen organen, waarvan
de werkzaamheden niet voor een qroot deel zijn gericht
op de totstandkoming van rechtshandel ingen.
M. Scheltema, t.a.p. blz. 25 e.v..

~oewel deze indelinq noq "el vraqen openlaat,
. .
is in ieder qeval duidelijk, dat Scheltema hier enerzijds
als criterium hanteert de a1 dan niet betrokkenheid van
belanqhebbenden bij de samenstellinq van orqanen, anderzijds
het a1 dan niet verrichten van rechtshandelinqen relevant
acht. Beide criteria overlappen elkaar ten dele. Een ander
indelinqscriterium kan men aantreffen bij Mulder (7). Hij
stelt de te verrichten taken centraal en komt aldus tot de
volqende indelinq van de taken van de zelfstandiqe bestuurs-
diens ten:
' a. ~nkomknsoverdrachten
b. ~verheidsbedr i jven
c. Saner inq en steunverleninq
d. Ordeninq van landbouwmar kten
e. Ordelijk economisch verkeer
f . Vaststellinq van pr ijzen en tarieven
q. Kwaliteitscontrole
h. Toezicht op bedrijven en beroepen
i. Hechtspraak
j. Hoqer onderwijs.
Ten slotte kan ook de juridische status als
uitqanqspunt worden qenomen. De Hu (8) hanteert in zijn
studie over staatsbedrijven en staatsdeelneminqen een
dr iedelinq:
a. staatsbedrijven zijn door de wet als zodaniq aanqewezen
onderdelen van departementen,
b. staatsdeelneminqen in naamloze vennootschappen, waarin
de Staat middels aandelenbezit participeert,
c. rechtspersonen sui qeneris.
Hiervoor zijn de volgende indelingscriteria de
revue qepasseerd: betrokkenheid van belanqhebbenden, de
jur idische aard van de ver r ichte beslui ten en handelinqen,
soorten taken en publiekrechtel'ijke/pr ivaatrechtelijke
orqan&atieqrpndslaq. Het is onmiskenbaar , dat het in, alle
vier qevallen qaat om essentigle kenmerken van de
niet-grondwet- telijke vormen van orqanisatiespreidinq.
Onderscheidinqe,n lanqs deze weq zijn dan ook vruchtbaar, als
zij aansluiten op datqene wat de schrijver wil laten zien en
wil betoqen.
Om een aantal redenen preferen wij een ander
kenmerk als uitqanqspunt voor een typologie. Wanneer men
vanuit de rechtswetenschap de problematiek van de functionele
decentralisatie wil analyseren, zal qestart moeten
worden met een beschrijvinq van het object van studie in
termen die ontleend zijn aan een juridisch beqrippenkader.
(7) A. Mulder, Zelfstandige bestuursdiensten in Neder-
land,.opgenomen in Preadviezen over zelfstandige
besturen in Nederland en Belgie, Zwolle, 1980.
(8) H.J.. de Ru, Staatsbedr i jven ,en staatsdeelneminqen,
Nijmeqen, Ars Aequi, 1981.

Het juridische begrip dat in eerste instantie in aanmerkinq
komt, is "bevoeqdheid", namelijk het juridische vermogen om
beooqde rechtsqevolqen teweeq te brenqen. Dit beqrip is in
de eerste plaats qekozen omdat het bij dit onderzoek om het
bestaan van min of meer zelfstandiqe orqanisatie-onderdelen
qaat. De zelfstandiqheid nu komt juridisch tot uitinq in de
toegekende bevoegdheden. Een juridische typoloqie op dit
terrein dient dus logischerwijs het beqrip bevoegdheid als
uitqangspunt te hebben. Ten tweede is "bevoeqdheid" het
meest centrale begrip in het or,qanisatierecht. Vraaqstukken
als de wijze van samenstellinq van colleges, de omvanq van
de colleges, het politiek-bestuurlijk toezicht, de rechts-
bescherming en derqeli jke zijn afhankelijk van de bevoeqd-
heden die aan een orqanisatie zijn toeqekend. Via de inqanq
van de bevoegdheid komt men telkens in aanraking met heel
verschillende aspecten van het rechtssysteem.
Overigens impliceert het centraal stellen van het begrip
bevoegdheid qeenszins, dat andere aspecten in de typologie
geen rol spelen. Vooral ook de samenstelling van ambten of
organen speelt als aanvullend criterium een belangrijke rol.
2.3.2 Qyerzicht-ypn-typep
Lettend op de soorten bevoegdheden kan men een
onderscheid maken tussen publiekrechtelijke en privaatrech-
telijke zelfstandige organisaties.
Publiekrechtelijke zelfstandigheid heeft een
orgaan, dat beschikt over overheidsbevoegdheden, dat wil
zeggen over het vermogen om eenzijdig bindende beslissingen
te nemen. Synoniem voor het nemen van bindende beslissinqen
is het vastleggen en handhaven van positiefrecht of het
nemen van.besluiten zoals regelgeving, beschikkingen, rech-
terlijke vonnissen, en dergelijke. W i j spreken hier over
"overheidsbevoegdheden", omdat de overheid zich hierin als
overheid manifesteert. Niet ten onrechte duidt men organen
met overheidsbevoegdheden aan als "organen met openbaar
gezag" (vql. art. 1 Wet AROB) .
Privaatrechtelijke zelfstandiqheid heeft een organisatie
wanneer zij "rechtspersoon" is. Binnen de overheid bestaan
diverse soorten rechtspersonen. Z i j nemen in principe op
gelijke voet deel aan het rechtsverkeer als de andere,
particuliere rechtspersonen en de natuurlijke personen. Z i j
zijn daarbij in beginsel gelijkelijk als deze laatsten aan
het positieve recht onderworpen.
Het juridische belang van het onderscheid is
groot. In het eerste qeval wordt positief recht vastgelegd
en qehandhaafd; in het tweede qeval worden rechtsbetrek-
kinqen aangegaan die zijn onderworpen aan het positieve
recht.
Het gaat dus om heel verschillende bevoegdheden. Het directe
juridische belang van het onderscheid kan duidelijk worden

qemaakt aan de hand van het volgende voorbeeld. Inzake een
qeschil over de verkoop van een stuk qrond door de rechts-
persoon qemeente is de burgerlijke rechter de bevoegde
rechter; inzake een qeschil over een bouwverqunninq, welke
wordt afqeqeven door het orqaan burqemeester en wethouders,
is ui teindeli j k de administratieve rechter (nl. de Afdelinq
rechtspraak van de Raad van State) de bevoegde rechter.
Beide rechters verrichten een verschillende toetsinq en dat
moet ook we1 qezien de aard van de aan de toetsinq onder-
worpen zaken, namelijk rechtsbetrekkinq, respectievelijk
overheidsbesluit. De consequentie voor het onderzoek is
qeweest, dat er enerzijds qezocht is naar "orqanen met open-
baar qezaq" en anderzijds naar tot de overheid te rekenen
"rechtspersonen" .
Binnen de orqanen met openbaar qezaq zijn
nadere onderscheidinqen
op de samenstellinq van
soorten onderscheiden.
Hierarchisch aan de
aan te brenqen, vooral als men let
die organen. Zo kan men de volqende
minister onderyeschikte ambtenaren
die krachtens attributie of deleqatie bepaalde bevoeqd-
heden uitoefenen (deconcentratie) . H et verschi jnsel
deconcentratie is in het verleden onderzocht door
Stroink (9). Ten einde in deze inventarisatie een zo
volledig moqelijk beeld te yeven van de totale publiek-
rechtelijke differentiatie hebben wij besloten aandacht
te schenken aan dit verschijnsel. Bijlaqe 3 bevat een
bijqewerkte lijst van qedeconcentreerde ambtenaren.
Bijlaqe 4 bevat een lijst met aan ambtenaren qeattribu-
eerde en qedeleqeerde specifieke opsporinqsbevoeqdheden.
Colleqes belast met rechtspraak en desweqe van het open-
baar bestuur onafhankelijk (qewone rechterli jke macht,
colleqes met administratieve rechtspraak of tuchtrecht-
spraak belast, e.d.). Ook de rechtspraak is vervat in
een tweetal bijlaqen. Daarbij is afqezien van een
vermelding van de hiervoor onder 2.2 vermelde rechter-
lijke orqanen. Bijlage 5 bevat een lijst met rechtsbe-
scherminqsinstanties, terwijl bijlaqe 6 een overzicht
van een tuchtrechtspraak bevat.
Eenhoofdiqe ambten, die niet bemand worden door een
hierarchisch onderqeschikte ambtenaar (vql. de Nationale
Ombudsman).
Colleges die in meerderheid zijn samenqesteld uit perso-
nen die niet reeds zittinq hebben in een ander orqaan
van openbaar bestuur :
- colleges die behoren tot het openbaar lichaam Staat
en dus niet beschikken over eiqen rechtspersoon-
lijkheid;
F.A.M. Stroink,
Zwolle, 1972.
Inventar isatie deconcentratie,

- colleqes die tevens orqaan zijn, althans behoren
tot een rechtspersoon.
Het zijn met name de onder 4. bedoelde
"externe" colleges die het onderwerp uitmaken van het onder-
zoek. Z i j vullen het qrootste deel van deel I van het inven-
tarisatierapport. Gezien het incidentele karakter hebben wij
de instanties, belast met bevoeqdheden in noodsituaties,
niet in het normale overzicht opqenomen. Een overzicht
daarvan is we1 te binden in bijlaqe 7.
Ten slotte zi j qewezen op he t bestaan van
orqanen, die weliswaar krachtens formele wet over bevoeqd-
heden beschikken maar die worden samenqesteld c.q. benoemd
door orqanen behorende tot de laqere overheid. Het qaat hier
om een beperkt aantal qevallen, waarin het medebewind niet
is o~edraqen aan de qewone orqanen van de laqere overheden
(zoals burqemeester en wethouders of qedeputeerde staten)
maar aan afzonderlijk door de wetqever qenoemde orqanen,
welke echter qerekend moeten worden tot dat lichaam dat
verantwoordelijk is voor de samenstellinq c.q. benoeminq.
Deze orqanen behoren niet tot de centrale overheid en
passen, strikt qenomen dan ook niet in dit inventarisatie-
rapport. Wi] hebben niettemin qemeend een overzicht van deze
orqanen afzonderlijk in bijlaqe 8 te moeten opnemen, omdat
sommiqen onzes inziens ten onrechte deze orqanen tot de
centrale overheid rekenen bij qebrek aan enig houvast in de
Gemeentewet, de Provinciewet en derqelijke (zie hiervoor
onder 2.2).
Een aantal qrote cateqorieen van met openbaar
qezaq beklede organen is buiten het overzicht qelaten
vanweqe de qrootte en de onbepaaldheid van deze cateqorieen.
Het qaat om deqenen die qezaq uitoefenen jeqens dieqenen die
in een a1 dan niet vrijwilliqe rechtsverhouding tot de over-
heid staan (ambtenaren, militairen, qevanqenen e.d. ). Een
andere cateqorie die buiten het overzicht is qelaten, wordt
qevormd door de "onbezoldiqde politie-ambtenaren".
Ook binnen de cateqorie "tot de overheid te
rekenen rechtspersonen" kan men nadere onderscheidinqen
aanbrenqen. Alvorens daarop in te qaan, zij er op qewezen,
dat er ook ten aanzien van privaatrechtelijke bevoeqdheden
in bepaalde mate van eiqen bevoeqdheden van ambtenaren
sprake is. Zo ontvangt incidenteel de directeur van de PTT
van de wetqever de bevoeqdheid om het openbaar lichaam Staat
te verteqenwoordiqen bij bepaalde privaatrechtelijke rechts-
handelinqen (10) . Op basis van artikel 37 Comptabiliteitswet
is het qewoonlijk de minister die de Staat verteqenwoordiqt,
welke bevoeqdheid krachtens mandaat in de praktijk veelal
door ambtenaren wordt uitqeoefend. Het is niet uitqesloten,
(10) Zie bijvoorbeeld de wet van 9 juni 1981 (Stb. 1981,
378), houdende een machtiqinq stichtinq NEPOSTEL en
bi jlaqe.

dat de minister de verteqenwoordiqheidsbevoeqdheid dele-
qeert, bijvoorbeeld aan directeuren van rijksinstellinqen
terzake van het beheer van deze instellingen. Tijdens het
onderzoek is qeprobeerd via de contactambtenaren van de
departementen meer inzicht te krijqen in de omvanq van het
verschijnsel van de privaatrechtelijke deconcentratie. W i j
zijn hierin niet qeslaaqd, waarschijnlijk mede doordat in de
praktijk het onderscheid tussen deleqatie en mandaat niet
leeft (11). Tevens is het niet qelukt inzicht te krijqen in
het verschijnsel, dat ambtenaren zelfstandiq feitelijke
handel inqen verr ichten. Men denke aan het wetenschappel i jke
onderzoek, zoals dat wordt verricht in het Kijksinstituut
voor oorloqsdocumentatie (12).
Wat betreft tot de overheid te rekenen rechts-
personen zijn drie soorten rechtspersonen te onderscheiden:
1. Rechtspersonen sui qener is: pr ivaatrechtel i jke rechts-
personen die bij of krachtens de wet worden inqesteld
(zie art. 1, tweede lid, Boek I1 BW).
2. Overheidsstichtinqen. Wanneer is een stichtinq een over-
heidsstichtinq? Doorslaqqevend is onzes inziens of een
meerderheid van de bestuursleden door of vanweqe een
orqaan van de centrale overheid is aanqesteld. Alleen op
dat moment "kan" de centrale overheid door het benoe-
minqsbeleid het beleid van de stichtinq fundamenteel
beynvloeden. Andere criteria om te bepalen, of een
stichtinq als overheidsstichtinq kan worden aanqemerkt,
bleken niet of zeer moeilijk bruikbaar. Het qoedkeuren
van de beqrotinq of het uitoefenen van toezicht op
stichtinqen qeschiedt met betrekkinq tot zeer vele
particuliere qesubsidieerde stichtinqen. Het onderworpen
zijn aan toezicht is dus niet.iets typerends voor over-
heidsstichtinqen. Een ander cr iter ium betreft deqene die
de stichtinq heeft opqericht. Is elke stichtinq die is
opqericht door een overheidsorqaan als een overheids-
.stichtinq te beschouwen en is een stichtinq die niet
opqericht is door een orqaan van de overheid, daarom een
particuliere stichtinq? Het antwoord moet in beide
qevallen ontkennend luiden. Een oorspronkelijke door de
overheid opqerichte overheidsstichtinq kan immers zijn
"qeprivatiseerd", dat wil zeqqen overqelaten aan het
particulier initiatief, terwijl een oorspronkelijke
particul iere stichtinq door middel van sta tu tenwi jziqinq
tot een overheidsstichtinq kan worden omqevormd.
(11) In het qeval van deleqatie is er sprake van een
juridische overdracht van bevoeqdheid van het ene
orqaan naar het andere. In het qeval van mandaat
blijft de juridische bevoeqdheid formeel liqqen bij
het mandaterende orqaan, hoewel de bevoeqdheid
feitelijk worden uitqeoefend door deqene aan wie
qemandateerd wordt.
(12) Zie art. 4 van het KB van 28 juli 1979 (Stb. 1979,
426), houdende een nieuwe reqelinq betreffende het
Hijksinstituut voor Oorloqsdocumentatie.

3. Vennootschappen waarin de overheid een overheersende
invloed heeft. De volqende uitqanqspunten zijn hierbij
qehanteerd. Bij qewone vennootschappen is als criterium
van overheersende invloed aanqehouden meer dan de helft
van de aandelen in handen van de Staat, bij zoqenaamde
structuurvennootschappen een benoeminqsrecht bij een
orqaan van de centrale overheid van de meerderheid van
de raad van commissarissen. Slechts met een klein deel
van de staatsdeelneminqen is dit het qeval. Voor de meer
qedetailleerde criteria verwi jzen wij naar de handlei-
dinq bij deel 11. Overiqens betekent een overheersende
overheidsinvloed niet dat de vennootschap het alqemeen
belanq kan of mag behartiqen. Besturen van vennoot-
schappen dienen het vennootschapsbelanq te behartiqen.
Uiteraard kan er we1 een alqemeen belanq in qeleqen zijn
om een vennootschap in stand te houden.
De rechtspersonen zijn opgenomen in deel I1 van dit inven-
tarisatierapport.
2.3.3 Afg~egziggsprob&ggegi~b_ifunctiogg&e~ggga~igg~i~~
Aan het opstellen van een typoloqie als
hiervoor in 3.2 gedaan, kleven we1 beperkinqen en bedenkin-
qen. Men qaat er immers vanuit, dat de qecompliceerde maat-
schappelijke werkelijkheid zich qewilliq laat herleiden tot
bepaalde typen. Dat is echter niet steeds het qeval. Er zijn
nu eenmaal vormen van bevoeqdheidsuitoefeninq die niet zo
qemakkelijk zijn in te voeqen bij bepaalde typen. Lanqs de
weq van de interpretatie is dan toch naar een indelinq
qezocht, die overiqens niet steeds een keuze voor &n van de
typen heeft inqehouden.
Afqrenzinqsproblemen hebben zich met name
voorqedaan ten aanzien van de volqende vraqen:
1. Behoort het orqaan a1 dan niet tot de overheid?
2. Is er sprake van het uitoefenen van overheidsbevoeqd-
heden of van het deelnemen aan het rechtsverkeer als
privaatrechteli jke rechtspersoon? ,
3. Is er sprake van het uitoefenen van overheidsbevoeqd-
heden of is er sprake van feitelijk handelen zoals advi-
serinq?
4. Is er sprake van een rechterlijk college of een orqaan
van het openbaar bestuur?
5. Is er sprake van een QQnhoofdiq onafhankelijk ambt of
van een zelfstandiqe hierarchisch onderqeschikte ambte-
naar?
6. Wanneer is er sprake van deleqatie/attributie en wanneer
van mandaat?
Hierna zal niet uitvoeriq op de afqrenzings-
problemen worden inqeqaan; de qemaakte keuzes zullen summier
worden toeqelicht. Hiervoor zij verwezen naar hoofdstuk 3.
Een meer uitvoeriqe verantwoordinq zal worden opqenomen in

het eerder qenoemde rapport van het onderzoek (13). Ten
slotte zij er op qewezen, dat een aantal orqanisaties zowel
te ranqschikken is onder de orqanen met openbaar qezaq als
onder de rechtspersonen. De zoyenaamde bifunctionele orqani-
saties hebben wij dan ook in beide delen opqenomen.
2.4 Indelinq van de gegevens
Met betrekkinq tot elk orqaan met openbaar
qezag en elke rechtspersoon zijn de meest relevante qeqevens
opqenomen. Voor wat betreft de orqanen met openbaar qezaq is
gelet op:
A. Instelling en oprichtinq
Uiterst relevant is de vraaq welk orqaan nieuwe orqanen maq
oprichten en daarvan de inrichting maq bepalen. Onder
inrichtinq wordt de reqelinq van de orqanisatie verstaan,
dus aspecten als doelstellinqen en taken, samenstellinq,
bevoeqdheden, werkwijze, toezicht, rechtsbescherming, en
dergeli jke. Het aspect van de instell ings- en irir ichtinqs-
bevoeqdheid is direct van belang voor de beheersbaarheid van
het differentiatieproces binnen de overheidsorqanisatie.
B. Doelstellinq en taken
Doelstellingen en taken zijn eiqenlijk niet specifiek juri-
dische gegeveris. Toch geven zij een beeld van de betekenis
van een bepaald orqaan in het qeheel van de bestuurstaak.
Dat beeld is nodig om de andere gegevens betreffende dat
orgaan te kunnen interpreter en. Doelstellingen kunnen in
sommiqe gevallen ook een indicatie geven van de reikwijdte
van bevoeqdheden, omda t z i j het terre in afgr enzen waar binnen
en met welk doe1 bevoeqdheden mogen worden uitgeoefend.
C. Bevoeqdheden
Onder bevoegdheden wordt hier verstaan "overheidsbevoegd-
heden", dat wil zeggen de bevoegdheid positief recht vast te
leqqen en te handhaven. De aanweziqheid van een of meer
overheidsbevoegdheden is bepalend geweest voor de opname van
een orqaan in het publiekrechtelijke deel van de inventari-
satie. Daarnaast zijn onder het kopje bevoegdheden ook die
bevoegdheden qerekend, waarvan de uitoefening essentieel te
achten is voor het kunnen bereiken van de doelstellingen en
het verrichten van de taken, ondanks dat ze niet als
typische overheidsbevoegdheden zijn aan te merken. Te denken
valt hier aan adviesbevoeqdheden of andere bevoeqdheden tot
feitelijk handelen.
D. Samenstellinq en benoeminq
Zodra er bevoeqdheden worden toegekend, rijst de vraaq wie
deze bevoegdheden zal uitoefenen, dat wil zeggen welke
ambtsdragers u iteindeli jk de bevoeydheid zullen uitoefenen.
De legitimiteit van de besluiten van een orgaan worden in
hoge mate bepaald door de mate van deskundiqheid, dan we1
(13) J.B. J.M. ten Berge, F.A.M. Stroink en H. Munneke,
Spreidinq van overheidsgedraq, Alphen aan den Ri jn,
Samsom, verschijnt in 1983.

van representatlvltelt van de bij de besluiten betrokken
belanqen, die men uit de samenstellinq van het orqaan kan
aflezen.
E. Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Naast de bevoeqdheden, die als het ware de kern van de taak-
uitoefening door het gezagsorgaan vormen, zijn er aan het
orqaan veelal bijkomende bevoeydheden toeqekend, dan we1
verplichtingen opqelegd. Het betreft hier meestal de juri-
dische randvoorwaarden van de bevoegdheidsuitoeteninqen:
namelijk de reqels voor de besluitvorminq, voor de interne
organisatie, en dergelijke. In nauw verband staan hiermee de
regels inzake de werkwijze van het orgaan.
F. Politick-bestuurlijke controle
Nederland is een - weliswaar qedecentraliseerde - eenheids-
staat, hetqeen onder andere met zich brenqt dat organen van
het openbaar bestuur in beqinsel onder toezicht staan van
een ander orgaan. Ook met betrekking tot de tot de centrale
overheid behorende laqere organen met openbaar qezaq qeldt,
dat zij onderworpen zijn aan politick-bestuurlijke controle.
De basis voor deze controle moet we1 expliciet zijn vervat
in een wettelijk voorschrift. Veel qebruikte toezichtsfi-
quren zi jn de bevoeqdheid voor het hoqer orqaan om besluiten
van laqere orqanen te vernietiqen of a1 dan niet qoed te
keuren en om richtlijnen of aanwijzinqen te qeven aan laqere
orqanen. Ook het ambtenaarlijk beroep, inhoudende dat een
hierarchisch aan de minister onderqeschikte ambtenaar in
beroep kan qaan teqen een beslissinq van een bepaald orqaan,
valt onder het uitoefenen van politiek-bestuurlijke con-
trole. Het is belangri jk om precies te weten, over welke
instrumenten tot het uitoefenen van politiek-bestuurli j ke
controle een minister beschikt. De politieke ministeriele
verantwoordelijkheid strekt zich immers in het bijzonder uit
over het a1 dan niet hanteren van deze controlemoqelijkheden.
G. Rechtsbescherminq
De bevoeqdheidsuitoefeninq door de diverse functionele orqa-
nen leidt voor een groot deel tot beschikkingen. Het streven
van de wetqever is erop qericht qeweest teqen alle beschik-
kinqen een vorm van rechtsbescherminq open te stellen,
tenzij er aanvaardbare redenen zijn aan te voeren om hiervan
af te wijken. De diverse wettelijke voorschriften die een
bepaalde bevoeqdheid toekennen aan een functioneel orqaan,
bevatten soms tevens een aanwijzinq waar een belanqhebbende
in beroep kan qaan. Soms zijn zelfs rechtsbescher
minqsinstanties in het leven qeroepen, speciaal om bevoeqd-
heidsuitoefeninqen door een functioneel orqaan te toetsen.
Zwijqt de specifieke reqeling, dan is de Wet AROB van
toepassinq. Of deze wet bescherming kan bieden hanqt onder
andere af van de in deze wet qenoemde uitzonderinqen (14).
(14) In het bijzonder de uitzonderinqen qenoemd in
artikel 5 en artikel. 6 van deze wet. Artikel 6
verwijst naar een bEj de wet behorende bijlaqe.

H. Rechtspersoonlijkheid
Het bezit van rechtspersoonlijkheid staat qeheel 10s van het
bezit van overheidsbevoegdheden. Er zijn vele organen met
openbaar qezag die niet over eiqen rechtspersoonlijkheid
beschikken. In de meeste gevallen maken zij dan deel uit van
het openbaar lichaam Staat. Toch vormt het samenvallen van
rechtspersoonlijkheid en overheidsbevoegdheden veelal een
indicatie van een betrekkelijk qrote mate van zelfstandiq-
heid.
I. Financien
De beweqinqsruimte van een orqaan met openbaar qezaq wordt
feitelijk mede bepaald door de omvanq van de beschikbare
financien en de mate waacin een orqaan daarover zelfstandiq
kan beschikken. Relevant zijn in dit verband enerzijds de
eventuele salarierinq, vacatieqeldenregelinq en/of onkosten-
verqoedinq ten behoeve van de ambtsdraqers, anderzijds het
budqet van het orqaan zelf. In bepaalde qevallen beschikken
functionele organen over eigen inkomstenbronnen, bijvoor-
beeld door middel van heffinqen.
De bovenqenoemde cateqorieen van qeqevens
betreffen de orqanen met openbaar qezaq. De weerqave van
geqevens van de rechtspersonen is eenvoudiqer qehouden.
Daarop is reeds in hoofdstuk 1 inqeqaan. Deze beschrijving
kan ook minder uitqebreid zijn omdat de onderlinqe ver-
schillen tussen de diverse rechtspersonen kleiner zijn.
Binnen elke cateqorie,. bijvoorbeeld de cateqorie overheids-
stichtinqen, bestaat een qrotere uniformiteit dan bij orqa-
, nen met openbaar qezaq. Enkele categorieen van qeqevens zijn
ook minder relevant bij de rechtspersonen, in het bijzonder
"bevoegdheid" en "rechtsbescherminq". Voor wat betreft de
bevoeqdheid qeldt, dat de pr ivaatrechteli jke rechtspersoon-
lijkheid vanzelf de bevoeqdheid inhoudt om allerlei privaat-
rechtelijke rechtshandelinqen te verrichten. De rechtsbe-
scherminq wordt in het qeval van de privaatrechtelijke
rechtshandelinqen vrijwel steeds qeboden door de burqerlijke
rechter. Er zijn slechts enkele uitzonderinqen. Orndat de
cateqorie privaatrechtelijke bevoegdheden ontbreekt is de
reqelinq van de bijkomende bevoeqdheden en verplichtinqen
vaak zeer summieri M e t inachtneming van het bovenstaande
.zijn de onderstaande categorieen gehanteerd bij de rechts-
personen.
A. Instellinq en opr ichtinq
B. Doelstellingen en taken
C. Samenstellinq en inrichtinq
D. Politiek-bestuurlijke controle
E. Beroep; bezwaar
F. Interne organisatie
G. Financien.

3. HANDLEIDING VOOK DEEL I
3.1 Inleidinq
Het overzicht van de orqanen met openbaar
gezag, die in dit deel zijn opgenomen, is als volgt owebouwd.
De orqanen zijn geordend naar departement; de volqorde van
de departementen is die, welke in de Staatsalmanak wordt
aangehouden (1) . Per departement zi jn de orqanen op naam
alfabetisch gerangschikt. De peildatum is 1 januari 1982.
Per orqaan zijn de volqende gegevens opgenomen:
a. naam, adres en telefoon;
b. instellinq en oprichting;
c. doelstellingen en taken;
d. bevoegdheden;
e. samenstelling en benoeming;
f. bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze;
q. politiek-bestuurlijke controle
h. rechtsbescherming;
i. rechtspersoonlijkheid;
j . f inancien;
k. feitelijke gegevens;
1. opmerkingen.
3.2 Depar tementale indel inq
Ieder orgaan is opgenomen onder dat departement,
op wiens terrein het desbetref f ende orgaan werkzaam
is. Indien de bevoeqdheden van het orqaan een wettelijke
basis hebben, is het orgaan opgenomen onder dat departement
dat wordt beheerd door de minister die de desbetreffende
wetgeving als eerste of als enige ondertekend heeft. Indien
er qeen wettelijke basis is voor de bevoegdheidsuitoefeninq
door het orgaan, is het orgaan ondergebracht onder het
departement waarvan de minister als eerste in de reqelingen
met betrekking tot dat orgaan genoemd wordt wat betreft de
uitoefening van bepaalde bevoeqdheden.
Aan ieder orgaan is een kengetal toeqekend.
Dat bestaat uit de afkortinq van de naam van het departement,
gevolgd door een Homeinse I en een volgnummer. Indien
er sprake is van cateqorale organen, vindt een verdere
onderverdeling van het volgnummer plaats.
Op het bovenstaande is een uitzondering
gemaakt voor de Nederlandse Financie,rings-Maatschappij voor
Ontwikkelingslanden N;v.. De wetteli jke regeling is als eerste ondertekend door de minister van Financien; de statuten
leggen een duidelijk verband tussen haar werkzaamheden
(1) De gepresenteerde indel ing naar departement is die
welke bestond tijdens het onderzoek; de wijzigingen
die met het aantreden van het kabinet-lubbers tot
stand zijn gekomen zijn niet verwerkt.

en het overheidsbeleid ten aanzien van de ontwikkelinqssa-
menwerkinq. De vennootschap is daarom inqedeeld bij het
departement van Buitenlandse Zaken in plaats van bij het
departement van Financien.
N i j hebben qetracht de orqanen ieder slechts
een keer op te nemen. Waar dat niet qoed moqelijk bleek te
zijn, zijn zij bij meer departementen vermeld; bij het
tweede departement wordt dan slechts verwezen naar de plaats
waar de tekst in extenso opqenomen is.
3.3 Benaminq
Van de owenomen orqanen zijn vermeld de offi-
ciele en vollediqe naam, qevolqd door een eventuele qanqbare
aanduidinq en een afkortinq van de naam. Verder worden
vermeld het bezoekadres van het secretariaat of bureau, het
postadres en het (de) telefoonnummer(s).
Bij de naamqevinq van de orqanen is zoveel
moqelijk aanqesloten bij de naamqevinq in de desbetreffende
reqelinqen. Waar in die reqelinqen een naamsaanduidinq ont-
breekt, is een aanduidinq qebruikt die zo nauwkeuriq moqe-
lijk een beeld van de activiteiten van het desbetreffende
orqaan qeeft. Nanneer in het qeval van rechtspersonen in de
reqelinqen de naamsaanduidinq die van de rechtspersoon en
niet die van zijn orqaan is, is toch de naam van het orqaan
qebruikt of, in het qeval dat niet eenduidiq een bevoeqd
orqaan aanqeqeven kon worden, de neutrale term "Bestuur" .
De alfabetische volqorde per departement wordt
vastqesteld aan de hand van de officiele naam, van de qecon-
strueerde aanduidinqen en, in het qeval van rechtspersonen,
van de naam van de rechtspersoon.
3.4 Instelling en opr ichtinq
Van ieder orqaan is aanqeqeven op welke wijze,
wanneer en door wie de bevoeqdheden aan het orqaan zijn
toeqedeeld ("instellinq") . Tevens is aanyeqeven op welke
wijze, wanneer en door wie de orqanisatie in het leven is
qeroepen en (nadere) reqels omtrent de orqanisatie zijn
qesteld ("oprichtinq"). Ten slotte is aanqeqeven onder het
reqime van welke reqelinqen het orqaan werkzaam is.
3.5 Doelstellinqen en taken
Voor de formulerinq van de doelstellinqen en
taken van de orqanen is waar moqelijk aanqesloten bij de
formulerinq in de teksten van de reqelinqen die betrekkinq
hebben op het desbetreffende orgaan. Bij het ontbreken,
onvollediq zijn of onduidelijk zijn van de formulerinqen in
de reqelinyen zijn ter aanvullinq en verduidelijkinq gege-
vens uit de enqugte opqenomen.

In het qeval van cateqorale orqanen die reqio-
naal qespreid zijn, is de reqelinq van de qeoqrafische
beqrenzinq opqenomen.
3.6 - ~evoegdheden
Van ieder orqaan zijn de qezaqsbevoeqdheden,
op qrond waarvan zij in dit overzicht zijn opqenomen, weer-
qeqeven. Tevens zijn daarna bepaalde andere feitelijke
bevoeqdheden weerqeqeven, bijvoorbeeld adviesbevoeqdheden.
eij de bevoeqdheden zijn, waar nodiq, de juridische rand-
voorwaarden, waarbinnen zij uitqeoefend worden, opqenomen.
In de meeste qevallen is de formulerinq van de
bevoeqdheden en hun randvoorwaarden ontleend aan de offi-
ciele reqelinqen. Bij een enkel orqaan is daarvan afqeweken
en zijn samenvattinqen qeqeven.
Wanneer bij rechtspersonen niet eenduidiq
vastqesteld kan worden welk orqaan verantwoordelijk is voor
de uitoefeninq van de bevoeqdheden, is de taakverdel inq
tussen de orqanen die qeacht kunnen worden een qemeenschap-
pelijke verantwoordelijkheid te draqen aanqegeven.
3.7 Samenstell ing en benoeminq
Er wordt van ieder orqaan weeryeqeven wat
qereqeld is omtrent de ambtsdraqers. Dat kan betreffen ten
eerste wie of welke instantie(s1 de ambtsdraqers benoemt of
benoemen, ten tweede kan het de hoedaniqheid van de ambts-
draqers betreffen; aan de orde kunnen komen incompatibili-
teiten, vereiste deskundiqheden, te verteqenwoordiqen maat
schappeli jke belanqen of orqanisaties en derqeli jke. Ten
derde qaat het erom welke maatschappelijke qroeperinqen het
recht hebben ambtsdraqers voor te draqen.
Wanneer de moqelijkheid bestaat ambtenaren als
ambtsdraqers aan te wijzen, is daarvan melding qemaakt.
3.8 Bijkomende bevoeqdheden en plichten; werkwijze
Onder deze rubriek komen die bevoeqdheden en
verplichtinqen van de beschreven orqanen aan de orde die
betrekkinq hebben op de interne orqanisatie, die voorschr if -
ten voor het uitoefenen van de bevoeqdheden inhouden en die
dienen ter ondersteuninq bij de eiqenlijke taakuitoefeninq.
Het betreft een aantal specifieke jur idische randvoorwaarden
voor de uitoefeninq van de bevoeqdheden van het desbetref-
fende orqaan.
3.9 Politiek-bestuurli jke controle
Bij elk orqaan wordt aanqeqeven welke moqe-
lijkheden andere bestuursorqanen rechtens hebben om de
uitoefeninq van taken en bevoeqdheden door het desbetref-
fende orqaan te belnvloeden. Tevens wordt opqenomen wat er
qereqeld is omtrent het verstrekken van informatie aan

andere bestuursorqanen over het doen en laten van het des-
betreffende orqaan.
3.10 ~echtsbescherminq
Onder deze rubriek zijn met betrekkinq tot
ieder orqaan de specifieke moqelijkheden weerqegeven, die in
de reqelgeving qeboden worden aan belanghebbenden om teqen
een beslissing van het desbetreffende orgaan in beroep te
gaan. De algemeen aanvullende rechtsqanq op grond van de Wet
AHOB is alleen vermeld in die gevallen waarin zij bestaat
naast een in een bijzondere wet geschapen van de Wet ARO8 of
Net RVS afwi jkende regeling (2).
3.11 Kechtspersoonli jkheid
Voor ieder orqaan is aanyeqeven of het een
rechtspersoon in de zin van boek 2 BN is, of een rechtsper-
soon op grond van een bijzondere wet is, of qeen eiqen
rechtspersoonlijkheid bezit.
3.12 Financien
Twee soorten financiele qegevens worden, voor
zover geregeld, weergegeven. In de eerste plaats wordt aan-
gegeven of en zo ja, welke vergoedingen ambtsdragers ont-
vangen. In de tweede plaats wordt vermeld wat gereqeld is
omtrent de financiele huishoudiny van het desbetreffende
orgaan.
3.13 Feitelijke qeqevens
vermeld:
Van ieder orgaan zijn de volqende qeqevens
personele samenstellinq van het orgaan; aanqegeven is
tevens de functie in het orgaan en waar van toepassing
de verteqenwoordigde qroepering;
administratieve ondersteuning/aantal personeelsleden;
ook is vermeld bij wie het personeel in dienst is of
aanqesteld is;
financien: welke bron of bronnen van inkomsten heeft het
oryaan;
beqr ote uitqaven voor 19 82 ;
laatste jaarverslaq .
(2) Onder "Rechtsbeschermin " komen ook de moqelijk-
heden ter sprake die in%e pensioenwetgeving zijn
voorzien met betrekkinq tot het herzien, wijziqen
of hers tellen van pensioenaanspraken. Het gaat hier
om vormen van rechtsherstel waarbij duidelijk qere-
geld is welke gevolgen dit kan hebben voor de
belanghebbende. Voor de overzichtelijkheid is onder
"Bevoegdheden" gewezen op het bestaan van deze
bijzondere bevoegdheid waarbij verwezen wordt naar
"kchtsbescherminq" .

Indien de vraqenlijst qeheel of qedeeltelijk niet inqevuld
was, is bij de desbetreffende qeqevens in het overzicht
inqevuld "qeen opqave" .
3.14 - ei jlagen
Het overzicht van orqanen met openbaar qezaq
wordt besloten met eniqe bijlaqen. Daarin wordt een over-
zicht qeboden van vormen van openbaar qezaq die een zekere
verwantschap vertonen met het openbaar qezaq dat in dit
overzicht van orqanen is opqenomen. Het betreft de publiek-
rechtelijke orden (bijlaqe 2), deconcentratie (bijlaqen 3 en
41, rechtsprekende colleqes (bijlaqen 5 en 61, instanties
met bevoeqdheden in noodsituaties (bi jlaqe 7) en specif ieke
medebewindsorqanen (bi jlaqe 8) .

4. KOHTE SCHETS VAN DE ORGANEN EN RECHTSPEKSONEN
4.1 Inleidiny
In dit hoofdstuk qeven w'ij een korte schets
van de in het onderzoek betrokken orqanen met openbaar qezag
en de rechtspersonen die tot de centrale overheid behoren.
Een eerste, alqemene beschrijving wordt in paragraaf 4.2
qepresenteerd. In de paraqrafen 4.3 en 4.4 worden eniqe
kenmerken van respectievelijk de orqanen en de rechtsper-
sonen nader beschouwd. Paraqraaf 4.5 biedt eniqe conclusies
en slotopmerkinqen. Paragraaf 4.6 ten slotte bevat eniqe,
aan de overzichten ontleende cijferreeksen met toelichtinq.
4.2 Alqemene beschrijvinq
In deel I van de inventarisatie zijn 110 cate-
qorieen van orqanen, met openbaar gezaq beschreven. In
totaal omvatten zij 613 organisaties of orqanisatie-onder-
delen. De meeste categorieen komen voor bij de ministeries
van Volksqezondheid en Milieuhyqiene (22 cateqorieen) en van
Landbouw en Visserij (17). Het ministerie van Alqemene Zaken
kent in het geheel qeen qezaqsorqanen; het ministerie van
Defensie kent 1 cateqorie orqanen, .de ministeries van
Buitenlandse Zaken en van Volkshuisvestinq en Ruimtel i jke
Ordeninq ieder 2. De meeste orqanen zijn te vinden bij de
ministeries van Volksqezondheid en Milieuhyqiene (177 orqa-
nen) en van Onderwijs en Wetenschappen (106) ; de ministeries
van Buitenlandse Zaken (2 orqanen), van Binnenlandse Zaken
(5), van Financien (6) en van Defensie (7) kennen de minste
orqanen.
De 253 overheidsrechtspersonen die in deel I1
opqenomen zijn, zijn te onderscheiden in 148 rechtspersonen
'sui qeneris, 73 stichtinqen en 32 vennootschappen. Huim 90%
van de rechtspersonen sui qeneris is geconcentreerd bij de
ministeries van Justitie (40 rechtspersonen), van Economi-
sche Zaken (36) , van Onderwijs en Wetenschappen (32) en van
Sociale Zaken (28). Bij deze cijfers moet er we1 rekeninq
mee worden qehouden dat deze rechtspersonen veelal cateqo-
rale instellingen zijn, zoals Kamers van Koophandel en
Fabrieken, Rijksuniversiteiten en Orden van Advocaten. 39
van de 73 stichtinqen zijn te vinden bij het ministerie van
Landbouw en Visserij. De vennootschappen treft men in hoofd-
zaak aan onder de ministeries Economische Zaken en van
Verkeer en Waterstaat. Het ministerie van Alqemene Zaken
telt in het qeheel geen rechtspersonen.
Er zijn 107 bifunctionele instellinqen. De ,
5 meeste daarvan zijn te vinden bij de ministeries van Econo-
mische Zaken (39 instellinqen), van Sociale Zaken (27) en
van Justi tie (20) . Wanneer men de cateqor ieen bif unctionele
instellinqen bekijkt, dan tellen de ministeries van Landbouw
en Visserij (8 cateqorieen) , van Sociale Zaken (7) en van

Economische Zaken (5) de meeste cateqorieen. De ministeries
van Volkshuisvestinq en Ruimteli jke Ordeninq , van Def ensie
en van Alqemene Zaken kennen qeen bifunctionele instellinqen.
Het blijkt dat ieder minister'ie - met uitzon-
derinq van dat van Alqemene Zaken - qebruik maakt van meer
of minder zelfstandiqe orqanisaties en orqanisatie-onder-
delen voor het behartiqen van hun taken. Er zijn a1 op het
eerste qezicht duidelijke verschillen tussen ministeries in
de wijze waarop en de mate waarin zij zulke zelfstandiqe
eenheden in hun omqevinq kennen (zie ook de tabellen 1, 2 en
3).
4.3 Orqanen met openbaar qezaq
4.3.1 Hggkgpbgayhg~d-ypp-~g-oggpEgQ
Een orqaan met openbaar qezaq is herkenbaar,
doordat een bepaald persoon of een bepaald colleqe de
bevoeqdheid heeft eenzijdiq een bepaald besluit qericht op
rechtsqevolq te nemen, met andere woorden een besluit dat is
qericht op het in het leven roepen van rechten en verplich-
tinqen voor andere personen of orqanisaties, welke rech'ten
en verplichtinqen in rechte afdwinqbaar zijn. Ook kan het
zijn, dat een orqaan de bevoeqdheid heeft om een bepaalde
bevoeqdheid aan een ander.persoon of colleqe te deleqeren.
Orqanen met openbaar qezaq kan men lanqs twee
lijnen herkennen, afhankelijk van de aard van de bevoeqd-
heden. In de eerste plaats zijn er de orqanen, die bevoeqd-
heden uitoefenen, welke samenhanqen met tot de burger
qerichte qebods- en verbodsbepalinqen. Extern werkende, de
burqers bindende reqels dienen inqevolqe het beqinsel van de
wetmatiqheid van bestuur qebaseerd te zijn op een bevoeqd-
heid die uiteindelijk te herleiden is tot een formele wet.
Door de administratieve wetqevinq met de eventueel daarbij
behorende deleqatiebesluiten door te nemen kon een overzicht
van orqanen met openbaar qezaq worden opqesteld.
De tweede qroep orqanen is moeilijker te
herkennen. Het qaat om een vri j klein aantal orqanen met
openbaar qezag dat niet door raadpleq inq van administratieve
wetqevinq is te ontdekken, namelijk de orqanen die uitslui-
tend over subsidiebevoeqdheden beschikken. De qezaqsuitoefe-
ninq, bestaande in het toekennen of weiqeren van qeldel i jke
uitker inqen onder de naam teqemoetkominq, subsidie, qaran-
tie, krediet of een andere soortqelijke benaminq, behoeft
niet op een wet te. berusten, hoewel dit we1 vaak het qeval
is. Er zijn tot de overheid te rekenen personen of colleqes,
die ov'er een subsidiebevoeqdheid qeacht worden te beschik-
ken, omdat zij min of meer zelfstandiq bepaalde overheids-
qelden kunnen bestemmen, hoewel dat niet op een wettelijk
voorschrift berust. Voor het aanmerken van subsidierende
orqanisaties als administratief orqaan is in de eerste
plaats afqeqaan op de door de Afdelinq rechtspraak in het

kader van de toepassinq van de Wet AHOB ontwikkelde juris-
prudentie, voor zover deze jurisprudentie een colleqe als
een orqaan heeft aanqemerkt. In de tweede plaats is afqeqaan
op de taakomschrijvinq van orqanen, zoals die in verschil-
lende orqanisatiereqelinqen (0.a. in statuten van stich-
tinqen) is opqenomen. Daarvoor is onder meer qebruik qemaakt
van de enquste. Lanqs deze weq is een aantal besturen van
overheidsstichtinqen en vennootschappen als subsidierend
orqaan aanqemerkt. Er blijven op dit terrein overiqens
twijfels bestaan, omdat het qrensqebied tussen de subsidie
als administratiefrechtelijke beschikkinq en de rechtshande-
ling naar burqerlijk recht (qeldleninq a1 dan niet onder
qunste voorwaarden) zeer vaaq is.
4.3.2 ;n~tg;J~~g-gn-gpgjch_t~ny
Bij de beschrijvinq van de oorspronq van de
orqanen maken wij een onderscheid tussen het toedelen van de
bevoeqdheden enerzijds ("instellinq", zie hierover 4.3.1) en
het qeven van orqanisatiereqels en het in leven roepen van
de orqanisatie anderzi jds ("oprichting") . B ij onqeveer 85%
van de cateqorieen orqanen is er direct een wettelijke basis
aanwijsbaar; in de overiqe qevallen is er qeen directe wet-
telijke bepalinq waarop de bevoeqdheden berusten: in dat
qeval kunnen bevoeqdheden berusten op een van een wet afqe-
leide AMvB of MB; zij kunnen ook berusten op een artikel uit
de Ri jksbeqroting.
Van de bestaande cateqorieen orqanen zijn er
slechts 15 ingesteld voor 1945. In het eerste na-oorloqse
decennium werd dat aantal ruim verdubbeld (een toename met
21 cateqorieen); daarna is vooral in de periode 1965-1974
een qroei te zien: in dat tiental jaren werden 35 cateqo-
rieen orqanen inqesteld. Die uitbreidinq heeft vooral
plaatsqevond,en bij de ministeries van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk en van Volksgezondheid en Milieuhyqiene.
De oprichtinq van de organisaties en orqanisa-
tie-onderdelen staat in principe 10s van de instellinq van
het ambt. Het blijkt dat veelvuldiq qebruik wordt gemaakt
van orqanisaties en onderdelen daarvan die opqericht zi~n
door particulieren en particuliere orqanisaties, dat wil
zeqgen door anderen dan overheidsorqanen (zie tabel 5). Er
zijn 289 particuliere orqanisaties met qezaqsbevoeqdheden
bekleed, hetzij rechtstreeks (94 orqanisaties), hetzij na
erkenninq of toelating (195). 260 orqanen zijn door
bestuursorqanen van de centrale overheid opqericht; de Staat
is als rechtspersoon betrokken qeweest bij de oprichting van
16 rechtspersonen. Voorts zijn in 10 qevallen departementale
diensten aanqewezen. Ten slotte is er in 5 qevallen we1 een
bevoeqdheid, -maar zijn er qeen organisaties of orqanisatie--

onderdelen aanqewezen of bekend om die bevoeqdheid uit te
oefenen.
Er bestaan noqal wat verschillen tussen de
ministeries wat betreft de inschakelinq van particuliere
instellingen als qezaqsorqaan. Zeven ministeries kennen qeen
niet-overheidsorqanisa ties als qezaqsorqanen, te weten die
van Buitenlandse Zaken, van Justitie, Van Binnenlandse
Zaken, van Defensie, van Volkshuisvestinq en Ruimtelijke
Ordeninq, van Economische Zaken en van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk. 90,7% van de orqanen onder het ministerie
van Volksqezondheid en ~ilieuhyqiene is daarenteqen
(onderdeel van) een particul lere orqanisatie; voor de mini- - -
steries van Sociale Zaken erivan Onderwijs en Wetenschappen
is dat percentage respectievelijk 60,2% en 61,5%.
4.3.3 geyoggdhdeq
De cateqorieen orqanen die in het onderzoek
zijn betrokken oefenen bevoeqdheden van zeer uiteenlopende
aard uit (zie tabel 6). Z i j oefenen vooral toezichthoudende
(28x) en subsidierende (24~') bevoeqdheden uit; ook exami-
nerinq en keurinq (19x) en verqunninqverleninq (17~) komen
betrekkelijk vaak voor. Adviserinq - een bevoeqdheid tot
f eiteli jk handelen - is de meest qenoemde niet-qezaqsbe-
voegdheid; zij wordt uitqeoefend door' 34 cateqorieen orqanen.
Wanneer we de departementen afzonderlijk
bekijken, dan springt met name in het ooq dat bij het mini-
sterie van Landbouw en Visserij noqal wat cateqorieen orqa-
nen subsidierende bevoegdheden hebben (7x); bij de organen
vallend onder het ministerie van Justitie is het houden van
toezicht een veel voorkomende bevoeqdheid; de onder het
ministerie van Economische Zaken vallende orqanen zijn
vooral belast met registratie en met subsidiering.
4.3.4 %epsgm&&jpg
Bij de samenstellinq van de organen kan reke-
ning worden gehouden met een aantal kwaliteiten van de
leden; een van die kwaliteiten is representativiteit. Aan
die representativiteit wordt op verschillende manieren vorm
qegeven, soms zeer direct (benoemen door of op bindende
voordracht vanuit organisaties), soms ook indirect (benoemen
van leden, afkomstig uit bepaalde kringen; verzekeren van
evenwicht tussen belanqen). Een grensgeval is benoemen "na
overleg met maatschappel i jke organ isaties" . Voor 50 van de
110 categorieen orqanen blijkt dat de leden in meerderheid
een maatschappelijk belanq of een maatschappelijke orqani-
satie verteqenwoordigen; voor 42 cateqorieen is de samen-
stelling in meerderheid niet-verteqenwoordiqend; bi j 18
cateqorieen was de mate waarin de leden een belanq of
organisatie verteqenwoordiqen niet te achterhalen. Het mini-
sterie van Sociale Zaken kent uitsluitend cateqorieen orqa-

nen die een in meerderheid de maatschappelijke belanqen
verteqenwoordiqende samenstellinq hebben; de ministeries van
Defensie en van Financien kennen qeen orqanen met een verte-
qenwoordiqende samenstellinq.
4.3.5 Pp&jtjekIbe~tggg&~jkee~on~go&e
De meeste cateqorieen orqanen kennen een
bepaalde vorm van politick-bestuurlijke controle. Daar waar
een expliciete moqelijkheid van controle ontbreekt is echter
vaak de moqelijkheid voor controle aanweziq, doordat ambte-
naren deel uitmaken van het bestuur van de orqanisatie (bij-
voorbeeld bij overheidsstichtinqen) of doordat ambtenaren
als orqaan zijn aanqewezen (departementale dienst). Opval-
lend omvanqrijk blijkt het positieve en preventieve toezicht
te zijn (aanwijzinqen; richtlijnen; qoedkeurinq van de
beqrotinq; qoedkeurinq van de besluiten); vooral de qoed-
keurinq van besluiten (qenoemd bij 59 cateqorieen orqanen)
is een belanqrijk toezicht-instrument.
Vaak is het de minister die ten aanzien van
dit toezicht verantwoordelijk is. Omdat een minister poli-
tiek verantwoordelijk is voor de hanterinq van zijn juri-
dische controlemoqeli jkheden, biedt inzicht in die moqeli jk-
heden tevens een qlobaal beeld van de omvanq van de ministe-
riele verantwoordelijkheid voor het doen en laten van orqa-
nen met openbaar qezaq. A1 met a1 blijkt dat de orqanen met
openbaar qezaq in sterke mate qebonden opereren.
4.3.6 &ch&sbe~chegmigg
De meeste cateqorieen orqanen kennen een
specifieke rechtsbescherminqsregelinq. De vormen van rechts-
bescherminq zijn zeer qevarieerd. Opvallend is de frequentie
waarin het beroep op de minister (20x) voorkomt (zie ook
tabel 9). Deze vorm van rechtsbescherminq kan in de praktijk
ook als een vorm van politiek-bestuurlijke controle qelden;
sinds 1976 (Wet AKOB) staat immers in veel qevallen beroep
op de Afdelinq Rechtspraak van de Raad van State open teqen
door de minister in beroep qenomen beslissinqen.
4.3.7 Bgcbfsper_~oo;&iikheid
36% van de qezaqsorqanen heeft qeen eiqen
rechtspersoonlijkheid; 61% van de orqanen is orqaan van een
rechtspersoon (zie tabel 10). Van deze 375 rechtspersonen
zijn er 107 als overheidsrechtspersoon te karakteriseren;
268 orqanen zijn particuliere orqanisaties of onderdelen
daarvan. De ministeries van Cultuur, Recreatie en Maatschap--
pelijk Werk, van Defensie, van Justitie en van Volkshuis-
vestinq en Ruimtelijke Ordeninq kennen qeen of in verhoudinq
weiniq rechtspersonen onder. hun orqanen.

4.4 Overheidsrechtspersonen
4.4.1 gegkegbpqghejd-ypg~deegech,tspegson_eg
In dit onderzoek zijn drie typen rechtsper-
sonen qexnventariseerd, te weten de rechtspersonen sui qene-
r is, de overheidsstich tinqen en de overheidsvennootschappen.
De rechtspersonen sui qeneris ontlenen hun rechtspersoon-
lijkheid aan een bijzondere wet; zij zijn door middel van
wetsanalyse opgespoord. De overheidsstichtinqen en -vennoOt-
schappen achten wij qekenmerkt door - qlobaal uitqe-
drukt - een overweqende invloed op de benoeminq van de
bestuursorqanen. De departementale contactpersonen hebben
ons, het qenoemde criterium ruim interpreterend, overzichten
van deze rechtspersonen qeboden. Alle opqeqeven rechtsper-
sonen zijn benaderd in de qehouden enqutte. Aan de hand van
de inqevulde vraqenlijsten en eventuele nadere informatie
werd beoordeeld of zij voldeden aan de qestelde criteria. De
stichtinqen en vennootschappen die de vraqenlijst niet
invulden en teruqstuurden zijn we1 owenomen in deel 11,
onder vermeldinq van de onzekerheid over de juistheid van de
opname.
4.4.2 Gpghcbfing
Zoals uit tabel 11 blijkt zijn de huidiqe
rechtspersonen in meerderheid na de Tweede Wereldoorloq
opqericht: 19% stamt van voor 1945. De toename heeft met
name in de decennia 1955-1964 en 1965-1974 plaatsqevonden;
deze toename is vooral bij de ministeries van Landbouw en
Visserij en van Onderwijs en Wetenschappen zichtbaar. Het
ministerie van Verkeer en Waterstaat vertoont een omqekeerd
beeld: ruim de helft van de rechtspersonen is voor 1945
opqericht.
4.4.3 &~Js~eJ~j~g~~e~g-~gkep
Overheidsrechtspersonen verrichten in meerder-
heid feitelijke werkzaamheden. Onderzoek (59x) en voorlich-
tinq en adviserinq (53x1 zijn de voornaamste taken die
qenoemd zijn (zie tabel 1.2). De taken en doelstellinqen van
de rechtspersonen blijken in het verlenqde van het taakqe-
bied van de desbetreffende ministeries te liqqen: onderzoek
is een belanqrijke taak voor de onder de ministeries van
Onderwijs en Wetenschappen en van Landbouw en Visserij res-
sorterende rechtspersonen; de tot het ministerie van Verkeer
en waterstaat behorende vennootschappen produceren voorname-
lijk met het vervoer verband houdende diensten.
4.4.4 gg~jtjekIbestuug~ijkee~~~tf$&e
Toezicht op het doen en laten van de over-
heidsrechtspersonen wordt meestal uitqeoefend door de meest
betrokken minister of - in mindere mate - de Kroon. De vijf
meest qenoemde vormen van toezicht zijn controle op de uit-

gaven (112x genoemd), jaarverslagplicht (112x), geven van
aanwijzinqen of r i chtli jnen (101x), goedkeur ing van de
begroting (91x) en goedkeuring van besluiten van de organen
(89x) (zie tabel 13). Ten aanzien van de vennootschappen
geldt dat de wettelijke toezichtsbepalingen (zoals jaarver-
slagplicht) niet in bovengenoemde cijfers verwerkt zijn.
Voor het grootste deel zijn de vormen van toezicht preven-
tief. Het financiele toezicht houdt verband met de omstan-
diqheid dat de inkomsten van de rechtspersonen voor een
belanqrijk deel afkomstiq zijn van de centrale overheid (zie
par. 4.4.7).
4.4.5 ge;pep-eg-xqyggg
De handelingen van rechtspersonen zijn onder-
worpen aan de regels van het privaatrecht; er is dus altijd
de mogelijkheid om een beroep op de burgerli]ke rechter te
doen inzake hun handelingen. 29 van de 141 rechtspersonen
kennen echter tevens een specifieke bezwaar- of beroeps-
moqeli jkheid, voornameii jk de mogeli jkheid van beroep op de
meest betrokken minister. Deze beroepsmoqeli jkheid is niet
altijd in statuten of andere reqelingen geformaliseerd.
4.4.6 Integne-qrgggjsgtje
De meeste rechtspersonen hebben een bureau of
secretariaat, waarvan de medewerkers in dienst van de
rechtspersoon zelf zijn (80 van de 141 soorten rechtsper-
sonen). Bij ongeveer een derde van de rechtspersonen is het
personeel dat het bureau vormt of dat administratieve onder-
steuning biedt ambtelijk personeel, in dienst van het meest
betrokken departement; dit geldt bij uitstek voor de rechts-
personen die onder het ministerie van Landbouw en Visserij
ressorteren. Personeel in dienst van derden komt ook voor,
zij het in beperkte mate (5x). In 11 gevallen konden wij
niet eenduidig vaststellen of de rechtspersonen eigen perso-
nee1 in dienst hebben.
4.4.7 Fjgagcjgp
Voor de meeste rechtspersonen sui qeneris en
stichtinqen qeldt dat de centrale overheid hun uitqaven
geheel of qedeeltelijk financiert (zie tabel 16). 73 rechts-
personen sui generis en stichtingen hebben inkomsten uit
retributies, heffingen en dergelijke. Naast deze inkomens-
bronnen kent een beperkt aantal van de rechtspersonen sui
generis en stichtingen inkomsten uit andere bron, zoals
financiering door lagere overheden of door internationale
organisaties.
De Staat heeft in 20 van de 22 vennootschappen
die de vragenlijst ingevuld hebben een meerderheidsbelanq.

In 3 vennootschappen zijn laqere overheden mede-aandeelhou-
ders; in 2 gevallen bezitten zij de meerderheid van de aan-
delen .
4.5 Conclusies
4.5.1 ~egschgjdmhejd
De inventarisatie van orqanen en rechtsperso-
nen biedt een beeld van qrote verscheidenheid, zowel met
betrekking tot de taken en doelstellingen, als met betrek-
king tot de uit te oefenen bevoeqdheden en met betrekking
tot de uiterlijke vorm van de concrete orqanisaties of
orqanisatie-onderdelen. Het verschijnsel van niet-qrondwet- ,
telijke bestuursorganen en min of meer zelfstandige rechts-
personen heeft zich in de loop van de tijd een vaste plaats
in de bestuurlijke organisatie van Nederland verworven. Het
is mogelijk ten aanzien van iedere afzonderlijke cateqorie
organen of rechtspersonen de vraaq te stellen of andere
constructies doelmatiqer, doeltreffender, opener of in
andere opzichten "beter" zijn dan de nu in de praktijk
qeldende. Deze vraag kan niet beantwoord worden voor het
functionele orgaan of de overheidsrechtspersoon als zodaniq.
Specifiek onderzoek, gericht op het verkrijqen van inzicht
in de maatschappelijke en staatkundiqe positie van bepaalde
instellingen, zal moqelijk kunnen bijdragen tot het beant-
woorden van de bovengestelde normatieve vraaq.
In dit verband is een niet onaanzienlijk
aantal orqanen en rechtspersonen a1 te beschouwen als een
vorm van semi-privatisrrinq, omdat - zoals blijkt uit de
inventarisa tie - bi j de ui toefeninq van overheidstaken
qebruik wordt qemaakt van particulieren en van particuliere
organisaties. Tevens hoeft, in de afweqing tussen gedecen-
traliseerd alqemeen bestuur en functioneel gedecentraliseerd
bestuur, de balans niet per se in de richtinq van alqemeen'
bestuur door te slaan. De uitoefening van een qroot aantal .
overheidstaken vraagt om de beschikbaarheid van specifieke
deskundiqheden die toedelinq van die taken aan de territo-
riale openbare lichamen als gemeenten en provincies vaak
tegenhoudt. Ook hier zal de discussie niet in abstract0
beslecht kunnen worden.
De vraag of organen en rechtspersonen,niet
eigenlijk gewoonweq opgeheven kunnen worden is niet in alge-
mene zin te beantwoorden. Zij hanqt in sterke mate samen met
de vraag of op de qebieden waarover men spreekt overheids-
gezag moet worden uitqeoefend ofwel of daar een terrein van
feitelijke overheidszorq liqt. Dit is eFn politieke vraaq.
4.5.2 Wgfgcying 1
Het belanq van het verschijnsel van functio-
nele orqanen en rechtspersonen vraagt om een grote betrok-,
kenheid van de wetqever. Ten eerste verdient de mogelijke,'

. .
harmoniserinq en uniformerinq van het desbetreffende orqani-
satierecht de aandacht; bijvoorbeeld in de vorm van alqemene
bepalinqen of richtlijnen. Ten tweede lijkt een kritische
bezinning op de eiqen verantwoordelijkheid van de wetqever
ten aanzien van de instellinq en oprichtinq van orqanen met
openbaar gezaq gewenst. De constructie, waarbij aan een
lager bestuursorqaan wordt qedeleqeerd te voorzien in de
aanwijzinq van een concreet orqanisatie-onderdeel ter uitoe-
feninq van een bepaalde bevoeqdheid, is immers principieel
niet onbelanqrijk (1). Dit qeldt te meer wanneer een ambte-
lijke dienst wordt aanqewezen. De wetqever heeft dan immers
niet expliciet aan ambtenaren bevoeqdheden toebedeeld, zoals
dat het qeval is bij qedeconcentreerde diensten (zie de
bijlaqen 3 en 4). Ook ten aanzien van andere aspecten van de
reqelinq en het functioneren van orqanen doen zich problemen
voor die uit de kaderwetqevinq ontstaan.
4.5.3 Miqjstegi~&e-yegpp&yoogde&~jk~e_id
Zowel ten aanzien van de orqanen als van de
rechtspersonen beschikken de desbetreffende ministers over
ruime toezichtsmoqeli jkheden; zij zijn van betekenis voor
het afbakenen van de ministeriele verantwoordelijkheid en
daarmee voor het beoordelen van de reikwijdte van de Wet
openbaarheid van bestuur en de Wet Nationale ombudsman.
Vooral de moqelijkheid van het qeven van richtlijnen en
aanwi jz ingen -aan organen en 4 rechtspersonen verdient de
aandscht. Nader onderzoek is noodzakelijk, hoe ruim die
aanwijzlnqsbevoeqdheid formeel is. Zowel de Wet openbaarheid
van bestuur als de Wet Nationale ombudsman noemen immers
onder andere.de minister als orqaan, dat onder de werkinq
van deze wetten valt. Tot de minister zijn ook te rekenen de
onder zijn verantwoordelijkheid werkende diensten en instel-
linqen. Aan de ene kant kan men de opvattinq koesteren, dat
slechts de ambtelijke diensten en instellinqen, bemand met
in dienst van de minister zijnde ambtenaren, onder de
werkinq van beide wetten vallen. Een andere opvattinq neemt
echter de ministeriele verantwoordelijkheid als uitqanqs-
punt, hetqeen betekent dat vele diensten en instellinqen met
(1) De regeling van de organisatie en het functioneren van
organen on rechtspersonen wordt thans voor een niet
onbelangrijk deel ovorqelaten aan lagero organen en aan
particulieren. Dit leidt niet altijd tot goede resul-
taten, hetgeen blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraak van
de waarnemend voorzitter Afdeling rechtspraak van de
Raad van State van 11 juli 1982 (nrs. A-1.0784
(1982) /S9O en A-1.0785 (1982) [Sgl) : een raad van beroep,
die ingevolge de Bloembollenziektewet 1937 ingestold had
moeten worden door de Stichting Bloembollen-keurings-
dienst te Hillegom, is nooit ingesteld.

een zelf standiqe taakuitoefeninq (nl. uitoef eninq van open-
baar qezaq, pr ivaatrechteli jke zelfstandiqheid) toch onder
de werkinq van beide wetten vallen. De laatste opvattinq
wordt in de praktijk qehanteerd (2) .
4.5.4 gg-gg&pg~q-o~egQejd:b~r_geg
De verhoudinq tussen de functionele orqanen en
rechtspersonen enerzijds en de justitiabelen anderzijds
verdient, ondanks de vaak ruime moqelijkheden van politick--
bestuurlijke controle en van rechtsbescherminq, bijzondere
aandacht. De democratische leqitimatie voor het optreden van
deze instellinqen is immers vaak een afqeleide van die van
de wetqever. Verder qeldt dat de ministeriele verantwoorde-
lijkheid beperkt blijft tot dat wat de minister door middel
van zijn toezichtsmoqelijkheden aan bevoeqdheden heeft; de
orqanen en rechtspersonen hebben derhalve een eiqen verant-
woordelijkheid ten opzichte van de justitiabelen. Deze
verantwoordelijkheid kan, bijvoorbeeld via aanpassinq van
reqelqevinq met betrekkinq tot de samenstellinq of met
betrekkinq tot politiek-bestuurlijke controle, waar nodiq
beter tot haar recht komen. Dat laat echter onverlet dat de
Kroon op korte termijn onderzoekt welke orqanen en rechts-
personen in aanmerkinq dienen te komen voor aanwijzinq bij
algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 1,
eerste lid sub b, Wet Nationale ombudsman; artikel 1, eerste
lid, Wet openbaarheid van bestuur en artikel 11, tweede lid,
Wet AROB. Voor wat betreft de Wet Nationale ombudsman
impliceert dit de moqeli jkheid van onderzoek naar beweerde-
lijk onbehoorlijke qedraginqen van bestuurders en ambtenaren
van dat orqaan of die rechtspersoon door de Nationale
ombudsman; voor wat betreft de wet openbaarheid van bestuur
heeft de aanwijzinq tot qevolq, dat op het orgaan of de
rechtspersoon de plicht rust tot openbaarmakinq van bepaalde
schriftelijke stukken, indien daarom wordt verzocht; voor
wat betreft de Wet AKOB impliceert de aanwijzinq de moqe-
lijkheid van een bezwaarschriftprocedure inqevolqe deze wet.
Genoemde alqemene maatregelen van bestuur kunnen binnen
betrekkelijk korte tijd tot stand komen na een voorbereidend
onderzoek aan de hand van onder andere deze inventarisatie.
(2) Zie hiervoor Nota van toelichting bij artikel 1 Besluit
openbaarheid van bestuur (Stb. 1979, 590) blz. 4;
verslag voorbereidinq en invoering Nationale ombudsman,
Bijl. Hand. I1 zittinq 1981-1982, 17.364, nr. 2, blz. 43
en 38; R. de Roon, Eerste verslag van de Nationale
ombudsman, NJB, 1982, blz. 965-966; J.B.J.M. ten Berge,
noot bii openbaar rapport Nationale ombudsman van
12 augustus 1982, in-&budsman, tijdschrift voor klacht-
recht tegen overheidsoptreden, nr. 5.

4.5.5 E~ge&~_tige-_igyeg_tgg_isg;ie
De niet-qrondwettel i jke organen met openbaar
gezaq en de rechtspersonen, welke behoren tot de centrale
overheid, zi
jn thans qeinventar iseerd. De inventar isatie
vormt een momentopname. Met het oog op het democratisch en
doelmatig functioneren van deze instellinqen is het het
overweqen waard deze inventarisatie regelmatiq te actuali-
seren, zoals gebruikelik is met betrekkinq tot de adviesor-
qanen van de centrale overheid, het a1 eerder geinventari-
seerde deel van de periferie.
4.6 Tabellen
Alqemene toe1 ichtinq
De tabellen zijn samenqesteld door R.N. Mackenzie en
G.F.M. Grootendorst, onder supervisie van J.B.J.M. ten
Berye en F.A.M. Stroink, en onder eindredactie van
P. Haighton
Iedere tabel is voorzien van een eigen toelichtinq
waarin zo nodig aangeqeven is wat we1 en wat niet is
qeteld of opqenomen; ook eventuele bijzonderheden zijn
daar vermeld.
De cijfers moeten met de nodiye voorzichtiqheid worden
gehanteerd vanwege onvolledigheden en interpretatiepro-
blemen.
Bij de organen (tabel 1 t /m 9) hebben de cijfers meestal
betrekking op cateqorieen orqanen; waar geqevens van de
concrete orqanisaties en organhatie-onderdelen qeteld
zijn, blijkt dit uit de titel van de tabel.

Tabel 1 Orqanen en rechtspersonen, naar departement
AZ
buZa
Just.
BiZa
O&W
Fin.
Def.
Vo HO
V&N
EZ
L&V
SoZa
CRM
VoMil
Orqanen Rechtspersonen
Cateqo- Orqa- Rchtsp. sui Stich- Vennoot- Tot.
rieen nen qener is a) tinqen schappen
Totaal 110 613b) 57 7 3 32 162
a) De volqende rechtspersonen sui qeneris zijn in deze en in
' -
de volqende tabellen als categorie opqenomen:
eureaus voor Consultatie (Just.)
' Orden van Advocaten (Just.)
- Kamers van Koophandel en Fabrieken (EZ)
- Raden van Arbeid (SoZa)
b) Het totaal is qecor r iqeerd voor dubbel tell inqen.

Tabel 2 Cateqorieen bifunctionele instellinqen, naar departe-
men t
-
AZ
BuZa
Just .
BiZa
O&W
Fin.
Def.
Vo RO
V&W
EZ
L&V
SoZa
C RM
VoMil
Rechtsp.sui generis a) ~tichtinqen Vennoot- Totaal
schappen
Totaal .16 16
a) Zie noot a) bij tabel 1.
Tabel 3 Categorale organen, naar departement
Just.
- O&W
- Fin.
- Def.
- Vo RO
Bureaus van Consultatie (19)
Raden voor de Kinderbescherminq (19)
Raden voor Kechtsbijstand in Strafzaken (19)
Reclasser inqsraden (19)
Commissies wederzijdse doorstrominq hoqer
beroepsonderwijs-wetenschappelijk onderwijs (7)
Commiss ies van toelatinq tweede f ase we ten-
scha$pel i jke studie (onbekend) ,-
Orqanen voor het Leerlinqwezen (4 8)
~laatsinqscommissie~ aanstaande eerste jaars- '
studenten (23)
Instanties belast mec het bedrijfseconomisch
toezicht over bepaalde qroepen kredietinstel-
linqen (3)
Indelinqsraden militaire dienstplicht (7)
Huurcommiss ies (62)

- VLW
- SoZa 1.
Instanties bevoeqdheden uitoefenende van de
Commissie vervoersverqunninqen en van de
Ri jksinspecteurs van het verkeer (3)
Keuringsinstellinqen vervoersmiddelen vOOr
internatiohaal aqrarisch vervoer (2)
Kamers van Koophandel en Fabrieken (35)
Controle-instellinqen Kwal i teit landbouwpro-
dukten (7)
Grondkamers (11)
Keuringsinstanties teeltmater iaal (4)
Stamboekvereniginqen (14)
Instanties uitoefenende ministeriele bevoeqd-
heid tot het qeven van dispensatie van loon-
bepalingen (22)
Instanties ui toefenende minister iele bevoeqd-
heid tot het verlenen van, arbeidstijdver-
korting (4)
Keur ingsinstellinqen qevaarli jke werktuigen (5)
Haden van arbeid (22)
Bedr i j fsverenigingen (24)
Commissies voor de gebiedsaanwi jzing (11)
Keuringsinstanties medische hulpmiddelen (on-
bekend)
Particuliere laboratoria of controlediensten
toezicht bereiding van waren (onbekendl
Rechtspersonen optredende als ziektenkosten-
verzekeraar AWBZ (82)
Uitvoerende organen AWBZ (13)
Ziekenfondsen (66)

Tabel 4 Organen, naar oprichtinq en departementa)
Bu Za
Just.
BiZa
O&W
Fin.
Def.
vo RO
V&W
EZ
L&V
So Za
CRM
VoMil
To taal
tot.
a) a.= door de wetqever
b.= door de Kroon
c.= door de minister
d.= door de rechtspersoon Staat alleen
e.= door de rechtspersoon Staat met anderen
f .= door particulieren
g .= ambtelijke dienst
h.= onbekend; nog niet aangewezen
b) De vijf onbekende instellingen zijn de organen vergunningverlening
geluidhinder respectievelijk luchtverontreiniginq,
de keuringsinstanties periodieke keurinq geluidhinder
respectievelijk luchtverontreiniginq en het orgaan
vergunningverlening medische hulpmiddelen.
2
4 5
6
8 7
5
7
6 3
9
4 3
49
7 8
9

Tabel 5 Cateqorieen organen, naar jaar van instelling en departe-
- men t
BuZa
Just.
BiZa
O&W
Fin.
Def.
vo RO
V&W
E Z
L&V
So Za
CRM
VoMil
Totaal
-1944 1945-1954 1955-1964 1965-1974 1975-1981 onb. tot
a) Bij O&W zijn de examinatoren (examinering binnen onderwijsin-
stellingen en commissies voor staatsexamens) buiten beschou-
wing gelaten. Complete qegevens terzake ontbreken. Zie de
toelichting ter plaatse.
b) Bij L&V was in twee gevallen alleen de datum van de laatste
statutenwi jziging bekend. Deze datum is gebruikt voor de
telling. (Stichting borgstellinqsfonds voor de landbouw
(1980) en Stichting ontwikkelings- en saneringsfonds voor de
landbouw (1970) ) .

Tabel 6 Categorieen orqanen, naar soort bevoegdheden en departe-
-
mental
Bu Za
Just .
BiZa
O&W
Fin.
DeE.
Vo RO
V&W
E Z
L&V
So Za
C RM
VOM i 1
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. gb) 10.11. 12. tot.
Totaal 2 2 2 24 14 17 13 28 19 34 15 2 172
a) l.= Toetsing privaatrechtelijke overeenkomsten
2.= Toekenning zakelijke rechten naar privaatrecht
3.= Toekenning schadevergoedingen
4.= Subsidiering, qarantieverleninq, toevoeginq, enzovoort
5.= Uitkeringen verrichten op basis van sociale voorzieningen
6.= Verqunninq/ontheEf inq/toelatinq
7.= Registratie
8.= Toezicht
9.= Keuringen en examens '
10. = Adviser inq
11.= Regelqevinq
12 .= Over iqen
b) De keurings- en examenbevoegdheden zijn niet uitputtend
qef nventar iseerd.
C) Onder "overiqe" zijn bij Fin. de bevoegdheden van de Stichtinq
effectenvernieuwinqsbureau en van de Centrale beleqqinqsraad
owenomen.

Tabel 7 Cateqorieen orqanen, naar vorm van politiek-bestuur-
li j ke controle en naar depar tementa'
Bu Za
Just .
BiZa
O&W
Fin.
Def.
Vo no
V&W
E Z
L&V
So Za
CRM
VoMil
To taal 28 36 18 59 8 12 4 20 12 23 220
a) l.= Vernietiginq/schorsinq
2.= Aanwijzingen/richtlijnen
3.= Goedkeur ing begrotinq
4 .= Goedkeur inq beslui ten
5.= Intrekken er kenninq/bevoeqdheid
6.= Hi jkstoezicht via ambtenaar
7.0 Beroepsrecht van minister
8.1 Beroepsrecht op minister
9.= Politick-bestuurlijke controle anderzins
lo.= Geen
b) Het beroepsrecht op de minister is zowel opqenomen in
deze tabel als in tabel 8 inzake de (specifieke rechts-
bescherminq) . Het administratief beroep op de minister
heeft immers enerzijds een toezichtsfunctie, anderzi jds
een rechtsbescherminqsfunctie.

Tabel 8 Specifieke rechtsbescherminqsqanqen, naar cateqo-
r ieZn orqanen en departementena' blc'
Bu Za
Just.
BiXa
O&W
Fin.
Def.
Vo RO
V&W
EZ
L&V
SoZa
CHM
VoMil d
Totaal
l.= Beroep op de Kroon
2.= Beroep op de minister
6. 7. Totaal
3.= Beroep op Ambtenarenqerecht, Raad van Beroep of
Centrale Raad van Beroep
4.= Beroep op Colleqe van Beroep van het Bedrijfsleven
5.= Beroep op speciaal inqesteld colleqe
6.= Gewone rechter als administratieve rechter
7.= Overiq
De alqemene en aanvullende AROB-procedure en de moqe-
lijkheden van hoqer beroep zijn niet in de tellinqen
inbeqrepen.
Indien eenzelfde beroepsmoqelijkheid teqen verschillende
besluiten van een orqaan openstaat, is zij voor 66nmaal
qeteld.
De rechtsbescherminq moet bij het ministerie van VoMil
in de volqende qevallen noq bij AMvB qereqeld worden:
1. Keuringsinstantie typekeuring qeluidhinder:
2. Orqaan verqunninqverleninq gel'uidhinder;
3. Keurinqsinstantie periodieke keurinq qeluidhinder.

Tabel 9 Rechtspersoonlijkheid van de orqanen, naar departem-
- ent
Bu Za
Just.
BiZa
O&W
Fin.
Def .
Vo RO
V&W
E &
L&V
SoZa
CKM
VoMil
Rechtsper soon- Geen rechtsper- Onbekend Totaal
li jkheid soonlijkheid
Totaal 37 5 225 18 6 18
Tabel 10 Rechtspersonen, naar jaar van oprichtinq en departe-
-
mental
Bu Za
Just.
BiZa
O&W
Fin.
Def.
vo RO
V&W
EZ
L&V
SoZa
CRM
VoMil
-1944 1945-1954 1955-1964 1965-1974 1975-1981 onb'. tot
Totaal 3 1 2 0 29 4 0 23 19 162
a) Zie noot a) bij tabel 1.

Tabel 11 ~oelstellingen en taken van rechtspersonen, naar
departementa) b,
Bu Za
Just.
BiZa
O&W
Fin.
Def.
Vo RO
V&W .
E 2
L&V *
So 'La
CKM
VoMil
C
1. 2. 3. 4. 5. Totaal
To t aal 28 59 25 53 38 20 3
a) Zie noot a) bij tabel 1.
b) l.= Uitker inqen, subsidies, garanties en derqeli jke
2.= Onderzoek
3.= Onderwijs, orqaniseren cursussen
4.= Voorlichtinq, advies
5.= Over iq
c) Alleen indien een of meer van de doelstellinqen en taken
van de rechtspersonen niet onder 1, 2, 3 of 4 te categoriseren
is, is van 5. qebruik qemaakt.

Tabel 12 ~olitiek-bestuurlijke controle op de rechtsper-
sonen, naar departement a)b)c)
BU za
Just.
Bi Za
osw
Fin.
Def.
VoRO
VSW
EZ
LSV
SoZa
CRM
VoM i 1
Totaal 89 42 1 101 91 112 17 112 3 568
a) Zie noot a) bij tabel 1.
b) De wettel i jke verplichtinqen van de vennootschappen zi jn
niet in de tellingen meegenomen.
C) l.= Goedkeuring besluiten
2.= Schorsinq/vernietiging
3.= Veto
4.= Aanwijzinqen/richtlijnen
5.= Goedkeuring beqroting
6.= Jaarverslaq
7. = Beslissinq betaalbaarstelling door centrale overheid
8.- Controle uitgaven door centrale overheid
9.= Geen.

Tabel 13 Aanwezigheid van een specifieke bezwaar-/beroeps-
regeling bij rechtspersonen, naar departementa)
BuZa
Just.
Bi 'La
O&W
Fin.
Def.
vo RO
V&W
E Z
L&V
So Za
CFiM
VoMil
Aanwezig
Totaal 2 9
a) Zie noot a) bij tabel 1.
Afwezig Onbekend Totaal
4
3
3
3 8
4
1
1
18
2 7
4 3
10
5
5
162

TaDel 14 lncerne orqanisatie van ae recntspersonen, naar
departement
a) b)
Bu Za
Just.
BiZa
O&W
Fin.
Def.
Vo RO
V&W
E 2
L&V
SoZa
C RM
VoMil
Totaal
1. 2. 3. 4. 5. Totaal
a) Zie noot a) bij tabel 1. -
b) l.= Personeel in eiqen dienst
2.= Personeel in dienst van het desbetreffende ministerie
3.= Personeel in dienst van andere orqanisaties
4.= Personeel qedeeltelijk in eiqen dienst, qedeeltelijk
in dienst van het desbetreffende ministerie
5.= Onbekend; onvoldoende informatie.
Tabel 15 Financierinq van de rechtspersonen sui qeneris en
stichtinqen, naar departementa) b,
A B C D E Totaal

Fin.
Def.
V&W
E Z
L&V
SoZa
Totaal
a) Zie noot a) bij tabel 1.
b) l.= Eigen inkomsten (retr ibuties, he£ f ingen, premies
e.d.)
2.= Bekostiging door centrale overheid
3.= Bekostiging door lagere overheden
4 .= Bekostiging door internationale organisaties (EEG,
Verenigde Naties of onderafdelingen Verenigde Naties)
A.= 0 - 24%
B.= 25 - 49%
C.= 50 - 74%
D.= 75 - 100%
E.= Geen opqave in percentages.
I

Tabel 16 Overheden als houders van aandelen in vennootschappen,
naar departement a)
BuZa
Fin.
V&W
EZ
Totaal
a) l.=
2.=
3.=
4 .=
5.=
Centrale overheid
Laqere overheid
Onbekend
Centrale overheid
Lagere overheid
Onbekend
Centrale overheid
Laqere overheid
Onbek end
Centrale overheid
Lagere overheid
Onbekend
Centrale overheid
Laqere overheid
Onbekend
Minder dan 50%
50 - 59%
60 - 69%
70 - 79%
80 - 89%
1. 2. 3. 4. 5. 6. Tot

5. OVERZICHTEN
5.1 Buitenlandse Zaken
BuZa 1.1 Bestuur van de Nederlandse Financieringsmaat-
schappi j voor ontwikkelingslanden
BuZa 1.2 Bestuur van de Stichting Nationale Commissie Voor-
5.2 Justitie
Just. 1.1
Just. 1.2
Just. 1.3
Just. 1.4
Just. 1.5
Just. 1.6
Just. 1.7
Just. I .8
lichting en Bewustwording Ontwikkelingssamenwerkinq
5.3 Binnenlandse Zaken
Bureaus van consultatie
Commissie van Beheer van het Schadefonds
Geweldsmisdr i jven
Commissie ter opvolging van de Commissie
Rechtsverkeer in Oorlogsti jd
Raad voor de Casinospelen
Raden voor de kinderbescherming
Raden van rechtsbijstand in strafzaken
Reclasser ingsraden
Verzekeringskamer
BiZa 1.1 Pensioenbestuur van het Algemeen Burgerlijk
Pens ioenfonds
BiZa 1.2 Buitengewone Pensioenraad
- BiZa 1.3 Commissie belast met de algemene leiding en het
beheer van' de Dienst Geneeskundige Verzorging
Politie
BiZa 1.4 Hoofdstembureaus verkiezingen Tweede Kamer
BiZa 1.5 Kiesraad
BiZa 1.6 Raad van Beheer van de Stichtinq Administratie
Indonesische Pensioenen
5.4 Onderwi j s en Wetenschappen
Dagelijkse Raad van de Academische Raad
Centrale commissie aanmelding en plaatsing
eerstejaars studenten
Commissie van drie taxateurs schatting waarde
qebouwen en terreinen (ad hoc)
Commiss i e van toelating tweede fase wetenschap-
peli jke studie
Commissie van toezicht op de aangewezen bijzon-
dere universiteiten en hogescholen en op de
bijzondere leerstoelen en lectoraten
Commissies wederzi jdse doorstroming Hoger
beroepsonderwijs - Wetenschappelijk onderwijs

5.5 Financien
CWD Hoqer economisch en administratief
onderwijs - Economische wetenschappen
CWD Hoqer economisch en administratief
onderwi js - Kechtsqeleerdheid
CWD Hoqer landbouwonderwi j s Landbouw-
we tenschappen
CWD Hoqer landbouwonderwijs - Dierqe-
neeskunde
CWD Hoqer sociaal pedaqoqisch onder-
wi js - Sociale wetenschappen
CWD Hoqer technisch onderwijs - tech-
nische wetenschappen
CWD Opleidinqsscholen voor onderwij-
zers - sociale wetenschappen
Examiner inq binnen onderwi jsinstellinqen; Commis-
sies voor staatsexamens (Examinatoren)
O&W I. 7-1 Commissie staatsexamens MAVO
O&W I. 7-2 Commiss i e staatsexamens VWO/HAVO
O&W I. 7-3 Staatsexamencommissie leidster en
hoofdleidster kleuteronderwi js
O&W 1.7-4 Staatsexamencommissie vollediq bevoeqd
onderwijzer - tweede deel - 29b
Nederlandse orqanisatie voor zuiver wetenschap-
pelijk onderzoek
O&W I. 8-1 Raad voor zuiver wetenschappeli jk
onderzoek en Bestuur van ZWO
O&W 1.8-2 Besturen van de stichtinqen met door
Onderwi jsraad
ZWO qedelegeerde subsidiebevoeqdheden
Orqanen voor het leerlinqwezen
O&W 1.10-1 Landelijke organen
O&W 1.10-2 Regionale orqanen
Plaatsingscommissies aanstaande eerste jaars
s tuden ten
Bestuursraad van de Stichting voor onderzoek van
onderwi j s
Fin. 1.1 Centrale Beleqgingsraad
Fin. 1.2 Instanties, belast met het bedrijfseconomisch
toezicht over kredietinstellingen
Fin. 1.2-1 De Nederlandsche Bank N.V.
Fin. 1.2-2 Nederlandse Spaarbankbond
Fin. 1.2-3 Cooperatieve Centrale Raiffeissen
Boerenleenbank B.A.
Fin. 1.3 Bestuur van de Nederlandsche Bank N.V.
Fin. I .4 Bestuur van de Nederlandse Financieringsmaat-
schappij voor Ontwikkelingslanden

Fin. 1.5 , Bestuur van de Stichting Effectenvernieuwings-
bureau
5.6 Defensie
Def. I. 1 Indelinqsraden militaire dienstplicht
5.7 Volkshuisvestinq en Ruimtelijke Ordeninq
VoRO I. 1 Huurcommissies
VoRO I. 2 Reconstructiecommiss ie Midden-Delf land
5.8 Verkeer en Waterstaat
V&W 1.1 Commissie Vervoersverqunningen/Voorzitter van de
cvv
V&W 1.2 Instanties, uitoefenende de bevoeqdheden van de
CVV, van de voorzitter van de C W en van de
Hijksinspecteurs voor het verkeer
V&W 1.2-1 Commissie grensoverschri jdend
eiqenvervoer van de EVO/Voorzitter van
de CGE
V&W 1.2-2 Stichtinq Inschrijvinq Eigen Vervoer
V&W 1.2-3 Commissie grensoverschrijdend
beroepsqoederenvervoer van de
NIWO/Voorzitter van de CGB
V&W I. 3 (Besturen van de) Keur inqsinstell inqen
vervoermiddelen internationaal agrarisch vervoer
V&W 1.3-1 NV Nederlandse Spoorwegen
V&W I .3-2 Ri jksdienst voor het weqverkeer
V&W 1.4 Raad voor de luchtvaart
V&W 1.5 Raad voor de scheepvaart/Voorzitter van de Raad
voor de scheepvaart
V&W 1.6 Bestuur van de Stichtinq Nederlands Insti
tuut voor Vl ieg tuiqontwikkel inq en Ruimtevaart .
5.9 Economische Zaken
EZ 1.1 Commissie voor de inschrijving van de Raad voor
Accountants-Administratie-Consulenten
EZ 1.2 Kamers van Koophandel en Fabrieken
EZ 1.3 Octrooiraad van het Bureau voor de industriele
eiqendom/Voorzitter van de Octrooiraad
EZ 1.4 Haad voor de Casinospelen
EZ 1.5 Bestuur van de Stichtinq Industrieel Garantiefonds
EZ 1.6 Bestuur van de Stichtinq Nederlandse Herstructu-
rer ingsmaatschappi j
EZ 1.7 Bestuur van de Stichtinq Ontwikkelinq en Sanerinq
Midden-. en Kle inbedr i j f

EZ 1.8 Daqelijks Bestuur van de Stichtinq Voorlichtinq
Enerqiebespar inq Nederland
5.10 Landbouw en Visserij
Centrale Cultuurtechnische Commissie
Commissie Keurinq van niet-stamboekhenqsten
Commissie voor de samenstellinq van de rassen-
lijst voor landbouwqewassen voor zover de lijst
bindend van karakter is
Commiss i e van toelatinq tweede f ase we tenschappe-
lijke studie
Commissies wederzi jdse doorstrominq Hoqer
beroepsonderwijs - Wetenschappelijk onderwijs
L&V 1.5-1 CWD Hoqer landbouwonderwijs Landbouw-
we tenschappen
L&V 1.5-2 CWD Hoqer landbouwonderwijs Dierqe-
neeskunde
(Besturen van de) Controle-instellinqen kwaliteit
landbouwproduk ten
L&V 1.6-1 Vereniqinq kwaliteits-controle-bureau
voor qroente en fruit
L&V 1.6-2 Stichtinq Nederlandse Baconcontrole
L&V 1.6-3 Stichtinq bureau qemedicineerd voeder
(1.0.)
L&V 1.6-4 Stichtinq scharreleierencontrole
L&V 1.6-5 Stichtinq Nederlandse alqemene
keurinqsdienst voor boomkwekerijqe-
wassen
L&V 1.6-6 Alqemene inspectiedienst van het mini-
sterie van L&V
L&V 1.6-7 Plantenziektenkundiqe dienst
L&V 1.6-8 Dienst der Nederlandse Harinqcontrole
Examiner inq binnen onderwi js instell inqen ; Commis-
sies voor staatsexamens (examinatoren)
Grondkamers
Herinrichtinqscommissie Oost-Groninqen en de
Groninqs-Drentse veenkolonien
Bestuur van het jachtfonds
Kamer voor de binnenvisserij
Besturen van de keurinqsinstellinqen voor teelt:
mater iaal
L&V 1.12-1 Stichtinq Nederlandse Alqemene
Keurinqsdienst voor zaaizaad en pootqoed
van landbouwqewassen
L&V 1.12-2 Stichtinq Nederlandse Alqemene
Keur inqsdienst voor boomkwekerijqewassen

L&V 1.12-3 Stichting Nederlandse Algemene
Keuringsdienst voor groente- en
bloemzaden
L&V I. 12-4 Stichting Nederlandse Algemene
Keurinqsdienst voor siergewassen
Bestuur van de organisatie ter verbeterinq van de
binnenvisseri j
Kaad voor het kwekersrecht
Besturen/keur ingscommissies/herkeur ingscommissies
van stamboekvereniginqen
Bestuur van de Stichting Borgstellinqsfonds voor
de landbouw
Bestuur van de Stichtinq Fonds Nederlandse vee-
fokkeri j
Bestuur van de Stichting Ontwikkeling en sanerinq
voor de landbouw
Bestuur van de Stichting Ontwikkelinq en sanerinq
voor de visserij
5.11 Sociale Zaken en Werkqeleqenheid
- SoZa 1.1
-
SoZa 1.1-1 Besturen van de Bedrijfsvereniqinqen ,
I. 1-la t/m I. 1-lx
SoZa 1.1-2 Besturen van de Afdelinqskassen
SoZa 1.1-3 Sociale verzekerinqsraad
SoZa 1.1-4 Bestuur van het Alqemeen Arbeids
onqeschiktheidsfonds
SoZa 1.1-5 Bestuur van het Alqemeen
Werkloosheidsfonds
SoZa 1.1-6 Bestuur van het Arbeidsonqeschikt
heidsfonds
SoZa I. 1-7 Vereniqinq Gemeenschappel i jk
Administratiekantoor
SoZa I. 1-8 Gemeenschappel i jke Medische Dienst
SoZa 1.1-9 Gewestelijke arbeidsbureaus
SoZa I .2 Emigratiebestuur
SoZa 1.3 Instantie, de bevoegdheid van de GAB-directeur
tot ontslagverqunninq uitoefenende: Stichtinq
Centraal Bureau voor de Grafische Bedrijven in
Neder land
SoZa I. 4 Instanties, de minister iele bevoeqdheid tot het
bestaan van arbeidstijdverkortinq uitoefenende
SoZa 1.4-1 Stichtinq Centraal Bureau voor de
Graf ische Bedr i jven in Nederland
SoZa 1.4-2 Bedrijfschap voor de schoenindustrie
SoZa I .4-3 Hoofdbedr i jfschap ambachten
SoZa 1.4-4 Dedrijfschap voor de lederindustrie

- SoZa 1.5 Instanties, de minister iele bevoeqdheid tot het
qeven van dispensatie van loonbepalinqen uitoe-
f enende
SoZa I. 6 (Besturen van de) Keur inqsinstell inqen qevaar-
lijke werktuiqen
SoZa 1.6-1 Stichtinq Nederlands Instituut voor de
lifttechniek
SoZa 1.6-2 NV tot Keurinq van elektrotechnische
mater ialen
SoZa 1.6-3 Stichtinq Instituut voor mechanisatie,
arbeid en qebouwen
SoZa 1.6-4 Directoraat-qeneraal van de Arbeid
-
SoZa 1.6-5 Arbeidsindpectie
SoZa 1.7 Raden van arbeid; Sociale Verzekerinqsbank
SoZa 1.7-1 Kaden van arbeid
SoZa 1.7-2 Sociale verzekerinqsbank
5.12 Cultuur, Hecreatie en Maatschappelijk Werk
CRM I. 1
CRM 1.2
CRM 1.3
CRM 1.4
CRM I. 5
CRM 1.6
CRY I. 7
CRM 1.8
CRM 1.9
Buitenqewone Pensioenraad
Commissie Alqemene Oorloqsonqevallenreqeling
Indones ie
Besturen van de Fondsen voor Scheppende Kunsten
CRM 1.3-1 Bestuur van het Fonds voor de Schep-
pende Toonkunst i.0.
Nederlandse Filmkeurinq
Bestuur van de Nederlandse Omroepstichtinq
Reclameraad
Reqerinqscommissaris voor de Omroep
Bestuur van de Stichtinq Fonds voor de Letteren
Uitker inqsraad
5.13 Volksqezondheid en Milieuhygiene
VoMil 1.1
VoMil 1.2
VoMil 1.3
VoMil 1.4
VoMil I. 5
VoMil 1.6
VoMil 1.7
VoMil 1.8
VoMil 1.9
Centraal College voor Bevolkingsonderzoek op
tuberculose
VoMil 1.2-1 Centraal Orgaan Ziokenhuistarieven
Volrlil 1.2-2 Centraal Orgaan Tarieven Gezondheids-
zorg
College ter beoordeling van geneesmiddelen
Commissies voor de gebiedsaanwijz inq
Commissie ex artikel 14 van het Sera- en
Vaccinbesluit
Examinerinq qeynteqreerd in een onderwijsopleidinq
(examina tor en)
Keur inqsinstantie ambulance-auto 's
VoMil 1.7-1 Rijksdienst voor het Weqverkeer (: RDW)
Keurinqsinstanties medische hulpmiddelen
VoMil I. 8-1 Laborator ia condoomcontrole
Keuringsinstantie periodieke keurinq qeluidhi nder

VoMil 1.10 Keurinqsinstantie per iodieke keuring luchtveront-
reiniqinq
VoMil 1.11 Keurinqsinstantie typekeurinq geluidhinder
VoMil 1.11-1 RDW
VoMil 1.12 Keurinqsinstantie typekeuring luchtverontreiniqinq
Vodil 1.12-1 RDW
~ o ~ I. i13 l Keur inqsraad voor de aanpr i jz inq van
qeneesmiddelen
VoMil 1.14 Particuliere laboratoria of controlediensten
toezicht bereidinq van waren
VoMil 1.15 Orqaan verqunninqverlening geluidhinder
VoMil 1.16 Orgaan vergunninqverleninq luchtverontreiniqinq
VoMil 1.17-1 Orqaan verqunningverleninq medische
hulpmiddelen
Vomil 1.17-2 Orqaan met gedeleqeerde bevoeqdheid
ontheffingverleninq medische hulp
middelen
VoMil 1.18 Bestuur van het Praeventiefonds
VoMil 1.19 Uitvoerende orqanen AWBZ
VoMil 1.20 Besturen van de ziekenfondsen
VoMil 1.21 Ziekenfondsraad
VoMil 1.22 Besturen van rechtspersonen, optredend als
z iek tekostenverzekeraars AWBZ

BuZa I .1
Adres/telefoon
Oprichting
Instelling
Regelingen
Leveren van bijdrage
aan ontplooiing be-
dri j fsleven in ont-
wikkelingslanden
Financiering industrie
in ontwikkelingslanden
0.a. door het verlenen
van subsidies, door
deelnemingen, door
administratief beheer
en door technische
hulp
5.1 MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN
BESTUUR van de NEDERLANDSE FINANCIERINGS-MAATSCHAPPIJ VOOR
ONTWIKKELINGSLANDEN N.V. (E'MO)
Nassaulaan 25, Is-Gravenhage (Postbus 85899, 2508 CN
ts-Gravenhage)/(070) 614201.
Instelling en oprichtinq
De EM0 is opgericht bij notariele akte van 8 juli 1970 door de
ministers van Fin. en van Ontwikkelingssamenwerking, samen met
een aantal Nederlandse bedrijven en natuurlijke personen,
daartoe gemachtigd bij wet van 1 mei 1970 (Stb. 237),
ondertekend door de ministers van Fin., van Ontwikkelings-
samenwerking en van BuZa (Wet Nederlandse Financierings-
Maatschappij voor Ontwikkelingslanden) ("Wet FMO 1970").
De bevoegdheden van de E'MO vinden hun basis in de Wet
Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden
1977; wet van 4 mei 1977 (Stb. 296) ("Wet E'MO 1977It), in de
statuten en in de Overeenkomst met de Staat van 10 juni 1977.
- Wet E'MO 1970.
- Wet FMO 1977.
- Statuten, laatstelijk gewijzigd bij notariele akte van 10
juni 1977.
- Overeenkomst.
Doelstellingen en taken
Leveren van een bijdrage aan de ontplooiing van het bedrijfs-
leven in ontwikkelingslanden in het belang van de economische
en sociale vooruitgang van deze landen, zulks in overeenstemming
met de bedoeling van de overheden van de betreffende landen en
met het regeringsbeleid ten aanzien van de ontwikkelings-
samenwerking (art. 2 statuten).
Bevoegdheden
a. De vennootschap tracht haar doe1 te bereiken door:
1. het verlenen van financieringshulp aan dan we1 ten
behoeve van natuurlijke of rechtspersonen, die in een
ontwikkelingsland een bedrijf of beroep uitoefenen of
gaan uitoefenen, zulks onder meer door middel van het
deelnemen in het kapitaal, het verstrekken van leningen
en het verlenen van subsidies;
2. het op eigen naam, maar voor rekening en risico van de
Staat, deelnemen in het kapitaal van, respectievelijk
verstrekken van leningen aan ontwikkelingsbanken;
3. het op eigen naam maar voor rekening en risico van de
Staat deelnemen in het kapitaal van, respectievelijk van
lening& aan'instelkingen met een doe1 gelijk of
aanverwant aan dat der vennootschap, anders dan bedoeld
onder 2. ;

Hulpverlening bij te
verwachten continul-
teit
Terugbetalingbeding
bij subsidiever-
strekking
Op de hoogte bli jven
m.b.t. gang van zaken
bij gef inancierden
4. het op eigen naam, maar voor rekening en risico van de
Staat of andere derden, beheren en administreren van
rechten en verplichtingen voortvloeiend uit:
1. reeds door de Staat met Nederlandse ondernemingen
gesloten overeenkomsten tot verlening van financierings-
hulp ;
2. het bezit van aandelen van de Nederlandse Overzeese
Financierings-Maatschappij NV;
5. het ten behoeve van de onder 1. bedoelde natuurlijke en
rechtspersonen verlenen van bemiddeling bij het aan-
trekken van geldmiddelen op internationaal en nationaal
niveau;
6. het verlenen van technische hulp voor de activiteiten
genoemd onder I., 2. en 3.;
7. het bevorderen van een meer gelijkwaardige positie van de
ontwikkelingslanden in de internationale arbeidsverdeling
in samenhang met herstructureringsprojecten hier te
1 ande ;
8. het stimuleren van economische activiteiten in
ontwikkelingslanden ten behoeve van de werkgelegenheid
voor vanuit Nederland naar hun vaderland terugkerende
buitenlandse werknemers;
9. alles wat met het voorgaande in de ruimste zin verband
houdt (art. 2 statuten).
De projecten waarvoor de FMO hulp verstrekt, dienen uitzicht
te bieden op het bereiken van continulteit na een voor het
project normale aanloopperiode (art. 2 Overeenkomst).
De FMO maakt bij het verstrekken van subsidies, indien
daartoe aanleiding bestaat, het beding dat het bedrag in
kwestie haar zo mogelijk wordt terugbetaald (art. 3
Overeenkomst).
De FMO is verplicht zich regelmatig op de hoogte te stellen
omtrent de gang van zaken bij alle door haar gefinancierden.
Zij bedingt hiertoe bij de totstandkoming der financiering,
dat haar informatie omtrent de bedrijfsgang, jaarverslagen
en rapporten van accountants en andere deskundigen worden
verschaft. In daarvoor in aanmerking komende gevallen dient
de FMO een of meer commissariszetels te bedingen (art. 5
Overeenkomst).
Bevoegheid directie b. De directie bestuurt de vennootschap onder toezicht van de
RvC. Iedere directeur der vennootschap is bevoegd tot
vertegenwoordiging van de vennootschap in en buiten rechte
(art. 7, eerste lid, art. 8, eerste lid, statuten).
Bevoegdheden RvC c. De RvC ziet toe op het beleid van het bestuur en op de
algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar
verbonden onderneming en voorts dat de vennootschap en de
met haar verbonden onderneming optreedt overeenkomstig het
regeringsbeleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking
(art. 12 statuten).
Samenstelling en benoeminq
Omvang van directie De directie bestaat uit ekn of meer directeuren.

Ook een rechtspersoon kan directeur zijn. Indien de directie
uit meer dan een directeur bestaat, kan de algemene vergadering
van aandeelhouders (a.v.a.) een hunner benoemen tot algemeen
directeur. Uitsluitend Nederlanders of Nederlandse rechts-
personen kunnen tot directeur worden benoemd.
Benoeming van direc- De directeuren worden benoemd, geschorst en ontslagen door de
teuren door a.v.a. a.v.a., doch niet nadat de RvC in de gelegenheid is gesteld
daaromtrent overleg te plegen.
Onverminderd bovenstaande is de RvC bevoegd een directeur te
schorsen. Binnen twee maanden na schorsing wordt een a.v.a.
belegd, waarin de RvC de reden van de schorsing mededeelt. Deze
vergadering, waartoe de geschorste directeur moet worden
toegelaten, besluit omtrent ontslag, verlenging of opheffing
van de schorsing (art. 7, tweede, derde, vierde en achtste lid,
statuten).
Omvang RvC De RvC bestaat uit 14 leden, waaronder de voorzitter.
Uitsluitend Nederlanders kunnen tot commissaris worden benoemd
(art. 11, eerste lid, statuten).
Benoeming voorzitter De voorzitter van de RvC wordt benoemd, geschorst en ontslagen
RvC door de minister van Fin. en de minister voor Ontwjkkelings-
samenwerking, na overleg met de RvC.
Benoeming overige De overige commissarissen worden benoemd, geschorst en ontslagen
commissarissen door de a.v.a., met uitzondering van de commissarissen hieronder
vermeld sub d., e. en f. Benoemingen geschieden uit bindende
voordrachten van tenminste twee personen voor elke vacature dan
we1 rechtstreeks, zodanig dat de RvC - de voorzitter niet in
aanmerking genomen - zal bestaan uit:
a. vijf commissarissen, benoemd uit een bindende voordracht
opgemaakt door de houder van aandelen A - slechts de Staat
kan eigenaar zijn van aandelen A -;
b. vier commissarissen, benoemd uit een bindende voordracht
opgemaakt door de vergadering van houders van aandelen B;
c. een commissaris, benoemd uit een bindende voordracht,
opgemaakt door het dagelijks bestuur van de SER;
d. een commissaris, benoemd door de Raad van Nederlandse Werk-
geversverbonden uit zijn midden;
e. een commissaris, benoemd door de drie vakcentrales;
f. een commissaris, benoemd door de Nationale Investeringsbank
N.V. (art. 11, derde lid, statuten).
Werkwijze organen
der vennootschap
S temmen
Reglement
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
De statuten bevatten bepalingen m.b.t. de werkwijze van de
verschillende organen van de FMO. Zo zijn er bepalingen gesteld
m.b.t. oproepen voor vergaderingen, m.b.t. aanwezigheid ter
vergadering in verband met het rechtsgeldig kunnen nemen van
besluiten, etcetera.
Besluiten worden in het algemeen genomen bij volstrekte
meerderheid der uitgebrachte stemmen (art. 16, eerste lid,
statuten).
De directie en de RvC kunnen gezamenlijk in een reglement
regels stellen ten aanzien van die onderwerpen, waarvan zij de
regeling raadzaam of wenselijk achten (art. 30 statuten).

Politick-bestuurlijke controle
Goedkeuring projecten a. Het verlenen van financieringshulp als bedoeld bij de
door projecten- rubriek I1Bevoegdhedenl1 onder a, sub 1, 7, 8 en 9, het
commissie overdragen van financieringen als hiervoor bedoeld, alsmede
het opnemen van geldmiddelen, behoeven de voorafgaande
goedkeuring van een projectencommissie (art. 16 Overeenkomst
) .
Samenstelling en
benoeming pro j ecten-
commissie
Vergaderingen
pro j ecten-
commissie
Stemmen in pro j ecten-
commissie
Juridisch bindend
karakter van ver-
leende toestem-
ming
Criteria voor toe-
stemmingverlening
De voorzitter van de RvC is tevens lid en voorzitter van
de commissie, de plaatsvervangend voorzitter van de RvC is
tevens plaatsvervangend lid en plaatsvervangend voorzitter
van de commissie. Voorts bestaat de commissie uit:
a. een lid en plaatsvervangend lid, die worden benoemd,
geschorst en ontslagen door de minister van Fin.;
b. een lid en plaatsvervangend lid, die worden benoemd,
geschorst en ontslagen door de minister voor Ont-
wikkelingssamenwerking;
c. een lid en plaatsvervangend lid, die worden benoemd,
geschorst en ontslagen door de minister van EZ;
d. een lid en plaatsvervangend lid, die worden benoemd,
geschorst en ontslagen door de minister van L&V;
e. 4 leden en 4 elk voor een bepaald lid, aangewezen plaats-
vervangende leden, die worden benoemd, geschorst en
ontslagen door de vergadering van de aandeelhouders B;
f. 2 leden zonder stemrecht met specifieke deskundigheid op
het gebied van ontwikkelingssamenwerking, die worden
benoemd, geschorst en ontslagen door de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking (art. 17 Overeenkomst).
De commissie vergadert zo dikwijls een van haar leden of de
directie zulks nodig oordeelt; de directie is belast met de
oproeping tot de vergaderingen. De directie woont een
vergadering van de commissie bi j , tenzij de commissie anders
bepaalt (art. 20 Overeenkomst).
De commissie besluit met algemene stemmen van de in een
vergadering aanwezige leden. Zij kan alleen een geldig
besluit nemen indien tenminste 4 leden - waaronder 2 van de
leden, bedoeld onder a. t/m d. - in vergadering bijeen zijn
(art. 22 Overeenkomst).
b. Een door de commissie in overeenstemming met de directie
genomen beslissing omtrent de mate waarin en voorwaarden
waarop door de Staat voor of ten behoeve van een project
middelen, als bedoeld in de overeenkomst, ter beschikking
van de FMO zullen worden gesteld, is voor partijen, bij deze
overeenkomst bindend (art. 23, eerste lid, Overeenkomst).
De commissie verleent haar goedkeuring aan het verstrekken
van financieringshulp als bedoeld in de overeenkomst, alleen
ten behoeve van projecten die naar haar oordeel geacht
kunnen worden te strekken ten gunste van de economische en
sociale ontwikkelingen van het desbetreffende land in over-
eenstemming met de bedoelingen van zijn overheid en met het
Nederlandse regeringsbeleid ten aanzien van de ontwikkelings-
samenwerking (art. 23, tweede lid, Overeenkomst).
Initiatief van Staat c. De Staat kan initiatieven nemen ter voorbereiding van
tot hulpverstrekking verstrekking van financieringshulp door de EM0 aan
projecten. De EM0 is gehouden een dergelijk project-
(voorstel) in studie te nemen en haar advies aan de
commissie voor te leggen, zo mogelijk vergezeld van een
afgerond financieringsvoorstel (art. 24 Overeenkomst).

~erstrekking hulp
onder beleids- en
financiele verant-
woordeli j k van
minister voor Ont-
wikkelingssamen-
werking
d. Indien over een aan de commissie voorgelegd project in de
commissie geen overeenstemming is bereikt, hetzij ten
aanzien van het a1 of niet verstrekken van enige hulp,
hetzij ten aanzien van de omvang daarvan of de wijze
waarop die zal worden verstrekt, zal indien het lid van
de commissie als bedoeld sub b. van mening is, nadat hij
over het project de mening heeft gehoord, dat het project
past in het Nederlandse regeringsbeleid ten aanzien van de
ontwikkelingssamenwerking, de FMO gehouden zijn tot
verstrekking van financieringshulp aan het desbetreffende
project over te gaan, zulks onder volledige beleids- en
financiele verantwoordelijkheid van de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking (art. 25 Overeenkomst).
Verslag van directie e. De directie zal de commissie regelmatig verslag uitbrengen
aan pro j ecten- ten genoegen van de commissie volgens nader door partijen
commissie door briefwisseling overeen te komen regels, omtrent de gang
van zaken bij projecten, waarvoor de FMO hulp heeft verstrekt.
Voorts zal de directie de commissie mededelen indien een
goedgekeurd project geen doorgang vindt en haar zo spoedig
mogelijk op de hoogte stellen indien zich een ongunstige
ontwikkeling in de gang van zaken van een project voordoet
(art. 26 Overeenkomst).
Goedkeuring begroting f. De begroting van de FMO dient ieder jaar ter goedkeuring te
worden voorgelegd aan de minister van Fin. (art. 34 Over-
eenkomst).
Goedkeuring voor-
waarden op te
nemen leningen
Indiening kwartaal-
verslag
Verlening inzage in
boekhouding, etc.
Goedkeuring reglement j
g. De voorwaarden van alle door de FMO op de kapitaalmarkt op
te nemen leningen behoeven de voorafgaande goedkeuring van
de minister van Fin. (art. 14 Overeenkomst).
h. De FMO dient per ultimo van ieder kwartaal v66r de 16e dag
van de daarop volgende maand bij de minister van Fin. en bij
de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en bij de
commissie in:
a. een staat die de stand aangeeft van de verstrekte
financieringshulp en van de verkregen middelen;
b. een overzicht van het liquiditeitsverloop in het
afgelopen kwartaal (art. 36 Overeenkomst).
i De FMO is verplicht ten behoeve van de controle op de
financiele verhouding tussen de Staat en de FMO aan de
daartoe door de minister van Fin. aangewezen personen van de
Centrale Accountantsdienst van het ministerie van Fin.
toegang tot haar kantoren te verlenen, inzage te geven van
haar financiele administratie en ook verder alle gevraagde
medewerking te verlenen (art. 39, tweede lid, Overeenkomst).
Het reglement, waarin de directie en de RvC gezamenlijk
regels stellen ten aanzien van die onderwerpen, waarvan zij
regeling raadzaam of wenselijk achten, behoeft de goedkeuring
van de Staat (art. 30 Overeenkomst).

Rechtsbescherminq
Geen rechtsbescher- Geen bijzondere bepalingen.
mingsbepalingen
Rechtspersoonlijkheid
Naamloze vennootschap De FMO is een rechtspersoon in de zin van Boek 2 BW.
Bezoldiging/
vergoedingen
Geldmiddelen der
vennootschap
Financien
a. Het salaris van de directeur wordt door de RvC vastgesteld.
Indien een rechtspersoon tot directeur benoemd wordt worden
de desbetreffende vergoedingen geregeld door de RvC (art. 7,
zesde lid, statuten).
De a.v.a. kan voor commissarissen een presentiegeld en een
vergoeding voor reis- en verblijfkosten, door hem ten
behoeve van de vennootschap gemaakt, vaststellen (art. 11,
zevende lid, statuten).
Partijen bij de overeenkomst kunnen ten laite van de FMO
volgens bij briefwisseling tussen partijen nader vast te
stellen regels een presentiegeld en een honorarium voor de
werkzaamheden van de leden van de projectcommissie vast-
stellen, alsmede een vergoeding voor reis- en verblijfkosten
(art. 27 Overeenkomst).
b. Tot de geldmiddelen der vennootschap behoort haar eigen
vermogen (zie art. 4 en 5 statuten). Daarnaast kan in de
behoefte van de vennootschap aan geldmiddelen mede worden
voorzien door geldleningen en subsidies van de Staat en door
a1 dan niet onder garantie van de Staat bij derden te
sluiten geldleningen (art. 6 statuten).
c. De FMO ontvangt van de Staat rentesubsidie. Deze subsidie is
bedoeld om het verschil te overbruggen tussen de passieve
rente en de actieve rente op de enerzijds door de FMO op te
nemen leningen en anderzijds door de FMO te verstrekken
leningen (zie art. 6, eerste lid onder b. en art. 7, Over-
eenkomst).
Feitelijke gegevens
Samenstelling directie dr. Y.B. de Wit (algemeen directeur)..
Samenstelling RvC mr. E.A. ~iefrinck (voorzitter), dr. J.W. de Pous (plv.
voorzitter), drs. G.A. Posthumus, drs. L.M.P.M. van Ulden, mr.
F.J.C. Klinkenbergh, drs. A.R. van Nes, mr. B.A.J.M. van
Hellenberg Hubar, drs. J.P. Veerman (Raad van Nederlandse
Werkgeversverbonden), drs. J.M.W. van Greunsven (Vakcentrales),
drs. Th.A.J. Meys (Nationale ~nvesteringsbank N.V.), dr. H.G.
Advocaat, K. Fibbe, dr. A. Goedhart, H. Hofstede.
Personeel
Financien
Omzet 1980
43 werknemers.
De Staat heeft 51% van de aandelen.
Geen opgave.

Winst/verlies 1980
Rentesubsidie 1980
Laatste jaarverslag
Oprichting
Instelling
Regelingen
Bevordering bewust-
wording ontwikke-
lingssamenwerking
Subsidiering binnen
aangegeven kader
Geen winst of verlies geleden.
f 6.103.500.
1981.
Opmerkingen
Geen.
BESTLTUR van de STICHTING NATIONALE COMMISSIE VOORLICHTING EN
BEWUSTWORDING ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (NCO)
Mauritskade 63, 1092 AD Amsterdam/(O20) 938822.
Instelling en oprichtinq
Opgericht bij notariele akte door de Staat.
De bevoegdheden van het bestuur berusten op de statuten en de
ministeriele beschikking van 31 augustus 1979 (Wijziging
mandaat en samenstelling NCO) ("Mandaat").
- MB van 21 februari 1974, nr. 44893 (Stcrt. 38).
- Mandaat.
- Statuten, laatstelijk gewijzigd bij notariele akte van 12
oktober 1979.
Doelstellingen en taken
De stichting heeft ten doe1 om op basis van het door de
minister van Ontwikkelingssamenwerking verleende mandaat in
de Nederlandse samenleving een proces van bewustwording met
betrekking tot het ontwikkelingsproces in de Derde Wereld en de
internationale ontwikkelingssamenwerking te bevorderen, een en
ander mede in relatie tot ontwikkelingsprocessen en ont-
wikkelingsbeleid in de eigen samenleving (art. 3 statuten).
De NCO is een voortzetting van de Nationale Commissie
Ontwikkelingsstrategie 1970-1980, opgericht op 2 december 1970,
in het kader van de uitvoering van par. 84 van de Internationale
Ontwikkelingsstrategie voor het tweede ontwikkelingsdecennium
der Verenigde Naties (Resolutie 2626-XXV) (punt 1 van bijlage 5
van de brief van de minister van Ontwikkelingssamenwerking aan
de voorzitter van het NCO van 21 februari 1979/NCO-2962; deze
brief is als bijlage I gevoegd bij het Mandaat).
Bevoegdheden
a. Het bestuur is belast met het besturen van de Stichting en
heeft ondermeer tot taak het doen uitvoeren van voorlichtings-
en bewustwordingsprogramma's en -projecten in Nederland met
betrekking tot de grondslagen, de doelstellingen, de uit-
voering en de voortgang van het ontwikkelingsproces in de
Derde Wereld en de internationale ontwikkelingssamenwerking,
een en ander mede in nauwe relatie tot ontwikkelings-
processen en ontwikkelingsbeleid in de eigen samenleving;

Bij de uitvoering van het hierboven gestelde ziet het bestuur
erop toe dat de te ondernemen activiteiten een duidelijke
bijdrage dienen te leveren aan het verkrijgen van inzicht
omtrent en het zich bewustworden van de huidige situatie
waarin der Derde Wereld verkeert, de problemen die gepaard
gaan met de emancipatie van de Derde Wereld, de gevolgen
daarvan voor het mondiale ontwikkelingsproces en de maat-
regelen die in het bijzonder in de rijke wereld nodig zijn.
Daarbij wordt in het bijzonder aandacht gegeven aan de
problemen van ongelijkheid tussen en binnen de landen,
waartoe mede behoort een analyse van de positie van vrouwen.
Het bestuur streeft ernaar dat het geheel van de
gesubsidieerde activiteiten en projecten gericht is op brede
geledingen van de samenleving, opdat het draagvlak voor
ontwikkelingssamenwerking zo hecht mogelijk zal zijn.
Daartoe zal de Commissie een spreiding van deze activiteiten
en projecten over een zo breed mogelijk terrein beogen,
zowel naar doelgroepen en onderwerp, als naar gehanteerde
methodiek en werksoort.
Op basis van het hiervoor gestelde komt het bestuur tot:
1. een lange termijn plan;
2. criteria en procedureregelingen voor de financiering van
pro jecten;
3. elk jaar een jaarplan met projectenprogramma en begroting.
Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van het projecten-
programma (art. 6, eerste lid onder a. t/m e., statuten).
Eigen verantwoorde- b. De commissie is verantwoordelijk voor de keuze, de wijze van
lijkheid NCO voor totstandkoming van die keuze, de beoordeling en goedkeuring
subsidieverlening van projecten en neemt het in de briefwisseling vastgelegde
in acht (punt 2 van bijlage 5 van de Brief van 21 februari
1979/NCO-2962).
Bekostigings-
voorwaarden
Samenstelling en
benoeming
De bekostigingsvoorwaarden hebben betrekking op een aantal
zaken:
1. Kwaliteit der projecten: de te subsidieren projecten
moeten voldoen aan een aantal kwaliteitscriteria
betrekking hebbende op diepgang en samenhang, doelgroep,
beginsituatie, continulteit, etcetera.
2. Dubbelfinanciering: in de regel wordt geen subsidie
verstrekt voor projecten van instellingen die zelf reeds
voor een groot deel uit de begroting voor ontwikkelings-
samenwerking wordt gefinancierd.
3. Spreiding van activiteiten: de te subsidieren activiteiten
moeten gericht zijn op brede geledingen van de samenleving.
4. Achteraf-financiering: geen subsidie wordt verleend
wanneer het een duidelijke achteraf-financiering betreft
van een project.
5. Multinationale ondernemingen: bij onderzoeksprojecten ten
aanzien van multinationale ondernemingen dient erop te
worden toegezien dat het beginsel van "hoor en wederhoor"
behoorlijk tot zijn recht komt.
6. Evaluatie: de NCO ziet erop toe dat regelmatig evaluatie
van de voortgang en de resultaten plaatsvindt en zal
daarover aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking
rapporteren.
7. Buitenlands politieke aspecten: projectactiviteiten, die
indruisen tegen het door Nederland gevoerde buitenlands
beleid, zullen niet gesubsidieerd worden (punt 1, 2, 3,
4, 5, 6 en 8 Brief van 21 februari 1979/NCO-2962).
Samenstelling en benoeminq
Het bestuur bestaat uit leden die diverse sectoren van de
Nederlandse samenleving vertegenwoordigen. De leden worden
benoemd door de daartoe aangewezen particuliere organisaties en
instellingen, daartoe uitgenodigd door de minister van Ont-
wikkelingssamenwerking. De aanwijzing van deze organisaties en
instellingen geschiedt door de minister, na overleg met het

Voorzitter en vice-
voorzitter
Vertegenwoordigde
organisaties
Beeindiging lid-
maatschap
Dagelij ks bestuur
Destuur. Ue organlsatles en instellingen kunnen tevens plaats-
vervangende bestuursleden aanwijzen. Voorts kunnen nog leden
van het bestuur door de minister, in overleg met de stichting,
worden benoemd die niet verenigd zijn in een instelling of
organisatie (art. 5, eerste lid, statuten).
Het bestuur benoemt a1 dan niet uit zijn midden een voorzitter
en een vice-voorzitter en regelt de overige taken. Indien de
voorzitter en de vice-voorzitter niet uit het bestuursmidden
worden benoemd, maken zij hiervan als zodanig deel uit.
De voorzitter, de vice-voorzitter en de overige leden van het
bestuur hebben zitting gedurende een periode van drie jaar, te
rekenen vanaf de dag van de installatie. Zij zijn na het
verstrijken van deze periode herbenoembaar (art. 5, derde en
vierde lid, statuten).
De organisaties en instellingen die een vertegenwoordiger in
het bestuur benoemen, zijn gespecificeerd in desbetreffende
schriftelijke mededelingen van de minister aan het bestuur,
welke mededelingen als aanhangsel aan de statuten worden
gehecht (art. 5, vijfde lid, statuten; een lijst van de des-
betreffende organisaties en instellingen is als bijlage I1 te
vinden bij het Mandaat).
Het bestuurslidmaatschap eindigt 0.a. door overlijden, door het
op eigen verzoek uittreden uit het bestuur, door ontheffing van
de benoeming als bovenbedoeld door de betrokken organisatie of
instelling, door opheffing van de betrokken organisatie of
instelling, door intrekking van de aanwijzing als zodanig van
de betrokken organisatie, zoals boven bedoeld, door de minister,
na daartoe advies ingewonnen te hebben van het bestuur, alsmede
doordat het lid in staat van faillissement wordt verklaard,
surseance van betaling verkrijgt, of onder curatele wordt
gesteld (art. 5, zesde lid, statuten).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De voorzitter, de vice-voorzitter, alsmede een aantal nader
door het bestuur aan te wijzen bestuursleden vormen het
dagelijks bestuur. In het dagelijks bestuur heeft tenminste
Ben bestuurslid uit elke werkgroep (zie hieronder onder d.),
voor zover deze werkgroepen een permanent karakter dragen,
zitting.
Indien een permanente werkgroep er niet in slaagt een
bestuurslid in het dagelijks bestuur aan te wijzen, maar er
we1 een andere kandidaat uit de werkgroep beschikbaar is
voor het dagelijks bestuur, dan kan het bestuur besluiten
deze kandidaat aan de minister voor te dragen voor benoeming
tot waarnemend lid met stemrecht in het bestuur. Een
dergelijke benoeming geldt slechts voor Ben jaar.
Herbenoeming na een jaar kan slechts voor een volgend jaar
plaatsvinden.
De voorzitter is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur
(art. 7, eerste lid, statuten).

Directeur-secre-
taris; personeel
Delegatie van taken d.
en bevoegdheden
Werkgroepen
Vergaderingen
Beslui tvorming
van het bestuur
Vertegennwoordiging h.
der stichting
Het bestuur treft de nodige voorzieningen voor de benoeming,
het ontslag, de rechtspositie en de arbeidsvoorwaarden van
de directeur-secretaris en de overige personeelsleden met
inachtneming van de aan de akte van oprichting gehechte
overeenkomst van 11 juli 1974 tussen de minister van
Ontwikkelingssamenwerking, het Koninklijk Instituut voor de
Tropen en de Stichting, zolang deze overeenkomst van kracht
is (art. 6, tweede lid, jo. art. 13, statuten).
De leiding van de staf berust bij de directeur-secretaris,
die als zodanig lid is van het bestuur (art. 8, eerste lid,
statuten). De directeur-secretaris is verantwoording
schuldig aan en richt zich naar de instructies van het
bestuur. Ter vervulling van vacatures bij de staf doet de
directeur-secretaris voorstellen aan het bestuur (art. 9
statuten).
Voor zover dit niet bij deze statuten is geschied, kan het
bestuur een deel van zijn taken en bevoegdheden overdragen
aan het dagelijks bestuur, aan een of meer leden van het
bestuur en aan de directeur-secretaris (art. 6, derde lid,
statuten). Het dagelijks bestuur is bij de uitvoering van
zijn taken en bevoegdheden, die aan haar gedelegeerd zijn,
verantwoordelijk tegenover het bestuur (art. 7, tweede lid,
statuten) .
Het bestuur laat zich bijstaan door werkgroepen, waartoe ook
deskundigen buiten het bestuur kunnen worden uitgenodigd
(art. 6, vierde lid, statuten).
Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste
drie bestuursleden dit nodig achten. De secretaris con-
voceert de vergaderingen. In bepaalde gevallen geschiedt de
convocatie schriftelij k (art. 6, vijfde lid, statuten) .
Besluiten kunnen behoudens uitzonderingen, alleen worden
genomen wanneer tenminste de helft van het aantal leden of
hun plaatsvervangers ter vergadering aanwezig is. Wanneer-
niet tenminste de helft van het aantal leden of hun plaats-
vervangers aanwezig is, wordt de besluitvorming uitgesteld
tot de volgende bestuursvergadering. Die vergadering is
bevoegd, ongeacht het aantal aanwezig leden of hun plaats-
vervangers, besluiten te nemen over onderwerpen, die vermeld
waren op de agenda van de vorige vergadering. Alle besluiten
worden genomen met de gewone meerderheid van de uitgebrachte
stemmen, behoudens uitzonderingen (art. 6, zesde t/m achtste
lid, statuten) .
De voorzitter en de directeur-secretaris, zowel te zamen als
ieder afzonderlijk, zijn bevoegd de stichting in en buiten
rechte te vertegenwoordigen. Het bestuur kan besluiten tot
verlening van volmacht aan een of meer bestuurders, alsook
aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die
volmacht te vertegenwoordigen (art. 6, negende lid, statuten).
73

Afsluiten overem- i. Het bestuur is bevoegd tot bet sluiten van overeenkomsten
komsten door bestuur tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen,
alsmede tot het sluiten van overeenkomsten, waarbij de
stichting zich als borg, of hoofdelijk medeschuldenaar
verbindt, zich voor een derde sterk maakt, of zich tot
zekerheid voor een schuld van een derde verbindt (art. 6,
tiende lid, statuten).
Huishoudelij k
reglement
j. Het bestuur kan het huishoudelijk reglement vaststellen.
Dit reglement mag geen met de statuten strijdige bepalingen
bevatten (art. 6, elfde lid, statuten).
Besluitvorming m.b.t. k. Het bestuur kan een besluit tot wijziging van de statuten
statutenwi jziging slechts nemen in een vergadering waarin alle leden aanwezig
en ontbinding der zijn dan we1 de afwezige leden hun stem schriftelijk hebben
stichting uitgebracht. Voor zodanig besluit is de meerderheid vereist
van tenminste drie/vierde van de geldig uitgebrachte stemmen.
Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in de voorlaatste
volzin, kunnen in deze vergadering aan de orde gestelde
voorstellen tot wijziging van de statuten worden aangehouden
tot een tweede vergadering te houden niet eerder dan twee
weken en niet later dan vijf weken na de eerste vergadering.
Voor de besluitvorming is dan, ongeacht het aantal aanwezige
bestuursleden, een meerderheid van tenminste drie/vierde van
het aantal uitgebrachte stemmen vereist (art. 11, eerste t/m
derde lid, statuten).
1. Het bestuur kan, indien de aanleiding tot het vaststellen
van deze statuten is komen te vervallen, besluiten de
stichting te ontbinden.
Het bepaalde ten aanzien van de besluitvorming met
betrekking tot statutenwijziging is hierbij van overeen-
komstige toepassing (art. 12, eerste lid, statuten).
Toetsing NCO-beleid
door adviescollege
Politiek-bestuurlijke controle
a. Het Adviescollege Voorlichting en Bewustwording Ontwikkelings-
samenwerking zal jaarlijks het door de NCO in het voorafgaande
jaar gevoerde beleid toetsen op basis van het daartoe aan de
minister van Ontwikkelingssamenwerking uit te brengen jaar-
verslag. Deze toetsing vindt plaats aan het mandaat en de
subsidievoomaarden, zoals die zijn vastgelegd in de bij dit
mandaat gevoegd brief NCO-2962 van 21 februari 1979 van de
Minister aan het NCO.
Van zijn bevindingen brengt het college verslag uit aan de
minister, die aan het oordeel van het college een zwaar-
wegend karakter zal toekennen. De minister legt het jaar-
verslag van de NCO, vergezeld van het oordeel van het
college en zijn eigen commentaar vervolgens over aan de
Vaste Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal (punt A, onder b, en punt B Bijlage
bij Wijziging mandaat en samenstelling Adviescollege Voor-
lichting en Bewustwording Ontwikkelingssamenwerking; MB van
31 augustus 1979, Stcrt. 198, zoals gewijzigd bij MB van 19
januari 1981 en van 21 april 1981).

Het adviescollege bestaat uit ten hoogste 17 onafhankelijke
stemgerechtigde leden die deskundig zijn op het gebied van
de ontwikkelingssamenwerking en bewustwording en voor-
lichtingsprocessen en -methodieken en die bekend zijn met
brede maatschappelijke en geestelijke stromingen in de
Nederlandse samenleving. De leden van het college worden
benoemd door de minister.
Waarnemers uit volks- b. In het bestuur hebben tevens zitting, in de hoedanigheid
vertegenwoordiging van waarnemers, vertegenwoordigers van de Vaste Commissies
voor ontwikkelingssamenwerking van de beide Kamers der
Staten-Generaal (art. 5, tweede lid, statuten).
Goedkeuring van
besluiten
Controle op finan-
cieel beheer
Controle via bekos- e
tigingsvoorwaarden
c. Benoeming en ontslag van de directeur-secretaris, alsmede
van dienst plaatsvervanger behoeven de goedkeuring van de
minister (art. 6, tweede lid, statuten); een besluit tot
statutenwijziging kan slechts worden genomen na verkregen
goedkeuring van de minister van Ontwikkelingssamenwerking
(art. 11, eerste lid, statuten); een besluit tot ontbinding
van de stichting kan slechts worden genomen na verkregen
goedkeuring van de minister (art. 12, eerste lid, statuten).
Het bestuur draagt zorg voor de financiele uitvoering van
de vigerende subsidievoorschriften.
Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.
De jaarlijkse begroting en jaarrekening wordt vastgesteld
door het bestuur, op een zodanig tijdstip, dat voldaan kan
worden aan de geldende wettelijke voorschriften.
De jaarrekening, alsmede de boekhouding, in haar volledige
omvang, worden gecontroleerd vanwege een door de minister
van Ontwikkelingssamenwerking aangewezen accountant,
onverminderd de bevoegdheid van controle van Rijkswege (art.
10 statuten).
Bekostigingsvoorwaarden kwamen reeds ter sprake onder
"Bevoegdheden" .
Rechtsbescherminq
Beroep op advies- a. Het Adviescollege Voorlichting en Bewustwording Ontwikkelings-
college samenwerking fungeert als beroepsinstantie voor indieners
van projecten, welke door de NCO zijn afgewezen. Het college
zal deze beroepschriften toetsen aan het mandaat van de NCO
en de subsidievoorwaarden, zoals die zijn vastgelegd in de
bij dit mandaat gevoegde brief NCO-2962 van 21 februari 1979
van de minister van Ontwikkelingssamenwerking aan de NCO. De
uitspraak van het college is bindend voor alle betrokkenen
(punt A, onder a, Bijlage bij Wijziging mandaat en samen-
stelling Adviescollege Voorlichting en Bewustwording
Ontwikkelingssamenwerking, MB van 31 augustus 1979 (Stcrt.
198); deze bijlage is gewijzigd bij MI3 van 19 januari 1981
en van 21 april 1981; als toetsingsgronden zijn toegevoegd:
strijd met een algemeen verbindend voorschrift, strijd met
enig in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van
behoorlijk bestuur en strijd met de redelijkheid).

~rivaatrechtelijke
stichting
Stichtingsmiddelen
b. Het bestuur van de NCO is een administratief orgaan in de
zin van de Wet Administratieve Rechtspraak Overheids-
beschikkingen (AROB-bundel, Ten ~erge/Stroink, rubriek I nr.
19, blz. 68).
Rechtspersoonlijkheid
De NCO is een rechtspersoon in de zin van Boek 2 BW.
Financien
De middelen van de stichting bestaan uit:
a. het bij de oprichting afgezonderd bedrag van honderd gulden
in contanten;
b . ri j ksgelden;
c. gekweekte interesten en andere baten uit tegoeden;
d. hetgeen wordt terugontvangen van projectuitvoerders wegens
het niet besteden van middelen;
e. alle andere inkomsten die de stichting ter bereiking van
haar doe1 op wettige wijze kan verwerven (art. 4 statuten).
Feitelijke gegevens
Geen opgave.
Opmerkingen
Gebruik term mandaat Het woord llmandaatn wordt in de diverse ministeriele beschik-
kingen niet in zijn gebruikelijke juridische betekenis
gebruikt .

5.2 MINISTEHIE VAN JUSTITIE
Just. 1.1 BUREAUS VAN CONSULTATIE
Er zijn 19 bureaus van consultatie, een in ieder arrondisse-
ment. Zij functioneren in het kader van "Stichtingen voor
Rechtshulp" (zie hiervoor het gestelde onder 'Opmerkingen').
Adressen en telefoonnummers van de stichtinqen zijn onder
"Feitelijke gegevens" vermeld.
Instelling en oprichtinq
Instelling en oprichting De bureaus zijn ingesteld en opgericht bij wet van 4 juli 1957
(Stb. 233) , ondertekend door de minister van Just. (Wet
rechtsbi jstand on- en minvermoqenden) ("WROM")
Regelingen - WROM.
- KB van 24 december 1957 (Stb. 565).
- KB van 10 juni 1959 (Stb . 198).
- KB van 15 september 1959 (Stb. 336).
- KB van 25 mei 1981 (Stb. 307).
- KB van 22 mei 1981 (Stb. 100).
Doelstellingen en taken
Verlening rechtsbijstand Aan on- en minvermogenden wordt door het bureau of door
tussenkomst van het bureau kosteloos of met oplegqinq van een
eiqen bijdrage rechtsbijstand verleend. De rechtsbijstand is
van adviserende dan we1 van processuele aard en kan worden
verleend in alle zaken behalve in straf- en tuchtzaken (art. 2
WROM) .
Terr itor iale grenzen In ieder arrondissement is een bureau; het is gevestigd in de
qemeente waar de rechtband zetelt. Het kan ook in andere
qemeenten in het arrondissement zittinq hebben (art. 1, eerste
en tweede lid, WROM) .
De rechtsbijstand wordt verleend door het bureau van het
arrondissement waar de verzoeker woonplaats heeft, of waar de
verlanqde werkzaamheden hoofdzakelijk moeten worden verricht;
in bijzondere omstandiqheden kan ook het bureau binnen welks
rechtsgebied de verzoeker verblijft rechtsbijstand verlenen.
(art. 11, eerste lid, Wrb omv) .
Rechtsbijstand in cassatie wordt slechts verleend door of in
overleg met het bureau van consultatie te 's-Gravenhage.
(art. 20 WROM) .
Bevoeqdheden
Jerlening rechtsbijstand a. Het bureau verleent rechtsbijstand hetzij door ter zittinq
lan on- en minvermogen- van advies te dienen, hetzij door toevoeginq van een advo-
3en d.m.v. advisering of caat of procureur. Indien het een zaak betreft, waarvoor
toevoeging van advocaat bijstand van een advocaat of procureur niet noodzakelijk
is, kan ook een qerechtsdeurwaarder worden toeqevoeqd. De
toevoeging kan steeds worden gewijzigd. Een lid van het
bureau, dat aan de behandeling van de zaak door het bureau
of een afdeling heeft deelgenomen, kan niet worden toege-
voegd (art. 14 WROM). Indien een verzoeker vraagt om een

epaalde advocaat of een bepaalde rechtsdeurwaarder toeqe-
voegd te krijgen, zal het bureau zoveel mogelijk aan dit
verzoek voldoen (art. 2 MB van 22 mei 1981. De toeqevoegde
advocaat, procureur of qerechtsdeurwaarder is verplicht
rechtsbijstand te verlenen. Hij draaqt daarvoor de verant-
woordelijkheid.
Bij de toevoeginq deelt het bureau van consultatie mee of
de rechtsbijstand kosteloos dan we1 met opleqging van een
eigen bijdrage wordt verleend. Overeenkomstig deze mede-
deling wordt, zo nodig, toelating verzocht om kosteloos,
of, is de gevallen waarin een eigen bijdrage is opgeleqd,
tegen verminderd tarief te procederen. Indien de beslissinq
op dat verzoek afwijkt van de mededeling van het bureau
wordt overeenkomstig de beslissing rechtsbijstand verleend.
(art. 15 WROM) .
Het bureau kan, na voorlichting te hebben gegeven, de
behandeling van de zaak overlaten aan de verzoeker (art. 17
NROM). Zo nodig kan het bureau of de aangewezen raadsman
een verzoek richten tot een bureau in een ander arrondisse-
ment tot procureurstelling of vertegenwoordiqing van andere
aard (art. 18 WROM) .
Het bureau, dat in eerste instantie rechtsbijdrage ver-
leende, beslist op verzoek van belanghebbende of ook in een
volgende instantie rechtsbijstand zal worden verleend en
neemt in dat geval de daarvoor noodzakelijke maatregelen
(art. 19 WROM) .
Rechtsbijstand wordt verleend aan hen wier financiele
draagkracht naar bij of krachtens de WROM omschreven
grenzen tekortschiet voor de bekostiging van de behartiqing
hunner belangen en wier verzoek naar het oordeel van het
bureau niet klaarblijkelijk van elke qrond is ontbloot en
wier belang de te verrichten arbeid rechtvaardigt. De wet-
telijke inkomensgrenzen en daarbijhehorende eiqen bijdragen
worden jaarlijks aangepast aan wijzigingen in de loonindex-
cijfers.
Bij AMvB worden:
- de grenzen van de draagkracht in het vermoqen vastqe-
steld;
-. nadere regels gegeven voor de toepassing van de eigen
bijdrage, alsmede voor de vaststelling van het voor de
financiele draagkracht in aanmerking te nemen inkomen en
vermogen. Het ontwerp van deze AMvB wordt tenminste
dertig dagen voor de vaststelling in de Nederlandse
Staatscourant openbaar gemaakt (art. 9 WROM; de in de
laatste volzinnen ter sprake gebrachte AMvB is het KB
van 25 mei 1981, het z.g.n. Besluit financiele toe-
voegingsgrenzen) .
Uitgesloten categorieen Behoudens staatloze ingezetenen, zijn vreemdelinqen van
rechtsbijstand uitgesloten, tenzij bij internationale overeen-
komst anders mocht zijn bedongen (art. 10 WROM; zie tevens de
wet van 8 maart 1980 (Stb. 95) die aan buitenlandse werknemers
aanspraak op rechtsbescherming en rechtsbijstand verleent op
basis van het Europees Sociaal Handvest).
Beeindiginq rechts-
bi jstand
b. Het bureau kan een eenmaal aangevangen rechtsbijstand te
allen tijde beeindigen. De aangewezen raadsman ontleent aan
het feit, dat het bureau de rechtsbijstand beeindigd heeft,
de bevoegdheid zich als zodanig zonder verdere formali-
teiten aan de zaak te onttrekken (art. 21 WROM). De toe-
voeging van een advocaat, procureur of qerechtsdeurwaarder
kan steeds worden ingetrokken (art. 14, derde lid, WROM) .
Indien de verzoeker in gebreke blijft het van hem door de
toegevoegde raadsman verlangde voorschot op de eigen bij-
drage of de verhoging daarvan te voldoen, kan het bureau op

Samens tell ing
Reqlement met aan-
duiding spreekuur
Verqaderorde
Afdelinqen
verzoek van de betrokken raadsman de aanqevanqen rechtsbij-
stand beeindigen (art. 24, derde lid, WROM).
Samenstelling en benoeminq
a. Het bureau van consultatie is samengesteld uit:
- tenminste twee leden-advocaten;
- tenminste &n lid-gerechtsdeurwaarder;
- tenminste 66n lid, dat geacht kan worden deskundiq te
zijn op het gebied van maatschappelijk werk.
Het bureau benoemt uit zijn midden een verteqenwoordiqer en
een secretaris, die het bureau in en buiten rechte ver-
tegenwoordigingen.
De minister van Just. bepaalt voor ieder arrondissement het
aantal leden, waaruit het bureau zal zijn samenqesteld
(art. 3 WROM) .
b. De leden-advocaten worden benoemd door de rechtbank uit een
door de raad van toezicht op te maken voordracht van twee
personen voor iedere vacature. De leden-deurwaarders worden
benoemd door de rechtbank uit een door het bestuur van de
vereniging van gerechtsdeurwaarders op te maken voordracht
van twee personen voor iedere vacature.
De overige leden worden benoemd door de minister van Just..
De benoeminq qeschiedt voor drie jaren. Aftredende leden
zijn opnieuw benoembaar (art. 4 WROM).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Het bureau stelt een reglement vast, waarin wordt bepaald,
hoe op welke tijdstippen het bureau voor rechtzoekenden
bereikbaar is (art. 5, eerste lid, WROM).
b. Het bureau verqadert tenminste tweemaal 's jaars in pleno,
waarvan eenmaal in de maand december. Met inachtneming van
de wetsbepalinqen wordeh in de vergaderingen van het bureau
alle punten van interne organisatie en werkwijze van het
bureau en het beleid inzake het doen van toevoeqinqen
behandeld. In de in december te houden vergadering worden
bovendien de begroting en de a£ te leggen rekening en ver-
antwoording vastgesteld.
c. Het bureau kan bij reglement bepalen, dat adviezen zullen
worden gegeven en toevoeqingen zullen worden verleend in
afdelingen, die tenminste twee leden tellen (art. 6 WROM).
Rechtsbijstand verzoe- d. Verzoeken om rechtsbijstand worden mondeling ter zittinq,
ken/over te leqgen dan we1 schriftelijk gericht tot het bevoeqde bureau
(art. 11, eerste lid, WROM) .
e. Bij het verzoek wordt overlegd een door het hoofd van het
gemeentebestuur van de woonplaats van de verzoeker af te
geven verklaring, bevattende zo volledig mogelijke geqevens
omtrent het ambt, beroep of bedrijf en het gezin van de
verzoeker en omtrent de stand van de inkomsten en het ver-

In1 ichtinqen van
belast ingen
moqen van deze en zijn qezin. Voorzover, weqens ontbreken
van woonplaats in Nederland, overleqginq van de verklarinq
niet moqelijk is, worden zoveel doenlijk overeenkomstiqe
bescheiden overgeleqd. Rechtspersonen leqgen de nodiqe
bescheiden over tot staving van haar on- of minvermoqen
(art. 11, tweede lid, WROM jo., art. 857 Wetboek van Burqerlijke
Rechtsvorderinq) .
f. In geval van spoed kan het bureau of zo nodig de voorzitter
of de secretaris rechtsbijstand verlenen voordat de ver-
klaring van het hoofd van het qemeentebestuur is overqeleqd
(art. 12 WROM) .
q. Het bureau kan te allen tijde op nader bij AMvB te om-
schr i jven wi jze gegevens omtrent verzoeker en diens qezins-
leden vragen aan de administratie der belastingen (art. 11,
derde lid, WROM).
Horen tegenpartij/- h. Het bureau is bevoegd, alvorens op het verzoek te beslissen,
parti jenvereniqing de tegenpartij te horen. Het bureau is bevoeqd een vereni-
qinq van partijen te beproeven (art. 13 WROM) .
Verschijnen verzoeker i. Indien de verzoeker verschijnt op een zittinq waaraan de
zonder aanweziqheid raadsman van de wederpartij deelneemt, wordt hij hierop
raadsman teqenpartij opmerkzaam qemaakt en in de qelegenheid qesteld op een
Afgiftebewijs van
toevoeg inq
zittinq te verschijnen waaraan die raadsman niet deelneemt
(art. 16 WROM) .
j. Het bureau van consultatie geeft, indien het aan de
verzoeker rechtsbijstand ierleent door toevoeqinq van een
advocaat of qerechtsdeurwaarder, een bewijs van toevoeqinq
a£, gesteld op een formulier als vastqesteld in de bijlaqe
bij het betreffende MB. Het bewijs van toevoeginq is
bestemd voor de toegevoeqde advocaat of qerechtsdeurwaarder
(art. 1 MB van 22 mei 1981).
Oproepen betrokkene bij k. De beeindiqinq van een eenmaal aanqevangen rechtsbijstand
bee indiqinq bijstand anders dan op verlanqen van de verzoeker zelf geschiedt
niet dan nadat deze is qehoord of opqeroepen (art. 21,
eerste lid, WROM) .
Kennisgeving beeindiqinq 1. De verzoeker wordt van de beeindiqing van de rechtsbijstand
rechtsbi jstand schriftelijk in kennis qesteld (art. 21, eerste lid, WROM) .
Publikatie r eglement m. Het reqlement van het bureau wordt in de Nederlandse
Staatscourant openbaar qemaakt (art. 5, derde lid, WROM) .
Politick-bestuurlijke controle
Goedkeurinq reqlement a. Het reqlement van het bureau behoeft de qoedkeurinq van de
minister van Just. (art. 5, tweede lid, WROM).

Jaarverslag
Goedkeur ing begro t inq
en rekening en
verantwoording
Verstrekken van
inlichtingen
Tussenkomst rechter
Bureaus zijn
rechtspersoon
Dekking kosten bureaus
b. Het bureau brengt telkens in januari aan de minister ver-
slag uit over de in het afqelopen kalenderjaar verrichte
werkzaamheden (art. 7, eerste lid, WROM).
c. Het bureau dient teqelijk met het jaarverslaq een beqrotinq
in der inkomsten en uitgaven van het bureau voor het volgend
jaar, en doet rekening en verantwoording van de inkomsten en
uitgaven van het afgelopen jaar. De begroting en de reke-
ning en verantwoording behoeven de goedkeuring van de
minister van Just. (art. 7, tweede lid, WROM) .
d. Het bureau verstrekt de minister van Just. alle qewenste
inlichtingen (art. 7, derde lid, WROM).
Rechtsbescherminq
Tegen beslissinqen van het bureau tot weigering van de
gevraaqde rechtsbijstand, tot oplegging van een eiqen bij-
draqe, dan we1 tot beeindiging van eenmaal aanqevangen rechts-
bijstand, kan de verzoeker binnen dertig dagen de tussenkomst
van de president der rechtbank, binnen welker arrondissement
het bureau is gevestiqd, dan we1 een door hem aan te wijzen
rechter inroepen. Tegen de beslissing staat generlei voor-
ziening open. (art. 22 WROM) .
Rechtspersoonlijkheid
De bureaus bezitten rechtspersoonlijkheid (art. 1, derde lid,
WROM) .
Financien
a. De kosten van de bureaus komen ten laste van de staat
(art. 23 WROM).
Eigen bijdrage verzoeker b. In gevallen waarin rechtsbijstand tegen een eigen bijdraqe
wordt verleend, is de verzoeker deze verschuldigd aan de
hem toegevoeqde advocaat, procureur en gerechtsdeurwaarder.
De verschuldigde eigen bijdrage bedraagt niet meer dan het
bedrag der vergoeding waarop de advocaat, procureur of
gerechtsdeurwaarder van staatswege recht heeft, voordat dit
bedrag verminderd wordt met de door de verzoeker verschul-
digde bijdrage (art. 24, eerste en tweede lid, WROM).
Indien de verzoeker weigerachtig blijft de door hem aan de
hem toegevoegde raadsman verschuldigde bijdrage te voldoen,
wordt het bedrag daarvan nader vastgesteld door de presi-
dent der rechtbank van het arrondissement waarin de toeqe-
voegde raadsman is gevestigd, dan we1 door een door hem aan
te wijzen rechter (art. 25a, eerste lid, WROM).
Rijksvergoedinqen voor c. Bij AMvB worden regels qesteld voor de vaststellinq van de
toegevoegde advocaten en bedragen welke toegevoegde advocaten, procureurs en
leden van het bureau gerechtsdeurwaarders, alsmede de leden van het bureau van
consultatie van staatswege ontvangen
1. als vergoeding voor de door hen verleende rechtsbijstand:

2. als vergoeding voor de kosten van de inning van de aan
hen verschuldigde eiqen bijdrage.
De aan de toegevoegde advocaten, procureurs en gerechts-
deurwaarders verschuldigde eigen bijdraqen worden bij de
vaststelling van de vergoedingen voor de door hen verleende
rechtsbi jstand daarop in minder ing gebracht (art. 25,
eerste en tweede lid, WROM; de hooqte van de betreffende
bedragen wordt nader qeregeld in het Besluit verqoedingen
kosteloze rechtsbijstand, KB van 24 december 1957).
Verqoedinqen kosteloze d. Aan deurwaarders, die kosteloos exploiten hebben uitge-
exploit uitbrenging bracht wordt volgens te stellen bij AMvB, een vergoedinq
van staatswege toegekend (art 26 WROM, zie verder art. 5 KB
van 24 december 1957).
Verqoeding advertentie- e. De Kroon kan bij AMvB regels stellen omtrent betalinq van
kosten voor kosteloos ingevolge wettelijke voorschriften of rechterlijk bevel in
procederenden dag- of nieuwsbladen geplaatste oproepingen oE aankondigin-
Just. 1.1-1
Adres/telef oon
Samenstelling bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Just. 1.1-2
Adr es/telef oon
gen ten verzoeke van personen, aan wie toegestaan is koste-
100s t e procederen (art. 27 WROM; de betreffende bladen
krijgen hun normale advertentietarief vergoed, art. 1 KB
van 15 september 1959).
Feiteli jke qegevens
NB.: Zie ook onder "Opmerkinqen".
STICHTING RECHTSHULP ALKMAAR
Oudegracht 26, 1811 CL Alkmaar/ (072) 127303.
Leden
mr. J.C. van Dijk (voorzitter; Orde van Advocaten), mevr.mr.
C.H. Leesberg-Van Oppen (secretaris; Orde van Advocaten), mr.
A.w.J. Castelijns (Orde van Advocaten), H.H. Lasonder (Kon.
Ned. Ver. van Gerechtsdeurwaarders), J.E.A. Eijckelhof
(Broederschap der Notar issen) , mr. H. de Bruin (rechterli jke
macht), J. Pool (penningmeester), A.J. Vlaar, mr. H.J. de
Grood, L. woudstra, H. van der Kroon, 2 vacatures.
14 personen, in dienst van de stichting.
Uitgaven ten laste van de beqrotinq van Just.
Apparaatskosten f 908.000,--.
1980.
STICHTING BUR0 VOOR RECHTSHULP IN HET ARRONDISSEMENT ALMELO
De Boompjes 24-26, Almelo (Emmastraat 186, 7513 BG
~nschede)/~lmelo: (05490) 22855; Enschede: (053) 303505.
Geen opgave.

Just. 1.1-3
Adr es/telef oon
Samenstelling
Stichtingsraad
Bureau
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Just. 1.1-4
Adres/telefoon
Samenstelling bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitqaven 1982
Laatste jaarverslag
Just. 1.1-5
Adr es/telefoon
Just. 1.1-6
Adr es/telefoon
STICHTING RECHTSHULP AMSTERDAM
Spuistraat 10, 1012 TS Amsterdarn/(O20) 264477
Leden
mr. J.A. van Waarden (voorzitter) , mr. J.C.Y. Roze (penninqmeester;
Kon. Notariele Broederschap), mr. E.A.M. Mannheims
(secretaris; Bureau voor Rechtshulp), mr. C. Reinders Folmer
(Bureau van Consultatie), mr. D Schut (Bureau van Consultatie)
, H.G. B. Kempen (Kon. Ned. Ver. van Gerechtsdeurwaarders)
, mr. A. van der Deure (Rechtshulp VU Amsterdam), mr.
D.J. van der Vos (FNV), mr. J.W. ~nipscheer (RvT Orde van
Advocaten) , mr. W.F.G. Meurs, mevr. E.M. Cox (Blankenbergstichtinq)
, mr. R.V.H. Jonker (Jonqe Balie Amsterdam), mr. Th.
de Roos (Ver. voor Rechtshulp) .
Waarnemers
mr. E.C. Brommers (Buro voor Rechtshulp), roulerend (Buro voor
Rechtshulp) .
- + 35 personen, in dienst van de stichting.
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
Apparaatskosten f 4.208.900,--.
1981
STICHTING RECHTSHULP ' ARNHEM
ir. J.P. van Muijlwijkstraat 4, 6828 BS Arnhem/(O85) 456655
Leden
mr. J.W. Follender Grossfeld (voorzitter; Bureau van Consultatie)
, mr. M.J.Th. van Hept (secretaris; Bureau van Consul-
tatie) , P. Minderhoud (penningmeester ; Rechtswinkel) , mr.
C.Th.G. van Ouwerkerk (Orde van Advocaten), A.D. van Strien
(reclassering), H. Legel (Kon. Ned. Ver. van Gerechtsdeurwaarders)
, D. Theunissen (MAIC) , A. Schneider (maatschappeli jk
werk) , O.F. Koekoek (Kon. Notar iele Broederschap) .
18 personen, in dienst van de stichtinq.
Uitgaven ten laste van de beqroting van Just.
Totaal f 2.159.700,--.
1980.
STICHTING RECHTSHULP ASSEN
Collardslaan 12, 9401 GZ Assen/ (05920) 15736
Geen opgave.
STICHTING BUR0 VOOR RECHTSHULP BREDA
Haven 20, Breda (Postbus 3889, 4800 DW Breda)/(076) 224744
Geen opqave.

Just. 1.1-7
~dres/telefoon
Samenstell ing bes tuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslaq
Just. 1.1-8
Adres/telefoon
Samenstell ing bestuur
Bureau
Fihancien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Just. 1.1-9
Adres/telefoon
Samenstelling algemeen
bestuur
STICHTING BUREAU VOOR RECHTSHULP IN HET ARRONDISSEMENT
DORDRECHT
Vrieseweg 44-46, Dordrecht (Postbus 1022, 3300 BA
Dordrecht) / (078) 148333
Leden
mr. J.A.M. Verwaijen (voorzitter; Orde van Advocaten) , A. van
Stokkem (secretar is; Alg . Reclasser ingsvereniging) , mr. J.
Zuil (penningmeester; Raad van Rechtsbijstand), mr. W.J.
Barendse (Kon. Notar iele Broederschap) , E. J. van der Berg
(Kon. Ned. Ver. van Gerechtsdeurwaarders), mr. R.G. Degenaar
(RvT Orde van Advocaten), mr. J.H. ,Geertsema (rechterlijke
macht), mr. M. Hooghuis (Rechtswinkel Dordrecht), N. Okumus
(St. Welzi jn Buitenlanders) , mr. E.D. Rentema (Bureau van
Consultatie) , J. Speelman (Kechtswinkel Zwijndrecht) .
7 personen, in dienst van de stichtinq.
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
Apparaatskosten f 593.200,--.
1980.
STICHTING RECHTSHULP 's-GRAVENHAGE
Javastraat 52, 2585 AR 's-Gravenhage/(070) 639905
Leden
mr. P.C.M. van der Ven (voorzitter; rechterlijke macht), mr.
H.J. Timman (secretaris; Bureau van Consultatie) , mr. R.F.
Foortse (plv. voorzitter; Bureau van Consultatie), F. van
Kampenhout (Kon. Ned. Ver. van Gerechtsdeurwaarders), jhr.mr.
P.W. van Buttingha Wichers (Kon. Broederschap van Notar issen) ,
R. Kroes (FNV), A. Piscaer (MAIC).
25 personen, in dienst van de stichtinq.
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
Personeelskosten f 1.613.600,--.
Materieelkosten f 560.000,--.
1976 t/m 1979.
STICHT ING RECHTSHULP GRONINGEN
Turfsingel 29, 9712 KH Groningen/(OSO) 182434
Leden
mr. G. Machiels (voorzitter; RvT Orde van Advocaten), M. de
Vos (secretaris; Raad van Advies BvR), mr. A. van Olst
(penningmeester ; Kon. Notar iele Broederschap) , J.L. Hummelman
(Raad van Advies BvR) , vacature (Raad van Advies BvR) , H.
Ruitenberg (Raad van Advies BvR), J.A. Walma (Kon. Ned. Ver.
van Gerechtsdeurwaarders) , J. Koppenol (medewerkers BvR), mr.
F. Vermeer (Jonge ~alie
Gron ingen) .

Bureau
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Just. 1.1-10
Adres/telefoon
Samenstelling bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitqaven 1982
Laatste jaarverslag
Just. 1.1-11
Adres/telefoon
Just. 1.1-12
Adres/telefoon
Samenstelling bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitqaven 1982
Laatste jaarverslag
16 personen, in dienst van de stichtinq.
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
Totaal f 1.266.600,--.
1979/1980.
STICHTING BUREAU VOOR RECHTSHULP IN HET ARRONDISSEMENT HAARLEM
Wilhelminastraat 9, Haarlem (Postbus 450, 2000 AL Haarlem)/
(023) 319029
Leden
mr. J.H. Dantuma (voorzitter) , mr. L. J.M. 80s (secretar is;
Bureau voor Consultatie), mevr.mr. M. Korteweg-Wiers (penninqmeester;
ontvangers van rechtshulp), W. van Riet, D. Rijswijk
(Kon. Ned. Ver. van Gerechtsdeurwaarders), mr. M.J.V. Kloeck
(Kon. Notariele Broederschap) , mr. T. Boekman (RvT Orde van
Advocaten) , mr . S. Linthorst (RvT Orde van Advocaten) .
18 personen, in dienst van de stichting.
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
Totaal f 1.246.100,--.
1980.
STICHTING BURO VOOR RECHTSHULP IS-HERTOGENBOSCH
Koninginnenlaan 32, 's-Hertogenbosch (Postbus 698, 5201 AR
Is-Hertogenbosch) / (073) 133691
Geen opgave.
STICHTING BURO VOOR RECHTSHULP IN HET ARRONDISSEMENT LEEUWARDEN
Westersingel 28, Leeuwarden (Postbus 882, 8901 BR
Leeuwarden) /(O58) 136981
Leden
mr. H.N.M.M. van Wilqenburq (voorzitter; Bureau van Consultatie/Raad
voor Rechtsbijstand), mr. C.J. Groenewegen (secretaris;
Ver. Rechtswinkel Friesland) , mr. P. J. ter Berq (Jonqe
Balie) , mr. W. Voorthuizen (Orde van Advocaten) , De Jaqer, mr.
H. Vellinga, A. de Vries (directeuren van GAB'S in Friesland),
Th. van Haaren (Reclasseringsraad Leeuwarden), J. van
Oudenalder (FNv/CNVI, S. Koopmans (Huurcommissies in
Fr iesland) , P. Hocker (Ver. voor Rechtshulp) .
adv. leden
mr. A. Speksnijder (medewerkers BvR) .
13 personen, in dienst van de stichting.
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
TotaaE f 1.237.300,--.
1979 t/m 1981.

Just. 1.1-13
Adres/telef oon
Samenstell ing
stichtingsraad
Bureau
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Just. 1.1-14
Adres/telefoon
Samenstelling bes tuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Just. 1-1-15
~dres/telefoon
Samenstelling bestuur
STICHTING RECHTSHULP MAASTRICHT (BvR Zuid-Limburg)
1; Wilhelminasingel 99, 6221 BH Maastricht/ (043) 50749
2. Steenweg 30, 6131 BE Sittard/(04490) 12644
3. Schinkelstraat 13a, 6411 LN Heerlen/(045) 711551
Leden
mr. A.J. van Wessem (voorzitter) , mr. M.J.M. Tomlow (penninqmeester;
Kon. Notar iele Broederschap) , mevr .drs. J. van
Dijk-Meens (secretaris; opbouwinstellinqen Zuid-Limburg), G.
Gall6 (maatschappelijk werk Zuid-Limburg), mr. M. van Kan (RvT
Orde van Advocaten), mr. J.H.W. Kempen (Bureau van Consultatie)
, A. Kengen (Rechtswinkel Maastricht), mr. A. Pfeil
(Jonge Balie) , mr. M. Postma (FNV) , mr. H. Quaedvlieg (Raad
voor Rechtsbijstand), P. Schmitz (Rechtswinkel Westelijke
M i jnstreek) , mr. F. Thuis (Bureau van Consultatie) , F. van der
Vaart (Kon. Ned. Ver. van Gerechtsdeurwaarders), A. Willems
(geestelijke gezondheidszorq Zuid-Limburg), vacature (wetswinkel
Oostelijke Mijnstreek).
17 personen, in dienst van de stichting.
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
Apparaatskosten f 1.655.600,--.
1980-1981.
STICHTING BURO VOOR RECHTSHULP IN HET ARRONDISSEMENT ROERMOND
Wilhelminaplein 16, Roermond (Postbus 366, 6040 AJ Roermond)/
(04750) 18345
Leden
mr. R.J. van Boven (voorzitter; Orde van Advocaten), mr. J.
Peeters (secretaris; maatschappelijk werk), mr. Van Crugten
(Orde van Advocaten), mr. G. van Buuren (Orde van Advocaten),
mevr. F. de Boer (alternatieve hulpverlening), mr. Van der
Elzen (rechterlijke macht), T. Lennards (rechtswinkel), De
Vries (FNV/CNV), Vermeulen(Kon. Ned. Ver. van Gerechtsdeur-
waarders) , mr. Dietz (Kon. Notar iele Broederschap) .
14 personen, in dienst van de stichting.
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
Totaal f 800.000,--.
Nooit jaarverslag uitgebracht.
STICHTING BURO VOOR RECHTSHULP IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM
Teilingerstraat 59, Rotterdam (Postbus 31029, 3003 HA
Rotterdam)/ (010) 658777
Leden
J.V.M. LOS (voorzitter; Bureau van Consultatie), J. Hutjes
(GAB), F. van Wersch (Orde van Advocaten) , A. Belder (GSD) , W.
Wetzels (FNV) , R. Stoppelenburg (wetswinkel) , B. van Opijnen

Bureau
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Just. 1.1-16
Adres/telefoon
Samenstell ing
Stichtingsraad
Bureau
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Just. 1.1-17
Adres/telefoon
Samenstell inq
Stichtingsraad
Bureau
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Just. 1.1-18
Adres/telefoon
(Ver. voor Rechtshulp), C. Dolk (Kon. Ned. Ver. van Gerechts-
deurwaarders) .
+ 31 personen, in dienst van de stichting.
-
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
Apparaatskosten f 2.500.000,--.
1980-1981.
STICHTING RECHTSHULP UTRECHT
Burg. Reigerstraat 77, 3581 KP Utrecht/(030) 511834
Leden
mr. J.J. Bertrams (voorzitter; Bureau van Consultatie) , mr.
Hesselink (secretaris; RvT Orde van Advocaten), J.M.A. van
Zaal (penningmeester ; Kon. Notar iele Broederschap) , J. E. Baas
(wetswinkels) , M.G.A. Smit (MAIC) , E. J. Overgaauw (FNV) ,
L.E.G.M. Crbbolder (rechterli jke macht) , M. Vetkamp (Jonge
Balie) , W. J. Voorn (St. Buitenlandse werknemers Leiden-Neder-
land), Willems (Kon. Ned. Ver. van Gerechtsdeurwaarders),
J.T.P.W. van Saase (medewerkers BvR) .
20 personen, in dienst van de stichting.
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
Apparaatskosten f 2.000.000,--.
197 8.
STICHTING RECHTSHULP ZEELAND
Loskade 35-37, Middelburg (Postbus 451, 4330 AL ~iddelburg)/
(01180) 37120
Leden
mr. C.M. Br inkman (voorzitter; Bureau van ~onsultatie/~aad
voor Rechtsbijstand), mr. E.H.A. Schute (penningmeester; RvT
Orde van Advocaten) , mevr. mr. M. Adriaanse-Quint (Bureau van
Consultatie) , mevr. mr. J.C. Bode-' t Hart (secretaris; Jonge
Balie) , Bongaards (Divosa) , Bovink (rechtswinkel Goes) , Van
Dijke (Kon. Ned. Ver. van Gerechtsdeurwaarders), mr. Nijland
(rechtswinkel Zier ikzee) , mr. Vioen (rechtswinkel Terneuzen) ,
mr. Oostinga (Kon. Notariele Broederschap) , Van Dongen
(Zeeuwsche Raad voor Maatschappel i jke Dienstver lening) , vaca-
ture.
6 personen, in dienst van de stichting.
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
Apparaatskosten f 800.000,--.
1980.
STICHTING RECHTSHULP ZUTPHEN
Dyckmeesterweg 1, 7201 AH Zutphen/(05750) 12588
Geen opyave.

JUS~. 1-1-19 STICHTING BUR0 VOOR RECHTSHULP IN HET ARRONDISSEMENT ZWOLLE
~dres/telefoon Koestraat 33, 8011 NY Zwolle/(05200) 14590
amens st el ling alqemeen Leden
bes tuur mr. E.W.M. Meulemans (voorzitter; Orde van Advocaten/Bureau
van Consultatie/Raad voor Rechtsbijstand), mr. J.H.Th. Veldman
(secretar - is; Orde van Advocaten/Bureau van Consultatie) , mr.
H. J. Trip (penningmeester; Kon. Notariele Broederschap) , A.
Flonk (Kon. Ned. Ver. van Gerechtsdeurwaarders) , G. Kemper
(KWJ) , R. Selles (BOZ) , R. Braspenning (BvR) , S. Goldstein
(sociaal-cultureel werk Lelystad) , N. Posma (FIOM) .
Bureau
17 personen, in dienst van de stichting.
Financien
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
Begrote uitgaven 1982 Personeelskosten f 694.300,--.
Laatste jaarverslag
Just. 1.2
Adres/telefoon
Materieelkosten f 176.600,--.
Overige kosten f 2.000,--.
1980.
Opmerkingen
De bureaus voor consultatie functioneren thans binnen he,t
kader van stichtingen die de naam "Stichting (Bureau) voor
Rechtshulp" dragen met een aanduiding van het arrondissement
of gebied waarin zij werkzaam zijn. De gebruikelijke aan-
duiding is "Bureau/Buro voor Rechtshulpn, de gebruikelijke
afkorting "BvR". De stichtingen zijn op aandrang van de
minister van Just. in de jaren 1974-1977 opgericht ten einde
de "leemte in de rechtshulp" op te vullen. Oprichters zijn
veelal organisaties van rechtshulpverleners; zonder volledig-
heid na te streven noemen wij de beroepsorganisaties van advo-
caten, van notarissen en van gerechtsdeurwaarders, de rechter-
lijke macht, het maatschappelijk of sociaal-cultureel werk en
de wetswinkels. Zoals uit de feitelijke gegevens naar voren
komt zijn deze en andere organisaties vaak in de besturen van
de BvR's vertegenwoordigd.
De Rijksoverheid subsidieert de BvR's op voorwaarde dat zij
bureau voor consultatie in stand houden en de taken daarvan
ui toefenen.
COMMISSIE VAN BEHEER van het SCHADEFONDS GEWELDSMISDRIJVEN
Paleis van Justitie, Jul. van Stolberglaan 2, Is-Gravenhage
(postbus 20302, 2500 EH Is-Gravenhage) /(O7O) 824041.
Instell ing en oprichtin~
Instelling en oprichting a. Schadefonds ingesteld en opgericht bij wet van 26 juni 1975
(Stb. 382), ondertekend door de minister van Just. (Wet
voorlopige regeling schadefonds geweldsmisdrijven) ("Wet
s.g.").

Regelingen
b. Commissie van beheer als orgaan van het Schadefonds aange-
wezen bij Wet S.9..
- Wet s.g..
- Besluit van 3 september 1975 (Stb. 492) tot uitvoering van
enige artikelen van de Wet voorlopige regeling schadefonds
geweldsmisdrijven (Besluit schadefonds geweldsmisdrijven)
("Besluit s.9.").
Doelstellingen en taken
Beslissen op verzoeken De commissie beslist over het toekennen van uitkeringen aan
om u itker ingen personen die ten gevolge van een qeweldsmisdrijf zwaar licha-
Toekennen van uit-
keringen
melijk letsel hebben bekomen.
Bevoegdheden
De commissie beslist op verzoeken om een uitkering aan
personen met zwaar lichamelijk letsel ten gevolgen van een
geweldsmisdrijf en aan bepaalde nabestaanden (art. 3 en
art. 8, eerste lid, Wet s.9.).
Hoogte van de uitkering De hoogte van de uitkering is:
a. naar redelijkheid en billijkheid bepaald;
b. ten hoogste het bedrag van de door letsel of overlijden
veroorzaakte schade (art. 4, eerste lid, Wet s.9.).
Voorwaarden voor uit- Toekenning van een uitkering blijft achterwege in de volgende
ker ing gevallen:
a. bij gunstige financiele omstandigheden;
b. indien de schade (mede) aan de verzoeker te wijten is;
c. indien de schade langs burgerrechtelijke weg te verhalen is;
d. indien anderszins in de schade voorzien kan worden.
(art. 4, eerste en derde lid, art. 5 en art. 6, eerste lid,
Net s.9.).
Voor lopige u itker ing De Commissie kan, vooruitlopend op haar beslissing, een voor-
lopige uitker ing doen (art. 13, tweede lid, Wet s .g.) .
Omvang
Benoeming
Secretaris
Samenstelling en benoeminq
De commissie bestaat uit vijf .leden. De minister van Just.
wijst daaruit een voorzitter aan (art. 8, tweede lid, Wet
s.9.).
De Kroon benoemt en ontslaat de leden.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Aan de commissie is een secretaris verbonden, zo nodig
bijgestaan door een of meer door de minister van Just.
daartoe aangewezen ambtenaren (art. 8, vierde lid, Wet
s.9.) .
Benoeming secre tar is b. De minister van Just. benoemt en ontslaat de secretaris,
gehoord de Commissie.
Taak secretar is c. Uitvoeren van de besluiten van de Connissie; voorbeeeiden
van het jaaeverslag (art. 9 en 10, eerste lid, Besluit
s.9.).
Subcommissies d. De commissie kan subcommissies instellen voor:
a. het inwinnen van inlichtingen op verzoeken om een uit-
ker ing ;

. het oproepen en ondervragen van qetuigen en deskundigen;
c. het horen van de benadeelde.
(Besluit s.q. art. 5)
Samenstell ing sub- Subcommissies bestaan uit tenminste een en ten hoogste drie
commiss ies leden.
Stemmingen
e. Beslissinqen over uitkerinqen worden qenomen bij meerder-
heid van stemmen in verqaderinqen van de Commissie in haar
qeheel (art. 6, eerste lid, Besluit s.q.1. De secretaris
heeft een adviserende stem (art. 9 Besluit s.q.1.
Horen van getuiqen en f. De commissie kan qetuiqen en deskundiqen oproepen.
deskundiqen
De benadeelde is bevoeqd bij de ondervraqinq aanweziq te
zijn; hij wordt daartoe van de voorqenomen ondervraqinq in
kennis qesteld.
Horen van de benadeelde q. De Commissie kan de benadeelde oproepen.
Verstrekken van
inlichtingen
Reqlement van werkzaam-
De Commissie kan zijn persoonlijk verschijnen verlanqen;
hij kan zich dan door een raadsman laten bijstaan. Voor het
overiqe kan hij zich laten verteqenwoordiqen door een
qemachtiqde (art. 9, tweede en derde lid, Net s.q .) .
1. De commissie kan inlichtinqen verlanqen van daartoe in
aanmerkinq komende autoriteiten, colleges en ambtenaren.
Z i j kan ook inlichtinqen inwinnen bij andere personen
(art. 9, eerste lid, Wet s.q.).
i. De commissie kan een reqlement vaststellen ter reqelinq van
heden de werkzaamheden van haar en van haar subcommissies (art. 7
Besluit s.9.).
Ve rqader f r equent ie
Geheimhoudinq
j. De commissie verqadert in haar qeheel ten minste drie maal
per jaar. (art. 6, tweede lid, Besluit s.q.).
k. Ieder die belast is met (een deel van) de uitvoerinq van de
Wet s.q., is verplicht tot qeheimhoudinq van zaken met een
beqr ijpeli jkerwijs vertrouwelijk karakter (art. 21 Wet
s.9.).
Motivering beslissinq 1. De beslissng van de Commissie is met redenen omkleed
(art. 13, eerste lid, Wet s.q.1.
Verhaaluitoefeninq n. Het Fonds kan in de rechten van de benadeelde ten opzichte
van derden treden (art. 6, derde lid, Wet s.q.1.
Politiek-bestuurlijke controle
Toestemming minister a. Het treden in de rechten van de benadeelde kan slechts met
toestemminq van de minister van Just. (art. 6, derde lid,
Wet s.g. ).

Jaarverslag
Inhoud jaarverslag
b. De Commissie is verplicht tot een jaarlijks verslag van
haar werkzaamheden aan de minister van Just. (art. 20 Wet
s.g.1.
Het verslag bevat onder meer :
a. Het aantal verzoeken om een uitkering, hun afdoening, de
uitgekeerde bedragen en de bijzondere omstandigheden die de
hoogfe van de uitker ingen (mede) hebben bepaald;
b. Hetgeen de Commissie dienstig acht voor een qoede uitvoe-
ring van de Wet s.g..
De minister zendt het verslaq aan de Staten-Generaal (art. 10,
tweede en derde lid, Besluit s.g.1.
~ichtlijnedaanwij- c. Nadere regels omtrent de inrichting en administratie van
het Fonds en omtrent het daarop uit te oefenen toezicht
zijn bij ministerieel besluit te stellen (art. 19, eerste
lid, Wet s.g.1.
Financiele controle d. De Algemene Rekenkamer krijgt desverlangd inzage in alle
stukken, nodig om een juist inzicht in het beheer van het
fonds te krijgen (art. 19, tweede lid, W e t s.q.1.
Rechtsbescherminq
Bezwaar tegen beslis- De benadeelde kan tegen beslissinqen van de Commissie bij het
singen van de Commissie Gerechtshof te 's-Gravenhage een gemotiveerd bezwaarschrift
Procedure
Fonds
Voorzitter
indienen, indien
a. het verzoek is afgewezen, of
b. de Commissie niet in redelijkheid tot haar beslissing heeft
kunnen komen.
(art. 14, eerste lid, Wet s.q.1.
Het bezwaarschrift wordt behandeld door een uit drie leden van
het Hof bestaaande bijzondere kamer. Haar beschikking is met
redenen omkleed.
Bij vernietiging van de uitspraak van de Commissie wordt de
zaak naar de Commissie terugverwezen teneinde opnieuw te
beslissen (art. 17 en art. 18, eerste en tweede lid, Wet s.q.1.
Rechtspersoonlijkheid
Het Fonds is rechtspersoon.
De voorzitter vertegenwoordigt het Fonds in en buiten rechte
(art. 2 Wet s.q.1.
Vergoeding voor leden
Financien
Commissieleden ontvangen vacatiegelden en genieten reis- en
verblijfkosten (art. 11 Wet s.g., art. 11 Besluit s.9.).
Dekking kosten
Samenstell ing
Uitgaven uit het Fonds komen ten laste van de begroting van
het Departement van Just., voorzover daarin niet op andere
manier kan worden voorzien (art. 2, eerste lid, Wet s.g.1.
Feitelijke gegevens
Leden
mr. A. Niessen (voorzitter), mr. H.G. Ubbink (ondervoorzitter)
, mevr. A. van Heteren-de Kroes, mr. R.A.
Mulder .
Salomons, B.

~lv. leden
mr. J.J.R. Bakker, drs. G. van Essen, E.G.W. van der Spek.
Adv. leden
mr. H.S. Dijk (secretar is) .
Bureau
6 medewerkers, in dienst van het schadefonds.
Financien
Begrote uitgaven 1982
Uitgaven ten laste van de begroting van Just.
Uitker ingen: f 600.000 ,--.
Laatste jaarverslag 1981
Just. 1.3
Adr es/telefoon
Opmerkingen
Geen .
COMMISSIE TER OPVOLGING VAN DE COMMISSIE RECHTSVERKEER IN
OORLOGSTIJD (Commiss ie A 6)
Schedeldoekshaven 100, 's-Gravenhage (Postbus 20301, 2500 EH
Is-Gravenhage) / (070) 707911
Instelling en oprichtinq
Instelling en oprichting Ingesteld en opgericht bij Rijkswet van.9 maart 1967 (Stb.
163), ondertekend door de ministers van Just., van Fin., van
EZ, van L&V en door de vice-minister-president (Rijkswet,
houdende regelingen ter opheffing van de Raad voor het Rechts-
herstel) ("Ri jkswet") .
Regel ingen - Rijkswet, in werking getreden op 1 juni 1967.
- Besluit rechtsverkeer in oorlogstijd; KB van 7 juni 1940
(Stb. A6) ("Brio").
- Besluit herstel rechtsverkeer; laatselijk gewijzigd bij wet
van 21 februari 1963 (Stb. 79) ("Bhr").
Doelstellingen en taken
Waken rechtsverkeer in Waken voor de belangen van het Koninkrijk en in het bijzonder
oorlogstijd toezien, dat het rechtsverkeer in oorlogstijd daaraan qeen
schade toebr engt (art. 46, tweede lid, Brio) .
Bevoegdheden
Overname bevoegdheden Aan de Commissie A6 zijn de bevoeqdheden van de Commissie
van de CORVO rechtsverkeer in oor logsti jd (CORVO) overgedragen (art. 46,
eerste lid, Brio jo. art. 5, tweede lid, Bhr jo. art.V Rijks-
wet).
De CORVO verleende toestemming voor het aangaan van overeen-
komsten waarbij de vijand op enigerlei wijze betrokken was en
oefende de rechten uit voortspruitende uit verbintenissen,
waarbij de vijand op enigerlei wijze betrokken was (par.2 en
par. 3 Brio) .
De CORVO oefende de rechten uit met betrekking tot van Rijks-
wege in bezit genomen of gevorderde zaken en kon allerlei
bevoegdheden uitoefenen binnen privaatrechtelijke rechtsper-
sonen (par .6 en par .7 Brio).

Samens t ell ing en
benoeming
Bi js tand
Meldingen
Inlichtinqeninwinninq
Gehe imhouding
Oproepen getuigen en
desk undigen
Tar iefsgoedkeur ing
Geen rechtsbescher-
mingsregeling
Commissie is rechts-
per soon
Tar iefshef f ing
Samenstelling
Bureau
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling en benoeminq
De comissie A6 bestaat uit ten minste drie leden, en zoveel
plaatsvervangers als de Kroon nodig oordeelt, die door de
KrOOn worden benoemd, geschorst en ontslagen (art. V, eerste
lid, ~ijkswet).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De commissie A6 kan zich doen bijstaan door door hem aange-
wezen personen (art. 53 Brio).
b. Een groot aantal zaken moet qemeld worden bij de comissie
A6 (art. 25 t/m art. 28 Brio).
c. Een groot aantal personen moet inlichtingen verstrekken aan
de commissie A6 (art. 29 Brio).
d. De commissieleden zijn tot geheimhouding verplicht (art. 54
Brio).
e. De commissie A6 kan getuigen en deskundigen oproepen
(art. 52 Brio).
Politiek-bestuurlijke controle
De door de commissie A6 te heffen tarieven behoeven de qoed-
keuring van de minister (art. 48 Brio).
/'
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtspersoonlijkheid
De commissie A6 bezit rechtspersoonlijkheid (art. 46, derde
lid, Brio).
Financien
De commissie kan voor haar bemoeiingen tarieven heffen
(art. 48 Brio).
Fei teli jke gegevens
Leden
mr. W.G. Belinfante, mevr.mr. M.A.P. van der Veere, vacature.
Geen administrat ieve ondersteuning (zie "Opmerkingen") .
Eventuele uitgaven komen ten laste van de begroting van Just.
Nihil.
Nooit jaarverslag uitqebracht.
Opmerk ingen
De commissie A6 heeft als opvolger van de Commissie Rechtsver-
keer in oorlogstijd sedert haar instelling op 1 juni 1967
- inwerkingtredingsdatum van de Rijkswet - nimmer een zaak

Just. 1.4
~ des/telefoon r
behandeld. Hieruit mag de conclusie worden getrokken dat de
zaken het rechtsverkeer in oorlogstijd betreffende (1940-1945)
inmiddels als afgedaan kunnen worden beschouwd, hoewel zulks
op 1 juni 1967 nog niet zeker was (eiqen opgave).
RAAD VOOR DE CASINOSPELEN
Emmapark 12, Is-Gravenhaqe (Postbus 20101, 2500 EC
's-Gravenhage) / (070) 796879
Instelling en oprichtinq
Instelling en oprichting Ingesteld en opgericht bij wet van 2 juli 1974 (Stb. 4411,
Regelinqen
Adviser ing
Controle op casino-
exploitanten uitoefenen
Adviser ing
Gehoord worden over
exploitatievergunning
Voordrachten doen ten
aanzien van vestiginq
ondertekend door de ministers van Just. en van EZ (Wet tot
wijziginq Wet op de Kansspelen) , i n werking qetreden op
1 maart 1975.
- Wet op de Kansspelen; wet van 10 december 1964 (Stb. 483),
laatstelijk gewijzigd bij wet van 26 maart 1981 (Stb. 154)
( "Wk s" ) .
- Orqanisatiebeschikkinq casinospelen; MB van 17 december
1975 (Stcrt. 1975, nr. 252) ("Obcs") .
\
Doelstellinqen en taken
a. De ministers van Just. en van EZ adviseren met betrekking
tot het te voeren beleid op het qebied van de speelcasino's
(art. 27h, tweede lid, Wks).
b. Controle uitoefenen op de nalevinq door de houder van een
vergunning tot casino-exploitatie van de bij of krachtens
de wet gegeven voorschriften.
Bevoegdheden
a. Op verzoek of uit eigen beweginq de ministers van Just. en
van EZ van adviezen dienen met betrekking tot de uitvoerinq
van die titel van de Wks, die handelt over de casinospelen,
en met betrekking tot alle andere zaken, de speelcasino's
betreffende (art. 27h, tweede lid, Wks).
b. De ministers van Just. en van EZ horen de raad, alvorens
een vergunning tot casino-exploitatie te verlenen of in te
trekken (art. 27p, tweede lid, en art. 27u Wks) . De
ministers horen de raad alvorens voorschriften aan zodanige
vergunning te verbinden (art. 279, eerste lid, Wks).
c. De raad doet de ministers van Just. en van EZ voordrachten
ten aanzien van de aanwijzing van gemeenten waar casino-ex-
ploitatie zal mogen plaatsvinden en ten aanzien van de
aanwijzing van toezichtsambtenaren met bijzondere opspo-
ringsbevoegdheid (art. 27p., vierde lid, en art. 27v, eerste
lid, Wks).
Afqifte machtigingen aan d. De raad geeft machtiginqen af aan personeelsleden om casino-
cas inopersoneel spelen uit te mogen voeren.

Intrekking machtiging
Het is verboden in de (casino-linrichting ten dienste van
de daarin georganiseerde spelen personeelsleden te werk te
stellen, dan we1 personen toe te laten ter uitvoering van
werkzaamheden, zonder dat deze beschikken over een door de
raad, overeenkomstig een door hem vast te stellen model,
daartoe afgegeven machtiging (art. 27r Wks). Bovenbedoelde
machtiging wordt door de raad uitgeqeven met een geldig-
heidsduur van ten hoogste een jaar.
Een machtiginq kan niet worden afqegeven aan personen, die
niet in het bezit zijn van een door de burgemeester van hun
woonplaats verstrek te verklar ing omtrent het gedraq.
Indien een houder van een machtiging bij de wet of de ver-
gunning gestelde voorschriften niet naleeft, onqeschikt is
gebleken voor zijn functie of een direct of indirect belanq
bij de exploitatie van een speelcasino of een daarin toeqe-
laten spel heeft gekregen, wegens enig misdrijf tot straf
wordt veroordeeld, dan we1 onder curatele wordt gesteld, in
staat van fail issement wordt verklaard of surs6ance van
betaling heeft verkregen, kan de verleende machtiging door
de raad worden ingetrokken.
Aan een persoon, wiens machtiqing is ingetrokken, kan qeen
nieuwe machtiging worden verleend, zolang niet drie jaar
zijn verstreken, sedert de bovenbedoelde omstandiqheid of
maatregel die tot intrekking aanleiding gaf, heeft opge-
houden te bestaan (art. 27s, eerste, tweede, vierde en
vijfde lid, Wks).
Regelstelling voor bij- e. De raad stelt voor de ambtenaren, die zijn belast met het
zondere toezichtambte- toezicht op de naleving van de rechtens geldende regels met
naren betrekkinq tot de casino's en bi jzondere opspor ingsbevoegd-
heid bezitten in de zin van art. 142 Wetboek van Straf-
recht, regels betreffende hun taakvervullinq. Deze ambte-
naren doen bij rapport verslag van hun bevindingen aan de
raad (art. 27v, eerste en tweede lid, Wks).
De ministers van Just. en van EZ hebben als bijzondere
toezichtsambtenaren de ambtenaren van de Dienst van het
IJkwezen aangewezen (MB van 9 november 1976, Stcrt. 225).
Controle op vergunning- f. De ministers van Just. en van EZ verbinden voorschriften aan
houder de vergunning tot het organiseren van een speelcasino. De
voorschriften hebben onder meer betrekking op de controle
van overheidswege en door de raad (art. 27q, eerste lid en
tweede lid onder h, Wks) .
Vergunningverlening met daaraan verbonden voorschriften
heeft zijn beslag gevonden is de Obcs. Vergunninghouder is
de Nationale Stichtinq tot Exploitatie van Casinospelen in
Nederland, gevestigd te 's-Gravenhage (art. 2, eerste lid,
Obcs) .
De vergunningsvoorschriften bevatten een aantal bepalingen
betrekking hebbende op het toezicht door de raad:
- Aanstelling van de alqemeen directeur behoeft instemminq
van de raad (art. 5, tweede lid, Obcs) .
- Van afgesloten arbeidsovereenkomsten worden afschriften
gezonden aan de raad (art. 6, derde lid, Obcs).
- Toestemming van de vergunninghouder voor casinopersoneel
voor het vervullen van nevenfuncties wordt ter kennis van
de raad gebracht (art. 9, onder e, en art. 10, onder f,
Obcs) .
- De raad kan aanwijzingen met betrekking tot een doel-
matige organisatie, administratie en beheer van de speel-
casino's (art. 25 Obcs).
- Bij de samenstelling der beqroting door de vergunninq-
houder kan de raad aanwijzingen geven (art. 27 Obcs) .
- De vergunninghouder doet aan de raad kwartaalverslagen
toekomen, bevattende een verkort resultatenoverzicht en

Omvang
samenstelling en
benoeming
een liquiditeitsoverzicht. Voor het overige bepaalt de
raad de onderwerpen, die in het verslag dienen te worden
opgenomen (art -30 Obcs) .
- De beqrotinq en het jaarverslag van de verg~nnin~houder
moet aan de raad worden overgelegd ter goedkeuring door
de ministers van Just. en van EZ (art. 27 en art. 30
Obcs) .
- De vergunninghouder draagt zorg, dat aan de raad alle
inlichtingen worden verstrekt, welke deze voor de qoede
uitoefening van zijn controlerende taak nodig acht. De
raad kan zelfstandig een tussenti jds onderzoek (doen)
instellen in de administratie van de vergunninqhouder. De
voorzitter, de leden en de secretaris van de raad, als-
mede de door de raad te machtigen derden hebben te allen
tijde toegang tot de speelzalen en de bureaus op vertoon
van een daartoe strekkende legitimatiekaart (art. 32
Obcs) .
Samenstelling en benoeminq
De raad bestaat buiten de voorzitter uit een even aantal van
ten hoogste twaalf leden.
Leden van de raad mogen geen direct of indirect belang hebben
bi j de exploitatie van cas inospelen.
De helft van de leden van de raad zijn onafhankelijke deskun-
digen, als zodanig door de ministers van Just. en van EZ
benoemd. De andere leden van de raad zijn door bovengenoemde
ministers aangewezen ambtenaren, die daarin met raadgevende
stem zitting hebben. Voor elk lid kan tevens een plaatsver-
vanger worden benoemd. De leden en plaatsvervangende leden
worden benoemd voor de tijd van twee jaar. Zij zijn terstond
wederbenoembaar.
De leden van de raad en hun plaatsvervangers kunnen te allen
tijde ontslag nemen door een schriftelijke kennisgeving aan de
voorzitter van de raad. Z i j kunnen door de ministers van Just.
en van EZ worden geschorst en ontslagen volgens reqels bij
AMvB te stellen (art. 27i, eerste t/m zesde lid, Wks).
Benoeming voorzitter De voorzitter van de raad wordt door de Kroon op voordracht
Secretar iaat
van de ministers van Just. en van EZ buiten de leden van de
raad voor onbepaalde tijd benoemd. Hij kan door de Kroon
worden geschorst en ontslagen. Alvorens de Kroon een voor-
dracht tot ontslag wordt gedaan, wordt de raad gehoord.
De voorzitter heeft een of meer plaatsvervangers, die door de
raad uit zijn midden worden benoemd en door deze als zodaniq
worden geschorst en ontslagen. De voorzitter en de plaatsver-
vangende voorzitters kunnen te allen tijde als zodanig ontslag
nemen door een schriftelijke kennisqeving aan de Kroon, onder-
scheidenlijk aan de voorzitter (art. 27j Wks).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De raad wordt bijgestaan door een secretaris, die door de
ministers van Just. en van EZ wordt benoemd en ontslagen.
Hij heeft in de vergadering van de raad een raadgevende
stem.

Nadere regels m.b.t.
werkwijze met bepal ing
openbaarheid vergader
inqen
Geheimhoudinq
Openbaarmakinq adviezen
Motiver ing weiger ing
machtig ing
Goedkeuring regels
werkwi jze
Goedkeur ing reqels
bijzondere toezichts-
ambtenaren
Jaarver slag
Geen bijzondere
rechtsbeschermings-
regeling
Aan de raad kan een bureau worden verbonden, dat onder
leiding staat van de secretaris. Aan de secretaris kan een
beloning worden toegekend (art. 27k Wks).
De raad stelt nadere regels betreffende zijn werkwijze. In
deze regelen wordt onder meer bepaald in welke gevallen de
vergaderingen van de raad openbaar zullen zijn (art. 271
Wks) .
De voorzitter, de overige leden van de raad en hun plaatsvervangers,
alsmede de secretaris en de personen, behorende
tot het bureau, zijn verplicht tot geheimhoudinq van alle
zaken ten aanzien waarvan de ministers van Just. en van EZ
of de raad geheimhoudinq hebben opqelegd of waarvan het
vertrouwelijk karakter uit de aard der zaak volgt (art. 27m
Wks) .
De ministers van Just. en van EZ maken de adviezen van de
raad openbaar, zo nodig en mogelijk met verklaring en toelichting,
zodra deze zijn ontvangen. Bovenstaande is niet
van toepassing, indien door ,openbaarmaking van het advies:
- de economische of financiele belangen van de Staat in
ernstige mate kunnen worden geschaad;
- bij de aangelegenheid betrokkenen of derden onevenrediq
in hun belangen kunnen worden bevoordeeld of geschaad
(art. 27n Wks) .
Weigert de raad een gevraagde machtiging, dan geschiedt
zulks onder opgaaf van de redenen, die daartoe hebben
geleid (art.. 27s, derde lid, Wks) .
Politick-bestuurlijke controle
a. De regelen die de raad stelt met beteekking tot zijn werkwijze
behoeven de goedkeuring van de ministers van Just. en
van EZ (art. 271, eerste lid, Wks).
b. De regels die de eaad stelt betreffende de taakvervullinq
van de bijzondere toezichtsambtenarbn behoeven de goedkeuring
van de ministers van Just. en van EZ (art. 27v,
tweede lid, Nks) .
c. De raad brenyt ieder jaar een verslag uit van zijn werkzaamheden
en van de ontwikkeling van de speelcasino's in
Nederland. Dit verslag wordt toegezonden aan de ministers
van Just. en van EZ en aan de Staten-Generaal (art. 27h,
derde lid, Wks) .
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere regeling.

Geen rechtspersoon
Winst is voor Staat
Rechtspersoonli jkheid .
Geen.
Financien
a. De netto-opbrengsten van de casino's strekken ten bate van
de schatkist (art. 27p, derde lid, Wks) .
b. De beqroting van de vergunninqhouder dient mede te bevatten
een bijdrage in de kosten van de raad (art. 27 Obcs).
Samens tell ing
Feitelijke gegevens
Leden
mr. J.P. Hustinx (voorzitter), mevr-mr. M.N.W.
~ettmeijer-Labberton (plv. voorzitter), drs. D.J. Schoenmaker,
W.L. ~iddrh, R.J. Vogels, P. de Nooijer, vacature.
Adv. leden
drs. B. Polders (secretaris), mr. J.R.H. Kuyper (Just.), F.J.
Gallast (Just.), drs. A. van Tilburg (EZ), drs. M.W.M. Doll
(EZ), mr. J. Verwey (EZ), drs. P. Velde (Fin.).
Bureau 3 medewerkers.
. .
Financien Uitgaven worden bekostigd uit door de Nationale Stichting
~asinospelen ter beschikking gestelde middelen.
Beqrote uitgaven 1982 Apparaatskosten f 400.000,--.
Laatste jaarverslag 1980.
Just. 1.5
Ins telling
Opr ichting
Regelingen
Informatievergaring
Coordinatie
Opmer kingen
Geen.
RADEN VOOR DE KINDERBESCHERMING
Er zijn 19 Raden, QQn in ieder arrondissement. Adressen en
telefoonnummers zijn vermeld in de rubr iek "Feitelijke
gegevens".
Instellinq en oprichtinq
Ingesteld bi j art. 238 boek 1 BW.
Opgericht bij AMvB van 20 juni 1956 (Stb. 336), ondertekend
door de minister van Just..
- Art. 238-243, Boek 1 BW.
- ~rganisatiebesluit Raden voor de Kinderbescherming 1969;
AMvB van 9 dec. 1969 (Stb. 543) ("Obrk")
- ~lee~kinderenwet; wet van 21 december 1951 (Stb. 595)
~oelstell ingen en taken
a. De Raden houden zich op de hoogte van de ontwikkeling van
de kinderbescherming (in hun qebied) (art. 238, derde lid,
boek 1 BW).
b. De Raden bevorderen de samenwerking van de in hun qeb ied
werkende instellinqen van kinderbescherming (art. 238 I
derde en vierde lid, boek 1 BW)

Adviser inq
Uitvoer inq opqedr aqen
taken
Territoriale qrenzen
Zorq voorlopiq
toever trouwde k inderen
Uitlokken rechterli jke
beslissinqen
Rapporteren in adoptie
procedures/in hoqer
beroep qaan
Toez icht ver zorq inq
kinderen onder vooqdij
van een instelling
De Raden dienen uit eiqen beweqinq of op verzoek autori-
teiten en instellinqen van advies (art. 238, derde lid,
boek 1 BW)
De Raad kwijt zich van de opdrachten waarmee de minister
hem in kinderbescherminqsaanqeleqenheden belast (art. 25,
tweede lid, Obrk). De Raad verricht de taken die de wet-
qever hem opdraaqt (art. 238, tweede lid, boek 1 BW) .
Kort aanqeduid zi jn deze taken: ti jdeli jke verzorqinq van
minderjariqen; toezicht op de verzorqinq van minderjariqen;
uitlokken van rechtelijke beslissinqen.
Per arrondissement is er een Raad (art. 238, eerste lid,
boek 1 BW) .
Bevoeqdheden
a. De Raad draaqt zorq voor de minderjariqen, die krachtens
eniq wettelijk voorschrift door de rechter of de officier
van Justitie aan hun zorq voorlopiq zijn toevertrouwd (art.
240, eerste lid, boek 1 BW).
Op qrond van feiten die tot ontzettinq van een ouder kunnen
leiden kan de Officier van Justitie - indien hij dit in het
belanq van delkinderen noodzakelijk acht - deze aan de
macht van de ouders onttrekken en voorlopiq aan de Raad
toevertrouwen (art. 272, eerste lid, boek 1 BW).
b. De Raad stelt zich op de hooqte van alle qevallen waarin
maatreqelen met betrekkinq tot het qezaq over minderjariqen
- ontzettinq van de toeziende vooqdij daaronder
beqrepen - overwoqen dienen te worden (art. 242 boek 1 BW).
Dit kan dan leiden tot een verzoek aan de rechter tot ontzettinq
uit, ontheffinq van of herstel in de ouderlijke
macht c.q. vooqdij (zie bijv. art. 267 en 270, eerste lid,
boek 1 BW).
De Raad verzoekt de rechter in de qezaqsuitoefeninq over
minderjariqen te voorzien, indien de Raad blijkt dat een
minderjariqe niet onder het wettelijk vereiste qezaq staat,
of dat dit qezaq niet over hem wordt uitqeoefend (art. 211,
eerste lid, boek 1 BW).
c. Verzoekschr iften 'tot het uitspreken of tot het herroepen
van een adoptie worden bij de qriffie inqediend; de qriffie
stuurt een afschrift naar de Raad die een onderzoek instelt
en zijn rapport ter qriffie indient.
Ter rechtzittinq wordt mede de Raad opqeroepen. Alvorens
het onderzoek wordt afqesloten brenqt de Raad mondelinq
advies uit ter terechtzittinq. Teqen de toewijzinq van een
verzoek tot het uitspreken van adoptie kan de Raad in hoqer
beroep komen. Teqen de toewijzinq van een verzoek tot
adoptieherroepinq kan de Raad in hoqer beroep komen, indien
de verzoeker een kind heeft (zie art. 970 t/m 984 Wetboek
Burqerli jke Rechtsvorder inq) .
d. De rechtspersoon, die haar toevertrouwde minderjariqen in
pleeqqezinnen of inrichtinqen doet opnemen, houdt de Raad
schriftelijk op de hooqte van de plaatsen waar zij zich

evinden. De pleeggezinnen en inrichtingen waar met voogdij
belaste rechtspersonen minderjariqen geplaatst hebben,
worden door iedere Raad in zijn gebied bezocht, zo vaak hij
dit ter beoordeling van de toestand van de minderjarigen
dienstig acht (art. 305, eerste en derde lid, boek 1 BW) .
Indien de rechtspersoon fatsoenli jk toezicht onmogeli jk
maakt kan dit een reden zijn tot ontzetting uit de voogdij
(art. 328, tweede lid, boek 1 BW).
Inning en uitkering van e. De Raad draagt zorg dat de gelden die hem ten behoeve van
gelden m.b.t. onderhoud het onderhoud van minderjarigen worden uitgekeerd (zie voor
van kinderen die uitkeringsverplichting art. 404 t/m 408 boek 1 BW), aan
de daarop rechtshebbenden worden uitbetaald, en ziet toe
dat zij overeenkomstig hun bestemming worden besteed
(art. 240, tweede lid, boek 1 BW). Ter inning van de uit-
keringen die aan de Raad betaald moeten worden beschikt de
Raad over het middel van vereenvoudigd loonbeslag (art. 479
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Toezicht op verzorging f. .Het hoofd van het gezin of inrichting waarin een pleegkind
en opvoeding van pleeg- wordt opgevoed is verplicht aan (ambtenaren van) de Raad
k inderen informatie te geven en het pleegkind te laten zien. Een
ambtenaar van de Raad kan zich desnoods met de sterke arm
toegang verschaf fen tot woningen en dergeli jke. In bepaalde
omstandigheden kan de Raad besluiten dat het pleegkind niet
langer meer zal mogen verblijven in het gezin/de inrichting
waarin het verzorgd en opgevoed wordt. In bepaalde gevallen
kan de Raad zelfs besluiten dat in een bepaald gezin/in-
richting geen pleegkinderen mogen worden verzorgd; de Raad
kan het van kracht worden van dergelijke besluiten afhanke-
lijk stellen van voorwaarden, binnen een in die besluiten
te stellen termijn te vervullen door het hoofd van het
gezin/de inr ichting . ~ oldoet dat hoofd niet binnen de termijn
aan de gestelde voorwaarden dan kan de Raad beslissen
dat zijn besluit van kracht wordt.
Bovenstaande besluiten worden door de Raad pas genomen na
verhoor of behoorlijke oproeping van het hoofd van het
betreffende gezin/inrichting. Het besluit is met redenen
omkleed en wordt bij exploit medegedeeld aan onder andere .
het hoofd.
Het gezins- of inrichtingshoofd kan, op grond van qewij-
zigde omstandigheden, ingetreden nadat een bovenbedoeld
besluit onherroepelijk is qeworden, aan de Raad verzoeken
zijn besluit in te trekken.
Het is verboden een pleegkind in een gezin of inrichting te
verzorgen en op te voeden in strijd met een van kracht
geworden bovenbedoeld besluit van de Raad. Overtreding van
dit verbod is een strafrechtelijke overtreding. Mede
bevoegd tot het opsporen van bovenbedoelde strafbare feiten
zijn de ambtenaren van de Raad. De Raad is bevoegd om bij
de uitoefening van zijn taak krachtens deze wet opdrachten
te geven aan organen en personen, die werkzaam zijn op het
gebied der kinderbescherming, der volksqezondheid of soort-
gelijk gebied, en bereid zijn bij de uitvoering van deze
wet medewerking te verlenen (Pleegkinderenwet).

Bevoegdheden m.b.t. zeer g. Hij die uit winstbejag opzettelijk bevordert, dat een kind
jonge kinderen niet beneden de leeftijd van zes maanden, hetwelk niet onder
onder voogdi j van een voogdij van een rechtspersoon staat, zonder voorafgaande
instelling toestemming van de Raad als pleegkind wordt opgenomen,
Benoeming
Samenstell ing
wordt gestraft met (...) (art. 151a Wetboek van Strafrecht).
Hij die zonder voorafgaande toestemming van de Raad een
kind beneden de leeftijd van zes maanden, hetwelk niet
onder voogdij van een rechtspersoon staat, als pleegkind
opneemt, wordt gestraf t met (. . . ) (art. 442a Wetboek van
Strafrecht) .
De officier van Justitie kan een kind voorlopig aan de Raad
toevertrouwen, indien het kind, de leeftijd van zes maanden
nog niet bereikt hebbende en niet staande onder voogdij van
een rechtspersoon, zonder voorafgaande toestemming van de
Raad als pleegkind is opqenomen (art. 241, derde lid, boek
1 BW) .
Samenstelling en benoeminq
De leden van de Raad worden door de Kroon benoemd en ontslagen
(art. 3, eerste lid, Obrk). De Kroon bepaalt het aantal nodiq
geachte leden binnen de in het besluit gestelde grenzen. De
Raden te Amsterdam, Rotterdam en Den Haaq hebben minimaal 23
en maximaal 35 leden. De overiqe Raden hebben minimaal 15
leden en maximaal 23 leden (art. 2 Obrk) .
Voor de benoeming van de leden doet de Raad de minister van
Just. een aanbeveling met een gemotiveerd advies toekomen
(art. 6 Obrk).
Bij de benoeming wordt acht qeslagen op de bekendheid die te
benoemen personen hebben met het werk der kinderbescherminq
(art. 3, tweede lid, Obrk).
Bij de benoeming van Raadsleden wordt acht geslagen op de
geestelijke stromingen en maatschappelijk qroeperinqen, zoals
die in de bevolking in het algemeen en in het betrokken arron-
dissement in het bijzonder aanwezig zijn (art. 3, tweede lid,
Obrk) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Inwinnen informatie a. De gemeentebesturen en ambtenaren van de burgerlijke stand
verschaffen de Raden kosteloos alle inlichtinqen, en ver-
strekken hun kosteloos alle afschriften en uittreksels uit
hun registers, die de Raden ter uitvoering van hun taak van
hen vraqen (art. 243, eerste lid, boek 1 BW). De minister
van Just. draagt zorg, dat de Raad voldoende gedocumenteerd
is met betrekkinq tot de kinderbescherming in haar qeheel
(art. 22, tweede lid, Obrk).
Betreden gebouwen en b. Ambtenaren van de Raad zijn bevoegd tot het betreden van
woningen gebouwen en woningen ter uitvoering van hun taak (art. 9
Pleegkinderenwet).

Secretar iaat c. De secretaris van de Raad (tevens adviserend lid) wordt
door de Kroon, de Raad qehoord, benoemd (art. 8 Obrk). De
secretaris is hoofd van het bureau waaraan door de minister
van Just. benoemde ambtenaren zijn verbonden (art. 28 Obrk).
Naast normale secretariaatswerkzaamheden heeft de secre-
taris een aantal zelfstandiqe taken: de afhandelinq van
zaken betreffende de reqelinq van bijdraqen in verband met
de onderhoudsverplichtinq ten behoeve van minderjariqen met
uitzonderinq van het instellen van rechtsvorderinqen
(art. 14 Obrk) ; doen instellen van basisonderzoek (art. 30
Obrk); zorq draqen voor een publiek spreekuur (art. 31
Obrk) .
Reglement van werkzaam- d. De Raad stelt onder qoedkeuring van de minister van Just.
heden haar reglement van werkzaamheden vast; dit reglement moet
in elk qeval bepalingen bevatten omtrent de instelling van
commissies, de wijze van stemmen, enzovoort (art. 10 Obrk) .
Instellen commissies e. De Raad verdeelt zijn werkzaarnheden over commissies, die
met inachtneming van die verdeling bevoegd zijn te
beslissen. Bepaalde onderwerpen om over te beslissen zijn
Horen betrokkenen
Geheimhouding
S temmen
Motiver ing
Jaarverslaq
Aanwi jz ingen aan
secretar is
echter voorbehouden aan de Raad (zie art. 11 t/m 13 Obrk).
f. Bij de besluitvormingsprocedure rond de Pleegkinderenwet
moet het hoofd van het pleeggezin of pleeginrichting
gehoord worden (art. 14, eerste lid, Pleegkinderenwet) .
q. Voorlichting aan autoriteiten en instellingen betreffende
bepaalde zaken mag slechts worden verstrekt, indien zulks
niet strijdig is met de noodzakelijke geheimhouding
(art. 24 Obrk).
h. Stemmingen in de Raad: meerderheid van stemmen onder aan-
wezigheid van meer dan de helft leden; stemminqen in een
commissie: besluitvorming met algemene stemmen onder aan-
wezigheid van ten minste dr ie commissieleden (art. 16 Obrk) .
i. Besluiten op basis van de Pleegkinderenwet dienen qemoti-
veerd te zijn en dienen de beroepsmoqelijkheid op de recht-
bank te vermelden (art. 14 en art. 15, eerste lid, Pleeq-
kinderenwet) .
~olitiek-bestuurlijke controle
Iedere Raad zendt, volgens door de minister van Just. vast te
stellen richtlijnen, jaarlijks aan de minister een beredeneerd
verslag van zijn werkzaamheden van het afgelopen jaar (art. 26
Obrk) .
De secretaris reqelt met inachtneming van de aanwijzingen van
de minister van Just. de werkzaamheden van zijn bureau
(art. 28, eerste lid, Obrk).

Goedkeuring reglement Het reglement van werkzaamheden behoeft de goedkeuring van de
van werkzaamheden minister van Just. (art. 10, eerste lid, Obrk) .
Verantwoording gemaakte De door de Raden gemaakte kosten worden verantwoord op de
kos ten wijze voorqeschreven door of krachtens de Comptabiliteitswet
(art. 33 Obrk).
Informatieverstrekking De Raad verstrekt de minister van Just. alle gewenste inlich-
tingen (art. 25, eerste lid, Obrk).
Rechtbescherminq
Beroep op rechtbank Van besluiten inhoudende de onttrekking van een minderjarige
Geen rechtspersoonlijk- Geen.
he id
aan een pleeggezin of -inrichtin9 kan het hoofd van het
betreffende gezin of de betreffende inrichting vernietiging
vragen bij de rechtbank. Ook van besluiten inhoudende een
verbod om als pleeggezin of -inrichtin9 te fungeren kan ver-
nietig ing gevraagd worden bi j de rechtbank .
Het gezins- of inrichtinyshoofd kan van een besluit inhoudende
een afwi jzing op een verzoek om op grond van gewi jzigde
omstandigheden een besluit als hierboven bedoeld te herroepen
vernietiging vragen bi j de rechtbank (Pleegk inderenwet) .
Rechtspersoonlijkheid
Financien
Verqoeding leden De Raadsleden genie ten voor he t bi jwonen van vergader ingen een
vacatiegeld en vergoeding van de reiskosten. Voor hun overige
werkzaamheden ten behoeve van de Raad qenieten de leden ver-
goeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig de bepalin-
gen, welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambte-
naren, werkzaam bij de departementen van algemeen bestuur zijn
of zullers worden qesteld (art. 9 Obrk) .
Dekking kosten raad De door de Raden gemaakte kosten worden door de Staat vergoed
op de wijze .voorgeschreven door of krachtens de Comptabili-
Just. 1.5-1
Adr es/telefoon
Samenstelling
teitswet (art. 33 Obrk).
Feitelijke geqevens
ALKMAAR
Kennemer straatweg 21, Alkrnaar (Postbus 250, 1800 AG
Alkmaar) /(O72) 156764
Mevr . A. Maas-Brommersma (voor zitter) , mevr. P.M.
Verbeek-Heida, J. Hop, P.J. Grooternan, mevr.drs. H.J. van
Kooten-van de Zwaart, mr.J. Hupkes, rnevr. H.J. Venema-Pasrna, 8
vacatures.

Just. 1.5-2
Adres/telefOOn
Samenstelling
Just. 1.5-3
Adres/telefoon
Samenstelling
Just. 1.5-4
Adres/telefoon
Samenstell ing
Just. 1.5-5
Adredtelefoon '
Samens tell ing
Just. 1.5-6
Adres/telefoon
Samenstell ing
ALMELO
Bellavistastraat 3, Almelo (Postbus 241, 7600 AE
Almelo)/ (05490) 19566
D.J. Parlevliet, arts (voorzitter), mevr.mr. L.G.A.
Bremer-Lindeboom, A. van Hunenstijn, mevr. A.G.W.W.
Jannink-Kapelle, arts, W. Mol, mevr. J.Th.L. Schopman-Schijen,
mevr. J.W. Tolsma-Klein Poelhuis, drs. H.D. Tijs, mevr. G.
Verschoor-Wigger, mevr.drs. E.H. Willeumier-Noordhof.
AMSTERDAM
Leeuwendalersweg 21, Amsterdam (Postbus 80909, 1005 DA
Amsterdam)/ (020) 861411
Mr. R.Chr. Winter (voorzitter), mevr. V. Boekstal-Ensink,
mevr. van de Bosch-Yska, E.W. Rosie, dr. B.C. Poeder, mr. P.J.
Vijzelman, drs. T.C. van Manen, mr. J.G. Tamboer, mr. P.H.
Burgers.
ARNHEM
Groningensingel 21, Arnhem (Postbus 9017, 6800 DW
Arnhem) /(O85) 229120
Mr.dr. J.W. Fokkens (voorzitter), A. van der Laan (vice-voor-
zitter), F.H.W. Cappetti, mevr. R.G. Dijkstra-de Wit, mr. P.J.
Eshuis, dr. P.H.J.M. Heijdendael, A. van der Hoeven, J.H.
Jager, mevr. H.M.M. Killian-Schoots, J.L.H. Looijen, mevr.
G.J.C. Makkink, W. van Mourik, mevr.drs. K. Mulder, H. Veer,
mevr. C.H. Veerbeek-Wiersinga, mevr. C.Th. Baronesse van
Verschuer-van Sminia, L.H. Wecke, mevr. M.M. Ydema, G.J. de
Wit.
ASSEN
Mandemaat 3, Assen (Postbus 181, 9400 AD Assen)/(05920) 17890
J.F.A. Griepink (voorzitter), mevr. J.H. Joustra-Brandsma
(vice-voorzitter) , mevr. W.A.M. van Kooten-Schols, w.F.H.
Tiesinga, A. Forrer, mevr. D.G. Buiter-Gjaltema, J.L. Wouters,
D.J. van Faasen, mevr-mr. M. Jongebreur-Ruskamp, mevr. N.E.
Tonckens-Nann inga.
Secretaris: mr. A.J. Kelder.
B REDA
Baronielaan 171, Breda (Postbus 697, 4803 AR Breda)/(076)
225866
Mevr.mr. G.S. de Winter-Hekster (voorzitter), A.P.C. de ~ ok,
pastor, mevr. W.C.M.A. Bruinsma-Appels, mevr. C.M. van der
Burg-verkleij, mr. C.J. van Delft, mevr. N.D. van den
Dries-Vogelaar , mevr .drs. J. van Lith-Petry , M.P. Neeleman,

Just. 1.5-7
~dres/telefoon
Samenstellinq
Just. 1.5-8
Adres/telefoon
Samenstellinq
Just. 1.5-9
Adres/telefoon
Samenstellinq
Just. 1.5-10
Adres/telefoon
Samenstellinq
dr s. J. W. J. H. Noor, mevr. A. L. J. M. van over loop-Everaert ,
mevr.Inr. H.J.M. Pieck, J. Quaytaal, mr. A.A.A.M. Rubbens,
mevr. L.C. Schreuder-Melqer, mevr.mr. van Thiel-van Boven, ,mr.
G.A.M.Th. van der Ven, drs. W.A. Wassenaar.
DORDRECHT
Grote Kerkplein 4, Dordrecht (Postbus 855, 3300 AW
~ordrecht)/ (078) 139544
Mevr. H.C.H.M. Verhoeven-van der Werff (voorzitter), drs. J.W.
Fuchs (ondervoorzitter), S.P.C. Alkema, mevr. Th.J.M.
Derks-Looman, C.G. Kleibroek, drs. I.T. Lems, F.P. Muysken,
mevr. H.J. de Korver-Kiestra, mevr.drs. R.C. Hooqeveen-de
Klerk, drs. S.M.E. Smit.
Secretaris: mr. G.M. Zuur.
' S-GRAVENHAGE
Zoutkeetsinqel 41-44, 's-Gravenhaqe (Postbus 16209, 2500 BE
's-Gravenhaqe) / (070) 894111
Prof .dr. P. Roest (voorzitter) , mr. C. de Gooyer (ondervoor-
zitter), mevr-mr. Y.M.I. Slits, drs. P.M. van den Berqh,
mevr.drs. F.M.E. Gerritsen, mevr. C. de Graaf, drs. R.J. van
Alphen de Veer, drs. N.P.J. Kousemaker, mr. W.M. van Andel,
mevr.drs. L.C. Brutel-van Delft, mevr. M.A.M. Elderinq, J.H.
van der Jaqt, mevr.mr. E.G. Lijesen, pr0f.mr.d~. J.A. Nota.
GRONINGEN
Enqelse Kamp 2, Groninqen (Postbus 328, 9700 AH
Groninqen)/ (050) 232204
K. van der Schoot (voorzitter), mevr. B. Noe-de Boer
(vice-voorzitter), mevr. T. Boonstra-Jansma, P.W. Voogt, mevr.
M. Drossaert, mevr. J. van Gunsteren-Bolt, mevr. R.
Knipscheer'-Pals, H. Krabbe, mevr. M. Nieuwenhuis-Oosterhof,
S.C. Plaqqemars, J. Rink, R.R. Slot, G.J.E.M. Sanders, mevr.
W. Taktor, vacature.
HAARLEM
Stationsplein 88, Haarlem (Postbus 6294, 2001 HG
Haarlem)/(023) 319342
Mevr .drs. J.M.A. Horck-Strui jk (voorzitter) , M. Harteveld
(ondervoorzitter), mevr. B.G. van Empel, C.H. van der Eijnden,
C.J.A. de Goede, mevr. H.A. Hasselaar, H.W. de Jonqe, drs.
D.C. Kerkhoven, mevr. A.M. Latzko-Kleffens, mevr.dr. A.B.
Paakman-de Miranda, dr. C.F.W. Rietveld, G.H. Tamboer.
Secretar is: mevr .mr. A.M.C.Th. Huysmans.

Just. 1.5-11
~dres/telefoon
Samenstelling
Just. 1-5-12
~dres/telefoon
Samenstelling
- Just. 1.5-13
Adr es/telefoon
Samenstell ing
Just. 1.5-14
Adres/telefoon
Samenstelling
Just. 1-5-15
Adr es/telefoon
Samenstellinq
' s-HERTOGENBOSCH
Handelstraat 74, Is-Hertogenbosch (Postbus 5008, 5201 GA
Is-Hertogenbosch) /(O73) 125071
Mevr.mr. J.A.M. Andriessen-Ligthart, drs. P.W. Augustinus,
mevr. A.F.M. Bartelds-Scheiffers, mevr.mr. W.C.M. de
Bever-Verstraeten, drs. A.M. M. Bressers (ondervoor zitter) ,
mevr. A.S.J. Burgman-Bijlard, mr. J.M. Jansen, J. Kosten,
H.A.J.A. Manie, mevr. N.H. Peeters-Leermakers, mevr. E.C. van
de Vaart-van de Besselaar (voorzitter).
Secretar is: mr. A.J. Haaqen.
LEEUWARDEN
Jacob Catsplein 3, Leeuwarden (Postbus 2203, 8901 JE
~eeuwarden) / (058) 125141
Mr. Tj . de Jong (voorzitter) , mevr. N. Bangma-Schootstra,
mevr. N.H. Spanninga-Hoijtink, R.C. Hoelen, R.H.W. Joppe, C.
van Nieuwenhoven, C. Bakker, mr. W.P.M. ter Berg, mevr.
Ch.M.S. Henken-Metsemakers, J. Jonkers, Y.A. Sinnema, H.
Boven, C.J. Wieringa, mevr. W.M.T. Krol-van der Zee, mevr. A.
Vrenken-Bunninq .
MAASTRICHT
Wilhelminasingel 106, Maastricht (Postbus 380, 6200 AJ
Maastricht)/ (043) 54354
Mevr.drs. A.M.Th. Ariens-Pieters (voorzitter), A.C.M. Killian
(plv. voorzitter), mevr.drs. H. Bary, mevr. A.A.C. Bergmans,
mevr-drs. L.G.H. van Kruchten, mevr. M.A.D. Duysens-Steeg, mr.
R.L. Entjes, drs. H.J. Heijboer, mevr. A. Swinkels-Franken,
P.F. Vroemen, mr. G. Weggemans, P.J. Willems.
Secretaris: mr. H.A. Sjoukes.
MIDDELBURG
Wagenaarstraat 2, Middelburg (Postbus 484, 4330 AL
Middelburg) / (01180) 35015
Mr. H. Bruin (voorzitter), mr. J. van Marion (vice-voorzit-
- ter), W.Ch. van der Stel, mevr. T.L. van der Roest-Kuil, mevr.
E.J. de Rechter-Pey, J.D.A. Vermet, drs. H.P. Waalwijk, mevr.
M. Germing-Steidl, mevr. E.A.M. van Eugen-Verhagen, M. Vaarzon
Morel, J.M. van der Bel.
ROEKMOND
Lindanusstraat 2, Roermond (Postbus 279, 6040 AG
Roermond) / (04750) 17046
Mevr. D. Wiggelendam-Bloembergen (voor zitter ) , mevr . R. M.
Berger, mevr. B. Berbers, A.Th.M. van Boven, mr. J.A. Broeren,

Just. 1.5-16
Adredtelefoon
Samenstelling
Just. 1.5-17
Adres/telefoon
Samenstell ing
Just. 1.5-18
Adres/telefoon
Samenstell ing
Just. 1.5-19
Adres/telefoon
Samenstelling
mr. J.H.J. Drijkoningen, dr. W.W.J. Hermans, W.M.T. van
Mierlo, F.J.J. Nieuwendijk, drs. J.L. Oudenhoven, drs. L.
Zwi tser lood.
ROTTERDAM
Wijnhaven 144, Rotterdam (Postbus 1983, 3000 BZ
Rotterdam) / (010) 117120
Mr. J.G.Z. Kamphuisen (voorzitter), mevr.mr. N. Roelofs-ter
Haar Romeny, mevr. G. Bolt-Boekholdt, mevr. M. Snelleman,
mevr. A.W.G. Sillevis Smitt-Fernhout, mevr. J. Oele-Wensink,
C. de Froe, mevr.mr. C.L. van de Puttelaar, R. Louis, mevr.
C.W. Frese-Heijbroek, mevr. V.M. van der Sanden, L.H. Koster,
M. Doesburg, drs. W.G.J. van Doorn, J.W. Verkruisen (onder-
voorzitter), mevr.drs. J. van de Waa-Somberg, ds. A. de Jong,
mevr. E.A. van Nieuwland-Landheer, vacature.
Secretaris: mr. D.H.R.B. Brouwer.
UTRECHT
Maliebaan 2 5, Utrecht (Postbus 14091, 3508 SC Utrecht) /(O3O)
333212
drs. G.J. Hazenkamp (voorzitter), B.A. Beek, dr.ir. E.G.J.
Beerens, A. van Bonzel, arts, mevr. A.C. van der Doef-Bles, S.
Hanemaayer, mevr.mr. J.J. Hardeman-Steenberqen, mevr. A.M.P.
Hooge-Hulsenbek, F.J. Koek, mevr. J.G. Mensink-te Winkel,
P.J.M. Monchen, J. Osinqa, mevr.drs. L.B. Teunissen-Zimmerman,
2 vacatures.
Secretaris: mr. H.R. Holl.
ZUTPHEN
Zaadmarkt 91, Zutphen (Postbus 223, 7200 AE Zutphen)/(05750)
10505
Pater H.A. Teunissen (voorzitter), mr. R.A.F. van Lonkhuijzen
(plv. voorzitter), drs. G.W.F. te Riele, P.K. de Geus, dr.
W.I.H.E. Eijqenraam, H.G.J. Smit, mevr. R. Capetti-van der
Beld, mevr. A. Bondt-van der Horst, W.H.J. de Boer, P.V. Orth,
M.P.G. Kappeijne van de Copello, ds. P. Paulus, J.H. Postma,
mr. W. de Kruijf (secretaris) .
ZWOLLE
Van Wevelinkhovenstraat 1, Zwolle (Postbus 10075, 8000 GB
Zwolle) / (05200) 30503
mevr.drs. M. Vonk-Touw (voorzitter), mevr. mr. S. van der
Hurk-Grootkerk, C.J. Voordouw, J. Meester, J. Oosterhof, mevr.
V. Visserman, mevr. E. Kuilboer-Keurs, mevr. Ph. Bekkers-van
, Bijnen, 7 vacatures.

Secretar ia ten
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Nieuw organisatiebesluit
Just. 1.6
Instelling en oprichting
Regelingen
Toevoeging raadsl ieden
in strafzaken
Territoriale grenzen
Toevoeging raadslieden
aan onvermogende (n)
(verdachten) in straf-
zaken
Totaal + 1300 medewerkers.
Uitgaven ten laste van de begroting van Just..
- Personeelskosten: f 71.200.000,--
- Materieelkosten: f 7.325.000,--.
1979, 1980 of 1981.
Opmerkingen
Bij AMvB van 21 februari 1982 (Stb. 16) is ter vervanging van
het organisat iebesluit uit 1967 het "Organisatiebesluit Raden
voor de Kinderbescherming 1982" vastgesteld; het is per 1 mei
1982 in werking getreden.
RADEN VAN RECHTSBI JSTAND IN STRAFZAKEN
Er zijn 19 Raden van Rechtsbijstand, een in ieder arrondisse-
ment. Zij functioneren in het kader van "Stichtingen voor
Rechtshulp" (zie hiervoor het gestelde onder "Opmerkingen") .
Voor de adressen en telefoonnummers van deze stichtingen ver-
wi jzen wij naar Just. 1.1 (Bureaus van Consultatie) .
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 23 juni 1952 (Stb. 365),
ondertekend door de minister van Just. (Advocatenwet) ("Avcw").
- Avcw.
- Wetboek van Strafvordering; wet van 15 januari 1921 (Stb.
14) ("WSv") ..
Doelstellingen en taken
De raden voegen raadslieden toe aan onvermogendheden die in
strafzaken verdediging behoeven (art. 75, eerste lid, Avcw).
Er is in ieder arrondissement een raad van rechtsbijstand in
strafzaken (art. 75, eerste lid, Avcw).
Bevoegdheden
De raad van rechtsbijstand is bevoegd iedere bij het betrokken
college ingeschreven advocaat toe te voegen aan een onvermogende,
zomede iedere andere binnen het Rijk de praktijk uitoefende
advocaat, die zich daartoe beschikbaar stelt (art. 77
Avcw) .
Aan twee groepen van personen kunnen raadslieden worden toegevoegd:
1. toevoeging aan onvermogende verdachten.
Het hoofddoel van de raad van rechtsbijstand is om op voet
van het bepaalde in de artikelen 42 en 43 WSV aan onvermogende
verdachten een raadsman toe te voegen (art. 76,
eerste volzin, Avcw). Artikel 42 WSV luidt als volgt:
Op verzoek van de verdachte wordt hem een raadsman toegevoegd,
wanneer hij - anders dan krachtens een bevel tot
inverzekeringstelling - rechtens van zijn vrijheid is
beroofd en een vervolging tegen hem is aangevangen, tenzij
hij door de duur van zijn vrijheidsberoving niet in zijn
verdediging kan zijn of worden geschaad. Bevoegd tot toevoeging
overeenkomstig voorgaande volzin is de voorzitter
van de rechtbank, dan we1 van het gerechtshof, waarvoor de
zaak moet dienen. Voor zover de wet niet op andere wijze in

Samenstell ing en
benoeminq
Afdelingen
de toevoeging voorkiet, kan de raad van rechtsbijstand aan
de verdachte op diens verzoek een raadsman toevoegen. Van
belang is hierbij ook artikel 40 WSV dat bepaalt dat de
deken van de orde van advocaten in een arrondissement advo-
caten die zich daartoe bereid hebben verklaard, kan aan-
wijzen voor het beurtelings verlenen van rechtsbijstand aan
in verzekering gestelde verdachten en dat de voorzitter van
de rechtbank aan in verzekering gestelde verdachten een
raadsman kan toevoegen, indien geen advocaat beschikbaar is
die zich bereid heeft verklaard tot het verlenen van
rechtsbijstand en dat de rechtsbijstand wordt verleend voor
de duur van de inverzeker ingstelling.
De toevoeging van een raadsman, anders dan krachtens
artikel 40, geschiedt door de hele aanleg waarin zij heeft
plaatsgehad;
2. toevoeging aan personen die niet verdacht zijn.
Voorts kan de raad van rechtsbijstand ook aan andere per-
sonen die zich krachtens het WSr of het WSV door een advo-
caat kunnen doen bijstaan, indien zij onvermogend zijn, een
advocaat toevoegen en overigens in strafzaken de voorlich-
ting verstrekken die hij dienstig acht.
Samenstell ing en benoeminq
De raad bestaat uit ten minste drie advocaten (art. 75, eerste
lid, Avcw). De leden van de raad worden benoemd door de recht-
bank uit een door de raad van de orde in het arrondissement
opgemaakte voordracht van twee personen voor elke vacature. De
rechtbank regelt tevens de aftredinq; de aftredenden zijn
opnieuw benoembaar (art. 75, eerste en tweede lid, Avcw).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De raad van rechtsbijstand is bevoegd, zich te splitsen in
afdelingen van ten minste twee leden. Indien de raad van
rechtsbi jstand in afdelingen is gesplitst , geschiedt het
onderzoek en de beslissirig door een afdeling (art. 75,
derde en vierde lid, Avcw).
Verqaderfrequentie b. De raad van rechtsbijstand of een afdeling verqadert naar
de behoeften (art. 75, vijfde lid, Avcw).
Kennisgeving toevoeging c. Van elke door een rechterlijke autoriteit of de raad van
rechtsbijstand gedane toevoeging wordt onverwijld, op de
door de minister van Just. te bepalen wijze, kennis gegeven
aan het openbaar ministerie, de raadsman, de verdachte en,
in qeval van een gerechtelijk vooronderzoek, tevens aan de
rechter-commissar is (art. 47 WSV) .
Politick-bestuurlijke controle
Geen toezichtsregeling Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherminq
Geen rechtsbescher- Geen bijzondere bepalingen.
mingsregel ing
Rechtspersoonlijkheid
Geen rechtspersoon- De raden bezitten geen rechtspersoonlijkheid.
li jkheid

~ijksverqoedingen voor
toegevoegde raadsman
~inancien
a. De beloning van toegevoeqde raadslieden en de vergoedihq
van door hen gemaakte onkosten geschiedt volqens bij AMvB
te stellen regels (art. 48 WSv; zie KB van 3 mei 1949 (Stb.
J. 190), waarin de hoogte van de beloningen en van de ver-
goedingen nader zijn omschreven alsmede de wijze van
betaling daarvan ten laste van 's Rijks kas) .
Verhaal op goederen van b. Indien een raadsman is toeqevoegd, kunnen diens beloning en
verdedigde
vergoeding op de goederen van de verdachte worden verhaald,
voor zover de minister van Just. dit wenselijk oordeelt.
Met betrekking tot de berekening van het bedrag der
beloninq of vergoeding kunnen regels worden gesteld bij
AMvB. Het verhaal geschiedt slechts na machtiging van de
minister uit kracht van een bevelschr ift van tenuitvoerleq-
ging, af te geven door de voorzitter van het rechterlijk
college, aan te wijzen bij AMvB, op daarbij te bepalen
wijze. Het verhaal kan niet meer plaatsvinden, indien
sedert de dagtekening van het bevelschr ift dr ie maanden
zijn verlopen (art. 49 WSV; zie ook art. 5 KB van 3 mei
1949 (Stb. J. 190)).
Feitelijke gegevens
Zie Just. 1.1-1 t/m Just. 1.1-19.
Opmerkingen
De raden voor rechtsbijstand functioneren thans binnen het
kader van stichtingen die de naam "Stichting (Bureau) voor
Rechtshulp" dragen met een aanduiding van het arrondissement
of gebied waarin zij werkzaam zijn. De gebruikelijke aan-
duidinq is "Bureau/Buro voor Rechtshulp", de gebruikelijke
afkorting "BvR". De stichtingen zijn op aandrang van de
minister van Just. in de jaren 1974-1977 opqericht ten einde
de "leemte in de rechtshulp" op te vullen. Oprichters zijn
veelal organisaties van rechtshulpverleners; zonder volledig-
heid na te streven noemen wij de beroepsorqanisaties van advo-
caten, van notarissen en van gerechtsdeurwaarders, de rechter-
lijke macht, het maatschappelijk of sociaal-cultureel werk en
de wetswinkels. Zoals uit de feitelijke gegevens naar voren
komt zijn deze en andere organisaties vaak in de besturen van
de BvR's ver tegenwoordigd.
De Rijksoverheid subsidieert de BvR's op voorwaarde dat zij
raden voor rechtsbijstand in stand houden en de taken daarvan
uitoefenen.
Just. 1.7 KECLASSERINGSRADEN
Er zijn 19 reclasseringsraden, in elk arrondissement 66n.
Adressen en telefoonnummers zijn onder mFeitelijke geqevens"
vermeld.

Ins tell inq en opr ich-
tinq reqelinqen
Stimuler inq
reclasser inq
Adviser inq
Coordinatie
reclasser inqswer k
Zorg voor hulpver lening
Uitvoeren opdrachten
Toezicht reclasser ings-
werk
Ter r i
(Doen
voorl
oriale grenzen
uitbrengen van
chtingsrapporten
in strafzaken
Instelling en oprichtinq
Inqesteld en opqericht bij KB, ondertekend door de minister
van Just.
- Wetboek van Strafvorderinq ("WSv") .
- ~eclasseringsreqelinq 1970; AMvB van 9 december 1969 (Stb.
598) ("Hcr") .
De Rcr is gebaseerd Op bepalingen uit het WSV en uit het
Wetboek van Strafrecht.
Doelstell ingen en taken
a. De ontwikkelinq van de reclassering volgen, in het bijzonder
in zijn ressort; initiatieven ontwikkelen in het belang van
de reclassering (art. 42, eerste lid, Rcr).
b. Op verzoek of uit eigen beweginq autoriteiten en reclasse-
ringsinstellingen van advies dienen omtrent onderwerpen die
voor de reclasserinq van belanq zi jn (art. 4 5 Rcr) .
c. Een doelmatiqe samenwerking bevorderen van de in zijn
ressort werkzame reclasseringsinstellingen onderling en van
deze met andere instellingen van maatschappeli j k welzi jn en
de organen van de strafrechtspleginq (art. 42, tweede lid,
Rcr) .
d. Verzorgen dat in zijn ressort in alle daarvoor in aanmer-
king komende qevallen voorlichting wordt verstrekt en hulp
en steun wordt verleend (art. 44 Rcr).
e. Zich kwijten van de opdrachten waarmede de minister van
Just. hem belast (art. 46 Rcr).
f. In zijn ressort toezien op de naleving van de algemene
voorschriften betreffende de reclasserinq (art. 43 Rcr).
Het toezicht van de raad laat de qeestelijke qrondslaq van
de reclasserinqsinstellingen onverlet.
In elk arrondissement van een rechtbank is een reclasserings-
raad qevestigd. Het ressort van de raad valt samen met het
arrondissement (art. 30 Rcr).
Bevoeqdheden
a. Voorlichtingsrapporten, waartoe door de Officier van
, Justitie (art. 147 WSV) door de rechter-commissaris
(art. 177 WSV) of door de rechtbank (art. 310 WSV) opdracht
is geqeven, worden aangevraagd door bemiddeling van de
raad, die daartoe door de minister van Just. bij' door deze
vast te stellen regels is aanqewezen. De raad kan ook
hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van reclasserinqs-
instellingen of bijzondere personen een voorlichtingsrap-
port doen uitbrengen (art. 49, eerste en tweede lid, Rcr) .
Van belang hierbij is art. 59, vijfde lid, WSV, dat bepaalt
dat de secretar is van de reclasser ingsraad onverwi jld van
een bevel tot in verzekering stellinq in kennis wordt
gesteld en art. 62, vierde lid, WSV, dat bepaalt dat indien
naar aanleidinq van die kennisqeving een rapport is opqe-
steld, de Officier van Justitie van dat rapport kennis
neemt alvorens een vorderinq tot bewaring te doen.

Aanwijzen van degene b. Indien bij een aanvraag van een voorlichtingsrapport geen
die voorlichtinqsraPport aanwijzing omtrent de uitvoering van de opdracht is
moe t opstellen
gegeven, wijst de raad de reclasseringsinstellinq of
reclasseringsambtenaar aan, die met de opdracht zal worden
Toevoegen eigen
beschouwingen aan
voorlichtingsrapport
Bevorderen van
reclasser ingsbezoek
belast. Hierbij houdt de Raad zoveel mogelijk rekening met
de voorkeur van degene op wie de opdracht betrekkinq heeft
(art. 50 ~cr).
De reclasseringsinstelling die de opdracht heeft verkregen,
doet deze uitvoeren door een reclasseringsambtenaar tenzij
de raad ermee instemt dat een ander met de uitvoerinq wordt
belast. In bijzondere gevallen kan de raad - in afwijking
van bovenstaande - een andere instelling of persoon dan een
reclasseringsinmstelling of reclasseringsambtenaat met de
uitvoering van een opdracht belasten.
c. Het voorlichtingsrapport wordt ingediend bij de
reclasseringsraad die bij de aanvraaq heeft bemiddeld of de
opdracht heeft gegeven. Indien daartoe aanleiding bestaat,
kan de raad zijn beschouwingen aan het voorlichtingsrapport
toevoegen. Van deze beschouwingen doet de raad mededeling
aan de instelling of persoon die voor de inhoud van dat
rapport verantwoordeli jk is (art. 51 Rcr) .
Indien de raad van oordeel is dat het rapport aanvullinq of
wijziging behoeft, pleegt hij daaromtrent overleg met de
hierboven bedoelde instelling of persoon. Het resultaat van
dat overleg wordt door de raad op het rapport aanqetekend.
d. De raad bevordert, dat aan iedere gedetineerde in zijn
ressort reclasseringsbezoek wordt gebracht. Hij houdt bij
de toewijzinq van het bezoek zoveel mogelijk rekening met
de voorkeur van iedere gedetineerde voor een bepaalde
reclasser ingsinstelling . De minister van Just. stelt nadere
regelen omtrent het reclasseringsbezoek (art. 52 Rcr).
Doorgeven van gegevens e. Van de directie van het strafgesticht ontvangt de raad ten
van gedetineerde aan aanzien van de gedetineerde in zijn ressort, die een
reclasser ingsinstelling werkelijke straftijd ondergaat van meer dan drie maanden en
bij onvoorwaardelijke die hetzij krachtens rechterlijk vonnis of voorwaardelijke
invri jheidsstelling gratie, hetzij op eigen verzoek, hulp en steun van reclas-
seringswege dient te ontvangen, tenminste een maand voor
het einde van de straftijd bericht omtrent de ontslagdatum.
Het bovenbedoelde bericht gaat vergezeld van de gegevens,
die voor het verlenen van hulp en stem van belang zijn. De
raad geeft de ontvangen gegevens door aan de reclasserings-
instelling, die hulp en steun zal verlenen. Nadat de
instelling contact met de gedetineerde geeft gelegd, stelt
zij de raad daarvan in kennis (art. 53 Rcr).
De minister van Justitie f. Tenminste twee maanden voor de dag waarop een tot
inlichten over voorstel- vrijheidsstraf'veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid kan
len a1 dan niet tot voor worden gesteld, doet de directeur van de inrichting, waar
waardelijke invrijheids- de straf ten uitvoer wordt gelegd, aan de raad toekomen
stelling over te gaan hetzij een gemotiveerd voorstel tot voorwaardelijke invrij-

Bemiddelen bij voorwaar-
delijk ontslag uit tbr-
verpleeginrichting
Toezicht houden m.b.t.
hulp- en steunverlening
bi j naleving bi jzondere
voorwaarden
Toevoegen eigen
beschouwingen aan
aan rapport
Samens telling
heidsstelling, hetzi j een gemotiveerd bericht dat niet of
nog niet tot onvoorwaardelijke invrijheidsstelling behoort
te worden overgegaan. De raad zendt de stukken onder toe-
voeging van zijn beschouwing en advies zo spoedig mogelijk
aan de minister van Just. door. Indien niet tot voorwaarde-
lijke invrijheidsstelling wordt overgegaan, kan deze
opnieuw aanhanqiq worden gemaakt. De minister stelt nadere
reqels betreffende de gegevens die het voorstel en het
bericht dienen in te houden (art. 54 Rcr).
Overeenkomstig nader door de minister van Just. te
stellen regels verleent de raad zijn bemiddeling bij de
voorbereiding van het voorwaardelijk ontslag uit de ver-
pleqing van ter beschikking van de regering gestelden (art.
60 Rcr). ,
De raad ziet erop toe dat, indien opdracht is gegeven tot
het verlenen van hulp en steun ter zake van de naleving van
bijzondere voorwaarden, van de daarmee verband houdende
bemoeiingen volgens de door de minister van Just. te
stellen voorschriften rapport wordt uitgebracht (art. 61
Rcr) .
De boven bedoelde rapporten worden ingezonden door tussen-
komst van de raad. Indien'een rapport naar het oordeel van
de raad aanleiding zou kunnen geven tot schorsing of her-
roeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling of voor-
waardelijk ontslag, dan we1 tot het intrekken van een
beslissing, waarbij voorwaardelijk gratie is verleend,
voeqt hij daaraan een gemotiveerd advies toe.
Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de raad zijn
beschouwingen aan het rapport toevoegen. Van deze
beschouwingen doet de raad mededeling aan de instelling of
de persoon die voor de inhoud van dat rapport verantwoorde-
lijk is (art. 62 Rcr).
Indien de raad van oordeel is dat het rapport aanvulling of
wijziging behoeft, pleegt hij daaromtrent overleg met de
genoemde persoon of instelling. Het resultaat van dat over-
leg wordt door de raad op het rapport aangetekend.
Samenstelling en benoeminq
De raad bestaat uit ten hoogste twaalf leden, onder wie:
- een met rechtspraak belast lid van de rechterlijke macht;
- een lid van openbaar ministerie;
- een ambtenaar werkzaam bij een van de in het ressort van de
raad gelegen gestichten (d.w.2. gevangenissen, huizen van
bewaring, r i jkswerkinrichtingen en ri jksasiels voor psycho-
paten) ;
- een aan het departement van de minister verbonden
districtspsychiater;
- vier vertegenwoordigers van de in het ressort van de raad
werkzame reclasseringsinstellingen (art. 31 Rcr) .

Benoeming
Ontslag
Secretar is
De leden van de raad worden door de Kroon benoemd en ont-
slagen. Een van de leden wordt door de Kroon als voorzitter
aangewezen.
De benoeming van de leden qeschiedt voor de tijd van zes
jaren. De leden kunnen, in aansluiting aan die termijn, een-
maal voor gelijke term worden herbenoemd. In bijzondere
gevallen is herbenoeming meerdere malen moqelijk. De minister
van Just. doet de voordracht tot benoeming van een lid op
grond van een aanbeveling van de raad. Betreft het de
benoeming van een lid vertegenwoordiqende de reclasserinqs-
instellingen, dan betrekt de raad in zijn aanbeveling het in
gezamenlijk overleg owemaakte advies van de in het ressort
werkzame reclasser ings instell ingen (art. 32 Rcr) .
Buiten de gevallen waaarin tussentijds ontslag wordt verleend
(bereiken 70-jarige leeftijd, verlies van hoedanigheid of
beeindiging ambtsvervulling in verband waarmede benoeming
heeft plaatsgehad, eigen verzoek) kan aan een lid om gewich-
tiqe redenen ontslaq worden verleend. Omtrent het voornemen
daartoe worden de Centrale Raad van Advies voor het Gevange-
niswezen, de Psychopatenzorg en de Reclassering en de betrok-
kenne door of namens de minister van Just. gehoord (art. 34
Rcr) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Aan elke raad is een secretaris verbonden, die door de
kroon wordt benoemd en ontslagen. Omtrent zijn benoeminq
wordt de raad gehoord. De secretaris is belast met de uit-
voering van de besluiten van de raad. Hij bereidt de door
de raad te behandelen en te beslissen zaken voor. In de
vergaderingen van de raad heeft hij bij de beraadslagingen
een adviserende stem. De secretaris neemt bij de vervullinq
van zijn taak de aanwijzingen van de raad in acht (art. 36
Hcr) .
b. Elke reclasseringsraad heeft een bureau ter uitvoering van
de dagelijkse werkzaamheden. De secretaris van de raad is
hoofd van het bureau. De minister van Just. stelt de admi-
nistratieve ambtenaren aan, die naast de reclasser ingsamb-
tenaren aan het bureau zijn verbonden (art. 40 Rcr) . ,
Reglement van orde/ c. De raad stelt een reglement van orde voor zijn werkzaamheden
instructie secretar is vast. De raad stelt een instructie vast voor de werkzaam-
heden van de secretaris en de bij de raad aangestelde
reclasseringsambtenaren. Daarbij kan de secretaris worden
gemachtigd tot het uitoefenen van bepaalde bevoegdheden die
krachtens de Rcr aan de raad toekomen (art. 37 Rcr).
Verdeling werkzaamheden d. De raad kan zich tot het verrichten zijner werkzaamheden
verdelen in afdelingen. Hij kan het verrichten van bepaalde
werkzaamheden opdragen aan een of meer van zijn leden (art.
38 Rcr) .

Besluitvorminq e. De raad in zijn geheel beraadslaagt en beslist over
bepaalde onderwerpen, zoals het doen van aanbevelingen bij
benoemingen, het vaststellen van een reglement van orde,
het vaststellen van een jaarverslag en dergelijke, alsmede
over zaken die het algemeen beleid van de raad kunnen bein-
vloeden.
f. Geen besluit van de raad in zijn geheel is wettig, tenzij
het is genomen bij meerderheid van stemmen in een vergade-
rinq waaraan door meer dan de helft van de leden is deel-
genomen. In afwijkende van bovenstaande kan in spoedeisende
gevallen de voorzitter besluiten namens de raad in zijn
geheel. Van hetgeen in die gevallen is verricht wordt mede-
deling gedaan in de eerstvolgende vergadering. De raad
houdt tenminste drie verqadering per jaar (art. 39 Rcr).
Toegang tot gestichten g. De leden en de secretaris van de raad hebben voor de uit-
Jaarverslag
oefening van hun taak vrije toegang tot gedetineerden en
verpleegden in gestichten (d.w.2. gevanqenissen, huizen van
bewaring, rijkswerkinrichtinqen en rijksasiels voor psycho-
paten) zulks met inachtneming van de in die gestichten
geldende huishoudeli jke reglementen (art. 48 Rcr) .
Politiek-bestuurli jke controle
a. De raad brengt jaarlijks voor 1 april aan de minister van
Just. en aan de Centrale Raad van Advies voor het ~evanbe-
niswezen, de Psychopatenzorg en de Reclassering verslaq uit
van zijn werkzaamheden en de ontwikkeling van de reclasse-
ring in zijn ressort gedurende het vorige kalenderjaar. De
minister kan voorschriften geven aangaande de wijze van
inrichting van het verslag (art. 47 Rcr).
Goedkeuring reglement b. Het reglement van orde wordt van kracht nadat het door de
van orde en instructies minister van Just. is goedgekeurd. De instructie voor de
voor secretaris en werkzaamheden van de secretaris en de bij de raad
reclasser ingsamb tenaren aangestelde reclasseringsambtenaren wordt van kracht nadat
Vernietiging van
beslui ten
Geen rechts-
beschermingsregeling
zij door de minister is goedgekeurd (art. 37 Rcr).
c. De besluiten van de raad kunnen door de minister van Just.
bij met redenen omklede beschikking worden vernietigd.
Omtrent het voornemen daartoe wint de minister het advies
van de Centrale Raad van Advies voor het Gevangeniswezen,
de Psychopatenzorg en de Reclassering in. In qeval van
vernietiging kan de minister de nodige voorzieninqen
treffen (art. 40 Rcr).
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere bepalingen.

Geen rechts-
persoonli jkheid
Vergoedingen voor
voor leden
~echtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
a. De raadsleden genieten voor hun werkzaamheden van de raad
vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig de
bepalingen, welke te dien aanzien voor de burgerlijkse
rijksambtenaren zijn of zullen worden vastgesteld (art. 35
Rcr) .
Kosten voor rekening . b. De kosten der raden worden naar regelen door de minister
van het rijk van Just. te geven, gedragen door het rijk (art. 63 Rcr).
Samenstell ing
Just. 1.7-2
Adres/telefoon
Samenstelling
Just. 1.7-3
~dres/telefoon
Samenstelling
Feitelijke gegevens
ALMELO
Sluiskade NZ 90, 7602 HW Almelo/(05490) 63261
mr. H. Drewes (voorzitter; rechterlijke macht), mr. F.C.V. de
Groot (OM), J. J. Hassing (gevangeniswezen) , dr. J.G.
Schnitzler (districtspsychiater) , drs. H. J. Egbers (reclasse-
ring), mevr. S. Griffioen (reclassering), A.J. de Haas
(reclassering) , A. van der Zi-el (reclasserinq) , drs. J.J. de
Bruin, mr. H.A. Kienhuis, J. van der Landen, mr. J.G. Vorbart.
ALKMAAR
Juliana van Stolberglaan 2, Alkmaar (Postbus 315, 1800 AH
Alkmaar)/ (072) 129444
mr. W. Jansen (voorzitter; OM), mr. K.P. Doedens (rechterlijke
macht), mevr. dr. S.H. Kooiman-Bollen (districtspsychiater),
mevr. mr. A. Bijleveld (Raad voor de Kinderbescherming), mr. .
C. Boeij (gevangeniswezen) , mr. J.C. van Dijk (advocatuur) , Y.
Leichtenberg (Sociale Dienst Den Helder), T. Waardenburg
(politie) , G.M. Kramer (reclassering) , Chr.M. van de Riet
(reclasser ing) , mevr. M. J. Kamp (reclasser ing) , R. Lutke
Schipholt (reclassering)
AMSTERDAM
Gabriel Metsusstraat 9, Amsterdam
Punsterdam)/ (020) 739494
Postbus 5535, 1007 AM
prof. dr. N.W. de Smit (voorzitter districtspsychiater) , mr.
F.H. von Mei jenfeldt (OM), mr. J.A. Schroeder (rechterli jke
macht), W. van Wees (gevangeniswezen), N.J. Blommendaal
(reclasser ing) , P. Rombouts (reclassering) , mr. D. B.W. Postma
(reclassering), drs. G.J. Doornkate (reclassering), mr. F.w.
Grosheide (plv. voorzitter; advocatuur), W.G. Mulder, arts
(GG&GD), C. Jabods (politie), drs. R.L. Bergsma (W

Just. 1.7-4
Adr es/telefoon
Samenstelling
Just. 1.7-5
Adres/telefoon
Samenstelling
Just. 1.7-6
Adres/telefoon
Samens telling
Just. I .7-7
Adres/telefoon
Samens telling
Amsterdam) ; drs. H. in 't Veld (waarnemer) , H.J. van der Leek
(alg . secretar is) .
AHNHEM
Pels Rijckenstraat 1, Arnhem (Postbus 9013, 6800 DR Arnhem)/
(085) 528878
mr. Th.H.A.M. van Eupen (rechterlijke macht) , drs. J.A.A. van
der Linden (districtspsychiater), drs. D.E. Saaltink (gevanqe-
niswezen) , mr. H.R. Lauwaars (OM), A.D. van Strien (plv. voor-
zitter; reclassering), A.A.J. Mulder (reclassering), J. van
Schaik (reclassering), drs. F.A.M. Winter (reclassering), dr.
J.P. S. Fischer (KU Nijmegen) , W. Bakker (politie) , mr. F.J.
Borm (advocatuur) , drs. B.F.M. Kuijf (ROA).
ASSEN
Beilerstraat 85, Assen (Postbus 130, 9400 AC Assen)/
(05920) 13752/13794
J. Wientjes (voorzitter), mr. L.C.M. Meijers (OM), mevr. mr.
F. Le Poole (rehterlijke macht) , mr. K. van Tuinen (gevanqe-
niswezen) , W.H. Postma (reclasser ing) , P.H. Klein (reclasse-
ring) , H.R. Koning (reclassering) , mr. H.Y. Oei (reclasse-
ring), mr. R. van der Molen, mr. A.J. Kelder, mevr. B. Pasma
(districtspsychiater)
BREDA
Sophiastraat 34, 4811 EM Breda/(076) 225338/225382/225412
mr. W.A.M.J. Meijer (voorzitter), mr. J.M. van Leeuwen (plv.
voorzitter ; OM), mevr. mr. M. van Beek (rechterlijke macht) ,
mevr. M.C.T.Th. Trimbach, H.A. J. Aarts, C.A.M. Disch (reclas-
sering) , drs. A.D. Haverkamp (districtspsychiater) , J.P.M. van
Hemert (reclasserinq), R. van Kempen (reclassering), drs.
A.M.J.T. Kruijssen (reclassering) , D.P.S. Spiering (qevanqeniswezen)
, vacature.
DORDRECHT
Buiten Walevest 9, 3311 AD Dordrecht/(078) 131616
mr. E. Muller (voorzitter; rechterlijke macht) , mr. J. Wessel
(plv. voorzitter; OM), E.W. Heerema, P.F.J. Koehorst (qevanqeniswezen),
A. van Stokkem (reclassering), C. de Vormer
(reclasser ing) , G. J. Ritstier (reclasser ing) , W. Jansen
(reclasser ing) , mr. P.G. Gilhuis (advocatuur) , J .F. Heideman
(politie) , mr. W.M. Evers (Buro voor Rechtshulp), mr. G.M.
Zuur (Raad voor de Kinderbescherming).

Just. 1.7-8
~dres/telefoon
Samenstelling
Just. 1.7-10
Adres/teleEoon
Samenstell ing
Just. 1.7-11
Adres/teleEoon
Samenstellinq
Just. 1.7-12
Adres/teleEoon
Samenstellinq
' S-GRAVENHAGE
Van Speijkstraat 29, Is-Gravenhage (Postbus 18544, 2502 EM
Is-Gravenhage)/(070) 451500
= geen opgave =
GRONINGEN
Kempkensberg 2, 9722 TB Groningen/(OSO) 232307
= geen opgave =
HAARLEM
Wilhelminastraat 48, Haarlem (Postbus 363, 2000 AJ ~aarlem)/
(023) 317352/317353
mr. drs. F.W.J. den Ottolander (voorzitter), mr. C.P.A.C. van
Riel (OM), mr. J. Vrij (rechterlijke macht) , dr. M.S. Linqbeek
(distr ictspsychiater) , J. de Goede (qevangeniswezen) , A. B. J.
Prakken, A.F. J.M. Brom, G.M. Kramer (reclasser ing) , H.
Hesseling (reclassering), B. van Hee (reclasserinq), vacature,
vacature (reclasser ing) .
's-HERTOGENBOSCH
Verwerstraat 26, Is-Hertoqenbosch (Postbus 1038, 5200 BA
Is-Hertogenbosch/ (073) 122366
mr. H.H. Verbunt (voorzitter; rechterlijke macht), prof. dr.
A.C. Geurts (vice-voorzitter), H.J. Geurtjens (qevangeniswezen),
J. van de Groenendaal (reclasserinq), L. Oost (reclas-
sering), J. Reijnders (reclassering), F. Stijnis (reclasse-
r inq) , J.G. Schnitzler (distr ictspsychiater) , J.L. M. Schreuder
(politie) , F.A. van Kemenade jr. (advocatuur) , P.M. Roelse
(OM) , vacature
LEEUWARDEN
Van Swietenstraat 12, Leeuwarden (Postbus 553, 8901 RJ
Leeuwarden) / (058) 121402
mr. R.G. Holtz (voorzitter; rechterlijke macht), mr. B. de
Hooqh (vice-voorzitter ; OM) , H.S. Born (qevanqeniswezen) , mr .
C.J. Groeneweqen (advocatuur), mr\: M.J.J. van der Scheer (Raad
voor de Klnderbescherminq), D.J. Monsma (politie), dr. R.
Reinalda, J.C. van Oosten (reclasserinq), G.L. Oosterhout
(reclasserinq) , D.R. Tijmstra (reclasserinq) , H. Renkema
(reclasserinq), vacature (districtspsychiater).
MAASTRICHT
Laqe Barakken 63, Maastricht (Postbus 3067, 6200 NR
~aastricht)/(043) 14347

Samenstellinq
--
Just. 1.7-14
Adres/tolefoon
Samenstellinq
Just. 1.7-15
Adres/telefoon
Samenstell inq
Just. 1.7-16
Adres/telefoon
Samenstellinq
Just. 1.7-17
Adr es/telefoon
mr. H.M. Pijls (voorzitter; rechterlijke macht), mr. J.H.
Fransen (OM) drs. P.M. J. Hermans (qevanqeniswezen) , dr.
A.M.H. van Leeuwen (districtspsychiater), drs. J.Amert
(reclasserinq), P.A.M. de Loos (reclasserinq), G.Y. van der
Spoel (reclasserinq), D.A. Monkhorst (reclasserinq~, drs.
Th.G.J. Lemmens, M.J. Sterk (politie), mr. J.H.F. Wijnen
(advocatuur) , vacature.
MIDDELBURG
Ahdij 7, Middelburq (Postbus 168, 4330 AD Middelhurq)/
(01180) 14644
mr. C.H. Brinkman (voorzitter; advocatuur), mevr. mr. J.D.C.
Janzen van Oosten (~lv. voorzitter; rechterlijke macht), mr.
J.G.F.A. Haqe (OM), dr. A.D. Haverkamp (4istrictspsychiater)r
M.C.J. van Hooft (reclasserinq), A.J.M. van Heuvel (reclassering),
A.F. Boonstra (reclasserinq), mr. J.F. van den Meulen
(reclasserinq), mr. J.A. Lander (provincie Zeeland), L.J. van
Marle (qevanqeniswezen), C.O.Hindriks
Bommel (%retaris).
(politie); drs. A.J. van
ROERMOND
Stationsplein 7, Roermond (Postbus 111, 6040 AC Roermond) /
(04750) 33742
mr. J.H.F. Zandhuis (voorzitter; rechterlijke macht); mr. J.
Ek (plv. voorzitter; OM), mevr. drs. J.R. Pinckaers-Haas
(districtspsychiater) , F.M. Su&r (qevanqeniswezen) , drs.
J.C.A. Bastiaansen (reclasserinq), J.H. van Berlo (reclasse-
ring) , H. Koppenschaar (reclasser inq) , J .W. Stoffelen (reclas-
sering), drs. F.J.M. Hafkenscheid, drs. P.M.J. Heimans
(qevanqeniswezen), mr. G. van Hilten (advocatuur), mr. Th.P.M.
van Asta (politie) .
ROTTERDAM
~oordsingel 185 (2e etaqe), Rotterdam (Postbus 31092, 3003 HE
Rotterdam)/(OlO) 650022
mr. M.F.L.M. van der Grinten (voorzitter; rechterlijke macht) ,
mr. J.D. de Jonq (plv. voorzitter; OM), mevr. D. Blok (reclas-
serinq) , dr. J. Eizinqa (distr ictspsychiater) , H.Th.C. Hodes
(reclasserinq), B.D. Kalma, P.F.J. Koehorst (qevanqeniswezen),
mevr. mr. J.P. Kramer-van den Hoek (advocatuur), mevr. L.A.
Ni jdam (reclasser inq) , J. Plantinqa (reclasserinq) , 2 vaca-
tures; drs. J.J. Turion, (secretaris).
UTRECHT
Maliesinqel 29, 3581 BJ Utrecht/(030) 332434

Samenstelling
Just. 1-7-16
Adres/telefoon
Samenstelling
Just. 1.7-19
Adres/telefoon
Samenstell ing
mr. A. Herstel (voorzitter; OM), G.C. van Dorp (districts-
psychiater) , G.W.J. Meerstad (gevangeniswezen) , mr. A.H.
Weijsenfeld (rechterlijke macht), mevr. M.N. van Munster
(reclassering) , mevr. M.M. ~ ~ 1(reclassering) s t , M. van der
Linden (reclassering), H. Vermeulen (reclassering), W. Doeven,
mevr. H.G. de Kogel, dr. Th.J.B. Buiting.
ZUTPHEN
Nieuwstad 79, Zutphen (Postbus 120, 7200 AC Zutphen)/(05750)
10707
mr. D.J. Buys (rechterlijke macht), mr. F.A. Vailland (OM), J.
Laming (gevangeniswezen) , dr. G.H. Strobos (plv. voorzitter ;
districtspsychiater) , R. Vegelien (reclassering) , J. van Welie
(reclassering) , J. Delsing (reclassering) , A. van de Veer
(reclassering), dhr. Willems (politic), mr. J.H.H. Misdorp
(advocatuur), drs. J.M.T.E. Toebosch (voorzitter; ~olitie-aca-
demie Apeldoorn) , mevr. mr. C. Vreugdenhil (Raad voor de
Kinderbescherming) .
ZWOLLE
Sassenstraat 53, Zwolle (Postbus 1355, 8001 BJ Zwolle)/(05200)
15255
H. van Buuren (voorzitter; OM), J. Schunck (rechterlijke
macht) , Th. Strous (gevangeniswezen) , vacature (districts-
psychiater) , W . de Wijk (reclassering), A. Berends (reclasse-
ring) , A. van Deutekom (reclasser ing) , P. Stef fen (reclassering),
A. Dost (Stichting IJG), vacature, H.
dhr. Lunenberg (advocatuur ) .
van Dijkhuizen,
Bureau Totaal 2 120 medewerkers.
Financien Uitgaven ten laste van de bagroting van Just..
Begrote uitgaven 1982 - Personeelskosten: f 14.880.000,
- Materieolkoston : f 1.435.000.
Laatste jaarverslag 1979, 1980, 1981.
- Materieelkosten : f 1.435.000.
Laatste jaarverslag
Opmer kingen
De Rcr is niet geheel duidelijk over het bindend karakter van
besluiten die de reclasseringsraad neemt. Aangezien echter de
reclasseringsinstellingen om voor steun van rijkswege in aan-
merking te komen een bereidverklaring hebben afgelegd waarin
mede is opgenomen dat de reclasseringsinstelling zich onder-
werpt aan de bepalingen van de Rcr alsmede aan de voorschrif-
ten ter uitvoering daarvan (zie art. 4 Rcr) en aangez ien de
Rcr de reclasseringsraad belast met het toezicht op de

Just. 1.8
~dredtelefoon
Ins telling en
opr ichting
Regelingen
Toezicht verzeker ings-
bedr i jven en pensioen-
en spaarfondsen
Advisering
Besl issen over toe-
passeli jkheid van
regelingen
naleving van de alqemene voorschriften betreffende de reclas-
serinq, daarbi j onverlet latend de geestelijke grondslag van
de reclasseringsinstellinqen (zie art. 43 Rcr) , kan toch we1
gesproken worden van een zekere gezaqsrelatie tussen de
reclasseringsraad en de reclasserinqsinstellingen, binnen
welke relatie de reclasseringsraad haar bevoegdheden uitoefent.
VERZEKERINGSKAMER (VK)
John F. Kennedylaan 32, Apeldoorn (Postbus 9029, 7300 EM
Apeldoorn) /(OSS) 550888
Instelling en opr icht inq
Ingesteld en opgericht bij wet van 5 december 1922 (Stb. 716),
ondertekend door de ministers van Just., van BiZa en van
Kolonien (Wet op het levensverzekeringsbedri j f) ( "Wlvb") .
Wlvb.
Wet op het schadeverzekeringsbedrijf; wet van 23 september
1964 (Stb. 409) ("Wsvb").
Wet aansprakeli jkheidsverzeker ing motorri jtuigen; wet van
30 mei 1963, Stb. 228 ("Warn").
Pensioen- en spaarfondsenwet; wet van 15 mei 1952 (Stb.
275) ("Psw").
Wet verplichte deelneming in een beroepspensioenreqeling;
wet van 29 juni 1972 (Stb. 400) ("Wvdbr").
Wet verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds; wet
van 17 maart 1949 (Stb.J 121) ("Wvdbf") .
Wet notarieel pensioenfonds; wet van 16 september 1954,
(Stb. 407) ("Wnpf") .
Besluit instructie voor de Verzekeringskamer; KB van
13 december 1972 (Stb. 758) ("BiV").
Doelstellingen en taken
a. Op basis van verschillende wetten uitoefening van toezicht
over levensverzekeringsbedrijven en schadeverzekeringsbedrijven
en over pensioen- en spaarfondsen.
b. In alle vragen betreffende het levens- en schadeverzekeringsbedrijf
en betreffende het pensioen- en spaarfondswezen
onderscheidenlijk de minister van Just., de minister
van Fin. en de minister van SOZ~ desqevraagd dan we1 uit
eigen beweging van voorlichting en advies dienen.
Bevoegdheden
1. Toezicht-oe-levena:-e~!-sshadeverz-ek~faa~s
a. Bij twijfel of een (samenstel van) handeling (en) a1 of niet
uitoefening van het levens- dan we1 schadeverzekeringsbedrijf
vormt beslist de Kamer (art. 10 Wlvb, art. 7 Wsvb) .

Beslissen over toe-
lating verzekeraar s
b. De kamer beslist over toelating als schade- of levensver-
zekeraar.
Iedere beginnende verzekeraar vult een aanmeldingsformulier
in of legt een aantal stukken over. Op basis van de ver-
kregen gegevens beslist de kamer of men voldoet aan de
wettelijke eisen. Is dit het geval dan kan men zijn bedrijf
starten (art. 17 en 18 Wlvb; art. 5 Wsvb) . Schadeverzeke-
raars behoeven verklaringen van geen bezwaar (a1 of niet
met daaraan verbonden voorwaarden) bij het dekken van oor-
logsschade of het verrichten van nevenactivitei ten (art. 6
Wsvb) .
zorg voor continuyteit c. De kamer verstrekt een verklaring van geen bezwaar voor het
van vertegenwoordiging ontslag van een vertegenwoordiger van een buitenlandse
van buitelandse onder- onderneming.
Controle depotver-
plichting schadever-
zekeraars
Indiening staten bij
kamer
Een vertegenwoordiger in Nederland kan niet ontslagen
worden tenzij gepaard gaand met aanstelling van een nieuwe
vertegenwoordiger. Het ontslag gaat niet in dan nadat van
de kamer een verklaring ban geen bezwaar is ontvangen
(art. 20 Wlvb) . De onderneming die het ontbreekt aan een
vertegenwoordiger moet dit aan de kamer melden. De kamer
kan een termijn stellen voor de aanstelling van een nieuwe
vertegenwoordiger (art. 19, eerst en tweede lid, Wsvb).
d. Een verzekeraar verplicht tot het doen van bij AMvB omschre-
ven periodieke uitkeringen moet bij een in overleg met de
kamer gekozen bank - of als dit overleg niet slaagt bij een
door de kamer aangewezen bank - een dep6t van contacten
aanhouden ter waarde van die periodieke verplichtingen,
berekend met inachtneming van door de kamer goedgekeurde
grondslagen (art. 8, eerste lid, Wsvb).
e. Verzekeringsbedrijven moeten staten (=overzicht van gevoerd
beheer en financiele toestand) bij de kamer indienen.
- Levensverzekeringsbedrijf: iedere verzekeraar doet jaar-
lijks haar staten aan de kamer toekomen. De kamer gaat na
of de verzekeraar aan deze verplichting voldoet en kan
een onderzoek instellen naar de juistheid van de ver-
strekte gegevens. Ten minste eens in de 10 jaar stelt zij
zo'n onderzoek in ten aanzien van iedere verzekeraar
(art. 27 Wlvb) .
- Schadeverzekeringsbedrijf: onderneminqen dienen bij de
kamer hun staten in, die vergezeld moeten gaan van een
accountantsverklaring, tenzij men van de kamer ontheffing
heeft gekregen van de verplichting een verklaring over te
leggen (art. 25 Wsvb). Een verklaring mag alleen worden
afgegeven door die accountant of actuaris, tegen wie door
de kamer geen bezwaar is ingebracht bij de betrokken
onderneming. Tegen ingeschreven registeraccountants kan
geen bezwaar gemaakt worden (art. 25 Wsvb) .
Onderzoeksbevoegdheden f. Elke levensverzekeraar meldt aan de kamer wijzigingen ten
aanzien van de gegevens zoals die bij de toelating zijn
opgegeven (art. 2.1 Wlvb) .
Alle verzekeraars verstrekken de kamer de door haar
gevraagde gegevens (art. 23 Wlvb; art. 27 Wsvb) ; de kamer
is bevoegd getuigen en deskundigen op te roepen (art. 30
Wlvb; art. '28 Wsvb) ; de kamer is bevoegd inzage te (doen)
nemen in boeken en bescheiden (art. 31 Wlvb; art. 29 wsvb).
,

Advisering aan verzeke- g. In het belang van de schuldeisers kan de kamer aan verzeke-
raars; publikatiesanctie raars adviezen geven.
Reageert de verzekeraar niet of onbevredigend op het advies
van de kamer, dan is zij bevoegd tot publikatie van advies
over te gaan. Indien de ondernemer zulks verlangt, wordt
naast het advies ook de correspondentie naar aanleiding van
het advies gepubliceerd (art. 24 Wlvb; art. 30, eerste t/m
derde lid, Wsvb) .
Controle verbintenissen- h. Schadeverzekeringsbedrijf: overdracht van verbintenissen
overdracht zonder toestemming van de verzeker ingnemers of verzekerden
geschiedt bij schriftelijke overeenkomst en met toestemming
van de kamer.
Een aanvrage om toestemming gaat verqezeld van een ontwerp-
overeenkomst. Heeft de overdracht rechtsgeldig plaatsgevon-
den dan,maakt de onderneming haar bekend in de Nederlandse
Staatscourant. Gedurende negentig dagen na bekendmaking in
de Staatscourant zijn de verzekeringnemers bevoeqd de ver-
zekeringsovereenkomst schriftelijk op te zeggen (art. 39
t/m 41 Wsvb).
Levensverzekeringsbedrijf: overdracht van verbintenissen
zonder toestemming van de verzeker ingnemers of verzekerden
geschiedt bij schriftelijke overeenkomst en met verklarinq
van geen bezwaar van de kamer.
Een ontwerp-overeenkomst tot overdracht van verbintenissen
wordt aan de kamer toegezonden. De kamer kan tegen de voor-
genomen overdracht bezwaren indienen. Heeft de kamer geen
bezwaren of zijn haar bezwaren in beroep ongeqrond ver-
klaard, dan geeft zij van de voorgenomen overdracht kennis
aan de polishouders. Indien polishouders, verteqenwoordi-
gende een kwart of meer van het verzekerd kapitaal, zich
hebben verzet tegen de overdracht, kan die overdracht niet
volgen, ook niet ten aanzien van diegenen, die zich niet
hebben verzet. Is ee niet (voldoendel verzet aangetekend en
heeft de kamer ook in dit stadium geen bezwaren dan qeeft
zij aan de verzekeraar een verklaring af op basis waarvan
de overdracht kan volqen (art. 34 t/m 37 Wlvbl.
Bevoegdheden op basis i. Schadeverzekeringsbedrijf: op vorderingen of verzoeken tot
van rechterlijke uit- faillietverklaring beslist de rechter niet dan na de kamer
spraak bij solventie- gehoord te hebben.
pr oblemen
Met machtiging van de rechter kan de kamer bij uitsluitinq
alle bevoegdheden van de organen der onderneming uitoefe-
nen. Na een rechterlijke machtiging vervalt rechtens het
verzoek of de vordering tot faillietverklaring en kan
alleen nog maar de kamer om faillietverklaring verzoeken
(zie art. 32 t/m 38 Wsvb).
Levensverzekeringsbedrijf: bij dreigende insolventie kan
een bedrijf zelf een verzoek indienen bij de rechtbank om
te verklaren dat zij verkeert in een toestand van bijzon-
dere voorziening. Ook de kamer kan zo'n verzoek indienen
maar dan we1 nadat zij daartoe bijzonderlijk gemachtigd is
door de Kroon of nadat een aan het bedrijf gegeven advies
mag worden qepubliceerd.
Indien een verzoek toegewezen is kan de maatschappij op
straffe van nietigheid geen handelinqen verrichten zonder

Onderzoeksbevoegdheden
Beoordel inq r is ico-
draqend vermoqen
pensioenfondsen
bijstand of machtiqinq van de kamer; de kamer kan bestuur-
ders en commissarissen voorschriften qeven en hen namens de
maatschappij ontslaan; de kamer keurt besluiten van leden
of aandeelhouders qoed; enzovoort. De rechtbank kan op
voordracht van de kamer de maatschappij failliet verklaren
(zie art. 39 t/m 67 Wlvb) .
11- Toezlcht-op-!arn:~E_zek_efaaEs
Iedere verzekeraar moet aan de kamer de inlichtinqen verschaf-
fen, welke zij voor de vervullinq van haar taak bij of krach-
tens de Wam opqeleqd mocht verlanqen. De kamer kan inzaqe
vorderen in boeken en bescheiden (art. 28, twaalfde lid, Wam) .
Afqezien van de Wam zijn de WA-verzekeraars schadeverzeke-
raars in de zin van de Wsvb.
a. Pensioenfondsen moeten de pensioenqelden besteden tot het
overdraqen of herverzekeren van r isico's door, ten behoeve
van de fondsdeelnemers, verzekerinqsovereenkomsten inqe-
volqe de alqemene ouderdomswet en overeenkomsten met
levens- en schadeverzekerinqsbedrijven af te sluiten
(art. 9 Psw). Deze risico-overdracht of herverzekerinq
behoeft niet plaats te hebben, indien het fonds werkt
volqens een actuar iele en bedr i j f stechn ische nota betref -
fende het te voeren beleid, waarbij de financiele opzet en
de qrondslaqen, waarop het rust, qemotiveerd omschreven
zijn.
De herverzekerinq of risico-overdracht moet we1 plaats
hebben, indien de kamer teqen de nota bezwaar qemaakt heeft
en aan dit bezwaar niet tijdiq teqemoetqekomen is op een
voor de kamer bevrediqende wijze (art. 10, eerste en tweede
lid, Psw).
Overleqqen stukken aan b. Eenmaal binnen de vijf jaar of binnen kortere termijn
kamer - indien nodiq naar het oordeel van de kamer - leqt het
bestuur van een risicodraqend pensioenfonds de volqende
stukken over: een door een actuaris samenqestelde weten-
schappelijke balans en winst- en verliesrekeninq; een
actuarieel verslaq met betrekkinq tot het fonds. Jaarlijks
leqt een risicodraqend fonds een door een accountant qecon-
troleerd verslaq over met een vollediq beeld van de finan-
ciele toestand van het fonds, waaruit ten qenoeqe van de
kamer blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke vereisten
en dat de belanqen van de fondsdeelnemers voldoende qewaar-
borqd qeacht kunnen worden (art. 10, derde lid, Psw).
Het bestuur- van een risico-overdragend pensioenfonds of van
een spaarfonds leqt aan de kamer jaarlijks een door een
accountant qecontroleerd verslaq over, waarin een vollediq
beeld van de financiele toestand van het fonds qeqeven
wordt en waaruit ten qenoeqe van de kamer blijkt, dat is
voldaan aan de wettelijke vereisten (art. 11, eerste lid,
Psw) .
Voor het samenstellen en overleqqen van bovenqenoemde
bescheiden kan de kamer aanwijzinqen qeven (art. 10, vierde
lid, en art. 11, tweede lid, Psw).

Bezwaren tegen
actuarissen en accoun-
tants
c. Voor het samenstellen of controleren van bescheiden of voor
het verrichten van andere normale werkzaamheden moeten ten
behoeve van de pensioen- en spaarfondsen actuarissen en
accountants werkzaam zijn, tegen wier aanwijzing of hand-
having de kamer geen bezwaar heeft. Tegen een register-
accountant kan geen bezwaar gemaakt worden (art. 12, eerste
en vierde lid, Psw).
Onderzoeksbevoegdheden d. Alle fondsen verstrekken de kamer de door haar gevraagde
inlichtingen (art. 19 Psw) ; de kamer is bevoegd getuigen en
deskundiyen op te roepen (art. 21 Psw) ; de kamer is bevoegd
inzage te (doen) nemen in boeken en bescheiden van de
fondsen en in de boeken en bescheiden van de werkgever,
voor zover van belang voor de getroffen pensioenvoorziening
(art. 22 Psw) .
Opmerkingen aan adres e. Indien de kamer niet tevreden is met, de gang van zaken bij
fondsen; publikatie- bij een fonds, brengt zij haar opmerkingen ter kennis van
sanctie het fondsbestuur. De kamer kan door de Kroon aangewezen
werkgevers- en werknemersorganisaties ook van haar opmer-
kingen op de hoogte stellen. Deze org,anisaties mogen de
opmerkingen we1 doorgeven aan de bij haar aangesloten orga-
nisaties maar zij mogen hen niet openbaar maken. De kamer
kan, indien het fondsbestuur in gebreke blijft aan haar
opmerkingen gevolg te geven, tot openbaarmaking van haar
opmerkingen in de pers, of anderszins, op kosten van het
fonds overgaan (art. 23, eerste t/m derde lid, Psw).
Verzoek aan rechter om f. Op verzoek van de kamer kan de ondernemingskamer van het
bewindvoerder
gerechtshof te Amsterdam over een fonds een bewindvoerder
aanstellen bi j:
a. een ernstige mate van wanbeleid;
b. een voortdurende weigering de verlangde gegevens te
verschaffen;
c. het ontbreken van een fondsbestuur (art. 23a, eerste
lid, Psw) .
IV. Tgezjcht,gp-Qe~gi]fspeg~igegf~g~s_eg
Bedr i j fspensioenfonds De bedr i jfspensioenfondsen, die hun basis vinden in de Wvdbf,
is wat betreft toezicht zijn pensioenfondsen in de zin van de Psw en zijn derhalve aan
normaal pensioenfonds het toezichtsregime van de Psw onderworpen (art. 1, zesde lid,
rsssl_inssn
Toelichtinq: deze rechtspersonen kunnen zelf als pensioenfonds
fungeren; zij kunnen ook een toezichthoudende taak uitoefenen
ten aanzien van de beroepsgenoten die op grond van de pen-
sioenregeling verplicht zijn zich zelf te verzekeren; een
rechtspersoon kan ook voor een deel als pensioenfonds fungeren
en voor een ander deel als toezichthoudende instantie (art. 2,
derde lid, Wvdbr) .

Beoordeling risico-
draqend vermogen
S tukkenoverlegging;
bezwaren tegen accoun-
tants
Onderzoeksbevoegdheden
Opmerkingen publikatie-
sanct ie
Stukkenoverlegging;
bezwaren tegen accoun-
tants
Onderzoeksbevoegdheden
Mededel ing besluiten
algemene strekk ing
Aanwijzingen met ver-
plicht te volgen
gedragslijn
amens st el ling en
benoeming
Voordracht
a. Beoordelinq van het vermogen van beroepspensioenfondsen om
riciso's te dragen.
Soortgelijke regeling als bij de andere pensioenfondsen;
door of vanwege het fondsbestuur moet ten genoege van de
kamer worden aangetoond dat het fonds voldoende draagvlak
bezit voor het zelfstandig dragen van het risico (art. 10,
eerste lid, Wvdbr).
b. Overlegging van stukken door de beroepspensioenfondsen aan
de kamer/kamerbezwaren tegen accountants en actuarissen.
Soortgelijke regelinq als bij de andere pensioenfondsen
(art. 9, tweede en derde lid, art. 10, tweede en vierde
lid, art. 11, eerste lid, wvdbr).
c. Onderzoeksbevoegdheden van de kamer ten aanzien van rechts-
personen met hun basis in een beroepspensioenregelinq.
Soortgelijke reqeling als in de Psw (art. 18, 19 en 20
Wvdbr) .
d. Opmerkingen aan het adres van de rechtspersonen; publika-
tie bij niet opvolging van die opmerkingen.
Soortqelijke regeling als in de Psw; in kennis stelling van
organisaties van werknemers en werkqevers is hier echter
niet mogelijk (art. 21, eerste en tweede lid, Wvdbr).
VI Zoezicht-oe-he&-o~tarieei-eensi~eofonds
a. Overlegging van stukken/kamerbezwaren teqen accountants en
actuar issen.
Soortgeli jke regeling als bi j andere r isicodragende pen-
sioenfondsen (art. 8, eerste lid, art. 9, eerste lid, Wnpf).
b. Onderzoeksbevoegdheden van de kamer.
Soortgelijke regeling als bij andere pensioenfondsen
(art. 14 en 15 Wnpf) .
c. Het fondsbestuur is verplicht aan de kamer mededeling te
doen van alle besluiten van algemene strekking (art. 8,
derde lid, Wnpf).
d. De kamer kan het fonds opmerkingen ter kennis brengen onder
aanwijzing van de haars inziens te volgen gedragslijn. Het
fonds is verplicht zich naar de aanwijzingen van de kamer
te gedragen (art. 16, eerste en tweede lid, dnpf).
Samens t ell ing en benoeminq
De kamer bestaat uit een door de Kroon te bepalen aantal leden
en een secretaris. De leden en de secretaris worden door de
Kroon benoemd en ontslagen. Een der leden wordt door de Kroon
als voorzitter aangewezen (art. 8 Wlvb).
De leden en de secretaris worden benoemd en ontslagen op voor-
dracht van de minister van Just., door deze opgesteld in over-
eenstemming met de ministers van Fin. en van SoZa. Bi j de

aanwijzing van een voorzitter wordt op dezelfde wijze een
voordracht opgemaakt (art. 11, tweede lid, BiV) .
De leden en de secretaris van de kamer en de overige aan de
kamer verbonden ambtenaren mogen geen vanden hebben met
levens- en schadeverzekeringsbedrijven anders dan als schuld-
eiser uit een verzekeringsovereenkomst (art. 8 Wlvb; art. 21,
tweede lid, Wsvb).
Toevoeging sociaal Voor de uitvoering van taken, bij of krachtens de Psw alsmede
economische deskundigen bij of krachtens de Wvdbf c.q. bij of krachtens de Wvdbr aan
bi j uitvoer ing Psw/ de kamer opgelegd, kunnen de ministers van Just. en van SoZa
Wvdf; betrokkenheid bij gemeenschappelijke beschikking telkens voor een bepaalde
sociale partners tijd personen aan de kamer toevoegen, die deskundigen zijn op
sociaal economisch geb ied. Personen, toegevoegd op bas is van
de Psw, zullen in elk geval worden aangewezen uit een voor-
dracht, opgemaakt door naar het oordeel van de Kroon algemeen
erkende centrale organisaties van werkgevers en werknemers;
naast deze personen kunnen de ministers ook andere personen
aanwijzen.
De aan de kamer toegevoegde personen maken slechts deel uit
van de kamer voor zover het de uitvoering van taken betreft,
bij of krachtens de betreffende wetten aan haar opgelegd. Ter
zake van hun taak en de daarvoor eventueel toe te kennen ver-
goeding kunnen door de betreffende ministers nadere regels .
worden gesteld (art. 27 Psw c.q. art. 24 Wvdbr) .
De toegevoegde personen stemmen niet mee over zaken betref-
fende fondsen ten opzichte waarvan zij enigerlei bestuurs- of
adviserende functie vervullen (art. 7, vierde lid, BiV) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Interne taakverdeling a. De kamer is bevoegd haar werkzaamheden tussen de leden te
verdelen. Leden en secretaris kunnen worden gemachtigd tot
het verrichten van handelingen namens de kamer met uitsluiting
van het nemen van besluiten, die slechts kunnen worden
genomen met een absolute meerderheid van stemmen (art. '9
BiV) .
Reglement van orde b. De kamer stelt met inachtneming van de wettelijke voorschriften
een reglement van orde vast, hetwelk de goedkeuring
behoeft van de ministers van Just., van Fin. en van
SoZa (art. 13 BiV) .
'
Indienstneming arbeids- c. De kamer is bevoegd bij burgerlijke arbeidsovereenkomst
con tractanten personeel in dienst te nemen binnen de voor haar in de
Rijksbegroting gestelde grenzen. Van dergelijke indienstneming
wordt direct, kennis geg,even aan de minister van
Just. (art. 11 BiV) .
Taak voorzitter d. De voorzitter heeft de algemene leiding en het oppertoezicht
over alle werkzaamheden; voorts regelt hij de organisatie
van het ambtelijk apparaat; met de overige leden en
de toegevoegde personen, voor zover hun opdracht reikt,
waakt hij voor een goede uitvoering van de aan de kamer
opgedragen taken (art. 4, eerste lid, BiV).

Verr ichten betaalde
nevenfuncties
Niet-openbare bi jeen- f .
komsten; geheimhouding
Besluitvormingswi jze
~ublikatie verklaring i.
van geen bezwaar
De voorzitter, de overige leden en de secretaris bekleden
geen nevenfuncties waaraan geldelijke beloningen verbonden
zijn, zonder toestemming van de minister van Just., die
slechts toestemming verleent na overleg met zijn ambt-
genoten van Fin. en van SoZa. De aan de kamer verbonden
amtenaren bekleden geen nevenbetrekkingen of functies waar-
aan beloningen zijn verbonden zonder toestemming van de
voorzitter van de kamer (art. 3 BiV).
De bijeenkomsten van de kamer zijn niet. openbaar (art. 32
Wlvb). Personen betrokken bij het werk van de kamer hebben
op basis van verschillende wetten een geheimhoudingsplicht
opgelegd gekregen (art. 32 Wlvb; art. 44 Wsvb; art. 31 Psw;
art. 28 Wvdbr; art. 21 Wnpf).
Besluiten van de kamer worden genomen in een vergaderinq
waartoe de voorzitter alle leden en, indien het gaat om
besluiten betreffende de uitvoering van taken bij of krach-
tens de Psw, alsmede bij of krachtens de Wvdbf c.q. bij of
krachtens de Wvdbr opgelegd, alle personen, toegevoegd op
basis van de Psw c.q. de Wvdbr, uitnodigt en waarin ten
minste het aantal stemmen kan worden uitgebracht dat bij
een voltallige vergadering voor het behalen van een meer-
derheid is vereist. Deze besluiten worden genomen bij meer-
derheid van stemmen. Bi j staking der stemmen geeft de stem
van de voorzitter de doorslag (art. 7, eerste t/m derde
lid, BiV) .
Beslui ten
ter zake van het geven van adviezen als bedoeld in de
Wlvb en de Wsvb,
ter zake van het ter kennis brengen van opmerkingen als
bedoeld in de Psw en de Wvdbr,
waartegen uit anderen hoofde dan de Wet Administratieve
Rechtspraak Overheidsbeschikkingen beroep open staat, en
tot het voeren van burgerlijke rechtsgedingen kunnen
slechts worden genomen met ten minste het aantal stemmen
dat voor het behalen van een meerderheid in een voltal-
lige vergadering is vereist (art. 8 BiV).
Indien de kamer aan een levens- of schadeverzekerings-
bedrijf een verklaring afgeeft op basis waarvan dit bedrijf
zijn bedrijfsactiviteiten kan gaan verrichten, publiceert
zij de inhoud van deze verklaring in de Nederlandse Staatscourant
(art. 18 Wlvb; art. 5, derde lid, Wsvb) .
Politiek-bestuurlijke controle
Goedkeuring reglement a. Het reglement van orde behoeft de goedkeuring van de
van orde ministers van Just., van Fin. en van SoZa (art. 13 BiV) .

Jaarver slag
Beroep op Kroon
Op basis van de verschillende wetten moet de kamer jaar-
lijks aan de Kroon verslag uitbrengen omtrent de toepassinq
van de verschillende wetten. Van het toezicht op het
notarieel pensioenfonds moet verslag uitgebracht worden aan
de minister van Just..
In de jaarverslagen met betrekking tot de levens- en
schadeverzekeringsbedrijven worden geen ongepubliceerde
adviezen opgenomen; in deze jaarverslagen wordt geen
melding gemaakt van gegevens verstrekt buiten de officiele
stukken om; een oordeel over enige onderneming wordt in
deze verslagen niet kenbaar gemaakt (art. 33 Wlvb; art. 31
Wsvb; art. 24 Psw; art. 22 Wvdbr; art. 17 Wnpf).
Rechtsbescherminq
I. Rechtsbescherminq met betrekking tot toezicht op verzeke-
-----*------------- ----------*--- --------------- ---------
--- ringsbedrijven ------ ---
Beroep op de Kroon staat open ten aanzien van besluiten van de
kamer inhoudende:
een beslissing op de vraag of een bepaalde activiteit uit-
,oefening van het levensdan we1 schadeverzekerinqsbedrijf
vormt (art. 10 Wlvb; art. 7, derde lid, Wsvb);
een weigering van een verklaring op basis waarvan men zijn
levens- dan we1 schadeverzekeringsactiviteiten kan beginnen
(art. 18 Wlvb; art. 5, vijfde lid, Wsvb);
een weigering van een verklaring van qeen bezwaar ten aan-
zien van het dekken van oorlogsschade of ten aanzien van
het verrichten van nevenactiviteiten door schadeverzeke- .
ringsbedrijven dan we1 afgifte van een zodanige verklarinq
doch onder voorwaarde (art. 6, vierde lid, Wsvb) ;
bezwaren tegen een accountant of actuaris, waarbij zowel de
onderneming als de betrokken accountant of actuaris in
beroep kunnen komen (art. 25, derde lid, ~svb) ;
de publikatie van een advies, waarbij het ingestelde beroep
de publikatie opschort en waarbij de afdeling voor de
geschillen van bestuur van de Raad van State de zaak achter
gesloten deuren behandelt (art. 25 en 26 Wlvb; art. 30,
vijfde lid, en art. 43 Wsvb) ;
bezwaren van de kamer, zowel in eerste als in tweede
instantie, tegen een overdracht van verbintenissen door een
levensverzekeringsbedrijf, waarbij de afdeling geschillen
van bestuur van de Raad van State de zaak achter gesloten
deuren behandelt (art. 36 en 37 Wlvb) ;
een weigering van de kamer om een schadeverzekeringsbedrijf
toestemming te geven tot het overdragen van verbintenissen,
waarbij de afdeling qeschillen van bestuur van de Raad van
State de zaak achter gesloten deuren behandelt (art. 40,
derde lid, en art. 43 Wsvb) .

BeKOep op minister
Beroep op Kroon
Geen rechtsper soon-
1 i jkheid
Dekking salariskosten
e.d. uit 's Rijkskas
Dekking kosten ver-
bonden aan toezicht
door .bi jdraqeheff ing;
beroep op minister '
tegen aanslaqoplegging
11. Eechtsbeschermins-met - be_tre!!!!ing-t~_t-o~erig-$oszicht
Beroep op de minister staat open ten aanzien van besluiten van
de kamer inhoudende bezwaren tegen een accountant of actuaris,
waarbij zowel het fondsbestuur als de betrokken accountant of
actuaris in beroep kunnen komen (art. 12, derde lid, Ps~;
art. 11, derde lid, Wvdbr (de bedoelde minister is die van
SoZa) en art. 9, derde lid, Wnpf (de bedoelde minister is die
van Just. ) ) .
Beroep op de Kroon staat open ten aanzien van besluiten van de
kamer inhoudende
1. de publikatie van een opmerking, waarbij het ingestelde
beroep de publikatie opschort en waarbij de Afdeling
geschillen van bestuur van de Raad van State de zaak achter
gesloten deuren behandelt (art. 23, vierde en vijfde lid,
Psw; art. 21, derde en vierde lid, Wvdbr) ;
2. een aanwijzing met betrekking tot een te volgen gedrags-
lijn, waarbij hangende het beroep het fonds verplicht is de
aanwijzing op te volgen (art. 16, derde en vierde lid,
Wnpf) .
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
a. De kosten verbonden aan de rechtspositie van de leden, de
secretaris en de aan de kamer verbonden ambtenaren, alsmede
van de door de kamer in dienst genomen arbeidscontractanten
worden gedekt op basis van een begrotingspost (zie art. 1
en art. 11 BiV) .
b. Ter vergoeding van de kosten verbonden aan de uitvoering
van het toezicht opqedraqen door de verschillende wetten
worden van de verzekeraars, fondsen en andere rechtspersonen
bi jdragen geheven.
Indien de kamer bij solventieproblemen optreedt ten bate
van een levens- dan we1 schadeverzekeringsmaatschappij, dan
worden de kosten van dit optreden gedragen door de betreffende
maatschappij (art. 86 Wlvb; art. 47 Wsvb; art. 26
psw; art. 23 Wvdbr; art. 18 Wnpf).
De regelingen ter uitvoering van bovenstaande bepalingen
bevatten de mogelijkheid van beroep op de minister, indien
men het niet eens is met een door de kamer (hernieuwd)
opgelegde aanslag .
Beroep op de minister van Just.: art. 7 KB van 27 juli 1932
(Stb. 382) ter uitvoering van de Wlvb; art. 27 KB van
24 mei 1955 (Stb. 216) ter uitvoering van de Wnpf.
Beroep op de minister van Fin.: art. 23 KB van 20 februari
1967 (Stb. 112) ter uitvoering van de Wsvb en de Wam.
Beroep op de minister van SoZa: art. 12 MB van 12 juli 1973
(Stcrt. 139) ter uitvoering van de Psw, art. 12 van MB van
8 april 1974 (Stcrt. 74).

Samens tell ing
Feitelijke gegevens
Gewone leden
jhr.mr. W.M. de Brauw A.K.C.zn (voorzitter), dr. J. van Beek
(plv. voorzitter), J.B.H. van Dongen, mevr.mr. E. Meydes
(secre tar is) .
Leden ex art. 27 Psw
H. Bode (NKV), drs. D.E. Cnossen (NCW), C. Driessen (FNV), mr.
J.W. Janssen (VNO), J. Mennen (SoZa), mr. W. Meijering (Fin.),
A.J. Molendijk (CNV), B.P.
Arbeidszaken) .
Leden ex art. 24 Wvdbr
Verberne (Raad van Bestuur in
prof.mr. P. Clausinq, A.M. Grundemann, mr. E.D. Harderwijk,
prof .mr. J.M.M. Maeijer.
Bureau 124 medewerkers.
Financien Uitgaven ten laste van de begroting van Just..
Begrote uitgaven 1982 Apparaatskosten: f 12.850.000,--.
Laatste jaarverslag 1981.
Opmer k ingen
Geen .

5.3 MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
BiZa 1.1 PENSIOENBESTUUR van het ALGEMEEN BURGERLIJK PENSIOENFONDS (ABP)
Oude Lindestraat 70, Heerlen (Postbus 4476, 6401 CZ
Heerlen) / (045) 799111
Instelling en oprichting
Instelling en oprichting ABP: ingesteld en opgericht bij wet van 6 januari 1966 (Stb.
AB P 6), ondertekend door de ministers van BiZa, Fin., Def. en O&W
(Algemeen Burgerlijk Pensioenwet; " ABP-wet") .
Instelling en oprichting Pensioenbestuur: ingesteld en opgericht bij de ABP-wet. Het
pensioenbestuur
bestaat uit een directie en een Raad van Toezicht (RvT).
Regelingen ABP-wet
Doe1 ABP
Taken directie
Taken RvT
Doelstellingen en taken
Hek ABP strekt tot voldoening van in de wet geregelde aan-
spraken op pensioenen en andere uitkeringen van hen, die amb-
tenaar zijn in de zin van de ABP-wet en van hun nabestaanden.
a. Beheer van het ABP;
b. Toepassing van de ABP-wet;
c. Toezicht op de naleving van de bepalingen van de ABP-wet,
voor zover anderen bij de uitvoering daarvan betrokken zijn
(art. L2, tweede lid, ABP-wet);
d. Verzorgen van de administratie van de Buitengewone
Pensioenraad en de Stichting Administratie Indonesische
Pensioenen;
e. Betaling en beheer van VUT-uitkeringen voor het overheids-
personeel.
a. Toezicht op de taakuitvoering door de directie (art. L2,
derde lid, ABP-wet) ;
b. Doen van voorstellqn aan de minister van BiZa met het oog
op de toepassing van de ABP-wet (art. L1, vierde lid,
ABP-wet) ;
C. Beslissen op bezwaa.rschriften tegen directiebesluiten
(art. S1, ABP-wet) .
Bevoegdheden
1. BsvoesdheGen-van-de-Gi~sctie
Toezicht op registratie a. Toezicht houden op de verstrekking van intree- en uittree-
ambtenaar schap berichten; zonodig ambtshalve deze berichten vaststellen,
wijziging of intrekking (Hfdst. B ABP-wet) .
De ambtelijke werkgever ("orgaan") zendt de directie
intree- en uittreeberichten, die dienen ter registratie van
het ambtenaarschap, en zo nodig andere gewenste stukken. De
directie kan onder goedkeuring van de RvT, eventueel onder
aanwijzing van een orgaan dat voor de uitvoering van deze
zaken verantwoordelijk is, uitvoeringsvoorschriften geven.

Toezicht m.b. t. door b. Ambtshalve vaststellen, wijzigen of intrekken van de bij-
organen te betalen dragegrondslag; ambtshalve vaststellen, wijzigen of
pensioen- en wacht- intrekken van de grondslag voor de wachtgeldtijdbijdrage.
geldtijdbijdrage Zonodig treft de directie een van de ABP-wet afwijkende
regeling voor bepaalde (groepen van) organen ter zake van
de beta1 ing van de pens ioenbi j drage.
Z i j houdt toezicht,op de vaststelling van de wachtgeld-
tijdbijdrage; zij kan ambtshalve deze bijdrage vaststellen,
wijzigen of onverschuldigd verklaren.
Onder goedkeuring van de RvT geeft de directie uitvoerings-
voorschriften met betrekking tot het heffen van de
pensioenbijdrage en het bijdrageverhaal op de ambtenaar
(Hfdst. C ABP-wet) .
Ieder orgaan betaalt maandelijks aan het ABP de pen-
sioen- en wachtgeldti jdbi jdragen over de voorafgaande maand
voor de bij het desbetreffende lichaam in dienst zijnde
ambtenaren respectievelijk de ten laste van het lichaam
komende wachtgelders. Ieder orgaan doet jaarlijks aan het
ABP opgave van ,die ambtenaren en wachtgelders.
Grondslag voor de pensioenbijdrage en de wachtgeldtijdbij-
drage is het genoten ambtelijke inkomen respectievelijk het
ambtelijk inkomen waarover het wachtgeld berekend is.
Pensioenberekening c. Regels stellen, onder goedkeuring van de RvT, omtrent de
wijze waarop de vakantie-uitkering en uitkeringen ineens in
de berekeningsgrondslag tot uitdrukking worden gebrachi
voor die (groepen van) gevallen waarin toepassing van de
wet leidt tot een niet met de strekking daarvan overeen-
komende uitkomst.
Ambtshalve toekennen, wijzigen (bij een wljziging van de
invaliditeitsgraad) en intrekken (zodra er geen aanspraken
meer zijn) van een aanvulling op het invaliditeitspensioen;
beslissen op een verzoek om een aanvulling of verhoging
daarvan .
In bijzondere (groepen van) gevallen, onder goedkeuring van
de RVT, beslissen in afwijking van de wetstekst overeenkom-
stig de strekking van hoofdstuk F van de wet.
Onder goedkeuring van de RvT geven van uitvoeringsvoor-
schr if ten met betrekking tot de pensioenberekening
(Hfdst. F ABP-wet) .
De berekeningsgrondslag is het,ambtelijk jaarinkomen dat
als basis dient voor de berekening van het uit te keren
pens ioen.
Berekening weduwen- en d. In bijzondere (groepen van) gevallen, onder goedkeuring van
wezenpens ioen de RvT, ten gunsti van de belanghebbende beslissen overeen-
komstig de strekking van hoofdstuk H van de ABP-wet
(art. H12 ABP-wet) .
Herstellen van vervallen e'. Na goedkeuring door de RvT het recht of uitzicht op pen-
pens ioenrecht sioen herstellen, dat was vervallen door het achterbli jven
gedurende tenminste vijf jaren van iedere invordering
(art. I4 ABP-wet) .

Bevoegdheden m.b. t. f. In bijzondere gevallen, onder goedkeuring van de RvT,
samenloop van pensioenen afwijken van de regel dat het achterwege laten van wette-
lijk voorgeschreven kennisgevingen met betrekking tot alge-
meen (weduwen- of wezen) pensioen of ti jdeli jke uitkering
voor de betrokkene bepaalde ongunstige financiele gevolgen
met zich brengt.
Onder yo~.,.~~~i~ng van de RvT uitvoeringsvoorschriften geven
met betrekking tot samenloop van pensioenen en allerlei
uitkeringen.
In (groepen) gevallen, onder goedkeuring van de RvT,
afwijken van de letter der wet ten gunste van de strekking
der wet (Hfdst. J ABP-wet) .
Herplaatsbaarverklaring/ g. Bevoegdheid om, in verband met ongeschiktheidsverklaring,
herplaatsingstoelage ambtenaar jongec dan 50 jaar met volledige betrekking her-
plaatsbaar te verklaren.
Herplaatsbaarverklaring houdt in dat invaliditeitspensioen
niet eerder ingaat dan na 5 jaar na dagtekening van de
ongeschiktverklaring. Zolang een ambtenaar "herplaatst" is
wordt geen inval iditeitspensioen uitbetaald.
Intrekken van een herplaatsbaarverklaring ambtshalve of op
verzoek. Aan een herplaatsbaar verklaarde ambtenaar die is
herplaatst op verzoek een herplaatsingstoelage toekennen.
Deze toelage, de daarover verschuldigde pensioenbi jdrage,
en de terzake geheven AOW- en AWW-premie komen ten laste
van het fonds (Hfdst. K ABP-wet).
Buiten toepassing laten h. Bevoegdheid na verkregen goedkeuring RvT te verklaren dat
besluiten organen een besluit van een orgaan voor de toepassing van de
ABP-wet geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing blijft,
indien zonder deze verklaring een recht of een uitzicht
daarop zou ontstaan, dat zou strijden met de kennelijke
strekking van de ABP-wet (art. L14 ABP-wet; artikel heeft
het oog op besluiten, die voor de betreffende organen en
ambtenaren geen of geringe financiele lasten met zich
brengen, maar het pensioenfonds onevenredig zwaar treffen,
C.R.V.B., 16 juni 1973 A.B. 1974, 267).
Kostenverhaal op werk- i. Allerlei kosten die voor fonds ontstaan zijn vanwege
gever schuld/nalatig gedrag van een orgaan - bijvoorbeeld doen
van on juiste opgaven, aangaan dienstverhouding bi j te voor-
ziene invaliditeit - te verhalen op betref fend lichaam.
Is directie van oordeel dat een besluit van een orgaan ten
aanzien van een ambtenaar of een groep van ambtenaren
lasten op het fonds legt of in uitzicht stelt die het fonds
belangrijk zwaarder belasten dan voor overeenkomstige amb-
tenaren het geval is, dan kan zij onder goedkeuring RvT die
zwaardere lasten in rekening brengen aan het desbetreffende
lichaam (art. N4 t/m art. N7 ABP-wet).

Premiebetaling
Pensioentoekenning
Beslissing ongeschikt-
heid/revalidatiemaat-
regelen
Pensioenbetal ing
Afwijking overgangs-
recht
~erz iening/wi j ziging/
herstel
Toezicht op directie
Degene die aan invaliditeit of aan overlijden recht op een
ABP-wet pensioen ontleent en die ten gevolge daarvan
AOW- en AWW-premie moet ,betalen krijgt daarvoor een ver-
goeding van het fonds (art. N10, eerste lid, ABP-wet).
Beslissing over pensioentoekenning op aanvrage of ambts-
halve. Een aanvrage om invaliditeitsonderzoek geldt als
aanvrage om toekenning invaliditeitspensioen. Bevoegdheid
pensioenvoorschot te verlenen (Hfdst. 0 ABP-wet) .
Na voldoende voorlichting beslissing over (mate van) onqe-
schiktheid betrokkene. Uitstel beslissing omtrent mate van
algemene invaliditeit tot na ontvangst ontslagbesluit moge-
lijk.
In afwachting of na besluit met betrekking tot ongeschikt-
heid doen ondergaan van revalidatiemaatregelen. Ook zonder
verzoek om medisch onderzoek nemen van revalidatiemaatrege-
len, indien noodzakelijk.
Bij uitzicht of recht op invaliditeitspensioen betrokkenen
a1 dan niet op verzoek in aanmerking brengen voor medische
en andere voorzieningen.
Onder goedkeuring RvT uitvoeringsvoorschriften met betrek-
king tot geneeskundig onderzoek en revalidatie. Overeen-
komsten aangaan met het oog op het medisch onderzoek.
Onder goedkeuring RvT controlevoorschriften met het oog op
juiste wetsnaleving met betrekking tot het invaliditeits-
pensioen, de aanvulling daarop en de te treffen voorzienin-
gen of maatregelen bij invaliditeit (art. P5 t/m art. P12a
ABP-wet) .
Zorg voor pensioenuitbetaling; zonder machtiging gepensio-
neerde uitbetaling aan aangewezen persoon of instelling bij
opname in inrichting voor geesteszieken of zwakzinnigen;
uitbetaling eigen bijdrage ingevolge de AWBZ aan de Zieken-
fondsraad zonder machtiging betrokkene (Hfdst. R ABP-wet). ,
In bijzondere (groepen van) gevallen waarin toepassing
regels van overgangsrecht tot onredelijke uitkomst voert
onder goedkeuring RvT afwijken letterlijke tekst van die
regels ten gunste, van de strekking van die regels (art. T5
ABP-wet) .
Zie onder rechtsbescherming.
11. Bevoes!he~en-van-!e-FvT
a. Houden van toezicht op de taakuitvoering door de directie
(art. L2, derde lid, ABP-wet).
b. Inwinnen van inlichtingen en mededelingen van de directie
(art. L8, tweede lid, ABP-wet) .

~dvisering minister en c. Voorstellen aan minister van BiZa omtrent toepassing ABP-
Kroon
wet (art. L2, vierde lid, ABP-wet).
d. Gehoord worden door minister van BiZa, alvorens deze
machtiging of opdracht geeft tot uitvoering van andere
overheidspensioenregelingen dan geregeld in de ABP-wet door
directie en gehoord worden door minister alvorens deze de
directie richtlijnen geeft voor de uitvoering van die rege-
lingen (art. L2a, eerste, tweede en vierde lid, ABP-wet) .
e. Gehoord worden door minister van BiZa bij aanwijzing
accountant voor controle jaarrekening en administratie
(art. L6, eerste lid, ABP-wet) .
f. Gehoord worden door Kroon bij instructievaststelling voor
directie (art. L8, tweede lid, ABP-wet) .
g. De Kroon wint RvT-advies in bij in bijzondere gevallen
herstel van een door haar (vanwege uit nationaal oogpunt
onwaardig gedrag) vervallen verklaard uitzicht of recht op
pensioen (art. I2 en art. I3 ABP-wet) .
h. Gehoord worden door minister van BiZa bij bepaling tijdstip
van opmaak actuariele balans (art. L15, eerste lid,
ABP-wet) .
Goedkeur ing directie- i. Goedkeuring uitvoeringsvoorschriften van de directie op een
beslui ten groot aantal punten. Goedkeuring door directie te maken
uitzonderingen op wettelijke regels overeenkomende met de
strekking van die regels.
Goedkeuring andere vormen van bevoegdheidsuitoefening door
de directie.
Beslissen op bezwaar- Zie onder rechtsbescherming.
schrif ten
Herziening/wijziging/ Zie onder rechtsbescherming.
her stel
Samenstelling en
benoeming directie
Samenstelling en
benoeming RvT
Samenstell ing en benoeminq
De directie bestaat uit ten hoogste vier leden, waarvan een
hoofddirecteur, die door de Kroon worden benoemd, geschorst en
ontslagen. De hoofddirecteur staat aan het hoofd van de
directie en vertegenwoordigt de directie en het fonds in en
buiten rechte (art. L8, eerste lid, ABP-wet) .
De RvT bestaat uit een lid-voorzitter en tien andere leden,
die door de Kroon worden benoemd, geschorst en ontslagen. vijf
leden worden benoemd op gemeenschappelijke voordracht van de
minister van BiZa en de minister van Fin. en vijf leden worden
.benoemd op voordracht van de minister van BiZa; deze kiest de
vijf te benoemen leden uit een voordracht van de Centrale
commissie voor georganiseerd overleg in ambtenaarszaken, die
ten minste twee namen voor elke te vervullen plaats bevat
(art. L3, eerste, derde en vierde lid, ABP-wet) .

Instr uctie
Per soneel
stukken
Adv i sering op basj .S van
geneeskundig onder zoek
m.b.t. arbeidsonge-
schiktheid
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
I. Jllr_ectig
a. De Kroon stelt, de RvT gehoord, voor de directie een
instructie vast waarin de verschillende bevoegdheden en
verantwoordelijkheden der directieleden en de verdeling der
werkzaamheden onder hen wordt geregeld. In deze instructie
wordt mede geregeld de verplichting van de directie tot het
doen van mededelingen en het verstrekken van inlichtingen
en adviezen aan de RvT (art. L8, tweede lid, ABP-wet).
b. Onder de directie is personeel werkzaam, dat wordt aange-
steld, geschorst en ontslagen, onderscheidenlijk op
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst
genomen, door de directie, voor zover de Kroon die bevoegd-
heden niet aan zich of aan de minister hebben voorbehouden
(art. L10 ABP-wet) .
c. De directie is bevoegd personen en colleges uit te nodigen
tot het verstrekken van de inlichtingen, die voor de juiste
toepassing van de ABP-wet en van de te harer uitvoering
gegeven voorschriften naar haar mening nodig zijn. Het niet
, of niet op de juiste wijze meewerken is strafbaar (art. L12
ABP-wet) .
d. Een ieder is verplicht aan de directie of aan een schrifte-
lijk door deze gemachtigde ambtenaar desgevraagd inzage te
geven in boeken en bescheiden en nadere stukken, voor zover
zulks voor de uitvoering van de ABP-wet van belang kan
zijn. Het niet of niet op de juiste wijze meewerken is
strafbaar (art. L13 ABP-wet) .
e. Het geneeskundig onderzoek wordt ingesteld door een door de
directie (op basis van de directielijst) aangewezen genees-
kundige (2.g.n. commissoriale keuringen) dan we1 door een
door de directie (op basis van de directielijst) aangewezen
geneeskundige .dienst (in praktijk: bedr ijfsgeneeskundige
dienst) .
Indien een geneeskundige adviseur van het fonds zich op
basis van het aanwezige materiaal genoegzaam voorgelicht
acht, kan de directie het geneeskundig onderzoek achterwege
laten, indien althans het oordeel van die geneeskundig
adviseur op grond van de door het bevoegd gezag verstrekte
gegevens overeenstemt met het oordeel van de behandelend
geneeskundige van de betrokkene.
Bij het medisch onderzoek kan het oordeel van een aantal
verschillende artsen betrokken'worden. Na het medisch
onderzoek kan een hernieuwd onderzoek of een observatie
plaatsvinden.
De bepalingen van de ABP-wet met betrekking tot het genees-
kundig onderzoek zijn zodanig gesteld dat in de uiteinde-
lijke rapportage zowel het oordeel van de bedrijfsgenees-
kundige dienst als van de behandelend geneesheer van de
betrokkene als van eventuele andere minder direct betrokken
(medische) deskundigen kan doorklinken (art. P1 t/m art. P4
ABP-wet) .

Advisering m.b. t.
revalidatie
Na genoegzame voorlichting neemt de directie een besluit
over de (mate van) ongeschiktheid van betrokkene (art. P5
ABP-wet) .
f. Indien een daartoe door de directie aangewezen arts zulks
nodig acht, kan de directie de betrokkene revalidatiemaat-
regelen doen ondergaan. De betrokkene kan van de directie
aanwijzing verlangen van een door hem aan te wijzen arts.
Is deze tweede aangewezen arts een andere mening toegedaan
dan de eerste aangewezen arts, dan wint de directie het
advies in van een derde deskundige (art. P6, eerste en
derde lid, ABP-wet) .
Advisering m.b.t. her- g. Omtrent de herplaatsbaarheid van ongeschikt verklaarde
plaatsbaarheid ambtenaren wint de directie het advies in van de beoor-
delingscommissie herplaatsbaarheid ambtenaren.
De commissie brengt advies uit na onderzoek van de
betrokkene. Het advies van de commissie om herplaatsbaar te
verklaren bevat een aanwijzing van een of meer volledige
betrekkingen waarin herplaatsing redelijkerwijs mogelijk
wordt geacht. De adviezen van de commissie dienen te
berusten op eenstemmigheid; bij gebreke daarvan licht de
commissie de directie in over de meningen der leden
(art. K3 ABP-wet). De commissie bestaat uit drie door de
Kroon benoemde leden, te weten een bedrijfsarts, een
psycholoog en een deskundige op het gebied van de arbeids-
voorziening. De commissie kan zich doen voorlichten door
andere deskundigen en kan alle inlichtingen inwinnen die
zij nodig acht (zie Besluit beoordelingscommissie her-
plaatsbaarheid ambtenaren, KB van 12 januari 1966, Stb. 13).
Sancties bij niet-mede- h. Bij onvolledige medewerking aan het herplaatsbaarheidsonder-
werking onderzoek zoek zonder dat daarvoor redelijke gronden aanwezig zijn
kan de directie beslissen dat het invaliditeitspensioen
niet eerder ingaat dan ten hoogste vijf jaar na dagtekening
der ongeschiktheidsverklar ing (art. K3, tweede lid,
ABP-wet) .
i. Indien de betrokkene zonder deugdelijke gronden onvolledig
medewerkt aan het medisch onderzoek beslist de directie dat
ongeschiktheid niet is aangetoond dan we1 dat er geen recht
bestaat op aanvulling van het pensioen of op verhoging van
die aanvulling (art. P8, tweede lid, ABP-wet).
Motivering beslissingen j . Bij een besl issing met betrekking tot toekenning van
pensioen worden de gronden van de beslissing vermeld als-
mede de wetsbepalingen waarop de beslissing steunt. In een
beschikking tot pensioentoekenning worden de voor het
pensioen meetellende diensttijd alsmede de van belang
zijnde berekeningsgrondslagen en de daaruit berekende
middelsommen vastgesteld (art. 02 ABP-wet).
, k. Na het medisch onderzoek neemt de directie een beslissing
waaruit haar oordeel blijkt omtrent de punten, die in ver-
band met de gezondheidstoestand van betrokkene van belang
zijn voor de beoordeling van diens recht op pensioen en de
berekening daarvan (art. P5, eerste lid, ABP-wet) .

Secretaris
Reglement
Toezicht
11. Egg

Jaarverslag
Richtlijnen
c. De RvT brengt aan de minister van BiZa jaarlijks schrifte-
lijk verslag uit en legt daarbij tevens over het verslag
uit en legt daarbij tevens over het verslag van de
directie. Zo spoedig mogelijk nadat zij aan de minister
zijn aangeboden stelt de directie beide verslagen algemeen
verkrijgbaar (art. L11, tweede en derde lid, ABP-wet) .
111. contrn~e-migisteg-ya~-~izga~pe~i~~~tig
Met betrekking tot de werkzaamheden ter uitvoering van andere
overheidspensioenregelingen dan geregeld in de ABP-wet of
daarmee door de minister van BiZa gelijkgestelde regelingen
kan de minister, gehoord de RvT, aan de directie richtlijnen
geven, die zij in acht dient te nemen. Ook kan de minister
' richtlijnen geven ten aanzien van het door de directie in
rekening brengen van de kosten van die werkzaamheden aan de
betrokken lichamen (art. L2a, vierde lid, ABP-wet) .
IV. Fihaqciee&-togzicht
Ministeriele aanwijzing a. De minister van BiZa wijst, de RvT gehoord, een accountant
accountant aan die met de controle van de administratie en de jaar-
rekening van het fonds wordt belast. De minister zendt
afschrift van het rapport van de accountant aan de Algemene
Rekenkamer, de minister van Fin., de RvT en de directie
(art. L6 ABP-wet) .
Ministerieel toezicht b. De minister van BiZa bepaalt, de RvT gehoord, wanneer een
m.b.t. actuariele balans actuariele balans van het fonds wordt opgemaakt zomede naar
de toestand op welk tijdstip dit geschiedt (art. L15,
eerste lid, ABP-wet).
De balanscomrnissie die de balans vaststelt bestaat uit dr ie
personen die door de minister van BiZa worden aangewezen,
wwaarbij de RvT voor elke te vervullen plaats een aanbe-
veling van ten hoogste twee personen kan indienen. Bij de
balansvaststelling doet de commissie aanbevelingen met
betrekking tot voorzieningen waartoe naar haar oordeel de
balans aanleiding geeft (art. L16, eerste lid, ABP-wet). De
actuariele balans kan voor de wetgever aanleiding zijn het
percentage van de pensioenbijdrage te wijzigen (art. C3,
derde lid, ABP-wet). De balanscommissie brengt haar rappor-
ten en adviezen uit aan de minister door tussenkomst van de
RvT die deze, gehoord de directie, zo nodig vergezeld doet
gaan van zijn advies. Zo spoedig mogelijk na de indiening
van de actuariele balans bij de minister stelt de directie
deze algemeen verkr i jgbaar (art. L18 ABP-wet) .
Begroting vaststelling c. De fondsbegroting wordt jaarlijks bij de wet vastgesteld
bij wet met inachtneming van het beginsel van lasten en baten. De
begroting wordt voorzien van een toelichting.
De directie zendt jaarlijks de minister van BiZa een voor-
ontwerp van de begroting door tussenkomst van de Raad van
Toezicht. Deze minister zendt voor 1 mei het begrotings-
wetsontwerp aan de minister van Fin.
De minister van Fin. kan bezwaar maken tegen het wetsont-
werp voor zover hem dit met het oog op het algemeen finan-
cieel beleid en een doelmatig fondsbeheer niet toelaatbaar
voorkomt. Het ontwerp van de fondsbegroting wordt jaarli jks

aangeboden aan de Kroon door de minister van Fin. ter
indiening bij de Tweede Kamer, tegelijk met het ontwerp van
de Rijksbegroting.
De inrichting der begroting geschiedt met inachtneming van
de voorschriften die door de minister van Fin., na overleg
met de minister van BiZa worden vastgesteld (art. M2
ABP-wet) .
Ministerieel toezicht d. De directie beschikt over de bedragen bij begrotingswet toem.b.
t. begrotingsbeheer gestaan.
Totdat de wet waarbij de nieuwe begroting is vastgesteld in
werking is getreden geldt de begroting van het voorafgaande
jaar als grondslag voor het beheer. De minister van BiZa is
bevoegd de artikelen die bij begrotingswet daartoe zijn
aangewezen aan te vullen door overschrijving uit andere bij
die wet aangewezen artikelen. Van zijn beschikkingen ten
deze zendt hij een afschrift aan de Algemene Rekenkamer en
aan de minister van Fin.
De minister van Fin. oefent een algemeen toezicht uit op de
begrotingsuitvoering. H i j bepaalt welke gegevens hem ten
behoeve van dit toezicht dienen te worden verstrekt. Aan de
door hem aan te wijzen ambtenaren wordt zo rnogelijk inzage
gegeven van de administratie van het fonds en de daarop
betrekking hebbende bescheiden.
Zowel de minister van BiZa als de minister van Fin. kan in
bijzondere gevallen verlangen dat bepaalde verplichtingen
niet worden aangegaan voordat hij daarmee heeft ingestemd
(art. M3 ABP-wet) .
Controle Rekenkamer e. De Algemene Rekenkamer controleert het fonds (art. M5
ABP-wet) .
Vaststelling slotjaar- f. De minister van BiZa zendt voor 1 augustus van het jaar
rekening bij wet volgend op het boekjaar de jaarrekening van het fonds aan
de minister van Fin. De minister van BiZa ontvangt daartoe
een ontwerp van de directie door tussenkomst van de RvT.
De jaarrekening bestaat uit:
a. een begrotingsrekening;
b. een balans.
De jaarrekening wordt van de nodige toelichfingen voorzien.
Deze vermelden onder meer naar welke maatstaven de activa
en passiva van het fonds zijn gewaardeerd en lichten de
verander ingen in activa en passiva toe.
De inrichting van de jaarrekening geschiedt met inacht-
neming van de voorschriften door de minister van Fin. na
overleg met de minister van BiZa vastgesteld.
De jaarrekening wordt door de minister van Fin. voor
1 oktober volgend op het boekjaar aan de Algemene Reken-
kamer toegezonden. De Algemene Rekenkarner zendt de Kroon de
door haar gecontroleerde jaarrekening onder.bijvoeging van
haar opmerkingen. Deze worden bij de aanbieding der jaar-
rekening aan de Staten-General overgelegd. Ten aanzien van
posten waaraan de Algemene Rekenkamer haar goedkeuring
heeft onthouden wordt bij de wet een voorziening getroffen.
Het slot van de jaarrekening van het fonds wordt bij de wet
vastgesteld. Bij het ontwerp van wet wordt de jaarrekening
met de daarbij behorende toelichting overgelegd (art. M6
ABP-wet) .

Bezwaren m.b.t.
directiebesluiten bij
RvT in te dienen
Beroep op ambtenarenrechter
en,in hoger
beroep CRvB
Rechtsgronden voor
heeziening/wijziging/
her stel
Rechtsbescherminq
1. Bezwgar-e~-be9?eP
Ieder rechtstreeks belanghebbende bij een directiebeslissing,
inclusief het orgaan, kan aan de RvT schriftelijk verzoeken
over dat bezwaar te beslissen. Deze regel geldt niet bij een
directiebeslissing met voorgeschreven goedkeuring van de RvT.
Evenmin geldt deze regel bij uitbetaling van een eigen bijdrage
aan de Ziekenfondsraad.
De directie dient de RvT schriftelijk van advies. Bij een
beslissing met betrekking tot een invalidi teitspensioen kan
zij beschikken over de wettelijke onderzoeksmogelijkheden.
Bij bezwaar tegen de beslissing van een orgaan of het uit-
blijven daarvan dient men eerst aan de directie een (nadere)
beslissing te vragen om een uittree- of intreebericht of een
bijdragegrondslag ambtshalve vast te stellen, te wijzigen of
in te trekken. Daarna is bezwaar bij de RvT.mogelijk.
De raadsbeslissing is gedagtekend en behelst:
a. dag van in werking teeding
b. haar gronden en de wetsbepalingen waarop zij steunt
c. naam en adres van het beroepscollege en beroepstermijn.
Afschrift van de beslissing wordt gezonden aan de rechtstreeks
belanghebbenden. Indien krachtens een raadsbeslissing het
recht op pensioen ontzegd wordt of een lager pensioen wordt
toegekend, vindt geen terugvordering of verrekening plaats van
de ter zake betaalde of teveel betaalde bedragen (art. S1,
eerste, tweede, derde, vijfde, zevende en achtste lid,
ABP-wet) .
De rechtstreeks belanghebbende bij een RvT-beslissing op een
bezwaarschrift, inclusief het orgaan, of bij een directiebeslissing
met goedkeuring van de RvT, kan daartegen in beroep
komen. Over het beroep oordeelt in eerste aanleg het Ambtenarengerecht
te 's-Gravenhage en in hoger beroep de Centrale,
Raad van Beroep.
Buiten de insteller van het beroep zijn andere mede recht-
streeks betrokkenen van rechtswege partij in het twistgeding.
Indien de RvT partij is, wordt hij door de directie of haar
gemachtigde vertegenwoordigd, met dien verstande, dat de RvT
zich desgewenst door een door hem aan te wijzen gemachtigde
ter zitting van het Ambtenarengerecht of de CRvB kan doen
ver tegenwoordigen.
Geen verrekeningen of terugvorderingen vinden plaats naar
aanleiding van een uitspraak in (hoger) beroep (art. 52
ABP-wet) .
11. &chtthpgs__te&
De directie of de RvT herziet een door haar of hem genomen
besl issing indien:
a. aan de beslissing een feitelijke onjuistheid ten geondslag
ligt
b. na de beslissing blijkt dat aan die beslissing andere
feiten ten grondslag dienen te worden gelegd.
Indien na een beslissing van de directie of de RvT de feiten
waarmee in de beslissing rekening is gehouden zodanig zijn
gewijzigd, dat deze beslissing anders zou luiden als zij nog
genomen zou moeten worden, wijzigt de directie de beslissing,
rekening houdend met de gewijzigde feiten.

De directie of de RvT herstelt een door hem of haar genomen
beslissing omtrent toekenning, herziening, wijziging of
betaalbaarstelling van een pensioen, indien daarin een
onjuistheid, anders dan bedoeld bij herziening of wijziging,
voor komt .
De directie, onderscheidenlijk de RvT stelt de belanghebbende
in kennis van de gronden waarop een beslissing tot her-
ziening/wijziging/herstel steunt.
Indien vijf jaren zijn verstreken na de dagtekening van een
voor herziening/wijziging/herstel vatbare beslissing, kan de
directie na goedkeuring van de RvT, onderscheidenlijk de RvT,
die herziening/wijziging/herstel buiten toepassing laten
(art. S3 ABP-wet) .
Terugvordering/ver- Een herzieningsbeslissing leidt niet tot terugvordering of ver-
rekening na herziening/ rekening van reeds betaalde bedragen, tenzij de betrokkene
wijziging/herstel redelijkerwijs had moeten begrijpen, dat hem teveel werd uit-
betaald.
Een wijzigingsbeslissing leidt slechts tot terugvordering of
verrekening van reeds betaalde bedragen, indien de betrokkene,
hoewel enige bepaling van de ABP-wet hem daartoe verplicht of
dit redelijkerwijze van hem mocht worden verwacht, heeft nage-
laten aan de directie mededeling te doen van een wijziging in
de feiten.
In afwijking van het hierboven gestelde is de directie bevoegd
tot terugvordering of verrekening van teveel betaalde
bedragen, indien de herzieningsbeslissing, onderscheidenlijk
de wijzigingsbeslissing, is genomen binnen vier maanden na de
dagtekening van de herziene beslissing, onderscheidenlijk
binnen vier maanden nadat de directie bericht heeft ontvangen
van wijziging in de feiten.
Herstel van een beslissing binnen vier maanden na de dagteke-
ning van de herstelde beslissing, leidt tot terugvordering of
verrekening van teveel betaalde pensioenbedragen. Herstel van
een beslissing als bedoeld in de vorige volzin, na de daar-
genoemde termijn, leidt slechts tot terugvordering of verreke-
ning van teveel betaalde pensioenbedragen, indien de betrok-
kene redelijkerwijze had moeten begrijpen, dat hem teveel werd
uitbetaald (art. S4, tweede t/m vi jfde lid, ABP-wet) .
Ten aanzien van de beslissingen tot herziening/wi jziging/-
herstel en tot terugvordering van teveel betaalde pensioen-
bedragen zijn de hierboven geschetste regels van bezwaar en
beroep van overeenkomstige toepassing (art. S5 ABP-wet).
Rechtspersoonlijkheid
Fonds is rechtspersoon Het fonds is rechtspersoon (art. L1, eerste lid, ABP-wet).
Financien
Individuele vergoedingen a. De Kroon kan aan de voorzitter, de andere leden en de
plaatsvervangende leden van de RvT een vergoeding toekennen
(art. L4, tweede lid, ABP-wet) .
De minister kent aan de leden van de balanscommissie een
vergoeding toe (art. L16, vierde lid, ABP-wet).
De Kroon stelt bij AMvB regels omtrent aan geneeskundigen
en andere deskundigen toe te kennen vergoedingen (art. P11,
tweede lid, ABP-weT) .
Dekking kosten onderzoek b. In het algemeen kan men stellen dat de kosten van het herplaatsbaarheids-
en het ongeschiktheidsonderzoek ten laste
van het fonds komen. Indien echter op verzoek van betrokkene
een hernieuwd onderzoek heeft plaatsgevonden en de
directie desondanks besloten heeft haar oorspronkelijke
beslissing te handhaven, kan de directie de betrokken
onderzoekskosten tot ten hoogste de helft op de betrokkene

verhalen (zie art. K5 en art. P11 ABP-wet en art. 7 KB van
12 januari 1966, Stb. 13).
Pensioenbijdrage werk- C. Ieder lichaam - ambtelijke werkgever - is aan het fonds een
gever pensioenbi jdrage (24% van de som der bi jdragegrondslagen)
verschuldigd (art. C3, eerste en tweede lid, ABP-wet).
Daarnaast is ieder lichaam in voorkomende gevallen een
wachtgeldti jdbi jdrage aan het fonds verschuldigd (art. C6,
eerste lid, ABP-wet) .
Het orgaan houdt volgens bij AMvB te stellen regels op de
inkomsten van de ambtenaar een bedrag in als verhaal van de
aan het fonds te betalen pensioenbijdrage (art. C7, eerste
lid, ABP-wet) .
Kostenverhaal op werk- d. Kosten, die voor het fonds ontstaan zijn, doordat het
gever betreffende orgaan niet op loyale wijze meewerkte de kosten
zo klein mogelijk te houden, kunnen ten laste van het
betreffende lichaam worden gebracht (zie art. N4 en art. N7
ABP-wet) .
Dekking kosten pen- e. De kosten van de werkzaamheden ter uitvoering van andere
sioenen niet geregeld overheidspensioenregelingen of door de minister van BiZa
in ABP-wet daarmee gelijkgestelde regelingen, komen ten laste van het
fonds. De directie kan echter deze kosten ten laste brengen
van het betrokken lichaam (art. L2a, derde lid, ABP-wet).
Indien de directie werkzaamheden uitvoert ten aanzien van
een pensioenregeling, die voor wat betreft de bepalingen
omtrent de berekening van het pensioen naar het oordeel van
de minister van BiZa overeenstemt met de ABP-wet, kan de
minister, de RvT en de directie gehoord, op verzoek van het
lichaam, te wiens laste de pensioenaanspraken krachtens de
bedoelde pens ioenregel ing komen, bepalen, dat die pens ioen-
aanspraken ten laste van het fonds komen onder de voor-
waarde, dat evenbedoeld lichaam het fonds voor de daaruit
voortvloeiende verplichtingen schadeloos stelt door
betaling hetzij van een bedrag ineens, hetzij van jaar-
lijkse bedragen, vast te stellen door de directie op advies
van de balanscommissie (art. L2a, vi jfde lid, ABP-wet) .
Feiteli jke gegevens
Samenstelling directie Leden
dr. J.W. van der Dussen (voorzitter), mr. P.J. Bezemer,
mr.drs. A.J.M. Masson, G.W.D. Soeteman R.A..
Adv.leden
drs. W.A. Hageman, mr. J.C.C. de Pree, E.J. Zandberg.
amens st ell in9 RvT Leden
W. Wieringa (voorzitter), Th. ~onneveld (plv. voorzitter;
ACOP) , E. J. Anneveld (CCOOP) , drs. J. F. de Bueger (Ambtenarencentrum),
mr. A. van der Guchte, mr. P.H. Holthuis, mr. A.T~.
Maagdenberg, mr. J.B.N. Ruben (RKCOP), M.M. Scheffer, A.J.
Schuurman, D.M. Verkerke (CMHA).

Bureau
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Versluierd begrip
administratief orgaan
in ABPW
2600 medewerkers, in dienst van het ABP.
Uitgaven gefinancierd door
a. overheidswerkgevers en -werknemers als premiebetalers
b. het AAF (invaliditeitspensioenen)
c. CRM (buitengewone pensioenen)
d. BiZa (overzeese pensioenen) .
- Apparaatskosten:. f 214.880.000,--.
- Verstrekkingen: f 5.877.458.000,--.
1980.
Opmer k ingen
a. U i t de ABPW valt niet eenduidig op te maken of het pensioen-
bestuur bestaande uit RvT en directie of de directie alleen
als administratief orgaan dient te worden aangemerkt. De
oorzaak van dit gebrek aan eenduidigheid is gelegen in het
feit dat de wetgever niet in eerste instantie begonnen is
een persoon of groep van personen aan te wijzen als met
openbaar gezag bekleed, doch begonnen is het Algemeen
Burgerlijk Pensioenfonds als rechtspersoon in te stellen
ter voldoening van pensioenverplichtingen, andere uitkerin-
gen en overige kosten. Als bestuur van het fonds - dat wil
zeggen als wilsdrager van de rechtspersoon - heeft de wet-
gever daarna de directie en de Raad van Toezicht ingesteld.
Hoewel het in casu gaat om gezagsuitoefening - nemen van
besluiten met betrekking tot publiekrechtelijke pensioen-
aanspraken - is een constructie gevolgd als betrof het de
instelling van een rechtspersoon in de zin van Boek 2
Burgerlijk Wetboek. Dit ontbreken van een eenduidig orgaan-
begrip heeft ten gevolge dat de bevoegdheden van de RvT
onder meerdere rubrieken ter sprake komen. Waar de
RvT-bevoegdheden ter sprake komen onder rubriek bevoegd-
heden zou men de RvT te zamen met de directie als organen
kunnen beschouwen; waar de RvT-bevoegdheden ter sprake
komen onder de rubriek politiek-bestuurlijke controle zou
men de RvT en de directie kunnen beschouwen als twee ver-
schillende organen waarbij het ene orgaan toezicht uit-
oefent op het andere.
Indeling begrippen her- b. Het verschijnsel van herziening/wijziging/herstel van
ziening/wijziging/herstel besluiten is zowel ter sprake gekomen onder de rubriek
bevoegdheden als onder de rubriek rechtsbescherming. In het
eerste geval zou men het accent kunnen leggen op de eigen
bevoegdheid van het orgaan, terwijl men in het tweede geval
het accent meer zou kunnen leggen op het feit dat er hier
rechtsherstel plaatsvindt met daaraan voor de betrokkene
rechtens verbonden consequenties.
U i tvoer ing Algemene c. Niet in bovenstaand schema zijn opgenomen de bevoegdheden
Milita ire Pens ioenwet met betrekking tot de verzorging van (tijdelijke)
pensioenen van (nagelaten) betrekk ingen van beroepsmil i-

BiZa 1.2
Biza 1.3.
tairen, van bepaalde groepen gepensioneerde beroepsmili-
tairen en van bepaalde groepen gewezen beroepsmilitairen.
Men z i j hieromtrent verwezen naar Hoofdstuk P Algemene
Militaire Pensioenwet van 6 oktober 1966, Stb. 445.
BUITENGEWONE PENSIOENRAAD
= Zie CRM 1.1 =
COMMISSIE, BELAST MET DE ALGEMENE LEIDING EN HET BEHEER VAN DE
DIENST GENEESKUNDIGE VERZORGING POLITIE (COMMISSIE VAN BEHEER
GVP) .
Kaap Hoorndreef 60, Utrecht (Postbus 9234, 3506 GE
Utrecht) / (030) 620877.
Instelling en oprichtinq
Instelling en oprichting Ingesteld en opgericht bij KB van 9 april 1949 (Stb. J 1711,
ondertekend door de ministers van Just. en van BiZa (Besluit
Geneeskundige Ver zorging Politie) .
Leiding en beheer
Dienst GVP
Adviser ing
Toekenning vergoedingen
en tegemoetkomingen
Regelingen
- Besluit Geneeskundige Verzorging Politie; KB van 1 oktober
1971 (Stb. 607) ("Besluit GVP").
- Regeling instellen van beroep; MB van de ministers van
Just. (14 dec. 1979, nr. 1596 P579) en BiZa (5 dec. 1979,
nr. 79/U3631) ("Regeling") .
- Instructie.
Doelstellingen en taken
a. De Dienst GVP leiden en beheren.
De Dienst GVP staat de ministers van Just. en van BiZa,
volgens door hen te stellen regelen, bij bij de uitvoering
van de regelen, bezoldigde politie-ambtenaren het recht
gevende op vergoedingen van of tegemoetkomingen in ziekte-
kosten (art. 9 jo., art. 4 Besluit GVP) .
b. De ministers van Just. en BiZa gevraagd en ongevraagd van
advies dienen ter zake van hetgeen met het besluit GVP en
de ter uitvoering daarvan gestelde regelingen te maken
heeft (Instructie) .
Bevoegdheden
Volgens door de ministers van Just. en BiZa bij gemeenschappe-
lijke beschikking te stellen regelen, toekennen van vergoedin-
gen van of tegenmoetkomingen in ziektekosten aan of ten
behoeve van politie-ambtenaren (art. 8 jo., art. 9 jo., art. 4
Besluit GVP) .

Omvang
Samens tell ing en benoeminq
De commissie bestaat uit tenminste zes leden die worden
benoemd, geschorst en ontslagen bij gemeenschappelijke
beschikking van de ministers van Just. en BiZa (art. 9, eerste
lid, Besluit GVP) .
Voorzitter en secretaris De voorzitter en de secretaris worden door de ministers van
BiZa en Just. uit de leden aangewezen. Elk der tot de Commis-
Dagelijkse leiding
Dienst bi j
administrateur
Adviseur s
sie voor georganiseerd overleg in politie-ambtenarenzaken
toegelaten politievakorganisaties is bevoegd een voordracht te
doen voor de benoeming van &n lid van de commissie (art.9,
derde lid, Besluit GVP) .
Bijkomende bevoegdheden en verplichtingen; werkwijze
De dagelijkse leiding van de Dienst berust bij een administrateur,
die kan worden bijgestaan door ambtenaren. Zij worden
- de commissie gehoord - bij gemeenschappelijke beschikking
van de ministers van Just. en BiZa benoemd, geschorst en ontslagen
(art. 9, vierde lid, Besluit GVP) .
De commissie en de administrateur kunnen worden bijgestaan
door een medisch adviseur, een tandheelkundig adviseur en een
farmaceutisch adviseur. Deze adviseurs worden - de commissie
gehoord - bij gemeenschappelijke beschikking van de ministers
van Just. en BiZa benoemd, geschorst en ontslagen (art. 10
Besluit GVP) .
Politiek-bestuurlijke controle
Ministers stellen rege- a. De ministers van BiZa en Just. geven in een instructie
len m.b. t. werkzaam- nadere regelen betreffende de werkzaamheden van de commisheden
sie (art. 9, vijfde lid, Besluit GVP).
Jaarverslag verplicht b. De commissie is verplicht jaarlijks aan de ministers van
BiZa en Just. een jaarverslag uit te brengen (art. 11,
derde lid, Besluit GVP; art. 11 Instructie).
Comptabele controle c. De Dienst ressorteert comptabel onder de minister van BiZa
(art. 8, tweede lid, GVP).
Beroep
Rechtspersoonlijkheid
Geen rechtspersoon- Geen
lijkheid
Rechtsbescherminq
Beroep tegen besluiten van de commissie is in te stellen bij
de Commissie van Beroep, hoger beroep bij de Centrale Raad van
Beroep (art. 10a Besluit GVP jo Regeling; art. 3 Ambtenarenwet).
De Commissie van Beroep is ingesteld bij het Besluit GVP en
opgericht bij de Regeling. De Commissie van Beroep bestaat uit
drie leden die bij gezamenlijke beschikking van de ministers
van BiZa en van Just. worden benoemd, geschorst en ontslagen.
Een van de leden wordt benoemd op gemeenschappelijke voor-
dracht van de tot de Commissie voor georganiseerd overleg in
politie-ambtenarenzaken toege1ate.n verenigingen van ambtenaren
(art. 2, eerste en tweede lid, Reglement). Voor het hoger
beroep treedt de uitspraak van de Commissie van Beroep in de
plaats van die van het ambtenarengerecht in eerste instantie.

Financien
Heffing van bijdragen Ter dekking van de kosten van de geneeskundige verzorging is
Samenstell ing
het lichaam, belast met de uitbetaling van de bezoldiging voor
de actief dienende deelnemer een maandelijkse bijdrage aan de
Dienst verschuldigd; het verhaalt daarvan op de werknemer de
helft .
De niet-actieve deelnemer is aan de Dienst een maandelijkse
bijdrage verschuldigd.
Het percentage 'van de genoten bezoldiging of het genoten
pensioen, dat de hoogte van de bijdrage bepaalt, wordt jaar-
lijks door de ministers van Just. en BiZa vastgesteld, waarbij
dat percentage in geval van een actieve deelnemer twee maal zo
hoog is als in geval van een niet-actieve deelnemer (art. 7,
eerste t/m vierde lid, Besluit GVP).
Feitelijke gegevens
Leden
J.W. Berkelaar (voorzitter), G.R.J. van Wesel (secretaris,
BiZa), J. Hoekstra (Just.), J. Kordes (plv. voorzitter,
Algemeen Christelijke Politiebond), B.H. Franke (Nederlandse
Politiebond), mr. A.C. Monster (Vereniging van hogere
politie-ambtenaren), C. Versluis (Algemene Nederlandse
Poli t iever eniging) .
Bureau
- 2 medewerkers in dienst van het ministerie van BiZa
- 40 medewerkers in dienst van het Regionaal Ziekenfonds
Midden-Nederland.
Financien Uitgaven ten laste van de begroting van BiZa.
Begrote uitgaven 1982 Apparaatskosten: f 4.500.000.
verstrekkingen: f 159.732.000.
Laatste jaarver slag 1980.
BiZa 1.4.
Adr es/telef oon
Opmerkingen
Onder bevoegdheden wordt aangeduid dat de commissie vergoedingen
en tegemoetkomingen toekent. Hierbij is niet helemaal
de redaktie van het Besluit gevolgd die spreekt over
toekenning door het Rijk. Aangezien in casu de commissie
verantwoordelijk is voor de betreffende bevoegdheidsuitoefening
en de benaming Rijk slechts een aanduiding is van
een publiekrechtelijke rechtspersoon, wordt hier over de
commissie als zodanig gesproken.
Het Besluit geneeskundige verzorging noodwachters, KB van
25 november 1952 (Stb. 573) kent een soortgelijke beheerscommissie
als de commissie van beheer GVP. Het Besluit
geneeskundige verzorging noodwachters wordt in de praktijk
echter niet meer toegepast.
HOOFDSTEMBUREAUS VERKIEZINGEN TWEEDE KAMER
Ten tijde van functioneren te bereiken via de diverse
gemeentesecretar ieen.

Ins telling
Oprichting
Reg el ingen
Li jstonderzoek
S temmen tellen
Instelling en oprichtinq
Ingesteld bij wet van 13 juli 1951 (Stb.), ondertekend door de
minister van BiZa (Kieswet) .
Oprichting op basis van de Kieswet bij elke verkiezing van
leden voor de Tweede Kamer.
Kieswet.
Doelstellingen en taken
a. Onderzoeken van de ingeleverde kandidatenlijsten voor de
verkiezingen (hfdst. H, par. 1, Kieswet) .
b. Optellen van de hun door de stembureaus doorgegeven aan-
tallen stemmen (hfdst. M Kieswet) .
Territoriale begrenzing In iedere kieskring is er een hoofdstembureau (art. E6, eerste
lid, Kieswet) .
Li jstonderzoek
Bevoegdheden
a. Onderzoeken van de ingeleverde lijsten (art. H1 Kieswet) .
Is er sprake van bepaalde verzuimen, dan deelt hij dit mede
aan degene die de lijst inleverde. Deze krijgt dan de
gelegenheid het verzuim te herstellen (art. H2, eerste en
tweede lid, Kieswet) .
b. Na het onderzoek beslissen over de geldigheid der ingeleverde
lijsten en over het a1 dan niet handhaven van de
daarop vermelde kandidaten (art. H4, eerste lid, Kieswet).
Samenstelling c. Na ontvangst van de processen-verbaal van de stembureaus
ten aanzien van iedere lijst vaststellen van
a. het aantal der op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen;
b. de som van de aantallen stemmen, bedoeld onder a. - het
z.g .n. stemcijfer - (art. M4, eerste lid, .Kieswet).
Overgaan tot nieuwe d. Ambtshalve of op verzoek van een of meer kiezers overgaan
stemming tot een nieuwe stemopneming en daarbi j opnieuw besl issen
over de waarde van de stembiljetten (art. M3, eerste en
derde lid, Kieswet) .
Samenstelling en
benoeming
Samenstelling en benoeminq
Een hoofdstembureau bestaat uit vijf leden, van wie 66n
(plaatsvervangend) voorzitter is. Voorzitter is de burgemeester
der gemeente waar het hoofdstembureau gevestigd is. De
plaatsvervangende voorzitter en de andere leden alsmede drie
plaatsvervangende leden worden benoemd en ontslagen door de
minister (art. E6 Kieswet) .
Bijkomende bevoegdheden en verplichtingen; werkwijze
Openbaarheid lijstonder- a. Het onderzoek van de .kandidatenlijsten dient in een voor de
zoek en stemmentell ing kiezers toegankeli jke zitting te gebeuren (art. H1, eerste
lid, Kieswet) .

Onderzoek der
geloofsbrieven door
de Tweede Kamer
Dag en uur van de zitting worden ten minste twee dagen van
te voren ter openbare kennis gebracht. De kiezers kunnen op
deze zitting bezwaren inbrengen waarvan in het procesver-
baal van de zitting melding wordt gemaakt. Na het lijst-
onderzoek doet de voorzitter van het hoofdstembureau de
lijsten ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage
leggen (artt. H3 en H24 Kieswet).
b. De telling van de uitgebrachte stemmen geschiedt in een
voor de kiezers toegankelijke zitting.
De zitting is voor kiezers toegankelijk voorzover zij de
orde niet verstoren of de voortgang der werkzaamheden niet
belemmeren. Aan het eind der werkzaamheden maakt de voor-
zitter de uitkomsten bekend waarvan proces-verbaal wordt
opgemaakt. In het proces-verbaal worden ook de door de
kiezers ter zitting tegen de (0n)geldigheid van stembiljet-
ten en tegen de uitkomsten ingebrachte bezwaren vermeld
(artt. M1 en M5 Kieswet).
c. De voorzitter brengt de uitkomsten ter kennis van het cen-
traal stembureau door middel van het toezenden van een
afschrift van het proces-verbaal. Hij doet het procesver-
baal ter gemeente-secretarie voor een ieder ter inzage
leggen. Hij doet een afschrift van het proces-verbaal als-
mede van de processen-verbaal van de stembureaus aan de
T.K. toekomen (ar. M6 Kieswet) .
Politick-bestuurlijke controle
a. De Tweede Kamer onderzoekt de geloofsbrieven en beslist de
geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkie-
zing zelf oprijzen.
Dit onderzoek strekt zich niet uit tot de geldigheid van de
lijsten en de verbinding der lijsten, zoals zij openbaar
gemaakt zijn (art. US, eerste en tweede lid, Kieswet) .
b. De Tweede Kamer kan besluiten 66n of meer benoemden niet
toe te laten onder andere wegens onjuistheid van de vast-
steling van de verkiezingsuitslag; in zodanig geval geeft
de voorzitter daarvan onverwijld kennis aan het centraal
s tembureau.
In een voor de kiezers toegankelijke zitting stelt het
centraal stembureau met inachtneming van de beslissing van
het lichaam de uitslag van de verkiezing voor zover nodig
opnieuw vast (artt. U9 en U10 Kieswet).
Rechtsbescherminq
AROB-voorziening met a. Tegen een beschikking van het hoofdstembureau over de
een aantal afwijkingen geldigheid van een lijst en over het handhaven van de
daarop voorkomende kandidaten, alsmede over de wijze van
vermelding, kan op basis van de Wet AROB beroep worden
ingesteld, waarbij in afwi jking van die wet iedere kiezer
beroepsgerechtigd is en de beroepstermijn twee dagen
bedraagt. De bepalingen van de Wet AROB omtrent de faculta-
tie£ gestelde bezwaarschriftenprocedure voor beschikkingen
van de centrale overheid blijven achterwege.

Na ontvangst van het beroepschrift bepaalt de voorzitter
van de Afd. R.RvS zo spoedig mogelijk plaats, dag en uur,
waarop de openbare behandeling van de zaak door de Afdeling
zal plaatshebben. Hij doet daarvan onverwijld telegrafisch
mededeling aan de belanghebbenden. Een afschrift van de
ingezonden stukken wordt terstond toegezonden aan het
hoofdstembureau. Het hoofdstembureau is bevoegd binnen een
door de voorzitter te stellen termijn een memorie en
bewijsstukken bij de voorzitter in te dienen. De secretaris
van de Raad van State zendt een afschrift van deze stukken
aan de verzoeker.
Met betrekking tot de beroepsprocedure wordt een aantal
bepalingen van de Wet op de Raad van State buiten toepas-
sing gelaten.
De Aid. R.RvS doet uitspraak uiterlijk zes dagen na de dag
waarop het beroepschrift is ontvangen (art. H7 Kieswet).
b. Indien het hoofdstembureau geen gelegenheid heeft gegeven
tot het herstellen van verzuimen wordt die gelegenheid
alsnog geboden ter secretarie van de Afd. R.RvS. Is een
verzuim overeenkomstiq bovenstaande hersteld, dan houdt de
Aid. R.RvS bij haar uitspraak daarmede rekening (art. HE,
eerste en tweede lid, Kieswet).
Rechtspersoonlijkheid
Geen rechtspersoon- Geen .
lijkheid
Financien
Geen f inanciele Geen bi jzondere bepalingen.
bepalingen
BiZa 1.4
Adres/telefoon
Feitelijke gegevens
Geen; slechts per verkiezing te beantwoorden.
Opmer k ingen
Geen.
KIESRAAD
Schedeldoekshaven 200, 's-Gravenhage (Postbus 20011, 2500 EA
's-Gravenhage) / (070) 717911.
Instelling en oprichtinq
Instelling en oprichting Ingesteld en opgericht bij wet van 13 juli 1951 (Stb. 29.01,
ondertekend door de minister van BiZa (Kieswet).
Regel ingen
- Kieswet.
- Kiesbesluit; KB van 5 oktober 1951 (Stb. 441).
- Wet Europese verkiezinqen van 13 december 1978 (Stb. 652)
( "Wet EV") .

Adviser ing
Centr aal s tembureau
voor Nederlands en
EurOpeeS parlement
Registreren van namen
van politieke groepe-
ringen voor NL of
Eur . parlement
Doelstellingen en taken
a. De minister adviseren in alle aangelegenheden het kiesrecht
betreffende (bijv. wetswijziqinq).
b. Optreden als centraal stembureau bij verkiezingen voor leden
van het Nederlandse en van het Europese parlement.
Bevoegdheden
a. Registreren en schrappen van namen of aanduidingen van
politieke groeperingen.
De geregistreerde namen kunnen worden gebezigd boven de'
kandidatenlijsten van de desbetreffende groepering.
De naam of aanduiding wordt geschrapt a) op verzoek,
b) wanneer de desbetreffende partij ophoudt te bestaan en
c) wanneer de naam of aanduiding niet boven de kandidaten-
lijst wordt gebruikt (art. G1, eerste, tweede en zevende
lid, Kieswet; artt. 2 en 11 Wet EV).
Onderzoeken en beslissen b. Ingeleverde kandidatenlijsten voor de verkiezingen van het
over geldigheid van
Nederlandse en het Europese parlement onderzoeken op
kandidatenli jsten
verzuimen.
NL en Eur. parlement Na eventueel herstel van (een) bepaald(e) verzuim(en)
beslissen over de geldigheid van de kandidatenli jsten en
over het handhaven van daarop voor komende kandida ten
(hfdst. R, par. 1, Kieswet; hfdst. H, par. 1, Kieswet jo.
art. 10 Wet EV).
Beslissen over geldigheid
van lijstverbindingen
voor het NL
of Eur. parlement
c. Beslissen over de geldigheid van de verklaringen een lijstverbinding
tot stand te brengen voor verkiezingen voor het
Nederlandse of Europese parlement (hfdst. HI par. 2,
Kieswet ;
artt. H6 en R3 Kiesbesluit; art. 2 Wet EV).
Gemachtigden van de lijstondertekenaars kunnen lijstverbin-
dingen tot stand brengen door daartoe bij het centraal
stembureau een gemeenschappelijke verklaring in te dienen.
Vaststellen van do uit- d. Vaststellen van de uitslag van de vorkiezingon voor het
slag der vsrkiezingen voor
het NL of Eur. parlement
Nederlandse of het Eurogeso parlement (hfdstt. N On T
Kieswet; art. 2 Wet W) .
Verstrekken van
geloofsbr ieven
Do uitslag wordt vastgesteld nddat de processen-verbaal van
de (hoofd)stembureaus verkregen zijn en aan do hand van de
voorgeschreven kiesdelers. Ds verkozen en nist-verkozon
kandidaten worden voor iedsrs lijst gerangschikt volgens d~
daarvoor geldende reqels..De uitslag wordt in de Neder-
landse Staatscourant bekend gemaakt.
e. Door do voorzitter de benoemd? in konnis stellen van zijn
bsnoeming (act. U1 Kioswet ? .
De.kennisgeving strekt de benoemde tot geloofsbrief.

Omvang
Samenstell ing en
benoeming
Samenstell ing en benoeminq
De raad bestaat uit vijf leden en drie plaatsvervangende leden
(art. Al, tweede lid, Kieswet) .
De leden en plaatsvervangende leden worden door de Kroon
benoemd en ontslagen. U i t de leden wordt door de Kroon de
voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter aangewezen
(art. Al, tweede en -derde lid, Kieswet) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Aanwezigheid ter zitting Tot het houden van een zitting van de raad is de aanwezigheid
van tenminste drie leden vereist (art. A3, eerste lid, Kies-
besluit) .
Beslissen bij volstrekte De raad beslist bij volstrekte meerderheid van stemmen
meerderheid van stemmen (art. A4 Kiesbesluit).
Secretar iaat Aan de raad worden een secretaris en een adjunct-secretaris
toegevoegd. Zij worden door de Kroon benoemd- en ontslagen. De
minister van BiZa stelt in overleg met de voorzitter het
verdere vereiste personeel ter beschikking van de Raad
(art. A5 Kiesbesluit) .
De secretaris is belast met de zorg voor het archief (art. A6
Kiesbesluit) .
Stukken tot het archief behorend worden niet vernietigd dan
met goedkeuring van de raad en in geen geval voor afloop van
de tijd, waarvoor de verkiezing is geschied, waarop zij
betrekking hebben.
Bekendmaken van regi- Besluiten met betrekking tot het registreren van een partijnaam
stratie van partijnamen of -aanduiding worden aan de aanvrager medegedeeld en ter
openbare kennis gebracht in de Staatscourant (art. G1 Kieswet;
art. 2 Wet EV).
Openbaarheid van zit- In de volgende gevallen is sprake van openbare, voor de kiezers
tingen van de raad; toegankelijke zittingen, waarbij zij bezwaren kunnen indienen,
opmaken proces-verbaal en waarvan proces-verbaal wordt opgemaakt met vermelding van
van de zittingen die bezwaren:
a. zittingen waarop besloten wordt over de geldigheid van de
lijsten en over het handhaven van de daarop voorkomende
kandidaten bij verkiezingen voor de Eerste Kamer en voor
het Europese Parlement (art. R2 jo. art. R8 Kieswet;
art. H4 jo. art. H24 Kieswet jo. art. 10 Wet EV);
b. zittingen tot het nummeren van de lijsten bij verkiezingen
voor de Tweede Kamer en het Europese Parlement
(art. H16 jo. H24 Kieswet; art. 10 Wet EV);
C. zittingen tot bekendmaking van de verkiezingsuitslag bij
verkiezingen voor de Eerste en Tweede Kamer en voor het
Europese parlement (art. N21 en N22 Kieswet; art. T16 Kies-
wet; art. 2 Wet EV) .

Politick-bestuurlijke controle
Onderzoek geloofsbrieven Het lichaam, waarvoor de benoeming is geschied, onderzoekt de
door het vertegenwoor- geloofsbrieven en beslist de geschillen, welke aangaande die
digende lichaam geloofsbrieven of de verkiezing zelf oprijzen. Het onderzoek
der geloofsbr ieven strekt zich niet uit tot de geldigheid van .
de lijsten en van de verbinding van de lijsten, zoals zij door
de raad openbaar zijn gemaakt (art. US, eerste en tweede lid,
Kieswet) .
Redenen voor
niet-toelating
Niet toelating van een of meer leden kan als oorzaken hebben
a. ongeldigheid van de stemmen in een of meer provincies,
onderscheidenlijk stemdistr icten (art. U7 Kieswet) :
In zo'n geval vindt in de bedoelde provincies, onderschei-
denli jk stemdistr icten een nieuwe stemming plaats en wordt
de uitslag opnieuw vastgesteld. Op basis van deze nieuwe
u itslagvaststell ing kunnen echter reeds toegelatenen,
hoewel misschien ten onrechte gekozen verklaard, niet meer
geweerd worden.
b. onjuistheid van de vaststelling van de uitslag van de verkiezing
(artt. U9 en U10 Kieswet) ;
In zo'n geval stelt de Raad in een voor de kiezers toegan-
kelijke zitting de uitslag voor zover nodig opnieuw vast
met inachtneming van de beslissing van het vertegenwoor-
digende lichaam.
c. niet voldoen aan de vereisten van het lidmaatschap of het
vervullen van een met dat lidmaatschap onverenigbare
betrekking (art. U11 Kieswet) .
In het laatste geval geeft de voorzitter van het vertegen-
woordigende lichaam daarvan direct kennis aan de voorzitter
van de raad.
Met betrekking tot de verkiezingen voor het Europese parlement
onderzoekt de Tweede Kamer de geloofsbrieven (art. 31 Wet EV).
AROB-voorzien ing met
Rechtsbescherminq
Tegen een beschikking met betrekking tot de inschrijving van
enkele afwijkingen bij een partijnaam, van een aanduiding daarvan of van beide kan op
naamregistratie , basis van de Wet AROB beroep worden ingesteld.
Geen rechtspersoonlijkheid
Geen financiele
bepalingen
In afwijking van de Wet AROB bedraagt de beroepstermijn zeven
dagen en blijft de fakultatief gestelde bezwaarschriftenproce-
dure voor beschikkingen van de centrale overheid achterwege
(art. G1, vijfde en zesde, lid Kieswet; art. 2 Wet EV) .
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
Geen bijzondere bepalingen.

Samenstelling
Feitelijke gegevens
Leden
dr. H.M. Fransen '(voorzitter) , prof .mr. J.M. Prins (plv. voor-
zitter), mevr. mr. A. Kappeyne van de Coppello, mr. A.F.C.L.
Kievits, F.K.L. Rogier.
Plv. leden
mr. P.C. Breedveld, mevr. drs. I. Gunther, drs. J.H. Boone.
Adv. leden
mr. dr. W.K.J.J. van Ommen Kloeke (secretaris),
mr. F.J.W.M. van Dooren (adi. secretaris).
Waarnemers
mevr. E.F. Eering, mr. C. Borman, mr. M. Bakker.
Bureau 2 medewerkers.
Financien
Uitgaven ten laste van de begroting van BiZa.
Begrote uitgaven 1982 Geen opgave.
Jaarverslag Geen.
BiZa 1.6
Instelling en
opr ichting SPF
Opmerk ingen
Geen.
PENSIOENBESTUUR van het SPOORWEGPENSIOENFONDS (SPF)
De beschrijving van het pensioenbestuur van het Spoorwegpensioenfonds
vertoont grote overeenkomst met de beschrijving van
het pensioenbestuur van het Algemeen Burgerlij k Pensioenfonds,
zodat waar mogelijk volstaan zal worden met verwijzingen. Deze
verwijzingen zullen aangeduid worden met vgl. ABP.
Tiberdreef 4, Utrecht (Postbus 2030, 3500 GA Utrecht)/(O30)
615561
Ins telling en oprichtinq
SPF: ingesteld en opgericht bij wet van 15 februari 1967
(Stb. 138) , ondertekend door de minister van BiZa (Spoorwegpensioenwet)
("Spw") .
(Het SPF geeft als feitelijke oprichtingsdatum 1 jan. 1966 op.)
Instelling en oprich- Pensioenbes tuur, ingesteld en opgericht bi j de Spw. Het bestaat
t ing pensioenbestuur uit een directie en een Raad van Toezicht (RvT). Spw.
Doe1 SPF
Regel ingen
SPW.
Doelstell ingen en taken
Het SPF strekt tot voldoening van in de wet geregelde aanspraken
op pensioenen en andere uitkeringen.

Taken directie
Taken RvT
a. Het beheer van het SPF (art. L2, tweede lid, Spw);
b. Uitvoering van de regeling met betrekking tot de pensioenen
van werknemers der Nederlandse Spoorwegen benevens hun na-
bestaanden, zoals vervat in de Spw (art. L2, tweede lid, Spw)
c. Belegging fondsgelden (art. M3 Spw) ;
d. Opmaak jaarrekening van het SPF (art. M5, eerste en tweede
lid, Spw) .
a. Het toezicht houden op de taakuitvoering door de directie
(art. L2, tweede lid, Spw) ;
b. Het beslissen op bezwaarschr iften tegen directiebesluiten
(art. S1 Spw) ;
c. Het doen van voorstellen aan de minister met het oog op de
toepass ing van de Spw (art. L2, vi j fde lid, Spw) .
Bevoegdheden
I--BevoesGhea~n-van-~e~ai~:ect_ie
pens ioenberekening a. Vgl. ABP (Hfdst. F Spw).
berekening nabestaanden- b. Vgl. ABP (Hfdst. H Spw).
pens ioen
herstel verval pensioen- c. Vgl. ABP (art. 14, tweede lid, Spw) .
recht
bevoegdheden m. b . t . d. Vgl. ABP (Hfdst. J Spw) .
samenloop pens ioenen
herplaatsbaarverklaring/ e. Vgl. ABP (Hfdst. K Spw).
herplaats ingstoelage
premiebetal ing f. Vgl. ABP (art. N3, eerste lid, Spw).
pens ioentoekenning g. Vgl. ABP (Hfdst. 0 Spw)
beslissing ongeschikt- h. Vgl. ABP (Hfdst. P Spw) .
Pensioenbetaling i. Zorg voor pensioenbetaling in maandelijkse termijnen
(art. R1, eerste lid, Spw) . Vaststelling nadere regelen
omtrent wi jze en voorwaarden van de betaling. Tevens regel-
stelling mogeli j k met betrekking tot betaling van bepaalde
pensioenen over tijdvakken van langer dan een maand. A1
deze regels behoeven de goedkeuring van de RvT (art. R1,
tweede lid, Spw) .
j . Pensioenbetaling aan ander dan rechthebbende bi j verbli j f
Afwijking overgangsrecht k. Vgl. ABP (art. T5 Spw) .
in inr ichting . Betaling eigen bi jdrage ingevolge AWBZ aan
Ziekenfondsraad (art. R2, eerste en tweede lid, Spw).
~erziening/wijziging/ 1. Zie onder rechtsbescherming.
herstel
h el egging fondsgelden m. Belegging fondsgelden met inachtneming van bepalingen welke
de goedkeuring van de minister van BiZa en de minister van
Fin. behoeven (art. M3 Spw) .

Opmaak jaarrekening n. Ieder jaar opmaak van de jaarrekening van het fonds. Jaar-
rekening bestaat uit een rekening van baten en lasten en
een balans (art. M5, eerste en tweede lid, Spw).
IZ-Bsvoes!he!en_van-ds-RvT
Toezicht op directie a. Vgl. ABP (art. L2, vierde lid; art. L8, derde lid, Spw).
Advisering aan minister b. Vgl. ABP (art. L6, eerste lid; art. L8, derde lid; art. 13;
en Kroon art. L13, eerste lid, Spw).
Goedkeuringdirectie- c. Vgl. ABP.
beslui ten
Beslissen op d. Zie onder Rechtsbescherming.
bezwaarschriften
Herziening/wijziging/ e. Zie onder Rechtsbescherming.
her stel
Samenstelling en
benoeming directie
-. .
Samenstelling en
benoeming RvT
Samenstelling en benoeminq
De directie bestaat uit ten hoogste drie leden, te benoemen,
te schorsen en te ontslaan door de minister van BiZa. De
directie-leden worden benoemd op voordracht van de hoofd-
directie N.S. (art. L8, eerste en tweede lid, Spw).
De directie vertegenwoordigt het SPF in en buiten rechte
(art. L2, derde lid, Spw) .
De RvT bestaat uit zes leden, die door de minister van BiZa
worden benoemd, geschorst en ontslagen. De leden hebben
zitting voor vijf jaar. Na afloop van dat tijdvak kunnen zij
opnieuw worden benoemd.
De minister van BiZa benoemt de leden op voordracht van de
hoofddirectie N.S.; de hoofddirectie N.S. kiest drie van de te
benoemen leden uit een voordracht van de Koordinatie Spoorweg
Vakorganisaties, als bedoeld in het reglement houdende dienst-
voorwaarden voor het N.S.-personeel, die tenminste twee namen
voor elke ter vervullen plaats bevatten. De minister wijst uit
de leden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan
(art. L3, eerste t/m vijfde lid, Spw).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
I--Pirectie
Instructie voor directie a. De minister van BiZa stelt, gehoord de RvT, voor de
directie een instructie vast, waarin mede wordt geregeld de
verpl ichting van de directie tot het doen van mededel ingen
en het verstrekken van inlichtingen en adviezen aan de RvT
(art. L8, derde lid, Spw).
Personeel b. Het personeel dat de directie behoeft voor de uitvoering
van de haar opgedragen taak wordt haar door de N.S. ter
beschikking gesteld. De personeelsleden worden gedurende de
tijd dat zij ter beschikking van de directie gesteld zijn
geacht een betrekking onder de directie te vervullen
(art. L9 Spw) .

Advisering op basis van c. Het geneeskundig onderzoek van de deelgenoot wordt gesteld
geneeskundig onderzoek mbt overeenkomstig de regelen daarvoor gegeven in het reglement
arbeidsongeschiktheid houdende dienstvoorwaarden voor het N. S. -personeel.
Het geneeskundig onderzoek van de gepensioneerde deelgenoot
Advisering m.b.t.
revalidatie
Advisering m.b.t.
herplaatsbaarheid
wordt ingesteld door een door de directie aangew.ezen
geneeskundige. Deze aanwijzing geschiedt zo mogelijk uit de
geneeskundigen die deel uitmaken van de bedrijfsgeneeskun-
dige dienst van N.S.. Na het medisch onderzoek kan een
hernieuwd onderzoek of een observatie plaatsvinden.
De bepalingen met betrekking tot het geneeskundig onderzoek
van de gepensioneerde deelgenoot zijn zodanig gesteld dat
in de uiteindelijke rapportage zowel het oordeel van de
bedrijfsgeneeskundige dienst van N.S. als van de behande-
lend geneesheer van de betrokkene als van eventuele andere
minder direct betrokken (medisch)deskundigen kan door-
klinken (art. P1 t/m art. P3 Spw). Na rapportage volgt
beslissing van directie.
d. Vgl. ABP (art. P5, eerste en derde lid, Spw).
e. Vgl. ABP.
De beoordelingscommissie herplaatsbaarheid deelgenoten
bestaat uit een lid tevens voorzitter en drie andere leden,
te weten een bedrijfsarts, een psycholoog en een deskundige
op het gebied van de arbeidsvoorziening. Ieder der leden
heeft 6th of meer plaatsvervangers. De (plaatsvervangende)
leden worden door de hoofddirectie N.S. benoemd en ont-
slagen bij gebleken ongeschiktheid, om wille van gewichtige
redenen dan we1 op verzoek (art. 2, eerste en tweede lid,
Voorschriften omtrent samenstelling en werkwijze van de
beoordel ingscommissie, gegeven door de hoofddirectie N. S. ) .
Sancties bij niet-mede- f. Vgl. ABP (art. K3, tweede lid, art. P7, tweede lid, Spw).
werking onderzoek
Motivering beslissigen g. Vgl. ABP (art. 02 en art. P4, eerste lid, Spw).
zz--Raaa-vcn-Tgszicht
Secretaris voor RvT a. Benoeming van een secretaris door de minister van BiZa op
voordracht van de hoofddirectie N.S. (art. L3, zevende lid,
SPW) .
Reglement van werkzaam- b. Vgl. ABP (art. L7, tweede lid, Spw).
heden
Politick-bestuurlijke controle
I,-Eostrole-vaa-EvT-o~-iirectis
Toezicht door RvT a. Vgl. ABP (art. L2, vierde lid, Spw).
Inlichtingen aan RvT b. Vgl. ABP (art. L8, derde,lid, Spw).
Goedkeur ing RvT c. Vgl. ABP (zie tevens rubr iek bevoegdheden) .
Jaarverslag d. Vgi. ABP (art. L11, eerste lid, Spw).

~erantwoording;
aanwijzingen
................................... I1 Controle van minister van BiZa op ---- RvT
a. Vgl. ABP (art. L5 Spw) .
goedkeuring reglement
Jaarverslag
b. Vgl. ABP (art. L7, eerste lid, Spw).
c. Vgl. ABP (art. L11, tweede en derde lid, Spw) .
Ministeriele aanwijzing
IIZ-Pinancisel- to!2zicht -oe-heL-SEP
a. Vgl. ABP; afschrift accountantsrapport behoeft niet te
accountant worden gezonden aan Algemene Rekenkamer (art. L6 Spw).
Ministerieel toezicht b. Vgl. ABP; een wiskundig adviseur heeft een taak overeenmbt
actuariele balans komende met die van de balanscommissie.
Toezicht belegging
fondsgelden
Deze adviseur wordt voor ten hoogste vijf jaar door de
minister van BiZa aangewezen; na afloop tijdvak kan hij
opnieuw worden aangewezen; gelegenheid voor RvT om voor
elke aanwijzing een aanbeveling van ten hoogste twee per-
sonen in te dienen (art. L12, tweede lid, art. L13, eerste
lid, art. L14 en art. L15 Spw).
c. De belegging van fondsgelden geschiedt met inachtneming van
bepalingen die de goedkeuring van de ministers van BiZa en
van Fin. behoeven (art. M3 Spw) .
Bezwaren mbt directie-
Rechtsbescherminq
LEezwaar-en-keroee
a. Vgl. ABP; een beslissing van N.S. met betrekking tot regibesluiten
bij RvT in te stratie van het deelgenootschap of met betrekking tot vastdienen
stelling van de bijdragegrondslag geldt in dit verband als
een beslissing van directie (art. S1, eerste, tweede,
derde, vijfde, zevende en achtste lid, Spw) .
Beroep op CRvB b. Vgl. ABP; beroep in eerste instantie op een ambtenarenrechter
is niet mogelijk (art. S2 Spw).
;I--Eechtsherstel-iccr-iirsctie-cE-R!!T
Rechtsgronden voor her- a. Vgl. ABP (art. S3 Spw) .
ziening/wi j=iging/herstel
Terugvordering/verreke- b. Vgl. ABP (art. S4, tweede t/m vijfde lid, art. S5 Spw) .
ning na herziening/-
wijziging/herstel
Rechtspersoonli jkheid
Fonds is rechtspersoon Het fonds is rechtspersoon (art. L1, eerste lid, Spw).
Financien
Individuele vergoedingen a. De minister van BiZa kan aan de (plaatsvervangend) voorzitter
en de (andere) plaatsvervangende leden van de RvT
een vergoeding toekennen (art. L4, tweede lid, Spw).
De aan de (plaatsvervangend) voorzitter en aan de andere
deskundigen van de beoordelingscommissie herplaatsbaarheid
deelgenoten toe te kennen vergoedingen worden door de
hoofddirectie N.S. vastgesteld in overleg 'met de directie
(art. 7 Voorschriften omtrent samenstelling en werkwijze
I

van de beoordelingscommissie, gegeven door hoofddirectie
N.S.).
De Kroon stelt bij AMvB regels vast omtrent de aan geneeskundigen
en andere deskundigen toe te kennen vergoedingen
(art. P10, tweede lid, Spw) . De minister van BiZa kent aan.
de wiskundige adviseur een vergoeding toe (art. L12, vierde
lid, Spw).
b. De directieleden, de secretaris van de RvT en de personeelsleden,
die de directie terzijde staan, staan in bezoldigde
dienstverhouding tot N.S. (art. L10 Spw) .
Dekking kosten onderzoek c. Vgl. ABP (zie art. K5 en art. P10 Spw) .
Pensioenbi jdrage van d. N.S. is aan het SPF een pensioenbijdrage (18,5% van de som
N.S. der bijdragegrondslagen) verschuldigd (art. C3, eerste en
tweede lid, Spw). Daarnaast is N.S. in voorkomende gevallen
een wachtgeldtijdbijdrage verschuldigd aan het SPF
(art. C6, eerste lid, Spw).
N.S. houdt op het inkomen als deelgenoot een bedrag in als
verhaal van de aan het fonds te betalen pensioenpremie
(art. C7, eerste lid, Spw).
Samenstelling directie
Feitelijke gegevens
Leden
drs. J.L.M. Geelen.
Samenstell ing RvT Leden
mr. P.R. Leopold (voorzitter; N.S.) , E. Jongsma (plv. voorzitter-
Vervoersbond CNV); W. -8
Kok (N.S.), P.B. Visser (N.S.),
B.G.H. Swemmenhuis (Vervoersbond FNV), G.
FNV) .
Wieman (Vervoersbond
Plv. leden
J. Berculo (N.S.), J. van der Knijff (N.S.), mr. A.E.L.
Pothuizen (N.S.) , G. de Ruiter (Vervoersbond FNV) , W. Sels
(Vervoersbond CNV), J. Schoonewelle (Vervoersbond FNV).
Adv. leden
mr. H. Huisman (secretaris) .
Bureau
Drie personen, in dienst van de N.S..
Financien
uitgaven gefinancieerd door:
a. BiZa
b. N.S.
.
Begrote uitgaven 1982
c. Werknemers N.S..
Geen opgave.
Laatste jaarverslag 1980.

Opmerkingen
Versluierd begrip a. Vgl. ABP.
"orgaan"
~ndeling "herziening/- b. Vgl. ABP.
wijzinging/herstelW
BiZa 1.7.
~dres/telefoon
Instell ing
Opr ichting
Regel ingen
Toekenn ing van
pens ioenen
RAAD VAN BEHEER van de STICHTING ADMINISTRATIE INDONESISCHE
PENSIOENEN (Raad van Beheer van de SAIP)
Oude Lindestraat 70, Heerlen (Postbus 1263, 6400 BG
Heerlen) / (045) 793045.
Instelling en opr ichtinq
Ingesteld bij overeenkomst tussen de SAIP en de Staat van
31 mei 1951 ("Overeenkornst"); Overeenkomst goedgekeurd bij wet
van 21 april 1951 (Stb. 189).
Opgericht bij notariele akte van 25 april 1951 door de
minjsters van BiZa, Fin. en voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen
( "Statuten") .
Overeenkomst
Wet van 21 april 1955 (Stb. 189), houdende goedkeuring van de
overeenkomst van 31 mei 1951 ("Wet").
Statuten, zoals gewijzigd bij Besluit van de ministers van
BiZa en Fin. van 29 november 1955.
Doelstelling en taken
De SAIP heeft ten doel:
a. De toekenning en de voldoening van weduwenpensioenen en
wezenonderstanden, en van de duurtetoeslagen op deze pensioenen
en onderstanden waartoe Nederland zich heeft verplicht
bi j besluit van de Tweede Conferentie van ministers
van de Nederlandse Indonesische Unie, zulk-s ingevolge door .
het Rijk met de Stichting gesloten overeenkomst.
b. De toekenning en de voldoening van andere dan boven
bedoelde pensioenen en onderstanden aan gewezen Overheidspersoneel
van Indonesie en aan hun nagelaten betrekkingen,
zulks ingevolge door het Rijk met de Stichting gesloten of
te sluiten overeenkomsten.
c. De toekenning en de voldoening ten laste van het Rijk van
andere dan bovenbedoelde toeslagen, op de pensioenen en
onderstanden, bedoeld onder a. en b., zulks ingevolge wettelijke
regelingen of door het Rijk met de Stichting
gesloten of te sluiten overeenkomsten.
d. Het verrichten van andere werkzaamheden, voortvloeiende uit
door het Rijk met de Stichting gesloten of te sluiten overeenkomsten
(art. 2 Statuten) .

Bevoegdheden
Toekennen van weduwen- a. De SAIP verplicht zich tot de toekenning en de gereen
wezenpensioenen
gelde voldoening ten laste van de geldmiddelen van de SAIP.
1. van de weduwenpensioenen en de wezenonderstanden aan de
nagelaten betrekkingen van gewezen overheidspersoneel
van Indonesie;
2. van de volgens de op 1 januari 1950 buiten Indonesie van
kracht zijnde dan we1 nader met instemming van Nederland
ingevoerde Indonesische regelingen daarop toegekende
duur tetoeslagen.
voorwaarden voor i. Onder "overheidspersoneel" wordt mede verstaan "bij rechts-
persoonlijkheid bezittende Indonesische overheidsinstellin-
gen werkzaam geweest zijnd personeel".
ii.Pensioenen en onderstanden zullen worden toegekend en
voldaan indien het betreft:
a. op 1 december 1950 buiten het grondgebied gevestigde
weduwen en wezen,
b. weduwen en wezen die niet ingevolge de overeenkomst
tussen Nederland en de Republiek Indonesie de
Indonesische nationaliteit bezitten of verkrijgen, dan
we1 van Aziatische afkomst zijn, indien zij zich alsnog
buiten Indonesie vestigen
(art. 2, eerste lid, Overeenkomst; art. 6, vijfde lid,
Statuten) .
Uitkering in bijzondere b. De SAIP is bevoegd tot de voldoening in bijzondere omstan-
gevallen digheden van uitkeringen aan nagelaten betrekkingen van
gewezen overheidspersoneel van Indonesie, die van het genot
van weduwenpensioen en wezenonderstand uitgesloten zijn,
mits deze nagelaten betrekkingen buiten het grondgebied van
Indonesie zijn gevestigd (art. 2, derde lid, Overeenkomst).
Voorstellen voor wet- c. Indien en voor zover de veranderde omstandigheden daartoe
geving indienen; treffen naar zijn oordeel aanleiding geven,-dient de Raad van Beheer
van voorlopige voorzie- aan de ministers van BiZa en van Fin., dan we1 aan de
ningen minister, die in samenwerking met evengenoemde ministers,
overeenkomsten met de Stichting heeft gesloten, voorstellen
in tot het treffen van wettelijke voorzieningen. In afwach-
/ ting van de totstandkoming van de boven bedoelde wettelijke
voorzieningen is de Raad van Beheer bevoegd in dringende
gevallen bij met redenen omkleed besluit voorlopige
afwijkende voorzieningen te treffen (art. 6, derde en
vierde lid, Statuten; art. 3, eerste t/m derde lid,
Overeenkomst) .
De Raad is bij de uitoefening van zijn beheer gebonden aan
de ten tijde van de overdracht van de soevereiniteit van
het voormalige Indonesie (Nederlands-Indie) geldende wette-
lijke regelingen en administratieve voorschriften op het
terrein van pensioenen en onderstanden aan nagelaten
betrekkingen van gewezen overheidspersoneel, voor zover
deze onder de veranderde omstandigheden toepassing kunnen
vinden (art. 6, tweede lid, Statuten) .

Samenstelling en
benoeming
Secretariaat
Benoemen van personeel
Vaststelling begroting
Beslui tvorming
Huishoudeli jk reglement
vaststellen
Delegatie van bevoegd-
heden aan de voorzitter
Samenstelling en benoeminq
Het beheer der stichting berust bij een Raad van Beheer. Hij
bestaat uit drie leden, die bij gemeenschappelijke beschikking
van de ministers van BiZa en van Fin. benoemd, geschorst en
ontslagen worden.
De ministers wijzen uit de leden een voorzitter en een plaats-
vervangend voorzitter aan.
De ministers kunnen een plaatsvervangend lid aanwijzen, dat
door de ministers wordt geschorst.en ontslagen (art. 4, eerste
t/m derde lid, statuten) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De Raad van Beheer wordt bijgestaan door een secretaris die
bij gemeenschappelijke beschikking van de ministers van
BiZa en Fin. wordt benoemd, geschorst en ontslagen.
De taak en de verplichtingen van de secretaris worden
geregeld bij een door de Raad van Beheer vast te stellen
instructie (art. 4, zesde lid, Statuten).
Voor de benoeming wordt de Raad van Beheer in de gelegen-
heid gesteld een aanbeveling te doen van tenminste twee
personen.
De bezoldiging van de secretaris wordt door de ministers
van BiZa en Fin. vastgesteld.
b. Onder de Raad van Beheer zijn ambtenaren werkzaam, die door
de Raad van Beheer worden benoemd, geschorst en ontslagen.
Aanstelling van personeel bij de Stichting geschiedt binnen
de grenzen der begroting (art. 9, art. 10, eerste lid,
Statuten) .
c. De Raad van Beheer stelt jaarlijks een door de ministers
van BiZa en Fin. goedgekeurde begroting van baten en lasten
en een begroting van de te verrichten bij- en afboekingen
op de kapitaalrekeningen van de SAIP vast (art. 7, eerste
lid, Overeenkomst; art. 3 Wet).
d. De Raad van Beheer zendt afschriften van de vastgestelde
begrotingen toe aan de Staten-Generaal, aan de ministers
van BiZa en Fin. en aan de Algemene Rekenkamer (art. 7,
eerste rid, Overeenkomst; art. 3 Wet).
e. Aan de beslissingen van de Raad van Beheer werken tenminste
twee leden mede (art. 4, vijfde lid, Statuten).
f. De Raad van Beheer geeft in een huishoudelijk reglement voor
zoveel nodig nadere regelen betreffende de vergaderingen en
de stemmingen, de ondertekening van bescheiden, het ontwerpen
van de begroting, de vaststelling van het jaarverslag,
de rekening van baten en lasten en de kapitaalreke-
.ning (art. 7, eerste lid, Statuten).
g. De Raad van Beheer kan de uitoefening van zijn bevoegdheid
tot het vertegenwoordigen van de Stichting in en buiten
rechte, alsmede van andere bevoegdheden opdragen aan de
voorzitter (art. 5, tweede lid, Statuten) .

Poli tiek-bestuurli jke controle
a. De Raad van Beheer oefent het beheer over de SAIP uit over-
eenkomstig de met de SAIP gesloten of te sluiten overeen-
koms ten.
~inisteriele richtlijnen b. De Raad van Beheer is gehouden de door de ministers van
BiZa en Fin. te geven richtlijnen op te volgen (art. 1,
tweede lid, Overeenkomsten).
Verstrekken van inlich- De Raad van Beheer verstrekt de ministers van BiZa en Fin.
tingen aan ministers alle door hen gewenste inlichtingen (art. 1, tweede lid,
Overeenkomst) .
verantwoording aan
De SAIP is voor de uitvoering van haar taak verantwoording
ministers
aan de ministers van BiZa en Fin. verschuldigd (art. 1,
tweede lid, Overeenkomst) .
Verklaring van geen
Besluiten van de Raad van Beheer tot toekenning en voldoebezwaar
ning van pensioenen en onderstanden op basis van andere
overeenkomsten dan die van 31 mei 1951, alsmede tot het
treffen van voorlopige afwijkende voorzieningen in afwachting
van de totstandkoming van wet teli jke voorzieningen,
kunnen slechts ten uitvoer worden gelegd, nadat van de
betrokken minister (s) een verklaring van geen bezwaar is
ontvangen (art. 6, zesde lid, Statuten; art. 3, vierde lid,
Overeenkomsten) .
Goedkeur ing aanstelling Het benoemen, schorsen en ontslaan van personeel in de rang
hoger personeel
van hoofdcommies of hoger kan slechts plaatsvinden na verkregen
toestemming van de minister van BiZa (art. 9
Statuten) .
Statutenwijziging/
De ministers van BiZa en Fin. zijn bevoegd bij gemeenschapopheff
ing stichting
pelijk besluit deze statuten te wijzigen, dan we1 tot
opheffing van de SAIP over te gaan, een en ander nadat de
Raad van Beheer terzake is gehoord (art. 11 Statuten).
Goedkeuring van de
De minister van BiZa en Fin. keuren de bij hen ingediende
begroting
ontwerpbegrotingen uiterlijk op 31 december van het jaar
van indiening goed. De goedkeuring kan met wijzigingen
gepaard gaan (art. 7, eerste lid, Overeenkomst; art. 3 Wet).
Financiele
Het jaarverslag, de balans, de rekening van baten en lasten
verantwoording
en de kapitaalrekening worden, na vaststelling door de Raad
van Beheer, aan de ministers van BiZa en van Fin. en aan de
Algemene Rekenkamer ingezonden (art. 4, eerste lid, Wet) .
De ministers keuren het jaarverslag, de balans en de rekening
van baten en lasten, na vaststelling door de Raad van
Beheec, goed. Goedkeuring van de bescheiden strekt de Raad
van Beheer tot acquit en d6charge (art. 7, tweede lid,
Statuten) .
Boekhoudkundig toezicht Aan de door de ministers van BiZa en Fin. aan te wijzen
ambtenaren, zomede aan de Algemene Rekenkamer zal, telkens
wanneer zulks wordt verlangd, inzage in de boekhouding van
de SAIP en in de daaraan ten grondslag liggende bescheiden
worden gegeven, zullen alle voor de controle nodige inlich-

ting desgevraagd worden verstrekt en zal gelegenheid worden
gegeven voor het opnemen van kasgelden en andere vermogens-
bestanddelen (art. 4, tweede lid, Wet).
~echtsbescherminq
Geen rechtsbeschermings- Geen bepalingen.
regel ing
Rechtsper soonli jkheid
Pr ivaatrechteli jke De SAIP is een rechtspersoon in de zin van Boek I1 Burgerlijk
stichting We tboek .
Vergoeding en
bezoldigingen
Ambtelijke status
Geldmiddelen der
stichting
Financien
De ministers van BiZa en Fin. stellen de bezoldiging vast
van de leden. Aan het plaatsvervangend lid kan door die
ministers voor zijn werkzaamheden een vergoeding worden
toegekend (art. 4, vierde lid, Statuten).
De bezoldiging van de secretaris wordt door bovengenoemde
ministers vastgesteld (art. 4, zesde lid, Statuten)
De voor de burgerlijke ambtenaren en gewezen burgerlijke
ambtenaren bij de departementen van algemeen bestuur onder-
scheidenlijk voor hun weduwen en wezen geldende regelen in
de ruimste zin genomen, zijn, behoudens het onder d. en b.
gestelde, op de leden van de Raad van Beheer, het perso-
neel, de secretaris en het gewezen personeel van de stich-
ting zomede op hun weduwen en wezen van overeenkomstige
toepassing (art. 10, tweede lid, Statuten) .
De bezoldigingen van de boven bedoelde personen, zomede de
vergoeding van het plaatsvervangend lid, worden gekweten
uit door het Rijk ter beschikking gestelde kapitalen of
gelden (art. 10, vierde lid, Statuten) .
De geldmiddelen bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal
b. de haar door het Rijk ter beschikking te stellen
kapitalen of gelden
Aan de hand van de wetenschappelijke balansen betref-
fende de financiele toestand van de Stichting wordt om
de vijf jaar, door de ministers van BiZa en van Fin.,
behoudens goedkeuring van de desbetreffende posten van
de Rijksbegroting, bepaald tot welk bedrag over de
volgende vijf jaren jaarlijks uitkeringen ten laste van
het Rijk aan de Stichting zullen worden gedaan ter
dekking van de tekorten.
c. de ingevolge het besluit van de Tweede Conferentie van
.Ministers van de Nederlands Indonesische Unie door de
Republiek Indonesie ter beschikkinq van Nederland
gestelde verplichte en vrijwillige deelgenoten in een
der voormalige Indische weduuen- wezenfondsen.
d. de uit anderen hoofde door gewezen Overheidspersoneel
van Indonesie ten behoeve van weduwen- en wezenvoorzie-
ningen betaalde contributies.

e. de renten van haar belegde gelden.
f. toevallige baten (art. 2 Wet, art. 4 Overeenkomst,
art. 3 Statuten).
Feitelijke gegevens
Samens t ell ing Raad Leden
van Beheer G.w.D. Soeteman R.A. (voorzitter), mr. P.J. Bezemer (c
voorzitter), mr. J.C.C. de Pree.
Secr etar iaat De directie van het ABP verzorgt de administratie van de SAIP.
Financien Uitgaven komen ten laste van de begrotingen van BiZa en van
CRM.
Begrote uitgaven 1982 Totaal 2 f 6.000.000,--.
Laatste jaarverslag 1980
Opmerk ingen
Geen.

5.4 MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN
DAGELIJKSE RAAD van de ACADEMISCHE RAAD (AR)
Prinses Beatrixlaan 428, voorburg (Postbus 590, 2270 AN
Voorburg)/(070) 694381.
Instelling en oprichtinq
Instelling en oprich- De AR is ingesteld en opgericht bij wet van 22 december 1960
ting AR (Stb. 559), ondertekend door de minister van O&W (Wet op het
wetenschappeli j k onderwi js) ( Wwo" ) .
Instelling en oprich- De Dagelijkse Raad is ingesteld en opgericht bij de Wwo.
ting dageli j kse raad
Regel ingen
Functie binnen AR
Verdeling eerste-
j aarsstudenten
over w.0.-in-
stellingen
Advisering namens
AR
- Wwo.
- Wet universitaire bestuurshervorming; wet van 8 december
1970 (Stb. 601) (Wubtt).
- Machtigingswet inschrijving studenten; wet van 6 juli 1972
(Stb. 355) (I1Mwistt).
Doelstellingen en taken
a. De dagelijkse raad is belast met de voorbereiding van'de
werkzaamheden van de AR en met de uitvoering van zijn
besluiten; de dagelijkse raad kan spoedshalve namens de AR
adviezen uitbrengen (art. 10 Wwo).
b. De dagelijkse raad neemt een bindend besluit terzake van het
aantal plaatsen per universiteit of hogeschool dat als
grondslag moet dienen voor de verdeling van het aantal zich
als eerstejaarsstudent aangemeld hebbende personen over de.
betrokken universiteiten en hogescholen, indien de betrokken
plaatsingscommissie, ingesteld voor een studierichting
zonder numerus fixus, niet unaniem terzake overeenstemming
kan bereiken (art. 3 bis, vljfde lid, Mwis).
Bevoegdheden .
a. De dagelijkse raad is bevoegd, behalve ten aanzien van zaken,
waarvan de AR zich de behandeling voorbehoudt, onder door de
AR te stellen voorwaarden namens de AR adviezen te geven aan
de Kroon, aan de minster van O&W, alsmede aan de Nederlandse
universiteiten en hogescholen (art. 10, tweede lid, Wwo).
Verdeling eerstejaars- b. Wanneer een plaatsingscommissie, die is ingesteld voor een
studenten over w.0.- studierichting waarvoor geen besluit tot vaststelling van
instellingen bij een numerus fixus is genomen, niet met algemene stemmen
onenigheid in plaat- overeenstemrning kan bereiken over het aantal plaatsen per
singscommissie universiteit of hogeschool dat als grondslag moet dienen
voor de verdeling van het aantal zich aangemeld hebbende
personen over de universiteiten en hogescholen wie zulks
aangaat, verzoekt hi j de dagelijkse raad van de AR terzake
van die verdeling een besluit te nemen. Het besluit van de
dagelijkse raad is bindend (art. 3 bis, vijfde lid, Mwis).

amens st el ling en
benoeming van de
AR
Vorming dageli j kse
raad uit AR
Stemmen bij advi-
sering aan Kroon
of minister
Secretariaat
Geen bepalingen m.b.t.
controle
Geen rechtsbescher-
mingsregeling
Geen rechtspersoon-
lijkheid
Individuele
vergoedingen
samenstelling en benoeminq
De AR bestaat uit:
- een door de Kroon benoemde voorzitter, tevens lid;
- een door de Kroon benoemde vice-voorzitter, tevens lid;
- drie leden voor elk der instellingen van wetenschappelijk
onderwi j s ;
- ten hoogste tien door de Kroon benoemde leden.
De leden, die voor elke instelling zitting hebben, worden voor
tenminste een jaar door de raad van de desbetreffende instelling
aangewezen. Zij kunnen opnieuw worden aangewezen. Een van hen
is rector magnificus (art. 43, tweede en derde lid, Wub).
De Kroon benoemt de voorzitter en de vice-voorzitter van de AR,
ieder uit een door die raad opgemaakte voordracht van drie
personen (art. 43, vierde lid, Wub en art. 8, eerste lid, Wwo).
De AR heeft een dagelijkse raad, bestaande uit:
- de voorzitter van de AR als voorzitter, tevens lid;
- de vice-voorzitter van de AR als vice-voorzitter, tevens
lid;
- een lid voor elk der instellingen;
- drie leden, door de AR aangewezen uit de door de Kroon
benoemde leden van de AR.
Ieder der leden, zitting hebbende voor de onderscheiden instel-
lingen, wordt aangewezen door de raad van de desbetreffende
instellingen, uit de onderscheiden drietallen van leden, die de
onderscheiden instellingen in de AR vertegenwoordigen.
De leden, zitting hebbende voor de onderscheiden instellingen
en de drie leden, door de AR aangewezen uit de door de Kroon
benoemde leden van de AR, worden aangewezen voor tenminste een
jaar (art. 45, eerste t/m derde lid, Wub) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Ingeval over een aan de Kroon of aan de minister van O&W uit
te brengen advies wordt gestemd, brengt elke instelling &en
stem uit. In dat geval hebben de door de Kroon benoemde leden
een adviserende stem. Afwijkende standpunten van instellingen
en van door de Kroon benoemde leden worden, indien zulks wordt
verlangd, bij dat advies ter kennis gebracht (art. 45, vierde
lid, jo. art. 44, tweede lid, Wub).
De (dagelijkse raad der) AR wordt bijgestaan door een bezoldigd
secretaris, die belast is met de leiding van het bureau (art.
14, eerste lid, Wwo).
Politick-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtspersoonlijkheid
De AR bezit geen rechtspersoonlijkheid.
Financien
De Kroon kan volgens door de Kroon te stellen regels aan de
voorzitter van de AR een bezoldiging of toelage toekennen.
De leden van de AR, met uitzondering van de voorzitter indien
hem een bezoldiging of toelage is toegekend, ontvangen voor

Niet AR doch
dagelijkse raad
is orgaan
Instelling
Oprichting
Regelingen
elke door hen bijgewoonde vergadering van de AR en van de
dagelijkse raad een tegemoetkoming, waarvan het bedrag door de
minister van O&W wordt bepaald (art. 13, eerste en tweede lid,
Wwo).
Feitelijke gegevens
Geen opgave.
Opmerkingen
Hoewel ook de AR zelf enkele malen in dit overzicht ter sprake
is gekomen mag daaruit niet de conclusie worden getrokken dat
de AR als administratief orgaan dient te worden beschouwd. Het
blijft immers de dagelijkse raad, die de verantwoordelijkheid
draagt voor een bindend besluit tot verdeling van eerstejaars-
studenten over instellingen van wetenschappelijk onderwijs.
CENTRALE COMMISSIE AANMELDING EN PLAATSING AANSTAANDE EERSTE-
JAARS STUDENTEN (Centrale commissie; CCAP)
Kempkensberg 6, Groningen (Postbus 888, 9700 AW Groningen)/
(050) 299111.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld bij wet van 6 juli 1972 (Stb. 355), ondertekend door
de minister van O&W (Machtigingswet inschrijving studenten)
( "Mwis" ) .
Opgericht bij beschikking van de minister van O&W van 28 juni
1972 (Stcrt. 170) 0.g.v. art. 3 bis, derde lid, Mwis ("MB").
- Mwis.
- MB.
- MB van 14 augustus 1975 (Stcrt. 185), verklarende dat par. 2
en par. 3 van het MB van 28 juni 1972 geacht worden te zijn
gegeven krachtens bepalingen van de Mwis.
Doelstellingen en taken
Organisatie van aan- a. De Centrale commissie is in elk geval belast met:
melding; coordinatie a. de organisatie van de aanmelding van aanstaande eerste-
van werk plaatsings- jaarsstudenten;
commissies b. de coordinatie en de begeleiding van de werkzaamheden der
plaatsingscommissies (art. 3 bis, derde lid, Mwis en art.
6, MB).
Advisering b. De commissie brengt desgevraagd of uit eigen beweging
adviezen uit aan de minister van O&W en voor zover het een
of meer studierichtingen aan de Landbouwhogeschool betreft,
tevens aan de minister van L&V (art. 10 MB).

Bevoegdheden
~itvoeringsvoorschrif- a. De Centrale commissie kan met inachtneming van de
ten aan plaatsings- richtlijnen, die de minister van O&W aan haar en aan de
commissies
plaatsingscommissie geven kan inzake de uitvoering van haar
werkzaamheden, aan een of meer plaatsingscommissies voorschriften
geven voor de uitvoering van haar werkzaamheden
(art. 3 bis, vierde lid,. Mwis).
pardonnering termijn- b. De Centrale commissie kan in bijzondere gevallen een later
overschrij ding bi j tijdstip van aanmelding (als eerstejaarsstudent) toestaan
aanmelding dan krachtens de Mwis is aangegeven (art. 2 bis, derde lid,
Mwis) .
Voorzitters plaat-
singscommissies in
Centrale commissie
Centraal bureau
aanmelding en
plaatsing
De minister van O&W stelt ieder jaar een procedureregeling
voor de aanmelding vast, daarbi j in ieder geval de tijd-
stippen aangevend die bij de procedure in acht moeten worden
genomen (art. 2 bis, eerste lid, Mwis).
Samenstelling en benoeminq
a. De minister van O&W regelt de samenstelling van de Centrale
commissie met dien verstande, dat daarin in elk geval zitting
hebben de voorzitters van de plaatsingscommissies (art. 3
bis, derde lid, Mwis) .
b. De Centrale commissie is samengesteld uit:
- als leden:
- de voorzitters van de plaatsingscommissies;
- een vertegenwoordiger, aan te wijzen door elke
universiteit of hogeschool, die niet reeds is ver-
tegenwoordigd op de wijze als bedoeld onder boven-
staande gedachtenstreep;
- twee studentendecanen, aan te wijzen door de AR;
- als adviseur:
- enige nader door de minister van O&W aan te wijzen
ambtenaren (art. 7 MB).
c. De voorzitter wordt door de commissie uit haar midden
gekozen (art. 8, eerste lid, MB).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Er is een bureau, dat in elk geval tot taak heeft:
- ten.behoeve van de plaatsingscommissies en de Centrale
commissie de voorbereidende werkzaamheden te verrichten,
die in administratief en organisatorisch opzicht zijn
verbonden aan de procedure van aanmelding en plaatsing;
- de verzending van plaatsingsberichten;
- de verstrekking van inlichtingen aan belanghebbenden en
belangstellenden.
De samenstelling en de inrichting van het bureau worden
nader bepaald door de minister van O&W.
Het bureau wordt aangeduid als: Centraal bureau aanmelding
en plaatsing (CBAP) (art. 13 t/m art. 15 MB).

Secretaris
Instellen van secties
Ministeriele
richtli jnen
Mededeling aan
minister
Jaarverslag
Bezwaar bij bezwa-
rencommissie
Beroep bij beroeps-
commissie
Geen rechtspersoon-
li j kheid
Geen bepalingen
Samenstelling
b. De secretaris van de centrale commissie wordt door de voor-
zitter van de AR aangewezen. Het hoofd van het CBAP is
tevens adjunctsecretaris van de commissie (art. 8, tweede en
derde'lid, MB).
c. De centrale commissie kan voor bepaalde groepen van studie-
richtingen secties uit haar midden instellen (art. 9 MB).
Politick-bestuurlijke controle
a. De minister van O&W kan de plaatsingscommissies en de
Centrale commissie richtlijnen geven inzake de uitvoering
van haar werkzaamheden (art. 3 bis, vierde lid, Mwis).
b. Indien de Centrale commissie een later tijdstip van
aanmelding toestaat dan krachtens de Mwis is aangegeven,
doet zij daarvan mededeling aan de minister van O&W (art. 3,
derde lid, Mwis).
c. De commissie doet jaarlijks verslag van haar werkzaamheden
aan de minster van O&W. Zij zendt gelijktijdig een afschrift
van dat verslag ter kennisneming toe aan de minister van
L&V, de AR en de Onderwijsraad (art. 11 MB).
Rechtsbescherminq
a. Tegen een door de Centrale commissie genomen besluit kan
door de belanghebbende binnen veertien dagen na dagtekening
van de beslissing een met redenen omkleed bezwaarschrift
worden ingediend bij een commissie, die belast is met de
behandeling van bezwaren.
De indiening van een bezwaarschrift schort de bij of
krachtens de Mwis gestelde termijnen, waarbinnen van het
plaatsingsbewijs gebruik moet worden gemaakt, niet op.
b. De minister van O&W stelt de beroepscommissie in, regelt
haar samenstelling en voorziet in de benoeming van haar
leden. De uitspraak van de beroepscommissie is bindend (art.
3 bis, zesde lid, Mwis; MB van 14 augustus 1975 (Stcrt.
185) ).
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Fei teli j ke gegevens
Leden
drs. Th.W.J. van Asch (fysische geografie), ir. A. Besteman
(geneeskunde), dr. A.H. Dierks (psychologie), prof. dr. J.
Gerritsen (voorzitter; Engelse taal- en letterkunde), dr. H.K.
's-Jacob (geschiedenis), drs. W. Kok (politicologie), drs.
F.W.G. Leeman (tandheelkunde), prof. dr. C.F. Lerk (famacie),
prof. C.A. Merx (kunstgeschiedenis), prof. mr. F.H.J. Mijnssen
(rechtsgeleerdheid), drs. D. Moesbergen (culturele antropologie
en niet-westerse sociologie), drs. J. Pama (Slavische taal- en

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Instelling en
oprichting
Regelingen
letterkunde), drs. L.J. Plenckers (muziekwetenschappen), drs.
R.J. Resoort (Nederlandse taal- en letterkunde), dr. A.F.
Rombout (Franse tad- en letterkunde), dr. A.C. de Roon (plv.
voorzitter; biologic), F.G. Schaafsma (geologie), dr. W.
Schultheis (Duitse taal- en letterkunde), drs. E. Slager
(Spaanse taal- en letterkunde), drs. A.J. Thurkow (sociale
geografie), prof. dr. A.A. Verrijn Stuart (informatics), drs.
A. Verstege (pedagogische- en andragogische wetenschappen),
vacature (sociologie), drs. Th.J. van Bergen (TH Delft), drs.
W.E.J. van den Bold (LH Wageningen), drs. P.J. de Doelder (TH
Eindhoven), drs. J.H.M. Ham (TH Twente), mevr. S.C. Keulen-
Hendriks (Erasmus Universiteit), G. Bestebreutje (RU Limburg),
mevr. mr. G.J.M. van Herten-Rome (studentendekanaat), drs.
Th.F.M. Janssen (studentendekanaat), H. Hillebrand (school-
dekanaat), drs. Y.J. van Ravenswoud (schooldekanaat).
Adv. leden
mr. J. Thooft (O&W), mr. J.W. WesseLing (O&W), G.K. Berghuys
(AR).
f 28 medewerkers.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
Geen opgave.
Opmerkingen
Geen .
COMMISSIE VAN DRIE TAXATEURS SCHATTING WAARDE GEBOUWEN EN
TERRE INEN
De commissie wordt ad-hoc in het leven geroepen.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet, KB of MB, ondertekend door de
minister van O&W.
In de navolgende regelingen is in de instelling van een
commissie van taxateurs voorzien.
- Wet op het wetenschappeli j k .onderwijs; wet van 22 december
1960 (Stb. 559) (Wwotl).
- Wet op het voortgezet onderwijs; wet van 14 februari 1963
(Stb. 40) (Wvotl).
- Wet op het leerlingwezen; wet van 12 mei 1966 (Stb. 215)
("W1wt' ) .
- Lager-onderwijswet; wet van 9 oktober 1920 (Stb. 778) (llWlow).
- Wet op het kleuteronderwijs; wet van 8 december 1955 (stb.
558) ("WkoU).

Feitelij ke
samenstelling
Omvang Raad van
Commissarissen
Voordracht
Benoeming
Taken en be-
voegdheden
Feitelij ke
samenstelling
Mogeli j kheden
Overheidscontrole
op financiele
administratie
Aantal werknemers
Maatschappelijk
kapitaal
Geplaatst kapitaal
Eigendomsrechten
Staat
Vertegenwoordiging
Staat bij AVA
Omzet
Winst
Vorm vennootschap
Het opstellen van de jaarrekening.
Het nemen van tal van besluiten, waarvan de meeste na goed-
keuring van de RvC.
Drs. W.A.J. Bogers (voorzitter), ir. ,L.M. Kretzers
(plv. voorzitter), J.B. Schepers, mr. H.B. van Liemt, ir. R.E.
Selman.
RAAD VAN COMMISSARISSEN
12 commissarissen.
De Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA), de ondernemingsraad
en hetbestuur kunneraan de RvC personen voor
benoeming tot commissaris aanbevelen (art. 158, vierde lid,
BoeK 2 BW). .
Geschiedt door de minister van EZ.
Het toezicht houden op het bestuur van de vennootschap.
Het vaststellen van de jaarrekening.
Prof.mr. W.C.L. van der Grinten (voorzitter, tevens gedelegeerd ,
commissaris), E. van Veelen (plv. voorzitter), mevr. drs. M.
Epema-Brugman, P.M. Kierkels, ir. P.J. Lardinois, drs. H.
Leliveld, ir. E. Lelyveld, J. Palmen, prof.dr. F.W. Rutten .
(tevens gedelegeerd commissaris), mr. G. van Setten (tevens
gedelegeerd commissaris), ir. W.P. Teeuwissen, ir. H. Vredeling.
Politick-bestuurlijke controle
Als enig aandeelhouder kan de Staat krachtens wet en statuten
de hem toekomende algemene bevoegdheden uitoefenen.
Geschiedt door de Algemene Rekenkamer:
Interne organisatie
30.020.
Financien
f 1.000.000.000,--
f 700.000.000,--.
100% van geplaatste aandelen.
Geschiedt door de minister van EZ
f 14.918.400.000,--; boekjaar 1980.
f 24.900.000,--; boekjaar 1980.
Opmerkingen
Opmerkelijk is dat de vennootschap opgericht is door een een-
zijdige rechtsbehandeling, zoals staat vermeld in de wet van
23 juni 1966, houdende regelen betreffende de omzetting van de

Wijze van inschake-
ling van taxateurs
Stemmen in taxatie-
commissie
Afschrift beslissing
Afwijking getaxeerde
waarde
de subsidieverstrekker benoemt den deskundige, de subsidieontvanger
benoemt een deskundige en de twee benoemde deskundigen
benoemen swen een derde. Kunnen de twee deskundigen
omtrent de benoeming van de derde niet tot overeenstemming
geraken dan doen zij daarvan mededeling aan de subsidiegever,
die aan gedeputeerde staten c.q. de rechtbank verzoekt
de derde deskundige te benoemen (art. 81, zesde lid, Wvo;
art. 36, zesde lid, Wlw; art. 57, zevende lid, BVvJ; art.
25, zesde lid, RSPC; wat betreft art. 108, vierde lid en .
art. 109, derde lid, Wwo, leze men voor "gedeputeerde staten"
ttrechtbanktt ) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Het schoolbestuur dat een aanvrage indient ter verkrijging
van subsidie verzoekt de taxatie (art. 63, eerste lid, Wko
en art. 85, eerste lid, Wlo).
De minister van O&W stelt de waarde van gebouwen en terreinen
vast; kan het subsidieverkrijgende bestuur zich niet met de
waardevaststelling door de minister verenigen, dan vindt
schatting door taxateurs plaats (art. 81, vijfde lid, WVO;
art. 36, vijfde lid WLW; art. 57, zesde lid, BVvJ).
Schatting vindt steeds plaats; er behoeft geen verzoek of
waardevaststelling aan vooraf te gaan (art. 108, derde lid,
Wwo; art. 25, tweede en vierde lid, RSPC).
b. De taxatiecommissie beslist bij meerderheid van stemmen.
Wordt geen meerderheid verkregen dan wordt de waarde bepaald
op het gemiddelde der drie schattingsopgaven (art. 63,
tweede lid, Wko; art. 85, tweede lid, Wlo).
Indien de drie deskundigen niet eenstemmig zijn in de be-
paling van het bedrag, in dier voege dat er een meerderheid
en een minderheid bestaat, wordt de waarde vastgesteld op
het door de meerderheid geschatte bedrag, terwijl indien
ieder der drie deskundigen een verschillend bedrag aangeeft,
de waarde wordt bepaald op het bedrag, dat noch het hoogste
noch het laagste is (art. 108, zesde lid, Wwo; art. 81,
zevende lid, WVO; art. 36, zevende lid, Wlw; art. 57, achtste
lid, BVvJ; art. 25, zevende lid, RSPC).
Zowel het subsidieverstrekkende gezag als het subsiedie-
verkrijgende bestuur ontvangt een afschrift van de beslissing
der taxateurs (art. 63, tweede lid, Wko; art. 85, tweede
lid, Wlo; art. 81, zevende lid, Wvo; art. 36, zevende lid
Wlw; art. 57, achtste lid, BVvJ; art. 25, zevende lid,
RSPC ) .
Politick-bestuurlijke controle
Indien naar het oordeel van de minister van O&W het geschatte
bedrag van een gebouw of een terrein hoger is dan het bedrag
dat voor de stichting van een overeenkomstige rijksschool nodig
zou zijn, wordt voor de berekening van de vergoeding van de

Beroep op GS
Geen rechtspersoon-
li j kheid
Dekking schattings-
kos ten
Instelling
Oprichting
Regel ingen
kosten van dat gebouw of dat terrein het laatst bedoelde bedrag
door hem in aanmerking genomen (art. 81, achtste lid, Wo).
Soortgelijke clausules vindt men in de Wlw en het BVvJ (art.
36, achtste lid, Wlw; art. 57, negende lid, BVVJ).
~echtsbescherminq
Het gemeentebestuur en het schoolbestuur kunnen van de beslis-
sing van de commissie van schatters in beroep komen bij
Gedeputeerde Staten, die beslissen, na zich door twee, door hen
aan te wijzen, andere deskundigen te hebben doen voorlichten
(art. 63, derde lid, Wko; art. 85, derde lid, Wlo).
De Wo, de Wlw, het BVvJ en de RSPC kennen geen beroepsgang op
dit punt.
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
De schatting geschiedt op kosten van het schoolbestuur dat de
subsidie-aanvrage deed (art. 63, eerste lid, Wko).
De kosten van de schattingen komen ten laste van de gemeente
(art. 85, eerste lid, Wlo).
Het rijk draagt de kosten van de schatting (art. 81, zesde lid,
Wo; art. 36, zesde lid, Wlw; art. 57, zevende lid, BVvJ; art.
25, zesde lid, RSPC).
Feitelijke gegevens
Geen .
Opmerkingen
Er zij op gewezen dat men in bepaalde gevallen de taxatie-
commissie ook kan beschouwen als instanties belast met rechts-
bescherming; zie hieromtrent het opgemerkte met betrekking tot
,de wijze van inschakelen der taxateurs onder tfBijkoaende
bevoegdheden en plichten; werkwijzew.
COMMISSIES VAN TOELATING TWEEDE FASE WETENSCHAPPELIJKE STUDIE
Instelling en oprichtinq
De commissies ontlenen hun bevoegdheden aan de wet van 22
oktober 1960 (Stb. 559), ondertekend door de minister van 0&W
en van L&V, zoals die is gewijzigd bij wet van 14 maart 1981
(Stb. 137 ) (Wet op het wetenschappelijk onderwijs ) (WWO'~).
De Kroon geeft' de organisatieregels; faculteiten, interfacul-
teiten, afdelingen en tussenafdelingen roepen de commissies in
het leven.
- WWO.
- Wet universitaire bestuurshervorming; wet van 9 december
1970 (Stb. 601) ("Wubtt).

- Academisch Statuut; KB van 11 september 1963 (Stb. 380)
(I1Ac.St.").
Doelstellingen en taken
Beoordeling bekwaam- De commissies beoordelen personen op hun bekwaamheid om met
heid tot volgen post- succes een postdoctorale opleiding te voltooien.
doctorale opleiding
Per postdoctorale
opleiding een
commissie
Toelating tweede
fase w.0.-studie
Beoordeling be-
kwaamheid
Tot de postdoctorale opleidingen behoren opleidingen ter voor-
bereiding op het arts-, tandarts-, dierenarts- en apothekers-
examen. Verder kunnen opleidingen, die vereist of dienstig
kunnen zijn voor het bekleden van een of meer maatschappelijke
betrekkingen, opleidingen, welke gericht zijn op verdere voor-
bereiding voor de betrekking van wetenschappelijk onderzoeker
of van technologisch ontwerper en opleidingen tot leraar worden
ingesteld. Het Ac.St. geeft nadere regels omtrent de post-
doctorale opleidingen (art. 32, eerste t/m zevende lid, Wwo).
Per opleiding is een commissie van toelating werkzaam.
Bevoegdheden
De toelating tot de postdoctorale opleidingen geschiedt door
een door de faculteit, interfaculteit, afdeling of tussen-
afdeling per opleiding ingestelde commissie.
De commissie beoordeelt de bekwaamheid om te kunnen voldoen
aan de eisen, die met het oog op het voltooien van de opleiding
worden gesteld, aan de hand van de aard en de onderdelen van
het afgelegde doctoraal examen, alsmede van de tijdens het
afleggen van het doctoraal examen gebleken studieresultaten, in
het bijzonder ten aanzien van die onderdelen, welke rechtstreeks
van belang zijn voor het volgen van de desbetreffende opleiding.
Aandacht studieresul- De commissie kan in de beoordeling tevens betrekken de wijze
taten eerste fase waarop en het tijdsbestek waarbinnen de eerste fase is door-
w.0.-studie lopen, met inachtneming van omstandigheden, die daarop van
invloed zijn geweest, alsmede de kennis of vaardigheden, welke
zij verworven gedurende het tijdsbestek, dat is verlopen tussen
de verkrijging van het getuigschrift van het doctoraal examen
en het verzoek om inschrijving voor de opleiding.
Bij of krachtens het Ac.St. worden nadere regels gesteld met
betrekking tot het bovenstaande (art. 32, zevende lid, Wwo).
Beperkt aantal studen- De toelating tot de postdoctorale opleidingen geschiedt
ten naar tweede fase telkenjare ten hoogste tot het voor de desbetreffende opleiding
vastgestelde of nader vastgestelde aantal toegangsplaatsen voor
elke bij de universiteit of hogeschool ingestelde opleiding van
de tweede fase; zij geschiedt door het college van curatoren -
het uitvoeringsbesluit Wub 1970, KB van 14 mei 1971 (Stb. 292)
zal hier voor een aanpassing aan de organisatiestructuur van de
Wub moeten zorgen -, dat hiervan aan de minister van O&W een
met redenen omklede opgave doet (art. 32, achtste lid, Wwo).
Regeling in Ac.St.
Regeling werkwijze
in AcSt
Samenstelling en benoeminq
De toelatingscommissies worden ingesteld op basis van de regels
die het Ac.St. geeft met betrekking tot de samenstelling (art.
32, zevende lid, Wwo).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Het Ac.St. regelt de werkwijze van de toelatingscommissie (art.
32, zevende lid Wwo).

Geen bepalingen
Beroep op beroeps-
college examens
Ook beroep bij fic-
tieve beschikking
Rechtstreeks in
belang getroffen
Beroepsgronden
Poging tot schikking
Vernietiging beschik-
king
Geen rechtspersoon-
lij kheid
Geen f inanciele
bepalingen
politick-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
~echtsbescherminq
Het college van beroep voor de examens, waarvan de leden worden
benoemd door de universiteitsraad, oordeelt bij uitsluiting
over het beroep ingesteld tegen beschikkingen met betrekking
tot de toelating tot opleidingen van de tweede fase.
Met een beschikking wordt een weigering om te beschikken gelijk.
gesteld. Indien een beschikking niet binen de daarvoor bij of
krachtens de wet gestelde termijn of - bij het ontbreken van
zulk een termijn - niet binen redelijke tijd is genomen, wordt
het nemen van de beschikking geacht te zijn geweigerd.
Het beroep kan slechts worden ingesteld door degene die door
de beschikking of behandeling rechtstreeks in zijn belang is
getroffen. Het wordt ingesteld bij gemotiveerd beroepschrift.
Het beroep kan worden ingesteld op grond van strijd met bij of
krachtens de wet vastgestelde regelen dan we1 met de redelijkheid
of billijkheid.
Alvorens het beroep in behandeling te nemen zendt het college
van beroep het beroepschrift aan het orgaan waartegen het
beroep gericht is met uitnodiging om in overleg met betrokkenen
na te gaan of een minnelijke schikking van het geschil mogelijk
is. Is een minnelijke schikking niet mogelijk gebleken, dan
wordt het beroepschrift door het college in behandeling genomen.
Indien het college van beroep het beroep gegrond acht,
vernietigt het de beschikking geheel of gedeeltelijk. Het kan
bepalen, dat opnieuw danwel, indien een beschikking is geweigerd
of wordt geacht te zijn geweigerd, alsnog in de zaak wordt
beslist onder door het college te stellen voorwaarden. Het
orgaan van wie de beschikking is vernietigd, voorziet voor
zover nodig opnieuw in de zaak met inachtneming van de uit-
spraak van het college van beroep. Het college kan daarvoor in
zijn uitspraak een termijn stellen (art. 40, eerste lid, tweede
lid onder c, derde t/m zevende lid, Wub).
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Feiteli j ke gegevens
Geen; zie "Opmerkingen" onder a.
Opmerkingen
Hoewel art. 32 Wwo met ingang van 31 augustus 1981 in werking
is getreden, is het per 1 januari 1982 nog niet toegepast
(art. VI en art. VII, derde lid, Wet twee-fasenstructuur wO,
wet van 14 maart 1981 (Stb. 137)).
Voor zover een toelatingscommissie bij een landbouwhogeschool
in het leven wordt geroepen, valt zij onder de bemoeienis
van de minister van L&V (art. 4, Wwo).

Instelling en
oprichting
Regelingen
Toezicht aangewezen
bijzondere universi-
teiten en hogescholen
en bijzondere leer-
stoelen en lectoraten
Voorlichting aan
regering
Bevoegdheden in het
kader van de toe-
zichtsuitoefening
COMMISSIE VAN TOEZICHT op de AANGEWEZEN BIJZONDERE
UNIVERSITEITEN EN HOGESCHOLEN en op de BIJZONDERE LEERSTOELEN
EN LECTORATEN (Commissie van toezicht)
Thorbeckelaan 360, Is-Gravenhage (Postbus 20551, 2500 EN
Is-Gravenhage)/(070) 742313.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht.bij wet van 22 december 1960 (Stb. 559),
ondertekend door de minister van O&W (Wet op het wetenschappe-
lijk onderwijs) ("Wwo").
De commissie bestond a1 onder vigeur van de Hoger Onderwijswet
1905.
- Wwo.
- KB van 2 oktober 1964, nr. 16 ("KB").
Doelstellingen en taken
De commissie van toezicht is belast met het toezicht op de
bijzondere universiteiten en hogescholen, die door de Kroon
zijn aangewezen om doctoraten te verlenen en getuigschriften
af te geven met de rechtsgevolgen die de Wwo daaraan
verbindt en op de bijzondere leerstoelen en lectoraten, die
op basis van een daartoe strekkend KB door rechtspersonen
met volledige rechtsbevoegdheid bij rijksuniversiteiten en
rijkshogescholen gevestigd kunnen worden (art. 139, eerste
lid, jo. art. 118, eerste lid, jo. art. 129, eerste lid,
Wwo) .
De Vrije Universiteit te Amsterdam, de Katholieke
Universiteit te Nijmegen en de Katholieke Hogeschool te
Tilburg hebben geen aanwijzing als bovenbedoeld ontvangen,
aangezien de examenbevoegdheid van deze instellingen recht-
streeks uit de Wwo voortvloeit (zie art. 15 jo. par. 2,
Hoofdstuk I, afd. I, Titel 111, Wwo).
De commissie licht de regering voor omtrent alle zaken
betreffende de bijzondere universiteiten en hogescholen en
betreffende de bijzondere leerstoelen en lectoraten, waarop
zij toezicht moet houden en doet aan de minister van O&W de
nodige voorstellen dienaangaande (art. 4 KB).
Bevoegdheden
a. De commissie ziet toe, of de voorschriften van de Wwo door
de rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, waarvan
een aangewezen bijzondere universiteit dan we1 een aangewezen
bijzondere hogeschool uitgaat of die door de Kroon bevoegd
verklaard zijn een bijzondere leerstoel danwel een bijzonder
lectoraat te vestigen, worden nagekomen. Bij niet-nakoming
geeft zij daarvan onverwijld kennis aan de minister van O&W
(art. 141, Wwo).
De besturen van rechtspersonen van wie een bijzondere
universiteit of hogeschool uitgaat geven aan de commissie de

Beslissing tot a1
dan niet visering
diploma's en ge-
tuigschriften aan-
gewezen bi j zondere
universiteiten en
hogescholen
Samenstelling en
benoeming
Secretaris
nodige inlichtingen omtrent de universiteit of hogeschool
(art. 123, tweede lid, Wwo). De besturen van rechtspersonen,
die bijzondere leerstoelen of bijzondere lectoraten gevestigd
hebben, geven aan de commissie de nodige inlichtingen omtrent
die leerstoelen en lectoraten (art. 133, tweede lid, Wwo).
De colleges en praktische oefeningen alsmede de inrichtingen
en verzamelingen van de bijzondere universiteiten of hoge-
scholen zijn te allen tijde voor de commissieleden toeganke-
lijk (art. 124, Wwo). Het onderwijs, gegeven door de bij-
zondere hoogleraren en lectoren, is te allen tijde voor de
commissie toegankelijk (art. 134, Wwo),
b. De door de aangewezen bijzondere universiteiten en.
hogescholen afgegeven diploma's van verleende doctoraten en
getuigschriften van met goed gevolg afgelegde doctorale
examens, voor zover daaraan de in de Wwo genoemde rechts-
gevolgen verbonden zijn, alsmede de door deze afgegeven
getuigschriften, voor zover daaraan de in de Wwo genoemde
hoedanigheden worden ontleend, moeten om rechtsgeldig te
zijn door de voorzitter der commissie voor gezien zijn
getekend.
De aanvrage daartoe moet binnen dertig dagen geschieden, na
een promotie door het voorzittend lid van het college dat
het doctoraat verleende, na een examen door het voorzittend
lid van de examencommissie (art. 125, Wwo). De commissie
beslist over een aanvrage binnen dertig dagen na ontvangst
van de aanvrage. De aanvrage kan, voor zover het de toe-
kenning van een doctoraat betreft, uitsluitend worden
geweigerd, indien blijkt, dat het proefschrift niet het werk
van de doctorandus zelf is (art. 142, eerste en tweede lid,
Wwo ) .
Samenstelling en benoeminq
De commissie van toezicht bestaat uit tenminste vijf leden,
die door de Kroon worden benoemd en ontslagen (art. 139, eerste
lid, Wwo).
De voorzitter van de commissie wordt door de Kroon uit de leden
aangewezen (art. 1 KB).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De commissie wijst uit haar midden een secretaris aan (art.
1 KB). .
Vergaderfrequentie b. De commissie vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste
twee leden dit nodig achten (art. 2 KB).
Huishoudelijk reglement, c. De commissie stelt een huishoudelijk reglement vast voor
Registratie aanvragen
en beslissingen
Goedkeuring huishou-
deli j k reglement
Jaarverslag
haar werkzaamheden, waarbij de afdoening van eenvoudige
zaken aan de voorzitter kan worden opgedragen (art. 3 KB).
c. De commissie houdt in een register aantekening van alle
aanvragen om visering van getuigschriften of diploma's en
van de daaromtrent genomen beslissingen (art. 5 KB).
Politick-bestuurlijke controle
a. De commissie onderwerpt haar huishoudelijk reglement aan
goedkeuring van de minister van O&W (art. 3 KB).
b. De commissie zendt jaarlijks v66r 1 november aan de minister
van O&W een verslag van haar werkzaamheden gedurende het
afgelopen studiejaar. Bij dit verslag wordt voor elke aan-

Kroonberoep bij
weigering visering
Geen rechtspersoon-
li j kheid
Tegemoetkomingen
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
Instelling en
oprichting
gewezen bijzondere universiteit of hogeschool afzonderlijk
een Opgave gevoegd van de door die universiteit of hogeschool
verleende doctoraten en de aldaar afgelegde examens (art.
143 Wwo). De minister kan nadere voorschriften geven voor de
inrichting van het jaarverslag (art. 7 KB).
Rechtsbescherminq
Binnen dertig dagen na de dagtekening der kennisgeving van een
weigering een diploma of een getuigschrift voor gezien te
tekenen kan de belanghebbende bij de Kroon in beroep komen.
Wordt op het beroep gunstig beschikt, dan neemt de commissie
alsnog dienovereenkomstig een nadere beslissing (art. 142,
derde lid, Wwo).
~echtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
De leden van de commissie ontvangen voor elke door hen bij-
gewoonde vergadering een tegemoetkoming, waarvan het bedrag
door de minister van O&W bepaald wordt (art. 140 Wwo).
Feitelijke gegevens
Leden
jhr. mr. C.J.A. de Ranitz (voorzitter), dr. J.F. van Royen
(secretaris), prof. mr. J.J.M. van der Ven, mevr. dr. H. Verwey-
Jonker, mevr. prof. dr. R.W. Hommes.
Administratieve ondersteuning wordt verleend door een bij O&W
aangestelde ambtenaar.
Uitgaven ten laste van de begroting O&W.
Apparaatskosten: f 1.000,--.
Studiejaar 1980/1981.
Opmerkingen
Geen .
COMMISSIES WEDERZIJDSE DOORSTROMING HOGER BEROEPSONDERWIJS -
WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS
Er zijn 7 commissies in het leven geroepen. Adressen en
telefoonnummers staan vermeld onder "Feitelij ke gegevens" .
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 30 mei 1979 (Stb. 301),
ondertekend door de minster van O&W en van L&V (Wet wederzijdse
doorstroming hoger onderwi j s ) ( "Wwdho" ) .
voor de volgende gebieden zijn doorstromingscommissies in het
leven geroepen:

Regelingen
Bevorderen van door-
stroming door beslis-
sen over toelating
tot het WO en door
advisering over vrij-
stellingen binnen het
WO dan we1 het HBO
Beoordelen van de
werking van de Wwdho
Toelatingsonderzoek
Overlegging stukken
- hoger technisch onderwi js - technische wetenschappen;
- hoger landbouwonderwijs - landbouwwetenschappen;
- hoger landbouwonderwijs - diergeneeskunde;
- hoger economisch en administratief onderwijs - rechtsgeleerd-
heid;
- hoger economisch en administratief onderwijs - economische
wetenschappen;
- onderwijs aan opleidingsscholen voor onderwijzers - sociale
wetenschappen;
- hoger sociaal-pedagogisch onderwijs - sociale wetenschappen.
De minster van O&W kan daarnaast op basis van de wet, gehoord
de AR en de HBO-raad, voor andere onderwijsgebieden commissies
in het leven roepen; deze commissies ontlenen hun bevoegdheden
aan de Wwdho.
(De HBO-raad is een vereniging met bij KB van 7 juli 1975 (nr.
43 goedgekeurde statuten.)
Wwdho .
Doelstellingen en taken
a. Bevorderen van de doorstroming HBO-WO door:
1. beslissen op het verzoek van een HBO-student (leerling
van een school.voor hoger beroepsonderwijs) om afgifte
van een verklaring inzake toelating tot het afleggen van
het propedeutisch examen in een studierichting binnen
het wetenschappelijk onderwijs;
2. adviseren naar aanleiding van een verzoek van een HBO-
student, in hoeverre aan deze naar haar oordeel gedeelte-
lijke vrijstelling van het afleggen van het propedeutisch
examen in een studierichting binnen het wetenschappelijk
onderwijs zou kunnen worden verleend;
3. adviseren naar aanleiding van het verzoek van een WO-
student (hij die aan een der universiteiten of hogescholen
als student is ingeschreven), in hoeverre aan deze naar
haar. oordeel gehele of gedeeltelijke vrijstelling van het
volgen van lessen in vakken of onderdelen van vakken aan
een school voor hoger beroepsonderwijs zou kunnen worden
verleend (art. 4, eerste lid, Wwdho).
b. Een oordeel over de werking van de Wwdho, waaronder is
begrepen de evaluatie van het studieverloop van de HBO- en
WO-studenten die na een desbetreffende beslissing of advies
van een commissie hun studie onderscheidenlijk aan een van
de universiteiten en hogescholen en aan een van de scholen
voor hoger beroepsonderwijs hebben voortgezet (art. 4,
tweede lid, Wwdho).
De HBO-student, die wenst te worden toegelaten tot het afleggen
van het propedeutisch examen in de door hem gekozen studie-
richting binnen het wetenschappelijk onderwijs, verzoekt de
desbetreffende commissie schriftelijk om afgifte van een ver-
klaring inzake toelating.
De HBO-student legt bij zijn verzoekschrift over:
- de verklaring, dat hij is bevorderd tot het tweede of derde
leerjaar of tot een daarmee overeenkomende fase in de op-
leiding van de dagschool voor hoger beroepsonderwijs, danwel
- voor zover het een avondschool, een dagavondschool of een

Indieningstermijn
Behandeling verzoek
cursus betreft - de verklaring, dat zijn vorderingen ten-
minste gelijkwaardig kunnen worden geacht aan die van eerder-
bedoeld student;
- het advies, waarin is vermeld in hoeverre hij naar het
oordeel van het bevoegd gezag, de directeur en de leraren
gehoord, in staat moet worden geacht met vrucht wetenschappe-
lijk onderwijs in de daarin genoemde studierichting binnen
het wetenschappelijk onderwijs te volgen.
Het verzoekschrift wordt ingediend binnen zeven dagen na het
uitreiken van de verklaring, bedoeld onder de eerste gedachten-
streep, doch uiterlijk 30 juni van het jaar waarin de
bevordering plaatsvond. Wordt het verzoekschrift na afloop van
genoemde termijn van zeven dagen dan we1 na 30 juni ingediend,
dan neemt de commissie het uitsluitend in behandeling, indien
de vertraging naar haar oordeel niet aan eigen schuld of toedoen
van de HBO-student is te wijten.
Indien de HBO-student niet het advies van het bevoegd gezag als
boven bedoeld heeft ontvangen, kan hij de commissie verzoeken
zijn verzoek om afgifte van een verklaring inzake toelating
niettemin in behandeling te nemen. De commissie gaat hiertoe
over, nadat zij het bevoegd gezag in de gelegenheid heeft
gesteld binnen een door de commissie te bepalen termijn alsnog
het advies aan haar over te leggen dan we1 haar mede te delen
op welke gronden het bevoegd gezag heeft geweigerd dit advies
af te geven (art. 9 Wwdho).
Beslissing op verzoek ZO spoedig mogelijk na de indiening van het verzoekschrift tot
afgifte van een verklaring inzake toelating, doch voor 1
september daaraanvolgend, dan we1 in bijzondere gevallen vo6r
15 september daaraanvolgend, beslist de commissie op het
verzoek.
Onderzoek student De commissie onderzoekt of de HBO-student in staat moet worden
geacht met vrucht wetenschappelijk onderwijs te volgen in een
door hem gekozen studierichting binnen het wetenschappelijk
onderwijs en geeft in het bevestigende geval een verklaring van
die inhoud af. De commissie kan alvorens te beslissen, de
HBO-student aan een mondeling of schriftelijk onderzoek dan we1
aan beide onderwerpen (art. 10, eerste t/m derde lid, Wwdho).
Vrijstellingsverzoek
gecombineerd met
toelatingsverzoek
Onderzoek student
Apart vrijstellings-
verzoek
a. Bij het verzoek tot afgifte van een verklaring inzake
toelating kan de HBO-student de commissie tevens verzoeken
hem ten behoeve van de desbetreffende faculteit of afdeling
een advies te verstrekken, in hoeverre aan hem gedeeltelijk
vrijstelling van het afleggen van het propedeutisch examen
in de door hem gekozen studierichting binnen het weten-
schappelijk onderwijs zou kunnen worden verleend.
Bij haar beslissing op een verzoek om afgifte van een ver-
klaring van toelating, beslist de commissie tevens op het
verzoek bedoeld in de vorige volzin.
De commissie kan alvorens het advies te verstrekken, de
HBO-student aan een mondeling of schriftelijk onderzoek dan
we1 aan beide onderwerpen (art. 11, eerste t/m derde lid,
Wwdho ) .
b. De HBO-student die reeds een getuigschrift bezit, op grond
waarvan hij tot het afleggen van de examens in een studie-
richting binnen het wetenschappelijk onderwijs wordt toe-
gelaten en die voornemens is zich als WO-student te laten
inschrijven, kan de desbetreffende commissie schriftelijk
verzoeken hem ten behoeve van de desbetreffende faculteit of
afdeling een advies te verstrekken, in hoeverre aan hem
gedeeltelijke vrijstelling van het propedeutisch examen in

Overlegging stu kken
Indieningstermijn
Beslissing op verzoek
Onderzoek student
de door hem gekozen studierichting binnen het weten-
schappelijk onderwijs zou kunnen worden verleend.
De HBO-student legt bij zijn verzoekschrift over de door het
bevoegd gezag afgegeven verklaring, zoals deze ook over-
gelegd moet worden bij een verzoek tot afgifte van een
verklaring om toelating.
Het verzoekschrift wordt ingediend binnen zeven dagen na het
uitreiken van de verklaring doch uiterlijk 30 juni van het
jaar waarin de bevordering plaatsvond. Wordt het verzoek-
schrift na afloop van genoemde termijn van zeven dagen
danwel na 30 juni ingediend, dan neemt de commissie het
uitsluitend in behandeling, indien de vertraging naar haar
oordeel niet aan eigen schuld of toedoen van de HBO-student
is te wijten.
Zo spoedig mogelijk na de indiening van het verzoekschrift,
doch uiterlijk v60r 1 september daaraanvolgend, beslist de
commissie op het verzoek.
De commissie kan alvorens het advies te verstrekken, de
HBO-student aan een mondeling of schriftelijk onderzoek
danwel aan beide onderwerpen (art. 12 Wwdho).
Vrijstellingsverzoek De WO-student, die voornemens is toelating te vragen tot een
school voor hoger beroepsonderwijs, kan de betreffende commissie
schriftelijk verzoeken hem ten behoeve van het bevoegd gezag
van een school advies te verstrekken, in hoeverre aan hem
gehele of gedeeltelijke vrijstelling van het volgens van lessen
in vakken of onderdelen van vakken aan die school zou kunnen
worden verleend.
Overlegging stukken De WO-student legt bij zijn verzoekschrift over:
. - een verklaring, zoals die vanwege de faculteit, inter-
faculteit, afdeling of tussenafdeling wordt afgegeven,
indien men aan de faculteit, interfaculteit, afdeling en
tussenafdeling mededeelt zich niet meer voor te bereiden op
het afleggen van een examen in de gekozen studierichting,
waarin in elke geval worden vermeld de examens, onder-
scheidenlijk de onderdelen daarvan, die met gunstig gevolg
zi jn afgelegd;
- de raadgeving, zoals die aan het einde van de cursusduur van
de propedeutische fase door de faculteit, interfaculteit,
subfaculteit, afdeling, tussenafdeling of onderafdeling
wordt gegeven aan iedere student, die voor de eerste maal is
ingeschreven om deel te nemen aan het onderwijs van die
fase, met betrekking tot de voortzetting van zijn studie in
of buiten de desbetreffende faculteit, interfaculteit,
subfaculteit, afdeling, tussenafdeling of onderafdeling,
Indieningstermijn
tenzij hij deze raadgeving niet heeft ontvangen.
Het verzoekschrift wordt uiterlijk 30 juni ingediend. Wordt het
verzoekschrift na deze datum ingediend, dan neemt de commissie
het uitsluitend in behandeling, indien de vertraging naar haar
oordeel niet aan eigen schuld of toedoen van de WO-student is
te wijten.
Beslissing op verzoek Zo spoedig mogelijk na de indiening van het verzoekschrift,
doch uiterlijk v06r 1 augustus daaraanvolgend, beslist de
commissie op het verzoek.
Onderzoek student De commissie kan alvorens het advies te verstrekken de WO-
student aan een mondeling of schriftelijk onderzoek danwel aan
beide onderwerpen (art. 13, eerste t/m vijfde lid, Wwdho).
Samenstelling en
benoeming
Samenstelling en benoeminq
Een doorstromingscommissie bestaat uit de voorzitter, tevens
lid, en tenminste vier leden. De vaststelling van het aantal

Voordracht
Plv. voorzitter
Minimaal aantal
leden bij zittingen
leden geschiedt door de minister van O&W. Het aantal leden van
een commissie is oneven.
De minster van O&W benoemt en ontslaat de voorzitter, de HBO-
Raad en de AR gehoord.
De minster benoemt en ontslaat de overige leden, die in gelijke
verhouding door onderscheidenlijk de HBO-Raad en de AR worden
voorgedragen.
De minister benoemt en ontslaat uit het midden van een commissie
een of meer plaatsvervangende voorzitters, de HBO-Raad en de AR
gehoord.
Een commissie houdt zitting en oordeelt over de haar
voorgelegde verzoeken met tenminste drie leden, te weten de
voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter en, in gelijke
verhouding, de door onderscheidenlijk de HBO-Raad en de AR
voorgedragen leden (art. 5, eerste t/m vierde en zesde lid,
Wwdho ) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Secretaris
a. De minister van O&W voegt aan een commissie een secretariaat
toe. Hij benoemt en ontslaat de secretaris en het overige
personeel (art. 6 Wwdho).
Werkwi jze b. De minister van O&W kan richtlijnen vaststellen met
betrekking tot de werkwijze van de commissies (art. 8 Wwdho).
Motivering besluiten c. Een besluit van een commissie een verklaring inzake toelating
niet af te geven is met redenen omkleed (art. 10, vijfde
lid, Wwdho). Adviezen, zoals omschreven onder de rubriek
"Bevoegdheden", zijn met redenen omkleed (art. 11, tweede
lid, art. 12, derde lid, en art. 13, vierde lid, Wwdho).
Modellen voor ver- d. De minister van O&W stelt het model van de verklaring inzake
klaringen en adviezen de toelating en van de diverse adviezen vast (art. 10,
zevende lid, art. 11, vijfde lid, art. 12, vierde lid, en
art. 13, zevende lid, Wwdho).
Onderzoek van be- e. De commissie kan alvorens een besluit te nemen inzake de
trokken student
Inlichtingen van
onderwi j s-
instellingen
Richtlijnen m.b.t.
werkwi j ze
Richtlijnen m.b.t.
rapportage
afgifte van een verklaring inzake toelating of alvorens een
advies uit te brengen de betrokken student aan een mondeling
of schriftelijk onderzoek danwel aan beide onderwerpen (art.
10, derde lid, art. 11, derde lid, art. 12, vierde lid, en
art. 13, vijfde lid, Wwdho).
f. Op verzoek van een commissie verschaffen de universiteiten
en hogescholen alsmede de scholen voor hoger beroeps-
onderwijs aan de commissie alle inlichtingen, die zij voor
de vervulling van haar taken behoeft (art. 7, derde lid,
Wwdho) .
Politiek-bestuurlijke controle
a. De minister van O&W kan richtlijnen vaststellen met
betrekking tot de werkwijze van de commissies (art. 8 ~wdho).
b. Een commissie brengt tenminste eenmaal per jaar en voorts
zo vaak zij dit dienstig acht, de ministers van O&W en van
L&V rapport uit over de uitvoering van haar taken. De
minister kan, onder meer met het oog op een doelmatige

Geen rechtsbescher-
mingsregeling
AROB-procedure
Geen rechtspersoon-
lij kheid
Geen bepalingen
Samenstelling
Adres/telefoon
Samenstelling
Samenstelling
beoordeling van de werking van de Wwdho, richtlijnen vast-
stellen met betrekking tot de inrichting van het boven-
bedoelde rapport.
Een commissie zendt afschrift van een door haar uitgebracht
rapport aan de Onderwijsraad, de HBO-Raad en de AR (art. 7,
eerste, tweede en vierde lid, Wwdho).
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere regeling.
Tegen besluiten van een commissie kan men in bezwaar of beroep
gaan bij de afdeling Rechtspraak van de Raad van State op grond
van de Wet AROB (eigen opgave).
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Feitelij ke gegevens
CWD/HOGER ECONOMISCH EN ADMINISTRATIEF ONDERWIJS - ECONOMISCHE
WETENSCHAPPEN (HEAO-EW)
Onderwijscentrum, Laan van Vollenhove 3227, Zeist (postbus
1004, 3700 BA Zeist)/(03404) 60860, toestel 228/227.
Leden
prof .dr. L.A. Ankum (voorzitter; EW), drs. Th. J. Terlouw (EW) ,
mr. A. van Daal (EW), drs. J. Pijnenborg (EW), prof.drs. J.
Bulte (EW), drs. W. Nijs (HEAO), drs. G. Minnaar (HEAO), drs.
J.H. Meyerink (HEAO), mevr. J. Jansen-Van Dilst (HEAO).
CWD/HOGER ECONOMISCH EN ADMINISTRATIEF ONDERWIJS - RECHTS-
GELEERDHEID (HEAO-Recht)
Onderwijscentrum, Laan van Vollenhove 3227, Zeist (Postbus
1004, 3700 BA Zeist)/(03404) 60860, toestel 228/227.
~eden
mevr. mr. J.H.C. van Driel (voorzitter; Recht), mevr. prof.mr.
M. Rood-De Boer (Recht), prof.mr. P.L. Neve (Recht), mr. A.L.J.
Janssen (HEAO), drs. J. Versteegde (plv. voorzitter, HEAO).
CWD/HOGER LANDBOUWONDERWIJS - LANDBOUWWETENSCHAPPEN (Hoger
Landbouwonderwijs)
Ministerie van L&V, Bezuidenhoutseweg 73, 's-Gravenhage (Postbus
20401, 2500 EK Is-Gravenhage)/(070) 792115.
Leden
mr. J.H.M. Nas (voorzitter; L&V), dr.ir. H. Beltman
(secretaris; L&V), ir. H. Kok (plv. secretaris; L&V), F. Vekes
(plv. secretaris; L&V), drs. G. Kleimeer (HLO), prof.ir. S.
Boer-Twema (LEI), ir. A.J. van 0s (HLO) dr. J.F.J. Engbersen
1 85

Samenstelling
Samenstelling
Samenstelling
~ureau/secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
uitgaven
Laatste jaarverslag
(LH), W. van Kempen (LH), ir. H.;Roest (HLO), drs. J. Spoelstra
(HLO), ir. R.P.M. Schout (LH), dr. P. Leeflang (L&V), prof.dr.
P.M. Badoux (diergeneeskunde), drs. H. Bouwman (HLO) prof.dr.
J. Bouw (diergeneeskunde).
Waarnemers
mevr. drs. W. Hoefnagels-Van der Sluis (LH).
CWD/HOGER LANDBOWONDERWIJS - DIERGENEESKUNDE (Hoger Landbouwonderwi
j s )
= zie O&W 1.6-3 =
CWD/HOGER SOCIAAL PEDAGOGISCH ONDERWIJS - SOCIALE WETENSCHAPPEN
(Sociale Academies - Sociale Wetenschappen; SPO-SW).
Onderwijscentrum, Laan van Vollenhove 3227, Zeist (Postbus
1004, 3700 BA Zeist)/(03404) 60860, toestel 228/227.
Leden
drs. W. Muilwijk (voorzitter; SPO), drs. K.H. Buikstra (SW),
drs. J.A.W.J. van Loon (SW), drs. J. van Dijk (SPO), drs. J.
Cornelissen (SPO).
CWD/HOGER TECHNISCH ONDERWIJS - TECHNISCHE WETENSCHAPPEN
(HTO-TWO )
Onderwijscentrum, Laan van Vollenhove 3227, Zeist (Postbus
1004, 3700 BA Zeist)/(03404) 60860, toestel 227/228
Leden
prof.dr.ir. A. Verruyt (voorzitter; TWO), ir. H. Toersen (TWO),
prof.ir. W.J. Caspars (TWO), ir. A. Bos (HTO), ir. H.C. Sorber
(HTO) .
CWD/OPLEIDINGSSCHOLEN VOOR ONDERWIJZERS - SOCIALE WETENSCHAPPEN
(PA'S - Sociale Wetenschappen; PA-SW)
Onderwijscentrum, Laan van Vollenhove 3227, Zeist (Postbus
1004, 3700 BA Zeist)/(03404) 60860, toestel 228/227.
Leden
dr. F. Goffree (voorzitter), drs. K.H. Buikstra (SW), prof.dr.
L.W.F. de Klerk (SW), drs. H. Nolles (PA), W.A. van Steenis
(PA).
Totaal 6 medewerkers, 4 bij het Onderwijscentrum, 2 bij het
ministerie van L&V.
Uitgaven ten laste van de begroting van:
a. O&W;
b. L&V.
- Secretariaatskosten : f 388.300,--;
- Commissiekosten : f 334.800,--.
1980, 1981.
I

Drie wijzen van
examinering:
a. Staatsexamen-
commissie
b. Examinering
binnen onderwi j s-
instellingen
. Opmerkingen
De minister O&W heeft voor 1 januari 1982 nog geen gebruik
gemaakt van zijn bevoegdheid voor andere gebieden commiss'ies in
bet leven te roepen.
Voor zover de commissies het landbouwonderwijs betreffen moet
in het overzicht 9ninister van L&V1' gelezen worden in plaats
van "minister van O&Wl1.
EXAMINERING BINNEN ONDERWIJSINSTELLINGEN; COMMISSIES VOOR
STAATSEXAMENS (Examinatoren)
De hier aan de orde komende 'bevoegdheden betreffen alle een
beoordeling van personen op hun kunnen of kennen met de gevolgen
die het recht daaraan verbindt.
Voor het verkrijgen van een goed inzicht in de aard van deze
bevoegdheden en de wijze waarop zij worden uitgeoefend is een
volledige opsomming van alle soorten van examens niet nodig
zodat hier volstaan wordt met het geven van voorbeelden.
Het CBS geeft jaarlijks overzichten uit van onderwijsinstellin-
gen in Nederland. De meest recente zijn gepubliceerd in 1981 en
betreffen de stand van zaken per 1 september 1980.
Namen, adressen en telefoonnummers van de vier staatsexamen-
commissies zijn vermeld onder 'Feitelijke gegevensl'.
Instelling en oprichtinq
Er zijn drie methoden waarop door middel van examinering rechts-
gevolgen in het leven kunnen worden geroepen.
a. Een door de minster van.O&W in te stellen staatsexamen-
commissie kan na het afnemen van een examen een getuigschrift
overhandigen, dat voor de betrokkene bepaalde rechten met
zich meebrengt.
Voorbeeld: door de minster van O&W in te stellen commissie(s)
voor het afnemen van het staatsexamen volledig bevoegd
onderwijzer (art. 2 Besluit staatsexamen volledig bevoegd
onderwijzer; KE3 van 25 mei 1976 (Stb. 326).
b. Een commissie of een college van personen in dienst van een
onderwijsinstelling kan na het afnemen van-een examen een
getuigschrift overhandigen, dat voor de betrokkene bepaalde
rechten met zich meebrengt.
Twee opmerkingen dienen te worden gemaakt:
1. in de meeste gevallen zullen personen geexamineerd worden
die bun opleiding aan de betreffende onderwijsinstelling
. volgen. Het is echter ook mogelijk dat er aan onderwijs-
instellingen personen worden geexamineerd, die geen
onderwijs genoten hebben aan de betreffende onderwijs-
instelling (zie art. 30 Wet op het Voortgezet Onderwijs;
wet van 14 februari 1963 (Stb. 40)).
2. naast beslissingen omtrent het a1 of niet toekennen van
een getuigschrift kunnen nog andere beslissingen van
invloed zijn op het uiteindelijke intreden van het rechts-
gevolg, bijvoorbeeld wanneer het bevoegd gezag een leer-
ling van school verwijdert op grond van onvoldoende
vorderingen of op andere gronden (art. 7, eerste lid,
Besluit opleiding onderwijzers; KE3 van 5 juli 1968 (Stb.
358)) of wanneer een leerling tot de tweede leerkring
slechts kan worden toegelaten als hij het onderwijs in de

c. Examinering in
het buitenland
Regelingen
~eoordeling van
personen
eerste leerkring met gunstig resultaat heeft gevolgd en
volgens de beoordeling van de directeur voldoende bekwaam-
heid bezit in de praktijk van het lesgeven (art. 3,
tweede lid, jo. art. 12a, Besluit opleiding onderwijzers).
Voorbeelden: Universitaire examencommissies en colleges van
dekanen bi] de toekenning van doctoraten (art. 11, art. 11
bis en art. 34, vierde lid, Wet universitaire bestuurs-
hervorming 1970; wet van 8 december 1970 (Stb. 601)); examen-
commissies aan opleidingen voor onderwijzers (art. 31,
Besluit opleiding onderwijzers; eindexamencommissies aan
scholen voor hoger technisch onderwijs (art. 4 Eindexamen-
besluit h.t.0.; KB van 29 maart 1974 (Stb. 159)).
c. Een buiten Nederland verkregen diploma kan in Nederland
rechtsgevolgen met zich meebrengen.
Art. 33 Wet op het wetenschappelijk onderwijs; wet van 22
december 1960 (Stb. 559) opent de mogelijkheid dat buiten-
landse diplomats worden gelijkgesteld met Nederlandse
diploma's. Dientengevolge kunnen buitenlandse instellingen
dezelfde rechtsgevolgen in het leven roepen als instellingen
in Nederland.
De juridische bases van de diverse vormen van examinering wordt
daar waar nodig ter sprake gebracht.
Doelstellinqen en taken .
Het beoordelen van personen op hun kennen of kunnen met de
gevolgen die het recht daaraan verbindt. Dit beoordelen van
personen kan samengaan met het opleiden van die personen.
Bevoegdheden
Drie soorten rechts- Het afgeven van een getuigschrift of een diploma door
gevolgen diplomats: examinatoren na een ingesteld onderzoek kan drie verschillende
soorten rechtsgevolgen met zich meebrengen.
a. Recht op titel- a. Aan de uitreiking van een getuigschrift of een diploma kan
voering het recht verbonden zijn een bepaalde titel te voeren.
b. Bevoegdheid tot
bepaalde beroeps-
uitoefening
Voorbeelden: Een toegekend doctoraat geeft het recht de
titel doctor te voeren (art. 146 Wet op het wetenschappelijk
onderwijs); aan uitgereikte facultaire getuigschriften kan
het recht verbonden zijn de titel meester, psycholoog,
ingenieur of doctorandus te voeren (art. 147 Wet op het
wetenschappelijk onderwijs); het diploma van een erkende
school voor hoger technisch onderwi~s geeft het recht de
titel Iting." te voeren (Wet titel tting.tt; wet van 21 december
1972 (Stb. 759)).
Het valselijk voeren van bovengenoemde titels is een strafbaar
feit (art. 435, onder 3', Wetboek van Strafrecht).
b. Aan de uitreiking van een getuigschrift of een diploma kan
de bevoegdheid zijn verbonden bepaalde (beroepsmatige)
aktiviteiten te verrichten. Akten van bekwaamheid en ver-
kregen hoedanigheden vormen de basis van verschillende
vormen van bevoegdheidsuitoefening.
Voorbeelden: Getuigschriften van met goed gevolg afgelegde
doctoraalexamens met daarop aangetekend dat voldaan is aan
krachtens de wet daartoe gestelde vereisten kunnen een
bewijs van bekwaamheid tot het geven van voortgezet onder-
wijs zijn (art. 32, vijfde lid, Wet op het wetenschappelijk

onderwijs); na het afleggen van het onderwijzersexamen kan
men een akte van bekwaamheid tot het geven van lager onder-
wijs ontvangen (art. 129 en art. 129 bis Lager-onderwijswet;
wet van 9 oktober 1920 (Stb. 778)).
Universitaire getuigschriften kunnen de hoedanigheid verlenen
van meester in de rechten, psycholoog, arts, apotheker,
tandarts of dierenarts (art. 32 bis, Wet op het weten-
schappelijk onderwijs jo. art. 104 t/m art. 109 Academisch
Statuut; KB van 11 september 1963 (Stb. 380)). Aan deze
hoedanigheden kunnen bevoegdheden gekoppeld zi.jn, bijvoor-
beeld om de geneeskunst uit te oefenen.
c. Recht op vervolg- c. De meeste diploma's of getuigschriften geven recht op het
opleiding volgen van een vervolgopleiding, in veel gevallen echter
onder de bij of krachtens de wet gestelde beperkingen.
Samenstelling en
benoeming staats-
examencommissies
Samenstelling en
benoeming examen-
commissies binnen
onderwijsinstellingen
Gebruikeli j ke bepa-
lingen in examenrege-
lingen m.b.t. exami-
neringswi jze
Voorbeeld: Het bezit van een VWO-diploma geeft recht op
toelating tot universitair onderwijs en universitaire examens
(art. 26, art. 27 en art. 77 bis Wet op het wetenschappelijk
onderwijs; zie echter tevens Machtigingswet inschrijving
studenten; wet van 6 juli 1972 (Stb. 355)).
Staatsexamencommissie worden meestal jaarlijks door de minister
van O&W ingesteld;.de minister benoemt daarbij de leden en
wijst uit hun midden een voorzitter en secretaris aan.
Een voorbeeld is de staatsexamencommissie volledig bevoegd
onderwijzer (art. 2 Besluit Staatsexamen volledig bevoegd
onderwi j zer ) .
De examencommissies der onderwijsinstellingen bestaan meestal
uit docenten van die instellingen.
In de meeste gevallen is de directeur van de school de voor-
zitter van de examencommissie en zijn de overige leden
docenten, van wie de examinandus het laatste jaar onderwijs
heeft gekregen (zie bijv. art. 30 en art. 31, Besluit opleiding
onderwijzers) of die daartoe door het bevoegd gezag zijn aan-
gewezen (art. 4, eerste en tweede lid, Eindexamenbesluit h.t.0.).
Bij de diverse universitaire studierichtingen zijn er vaste
examencommissies, bestaande uit hoogleraren, lectoren en weten-
schappelijk medewerkers in vaste dienst, van wie het faculteits-
bestuur heeft vastgesteld dat zij het desbetreffende onderwijs
verzorgen danwel zich op het desbetreffende vakterrein bewegen.
De vaste commissie stelt afzonderlijke examencommissies in voor
de propedeutische en doctorale examens en in deze commissies
wijst zij uit haar midden die leden aan, die met het des-
betreffende onderwijs belast zijn. Ook kunnen andere deskundigen
tot lid van deze commissies worden benoemd. Een examencommissie
kan voor examenonderdelen uit haar midden examinatoren aan-
wijzen. Op voordracht van een vakgroepsbestuur kan wetenschappe-
lijk personeel in tijdelijke dienst of niet-wetenschappelijk
personeel mede examens afnemen onder verantwoordelijkheid van
een aangewezen examinator. De vaste examencommissie kan aan de
examencommissies en examinatoren richtlijnen en aanwijzingen
geven met betrekking tot de beoordeling en de vaststelling van
de uitslag. Bij opleidingen in de tweede fase van de
universitaire studie wordt op soortgelijk wijze geexamineerd
(art. 11 en art. 11 bis, Wet universitaire bestuurshervorming
1970).
Bijkomende.bevoegdheden en plichten; werkwijze
Examenregelingen kunnen bepalingen bevatten met betrekking tot
vrijstellingen voor bepaalde vakken, de wijze van beoordeling
van examenresultaten, toekenning voor herexamens etcetera.

Een veel voorkomende bepaling regelt de bevoegdheid van (de
voorzitter van) de examencommissie om een frauderende kandidaat
de (verdere) deelname aan het examen te ontzeggen of hem na
afloop van het examen diploma en cijferlijst te onthouden (art.
24 Eindexamenbesluit h.t.0.; art. 7 Besluit staatsexamen
volledig bevoegd onderwijzer; art. 46 Besluit opleiding onder-
wi j zers ) .
Een andere veel voorkomende bepaling regelt de bevoegdheid om
opgaven voor het schriftelijk examen (en eventuele daarbij
behorende beoordelingsnormen) vast te stellen: de vaststelling
kan geschieden door de examencommissie (art. 10, eerste lid,
Eindexamenbesluit h.t.0.); de vaststelling kan ook geschieden
door een (jaarlijks) door de minister van O&W in te stellen
commissie van door de minster benoemde deskundigen/leraren van
opleidingsscholen, waarbij een lid van de inspectie voorzitter
is (art. 34, eerste lid, Besluit opleiding onderwijzers; ~esluit
staatsexamen volledig bevoegd onderwijzer).
Politick-bestuurlijke controle
Rapportage door a. Staatsexamencommissies brengen rapport uit aan de minister
staatsexamencommissies van O&W.
Voorbeeld: Zo spoedig mogelijk na afloop van het examen
zendt de voorzitter van de examencommissie aan de minister
van O&W een proces-verbaal van haar werkzaamheden en van
hetgeen is voorgevallen tijdens het examen en wat voor de
minister wetenswaard kan zijn, een korte samenvatting van
opmerkingen, die de commissie nodig acht, statistische
gegevens etcetera (art. 37, Besluit staatsexamen volledig
bevoegd onderwijzer).
Toezicht schoolexamens b. Bij de meeste examens binnen onderwijsinstellingen (met uit-
door gecommitteerden zondering van instellingen voor wetenschappelijk onderwijs)
zijn gecommitteerden aanwezig die daartoe door de minister
van O&W zijn aangewezen. Zij wonen mondelinge examens bij en
kunnen schriftelijk examenwerk inzien.
Universitaire
beroepscolleges
In sommige gevallen stelt het gecommitteerde naast de
examinator een examencijfer vast. Kunnen examinator en
gecommitteerde geen overeenstemming bereiken omtrent het
vast te stellen cijfer, dan wordt het gemiddelde genomen van
de door beide vastgestelde cijfers. In een aantal gevallen
zijn gecommitteerden bevoegd bij twijfel of een examen
regelmatig heeft plaatsgevonden het examen of examenonder-
delen opnieuw te doen afleggen.
Rechtsbescherminq
a. In elke universiteit of hogeschool is een college van beroep
voor de examens, waarvan de voorzitter en de leden worden
benoemd door de universiteitsraad. Het college van beroep
oordeelt bij uitsluiting over het'beroep ingesteld tegen
beschikkingen van examencommissies, alsmede tegen de
behandeling tijdens het afleggen van een examen of van een
onderdeel daarvan (art. 40, eerste en tweede lid onder a,
Wet universitaire bestuurshervorming 1970).
Het college bestaat in meerderheid uit hoogleraren, lectoren
en wetenschappelijke medewerkers in vaste dienst. De voor-
zitter moet voldoen aan de vereisten van benoembaarheid tot
rechter van een rechtbank.
Beroep op inspecteur b. In sommige gevallen kan de kandidaat bij ontzegging van
tegen maatregelen (verdere) deelname aan het examen of onthouding van het
genomen bij fraude diploma vanwege gepleegd bedrog schriftelijk van het

Geen rechtspersoon-
li jkheid
Examengelden
Vergoedingen en
vakantiegelden
O&W I .7-1
~dresjtelef oon
Samenstelling
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
O&W 1.7-2
Adres/telef oon
Samens telling
betreffende besluit bij de hoofdinspecteur in beroep gaan.
De voorzitter van de examencommissie wijst de kandidaat op
deze mogelijkheid (zie bijv. art. 24, vierde en vijfde lid,
~indexamelibesluit h.t.0. en art. 7, vierde en vijfde lid,
Besluit staatsexamen volledig bevoegd onderwijzer).
Rechtspersoonlijkheid
De examinerende commissies hebben als zodanig geen rechts-
persoonlijkheid.
Financien
a. In de meeste gevallen moet, in het geval het examengeld niet
is begrepen onder het school- of collegegeld, afzonderlijk
examengeld betaald worden.
b. In de meeste gevallen genieten personen die niet ambtshalve
bij de examinering betrokken zijn, zoals leden van staats-
examencommissies en gecommitteerden, vakantiegelden en
vergoedingen van reis- en verblijfkosten.
Feitelijke gegevens
COMMISSIE STAATSEXAMENS MAVO
Kempkensberg 6, Groningen (Postbus 967, 9700 AZ Groningen)/
(050) 299111.
Leden
L.J. Stortenbeker (alg. voorzitter), drs. D.C. Monte
(ondervoorzitter), J.W. Gerlach (ondervoorzitter), A.G.
Castermans (ondervoorzitter), D.F. Bruins, J.W. van der Sloot,
mevr. M. Castermans-Van Dongeren, drs. O.P. Mechelinck, dr.
G.A.M.M. van der Linden, mevr. J.E. Weetink-Nissink, B.J.H.
Boers, C. v.d. Nieuwenhuijzen, drs. H. van Mierlo, A. Weststeyn,
S. Jonkeren, mevr. W.J. Bours, H. Wijk, dr. J. de Lange.
Waarnemers
A. Beukhof (O&W), J.M.C. van den Ende (O&W), mr. J.Th.A. de Man
(O&W).
4 medewerkers plus bijstand van de secretarissen van de 6
districten.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
- Administratiekosten : f 54.000,--;
- Commissiegeld : f 5.000,--.
1981.
COMMISSIE STAATSEXAMENS VWO/HAVO
Sumatrastraat 215 A, Is-Gravenhage (Postbus 11535, 2502 AM
Is-Gravenhage)/(070) 742191).
Leden
drs. J. Groen (voorzitter), mr. D. Holtz (eerste secretaris).
Geen opgave van de overige leden.

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Adres/telef oon
Samenstelling
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Adres/tele foon
Administratieve ondersteuning wordt verleend door 3 ambtenaren
van de Directie Verzorgingsstructuur van O&W.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
Apparaatkosten : f 1.300.000,--.
STAATSEXAMENCOMMISSIE LEIDSTER EN HOOE'DLEIDSTER KLEUTER-
ONDERWI JS
Rembrandtkade 63, 7412 HD Deventer/(05700) 17339).
Leden
mevr:L.G.J. Bloemink-~ehwinkel (voorzitter). Geen opgave van
de overige leden.
1 secretaresse.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
Geen opgave.
Nooit jaarverslag uitgebracht.
STAATSEXAMENCOMMISSIE VOLLEDIG BEVOEGD ONDERWIJZER - TWEEDE
DEEL - 29b
Breedstraat 42a, Alkmaar (Postbus 100, 1800 AC Alkmaar)/(O72)
117441 ) .
Leden
mr. P.J. Zomerdijk (voorzitter), M.C.T. Ooijevaar (secretaris). ,
De overige leden zijn nog niet bekend.
De secretaris verricht de bureauwerkzaamheden.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
Geen opgave.
Opmerkingen
Geen .
RAAD VOOR ZUIVER WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK en BESTWR van de
NEDERLANDSE ORGANISATIE VOOR ZUIVER WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
(ZWO
Juliana van Stolberglaan 148, Is-Gravenhage (Postbus 93138,
2509 AC Is-Gravenhage)/(O70) 839100.

Instelling en
oprichting ZWO
Instelling en
oprichting raad en
bestuur
Regelingen
Bevorderen van zuiver-
wetenschappeli j k
onderzoek
Verrichten opgedragen
taken
Advisering
Taakuitbreiding bij
ontbreken van wette-
li j ke regelingen
Taakverdeling tussen
raad en bestuur
BESTUREN VAN DE STICHTINGEN MET DOOR ZWO GEDELEGEERDE
SUBSIDIEBEVOEGDHEDEN
De namen en adressen van de stichtingen zijn vermeld onder
"~eitelij
ke gegevens" .
In dit overzicht ligt het accent op de ZWO-organisatie; de
stichtingen met door ZWO gelegeerde subsidiebevoegdheden komen
slechts daar ter sprake waar dat verhelderend kan zijn met het
oog op het functioneren van de ZWO-organisatie.
Instelling en oprichting
ZWO is ingesteld en opgericht bij wet van 5 januari 1950
(Stb. K5), ondertekend door de minister van OK&W (Wet op het
zuiver-wetenschappelij k onderzoek) (llWZOll ) .
De raad en het bestuur zijn bij WZWO ingesteld en opgericht om
de organisatie ten dienste te staan.
- WZWO.
- Besluit, houdende uitvoering van art. 19 WZWO; KB van 15
april 1950 (Stb. K137) (l'Uitvoeringsbesluit ZWOll)
Doelstellingen en taken
I- T_aken-ZWO
a. Het zuiver-wetenschappelijk onderzoek aan universiteiten
en hogescholen alsmede daarbuiten en de coordinatie daarvan
voor zover nodig bevorderen met alle daartoe dienstige
middelen, in het bijzonder door het beschikbaar stellen van
gelden.
b. De werkzaamheden verrichten, die haar bij wet of AMvB danwel
door de minister van O&W worden opgedragen.
c. In verband met de uitoefening van haar taak aan de minister
van O&W voorstellen te doen ter bevordering v'an het zuiverwetenschappelijk
onderzoek en van de coordinatie op dit
gebied.
De minister stelt de Koninklijke Nederlandse Academie van
Wetenschappen (KNAW) in de gelegenheid van haar gevoelens
aangaande deze voorstellen te doen blijken (art. 2 WZWO).
d. De bemoeiingen van ZWO strekken zich mede uit over het
toegepast-wetenschappelijk onderzoek op niet-
natuurwetenschappelijk terrein zo lang en voor zover ter
bevordering daarvan geen andere wettelijke regelingen zijn
getroffen (art. 3 WZWO).
Het bestuur voert in het bijzonder de taken uit genoemd
onder a. en b. en zij voert het beheer over het fonds voor
zuiver-wetenschappelijk onderzoek (art. 6, tweede lid,
WZWO); de raad geeft in het bijzonder aan het bestuur richt-
lijnen omtrent de uitoefening van haar taken, waaronder mede
begrepen het fondsbeheer, en oefent de bevoegdheid uit
omschreven onder c. (art. 6, eerste lid, WZWO).

Functie ZWO-
stichtingen
Subsidiering ten
bate van zuiver-
wetenschappeli j k
onderzoek
Samenstelling raad
uit ambtenaren en
personen van binnen
en buiten het WO
Waarnemer KNAW
Benoeming door
minister van O&W
Voordracht
De besturen der diverse stichtingen verstrekken op basis.van
door ZWO toegekende gelden subsidies ten bate van onderscheiden
onderzoeksgebieden. De meeste van deze stichtingen fungeren
tevens als ZWO-werkgemeenschap.
Bevoegdheden
De organisatie bevordert het zuiver-wetenschappelijk onderzoek
en de coordinatie daarvan met alle daartoe dienstige middelen,
in het bijzonder door het verstrekken van subsidies (art. 2,
eerste lid onder a., WZWO).
De raad is samengesteld uit:
a. een vertegenwoordiger van de minister van O&W;
b. twee leden vanwege elk der universiteiten genoemd in artikel
15 van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs;
Bedoeld zijn de rijksuniversiteiten te Leiden, Groningen,
Utrecht en Rotterdam, de bijzondere universiteiten te
Amsterdam en Nijmegen en de gemeentelijke universiteit te
Amsterdam.
c. een lid vanwege elk der hogescholen, genoemd in artikel 15
van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs;
Bedoeld zi jn de technische ri j kshogescholen te Delft,
Eindhoven en Enschede, de rijkslandbouwhogeschool te
Wageningen en de bijzondere hogeschool voor maatschappij- en
geesteswetenschappen te Tilburg.
d. den vanwege elke niet hierboven genoemde instelling van
wetenschappelijk onderwijs, waarop de bepalingen van de Wet
op het wetenschappeli j k onderwi j s geheel of ten dele van
toepassing zijn verklaard, mits genoemde instelling hiertoe
de wens te kennen geeft en mits ter zake van dit lidnaat-
schap de goedkeuring is verkregen van de minister van O&W,
de KNAW gehoord;
e. een lid vanwege de Nederlandse Organisatie voor toegepast
natuurwetenschappelijk onderzoek; en
f. vijf leden die hun hoofdbetrekking niet hebben bij het
wetenschappelijk onderwijs (art. 7, eerste lid, WZWO).
Alle raadsvergaderingen kunnen worden bijgewoond door een
vertegenwoordiger van de KNAW (art. 7, vierde lid, WZWO).
De minister van O&W benoemt en ontslaat de leden van de raad
en benoemt uit de raadsleden een voorzitter en een ondervoor-
zitter .
Leden die worden benoemd vanwege een organisatie worden benoemd
op voordracht van de betreffende organisatie. Leden die hun
hoofdbetrekking niet hebben bij het wetenschappelijk onderwijs
worden benoemd op voordracht van de raad.

Horen KNAW Omtrent de gedane voordrachten, uitgezonderd de voordracht van
de ~rganisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek,
hoort de minster van O&W de KNAW.
De benoeming van een voorzitter en een ondervoorzitter geschiedt
op voordracht van de raad; omtrent deze voordracht hoeft de
KNAW niet te worden gehoord (art. 8 en art. 11, eerste lid,
wzwo ) . I
Voorziening bijzondere Wanneer bijzondere omstandigheden dat wenselijk maken kan de
omstandigheden minister van O&W, na de KNAW in de gelegenheid te hebben gesteld
van haar gevoelens dienaangaande te doen blijken, behalve de
bovengenoemde leden nog ten hoogste vijf leden van de raad
benoemen a1 dan niet op aanbeveling van de raad (art. 9 WZWO).
Bestuur gevormd
door raadsleden
Het bestuur bestaat uit de voorzitter en de ondervoorzitter van
de raad als voorzitter en ondervoorzitter, de vertegenwoordiger
van de minister van O&W, alsmede vijf leden door de raad uit
zijn midden te benoemen (art. 12, eerste lid, WZWO).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Ondersteunende werk- a. Het bestuur benoemt en ontslaat de directeur, stelt zijn
zaamheden directeur/ instructie vast en regelt zijn bezoldiging. De betreffende
bureau besluiten behoeven de goedkeuring van de minister van O&W
(art. 17 WZWO).
Vaste commissies
Geheimhouding
De directeur is belast met de voorbereiding en de uitvoering
van de besluiten en maatregelen van de raad en van het
bestuur, voor zover deze organen zich de voorbereiding en
uitvoering daarvan niet voorbehouden. Hij is tevens
secretaris van de raad en van het bestuur. Voor de uit-
voering van zijn werkzaamheden heeft hij de beschikking over
een bureau (art. 6, derde lid, WZWO).
b. De raad stelt vaste commissies in voor de voornaamste takken
van wetenschappelijk onderzoek. De raad kan bovendien
commissies instellen voor bepaalde ondemerpen. De bevoegd-
heid tot het instellen van commissies voor bepaalde onder-
werpen kan de raad overdragen aan het bestuur.
Vaste commissies bestaan voor tweederde uit hoogleraren en
andere docenten aan het openbaar en bijzonder wetenschappe-
lijk onderwijs, tenzij in bijzondere gevallen de minister
van O&W een afwijking van deze regel goedkeurt. De leden van
vaste wetenschappelijke commissies worden niet benoemd dan
nadat dienaangaande advies is gevraagd aan de KNAW.
Alvorens er gelden beschikbaar worden gesteld moet er eerst
advies worden ingewonnen van een vaste.commissie (art. 16
WZWO; er zijn thans vijf vaste adviescommissies).
c. De raad of het bestuur kan aan allen, die aanwezig waren of
zullen zijn bij een zijner vergaderingen of bij een ver-
gadering van een der door hem ingestelde commissies, geheim-
houding opleggen omtrent ter vergadering te behandelen of
behandelde onderwerpen.

Financieel toezicht/
inzagerecht Algemene
Rekenkamer
Heroverweging
bestuursbesluiten
Ook ieder der commissies kan geheimhouding opleggen wat
betreft haar eigen vergaderingen.
De minister van O&W kan geheimhouding opleggen met betrekking
tot bepaalde onderwerpen aan personen die aanwezig geweest
bij vergaderingen van de raad, het bestuur of een van de
commissies.
Bovenstaande.geheimhoudingsplicht bestaat niet voor
ministeriele vertegenwoordigers ten aanzien van de minister,
die zij vertegenwoordigen (art. 6 Uitvoeringsbesluit ZWO).
Politiek-bestuurlijke controle
a. Het bestuur stelt jaarlijks een verslag op over de
werkzaamheden en de bevindingen van de organisatie en over
de stand van het fonds voor zuiver-wetenschappelijk onder-
zoek en voegt daarbij de rekening en verantwoording over het
afgelopen jaar.
Deze stukken worden na goedkeuring door de raad aan de Kroon
overgelegd en door de Kroon ter kennis gebracht van de
Staten-Generaal en van de Algemene Rekenkamer, die de Kroon
en de Staten-Generaal doet blijken van de opmerkingen,
waartoe deze stukken haar aanleiding mochten geven.
Aan de Algemene Rekenkamer wordt desverlangd inzage gegeven
van boeken en bescheiden der organisatie en worden alle
inlichtingen verschaft, welke zij nodig acht om een juist
inzicht te verkrijgen in het financiele beheez der
organisatie.
Het bestuur zendt afschriften van deze stukken aan de KNAW
(art. 18 WZWO).
b. Wanneer de vertegenwoordiger van de minister van O&W of ten-
minste twee andere leden van het bestuur dat wensen, wordt
een besluit van het bestuur niet ten uitvoer gebracht al-
vorens het advies van de raad daaromtrent is ingewonnen en
het bestuur zich opnieuw over dat besluit heeft beraden
(art. 13 WZWO) .
Verzet tegen bestuurs- c. De vertegenwoordiger van de minister van O&W kan verzet
en raadsbesluiten door aantekenen tegen een besluit van de raad of het bestuur.
vertegenwoordiger van Dit verzet schort de tenuitvoerlegging van het besluit op.
minister van O&W Nadat de KNAW in de gelegenheid is gesteld om binnen een
aangegeven termijn van raad te dienen beslist de minister
van O&W of het besluit, waartegen verzet is aangetekend, ten
uitvoer wordt gelegd (art. 14, eerste t/m derde lid, WZWO).
De vertegenwoordiger tekent verzet aan door indiening van
een gemotiveerde nota bij de voorzitter. De voorzitter
verzoekt de minister van O&W, met overlegging van het
betreffende besluit, vergezeld van een toelichting en de
nota van zijn vertegenwoordiger, te beslissen of het besluit
ten uitvoer kan worden gelegd. Heeft de minister voor een,
bepaalde dag geen andere beslissing ter kennis van de
minister gebracht, dan wordt er tegen de tenuitvoerlegging
van het besluit geacht geen bezwaar te bestaan (Beschikking
ZWO; ME3 van 5 april 1950 (Stcrt. 71)).

Waarnemer vanwege
minister van Fin.
Ministeriele goed-
keuring
d. Als vertegenwoordiger van de minister van Fin. heeft de
Secretaris-Generaal, de plaatsvervangend Secretaris-
Generaal, de Thesaurier Generaal, de plaatsvervangend
Thesaurier Generaal of de Directeur der rijksbegroting
toegang tot de vergaderingen van de raad en van het bestuur.
Aan de vertegenwoordiger worden de convocaties alsmede alle
bescheiden, die de leden van de raad en van het bestuur
terzake ontvangen toegezonden (art. 15 WZWO).
e. Besluiten van het bestuur tot het benoemen of ontslaan van
de directeur, ter vaststelling van zijn instructie en ter
regeling van zijn bezoldiging behoeven'de goedkeuring van de
minister van O&W (art. 17 WZWO).
Rechtsbescherming
Geen rechtsbescher- De WZWO kent geen eigen rechtsbeschermingsregeling; we1 is
mingsregeling in WZWO; bezwaar mogelijk bij het bestuur met daarna beroep op de
we1 AROB-voorziening Afdeling Rechtspraak van de Raad van State krachtens de Wet
AROB. Gezien het feit dat ZWO geacht mag worden te vallen onder
de bepalingen van de Wet AROB, is thans een meer uitgewerkte
formele bezwaarschriftenprocedure in voorbereiding (eigen
Rechtspersoonlijkheid
ZWO-organisatie is ZWO is rechtspersoon (art. 1, tweede lid, WZWO).
rechtspersoon
Financien
Individuele vergoe- a. Het bestuur kan aan de (onder)voorzitter een beloning
dingen toekennen, waarvan het bedrag onder goedkeuring van de
minister van O&W wordt vastgesteld (art. 12, derde lid,
WZWO). Behoudens bovengenoemde beloning genieten de leden
van het bestuur en de raad geen bezoldiging. Zij kunnen
echter wel, evenals de leden van commissies, vacatiegelden
en vergoedingen van reis- en verblijfkosten ontvangen. Aan
de directeur kan geen vacatiegeld worden toegekend, doch we1
vergoeding van reis- en verblijfkosten (art. 2 Uitvoerings-
Rij ksbijdrage aan
ZWO- f onds
Samenstelling
raad
besluit ZWO) .
b. Uit het fonds voor zuiver-wetenschappelijk onderzoek worden
de kosten van de organisatie en de maatregelen ter uit-
voering van haar bemoeiingen bestreden. Jaarlijks ontvangt
het fonds van Rijkswege een bijdrage.
De organisatie dient omtrent de grootte van de te verkrijgen
bijdrage een voorstel in bij de minister van O&W. Daarnaast
kan het fonds eigen middelen verkrijgen door aanvaarding van
legaten etcetera (art. 4, tweede, vierde en vijfde lid,
WZWO ) .
Feitelijke gegevens
Leden
prof-mr. W.F. de Gaay Fortman (voorzitter; W Amsterdam),
prof.dr. L. de Ruiter (vice-voorzitter; RU Groningen), dr.ir

Samenstelling
bes tuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
B. Okkerse (O&W) (plv.: dr. K.H. Chang), dr.ir. H.L. Beckers,
prof.dr. P.J.D. Drenth (W Amsterdam), mevr. prof.dr. M.J. Drop
(RU Limburg), prof.mr. Ch.J. Enschede, prof.dr.ir. A.T. de Hoop
(TH Delft), prof-ir. W.A. de Jong (TNO), prof.dr. A.A.H.
Kassenaar (RU Leiden), prof.dr. T. Kloek (EU Rotterdam),
prof.dr. E.P. Koster (RU Utrecht), prof.dr. A.M. Kroon (RU
Groningen), prof.dr.ir. H.H. van den Kroonenberg (TH Twente),
prof-dr. B. Leynse (EU Rotterdam), prof.dr. A.F. Manning (KU
Nijmegen), prof.dr. P.W.M. de Meijer (GU Amsterdam), mr. A.
Mulder, prof.dr. J. Oort (W Amsterdam), prof.dr. H. van 0s (RU
Groningen), prof.dr. H. Philipsen (RU Limburg), dr. C. Reedijk,
.prof.dr. J.J. Seidel (TH Eindhoven), prof-dr. E.C. Slater (GU
Amsterdam), prof.dr. Ph.C. Stouthard (KH Tilburg), prof.dr.
E.M. Uhlenbeck (RU Leiden), prof.dr. A.J.H. Vendrik (KU
Nijmegen), prof.dr.ir. J.P.H. van der Want (LH Wageningen),
prof.dr. G. Zoutendijk.
Waarnemers
prof.dr. R. van Lieshout (secretaris), prof.dr. A.D. Leeman
(KNAW), dr. L.J.C.M. le Blanc (Fin.) (plv.: mr. J.J.
Westenbrink).
Leden
prof.mr. W.F. de Gaay Fortman (voorzitter), prof-dr. L. de
Ruiter (vice-voorzitter), dr.ir. B. Okkerse (plv.: dr. K.H.
Chang), prof.mr. Ch.J. Enschede, prof.dr.ir. A.T. de Hoop,
prof.dr. E.P. Koster, prof.dr. A.F. Manning, prof.dr. J. Oort.
Waarnemers
prof.dr. R. van Lieshout (secretaris), mevr. B.A.H. Rijken
(adj.-secretaris), dr. L.J.C.M. le Blanc (plv.: mr. J.J.
Westenbrink).
55 personen, in dienst van ZWO.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
f 202.057.000,--.
Zl!~~werksemeen~c~aeeen
STICHTING THEOLOGISCH EN GODSDIENSTWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
IN NEDERLAND (STEGON)
Koningin Sophiestraat 124, 2595 TM Is Gravenhage/
STICHTING VOOR HISTORISCH ONDERZOEK (SHO)
Koningin Sophiestraat 124, 2595 TM Is-Gravenhage/
STICHTING VOOR ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK (ARCHON)
Koningin Sophiestraat 124, 2595 TM Is-Gravenhage/

STICHTING TAALWETENSCHAAP (ST)
Instituut De Vooys, Kamer A 122, Padualaan 14, Utrecht (Postbus
80091, 3508 TB utrecht')/(030) 534208.
STICHTING LITERATLJURWETENSCHAP
Koningin Sophiestraat 124, 2595 TM 1s-Gravenhage/(070) 824231.
NEDERLANDSE STICHTING VOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK INZAKE
POLITIEK EN OPENBAAR BESTUUR (NESPOB)
Koningin Sophiestraat 124, 2595 TM Is-Gravenhage/(070) 824231.
NEDERLANDSE STICHTING VOOR PSYCHONOMIE
Koningin Sophiestraat 124, 2595 TM Is-Gravenhage/(070) 824231.
STICHTING MATHEMATISCH CENTRUM (MC)
Kruislaan 413, Amsterdam (Postbus 4079, 1009 AB Amsterdam)/
(020) 5929333.
STICHTING VOOR FUNDAMENTEEL ONDERZOEK DER MATERIE (FOM)
Van Vollenhovelaan 661, 3527 JP Utrecht/(030) 948341.
STICHTING SCHEIKUNDING ONDERZOEK IN NEDERLAND (SON)
Koningin Sophiestraat 124, 2595 TM Is-Gravenhage/(070) 824381.
STICHTING VOOR ISOTOPEN-GEOLOGISCH ONDERZOEK (IGO)
ZWO-laboratorium voor isotopen-geologic, De Boelelaan 1085,
1081 HV Amsterdam/(OZO) 5483530.
STICHTING AARDWETENSCHAF'PELIJK ONDERZOEK (AWON)
Koningin Sophiestraat 124, 2595 TM Is-Gravenhage/(070) 824231.
STICHTING VOOR ASTRONOMISCH ONDERZOEK IN NEDERLAND (ASTRON)
Koningin Sophiestraat 124, 2595 TM 1s-Gravenhage/(070) 824231.
STICHTING RADIOSTRALING VAN ZON EN MELKWEG (RZM)
Oude Hoogeveensedijk 4, Dwingeloo (Postbus 2, 7990 AA
Dwingeloo)/ (05219) 7244.
STICHTING VOOR BIOFYSICA
Koningin Sophiestraat 124, 2595 TM 1s-Gravenhage/(070) 832104.
STICHTING VOOR BIOLOGISCH ONDERZOEK (BION)
Koningin Sophiestraat 124, 2595 TM Is-Gravenhage/(070) 857908.
STICHTING VOOR MEDISCH WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK (FUNGO)
Koningin Sophiestraat 124, 2595 TM 1s-Gravenhage/(070) 850303.
STICHTING VOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK VOOR DE TROPEN
( WOTRO ) ,
Juliana van Stolberglaan 148, Is-Gravenhage (Postbus 93138,
2509 AC Is-Gravenhage)/(O70) 839100.

Versluierd begrip
administratief
orgaan in WZWO
Aparte status WOTRO
Instelling en
oprichting
Regelingen
Opmerkingen
a. Aangezien de WZWO de ZWO-organisatie als rechtspersoon
voorop stelt bij de bevoegdheidstoekenning valt geen
duidelijke conclusie te trekken omtrent de vraag welke
(groepen van) natuurlijke personen als administratief orgaan
dienen te worden aangemerkt. De wetgever ziet de onder-
scheiden bevoegdheden als een zaak van taakverdeling binnen
de rechtspersoon tussen de raad, het bestuur en de directeur
(zie art. 5 en art. 6 WZWO). In dit overzicht zijn slechts
de raad en het bestuur vermeld, aangezien deze beide
bindende beslissingen kunnen nemen; de raad door het geven
van richtlijnen aan het bestuur en het bestuur door'het
nemen van besluiten t.a.v. subsidiering van onderzoek. De
directeur is niet in het overzicht opgenom&n aangezien uit
de WZWO niet duidelijk blijkt dat deze besluiten met een
bindend karakter kan nemen.
b. De WOTRO heeft eigen adviescommissies voor onderscheiden
takken van wetenschap. Zij werkt samen met een aantal werk-
gemeenschappen die op het terrein van de WOTRO actief zijn.
De minister van O&W geeft bij de toekenning van de Rijks-
bijdrage aan ZWO steeds aan welk bedrag tenminste voor de
WOTRO is bestemd.
ONDERWIJSRAAD (OR)
Nassaulaan 6, 2514 JS Is-Gravenhage/(070) 637955.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 21 februari 1919 (Stb. 49),
ondertekend door de minister van OK&W (Wet op de onderwijsraad)
( "Wowr" ) .
Wowr .
Wet op het voortgezet onderwijs; wet van 14 februari 1963
(Stb. 40) ("WVO").
Lager-onderwijswet; wet van 9 oktober 1920 (Stb. 778) (tlWLOgl)
Wet op het kleuteronderwijs; wet van 8 december 1955 (Stb.
558) ("WKO").
Besluit vormingswerk voor jeugdigen; KB van 7 juli 1970
(Stb. 357), gebaseerd op art. 61 t/m 63 WVO ("BVvJI1).
Eindexamenbesluit dagscholen VWO-HAVO-MAVO; gepubliceerd bij
MB van 12 april 1979 (Stb. 190), gebaseerd op art. 29 en
art. 60 WVO (I1Eindexamenbesluit dagscholen" ) .
Eindexamenbesluit avondscholen VWO-HAVO-MAVO; KB van 20
maart 1979 (Stb. 189), gebaseerd op art. 29 en art. 60 WVO
( "Eindexamenbesluit avondscholenlf
) ;
Besluit buitengewoon onderwijs 1967; KB van 2 februari 1967
(Stb. 58) ter uitvoering van art. 4 e.v. WLO (wBBOll).

Advisering over
belangrijke beleids-
maatregelen, wets-
toepassing en onder-
wijsexperimenten
Beslissing in
geschillen
Benoeming taxateurs
Tegemoetkoming aan
dringende bezwaren
Beslissen in geschil-
len m.b.t. leerplan-
nen e.d.
Voortgezet onderwi j s
Doelstellingen en taken
onderwijsraad brengt advies uit over:
alle door de minister van O&W voorgenomen belangrijke
beleidsmaatregelen op onderwijsterrein, in de vorm van:
1. wet, algemene maatregel van bestuur en beschikking van
algemene strekking; deze worden aan de raad van advies
voorgelegd in de vorm van een concept-ontwerp, voor-
ontwerp, of kortweg ontwerp;
2. nota's, onder de benaming van concept-nota, discussienota
of beleidsnota.
de toepassing van wettelijke bepalingen, waarin het horen
van de onderwijsraad is voorgeschreven:
1. voor het verlenen van faciliteiten (discretionaire
bevoegdheid van de Kroon of van de minister van O&W);
2. in administratief beroep in geval van geschillen;
de voorgenomen experimenten in het kader van de onder-
wijsvernieuwing:
- hetzij met het oog op de aanwijzing van de
experimenterende scholen;
- hetzij met het oog op de toepassing van wettelijke
bepalingen om belemmeringen weg te nemen of faciliteiten
te verlenen.
De onderwijsraad beslist in geschillen tussen het bevoegd
gezag van een school en de inspecteur met betrekking tot het
leerplan, het rooster en het schema van werkzaamheden.
De onderwijsraad benoemt waar nodig een taxateur om zitting
te--nemen in een commissie van taxateurs schatting waarde
gebouwen en terreinen.
De onderwijsraad kan tegemoet komen aan dringende bezwaren
van het bevoegd gezag van een bijzondere school (voor zover
betreffende VWO, HAVO of MAVO) door te bepalen dat geen
schriftelijk examen zal worden afgenomen in het vak
geschiedenis en staatsinrichting.
Bevoegdheden
a. De onderwijsraad beslist in geschillen met betrekking tot
leerplannen en dergelijke in het kader van het voortgezet
onderwijs, het lager onderwijs, het buitengewoon lager
onderwijs, het kleuteronderwijs en het vormingswerk voor
j eugdigen .
1. Voortgezet onderwijs:
Het bevoegd gezag stelt, de rector of de directeur van de
school en de leraren gehoord, met inachtneming van de
daarvoor gegeven voorschriften het leerplan en het les-
rooster vast en zendt deze, voor zover het betreft een
gemeentelijke of een bijzondere school, aan de inspectie.
Indien een inspectie van oordeel is dat het leerplan van
een gemeentelijke of een bijzondere school of afdeling,
waarvoor niet de goedkeuring van de minister van O&W is
vereist (deze goedkeuring kan bij AMvB geeist worden voor

Lager onderwi j s
Buitengewoon lager
onderwi j s
Kleuteronderwijs
Vormingswerk voor
j eugdigen
Benoeming taxateurs
scholen voor beroepsonderwijs of afdelingen daarvan) niet
voldoet aan de daarvoor gegeven voorschriften, en het
bevoegd gezag weigert het te wijzigen, vraagt zij het
oordeel van de Onderwijsraad, aan wiens uitspraak het
bevoegd gezag zich onderwerpt (art. 24, eerste en tweede
lid, WVO).
2. Lager onderwijs:
Het schoolbestuur deelt het leerplan aan de inspecteur
mede (art. 89, tweede lid, WLO). Indien de inspecteur van
oordeel is, dat het leerplan of het rooster van lesuren
niet voldoet aan de wettelijke vereisten en het school-
bestuur wijziging weigert, verzoekt hij de Onderwijsraad
hierover te beslissen. Het schoolbestuur onderwerpt zich
aan de beslissing van de raad (art. .90, tweede lid, WLO;
het betreft hier het bijzonder onderwijs; bij verschil
van mening tussen burgemeester en wethouders en de
inspecteur over het leerplan van de openbare school
beslist de minister van O&W gehoord de raad (art. 25,
derde lid, WLO)).
3. Buitengewoon lager onderwijs:
Het leerplan en de rooster van lesuren worden aan de
inspecteur medegedeeld. Indien de inspecteur van oordeel
is, dat het leerplan of het rooster van lesuren niet
voldoet aan de daarvoor gestelde eisen of anderszins niet
in het belang is van het onderwijs, zendt hij de stukken
onder mededeling van zijn bezwaren terug aan het bevoegd
gezag. Indien het bevoegd gezag weigert aan de bezwaren
van de inspecteur tegemoet te komen, verzoekt deze de
Onderwijsraad uit te maken of zijn bezwaren gegrond zijn.
Het bevoegd gezag gedraagt zich naar de beslissing van de
raad (art. 27, eerste t/m derde lid, BBO; het betreft
hier alleen plannen en roosters van het buitengewoon
bijzonder lager onderwijs).
4. Kleuteronderwijs:
Het speel- en werkplan en het schema van werkzaamheden
van de openbare kleuterschool worden aan de inspecteur
medegedeeld. Indien de inspecteur van oordeel is, dat het
speel- en werkplan of het schema van werkzaamheden niet
aan de wettelijke vereisten voldoet en burgemeester en
wethouders weigeren het te wijzigen, verzoekt hij de
Onderwijsraad hierover te beslissen. Burgemeester en
wethouders onderwerpen zich aan het oordeel van de raad
(art. 16, zevende lid, WKO).
Het spel- en werkplan en het schema van werkzaamheden van
de bijzondere kleuterschool worden aan de inspecteur
medegedeeld. Indien de inspecteur van oordeel is, dat het.
speel- en werkplan of het schema van werkzaamheden niet
aan de wettelijke vereisten voldoet en het schoolbestuur
weigert het te wijzigen, verzoekt hij de Onderwijsraad .
hierover te beslissen. Het schoolbestuur onderwerpt zich
aan de beslissing van de raad (art. 66, vierde lid, WKO).
5. Vormingswerk voor jeugdigen:
Het bevoegd gezag (het kan zowel een gemeentelijk als een
\ bijzonder vormingsinstituut betreffen) stelt, de direc-
teur en de vormingsleiders gehoord, met inachtneming van
de daarvoor gestelde voorschriften een of meer vormings-
programma's vast. Indien de inspectie van oordeel is dat
het vormingsprogramma niet voldoet aan de bij of krachtens
dit besluit gegeven voorschriften pleegt zij overleg met
het bevoegd gezag en de landelijke organisatie waarbij
het vormingsinstituut is aangesloten. Indien de inspectie
bij haar oordeel blijft en het bevoegd gezag weigert het
vormingsprogramma te wijzigen, vraagt de inspectie het
oordeel van de Onderwijsraad, aan wiens oordeel het
bevoegd gezag zich onderwerpt (art. 8 BBO).
b. In het kader van het kleuter- en lager onderwijs benoemt de
onderwijsraad in voorkomend geval naast het subsidie-
verstrekkende gemeentebestuur en het subsidie-ontvangende
schoolbestuur een taxateur in de commissie van taxateurs
schatting waarde gebouwen en terreinen (zie O&W 1.3).

Tegemoet komen aan
dringende bezwaren
tegen examens
Samenstelling
Benoeming
(onder )afdelingen
Interne taakverdeling
Secretariaat
c. Indien het bevoegd gezag van een bijzondere dag- of
avondschool (voor zover betreffende VWO, HAVO en MAVO)
dringend bezwaar heeft tegen een onderwerp dat is aangewezen
voor het schriftelijk examen in het vak geschiedenis en
staatsinrichting, kan het de Onderwijsraad verzoeken te
bepalen dat aan die school in dat vak geen schriftelijk
examen zal worden afgenomen.
De Onderwijsraad is bevoegd op dit verzoek te beslissen,
doch alleen indien het bezwaar kan worden gebaseerd op de
statuten van de rechtspersoon waarvan de school uitgaat, het
leerplan, of, indien aanwezig, het schoolwerkplan en mits
het verzoek bij de Onderwijsraad is ingediend binnen vier
maanden na de bekendmaking van het onderwerp door de minister
van O&W aan het bevoegd gezag. Indien het verzoek wordt
ingewilligd, wordt aan de betrokken school het eindcijfer
voor het eindexamen geschiedenis en staatsinrichting bepaald '
op het cijfer van het schoolonderzoek (art. 53 Eindexamen-
besluit dagscholen; art. 55a Eindexamenbesluit avondscholen).
Samenstelling en benoeminq
De raad bestaat uit tenminste vijftien leden, de voorzitter
inbegrepen (art. 1, eerste lid, Wowr).
De voorzitter, de ondervoorzitter en de overige leden van de
raad worden door de Kroon benoemd en ontslagen. Zij mogen geen
lid zijn van enig schooltoezicht (art. 2, eerste en tweede lid,
Wowr ) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Door de Kroon wordt de raad verdeeld in afdelingen en worden
de leden aangewezen, die voor elke afdeling zitting zullen
hebben. De afdelingen behandelen onderscheidenlijk de vraag-
stukken betref fende :
a. het wetenschappeli j k onderwi j s;
b. het voortgezet onderwijs;
c. het lager en kleuteronderwijs (art. 1, tweede en derde
lid, Wowr).
Door de Kroon kunnen afdelingen in onderafdelingen worden
verdeeld (art. 1, vierde lid, Wowr).
Een afdeling kan haar onderafdelingen machtiging verlenen
tot het verrichten van werkzaamheden in het kadervan
advisering omtrent vraagstukken van algemene strekking of in
het kader van de haar bij de wet opgedragen werkzaamheden
(art. 4, derde lid Wowr).
Aan een of meer leden kan door de raad of door een zijner.
afdelingen het verrichten van bepaalde werkzaamheden worden
opgedragen (art. 7 KB van 18 december 1919 (Stb. 816)).
b. De raad wordt bijgestaan door een bezoldigde secretaris.
Deze wordt door de Kroon benoemd en ontslagen (art. 3,
eerste en tweede lid, Wowr).
Externe deskundigen c. De raad en de (0nder)afdelingen zijn bevoegd niet-leden tot
hun vergaderingen toe te laten, teneinde zich omtrent

Bezoeken onderwijs-
instellingen ,
Reglement van orde
Jaarverslag
Geen rechtsbescher-
mingsregeling
Geen rechtspersoon-
lij kheid
Individuele vergoe-
dingen
Bezoldiging
Samenstellinq
bepaalde onderwerpen door hen te doen voorlichten (art. 8,
tweede lid, KB van 18 december 1919).
Voor zover dat nodig is ter vervulling van de aan de raad
opgedragen taak worden de leden zoveel mogelijk in de
gelegenheid gesteld tot het bezoeken van onderwijsinstellin-
gen. Zonodig roept de raad de bemiddeling van de minister
van O&W in (art. 8, eerste lid, KB van 18 december 1919).
Indien een lid zich met het gevoelen der meerderheid aan-
gaande een uit te brengen advies niet kan verenigen, kan hij
bij afzonderlijke nota van zijn afwijkend gevoelen aan de
minister van O&W doen blijken.
Bij staking van stemmen in een vergadering geeft de stem van
de voorzitter, in een vergadering van een afdeling, die van
de voorzitter der afdeling, de doorslag (art. 7 KB van 18
december 1919).
De raad stelt een reglement van orde voor zijn werkzaamheden
vast en brengt dat ter kennis van de minister van O&W (art.
11 KB van 18 december 1919).
Politick-bestuurlijke controle
De raad doet ieder jaar voor 1 mei aan de minister van O&W
schriftelijk verslag omtrent zijn werkzaamheden gedurende het
afgelopen jaar (art. 5 Wowr).
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
De raadsleden ontvangen vergoeding van reis- en verblijfkosten.
Bovendien wordt hun voor iedere vergadering die zij bijwonen
een zitpenning toegekend (art. 2, vierde lid, Wowr).
De secretaris is bezoldigd. Hij ontvangt vergoeding van reis-
en verblijfkosten (art: 3, eerste en derde lid, Wowr).
Feiteli j ke gegevens
Leden
mr. S.M. van Amersfoort, mevr. G. Amoureus-Mulder, H.A. Baard,
drs. G. Baars, mevr. J.M. van Balen-ter Woorst, G.J. Bartelsman,
mevr. M.Th.L. Bekedam, prof .dr. J. Bergeijk, prof .dr. G. den
Boef, dr. K.J. Braakman, J.E. Broekhuizen, dr. C. van Calcar,
prof.dr. J.H. Christiaanse, A.H. Coomans, prof.mr.dr. J.P.A.
Coopmans, prof.dr. H. Deenstra, mevr. A.R. van Dellen, J.M.J.
Diederen, prof-dr. J.A. Diepenhorst (voorzitter), E.A.E.
Dishoeck, dr. A.W.H. van Dongen, C.A.M. van Dongen, mevr. drs.

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
F.A. Eggink, drs. J. Evenhuis, mr- F.J.W. Fabius, ing. A.
Fondse, drs. M.G. van der Geld, dr. M. Goudeket, dr. J.H.N.
Grandia, prof.dr. J.M. Greep, drs. J.A.A. Greven, H.J.M. Groen,
drs. A. de Haas, drs. R. Hajer, mevr. E. Hammelburg-De Vries,
mevr. C. van der Heiden-Bakker, ing. J. van Hemert, drs. W. de
Heij, A. Hoekstra, mevr. F. Hoekstra, J.H. Houkes, D.C. Iest,
prof. dr. F.J. van Ingen, B.H. de Jong, ir. E. de Jonge, dr.
L.M.H. Joosten, J. Kassies, prof.dr. F.R.J. Knetsch, G.W.
Kolthoff, drs. J. Kopmels, prof. dr. H.H. van den Kroonenberg,
H.G. Kuiper, L. Luyendijk, dr. A. Mantel, drs. R.S.H. Mees,
prof.ir. R.H. van Nauta Lemke, mevr. A.Th. van Poppel, ir.
E.H.B. Puylaert, G.H. van Riet, prof.ir. C. Rodenburg, mr.
J.Th. de Ruwe, prof. dr. L.M. de Rijk, F. F. Rijpstra, ir. P. van
der Schans, drs. J. Schipper, mevr. E.H. Schut, mevr. A.M.
Schuurmans, A. Stoel, drs. J.L. Struijk, W. Tasma, prof.dr.
H.A. Tiddens, J.A.H. Veel, drs. A.G. van der Veen (ondervoor-
zitter), drs. K. Veling, prof.dr. G.Th.M. Verhaak, prof.dr.
D.A. de Vries, L. de Waal, drs. J. van der Waals, prof.dr. A.
Wattel, drs. B. Wiebenga, mevr. dr. A. Wilmink, A. de Wit,
prof.dr. J. de Wit, drs. C.C. Wijmans, prof.dr. H. Wijnberg,
mevr. M. Zijlstra.
23 medewerkers.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W
- Personeel : f 1.638.000,--;
- Materieel : f 392.000,--.
1979/1980.
Opmerkingen
Het beslissen bij geschillen omtrent leerplannen en dergelijke
wordt ook we1 gekarakteriseerd als adrninistratief beroep.
ORGANEN VOOR HET LEERLINGWEZEN
Er zijn 14 regionale en 34 landelijke organen. Hun namen en
adressen zi jn vermeld onder "Feiteli j ke gegevens" .
Instelling en oprichtinq
Instelling
Ingesteld bij wet van 12 mei 1966 (Stb. 215), ondertekend door
de staatssecretaris van O&W en de minister van L&V (Wet op het
leerlingwezen ( "WlwN ) .
Oprichting
De organen zijn opgericht bij notariele akte.
De Wlw opent de mogelijkheid dat privaatrechtelijke rechtspersonen,
die zonder winstoogmerk de bevordering van het
leerlingwezen ten doe1 hebben en die met inachtneming van de
daarvoor gestelde regels optreden als organen in de zin van de
wet, van overheidswege kostenvergoedingen kunnen ontvangen.
Regelingen Wlw .

Bevordering leer-
lingwezen door
landeli j ke en
regionale organen
Werkterrein
landelijke en
regionale organen
Taken landeli j ke
organen
Taken regionale
organen
In bijzondere
gevallen andere
taakverdeling
Tussenkomst ver-
lenen bij tot-
standkoming leer-
overeenkomsten
Doelstellingen en taken
De landelijke en de regionale organen zijn verplicht als goede
organen in onderlinge samenwerking en in samenwerking met de
besturen van de scholen de ontwikkeling van het leerlingwezen
te bevorderen. Zij nemen daarbij in acht de redelijke belangen
van patroon en leerling bij de totstandkoming en de uitvoering
van de leerovereenkomst (art. 5, eerste lid, Wlw).
Voor de opleiding tot beroepen, die naar hun aard en samenhang
tot eenzelfde beroepscategorie behoren, is slechts een
landelijk orgaan werkzaam. Het werkterrein van een regionaal
orgaan is een provincie of een deel daarvan (art. 4, tweede en
derde lid, Wlw).
De landelijke organen zijn belast met:
a. de bijzondere zorg voor de voorbereiding van de praktijk-
programma's en van de examens aan het einde van de praktijk-
opleiding;
b. de verlening van tussenkomst bij het sluiten van leerovereen-
komsten;
c. de controle op de naleving van de leerovereenkomsten (art.
5, tweede lid, Wlw) .
De regionale organen zijn belast met:
a. de bijzondere zorg voor de voorlichting;
b. het onderhouden van contacten met ouders, leerlingen, scholen
en instituten voor beroepskeuze en arbeidsbemiddeling;
c. het verlenen van medewerking aan de totstandkoming van
leerovereenkomsten;
d. het toezicht op het geregeld volgen van het algemeen en op
het beroep gericht onderwijs door de leerlingen (art. 5,
derde lid, Wlw).
In bijzondere gevallen kan de minister van O&W goedkeuren dat
van de boven aangeduide taakverdeling wordt afgeweken (art. 5,
vierde lid, Wlw ) .
Bevoegdheden
1 - Landeliike-ofganen
a. Het landelijk orgaan verleent tussenkomst bij de
totstandkoming van leerovereenkomsten.
Het landelijk orgaan kan slechts tussenkomst verlenen,
indien:
a. de leerling niet meer leerplichtig is en voldoet aan,de
eisen van toelating, gesteld in het praktijkprogramma;
b. de patroon in staat is een voldoende opleiding te geven
in overeenstemming met het praktijkprogramma;
c. redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de overige
verplichtingen bedoeld in de Wlw door leerling en patroon
zullen worden nagekomen;
d. de leerovereenkomst voldoet aan de daarvoor gestelde
vereisten (art. 8 Wlw).
De leerovereenkomst wordt, ten overstaan van het landelijk
orgaan, gesloten tussen de patroon en de leerling of, ingeval
deze minderjarig is, diens wettelijke vertegenwoordiger; de
overeenkomst wordt mede-ondertekend door het landelijk
orgaan, alsmede door het regionale orgaan (art. 7, eerste en
vierde lid, Wlw) .
De leerovereenkomst bevat onder andere een opgave van het
praktijkprogramma en van de duur daarvan en van de duur van
de overeenkomst, ingeval met goedkeuring van het landelijk
orgaan een kortere tijd is overeengekomen dan in het
praktijkprogramma vermelde duur en de wijze, waarop de
controle op de naleving van de overeenkomst door het
landelijk orgaan zal worden uitgevoerd (art. 10, onder e, f
en k, Wlw).

Betalingen aan
patroon
Beeindiging leer-
overeenkomsten
Invloed georga-
niseerd bedrijfs-
leven anders
georganiseerd
schoolwezen
Samenwerking
landelijke en
regionale organen/
overleg met
inspectie
Het landelijk orgaan kent met inachtneming van de door de
minister van O&W te stellen regels aan de patroon een ver-
goeding toe tot een bedrag van ten hoogste tweehonde~d
gulden voor de duur van de leerovereenkomst (art. 15 Wlw).
De leerovereenkomst eindigt slechts op schriftelijke aan-
zegging van het landelijk orgaan aan partijen en aan het
regionale orgaan onder vermelding van het tijdstip van
beeindiging, wanneer het landelijke of het regionale orgaan
zich ervan heeft overtuigd dat:
de patroon of de leerling de hem bij de wet of de leer-
overeenkomst opgelegde verplichtingen niet nakomt;
de leerling de geschiktheid voor het door hem gekozen
beroep niet of niet meer bezit;
de patroon geen voldoende opleiding geeft of geen genoeg-
zame waarborg biedt tegen verkeerde invloed op de
zedelijke- of lichamelijke ontwikkeling van de leerling,
of
zich zodanige omstandigheden voordoen, dat van de patroon
of van de leerling het doen voortduren van de leerovereen-
komst redelijkerwijs niet kan worden verlangd (art. 16,
eerse lid onder k, Wlw).
Regionale-organen
De regionale organen hebben geen bevoegdheden met een gezags-
karakter.
Samenstelling en benoeminq
De besturen van de organen zijn zodanig samengesteld, dat
daarin de invloed van het georganiseerde bedrijfsleven, ouders
en het georganiseerde schoolwezen tot uitdrukking komt.
Indien een landelijk orgaan werkzaam is voor een bepaalde
beroepencategorie, welke geheel of ten dele behoort tot een
bedrijfstak, waarvoor een hoofdbedrijfsschap of een bedrijfs-
schap is ingesteld, wordt, indien het bestuur van het bedrijfs-
lichaam daarom verzoekt, van de hierboven bedoelde werkgevers
en werknemers een door de minister van O&W te bepalen aantal
aangewezen door dit bestuur. De minister bepaalt dit aantal na
overleg met de minister belast met de zaken van de publiek-
rechtelijke bedrijfsorganisatie (art. 3, tweede en derde lid,
Wlw) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De landelijke en de regionale organen bevorderen in
onderlinge samenwerking de ontwikkeling van het
leerlingwezen (art. 5, eerste lid, Wlw). De nadere regeling
van de samenwerking tussen de landelijke en de regionale
organen wordt schriftelijk vastgelegd en aan de minister van
O&W medegedeeld (art. 6, eerste lid, Wlw). Bij een geschil
over toepassing van het bovenstaande beslist de minister
(art. 6, vierde lid, Wlw).

Consulenten en
administratief
personeel
Jaarverslag
Beslissing bij
geschil
Ministeriele
regels
Goedkeuring
plannen en
begrotingen
Inzage in boeken
en bescheiden
De inspectie voor het leerlingwezen tracht mede door overleg
met de organen de bloei van het leerlingwezen te bevorderen
(art. 57, tweede lid, Wlw).
b. Door de minister van O&W worden na overleg met de
desbetreffende organen voorschriften vastgesteld betreffende
de formatie en de indeling in rangen van de consulenten en
van het administratief personeel waarvan de salarissen voor
vergoeding in aanmerking komen (art. 21, eerste lid, Wlw).
De consulenten zijn in het bijzonder belast met de controle
op de naleving der leerovereenkomsten en met de bevordering
van het leerlingwezen (art. 21, tweede lid, Wlw).
Tot consulent kan slechts worden benoemd, hij, die in het
bezit is van:
a. een verklaring omtrent het gedrag afgegeven volgens de
Wet op de justitiele documentatie en op de verklaringen
omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395);
b. een bewijs van bekwaamheid volgens regels,-te stellen bij
AMvB, de Onderwijsraad gehoord (art. 22, eerste lid,
Wlw) .
c. Het orgaan benoemt, ontslaat en schorst het personeel. Bij
AMvB worden voorschriften gegeven omtrent rechtspositionele
zaken (art. 23, eerste t/m derde lid, Wlw).
Bij schorsing, ontslag of oplegging van disciplinaire
straffen kan een personeelslid tegen het besluit van het
bestuur van een orgaan in beroep komen bij de commissie van
beroep waarbij het orgaan is aangesloten (art.. 24, eerste
lid, Wlw). Een commissie van beroep strekt haar werkzaam-
heden uit over tenminste drie organen. Zij bestaat uit vijf
leden, van wie er twee door de organen worden gekozen en
twee door het personeel van die organen. De vier gekozen
leden kiezen samen een voorzitter (art. 25, eerste en tweede
lid, Wlw).
Politick-bestuurlijke controle -
a. De organen brengen aan de minister van O&W jaarlijks verslag
uit van hun werkzaamheden (art. 5, vijfde lid, Wlw).
b. Bestaat er geschil tussen een landelijk en een regionaal
orgaan omtrent de schriftelijke vastlegging van de samen-
werking tussen beide dan beslist de minister van O&W (art.
6, eerste en vierde lid, Wlw).
c. De minister van O&W stelt regels aan de hand waarvan het
landelijke orgaan aan patroons vergoedingen toekent (art. 15
Wlw).
d. De plannen en de begrotingen betreffende de gebouwen zijn
onderworpen aan de goedkeuring van de minister van O&W
(art. 36, tweede lid, Wlw). Bij weigering van de goedkeuring
kan men bij de Kroon in beroep komen (art. 50 Wlw).
e. Het orgaan houdt op door de minister van O&W goedgekeurde
wijze boeken van zijn inkomsten en uitgaven. Desverlangd
worden aan de door de minister daartoe aangewezen ambtenaren
de boeken en bescheiden ter inzage gegeven (art. 42 Wlw).

Inlichtingen-
verstrekking
I nhouding
vergoeding
Beroep bij minister
Privaatrechteli j ke
rechtspersoonlijk-
heid
Kostendekking d.m.v.
ontvangen subsidie
Samenstelling
bestuur
f. Het orgaan geeft aan de minister de inlichtingen die deze
met betrekking tot de bekostigihg nodig acht (art. 48 Wlw).
g. Indien het orgaan bij of krachtens de Wlw gegeven
voorschriften niet nakomt kan de minister van O&W bepalen
dat de vergoeding geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden.
De minister kent de vergoeding weer toe indien hem blijkt
dat de reden voor inhouding is vervallen (art. 49 Wlw). Van
een besluit tot inhouding van een vergoeding kan men bij de
Kroon in beroep komen (art. 50 Wlw).
Rechtsbescherminq
Tegen een aanzegging van het landelijk orgaan tot beeindiging
van de leerovereenkomst kan elk der partijen bij de minister
van O&W in beroep komen (art. 16, vierde lid, Wlw).
Rechtspersoonlijkheid
Om voor toekenning van subsidiegelden in aanmerking te komen
dient men rechtspersoonlijkheid te bezitten in de zin van
Boek 2 BW.
Financien
De rechtspersonen die fungeren als organen in de zin van de
Wlw ontvangen kostenvergoedingen uit 's Rijks kas (zie Hfdst.
I1 Wlw).
Feitelij ke gegevens
Landelii be-orwe!!
KONINKLIJK ONDERWIJSFONDS VOOR DE SCHEEPVAART
= geen opgave =
LANDELIJKE STICHTING BEROEPSOPLEIDING LEVENSMIDDELENINDUSTRIE
( LSBL )
Kruizemuntstraat 28, 7322 LX Apeldoorn/(O55) 664022.
Leden
ing. F. Christen (Vereeniging voor Zuivelindustrie en Melk-
hygiene WZM), ing. S. Dijkstra (Kon. Ned. Zuivelbond FNZ),
drs. J.J. Overbeek (FNZ), G; Wolters (Ver. der Ned. Groenten en
Fruitverw. Industrie), G.J.Th. Leenders (Ver. Ned. Vleeswaren-
fabrikanten), ir. P.E'. Rohrig (Centr. Brouwerijkantoor), ing.
A.R. Deelstra (secretaris), B.J.C. Leferink (voedingsbond FNV),
W. Winter (voedingsbond FNV), J. Blecker (voorzitter, industrie-
bond CNV), J. Mulder (voedingsbond CNV), S.S. Binnerts
(industriebond FNV), M. Westrate (industriebond FNV)
Adv. leden
ing. A.H. Rengersen (technisch.adviseur), ir. H.W. Moll (L&V).

Bureau
~inancien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
~ureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
2 10
6 personen, in dienst van de LSBL.
Uitgaven ten laste van de begroting van L&V.
Apparaatkosten: f 400.000,--.
LANDELIJKE STICHTING LEERLINGWEZEN LAND- EN TUINBOUW (LSLL)
Ramstraat 41, Utrecht (Postbus 13014, 3507 LA Utrecht)/(030)
517344.
Leden
H. van Dam (voorzitter; voedingsbond CNV), drs. H. Wolters
(vice-voorzitter; NCBTB), J. Rijksen (alg. secretaris/
penningmeester; Kon. Mij Tuinbouw ewplantkunde), ing. J. Kaan
(Kon. Ned. Landbouwcommite), ing. D. Labberton (Ver. Ned.
Bloemisterij), mr. Ch. Piket (voedingsbond FNV), drs. N.H.W.M.
van Wersch (KNBTB), vacature (voedingsbond FNV).
13 personen, in dienst van de LSLL.
Uitgaven ten laste van de begroting van L&V en van schenkingen
van leerpatroons.
Apparaatskosten: f 1.354.400,--.
STICHTING BEDRIJFSOPLEIDING METAAL- EN ELEKTROTECHNISCHE
INDUSTRIE (Bemetel)
= geen opgave =
STICHTING BEROEPSOPLEIDING SMECOMA (Smecoma)
Amsterdamsestraatweg 46, Baarn (Postbus 76, 3740 AB Baarn)/
(02154) 20741.
Leden
A. de Ruyter (voorzitter), H. van der Wilt (vice-voorzitter;
St. Georganiseerd Schoolwezen Beroepsonderwijs (St.GSB)), A.
van de Laar (penningmeester), G.J.H. Kampers (secretaris;
Metaalunie), H. Mattheus (Metaalunie), P. de Haan (industrie-
bond CNV), S.S. Binnerts (industriebond FNV), M. Westrate
(industriebond FNV), J.A. Boelema (Metaalunie), C. van
Brununelen (Metaalunie), J. Schepers (Metaalunie), E.
Uittenbogaart (Metaalunie), W.H. van der Grinten (St.GSB), M.W.
Wienk (St.GSB), J. Kielstra, M. Leegwater (St.GSB).
27 personen, in dienst van Smecoma.
Uitgaven ten laste van:
a. O&W (f 90%);
b. cursisten, bedrijven en examengelden (f 10%).
Apparaatskosten: f f 5.000.000,--.

Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
STICHTING BEROEPSOPLEIDING VAM
Papelaan 85, Voorschoten (Postbus 399, 2250 AJ voorschoten)/
(01717) 4141.
Leden
S.S. Bimerts (voorzitter), drs. J.G.H. Boon (plv. voorzitter;
bedrijfsleven), E.D. Manson (secretaris/pemingmeester), E.J.M.
Claassen (plv. secretaris/pemingmeester), P. de Haan, A. van
Loenen, W. de Rooy, H.J. Stoeten, A.J. Rombout, Th. Schrader,
M. Westrate, H. Lamme, R. Vlaanderen, J.Th.M.R. Bakker, A.F.
v . d. Linden, vacature .
Adv. leden
J.J. Kleyheeg (Bovag), Lt. Kol. H. Lam (Def.).
92 personen, in dienst van de stichting VAM.
Uitgaven ten laste van:
a. O&W (98%);
b. bedrijven (2%).
Begrote uitgaven Apparaatskosten: f 9.400.000,--.
1982
Laatste jaarverslag 1980.
O&W 1.10-1.7 STICHTING BEVORDERING BEROEPSOPLEIDING TEXTIELINDUSTRIE (Betex)
Adres/telefoon Reitseplein 1, Tilburg (Postbus 90154, 5000 LG Tilburg)/(013)
654311.
-
Samenstelling Leden
bestuur B.E. Joustra (Fenetextiel), A. van Dijk (Fenetextiel), W.
Hollestelle (werkgeversvoorzitter; Fenetextiel), ir. J.A.M.
Cottaar (werkgeverssecretaris; Fenetextiel), J.J. de Jong
(Fenetextiel), P.J. Kemps (Fenetextiel), A. Verhoeven (Unie
BLHP), S.S. Bimerts (werknemersvoorzitter; FNV), W.L.
Verstraeten (FNV), W. van Elst (werknemerssecretaris; CNV), J.
Bleeker (CNV), H. J. Ruwhoff (St.GSB).
Adv. leden
G.J. Ebbekink
Bureau
7 personen, waarvan 4 in dienst van Betex, 1 in dienst van O&W
en 2 in dienst van derden.
Financien
Uitgaven ten laste van:
a. O&W (25%);
b. Vakraad voor de Textielindustrie (33%);
c. opbrengsten uit dienstverlening (42%).
Begrote uitgaven Apparaatskosten: f 840.600,--.
1982
Laatste jaarverslag 1963/1964.

samenstelling
bestuur
STICHTING TER BEVORDERING VAN HET BEROEPSONDERWIJS EN DE
VAKOPLEIDING IN HET HOUT- EN MEUBILERINGSBEDRIJF (Stichting
Hout )
De Wittlaan 11, 3445 AG Woerden/(03480) 20132.
Leden
H. Spijkerman (voorzitter; FNV), H. Swart (vice-voorzitter;
CBM.), mr. A.I. de Boer (~_enningmeester; Ned. Houtbond), W.J.
van Cuyk (secretaris; FNV), W.J. de Groot (Fed. van
Meubileringsbonden), C. Wester (Fed. van Meubileringsbonden),
L.W. Oortgiesse (Fed. van Meubileringsbonden), F.J. de Groot
(Ned. Bond voor Timmerfabrikanten), A.J.M. Hoenderboom (Ned.
Bond voor Timmerfabrikanten), ing. R.J.M. Stemp (Centr. Bond
voor Meubelfabrikanten), K.L. de Bruin (Ned. Houtbond), mr.
J.A.H. Raaymakers (Ned. Houtbond), P. onderdijk (CNV), A.J.
Nieuwenstein (St. GSB).
Adv. leden
ing. J.H. Steenbrugge (directeur).
Bureau 4 personen, in dienst van de Stichting Hout.
Financien Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
Begrote uitgaven Subsidies: f 2.865.500,--.
1982
Laatste jaarverslag 1978.
O&W 1.10-1.10
Adres/tele foon
Samenstelling
bestuur
STICHTING TOT BEVORDERING VAN HET LEERLINGSTELSEL IN DE
HAVENBEDRIJVEN IN NEDERLAND
= geen opgave =
STICHTING BEVORDERING WEGENBOW LEERLINGWEZEN (SBWL)
Rijsselseweg 1, Gouda (Postbus 279, 2800 AG Gouda/(01820)
19411.
Leden
R.P. Offringa (voorzitter; Ned. Ver. v. Wegenbouwers), J.C.
Trooster (plv. voorzitter; FNV), drs. ing. H.G. Beuker
(secretaris/penningmeester; Ned. Ver. v. Wegenbouwers), M. Stek
(plv. secretaris; CNV), J.M. Besuyen (Ned. Ver. v. Wegenbouwers),
G.B. Bruil (Ned. Ver. v. Wegenbouwers), E.J. de
Graaff (Ned. Ver. v.. Wegenbouwers), G. van Oord (St. GSB), 0.
Oosterhof (Ned. Ver. v. Wegenbouwers), F.B. Schulte (St. GSB),
H.Th. Verheyen (Vakver. "Het Zwarte Corps1' ) , C . J. van Vliet
(FNV), J.A.J.M. Visser (Ned. Ver. v. Wegenbouwers), vacature
(ouders ) .
Adv. leden
ir. E.A. Bosman (Rijkswaterstaat), ir- G.H. Kellersmann (NIDIG),
D.A. de Willigen (NIDIG).
*

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
32 personen, in dienst van de Stichting bevordering wegenbouw;
8 personen in dienst van de SBWL.
Uitgaven ten laste van:
a. O&W (k 80%);
b. particuliere organisaties (f 20%).
Apparaatskosten: f 2.188.000,--.
STICHTING LANDELIJK ORGAAN TER BEVORDERING VAN OPLEIDINGEN VOOR
DE ECONOMISCHE EN ADMINISTRATIEVE BEROEPENCATEGORIE (Stichting
ECABO )
Van Persijnstraat 25, 3811 LS Amersfoort/(033) 13342.
Leden
mr. D.W. Beels (voorzitter; Ver. KvK), mevr. A.M. Bos-Overman
(St. GSB), drs. H.H. Cremers (Land. Org. Vormingswerk Werkende
Jongeren), A. Dors (FNV), F.A.C.M. van der Gouw (FNV), H.
Hoogduin (FNV), D. Koens (St. GSB), drs. P.J. Kuipers
(secretaris; Raad v. Centr. Ondernerningsorg.), drs. J.H.T.
Lambooij (Raad v. Centr. Ondernemingsorg.), C.J.M. Pepermans
(FNV), J. Ruiter (Raad v. Centr. Ondernemingsorg.), mevr. drs.
S. ter Steeg (Raad v. Centr. Ondernemingsorg.), N.C. van der .
Stel (CNV), G. Wieringa (Raad v. Centr. Ondernerningsorg.),
H.G.A. Wilts (ondervoorzitter; CNV), 4 vacatures (Raad v.
Centr. Ondernemingsorg.; Land. Org. Christelijk Vormingswerk;
ouders; Ver. KvK).
Adv. leden
mevr. I. Abbenhuis (NW jongerencontact), drs. N.J.P. Dohmen
(Ned. Mij. v. Nijverheid en Handel), G.F. Wagenaar (Vakcentrale
m1.
Personeel in dienst van de Stichting ECABO.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
Subsidies: f 2.523.900,--.
STICHTING LANDELIJK ORGAAN VAN HET LEERLINGWEZEN VOOR PHILIPS'
BEDRIJVEN IN NEDERLAND (Philips' leerlingstelsel)
Willaertplein 13, 5664 LN Eindhoven/(040) 527675.
Leden
dr. J.G. van Wijngaarden ( ; Philips), H. Borduin
(secretaris; Philips), J.N. Mohr (pe~ingmeester; Philips),
S.S. Binnerts (ENV), F. Dun (St. GSB), K.O. Schouwstra (Philips),
A. v.d. Veen (ENV), ir. P.J. de Vries (Philips), P. de Haan
(CNV), E. Mak (St. GSB).

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
Samenstelling
bestuur
~dministratieve ondersteuning wordt door Philips verleend.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
- Apparaatskosten: f 1.366.200,--;
- Examenkosten : f 204.300,--.
1981 (financieel verslag; Philips' Leerlingwezen kent geen
activiteitenverslag).
STICHTING LEERLINGSTELSEL WEGVERVOER (SLW)
Volmerlaan 20, 2288 GD Rijswijk/(070) 991638.
Leden
J.F. Jonker (voorzitter; KNVTO), J.M. Sanders (plv. voorzitter;
vervoersbond FNV), W.N. Cool (secretaris-penningmeester; NOB-
wegtransport), vacature (secretaris; vervoersbond FNV), D.
Wisselo (FNOP), G. ter Hamsel (PCB-wegvervoer), E. Niehot
(vervoersbond FNV), W. Snijder (vervoersbond FNV), C. van Vliet
(vervoersbond FNV), L. van der Ven (vervoersbond CNV), F.
Jaggie (St. GSB), A. van Meggelen (St. GSB), N. J. van der Velde
(KVO), L.H. Sturing (EVO).
6 personen, in dienst van de SLW.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
Apparaatskosten: f 809.800,--.
Nooit jaarverslag uitgebracht.
STICHTING VOOR HET MAATKLEDINGSBEDRIJF
Riouwstraat 39, 2585 GR 's-Gravenhage/(070) 632888.
Leden
mr. M. Schouten (voorzitter), drs. A.E.J. van Hezik
(secretaris/directeur), P. de Haan (vice-voorzitter; industrie-
bond CNV), A.F. Bodenheim (Bond voor Maatkledingsbedrijven in
Ned.), G. Meijerink (RK Bond voor Modestylisten St. Martinus),
W.A.H.J. Michels (St; GSB).
'Administratieve ondersteuning wordt door het Bedrijfschap voor
het Maatkledingswerk verleend.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
Geen opgave.
STICHTING NEDERLANDSE VAKOPLEIDING OPTICIENS (SNVO)
Volhardingstraat 2, Haarlem (Postbus 4958, 2003 EZ Haarlem)/
(023 ) 353424.
Leden
A.W. Stek (voorzitter), F.J.A. Hofstede (plv. voorzitter), J.A.
Smit (secretaris), W.G. van Zwieten (penningmeester), W.
Aalbers, W.J.V. Biessels, L. de Jong (St. GSB), R.W. v.d. Kop

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
O&W I. 10-1.17
(St. GSB), R.I.A. Kettenis, J.W. van Tol, J. van den Tol,
J.Th.M. Duykers (NVWO), G. Kolbe (ANVC), vacature (O.V.),
F.J.M. Werrelman (NWO).
4 personen in dienst van de SNVO.
Uitgaven ten laste van:
a. O&W (74%);
b. inkomen uit eigen vermogen (2%);
c. opticiensbedrijven (1%);
d. cursusgelden (23%).
f 1.201.000,--.
STICHTING TOT OPLEIDING IN GAS-, VERWARMINGS-, WATERLEIDING-,
SANITAIR- EN DAKBEDEKKINGSTECHNIEK (Stichting Opleiding Gawalo)
Tapijtweg 2, Is-Gravenhage (Postbus 87875, 2508 DG
Is-Gravenhage)/(070) 512741.
Leden
J.H. Broekkamp (voorzitter; Alg. Ver. v. Ondernemers in het
Loodgieters-, Sanitair- en Gasverwarmingsinstallatiebedrijf
AVOL), F.J. Ehren (AVOL), mr. L.H. Remmerswaal (AVOL), W.J. van
Loo (Ned. Chr. Installateurs Bond), mr. J.W.D. Oonk (VEGIN),
mr. J.B. Abrahamse (VEWIN), J. Bleeker (industriebond CNV),
S.S. Binnerts (industriebond FNV), M. Westrate (industriebond
FNV), ing. C.M. van Eymeren (plv. voorzitter; St. GSB),
J.H..B.Y. Kalt (St. GSB), vacatures (ouders).
Adv. leden
H. Rothfusz (secretaris/algemeen penninqmeester), ing. G.
Schuit (adj. directeur).
68 personen waarvan 20 in de buitendienst, in dienst bij de
Stichting Opleiding Gawalo.
Uitgaven ten laste van:
a. O&W (40%);
b. particuliere organisaties (2%);
c. derden (58%).
- Apparaatskosten: f 3.000.000,--;
- Subsidies : f 3.400.000,--.
1980.
STICHTING TOT OPLEIDING VAN MONTEUR IN HET CENTRALE
VERWARMINGSBEDRIJF
= geen opgave =
STICHTING OPLEIDING VERZORGENDE EN D,IENSTVERLENENDE BEROEPEN
(Stichting OVDB)
Tuindorpweg 25, Maarn (Postbus 86, 3950 AB Maarn)/(03432) 2724.

Sarnenstelling
algerneen
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Sarnenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
Adres/telef oon
Sarnenstelling
bestuur
Leden
G.F. Hoekstra (voorzitter), H.L.F. Geuzebroek (secretaris),
W. Bornhof (penningmeester), M.A. Boom, G. van Enckevort, P.H.M.
de Gier, B. van Genk, C. Barendsen-Plornp (St. GSB), M.C. Elbers
(St. GSB), J.S. Frijda (Centr. Raad voor Gezinsverzorging), R.
Frijn (Federatie LSB) ,
(Nat. Ziekenhuisraad),
KABO), E.H.J. de Jong
14 personen, in dienst
Uitgaven ten laste van
Subsidies f 4.600,--.
J. Geradts (ABVAIKABO), J.C.J.M. Monden
K. Kruithof (NCBO), L. Verrier (ABVA/
LSOB ) .
van de Stichting OVBD.
de begroting van O&W.
STICHTENG OPLEIDING EN VOWING DETAILHANDEL
= geen opgave =
STICHTING PRAKTIJKONDERWIJS EN LEERLINGSTELSEL VOOR BOSBOUW,
CULTUURTECHNIEK EN AANVERWANTE VAKGEBIEDEN (Stichting PLBC)
Koningsweg 35E, 6816 TG Arnhern/(085) 455628.
Leden
prof-ir. M.M.G.R. Bol (voorzitter; onderwijsinstellingen), ir.
N. Borsboorn (overheidsinstellingen o h. geb. van bosbouw etc.),
ir. J.B. Tate (penningmeester; part.
etc.), ir. D.T. Bieuwinga (overheids
cultuurtechniek), ir. J. Zandbergen
cultuurtechniek), ir. J.L. Guldernond
0.h. geb. van openbaar groen etc. in
nernersorganisaties).
org. 0.h. geb. van bosbouw
nstellingen o. h. geb. van
part. org. 0.h. geb. van
(overheidsinstellingen
gerneenten), F. Born (werk-
Administratieve ondersteuning wordt verleend door de Praktijk-
school voor Bosbouw en Cultuurtechniek.
Uitgaven ten laste van:
a. L&V (95%);
b. cursusgelden/contributies (5%).
- Apparaatskosten : f 58.300,--;
- Subsidies : f 1.836.000,--;
- Verstrekkingen : f 83.700,--.
1979/1980.
STICHTING SHV-LEERLINGSTELSEL VOOR HORECABEDRIJVEN, INSTELLINGEN
EN AANVERWANTE BEDRIJVEN (sHV-leerlingstelsel)
Jacobus Bellarnyhoeve 34, Zoeterrneer (Postbus 303, 2700 AH
Zoeterrneer)/(079) 511014.
Leden
J.S. ~ u l (voorzitter; horecabond FNV), Tj. Teitsrna (plv.
voorzitter; HORECAF), P. de Nooijer (voedingsbond CNV), T.H.

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarvers
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
Osse (HORECA Nederland), W.P. van Sante (voedingsbond FNV),
Mevr. W.Chr. Koehorst (Federatie Stichting Landelijke
Bejaardenzorg), M.W.F. Habold (St. GSB), J.C.J.M. Monden
(Nationale Ziekenhuisraad).
Plv. leden
C.J.A. van Meel (HORECAF), A.P. van Egmond (horecabond FNV),
G.J. van der Werf (voedingsbond CNV), J. Vader (HORECA
Nederland), B. Wosten (voedingsbond CNV).
Waarnemers
Mevr. A. Hekkens (gedelegeerde ~tichting Voorlichtingsbureau
voor de Voeding), H.Q.A. Molenkamp (directeur).
27 personen waarvan 19 consulenten, in dienst van de SHV.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
Apparaatskosten f 3.546.700,--.
STICHTING VAKOPLEIDING BOUWBEDRIJF
Binckhorstlaan 145, Is-Gravenhage (Postbus 16256, 2500 BG
Is-Gravenhage/(070) 858500.
Leden
ing. C. Slingerland (voorzitter; Algemeen Verbond Bouwbedrijf
AVB), P. Onderdijk (plv. voorzitter; Ned. Chr. Bond van Werk-
nemers in de Hout- en Bouwnijverheid), A.G.M. Schrijver (a
secretaris/penningmeester; Bouw- en Houtbond FNV), W. de Jong
(2e secretaris/penningmeester; AVB), J.J. Vuurboom (AVB), A.J
ter Steege (AVB), R. de Vries (Bouw- en Houtbond FNV), J. van
Lier (AVB), A.J. Nieuwenstein (St. GSB), L. Rooth (St. GSB).
75 personen in dienst van de Stichting, 60 personen in dienst
van O&W.
Uitgaven ten laste van de begroting van:
a. O&W (50%);
b. Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de bouwnijverheid
(50%).
- Apparaatskosten : f 8.734.700,--;
- Subsidies : f 89.300,--.
1980.
STICHTING VAKOPLEIDING IN HET CARROSSERIEBEDRIJF EN AANVERWANTE
BEDRIJVEN (Stichting Vakopleiding Carrosseriebedrijf; VOC)
Oranjelaan 2, Oegstgeest (Postbus 1050, 2340 BB Oegstgeest)/
(071) 154944.
Leden
J. Elenbaas (voorzitter; FOCWA), J.A. van To1 (plv. voorzitter;
industriebond FNV), mr. M.J.M. de Leeuw (alg. secretaris-

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
penningmeester; FOCWA), S.S. Binnerts (industriebond FNV), D.J.
Rietkerk (industriebond CNV), R.J.H. Adams (FOCWA), A.W. van de
Pol (FOCWA), A.W. van de Pol (FOCWA), J.L. van Est (FOCWA), W.
de Rooy (St. GSB), D.J. Dirkmaat (St. GSB).
Adv. leden
ing. H.A. v.d. Barselaar.
12 personen, in dienst van de VOC (consulenten) of van de FOCWA
(overigen).
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van O&W (84%);
b. de FOCWA (3%);
c. de cursisten (13%).
Apparaatskosten f 1.036.400,--.
1980-1981 (opgenomen in het jaarverslag van de FOCWA).
STICHTING VAKOPLEIDING CONFECTIE-INDUSTRIE (VOC)
Keurenplein 9, 1069 CD Amsterdam/(O20) 198888.
Leden
mr. A.C. Heintges (voorzitter; SWC), S.S. Binnerts (voorzitter;
FNV), W. van der Jagt (secretaris/penningmeester; CNV), drs.
L.J. van Geijlswijk (secretaris/penningmeester; SWC), W.L.
Verstraten (plv. voorzitter; FNV), ing. H.M.W. Leenders (plv.
voorzitter; SWC) , H. J. Ruwhof (St. GSB) , vacature (ouders) .
Plv. leden
R.R. Determeyer (SWvC), P.J. de Lange (SWC), C.A. Plu (SWC),
J. Bleeker (CNV), 2 vacatures (FNV).
6 personen, in dienst van de VOC.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
Apparaatskosten f 970.400,--.
STICHTING VOOR VAKOPLEIDING EN EXAMENS IN HET BAKKERSBEDRIJF
= geen opgave =
STICHTING VAKOPLEIDING IN HET KAPPERSBEDRIJF
= geen opgave =
STICHTING VAKOPLEIDING PROCESINDUSTRIE (VAPRO)
= geen opgave =

Samenstelling '
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
STICHTING VAKOPLEIDING SCHILDERS- EN STUKADOORSBEDRIJF (SVS)
Burg. Elsenlaan 241, Rijswijk (Postbus 377, 2280 MA Rijswijk)/
(070) 984740.
Leden
A. Koster (voorzitter; Ned. Chr. Werkgeversorgan. in het
schildersbedrijf NCOS), W.M. van Rijswijk (secretaris; bouw- en
houtbond FNV), P.H. de Kleuver (vice-voorzitter; hout- en
bouwbond CNV), H. Harms (2e secretaris; Ned. Aannemersver. in
het Afbouw- en Stukadoorsbedrijf NAVAS), J. v.d. Worp (Alg.
Ver. van Ondernemers in het Schildersbedrijf AVOS), W. Hafkamp
(AVOS), W.J.A. v.d. Plas (NCOS), D. Markwat (NAVAS), K.
Broeders (bouw- en houtbond FNV), F.P. Poortvliet (St. GSB), L.
Rooth (St. GSB), vacature (ouders).
18 personen, in dienst van de SVS.
Uitgaven ten laste van de begroting van:
a. O&W;
b . PBO-organen .
- Apparaatskosten : f 4.265.200,--;
- Tegemoetkoming aan patroons : f 5.282.800,--.
1979/1980.
STICHTING VAKOPLEIDING SCHOENINDUSTRIE (VAS)
Reitseplein 1, Tilburg (Postbus 90154, 5000 LG Tilburg)/(Ol3)
654313; 654426.
Leden
drs'. H. v.d. Berkel (voorzitter; NEHEM), F. van Bommel (Fed. v.
Ned. Schoenfabrikanten), C. van Riel (Fed. v. Ned. Schoen-
fabrikanten), C. Vesters (Fed. v. Ned. Schoenfabrikanten), P.
Meyers (Fed. v. Ned. Schoenfabrikanten) ir. A.J. de Wildt
(SoZa), 0. Verbaan (Unie BLHP), Rietkerk (industriebond CNV),
P. Blom.
.Adv. leden
drs. A. Bollen (secretaris; Bedrijfschap Schoenindustrie).
Bureauwerkzaamheden worden verricht door het Bureau van
Spaendonck.
Uitgaven ten laste van de begroting van O&W.
- Personeelskosten : f 120.400,--;
- Materieelkosten : f 8.600,--;
- Opleidingskosten : f 8.000,--.
1980.
STICHTING VAKOPLEIDING EN VAKEXAMENS VOOR DE SCHOENMAKERIJ
= geen opgave =

samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
VERENIGING BEROEPSOPLEIDINGEN GRAFISCHE INDUSTRIE (VBGI)
Jan Luijkenstraat 92, Amsterdam (Postbus 50559, 1007 DB
Amsterdam)/(OZO) 730222.
Leden
A.J.H. Elfers (voorzitter; Kon. verbond van Grafische Onder-
nemingen KVGO), A.C. van de Bom (KVGO), B.G. Heijink (penning-
meester; KVGO), W.H. Charles (KVGO), D.J.L. Schmidt (KVGO),
H.M. Verhees (KVGO), W. van Zwieten (KVGO), mr. J.M. van Schaijk
(Organisatie van Fabrikanten van Grafische Eindprodukten FGE),
J.A. ter Klei jr. (FGE), J.A. Haesenbos (ondervoorzitter; Druk
en Papier), W. Visser (secretaris; Druk en Papier), R. van
Tilborg (Druk en Papier), D. Gaasbeek (Druk en Papier), J.
Draijer (Druk en Papier), P.A.M. van Buul (Druk en Papier),
A.M.J. Doeze (Druk en Papier), B. van Marle (grafische bond
CNV), A. Schotman (grafische bond CNV), J.J. van Broekhoven
(St. GSB), vacature (St. GSB), vacature (ouders), vacature
(personeel VBGI).
Adv. leden
E.A.E. van Dishoeck (directeur), N.A. de Vlam (adj. directeur).
68 personen, in dienst van de VBGI; 33 van hen worden uit
O&W-middelen bekostigd.
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van O&W (39%);
b. de grafische bedrijfstak (35%);
c. cursusgelden (26%).
Apparaatskosten: f 3.089.000,--.
VERENIGING TOT BEVORDERING VAN ELECTROTECHNISCH VAKONDERWIJS
IN NEDERLAND (VEV)
Barneveldseweg 39, 3862 PB Nijkerk/(03494) 54844.
Leden
C.G. de Baat (penninqmeester), A. Bal (industriebond CNV), S.S.
Binnerts (industriebond FNV), ir. M.J. Blokker (voorzitter),
ing. H. Carriere (Unie van Electrotechnische Ondernemers),
A.A.A.M. Cools (samenwerkende bonden van overheidspersoneel),
J. Dekker (samenwerkende bonden van overheidspersoneel),
prof.ir. J.H. Geels (Nederlands Electronics en Radio-
genootschap), drs. H.J.F.H. Janssen (secretaris), ing. C. Prins
(St. GSB), ir. P.D.C. Reefman (PTT), W.F.R. Schipper (St. GSB),
ir. L.G. Sisouw de Zilwa (Ver. van Exploitanten van
Electriciteitsbedrijven), ing. P. Verbree (Unie van Electro-
technische Ondernemers), dr. J.G. van Wijngaarden (FME), P.
Zijm (industriebond m).

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Adres/tele f oon
Samens telling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
Adres/tele foon
Samenstelling
algemeen
bestuur
128 personen, in dienst van de VEV.
Uitgaven ten laste van:
a. o&w (98,5%);
b. inkomsten uit andere bron (1,5%).
Apparaatskosten: f 7.479.800,--.
VERENIGING TOT BEVORDERING VAN OPLEIDINGEN IN HET BANKETBAKKERS-
BEDRI JF
= geen opgave =
VERENIGING TOT BEVORDERING VAN SLAGERS VAKONDERWIJS (Instituut
svo; SVO)
Pompelaan 8, 3572 LR Utrecht/(030) 717121.
Leden
D. Schop (voorzitter; Alg. Ned. Slagersbond), H.G.C. Tutert
(secretaris; Ver. van Ned. Slagers), G.D. van Gelswijk (vice-
voorzitter; voedingsbonden FNV), L.M. Jabaaij (voedingsbond
CNV), J.J. van der Heide (Alg. Ned, Slagersbond), ir. P. Hofman
(Ver. van Vleeswarenfabrikanten), J.A. a an sen (St. GSB), Y. de
Jong (Bond van Chr. Slagerspatroons), H. Lestestuiver (Bond van
Chr. Slagerspatroons), H. Reuser (Ver. van Ned. Slagers), J.
Ultee (Ver. van Ned. Slagers), drs. L.Th. de Vogel (Bedrijfschap
Slagersbedrijf), E. Voorthuyzen (Ned. Bond van Paardeslagers),
N. Westenbrink (Alg. Ned. Slagersbond), E. de Leeuw (voedings-
bonden FNV).
20 personen, in dienst van het Instituut SVO.
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van O&W (95%);
b. cursusgelden (5%).
- Apparaatskosten : f 10.000.000,--;
- Subsidies : f 160.000,--;
- Verstrekkingen : f 100.000, --.
1981.
Regionale-organen
STICHTING REGIONAAL ORGAAN VOOR HET LEERLINGWEZEN IN FRIESLRND
(RO Friesland)
Willemskade 5 boven, Leeuwarden (Postbus 311, 8901 BC
Leeuwarden/(058) 153655.
Leden
D.M. Feiters (voorzitter), mr. E. Foppes (secretaris), T. de
Jong (Streekschool BBO), vacature, T. Beyes (FNV), ir. M.
Fridsma (Rijksnijverheidsdienst), drs. A. Hardeman (Rijks-
consulentschap Handel, Ambacht en Diensten), J.A. Jongstra

Adres/telef oon
Samenstelling
bestuur
Samenstelling
algemeen
bestuur
Samenstelling
bestuur
(Kon. Verb. van Ondernemers), C.J.A. van Meel (werkgever
Horeca), Tj. Nooitgedagt (chr. beroepsonderwijs), R. Postma
(streekschool BBO), M. Postma-(chr. vormingwerk), S. Roele (St.
GSB), S. Smilde (werkgevers schildersbedrijf), J. Bergsma
(hout- en bouwbond FNV).
STICHTING REGIONAAL ORGAAN VAN HET LEERLINGWEZEN IN GELDERLAND
(RO Gelderland)
Velperweg 58, Arnhem (Postbus 3152, 6802 DD Arnhem)/(085)
450368.
Geen opgave.
STICHTING REGIONAAL ORGAAN VAN HET LEERLINGWEZEN VOOR DE
PROVINCIE GRONINGEN (ROL Groningen)
Planetenlaan 157, 9742 HE Groningen/(050) 715225.
Leden
ir. B.J. van Beukering (voorzitter; karton- en papierindustrie),
drs. A. Jelsma (secretaris/penningmeester; ETI) A.M. Amerika
(VNG), B. Anthonisse (W-jongerencontact), A.M.C. Beijes
(F'w), E. Bolhuis (electrotechnische industrie), M.C.M.
Duintjer-Szn. (metaalindustrie), A.J. Hendriks (electrische
industrie), A. Huizinga (chr. vormingscentrum), W.A. Hummels
(alg. vormingscentrum), W. de Jong (SoZa), W.M.J. de Jong
(verzekeringswezen), M. Keijzer (voedingsindustrie), ing. A.H.
Kingma (rijksnijverheidsconsulent), P.H.G. van der Meer (GAB),
ir. C. Millenaar (metaalindustrie), B.H. Niestern (scheeps-
bouw), L.H. Oostmeijer (FNV), W. Plaggenborg (chr. technisch
onderwijs), J. van der Ploeg (prov. bestuur Groningen), D
Scheepmaker (procesindustrie), mr. J.C. Schilthuis (KvK).
STICHTING REGIONAAL ORGAAN VAN HET LEERLINGWEZEN IN LIMBURG
= geen opgave =
STICHTING REGIONAAL ORGAAN VAN HET LEERLINGWEZEN VOOR NOORD-
BRABANT OOST (Stichting Regionaal Orgaan)
Aalsterweg 301, 5644 RG Eindhoven/(040) 120885.
Leden
A.E.H.S. Broos (plv. voorzitter; LBO), ir. H. Toersen (alg.
secretaris/penningmeester; tertiair onderwijs), M.J. Bruijs
(LBO), W.F. ~ataille,
mevr. E.M.A. Evers (LBO-experiment midden-
school), J.A: ten Hacken (St. GSB), A.G. van Lare, ir. A.J. de
Wildt (SoZa), P. Bouwmans (vormingswerk werkende jonge;en),
vacature (ouders), vacature (algemeen maatschappelijk werk),
vacature (vakorganisaties), vacature (georganiseerd bedrijfs-
leven).

Samenstelling
bestuur
Samenstelling
algemeen
bestuur
Samens telling
bestuur
STICHTING REGIONAAL ORGAAN VAN HET LEERLINGWEZEN IN NOORD-
BRABANT WEST (Regionaal orgaan West-Brabant)
Sophiastraat 38, 4811 EM Breda/(076) 138956.
Leden
drs. G.H.J. Blom (voorzitter; Noord-Brabantsche Chr. Boerenbond),
M.P. Neeleman (plv. voorzitter; LTS), E.H.Th.M. de Kroon
(alg. secretaris/penningmeester; Brabants-Zeeuwse Chr. Werkgeversver.),
A.G. van Bijnen (W), A.A. Rombout (streekschool),
H.J.M. van Beek, moderator (Bisdom.Breda), J. Brink (MAVOscholen),
J.B.A. Jansen (vormingsinstituten), A.H. van der Lint
(LTS-scholen), L. Magielse (streekschool), dr. J.J.M. Penders,
J.F. Schellekens (Kath. Ondernemers Verbond), F. Twaalfhoven
(burgemeester van Hoeven), S.C. Verboven (LHNO-scholen), C.J.A.
.de Vries (vormingsinstituten), F.A.M. van Wanrooij (Diocesane
Kath. Schoolraad Breda), drs. H. Smit (SoZa), vacature (Kath.
Werkende Jongeren).
STICHTING REGIONAAL ORGAAN TER BEVORDERING VAN HET LEERLING-
WEZEN IN NOORD-HOLLAND NOORD (Regionaal orgaan Noord-Holland
Noord; RONH-N)
Muntstraat 6, 1621 GB Hoorn/(02290) 15205.
Leden
G.J. Bot (voorzitter), M. Franke (alg. secretaris/
penningmeester), F.M. Wisman, drs. S. Schreur, G.J.P. Bot, T.
Brink, N.Th.A. Molenaar, B.J. Rustenburg, mevr. P. Aker-Pauw,
J.B. van Houten, P.C. Schoon.
STICHTING REGIONAAL ORGAAN VOOR HET LEERLINGWEZEN IN NOORD-
HOLLAND ZUID
= geen opgave =
STICHTING REGIONAAL ORGAAN VOOR HET LEERLINGWEZEN OVERIJSSEL
(Leerlingwezen Overwijssel; ROO)
Keizerstraat 21, Deventer (Postbus 400, 7400 AK Deventer)/
(05700) 11911.
Leden
ir. A. ten Busschen (voorzitter; Streekschool Zwolle), mevr. G.
Baas-Goosen (secretaris; streekschool Apeldoorn-Deventer), M.J.
ter Braak (vice-voorzitter; streekschool Enschede), A.W.A.J.
Duchateau (St. GSB), vacature (vormingsinstituten), mevr. G.M.
Gleis (vormingsinstituten Twente), mevr. A. Bovenhuis (vormings-
instituten Twente), B.H. Breimer (werkende jongeren CNV), A.
Busker (vormingswerk Zwolle), A. Dammenberg (vormingsinstituten
Twente), B.J.M. Duimel (streekschool Apeldoorn-Deventer),
P.A.M. Hemels (VNO), J. Holwerda (streekschool Enschede),
vacature (streekschool Zwolle), F. Kagie (NW-jongerencontact),
W. Pel (FNV), A.G.M. Pinxteren (CNV), C. Schillemans (NCW),

Samenstelling
bes tuur
Adres/tele foon
Samenstelling
bes tuur
O&W 1.10-2.12
Adres/tele foon
Jhr. S.M. Snouck Hurgronje, J. Snijders (vormingsinstituten
Zwolle), P.J.A. Terpstra (vormingsinstituten Deventer).
STICHTING REGIONAAL ORGAAN VOOR HET LEERLINGWEZEN UTRECHT
(Regionaal orgaan Utrecht)
Wilhelminapark 25, Utrecht (Postbus 14151, 3508 SG Utrecht)/
(030 ) 514989.
Leden
mevr. W.H.A. Velthuis (penningmeester; RK LTO), K. Dijkstra
(prot.chr. LTO), A. van Dijk (LEAO), J.P. Briede (BBO
Amersfoort), H. van der Wilt (voorzitter; BBO Utrecht), J.G.E.
Groen (BBO Veenendaal), drs. J. de Wild (LOVWJ), C. Visser
(LOVWJ), A.A. Zegers (LOCV), H. Wiirsten (FNV), mevr. J. Steijger
(secretaris; NKV), E.J. van Lente (CNV), mr. S. Gratama (VNO),
J.J.P. Meyer (middenstandsorganisatie), M. de Bruijne (prov.
bestuur Utrecht), mevr. J. Struik (arbeidsinspectie Utrecht),
mevr. J.G. Boersma (werkende jongeren CNV), J.Th.R. Jorma
(NCW), vacature (arbeidsvoorziening Utrecht).
STICHTING REGIONAAL ORGAAN VOOR HET LEERLINGWEZEN IN ZEELAND
(Regionaal orgaan; ROLZ)
Vlasmarkt 8, 4462 CW Goes/(01100) 27671.
Leden
L. Adriaanse (St. GSB), ing. J.P.M. Asselbergs (SoZa), W.
Breunese (St. GSB), A. Buys (streekschool BBO Zeeland), J.M.
Goedemondt (VNO), mevr. P.M. van Haelst (part-time opleidingen
BBO Zeeuws Vlaanderen), mr. F.G.A. Huber (VNG), mr. J.A. Lander
(voorzitter), mevr: A. van der Leeden (secretaris; St. GSB), B.
v.d. Lelie (FNV), G. Maas (vormingswerk Zeeuws-Vlaanderen),
C.G. Meijer (St. GSB), C.F. Mijhlmann (Reformatorisch vormingswerk
Zeeland), L.Q. Phernambucq (CNV), J. Roelse (penningmeester;
opleidingsfunctionarissen v.d. bedrijfsscholen in
Zeeland), H. Roest (MAVO-scholen), A.A. Rombout (streekschool
BBO West-Brabant), C. Schoof (interlevensbeschouwelijk vormingswerk
voor Midden- en Noord-Zeeland), L. de Kerf (Industriegroep
"Midden-Zeeland" ) , M. L. Strous (FNV) , P. W. v. d. Velde
(opleidingsfunctionarissen bedrijfsscholen Zeeland), D. de
Vliet (NCW), J. Versluys (St. GSB), L.A.C. de Waal (werkende
jongeren CNV), G. Zegers (part-time opleidingen BBO Zeeuws-
Vlaanderen) , vacature (NCW) , vacature (NW- jongerencontact) ,
vacature (KWJ-Zeeland), vacature (ouders).
STICHTING REGIONAAL ORGAAN VOOR HET LEERLINGWEZEN IN ZUID-
HOLLAND NOORD (Regionaal Orgaan Zuid-Holland Noord)
Prins Mauritslaan 94, 2582 LW Is-Gravenhage/(070) 556484;
544021.

Samens telling
algemeen
bestuur
Samenstelling
algemeen bestuur
Samens telling
alg. bestuur
Bureau regionale
organen
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Regionale organen
geen gezagsfunctie
Verzorging onderwijs
in kader van leer-
lingstelsel
Leden
G.A. van Boeijen (St. GSB), N.L. Hoogeveen (KNOV), mr. A.P.C.
van Winden (inspectie arbeidsvoorziening Zuid-Holland), J.J.A.
Mooijenkind (St. GSB), D. Nederveen (CNV), R. Nelemaat (FNV-
jongerenorganisaties), B. Tanja (KvK), M. Pulle (voorzitter,
St. GSB), G.M. Smit (FNV), A. Plugge (werkende jongeren CNV),
drs. F.J. Willekens (secretaris), ir. A.C. Wijnberg (VNOmCW),
vacature (ouders), vacature (LOVWJ), vacature (LOCV).
STICHTING REGIONAAL ORGAAN VOOR HET LEERLINGWEZEN IN ZUID-
HOLLAND ZUID (Regionaal orgaan zbid-Holland Zuid; ROZHZ)
Nieuwe Binnenweg 166, 3015 BH Rotterdam/(010) 362919
Leden
mevr. M.S.Th. van der Poel (voorzitter; St. GSB), R. Dekker
(secretaris/penninqmeester), A. Dul (St. GSB), mevr. E.M.
Wilton (werkgevers), mr. A.P.C.M. van Winden (SoZa), A.S.
Schroevers (FNV), A. Geurtsen (LOCV), J. Kruit (werkgevers), D.
Meerman (CNV), P. de Raaf (St. GSB), R. Piena, F.J. Remmers
(LOVWJ), A.G. Plugge (werkende jongeren cNV)'.
STICHTING VAKONDERWIJS DRENTHE (SVD)
Gedempte Singe1 31, 8401 JN Assen/(05920) 13229.
Geen opgave.
Totaal aantal medewerkers: f 165.
Alle uitgaven komen ten laste van de begroting van O&W
Totaal van de uitgaven f f 1.750.000,--.
Opmerkingen
a. Hoewel onder de diverse rubrieken mede informatie wordt
gegeven over de regionale organen, moet hieruit niet de
conclusie worden getrokken, dat deze organen een gezags-
functie vervullen. Informatie over de regionale organen is
opgenomen om een vertekend beeld van het leerlingstelsel
tegen te ,gaan
.
b. Hoewel de rechtspersonen, die fungeren als organen in de
zin van de Wlw, in eerste instantie tot taak hebben het
begeleiden van en het toezicht houden op het (volgen van
het) (praktijk)onderwijs, kunnen zij in bepaalde gevallen
ook zelf onderwijs verzorgen of doen verzorgen. Art. 14,
tweede lid, Wlw bepaalt dat indien het algemeen en het op
het beroep gericht onderwijs niet aan een school kan worden
gevolgd, de inspectie, op voorstel van het landelijke of het
regionale orgaan, kan toestaan, dat dit onderwijs op andere

wijze wordt genoten. De kosten van dit Itop andere wijze
genotent' onderwijs worden aan de organen vergoed (art. 34
jo. art. 35, onder e. onder 7, Wlw).
Verzorging beroeps- c. De rechtspersonen, die fungeren als organen in de zin van
onderwijs als voort- de Wlw, kunnen daarnaast ook uit Is Rijks kas bekostigde
gezet onderwi j s opleidingen en cursussen verzorgen op basis van de Wet op
het voortgezet onderwijs (Stb. 1963, 40).
Donaties van be-
drijfsleven en
cursusgelden
Instelling
Oprichting
Regelingen
d. Naast overheidssubsidies kunnen de diverse landelijke
vakopleidingsinstituten donaties vanuit het bedrijfsleven
en cursusgelden ontvangen.
PLAATSINGSCOMMISSIES AANSTAANDE EERSTEJAARSSTUDENTEN
CBAP, Kempkensberg 6, Groningen (Postbus 888, 9700 AW
Groningen)/(050)-299111.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld bij wet van 6 juli 1972 (Stb. 355), ondertekend door
de minister van O&W (Machtigingswet inschrijving studenten)
("MwisIt ) .
Opgericht bij beschikking van de minister van O&W van 28 juni
1972 (Stcrt. 170) (ttMB1t).
Het MB blijft van kracht gedurende de werkingsduur van de Mwis.
Bij wet van 26 augustus 1981 (Stb. 568) is bepaald dat de Mwis
van kracht blijft tot 31 augustus 1983.
Voor de volgende studierichtingen zijn plaatsingscommissies in
het leven geroepen:
1. rechtsgeleerdheid
2. geneeskunde
3. tandheelkunde
4. geologie en geofysica
5. biologie
6. farmacie
7. Nederlandse taal- en letterkunde
8. Franse taal- en letterkunde
9. Spaanse taal- en letterkunde
10. Engelse taal- en letterkunde
11. Duitse taal- en letterkunde
12. geschiedenis
13. kunstgeschiedenis
14. sociologie (westerse)
15. culturele antropologie en niet-westerse sociologie
16. politicologie
17. psychologie
18. pedagogische wetenschappen en andragogische wetenschappen
19. fysische geografie
20. sociale geografie
21. Slavische taal- en letterkunde
22. muziekwetenschap
23. Informatics.
- Mwis.
- Paragraaf 2 en 3 van het MB.
- MB van 12 mei 1975 (Stcrt. 130).
- Het MB van 19 augustus 1975 (Stcrt. 125) verklaart dat de
bepalingen uit bovenstaande ministeriele beschikkingen

geacht worden te zijn gegeven krachtens bepalingen van de
Mwis.
- MB van 1 juni 1981 (Stcrt. 129).
Doelstellingen en taken
Bevordering van het De plaatsingscommissies trachten een doelmatig gebruik van de
doelmatig gebruik onderwijscapaciteit van alle universiteiten en hogescholen te
van onderwijs- bevorderen door het toewijzen van plaatsen aan aanstaande
capaciteit eerstejaarsstudenten, een en ander voor zover het de studie-
richting betreft, waarvoor zij zijn ingesteld.
Toewijzen studie-
plaatsen
Vertegenwoordigers
onderwijsinstel-
lingen
Centraal bureau
aanmeling en
plaatsing
Secretariaat
Bevoegdheden
De plaatsingscommissies verstrekken plaatsingsbewijzen aan
aanstaande eerstejaarsstudenten.
Indien de minister van O&W, gezien het advies van de Academische
Raad (AR), van oordeel is dat een doelmatig gebruik van de
onderwijscapaciteit van alle universiteiten en hogescholen -
het betreft hier de instellingen genoemd in de Wet op het
wetenschappelijk onderwijs, alsmede de Rijksuniversiteit
Limburg, art. 1 Mwis - met betrekking tot een bepaalde studie-
richting zulks vereist, stelt hij uiterlijk 1 juni een commissie
in, die belast is met de toewijzing van plaatsen door middel
van het verstrekken van plaatsingsbewijzen aan degenen, die
zich hebben aangemeld voor de inschrijving voor de eerste maal
als student voor het eerste cursusjaar van die studierichting
aan een der universiteiten en hogescholen (art. 3 bis, eerste
lid, Mwis).
Samenstelling en benoeminq
Wanneer een plaatsingscommissie is ingesteld, wijzen de
colleges van bestuur van de universiteiten en hogescholen wie
zulks aangaat, elk een lid aan, die als vertegenwoordiger van
de universiteit of hogeschool in de commissie zitting heeft,
alsmede dienst plaatsvervanger. De aanwijzing geschiedt gehoord
de desbetreffende faculteitsraad of afdelingsraad. De leden
kiezen een voorzitter uit hun midden (art. 3 bis, tweede lid,
Mwis 1.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Er is een bureau, dat in elk geval tot taak heeft:
- ten behoeve van de plaatsingscommissies en de CCAP de
voorbereidende werkzaamheden te verrichten, die in
administratief en organisatorisch opzicht zijn verbonden
aan de procedure van aanmeling en .plaatsing;
- de verzending van de plaatsingsberichten;
- de verstrekking van inlichtingen aan belanghebbenden en
belangstellenden.
De samenstelling en de inrichting van het bureau worden
nader bepaald door de minister van O&W. Het bureau wordt
aangeduid als: Centraal bureau aanmeling en plaatsing (CBAP)
(art. 13 t/m 15 MB).
b. De plaatsingscommissie draagt zorg dat in haar secretariaat
wordt voorzien (art. 3 bis, tweede lid, Mwis).

Ministeriele
richtlijnen
~itvoering voorschrif-
ten van centrale
commissie
Bindend besluit dage-
lijkse raad der aca-
demische raad bij
onenigheid in plaat-
singscommissie
Bezwaar op commissie
van bezwaar
Beroep bij beroeps-
commissie
Geen rechtspersoon-
li jkheid
Geen bepalingen
Politick-bestuurlijke controle
a. De minister van O&W kan aan de plaatsingscommissies en de
aan de Centrale commissie aanmelding en plaatsing richt-
lijnen geven inzake de uitvoering van haar werkzaamheden
(art. 3 bis, vierde lid, Mwis).
b. De CCAP kan met inachtneming van de richtlijnen van de
minister van'o&w aan een of meer plaatsingscommissies
voorschriften geven voor de uitvoering van haar werkzaam-
heden (art. 3 bis, vierde lid, Mwis).
c. Wanneer een plaatsingscommissie, die is ingesteld voor een
studierichting waarvoor geen besluit tot vaststelling van
een numerus fixus is genomen, niet met algemene stemmen
overeenstemming kan bereiken over het aantal plaatsen per
universiteit of hogeschool dat als grondslag moet dienen
voor de verdeling van het aantal zich aangemeld hebbende
personen over de universiteiten en hogescholen wie zulks
aangaat, verzoekt zij de dagelijkse raad van de AR terzake
van die verdeling een besluit te nemen. Het besluit van de
dagelijkse raad is bindend (art. 3 bis, vijfde lid, Mwis).
Rechtsbescherminq
a. Tegen een door een plaatsingscommissie genomen beslissing
kan door de belanghebbende binnen veertien dagen na dag-
tekening van de beslissing een met redenen omkleed bezwaar-
schrift worden ingediend bij een commissie, die belast is
met de behandeling van bezwaren.
De indiening van een bezwaarschrift schort de bij of
krachtens de Mwis gestelde termijnen, waarbinnen van het
plaatsingsbewijs gebruik moet worden gemaakt niet op.
b. De minister van O&W stelt de beroepscommissie in, regelt
haar samenstelling en voorziet in de benoeming van haar
leden. De uitspraak van de beroepscommissie is bindend (art.
3 bis, zesde lid, Mwis; MB van 14 augustus 1975 (Stcrt.
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Feitel i j ke gegevens
Zie O&W 1.2; de voorzitters van de plaat sics zijn
9.9. lid van de CCAP. De samenstelling van de plaatsings-
commissies verandert veelvuldig zodat is afgezien van ver-
melding.
Opmerkingen
Geen .

Oprichting
Instelling
Regelingen
Bevordering van
onderzoek van
het onderwi j s
Verrichten van
allerlei activi-
teiten t.b.v.
stichtingsdoel
onder welke het
subsidieren van
onderzoekspro-
j ecten
BESTUURSRAAD Van de STICHTING VOOR ONDERZOEK VAN HET ONDERWIJS
( svo )
Pletterijkade 50, Is-Gravenhage (Postbus 19050, 2500 CB
fs-Gravenhage)/(070) 824321.
Instelling en oprichting
SVO is opgericht bij notariele akte in 1965 door de minister
van O&W.
De bevoegdheden van de bestuursraad berusten uitsluitend op de
statuten van de SVO, laatstelijk gewijzigd bij notariele akte
van 17 augustus 1981.
Statuten.
Doelstellingen en taken
De SVO heeft ten doe1 het bevorderen en het coordineren van
onderzoek ten dienste van het onderwijs, evaluatie-onderzoek
met betrekking tot ontwikkelings- en vernieuwingsaktiviteiten
in het onderwijs daaronder begrepen (hieronder aan te duiden
als "onderwijsonderzoek"). Zij bevordert de eenheid in de
bemoeiingen met het onderzoek van het onderwijs, alsmede de
algemene samenwerking op dit gebied. De stichting verricht zelf
geen onderzoek ten dienste van het onderwijs (art. 2 statuten).
Bevoegdheden
stichting tracht haar doe1 te bereiken door:
het systematisch analyseren van de problemen en van de
behoeften aan onderzoek in het onderwijs;
het systematisch analyseren van aanvragen tot
onderwijsonderzoek, ingediend door de minister van O&W, of
voor wat het landbouwonderwijs betreft, de minister van L&V
- hieronder aan te duiden als "de minister wie het
aangaat" -, door onderwijsinstellingen, door organisaties en
instanties die betrokken zijn bij het onderwijs, en op
initiatief van de stichting zelf, waarbij de analyse zoals
bedoeld onder a. een basis zal vormen om tot prioritering te
komen van de aanvragen van onderwijsinstellingen,'organi-
saties en instanties betrokken bij het onderwijs;
het adviseren aan de minister wie het aangaat, aan onder-
wijsinstellingen en aan organisaties en instanties die
betrokken zijn bij het onderwijs over het belang van onder-
zoeksaanvragen en onderzoeksuitkomsten voor de ontwikkeling
van het onderwij s ;
het op grond van de onder b. genoernde analyse jaarlijks
opstellen van een plan, waarin zijn neergelegd de hoofd-
lijnen van het in de vijf eerstkomende jaren door de stich-
ting te voeren beleid, waaronder in elk geval de voornaamste
probleemgebieden waarop in de vijf eerstkomende jaren de
door de stichting f'inancieel te steunen onderzoeksprojecten
gericht zullen zijn - hieronder aan te duiden als "meerjaren-

Uitwerking pro-
gramma van onder-
zoek
planN - en van een overzicht van de min of meer uitgewerkte
probleemgebieden waarop de ~nderzoeks~ro~ekten die in een
bepaald kalenderjaar door de stichting financieel zullen
worden gesteund, gericht zullen zijn - hieronder aan te
duiden als "programma van onderzoek" -;
e. het beoordelen van onderzoeksvoorstellen die gericht zijn op
probleemgebieden welke zijn opgenomen in het goedgekeurde
programma van onderzoek, op de vraag of de voorgestelde
opzet wetenschappelijk verantwoord is en op de vraag of de
voor een goede uitvoering noodzakelijke voorwaarden
redelijkerwijs vervuld zijn of kunnen worden, en voor zover
het niet gaat om aanvragen van de minister wie het aangaat,
op hun betekenis voor het onderwijs;
f. het ter beschikking stellen van gelden voor onderzoekspro
j ecten;
g. het bewaken van de kosten en van de uitvoering van door de
stichting financieel ondersteunde onderzoeksprojecten;
h. het beoordelen van de mate waarin de gewekte verwachtingen
met betrekking tot de wetenschappelijk verantwoorde opzet en
aanwezigheid van de voor de goede uitvoering noodzakelijke
voorwaarden door de resultaten van het onderzoek worden
bewaarheid, alsmede het beoordelen van de uitkomsten en
resultaten van de onderzoeksprojecten;
i. het bevorderen van de verspreiding van de resultaten van
onderwijsonderzoek in en buiten Nederland, onder meer door
het verstrekken van documentatie en informatie;
j. alle andere wettige middelen, welke voor het doe1 dienstbaar
zijn (art. 3 statuten).
Opstellen programma Het programma van onderzoek omvat in ieder geval de
van onderzoekhehan- probleemgebieden waarvoor door de minister wie het aangaat aan-
deling aanvragen vragen voor onderwijsonderzoek zijn ingediend. Bij de opstelling
buiten programma om van het programma van onderzoek wordt rekening gehouden met de
hiernavolgende verdeling van het voor de uitvoering van het
programma van onderzoek benodigde budget, te weten in beginsel
40% voor onderzoek voortkomend uit aanvragen van onderwijs-
instellingen alsmede organisaties en instanties die betrokken
zijn bij het onderwijs, in beginsel 40% voor onderzoek voort-
komend uit aanvragen van de minister wie het aangaat en in
beginsel 20% voor onderzoek op.initiatief van de stichting.
Buiten het goedgekeurde programma van onderzoek kunnen aan-
vragen voor onderzoek, ingediend door de in de vorige volzin
genoemde aanvragers, in behandeling worden genomen.
De bovengenoemde percentages mogen per aanvrager met maximaal
een tiende deel worden overschreden.
De aanvrager dient zelf de kosten voor dit onderzoek te dragen.
De stichting kan buiten het goedgekeurde programma van onder-
zoek om aanvragen voor onderwijsonderzoek van andere dan boven-
genoemde aanvragers in behandeling nemen, mits een dergelijke
aanvrager alle kosten die het gevolg zijn van zijn aanvrage,
inclusief de door de stichting.zelf te maken kosten, vergoedt
(art. 14, eerste, tweede,,vijfde en zesde lid, statuten).
De bestuursraad draagt zorg dat de onderdelen van een
goedgekeurd programma van onderzoek in overleg met de
aanvragers van onderzoek worden uitgewerkt in onderzoeks-
voorstellen en worden voorzien van een tijdplanning en kosten-
beraming. De bestuursraad zorgt dat deze onderzoeksvoorstellen
met de bijbehorende tijdplanning en kostenberaming beoordeeld
worden op hun gerichtheid op de vraagstelling van de aanvrager,
op de vraag of de voorgestelde opzet wetenschappelijk verant-
woord is en op de vraag of de voor een goede uitvoering nood-
zakelij ke voorwaarden redeli j kerwijs vervuld zijn of kur)nen

Omvang
Samenstelling en
benoeming
Ontslag bestuurs-
raadsleden
Ondervoorzitter/
secretaris
worden. De bestuursraad draagt zorg dat gelden ter beschikking
worden gesteld voor de uitvoering van goedgekeurde onderzoeks-
voorstellen (art. 15 statuten).
Samenstelling en benoeminq
De bestuursraad bestaat uit vijf en twintig leden.
De bestuursraad is als volgt samengesteld:
a. een door de minister van O&W na overleg met de Centrale
Commissie voor Onderwijsoverleg (CCOO) benoemde voorzitter;
b. veertien leden afkomstig uit het onderwijs, door de minister
van O&W benoemd op bindende voordracht van de CCOO;
c.- den lid, afkomstig uit het onderwijs met deskundigheid op
het terrein van de lerarenopleidingen, door de minister van
O&W benoemd op bindende voordracht van de HBO-raad;
d. zeven leden deskundig op het terrein van het onderwijs-
onderzoek, benoemd door de minister van O&W na overleg met
de voorzitter van de bestuursraad;
e. een vertegenwoordiger van de minister van L&V;
f. een vertegenwoordiger van de minister van O&W.
De verdeling van de leden bedoeld onder b. over de in de CCOO
vertegenwoordigde groeperingen, zal telkenmale na verloop van
de driejarige zittingsperiode der bestuursraadsleden met de
CCOO worden vastgesteld met inachtneming van het beginsel van
evenredigheid. Elk van de in de CCOO vertegenwoordigende
groeperingen draagt er zorg voor dat tenminste een van de door
haar voorgestelde leden een deskundige is in een van de
onderwijswetenschappen.
Bij de benoeming van de leden bedoeld onder d. wordt
zorggedragen voor een evenwichtige spreiding over de
disciplines, betrokken bij het onderwijsonderzoek. Eventuele
voordrachten van kandidaat-leden van de zijde van naar het
oordeel van de minister van O&W representatieve organisaties
vaq zowel onderzoekers als van instituten, werkzaam op het
terrein van de stichting, worden door de minister in beschouwing
genomen (art. 6 statuten).
De bestuursraadsleden bedoeld onder a., b., c., d. en f. kunnen
worden ontslagen door de minister van O&W; het bestuursraadslid
onder e. kan worden ontslagen door de minister van L&V.
Ontslag van een lid als bedoeld onder b. wordt niet verleend
dan na overleg met de CCOO; ontslag van een lid als bedoeld
onder c. wordt slechts verleend op verzoek van de HBO-raad;
ontslag van een lid als bedoeld onder d. wordt slechts verleend
na overleg met de voorzitter van de bestuursraad (art. 7,
tweede en derde lid, statuten).
De bestuursraad wijst uit de leden van het college (zie
"Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze" onder a.) een
ondervoorzitter aan. De directeur van het bureau fungeert
ambtshalve als secretaris, tevens pemingmeester van de
bestuursraad, binnen welke hij een raadgevende stem heeft (art.
8 statuten).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Benoeming college a. De bestuursraad benoemt uit zijn midden een college dat
met een aantal tot taak heeft:
taken a. het voeren van het dagelijks bestuur van de stichting;

Samenstelling
college
Werkwijze college
Bijstand van
bureau
Reglementen voor
bureau
Huishoudeli j k
reglement bestuurs-
raad
b. het voorbereiden van de vergaderingen van de bestuurs-
raad;
c. het uitvoeren van de door de bestuursraad genomen
besluiten;
d. a1 datgene dat door de bestuursraad aan het college wordt
gedelegeerd (art. 19 statuten).
De benoeming geschiedt voor een periode van drie jaar.
Herbenoeming is, behalve voor de vertegenwoordiger van de
minister van O&W, mogelijk voor slechts een volgende periode
van drie jaren; in bijzondere gevallen kan de bestuursraad
hiervan afwi j ken.
Het college bestaat uit acht leden en is als volgt
samengesteld:
a. een voorzitter;
b. vier leden, afkomstig uit het onderwijs, waaronder ten-
minste twee leden die deskundig zijn op het terrein van
onderwij sonderzoek;
c. twee leden, deskundig op het terrein van onderwijs-
onderzoek;
d. de vertegenwoordiger van de minister van O&W.
De vertegenwoordiger van de minister van L&V is gerechtigd
de vergaderingen van het college als waarnemer bij te wonen.
Hij ontvangt alle stukken van het college en heeft in de
vergaderingen een raadgevende stem.
De voorzitter en de ondervoorzitter van de bestuursraad zijn
tevens voorzitter onderscheidenlijk ondervoorzitter van het
college.
De secretaris van de bestuursraad treedt op als secretaris
van het college (art. 20, eerste t/m derde lid, statuten).
b. De bestuursraad kan een reglement vaststellen waarin de
werkwijze van het college wordt omschreven (art. 21
statuten) .
c. De bestuursraad richt een bureau op dat hem bijstaat in de
uitoefening van zijn taak. Het bureau staat onder leiding
van een directeur die door de bestuursraad wordt benoemd.
d. De bestuursraad stelt een of meer reglementen voor het
bureau op.
Deze reglementen houden bepalingen in omtrent:
a. de werkwijze van het bureau en de plaats of plaatsen waar
de werkzaamheden worden verricht;
b. de bevoegdheden van de directeur;
c. de formatie, taakomschrijving en de functie-indeling van
het personeel;
d. de benoeming, schorsing en ontslag van het personeel;
e. de vereisten waaraan de leden van het personeel moeten
voldoen met betrekking tot bekwaamheid en geschiktheid
waaronder geneeskundige keuring voorafgaande aan indienst-
treding;
f. het vaststellen casu quo toepasselijk verklaren van
salarisschalen en de wijze van inpassen in die schalen;
g. andere bepalingen omtrent de rechtspositie van het aan
het bureau verbonden personeel.
De hierboven onder c., d. e. en f. genoemde bepalingen
worden vastgesteld overeenkomstig de voor het rijkspersoneel
geldende maatstaven .
Bij vaststelling van de onder g. bedoelde bepalingen worden
deze maatstaven zoveel mogelijk in acht genomen (art. 22
statuten).
e. De bestuursraad kan voor zichzelf een huishoudelijk
reglement vaststellen (art,. 24, eerste lid, statuten).

Vertegenwoordiging
der stichting
Besluitvorming in
bestuursraad
Instelling
programma-advies-
commissies met
specifieke taken
f. De voorzitter, of bij diens ontstentenis de ondervoorzitter
en de secretaris van de bestuursraad of bij ontstentenis van
de secretaris zijn door de bestuursraad aan te wijzen plaats-
vervanger, vertegenwoordigen met uitsluiting van de bestuurs-
raad gezamenlijk de s.tichting in en buiten rechte. Zij
tekenen alle van de bestuursraad uitgaande stukken (art. 9
statuten).
g. De bestuursraad is bevoegd tot het sluiten van een aantal
met name genoemde overeenkomsten (art. 12 statuten).
h. Voor het nemen van een rechtsgeldig besluit dienen tenminste
dertien leden aanwezig te zijn. Een besluit wordt genomen
met meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen beslist
de voorzitter.
Indien in een vergadering voor het nemen van besluiten het
in de vorige zin genoemde aantal leden niet aanwezig is,
kunnen besluiten die geen uitstel dulden, worden genomen
onder de voorwaarde dat een dergelijk besluit binnen acht
dagen voor een zodanig aantal leden schriftelijk wordt
bekrachtigd dat tenminste dertien leden van de bestuursraad
het besluit ondersteunen. Indien deze voorwaarde niet wordt
vervuld, wordt het te nemen besluit op de agenda van de
volgende vergadering geplaatst en kan, onvoorwaardelijk,
worden besloten bij aanwezigheid van tenminste acht leden,
waaronder de voorzitter en de vertegenwoordiger van de
minister van O&W (art. 10, tweede t/m vierde lid, statuten).
i. Een besluit houdende een voorstel aan de minister van O&W
tot wijziging van de statuten of ontbinding van de stichting
kan door de bestuursraad slechts worden genomen in een
vergadering waarin tenminste zestien leden, waaronder de
vertegenwoordigers van de ministers, aanwezig zijn.
Het besluit vereist een meerderheid van tenminste drie/
vierde van het aantal uitgebrachte stemmen (art. 25, tweede
en derde lid, statuten).
j. De bestuursraad stelt in elk geval programma-
adviescommissies in ten behoeve van onderzoek voor het
landelijk ontwikkelings- en vernieuwingsbeleid van de
minister van O&W. Hij kan ook tenbehoeve van andere onder-
delen van het meerjarenplan programma-adviescommissies
instellen.
De programma-adviescommissies zijn belast met:
a. het ten behoeve van de bestuursraad opstellen van ontwerp-
subprogramma's van onderzoek voor een door de bestuurs-
raad te bepalen probleemgebied of onderdeel daarvan;
b. het adviseren van de bestuursraad over onderzoeks-
voorstellen die deel uitmaken van een vastgesteld sub-
programma van onderzoek;
c. het begeleiden van de uitvoering van de onderzoeks-
projecten die deel uitmaken van een vastgesteld sub-
programma van onderzoek en, in voorkomende gevallen, het
adviseren van de bestuursraad naar aanleiding daarvan.
De programma-adviescommissies, die door het bureau van de
stichting worden ondersteund, worden samengesteld uit:
a. deskundigen afkomstig uit het onderwijs;
b. onderzoekers;

Reglementen
bestuursraad met
procedureregels
e.d.
Goedkeuring meer-
jarenplan en
programma van
onderzoek
Overleg bij
onmogeli j kheid
uitvoering van
aanvragen
minister
Overleg bij in be-
handelingneming
bijzondere aan-
vragen buiten
programma van
onderzoek om
Ministeriele
bemoeienis met uit-
werking ministe-
riele aanvraag
c. een of meer vertegenwoordigers van de aanvragers, van wie
vraagstellingen op het terrein van het ontwerp-
subprogramma afkomstig zijn (art. 13 statuten).
h. De bestuursraad stelt een of meer reglementen op, waarin
zijn vervat:
a. de procedures die bij onderzoeksaanvragen, -voorstellen
en -projecten gehanteerd worden; deze procedures kunnen
verschillen afhankelijk van de aard van het onderzoek;
b. de regeling van een recht op hoor en wederhoor ten aanzien
van de afwijzing van onderzoeksvoorstellen;
c. de voorwaarden voor het ter beschikking stellen van
gelden voor onderzoeksprojecten;
d. de regels met betrekking tot de publikatie van onderzoeks-
resultaten (art. 16, eerste lid, statuten).
Politick-bestuurlijke controle
a. Jaarlijks legt de bestuursraad aan de ministers van O&W en
van L&V ter goedkeuring voor een met redenen omkleed
meerjarenplan alsmede het daaruit voortvloeiende programma
van onderzoek voor het eerste van die vijf jaren.
In geval de minister wie het aangaat bezwaar heeft tegen
bovenbedoelde stukken treedt hij hierover in overleg met de
bestuursraad (art. 15, eerste en vierde lid, statuten).
b. Wanneer de bestuursraad van oordeel is dat er omstandigheden
zijn, waaronder het overschrijden van het percentage van
40%, genoemd onder "Bevoegdhedent' , die het
onmogelijk maken een of meer der aanvragen van de minister
wie het aangaat uit te voeren, treedt de bestuursraad hierover
in overleg met de minister wie het aangaat (art. 15,
derde lid, statuten) .
c. De stichting kan buiten het goedgekeurde programma van
onderzoek om aanvragen voor onderwijsonderzoek van andere
aanvragers dan genoemd onder ItBevoegdhedenn, onder
b., in behandeling nemen, mits:
- een dergelijke aanvrage aan de minister van O&W ter
kennis is gebracht;
- er overleg met die minister over een dergelijke aanvrage
heeft plaatsgehad, indien de minister binnen dertig dagen
nadat de aanvrage hem ter kennis is gebracht de wens tot
dit overleg te kennen heeft gegeven (art. 14, zesde lid,
statuten).
d. De bestuursraad draagt geen zorg voor de ter beschikking
stelling van gelden voor de uitvoering van goedgekeurde
onderzoeksvoorstellen indien, voor wat betreft onderzoeks-
voorstellen, voortkomend uit aanvragen van de minister wie
het aangaat, de minister wie het aangaat of zijn vertegen-
woordiger in de bestuursraad te kennen geeft het onderzoeks-
voorstel geen adequate uitwerking te achten van de

Goedkeuring begro-
ting en rekening
en verantwoording
Inzage in boek-
houding
Opschorting van be-
sluiten door mini-
sterieel vertegen-
woordiger totdat
minister beslist
Toestemming voor
sluiten van overeenkomsten
Goedkeuring reglementen
e. d.
I
betreffende aanvrage, casu quo het daaruit voortgekomen
programma-onderdeel (art. 15, derde lid, statuten).
e. Jaarlijks legt de bestuursraad aan de minister van O&W ter
goedkeuring de begroting voor het eerstvolgende kalender-
jaar en de vermoedelijke omvang van de behoefte aan rijks-
subsidie voor de vier daaropvolgende jaren voor. Jaarlijks
legt de bestuursraad aan de minister van O&W ter goedkeuring
voor de rekening en verantwoording van het financiele beheer
over het afgelopen kalenderj aar. Indien de minister bezwaar
heeft tegen de bovenbedoelde stukken treedt hij alvorens een
beslissing te nemen hieromtrent in overleg met de bestuurs-
raad.
f. De minister van O&W kan nadere regelen stellen omtrent de
indeling van de begroting reserveringen en voorzieningen, de
rekening en verantwoording, de balans, de bevoorschotting en
de inrichting van de boekhouding van de stichting (art. 17,
eerste t/m vierde lid, statuten).
g. Desverlangd worden aan de door de minister van O&W
aangewezen ambtenaren de boeken en bescheiden ter inzage
gegeven en worden alle inlichtingen verstrekt welke zij
nodig achten om een juist inzicht te verkrijgen in het
financieel beheer van de stichting (art. 17, vijfde lid,
statuten).
h. Indien de vertegenwoordiger van de minister wie het aangaat
overwegend bezwaar heeft tegen een besluit, wordt de ten
uitvoerlegging van dit besluit, nadat hij zijn bezwaar met
redenen omkleed heeft kenbaar gemaakt, voor ten hoogste
twee maanden opgeschort.
Het desbetreffende besluit wordt binnen vijf dagen door de
bestuursraad aan de minister wie het aangaat voorgelegd met
een toelichting vermeldende de aard van het geschil.
De minister wie het aangaat beslist, gehoord de voorzitter
en secretaris van de bestuursraad, of het besluit waartegen
bezwaar is ingebracht, ten uitvoer kan worden gelegd.
De beslissing dat een besluit niet ten uitvoer wordt gelegd,
wordt slechts genomen indien het besluit niet past binnen de
doelstelling van de stichting of omdat het afwijkt van het
goedgekeurde meerjarenplan of programma van onderzoek, dan
we1 van de goedgekeurde begrotingen (art. 11 statuten).
i. De bestuursraad is slechts bevoegd tot het sluiten van
overeenkomsten, indien hiervoor schriftelijk toestemming is
verkregen van de minister van,O&W (art. 12 statuten).
j. Behoudens bovengenoemde gevallen van goedkeuring is
goedkeuring van de minister van O&W vereist ten aanzien van:
- het huishoudelijk reglement van de bestuursraad (art. 24,
tweede lid, statuten);
- de reglementen die de bestuursraad opstelt ten aanzien
van het bureau, haar directeur en haar personeel (art.
22, tweede lid, statuten);

Uitbrengen j aar-
verslag
Satutenwijziging
of stichtingsop-
he£ fing door
minister
Geen formele
rechtsbeschermings-
regel ing
SVO = priva'at-
rechtelijke
stichting
Individuele
vergoedingen
Inkomsten van
de stichting
Samenstelling
bestuursraad
- de reglementen die de bestuursraad opstelt met betrekking
tot procedures bij onderzoeksaanvragen en dergelijke
(art. 16, tweede lid, statuten);
- de benoeming van de directeur van het bureau (art. 22,
eerste lid, statuten) ;
- het bedrag van de vergoeding toe te kennen aan de voor-
zitter en de overige leden van het college (art. 20,
vierde lid, statuten) .
k. Jaarlijks doet de bestuursraad aan de ministers van O&W en
van L&V het verslag van'zijn werkzaamheden en bevindingen
toekomen; dit verslag wordt door de bestuursraad
gepubliceerd (art. 18 statuten).
1. Wijziging van. de statuten of ontbinding van de stichting
geschiedt a1 dan niet op voorstel van de bestuursraad
krachtens besluit van de minister van O&W na overleg met de
CCOO en de bestuursraad (art. 25, eerste lid, statuten).
Rechtsbescherminq
In de statuten is geen rechtsbeschermingsregeling opgenomen.
We1 bestaat de mogelijkheid bezwaren in te dienen bij de
bestuursraad, aangezien de bestuursraad bij reglement een
regeling dient te geven van een recht op hoor en wederhoor ten
aanzien van de afwijzing van onderzoeksvoorstellen (eigen
opgave ) .
Rechtspersoonlijkheid
SVO is een rechtspersoon in de zin van Boek 2 BW.
Financien
a. De bestuursraad kan de voorzitter en de overige leden van
het college een vergoeding toekennen waarvan het bedrag door
de bestuursraad wordt vastgesteld (art. 20, vierde lid,
statuten) .
b. De inkomsten van de stichting bestaan uit:
a. subsidies van het Rijk;
b. bijdragen, schenkingen, erfstellingen, legaten en andere
wettige middelen (art. 4 statuten).
Feiteli j ke gegevens
Leden
ir. P. van der Schans (voorzitter), dr. G. Brenninkmeyer (Ned.
Kath. ~choolraad NKSR) , drs . P .M. F. Adriaens (NKSR) , mevr.
prof.dr. M. Boekaerts (NKSR), mevr. drs. P.E.V. ten Hagen
(NKSR), mr. F.Th. de Graaf (contactcie openbaar onderwijs),
drs. A.A. Gommers (contactcie openbaar onderwijs), mevr. drs.
M.F. Jaarsma (contactcie openbaar onderwijs), prof. dr. J.H.
Raat (Ned. Prot.-chr. Schoolraad NPS), drs. J.P. van Wijlen
(NPS), dr. S. Dijkstra (NPS), dr. J. de Jonge (NPS), mr. J.B.M.
Veenhuis (Ned. Alg. Bond van Scholen NABS), drs. C.J.H. Schepel

(NABS), W.P. Bot (NABS), dr. Th.H.J. Stoelinga (HBO-raad), drs.
J.J.J. Kloprogge (O&W), dr.ir. P.K. Schenk (L&V), prof.dr. S.D.
Fokkema, prof.dr. P.G. Swanborn, prof.dr. A.P.M. Knoers,
prof.dr. P. van den Broek, prof-dr. W.J. Nijhof, vacature,
vacature.
Adv. leden
drs. C.W. van Seventer (alg. secretaris/penningmeester).
Bureau 50 personen, in dienst van SVO.
Financien Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van O&W (95%
b. particuliere organisaties
Begrote uitgaven - Apparaatskosten : f 8
1982 - Subsidies : f 17
Laatste j aarverslag 1980.
Opmerkingen
Betiteling ttzelf- Wat betreft de betiteling van de SVO als tlzelfstandig bestuursstandig
bestuurs- orgaant' merkt de SVO het volgende op:
orgaantt ItDe keuze voor de naam ttzelfstandige bestuursorgaantt voor SVO
mag om twee redenen gewaagd en aanvechtbaar geacht worden:
1. de onafhankelijkheid van de organisatie is tegen de achtergrond
van het grote aantal bepalingen betreffende preventief
ministerieel toezicht een grotendeels denkbeeldige;
2. in de debatten die de Vaste Commissie van O&W van de Tweede
Kamer in 1980/1981 aan de positie van SVO gewijd heeft, aan
de hand van het ontwerp van nieuwe statuten, heeft de staatssecretaris
Hermes de betiteling ttzelfstandig bestuursorgaanw
uitdrukkelijk verworpen (nadat het SVO zelf bepleit had als
een zodanig instituut in de zin van wet en bestuur geregeld
te worden). It

Fin. 1.1
Adres/telefoon
5.5 MINISTEHIE VAN FINANCIEN
CENTRALE BELEGGINGSRAAD
Korte Voorhout 7, 's-Gravenhage (Postbus 20201, 2500 EE
's-Gravenhage) / (070) 766978/766980
Instelling en oprichtinq
Instelling en oprichting Ingesteld en opgericht bij wet van 29 december 1928 (Stb.
~egelingen Blgw.
507), ondertekehd door de minister van Fin., van Waterstaat en
van Arbeid, Handel en Nijverheid (Beleggingswet), laatstelijk
gewijzigd bij wet van 16 juli 1976 (Stb. 348) ("Blgw").
Doelstellingen en taken
(Rege1ing)geldbelegging Beleggen van gelden en te gelde maken van.beleggingen van een.
ri jksfondsen .en aantal rijksfondsen en rijksinstellingen (art. 1, tweede lid,
-instellingen Blgw) .
Bevoegdheden
Besluiten m.b.t. a. De regeling van de belegging der gelden en van het te qelde
regeling belegging
gelden en te gelde
maken van beleggingen van:
- het Invaliditeits- en Ouderdomsfonds;
maken beleggingen ui t
te voeren door besturen
- het Ouderdomsfonds B;
- het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds;
fondsen en instellingen - de Rijkspostspaarbank;
- de postchhque- en Girodienst.
De besluiten van de raad tot belegging van gelden en
tegeldemaking van beleggingen worden voor de onder de
eerste twee gedachtenstrepen genoemde fondsen uitgevoerd
door het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, voor het
onder de derde gedachtenstreep genoemde fonds door de
directe van dat fonds en voor de onder de laatste twee
gedachtenstrepen genoemde instellingen door de directeur
van de Rijkspostspaarbank.
De Blgw geeft nadere regels betreffende de vraag waarin
bovenbedoelde gelde kunnen worden belegd (art. 5 Blgw).
De Blgw geeft nadere regels betreffende de vraag in hoe-
verre bij het van Rijkswege te gelde maken van bewijzen van
gevestigde schuld ten laste of onder garantie van het Rijk,
door het Invaliditeits- en Ouderdomsfonds en het Algemeen
Burgerlijk Pensioenfonds in zulke te gelderriakinq zal worden
deelgenomen (art. 6 Blgw) .
Tijdelijke belegging b. Stellen van regelen die de besturen van bovengenoemde
gelden door fondsen en fondsen en instellingen in acht moeten nemen bij hun beslisinstellingen
met inacht- singen omtrent de tijdelijke belegging van gelden voor een
neming regels van raad termijn van zes maanden of korter (art. 7, vierde lid,
Blgw). .
Omvang
Samenstell ing en benoeminq
De raad bestaat uit zeven leden.
Samenstelling en Vijf leden, waaronder de voorzitter, alsmede hun plaatsverbenoeming
vangers worden door de Kroon benoemd, geschorst en ontslagen.

Zittingsduur
Samenwerking met fondsen
en instellingen
Besluitvorming
Regeling wer kzaamheden
Overdracht beslissings-
bevoegdheid aan voor-
zitter
Goedkeuring Kroon
reglement van werk-
zaamhed en
Geen rechtsbescher-
mingsregeling
De overige twee leden, alsmede hun plaatsvervangers, worden .
benoemd, geschorst en ontslagen door de directie der Neder-
landse Bank.
De voorzitter wordt benoemd voor onbepaalde tijd. Van de
overige leden treden telkens met de eerste januari twee leden
af volgens een daarvan bij loting op te maken rooster (art. 2,
eerste t/m derde lid, Blgw) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
De raad wordt door de besturen van bovengenoemde fond2en en
instellingen volgins door hem te stellen regels ingelicht
omtrent de bedragen, welke ter belegging beschikbaar zijn
en omtrent die beleggingen.
Die besturen hebben de bevoegdheid aan de raad voorstellen
te doen omtrent de belegging van de daarvoor beschikbare
gelden en omtrent de tegeldemaking van beleggingen die zij
nodig achten.
De raad beslist omtrent het beleggen van gelden en het
tegeldemaken van beleggingen, welke gedaan zullen worden;
besluiten tot het doen of tot het te gelde maken van beleg-
gingen waarvan het voorstel niet van het bestuur van het
betrokken fonds of de betrokken instelling is uitgegaan,
worden behoudens spoedeisende gevallen, door de raad niet
genomen dan na het betrokken bestuur daaromtrent te hebben
gehoord (art. 7, eerste t/m derde lid, Blgw) .
De raad beslist bij meerderheid van stemmen.
Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.
De leden onthouden zich van medestemmen over zaken, waarin
zij persoonlijk of in enige kwaliteit direct of indirect
zijn betrokken. Bij twijfel, of dit het geval is, beslist
de voorzitter (art. 3, eerste t/m derde lid, Blgw).
Tot nadere regeling van zijn werkzaamheden stelt de raad de
nodige voorschriften vast (art. 3, derde lid, Blgw).
De raad kan de voorzitter te zamen met &n of meer zijner
leden machtigen namens de raad te beslissen in gevallen,
waarin naar het oordeel van de voorzitter, een beslissing
door de raad zelf te veel tijd zou vorderen (art. 3, vijfde
lid, Blgw) .
Politick-bestuurlijke controle
De voorschriften die de raad stelt tot nadere regeling van
zijn werkzaamheden behoeven de goedkeuring van de Kroon
(art. 3, vierde lid, Blgw).
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere rechtsbeschermingsregeling.

Geen rechtspersoon-
1 i jkheid
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
Individuele vergoedingen De leden en de plaatsvervangende leden kunnen voor hun werk-
Dekking kosten raad
Samens tell ing
Bureau
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
Plaats van vestiging
Fin. 1.2
Fin. 1.2.1
Fin. 1.2.2
Adredtelefoon
Fin. 1.2.3
Adres/telefoon
zaamheden door de Kroon een vergoeding worden toegekend
(art. 2, vijfde lid, Blgw).
De onkosten van de raad worden op het Hoofdstuk der Rijks-
begroting betreffende het Departement van Financien gebracht.
De bovenbedoelde onkosten worden jaarlijks door de Kroon vast-
gesteld, de genoemde instellingen en fondsen gehoord, en
worden tussen die instellingen en fondsen verdeeld naar
regelen, door de Kroon te stellen (art. 4 Blgw).
Feiteli jke gegevens
Led en
mr. E.A. Brouwer (voorzitter); J.J. Grouls; drs. J.P.A.
Gruijters; ir. P.J. Lardinois; mr. R.J. Nelissen; mr. B.A.J.M.
van Hellenberg Hubar; mr. H.J. Muller.
plv. leden
dr. A.H.E.M. Wellink; drs. J.A. Sillem; drs. L. van Leeuwen;
jhr.mr. L.M. Michiels van Kessenich; dr. L.M. van Leeuwen; dr.
D.M.N. van Wensveen; drs. W. Werner.
2 medewerkers.
Niet van toepassing; de onkosten van de raad worden door de
fondsen en instellingen gedragen.
Nooit een jaarverslag uitgebracht.
Opmerk ingen
De raad is formeel te Amsterdam gevestigd, maar het secreta-
riaat is ondergebracht op het ministerie van Financien.
INSTANTIES bslast met h8t BEDRIJFSECONCMISCH TOEZICHT OVER
KREDIETINSTELLINGEN
DE NEDERLANDSCHE BANK NV
- Zie Fin. 1.3 -
NEDERLANDSE SPAARBANKBOND
Singe1 236, Amsterdam (postbus 3861, 1001 AR Amsterdam)/(O20)
221066
CO~PERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN BOERENLEENBANK B.A. (Rabobank
Nederland)
Gildenkwartier 169, Utrecht (Postbus 8098, 3503 SE
Utrecht) / (030) 362278/362308

Oprichting
Instelling
Regelingen
Instelling en oprichtinq
a. De Spaarbankbond is opgericht bij notariele akte van 8 juni
1907 door de algemene spaarbanken.
b. De Rabobank is opgericht bij notariele akte van mei 1972
door de algemene vergaderingen van de Cooperatieve Centrale
Raiffeisenbank en van de Cooperatieve Centrale Boerenleen-
bank.
a. De bevoegdheden zijn toegedeeld aan de Nederlandsche Bank
bij wet van 13 april 1978 (Stb. 255), ondertekend door de
minister van Fin. (Wet toezicht kredietwezen) ("Wtk") .
b. De bevoegdheden zijn, wat betreft de Bondsspaarbanken,
overgedragen aan de Spaarbankbond bij KB van 21 december
1978 (Stb. 670).
c. De bevoegdheden zijn, wat betreft cooperatief georgani-
seerde banken, overgedragen aan de Rabobank bij KB van
21 december 1978 (Stb. 671).
- Wtk.
- KB van 21 december 1978 (Stb. 670).
- KB van 21 december 1978 (Stb. 671).
- Statuten van de Spaarbankbond, laatsteli j k gewijzigd bi j
notariele akte van 7 oktober 1981.
- Statuten van de Rabobank, laatstelijk gewijzigd bij
notariele akte van 21 juli 1982.
Doelstellingen en taken
Toezicht op krediet- Toezicht houden op de onderscheiden categorieen kredietinstel-
instellingen lingen in het belang van hun solvabiliteit en liquiditeit.
De Kroon behoudt zich voor op advies van de Nederlandse Bank
en na ontvangen advies van de betrokken organen, nadere regels
te stellen, waarbij bepaald wordt, dat het toezicht op
bepaalde groepen van kredietinstellingen, voor zover dit toe-
zicht strekt in het belang van de solvabiliteit en de liquidi-
teit van die instellingen, geheel of ten dele zal worden uit-
geoefend door andere organen dan de Bank, met dien verstande,
dat deze bij de vervulling van hun taak hebben te handelen
naar de aanwijzingen van de Bank.
De nadere regels geven aan, welke in de Bankwet genoemde
bevoegdheden de andere organen, welke het. toezicht zullen
uitoefenen, hiertoe zullen verkr i jgen (art. 17, tweede en
derde lid, Wtk).
Bevoegdheden
Beslissen over plicht a. A1 of niet onder voorwaarden verlenen van ontheffing aan
jaarrekening in te kredietinstellingen van de verplichting een door een
d ienen registeraccountant of een deskundige goedgekeurde jaarreke-
ning in te dienen (art. 11 Wtk) .

~nwinnen van inlich- b. Inwinnen of doen inwinnen van inlichtingen en vorderen van
tingen en inzien van inzage in boeken en bescheiden (art. 18'~tk).
boeken e.d.
Beslissen over indienen c. Van kredietinstellingen eisen staten nopens haar bedrijf in
van staten te dienen (art. 19, eerste en tweede lid, Wtk).
samenstelling en benoeminq
Organen Spaarbankbond a. De Spaarbank bond kent, als statu taire organen het Bonds-
bestuur, de Bondsraad, de ~lgemene Vergadering en de Bondsdirectie
(art. 12 statuten) .
Het Bondsbestuur bestuurt de vereniging (art. 13, eerste
lid, statuten); de Bondsdirectie voert de besluiten van het
Bondsbestuur en van de Algemene Vergadering uit (art. 18,
tweede lid, statuten); de Bondsraad adviseert het Bonds-
bestuur en is ,beroepsinstantie (artt. 25 en 28 statuten) ;
in de Algemene Vergadering wordt beslist over de financien,
het jaarverslag, bestuursbenoemingen en voorstellen van het
Bondsbestuur, de Bondsraad of individuele spaarbanken
(art. 31, eerste lid, statuten).
Het navolgende heeft betrekking op het Bondsbestuur.
Voordracht en benoeming b. Het bondsbestuur bestaat uit minimaal tien en maximaal 14
Bondsbestuur leden waaronder de bondsvoorzitter. Zij worden benoemd door
de Algemene Vergadering op voordracht van het bondsbestuur,
Organen Rabobank
Geen bepal ingen
de bondsraad gehoord hebbende (art. 13, derde en vijfde
lid, statuten).
c. De organen van de Rabobank zijn de Algemene Vergadering, de
Centrale Kringverqadering, de Raad van Toezicht, de Raad
van Beheer en de Hoofddirectie (art. 18, eerste lid,
statuten) .
De Algemene Vergadering beslist onder meer over de regelin-
gen van de centrale bank en de modelregelingen van de aan-
gesloten banken, over de benoeming van de leden van de Raad
van Toezicht en de Raad van Beheer en over de goedkeuring
van het beleid (art. 19 statuten) ; de Centrale Kringver-
gadering adviseert de Algemene Vergadering, de Raad van
Beheer en de Raad van Toezicht (art. 27, eerste en tweede
lid, statuten) ; de Raad van Toezicht ziet toe op de
beleidsvoering van de centrale bank' en beslist onder meer
over samenstelling en benoeming van de hoofddirectie
(art. 43 statuten); de Raad van Beheer en de Hoofddirectie
voeren het bestuur over de centrale bank (artt. 52, 53 en
60 t/m 63 statuten).
Het navolgende heeft betrekking op de Raad van Beheer, die
- geadviseerd door de Hoofddirectie - het bedrij fs-econo-
mische toezicht houdt.
d. De Raad van Beheer bestaat uit ten minste vijf en ten
hoogste negen leden. Zij worden benoemd door de Algemene
Vergadering op voordracht van de Raad van Toezicht op aan-
beveling van de Raad van Beheer.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Geen bijzondere bepalingen.

~olitiek-bestuurlijke controle
Aanwijzingen Ned. Bank De Spaarbankbond en de Rabobank volgen de aanwijzingen van de
Nederlandsche Bank (art. 17, tweede lid, Wtk).
Rechtsbescherminq
Geen rechtsbescher- Geen bi jzondere bepalingen
mingsr egel ing
~echtspersoonlijkheid
Pr ivaatrechteli jke De ~~aarbankbond en de Rabobank bez itten rechtspersoonli jkheid
rechtspersoonlijkheid in de zin van Boek 2 BW.
Financien
Dekking toezichtskosten De toezichtskosten kunnen worden verhaald op de banken waarop
Fin. 1.2.2
Samenstelling bonds-
toezicht wordt gehouden (art. 48 Wtk).
Feitelijke gegevens
Leden
bestuur prof.dr . W. Eizenga (voorzitter) , mr . G. H. Fuhri Snethlaae
(vice-voorzitter) , L. W. Boogert , prof .dk. C. Datema, F. J. S. de
Groan, J.H. van Hoorn, drs. J.A.J. Janssen, mr. Ch. dn Monchy,
mr. J.W. Rutgers, mr. H. Schiphorst, mr. J.R.E. van Smoden,
drs. P.H. van der Sommen.
Bureau 125 psrsonen.
Toezicht-koston De kosten voor toezicht uit hoofde van de Wtk wordan niet
Laatste jaarverslag 1980.
Fin. 1.2.3
Samenstelling Raad van Leden
afaondorlijk doorberekend, maar zijn in anders posten van do
begroting en van ds resultatenrekening apgenomen.
Beheer C.G.A. Mertens (voorzitter) , mr. J.S. ~iesheuvel (secretaris) ,
mr. D.W.A. Baron van Verschuer (plv. voorzitter), E.J.M.
Bureau .8 personen.
Kolfschoten (plv. secretaris) , mr. J.L.M. Niers, R. Renkema,
B. Heringa, prof.dr. N.H. Douben, ir. D. Luteijn.
Toezicht-kos ten De kosten voor toezicht uit hoofde van de Wtk worden niet of
Laatste jaarverslag- 1981.
niet afzonderlijk doorberekend.
Opmer kingen
Geen.

Fin. 1.3
Opr icht ing
Instell ing
Regel ingen
Dr i e hoofdtaken:
Regulering muntwaarde
Verzorging geldverkeer
Toezicht op banken
Andere taken:
Ri jkskassierschap
Reguler ing dev iezen-
verkeer
Voeren van secretar iaa t
m.b.t. export- en
importgaranties
Door Kroon goedgekeurde
werkzaamheden
BESTUUR Van de NEDERLANDSCHE BANK N.V. (Nederlandsche Bank;
DNB)
Westeinde 1, Amsterdam (Postbus 98, 1000 AB ~msterdarn)/(O20)
524911
De bank is gevestigd te Amsterdam. Z i j heeft een Bijbank te
Rotterdam en elders agentschappen en,correspondentschappen. In
elke provincie is ten minste &&n agentschap. Het aantal
correspondentschappen wordt geregeld naar de bestaande
behoeften (art. 3 Bankwet).
Instelling en oprichtinq
De Bank is opgericht bij soeverein besluit van 25 maart 1814
(Stb. 40) door Koning Willem I (het zogenaamd octrooi). .De
organisatie van de Bank is geregeld in de wet van 23 april
1948 (Stb. I 166), ondertekend door de minister van Fin.
(Bankwet) .
De bevoegdheden van de bank berusten op de Bankwet en op eniqe
andere wettelijke regelingen.
- Bankwet, laatstelijk gewijzigd bij wet van 8 december 1976
(Stb. 671);
- Wet toezicht kredietwezen; wet van 13 april 1978 (Stb. 255)
("Wtk") ;
- Wet inzake de wisselkoers van de gulden; wet van 25 mei
1978 (Stb. 332) ("Wwg") ;
- Wet financiele betrekkingen buitenland; wet van 28 mei 1980
(Stb. 321) ("Wfbb") .
Doelstell ingen en taken
a. De bank heeft drie hoofdtaken:
1. het reguleren van de waarde van de Nederlandse gulden op
zodanige wijze als voor 's lands welvaart het meest
dienstig is en daarbij die waarde zoveel mogelijk te
stabiliseren (art. 9, eerste lid, Bankwet) ;
2. het uitgeven van bankbiljetten, het verqemakkelijken van
het girale geldverkeer in Nederland en het bevorderen
van het betalingsverkeer met het buitenland (art. 9,
tweede lid, art. 10 Bankwet);
3. het uitoefenen van toezicht op het kredietwezen (art. 9,
derde lid, Bankwet) .
b. Andere taken der bank zijn:
1. het ~ijkskassierschap (art. 19 Bankwet);
2. de uitvoering van deviezenvoorschriften, waaronder de
opstell ing van de beta1 ingsbalans (Wf bb) ;
3. het voeren van het secretariaat van de Dagelijkse Commis-
sie voor export- en importgaranties van de Rijkscommis-
sie voor Export-, Import- en Investeringsgaranties;
4. andere dan de in de Bankwet genoemde werkzaamheden,
waarvoor bij KB goedkeuring is gegeven.

Bevoegdheden
!!2~?2~~9-~5!c! ------ bevoegdheden ................................ tussen directie en Raad van ---------- Commiszarissen
Directie-bevoegdheden De directie vertegenwoordigt de Bank in en buiten.rechte. Z i j
is belast met het bestuur der Bank in de ruimste zin van het
woord, met het beheer van de eigendommen der Bank en is
bevoegd tot alle daden van beschikken over die eigendommen,
voor zover deze bevoegdheid in de statuten der Bank niet is
beperkt (art. 25, eerste lid, Bankwet).
Bevoegdheden RvC De RvC ziet toe op het beheer der Bank en stelt de jaarlijkse
balans en verlies- en winstrekening vast. De aldus vast-
gestelde balans en winst- en verliesrekening strekken de
directie tot kwijting (art. 28 Bankwet).
Indien de RvC bedenkingen heeft tegen de hem door de directie
voorgelegde balans en verlies- en winstrekening, brengt hij
deze bedenkingen ter kennis van de directie. Kunnen de -
bedenkingen niet door gemeenschappelijk overleg worden opge-
lost, dan worden de jaarstukken onderworpen aan het oordeel
van een commissie van vijf deskundigen. Van deze commissie
worden twee leden benoemd door de directie en twee leden door
de RvC; de keuze van het vijfde lid geschiedt door de vier
anderen. De commissie brengt iq de jaarstukken de wijzigingen
aan, die zij nodig oordeelt, en legt de aldus gewijzigde jaar-
stukken zo spoedig mogelijk over, aan de RvC, die alsdan de
jaarstukken met inachtneming van de wijzigingen vaststelt
(art. 28 Bankwet).
B~vo~sdheden-oe-baeis_-!!an~df-Ea_nk_we_t
Uitaifte van bankbil- a. De Bank is, met uitsluiting,van igdor ander, gorochtiad tot
jstten het uitgsven van bsnkbiljetten. Haar biljotton hobben ds
. hoedanigheid van wettig betaalmiddel (art. 10 Bankwet),.
Bewaring van de Rijkskas b. De Bank is belast met de kosteloze bewaring der algemene
~err.ichten van andere
werkzaamheden
Beslissen over toepas-
selijkheid van Wtk
Rijkskas te Amsterdam. Zij belast zich evenzeer met de
functies van Rijkskassier aldaar,. alsmede te Rotterdam en
in alle plaatsen, waar zij .agentschappen heeft. of vestigt
.(act. 19, eerste en tweede lid, Bankwet).
Met goedkeuring van de Kroon, de Bankraad gehoord, kan de
Bank in het algemeen belang, andere werkzaamheden verrich-
ten dan de in de Bankwet genoemde (art. 21 Bankwet).
Eevoesdheden-ne-bani~~van~de~wtk
d. De Bank kan bepalen, dat een onderneming of instelling niet
als kredietinstelling in de zin van de Wtk wordt beschouwd,
indien de kredietuitzettingen of beleggingen van die onder-
neming of instelling een naar het
zijdig karakter dragen, of indien
ling zijn gelden in hoofdzaak van kredietinstellingen ver-
krijgt.
oordeel van de Bank een-
de onderneming of instel-

De Bank kan rechtsverhoudingen van buitenlandse banken met
Nederlandse natuurlijke en rechtspersonen onder de wer-
kingssfeer van de Wtk brengen (art. 1, vierde en vijfde
lid, Wtk) .
Verlenen van vergunning e. De Bank verleent op verzoek vergunning tot het mogen uit-
voor het uitoefenen van oefenen van het bedrijf van kredietinstelling (art. 3,
het bedrijf van krediet- eerste en tweede lid, Wtk) .
instelling
Ontheffingvergunning
verlenen
De vergunning wordt niet verleend als
- de instelling niet voldoet aan de wettelijke gestelde
organisatorische eisen of niet het minimum-bedrag aan
eigen vermogen bezit dat de Kroon voor de betreffende
groep van banken heeft vastgesteld;
- de deskundigheid van de dagelijkse leiding van de betreffende
instelling naar het oordeel van de Bank onvoldoende
is; of
- de Bank op grond van voornemens of antecedenten van CCn
of meer beleidsbepalende personen de belangen van de
(toekomstige) crediteuren in gevaar ziet' komen (art. 3 ,
tweede lid, Wtk) .
De vergunning kan worden ingetrokken, indien de instelling
niet meer voldoet aan bovenstaande vereisten of geen jaar-
rekening meer bij de Bank indient (art. 4, eerste lid, Wtk).
f. De Bank kan aan kredietinstellingen, welke in een door de
Bank goedgekeurde verhouding van aansprakelijkstelling tot
een andere kredietinstelling staan, en aan andere krediet-
instellingen ontheffing verlenen van de wettelijk gestelde
organisatorische eisen, van de eis een door de Kroon vast-
gesteld eigen vermogen te bezitten en van de eis een jaar-
rekening bij de Bank te moeten indienen. Aan deze onthef-
fingen kan de Bank voorwaarden verbinden (art. 8, art. 9,
derde lid, art. 10, derde lid, art. 11, vierde lid, Wtk).
Eisen vaststellen m.b.t. g. Iedere kredietinstelling is verplicht jaarlijks haar jaar-
bij Bank in te dienen rekening, waaronder wordt verstaan de balans en de winst-
jaarrekening en verliesrekening met toelichtende stukken bij de Bank in
te dienen en neer te leggen ten kantore van het handels-
register.
De Bank stelt na overleg'met de betrokken representatieve
organisaties het model van de jaarrekening vast, dat voor
onderscheiden groepen van kredietinstellingen verschillend
kan zijn.
De jaarrekening dient te zijn goedgekeurd door een
registeraccountant. Ten bewijze daarvan tekent deze de
stukken. De kredietinstelling moet bij de opdracht tot het
onderzoek de accountant machtigen desgevraagd aan de Bank
de nodige inlichtingen te verstrekken. De Bank stelt de
kredietinstelling in de gelegenheid aanwezig te zijn bij
het verstrekken van inlichtingen door de accountant
(art. 11, eerste t/m derde lid, Wtk).
Houden van register van h. De Bank houdt een register bij van instellingen die van
kredietinstellingen haar een vergunning hebben gekregen. Door de Kroon wordt
het register zo nodig onderverdeeld in afdelingen en onderafdelingen
(art. 12 en art. 13 Wtk) .

Inwinnen wan inlich- i. De Bank heeft het recht inlichtingen in te winnen en boeken
tingen en inzien van en bescheiden in te zien bij kredietinstellingen en bij
besche iden . ondernemingen van welke zij vermoedt, dat zij een krediet-
instelling zijn (art. 16 en art. 18 Wtk).
Eisen vaststellen m.b.t. j. Kredietinstellingen moeten periodiek bij de Bank staten
bij de bank in te indienen. De vorm van opmaak van de staten, de achtereen-
dienen staten volgende tijdstippen, waarop de staten betrekking hebben,
en de termijnen van inlevering worden door de Bank bepaald
met eventuele verschillen voor verschillende groepen van
kredietinstellingen. Indien nodig kan de Bank een krediet-
instell ing opdragen staten over kortere per ioden of op
kortere termijnen bij haar in te dienen. Indien de Bank dat
nodig acht kan zij bij de staten een verklaring van een
registeraccountant eisen (art. 19, eerste, derde, vierde en
vijfde lid, Wtk) .
Geven van algemene k. De Bank met het oog op de regulering van de muntwaarde aan
moneta ire voor schrif ten de banken algemene voorschriften geven nopens de minimale
omvang van een bij de Bank aan te houden tegoed in reke-
ning-courant in verhouding tot de ter beschikking verkregen
gelden en nopens de omvang van buitenlandse activa.
Deze algemene voorschriften worden slechts gegeven en
gewi jzigd na over leg met de betrokken representatieve
organisaties. Het overleg nopens wijziging der algemene
voorschriften kan van beide zijden worden geopend. De alge-
mene voorschriften kunnen voor onderscheiden groepen van
banken verschillend zijn. Aan een centrale kredietinstel-
ling kunnen ook algemene voorschriften gegeven worden
betrekking hebbende op de collectiviteit van aangesloten
banken. In de voorschriften kan de Bank zich de bevoegdheid
voorbehouden om in bijzondere gevallen of onder bijzondere
omstandigheden aan een of meer kredietinstellingen (gedeel-
telijke) ontheffing te verlenen (art. 21, eerste t/m derde
lid, Wtk).
Bij zorgeli jke monetaire 1. Indien de Bank een zorgeli jke monetaire ontwikkeling ont-
ontwikkeling poging waart pleegt zij met de betrokken representatieve organi-
overeenstemming te saties overleg orntrent de door de daarbij betrokken groepen
bereiken over te volgen van banken in verband met die ontwikkeling te volgen
gedragslijn of bij ont- gedragsli jn. .
breken daarvan (tijde-
lijke) algemene be-
dri j f svoeringsvoor-
schr iften
Leidt dit overleg tot overeenstemming orntrent een te volgen
gedragslijn, doch krijgt de Bank niet voldoende rnedewerking
van een of meer betrokken afzonderlijke banken, dan kan de
Bank aan die betrokken afzonderlijke banken voorschriften
voor hun bedrijfsvoering geven. Deze voorschriften kunnen
uitsluitend inhouden, dat de betrokken banken de gedrags-
lijn dienen te volgen, waaromtrent overeenstemming bestaat.
Leidt bovenbedoeld overleg niet tot overeenstemming, dan
kan de Bbnk aan de betrokken groep van banken algernene
bedrijfsvoeringsvoorschriften geven. Deze voorschriften
kunnen voor onderscheiden groepen van banken verschillend
zijn. Aan een centrale bank kunnen ook algemene voorschrif-
ten gegeven worden betrekking hebbende op de collectiviteit
van aangesloten banken. Na een jaar verliezen de algemene

voorschriften hun geldigheid, tenzij de Bank de geldig-
hqidstermijn verlengt. De Bank kan zich in een algemeen
voorschrift de bevoegdheid voorbehouden de daarin gegeven
regels binnen in het voorschrift aan te wijzen grenzen te
wijzigen. De Bank kan zich in een algemeen voorschrift de
bevoegdheid voorbehouden om in bijzondere gevallen of onder
bijzondere omstandigheden aan een of meer kredietinstellin-
gen (gedeelteli jke) ontheff ing te verlenen (art. 22, eerste
t/m vierde, achtste en negende lid, Wtk).
Geven van bedr ij f s- m. De Bank kan aan de kredietinstellingen richtlijnen voor hun
economische richtlijnen bedrijfsvoering geven in het belang van de solvabiliteit en
aan kredietinstellingen de liquiditeit van die ondernemingen.
Geven van bedr i j fs-
economische aan-
wi jzingen
De richtlijnen worden slechts gegeven en gewijzigd na overleg
met de daarbij betrokken representatieve organisatieve
organisaties. Het overleg nopens wi jziging der r ichtli jnen
kan van beide zijden worden geopend. De richtlijnen kunnen
voor onderscheiden groepen van kredietinstellingen verschillend
zijn. Aan een centrale kredietinstelling kunnen
ook richtlijnen gegeven worden betrekking hebbende op de
collectiviteit van aangesloten banken (art. 23, eerste en
tweede lid, Wtk) .
n. Indien de Bank constateert, dat een bank de gegeven richt-
lijnen niet naleeft of andere tekenen ontwaart van een zor-
gelijke bedrijfs-economische ontwikkeling, vestigt zij
daarop de aandacht van die bank. Zo nodig doet de Bank zijn
mededeling vergezeld gaan van een gemotiveerde aanwijzing,
om ten aanzien van met name aan te geven punten een
bepaalde gedragslijn te volgen.
Sancties bij niet- Indien de Bank geen bevredigend antwoord ontvangt of indien
opvolgen van aanwijzing haar aanwijzing niet of onvoldoende opgevolgd wordt, kan de
bank
- de kredietinstelling aanzeggen dat alle of bepaalde
organen van de kredietinstelling hun bevoegdheden slechts
mogen uitoefenen na goedkeuring door een of meer door de
Bank aangewezen personen en met inachtneming van de
opdrachten van deze personen;
- de kredietinstelling aanzegqen dat de Bank zal overgaan
tot publikatie van de aanwijzinq, bij welke publikatie,
wanneer de kredietinstelling zulks verlangt, tevens de
correspondentie openbaar wordt gemaakt, die naar aan-
leiding van de aanwijzing tussen de Bank en de krediet-
instelling is gevoerd;
- met de voorzitter van de representatieve organisatie van
de groep kredietinstellingen, waartoe de kredietinstel-
ling behoort, dienaangaande in overleg treden, wanneer de
Bank zulks in het belang van de crediteuren acht. De
voorzitter kan zich bij dit overleg doen bijstaan door
ten hoogste twee functionarissen van zijn organisatie,
tenzij de Bank zulks niet wenselijk acht. De Bank doet de
kredietinstelling mededeling van het overleg (art. 24,
eerste t/m derde lid, Wtk).
Advisering aan minister o. Een verklaring van geen bezwaar is nodig voor vermindering
van Fin. m.b.t. ver- van eigen vermogen, deelnemingen van meer dan 5%, fusies,
klaring van geen bezwaar; enzovoort.
namens de minister Een aandeelhouder, die in algemene vergadering meer dan een
afgeven van verklaring twintigste deel der stemmen kan uitbrengen, kan van die
bevoegdheid pas gebruik maken nadat daartoe een verklaring
van geen bezwaar is afgegeven. Hetzelfde geldt voor de
persoon met meer dan 5% van de stemmen in de ledenvergade-
ring.
Op een aanvraaq tot het verkr ijgen van een verklar ing van
geen bezwaar wordt beslist door de minister, de Bank

qehoord, dan we1 in door de minister bepaalde gevallen
vanwege de minister door de Bank.
Aanvragen tot het verkrijgen van een verklaring van geen
bezwaar worden ingediend bij de Bank. De Bank zendt de
aanvragen, vergezeld van haar advies, aan de minister
behoudens in de gevallen waarin zij vanwege de minister
beslist. Aan de verklaring van qeen bezwaar worden de voor-
waarden verbonden, welke noodzakelijk worden geacht
(art. 25, eerste t/m vierde en zesde lid, Wtk) .
Bevoegdheden m.b.t. p. De- rechtbank beslist niet op een verzoek of vordering tot
faillissement of toe- faillietverklaring van een kredietinstellinq dan nadat zij
stand van bijzondere de Bank in de, gelegenheid heeft gesteld haar gevoelens daar-
voorziening van krediet- omtrent kenbaar te maken (art. 31, eerste lid, Wtk) . De
instelling Bank kan aan de rechtbank verzoeken te verklaren dat een
kredietinstelling verkeert in een toestand, welke in het
belang van de gezamenlijke schuldeisers bijzondere voorzie-
ning behoeft; de Bank kan een voordracht doen met betrek-
king tot de benoeming van bewindvoerders; de rechtbank
hoort de Bank bij het treffen van regelingen ter bescher-
ming van de crediteursbelangen bij of na een verklaring van
een toestand van bijzondere voorzieninq (art. 32, eerste en
zesde lid, en art. 34 wtk).
Overleggen met repre- q. De Bank pleegt overleg met de betrokken representatieve
sentatieve organisaties organisaties over de invoering van een regeling omtrent een
omtrent garantie- en garantie voor nader te bepalen schuldvorderingen tegen het
renteregeling
risico dat een bank haar verplichtingen niet nakomt. De
Kroon behoudt zich het recht voor, indien het overleg tot
overeenstemming leidt tussen de Bank en alle representa-
tieve organisaties, de banken te verplichten aan de uit-
voering van die regeling mede te werken.
Leidt het overleg niet tot resultaat of heeft het resultaat
van dit overleg niet de instemming van de Kroon, dan kan de
Kroon zelf, een regeling invoeren, gehoord de Bank, de Bank-
raad en de betrokken representatieve organisaties. Een door
de Kroon ingevoerde garantieregeling moet bij wet bekrach-
tigd worden (art. 44, eerste t/m vierde lid, Wtk).
De.Kroon behoudt zich het recht voor, ingeval tussen de
Bank en de representatieve organisaties der kredietinstel-
lingen overeenstemming bestaat over een regeling van de
rente en de overige voorwaarden in acht te nemen met
betrekking tot direct opvraagbare tegoeden, op advies van
de Bank de kredietinstellingen te verplichten aan de uit-
voer ing van die regeling mede te werken (art. 45 Wtk) .
BevoesGheien-o~-baniS-van-ae~wfbb
Bele idsonders teun ing r. De Bank verschaft de minister van Fin. de inlichtingen, die
minister van Fin. deze nodig acht voor de bepaling van het algemeen beleid
betreffende de financiele betrekkingen met het buitenland
(art. 2, tweede lid, Wfbb) .

verzameling en s. Een ieder is verplicht overeenkomstig de voorschriften,
verifiering van gegevens welke hieromtrent door de Bank worden gegeven, aan de Bank
inlichtingen en gegevens te verstrekken, die van belang
zijn voor:
a. de samenstelling van de betalingsbalans;
b. de vaststelling en de uitvoering van de krachtens de
Wfbb te geven c.q. gegeven voorschriften.
Indien de Bank zulks bepaalt en daartegen geen bezwaren
bestaan bij hen, die daartoe verplicht zijn, worden boven-
bedoelde inlichtingen en gegevens aan de Bank verstrekt
door bemiddeling van door haar daartoe gemachtigde finan-
ciele instell ingen.
De bovenbedoelde gegevens moeten tijdig, naar waarheid en
op niet misleidende wijze worden verstrekt.
Een ieder, die bovenbedoelde inlichtingen behoort te ver-
strekken, is verplicht de Bank desgevorderd in de gelegen-
heid te stellen zich van de juistheid der verstrekte
gegevens en inlichtingen te overtuigen aan de hand van zijn
boeken en bescheiden. Hij die bovenbedoelde boeken en
bescheiden onder zich heeft, is desgevorderd verplicht deze
daartoe over te leggen (art. 13, eerste t/m' vijfde lid,
Wfbb) .
voorschriften centra- t. De Bank kan voorschriften gegeven, waarbij ingezetenen
lisatie geldelijk beta- worden verplicht het betalingsverkeer met niet-ingezetenen
lingsverkeer met buiten- te doen geschieden door de bemiddeling van daartoe door de
land
Bank gemachtigde financiele instellingen (art. 3 Wfbb).
Voorschriften ter
bescherming Nederlandse
kapitaalmarkt tegen
overmatig beroep door
bu i tenland
voorschriften m.b.t.
gelduitzetting in bui-
tenland in aansluiting
voorschr if ten op bas is
Wtk
u. De Bank kan ter voorkoming van verstoring van de Neder-
landse kapitaalmarkt, voortvloeiende uit het financiele
verkeer met het buitenland voorschriften geven ten aanzien
van (met name in de Wfbb omschreven) handelingen, welke
door ingezetenen of bepaalde groepen van ingezetenen worden
verricht en welke een overmatig beroep door niet-ingezete-
nen op de Nederlandse kapitaalmarkt kunnen veroorzaken
(art. 4 Wfbb).
v. Indien de Bank ingevolge de Wtk aan kredietinstellingen
algemene voorschriften geeft nopens de omvang van de buiten-
landse activa, kan zij voor de periode, gedurende welke
deze algemene voorschriften van.kracht zijn, voorschriften
geven ten aanzien van het aanhouden van tegoeden door
andere ingezetenen dan de betrokken kredietinstellingen bij
bankinstellingen in het buitenland of het op andere wijze
uitzetten van gelden op geldmarkten in het buitenland
(art. 5 Wfbb).
Voorschriften m.b.t. w. Indien op basis van de Wtk bij een zorgelijke monetaire ontleningen
en kredieten in wikkeling met betrekking tot een te volgen gedragslijn afhet
buitenland in aan- spraken zijn gemaakt of indien bij het ontbreken van die af-
sluiting op krediet- spraken algemene voorschriften zijn uitgevaardigd, kan de
restr icties op basis Bank voor de periode, gedurende welke deze gedragslijn of
Wtkw algemene voorschriften van kracht zijn, voorschriften aan
andere ingezetenen dan kredietinstellingen geven ten aan-
zien van het ter beschikking krijgen van gelden van
niet-ingezetenen (art. 6 Wfbb) .

Vergunning, vrijstelling
en onthef f ing/
x. De door de Bank en de door de minister van Fin. uit te vaardigen
voorschriften - de minister kan voorschriften uitvaarbeperkingen
en voor- digen om aantasting der Nederlandse reservepositie door
schr i f ten omvangrijke kapitaalsafvloeiing of om een in.ernstige mate
doorkruisen van het financieel-economisch beleid door kapi-
taaltoevloeiing tegen te gaan - kunnen mede een verbod
inhouden tot het verrichten van daarbij aangeduide hande-
lingen zonder vergunning van de Bank. In voorschriften,
waarbij verplichtingen worden opgelegd, kunnen regelen
worden gesteld inzake het verlenen van vrijstelling of
ontheffing van die verplichtingen. Aan een vergunning,
vrijstelling of ontheff ing kunnen beperkingen worden
gesteld en voorschriften worden verbonden (art. 12, tweede
t/m vierde lid, Wfbb).
Optreden als vereffe- y. In het belang der economie of de uitvoering van een inter-
ningsinsti tuut nationale overeenkomst, kan de Kroon tot afweer van
nadelige gevolgen van beperkingen inzake het internationale
handelsverkeer, welke in enig land gelden, bij AMvB voor-
schriften geven met betrekking tot het betalingsverkeer met
dat land. Deze voorschriften kunnen inhouden schulden in
dat land te voldoen door storting bij een vereffenings-
instituut of de toekenning van het recht betaling van vor-
deringen in dat land te verkrijgen uit de bij het vereffe-
ningsinsti tuut gestorte gelden.
Als vereffeningsinstituut treedt op de Bank of 66n of meer
andere door de Kroon aan te wijzen instellingen dan we1 de
Bank te zamen met 66n of meer andere door de Kroon aan te
wijzen instellingen (art. 10, eerste lid, tweede lid onder
a. en b., en derde lid, Wfbb).
Bevoes!heden-o~-basiz-van-~~-W~~
Beleidsondersteuning z. De bank geeft de minister van Fin. de inlichtingen, die
minister van Fin. deze nodig acht voor het bepalen van het wisselkoersbeleid
(art. 5 Wwg) .
aa. De minister van Fin. hoort de Bank alvorens hij de Kroon
Omvang directie
voordracht doet tot het vaststellen van regels met
betrekking tot wisselkoersarrangementen, die met betrek-
king tot de gulden gelden (art. 2, derde lid, Wwg).
bb. De minister van Fin.hoort de Bank, alvorens hij uiterste
prijzen vaststelt, welke de Bank bij haar transacties in
buitenlandse geldsoorten in acht moet nemen (art. 3,
eerste lid, Wwg).
Samenstell ing en benoeminq
De directie bestaat uit een president, een secretaris,
benevens ten minste drie en ten hoogste vijf directeuren. De
beslissing over het aantal directeuren berust bij de gemeen-
schappelijke vergadering van de directie en de Raad van
Commissar issen (RvC) (art. 22 Bankwet) .
Voordracht en benoeming De president en de secretaris worden door de Kroon benoemd.
van directieleden Voor elke benoeming wordt in een gemeenschappelijke vergade-
ring van de directie en de RvC een aanbevelingslijst van twee

personen opgemaakt. Op de aanbevelingslijst slaat de Kroon
zoveel acht, als zij dienstig acht.
De directeuren worden door de Kroon benoemd uit een voordracht
van drie personen, Op te maken door de directie en de RvC in
een gemeenschappelijke vergadering.
Indien de benoeming niet binnen drie weken na dagtekening der
voordracht heeft plaatsgevonden, wordt een nieuwe voordracht
opgemaakt. Wordt ook op basis van deze voordracht niet tot
benoeming overgegaan, dan wordt door de Kroon in de benoeming
voor z ien.
Op voorstel van een gemeenschappelijke vergadering van de
directie en de RvC kan elk directielid door de Kroon in zijn
functie-uitoefening worden geschorst of daaruit worden ont-
slagen.
Elk directielid, dat weigert of opzetteli jk nalaat gevolg te
geven aan &n of meer onherroepelijk geworden ministeriele'
aanwijzingen, kan door de Kroon, de Raad van State gehoord,
uit zijn betrekking worden ontslagen (art. 23, eerste, tweede,
vierde en vijfde lid, Bankwet).
De gemeenschappelijke vergadering van de directie en de RvC
kan plaatsvervangende directeuren benoemen (art. 24, eerste
lid, Bankwet).
Omvang RvC De RvC bestaat uit twaalf leden.
Voordracht en benoeming De leden van de RvC worden benoemd uit een voordracht van drie
van commissarissen personen voor elke te vervullen plaats, opgemaakt in een
Personeel in dienst
van de Bank
Pensioenfonds voor
bankpersoneel
gemeenschappelijke vergadering van de RvC en de Bankraad, door
de aandeelhouders (art. 27, eerste en tweede lid, Bankwet).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Het bestuur der Bijbank, de agenten, de correspondenten en
alle beambten en andere leden van het personeel der Bank
worden door de directie aangesteld.en ontslagen (art. 25,
derde lid, Bankwet).
b. De Bank heeft een pensioenfonds voor haar personeel. De
stortingen in het fonds en de verder met betrekking tot het
fonds te stellen regelen worden neergelegd in een regle-
ment, vast te stellen door de gemeenschappelijke vergade-
ring van de directie en RvC (art. 8 Bankwet).
Bankbestuur regelt c. De orde en de wijze van uitoefening van de werkzaamheden
werkzaamheden in regle- der directie worden neergelegd in een reglement, vast te
men t stellen door de gemeenschappelijke vergadering van de
directie en de RvC (art. 25, tweede lid, Bankwet).
Bij een reglement, vast te stellen door de gemeenschappe-
lijke vergadering van de directie en de RvC, worden nadere
regels gesteld nopens de taak van de RvC (art. 29 Bankwet).

Publikatie algemene d.
voorwaarden in Stcrt
Wekelijkse publikatie e.
verkorte balans
Publikatie van besluiten f.
0.g.v. de Wtk in de Stcrt.
Publikatie van qegevens g.
uit jaarstukken
Inwinnen van inlich- h.
tingen/inzage van stukken
Geheimhoudingsplicht i.
Op verzoek van de Bank worden de algemene voorwaarden, waar-
onder zij haar werkzaamheden of enkele daarvan verricht, in
de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt (art. 7, eerste
lid, Bankwet) .
De directie van de Bank doet eenmaal 's weeks door plaat-
sing in de ~taatscourant mededeling van een verkorte balans
(art. 35 Bankwet).
Besluiten met betrekking tot de volgende zaken worden in de
Staatscourant openbaar gemaakt:
- intrekking vergunning uitoefening bankbedri jf (art. 6,
tweede lid, Wtk) ;
- inschrijvingen en doorhalingen in het vergunningen-regis-
ter (art. 14 Wtk). Bovendien wordt eens per jaar een
afschrift van het register in de Staatscourant gepubli-
ceerd, terwijl het daarnaast voor een ieder ter inzage
moet worden gelegd (art. 15 Wtk) ;
- algemene monetaire voorschriften (art. 21, zesde lid,
Wtk) ;
- alqemene voorschriften bij een zorgelijke monetaire.ont-
wikkeling (art. 22, vierde en twaalfde lid, Wtk);
- bedrijfseconomische richtlijnen (art. 23, zesde lid, Wtk);
- afgifte verklar ing van geen bezwaar ; publikatie bli j ft
achterwege bij onevenredige bevoordeling of benaderinq
van bij de afgifte betrokkenen of derden (art. 25, tiende
lid, Wtk) .
De Bank doet periodiek in de Staatscourant mededeling van
de voornaamste gegevens, voorkomende in de door krediet-
instellingen ingediende jaarrekeningen en staten. Zonder
schriftelijke toestemming van de hierbij betrokkenen worden
geen gegevens met betrekking tot afzonderlijke banken gepu-
bliceerd (art. 49 Wtk) .
Op basis van de Wtk en de Wfbb heeft de Bank het recht
inlichtingen te verlangen en stukken in te zien (zie onder
"Bevoegdheden") .
Betrokkenen bij de uitvoering van de Wtkw en het Dvb houden
geheim hetgeen hun in hun functie ter ore is gekomen
(art. 47, eerste lid, Wtk, art. 38, eerste lid, Dvb).
Er zijn twee uitzonderingen: de Bank mag aan een krediet-
instelling mededelen de totaalbedragen van kredieten aan
afzonderlijke kredietnemers zonder nadere specificatie; de
bank mag bedrijfs-economische gegevens uitwisselen met
buitenlandse 'organen, belast met het toezicht op het bank-
wezen (art. 46, tweede en derde lid, Wtk).
Politiek-bestuurlijke controle
Regeringstoezicht d.m.v. a. Van regeringswege wordt toezicht op de handelingen der Bank
Koninklijk Commis- uitgeoefend door een Koninklijk Commissaris (KC), door de
saris (KC) Kroon te benoemen en te ontslaan (art. 30, eerste lid,
Bankwet).

Toezicht door de
Bankraad
De KC heeft het recht alle vergaderingen van aandeelhouders
en van de RvC, de gemeenschappelijke vergaderingen van de
directie en de RvC daaronder begrepen, bij te wonen en daar
een raadgevende stem uit te brengen.
De directie verschaft de KC op diens verzoek alle inlich-
tingen welke hij voor zijn taakvervulling nodig acht. De
verdere instructie van de KC wordt door de Kroon vastge-
steld en zijn bezoldiging komt ten laste van de Staat
(art. 30, tweede t/m vijfde lid, Bankwet).
De KC ziet toe, dat de balans en de winst- en verliesreke-
ning in overeenstemming zijn met de wettelijke en statu-
taire bepalingen. Indien de KC van oordeel is dat boven-
genoemde jaarstukken niet in overeenstemming zijn met
bovengenoemde bepalingen, geeft hij daarvan kennis aan de
directie. Kunnen de bedenkingen van de KC niet in overleg
met de directie worden opgelost, dan wordt de vraag of de
jaarstukken in overeenstemming zijn met wet en statuten in
hoogste ressor t beslist door dr ie scheidslieden. Van die
scheidslieden wordt een door de minister en een door de
directie gekozen; de derde wordt benoemd door de President
van de Rechtbank te Amsterdam (art. 31 Bankwet).
b. Er is een Bankraad bestaande uit 17 leden te weten:
a. de KC (tevens voorzitter);
b. vier leden te benoemen door en uit de RvC;
c. twaalf leden door de Kroon te benoemen op voordracht van
maatschappelijke organisaties.
De benoeming van de leden onder c. geschiedt, uit een
alphabetische voordracht van twee personen voor elke te
vervullen plaats, op te maken door de daartoe door de Kroon
aan te wijzen organen of instanties, bij welke aanwijzing
wordt gestreefd naar een respresentatie van de handel
(inclusief verkeer) met twee personen, de nijverheid met
twee personen, het agrarisch bedrijfsleven met twee per-
sonen, de gezamenli jke centrale werknemersorganisaties met
drie personen, en de op het gebied van geld- en bankwezen
deskundigen, niet behorende tot een der vier genoemde
groepen, met drie personen.
De Bankraad vergadert ten minste zes maal per jaar en
voorts zo vaak als de voorzitter of ten minste vier leden
zulks nodig achten (art. 32, eerste, tweede, vijfde en
zesde lid, Bankwet). De directie der bank, de
Thesaurier-Generaal en drie respectievelijk door de
ministers van EZ, van L&V en van SoZa benoemde vertegen-
woordigers wonen de vergaderingen van de Bankraad met raad-
gevende stem bi j. De voorzitter kan aan de leden en de
secretaris geheimhouding opleggen omtrent hetgeen zij
ambtshalve hebben vernomen.
De president der Bank brengt aan de Bankraad verslag uit
over de algemene economische en financiele ontwikkeling en
over de door de Bank gevoerde politiek. Daarnaast wordt
beraadslaagd over de onderwerpen, welke door 66n of meer
leden ter tafel worden gebracht in verband met de taak en
de positie van de Bank. De minister kan, na daaromtrent met
de directie gepleegd overleg, de Bankraad horen over aan-
gelegenheden, welke voor de richtlijnen van het te voeren
bankbeleid van belang zijn. De Bankraad is bevoegd uit
eigen beweging de minister van advies te dienen ter zake
van aangelegenheden, welke,voor de richtlijnen van het te
voeren bankbeleid van belang zijn (art. 33 en 34 Bankwet).
Ministeriele aanwijzin- c. In de gevallen, waarin de minister zulks ter cobrdinatie
gen ter coordinatie van van de monetaire en financiele politiek der Regering en de
het beleid van de politiek van de Bank noodzakelijk acht, geeft hij, de Bank-
Regering en van he t raad gehoord, aan de directie ter bereiking van dat doe1
Bank bes tuur
nodige aanwijzingen. Indien de directie tegen het opvolgen

van die aanwijzingen bedenkingen heeft, staat het haar vrij
die bedenkingen schriftelijk ter kennis van de Kroon te
brengen. Na bespreking van die bedenkingen in de voltallige
Ministerraad wordt beslist of de aanwijzingen moeten worden
opgevolgd. In geval de Kroon beslist, dat de aanwijzingen
zullen worden opgevolgd, worden, indien het landsbelang
zich daartegen naar het oordeel van de Kroon niet verzet,
de bedenkingen van de directie en de beslissing van de
Kroon - met redenen omkleed - bekend gemaakt door publi-
katie in de Nederlandse Staatscourant (art. 26, eerste,
tweede en vierde lid, Bankwet, art. 51 Wtk, art. 4, tweede
lid, sub k, Reglement van Orde voor de Raad van Ministers,
Stb. 1979, 264).
Van deze blijkens de wetshistorie als "ultimum remedium"
geziene conflictenregeling is nog nooit gebruik gemaakt.
Goedkeuring van de Kroon d. Goedkeuring van de Kroon is nodig ten aanzien van:
- het reglement met betrekking tot het pensioenfonds van
het bankpersoneel (art. 8 Bankwet);
- het verrichten van andere werkzaamheden dan de in de BW
genoemde; de goedkeuringsbesluiten worden in de Staats-
courant en in het Staatsblad geplaatst (art. 21 Bankwet);
- benoeming van plaatsvervangende directeuren voor een
tijdvak langer dan zes maanden (art. 24, tweede lid,
Bankwet) ;
- de vorm van de verkorte balans (art. 35 Bankwet).
Ingr i jpen van Kroon e. De Kroon behoudt zich het recht voor te bepalen, dat de
m.b.t. het verlenen van ~ank op door de Kroon te bepalen gronden een gevraagde vereenvergunning
aan . een gunning weigert of een verleende vergunning intrekt dan we1
n iet-EEG-bank een gevraagde vergunning onder het stellen van voorwaarden
slechts verleent met inachtneming van door de minister te
Minister iele goed-
keuring
stellen richtlijnen, indien het een bank buiten de EEG
betreft (art. 7, tweede lid, Wtk).
f. De Bank behoeft de goedkeuring van de minister van Fin. in
de volgende gevallen:
- vorming bijzondere reserves (art. 6 Bankwet) ;
- algemene bedrijfsvoeringsvoorschriften bij een zorgelijke
monetaire ontwikkeling; de minister van Fin. verleent
zijn goedkuering pas na overleg met de minister van EcZa;
alvorens goedkeuring te verlenen hoort de minister de
Bankraad en stelt hij de betrokken representatieve orga-
nisaties in de gelegenheid hun gevoelen kenbaar te maken;
het goedkeuringsbesluit wordt in de Staatscourant
geplaatst (art. 22, vijfde en twaalfde lid, Wtk) ;
- regelen kostenverhaal op het kredietwezen ter vergoeding
van de toezichtskosten (art. 48 Wtk) ;
- voorschriften centralisatie geldelijk betalingsverkeer
met het buitenland (art. 3 Wfbb);

- voorschriften ter bescherming Nederlandse kapitaalmarkt
tegen overmatig beroep door buitenland (art. 4 Wfbb).
Verantwoording aan g. De Bank is de minister van Fin. verantwoording schuldig met
minister m.b.t. het betrekking tot het Rijkskassierschap (art. 19, derde lid,
Ri jkskassierschap Bankwet).
Ministeriele richt- h. De minister van Fin. kan in overeenstemming met de minis-
lijnen m.b.t. de uit- ters van BuZa, van EZ en van L6V algemene richtlijnen
voering van de Wfbb geven, die deze in acht neemt bij de uitoefening van de
haar bij of krachtens de Wfbb toegekende bevoegdheden
(art. 2, eerste lid, Wfbb).
Wettelijke bekrachti- i. Binnen twee maanden nadat de algemene bedrijfsvoeringsvoor-
ging algemene bedri j fs- schriften van kracht zijn geworden doet de Kroon aan de
voeringsvoorschriften Staten-Generaal een voorstel die voorschriften bij wet te
bij zorgelijke monetaire bekrachtigen. Wordt er niet op tijd een voorstel gedaan,
ontwikkeling wordt het voorstel ingetrokken of door een der Kamer der
Beroep op CBB tegen
besluiten 0.g.v. de
Wtk en de Wfbb
Bank is n.v./alle
aandelen in handen
Staat/afwi jkende
bepal ingen
Staten-Generaal verworpen, dan worden de voorschriften
ingetrokken (art. 22, zesde lid, Wtk) .
Rechtsbescherminq
De natuurlijke of rechtspersoon, die door een besluit van de
Bank, op grond van de Wtk of de Wfbb genomen, rechtstreeks in
zijn belang is getroffen, kan daartegen in beroep komen bij
het College van Beroep voor het Bedrij fsleven. Onder besluiten
worden niet begrepen besluiten, strekkende tot het verrichten
van rechtshandelingen naar burgerlijk recht (art.. 41 Wtk;
art. 15, eerste en tweede lid, Wfbb).
Met het oog op de toepassing van bovenstaande worden door de
Kroon op voordracht van de ministers van Just. en van Fin.
bijzondere leden van het College benoemd. Hun benoeming
geschiedt voor de tijd van vier jaar. In geval van beroep
tegen besluiten op grond van de Wtk doet de Bankraad aan de
minister van Fin. een door deze te bepalen aantal voordrachten.
Beroepen, ingesteld tegen besluiten met betrekking tot
bedr i j fs-economische r ichtl ijnen en verklar ingen van geen
bezwaar, worden behandeld achter gesloten deuren (art. 41 Wtk).
Rechtspersoonlijkheid
De bank is een naamloze vennootschap (art. 2, eerste lid, Bank-
wet). De Staat der Nederlanden bezit alle aandelen der vennoot-
schap (Wet nopens de naasting der aandelen in de Nederlandse
Bank N.V.; Stb. 1948, I 165).
Hoofdstuk I11 van de Bankwet bevat een aantal bepalingen.
afwijkend van Titel 3 Boek 2 BW. Van de bepalingen van Titel 6
van Boek 2 BW - titel 6 draagt als opschrift de jaarreke-
ning - wordt afgeweken, voor zover voor de vervulling van de
taak van de Bank deze afwijking naar het oordeel van de RvC en
van de KC noodzakelijk is (art. 28a Bankwet).

Financien
Kostenverhaal uit- a. De kosten voor de Bank, verbonden aan de uitvoering van de
voering Wtk en Wfbb Wtk, kunnen door de Bank overeenkomstig door de minister
van Fin. goed te keuren regels op de kredietinstellingen
worden verhaald (art. 48 Wtk) .
De minister van Fin. kan bepalen, dat voor bepaalde
bemoeiingen ingevolge de Wfbb kosten in rekening kunnen
worden gebracht volgens door de minister vast te stellen en
in de Staatscourant bekend te maken tarieven (art. 16 Wfbb;
vanaf 1 januari 1971 worden geen kosten meer in rekening
gebracht, aldus bekendmaking in Stcrt. van 7 december 1970,
236).
Maatschappelijk kapitaal b. Het maatschappelijk kapitaal der Bank bedraagt twintig mil-
20 mln. joen gulden, ten volle gestort (art. 4 Bankwet).
~eservefonds/bijzondere c. De Bank heeft een reservefonds dat bestemd is om mogelijke
reserves verliezen op het maatschappelijk kapitaal te dekken. De
W instbescherming
Beleggingen
Bank is bevoegd, met goedkeuring van de minister van Fin.,
bijzondere reserves te vormen. Stortingen in en onttrekkin-
gen aan deze reserves behoeven-de goedkeuring van de
minister (art. 5 en 6 Bankwet).
d. Van de winsten der Bank wordt 20% gestort in het reserve-
fonds, totdat dit het bedrag van het maatschappelijk kapi-
taal der Bank heeft bereikt. Het meerdere komt aan de Staat
(art. 36 Bankwet).
e. De Bank is bevoegd haar maatschappelijk kapitaal en haar
reserves te beleggen. Deze belegging geschiedt volgens
regels, vast te stellen door de gemeenschappelijke vergade-
ring van de directie en de RvC (art. 18, eerste en tweede
lid, Bankwet) .
Voorschotten aan Staat f. De Bank verstrekt aan de Staat, telkens wanneer de minister
van Fin. dit tot versterking van 's Rijks schatkist nodig
acht, voorschotten in rekening-courant, op voldoende onder-
pand van schatkistbiljetten, waarvan de uitgifte of
belening bij de wet zal zijn toegestaan. Deze voorschotten
worden door de Bank renteloos verstrekt, doch mogen
gezamenlijk niet meer dan f 150.000.000,-- bedragen
(art. 20 Bankwet).
Feitelijke gegevens
Samens telling directi'e Directeuren
dr. W.F. Duisenberg (president), mr. F.F. Posthumus Meyjes
(secretaris), drs. A. Szasz, mr. B.A.J.M. van Hellenberg
Hubar, mr. H.J. Muller, dr. A.H.E.M. Wellink.

Samenstell ing RvC Commissar issen
mr. G.A. Wagner (voorzitter), mr. P.J. Verdam (tweede voor-
zitter), jhr.mr. F.O.J. Sickinghe (secretaris), mr. J.J.C.
Alberdingk Thijm, drs. A.A. van Ameringen, B. ter Borch, ir.
M.A. Geuze, mr. G.F. Hepkema, ir. G. Kardaum, jhr. G.
Kraijenhoff, prof.mr. A.G. Lubbers, jhr.mr. L.E.A.J. van
Meeuwen.
Personeel 1463 werknemers.
Balanstotaal ultimo 1980 f 46.161.900.000,--.
winst/verlies 1980 f 920.700.000,-- winst.
Laa tste jaarverslag 1981.
Opmer k inqen
Versluierd begrip Aangezien de boven ter sprake gekomen wetten de Nederlandse
administratief orgaan Bank N.V. als rechtspersoon voorop stellen bij de bevoegdheids-
in diverse wetten toekenning valt geen duidelijke conclusie te trekken omtrent
Fin. 1.5
Adr es/telefoon
Opr ichting
de vraag welke (groepen van) natuurlijke personen als admini-
stratief orgaan dienen te worden aangemerkt. De wetgever ziet
de onderscheiden bevoegdheden als een zaak van taakverdeling
binnen de rechtspersoon tussen de directie en de Raad van
Commissarissen (zie Hfdst. I11 Bankwet). Daarom is hier in de
naam gekozen voor de neutrale term bestuur der Bank (een term
die ook wordt gebruikt als opschrift bij Hfdst. I11 van de
Bankwet).
Op bovenstaande opmerkinqen dient een nadere nuancering aange-
bracht te worden, in die zin dat de wetgever in 66n geval
blijkbaar niet uitgaat van een verantwoordelijkheid van de
Bank als rechtspersoon, doch van een eigen verantwoordelijk-
heid van de directie van de Bank. Artikel 26 Bankwet spreekt
namelijk over aanwijzingen door de minister aan de directie te
geven. Hier is impliciet uitgeqaan van een eiqen verantwoorde-
lijkheid van de directie, aangezien het immers zinloos lijkt
een aanwijzing te geven aan een persoon of instantie die qeen
verantwoordelijkheid draagt voor een bepaalde bevoegdheidsuit-
oefeninq. Voor het overige gaat de wetgever in zijn termino-
logie uit van de verantwoordelijkheid van de rechtspersoon. Zo
spreekt de wetgever over "in beroep gaan teqen besluiten van
de Bank" (art. 41 Bankwet, art. 15 Wfbb) , over "richtlijnen
door de minister aan de Bank te qeven", enzovoort.
BESTUUR van de NEDERLANDSE FINANCIERINGSMAATSCHAPPIJ VOOR
ONTWIKKELINGSLANDEN NV (FMO)
= Zie BuZa 1.1 =
BESTUUR van de STICHTING EFFECTENVERNIEUWINGSBUREAU (Effecten-
vernieuwingsbureau; EVB)
Beursplein 5, 1012 JW Amsterdam, (020) 239711
Instelling en opr ichting
Opgericht bij notariele akte van 1 maart 1941 op grond van een
Besluit van de secretarissen-qeneraal van Fin. en van Just.
d.d. 13 januari 1941.(Effectenvernieuwinqsbesluit 1941).

Instelling
Regelingen
Vervangen geschonden en
verloren qegane effecten
Vorder inq dupl icaat van
uitgevende instelling
ten bate van eiqenaar
van geschonden of
verloren gegaan effect
Samenstell ing en
benoeming
Werkwijze
Secretariaat
Verteqenwoordiq ing
bureau
Inqesteld bij wet van 7 juli 1965 (Stb. 325), ondertekend door
de ministers van Fin. en van Just. (Effectenvernieuwinqswet)
("Evw") .
- Evw, zoals qewijziqd bij wet van 23 juni 1976 (Stb. 377)
- Statuten, laatstelijk gewijziqd bij notariele akte van 17
december 1965.
Doelstellingen en taken
Het uitvoeren van de Evw, in het bijzonder het vervanqen van
qeschonden en verloren gegane effecten, waarvan de identiteit
kan worden aangetoond, door nieuwe duplicaten.
Bevoegdheden
Op een aanvraag op vervanging van een geschonden of verloren
gegaan effect wordt beslist door het bureau.
Indien de identiteit van het te vervangen effect kan worden
aangetoond, beslist het bureau positief op de aanvrage en
vordert van de uitgevende instelling een duplicaat of de ver-
vangende waarde van het effect aan het bureau ter beschikkinq
te stellen. Gedurende de tijd die de vervanginq verqt kan het
bureau alle uitkeringen ter zake van het te vervanqen effect
opvorderen.
Zo spoedig mogelijk geeft het bureau aan de aanvraqer het
dulicaat of de vervangende waarde en de ter zake van het te
vervanqen effect kan worden aangetoond, doch niet kan worden
aangenomen dat zich niet elders nog delen van het effect
bevinden waaraan een recht op vervanging zou kunnen worden
ontleend, dient een publikatieprocedure te worden qestart
(samenvattinq diverse bepalingen Evw).
Samenstelling en benoemin2
Het bureau wordt beheerd door een bestuur, bestaande uit een
voorzitter en tenminste twee leden, allen te benoemen en te
ontslaan door de minister van Fin. (art. 4, eerste lid,
1
statuten) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
De werkwijze van het bureau en wat daarmee samenhangt
worden nader door de minister van Fin. geregeld (art. 2,
zesde lid, Evw). Het bestuur regelt de werkwijze van het
bureau en wat daarmee samenhangt, voor zover daaromtrent
geen voorschriftendoor de minister zijn gegeven (art. 5,
eerste lid, statuten).
Het secretariaat wordt waargenomen door de Vereniging voor
de Effectenhandel (art. 5, tweede lid, statuten) .
Het bestuur vertegenwoordigt het bureau in en buiten
rechte. Het kan, onverminderd zijn verantwoordelijkheid,
aan bepaalde personen het recht toekennen om voor het
bureau te tekenen (art. 6, eerste en tweede lid, statuten) .

Staving van recht door d.
aanvrager
Ministeriele voorschrif- a.
ten en aanwi jzingen
Toezicht financieel
beheer
Goedkeuring afgifte-
voorwaarden
Goedkeur ing tar ieven
Beslissing minister bi j
lacune in statuten
Bemoeienis minister
met statuten
Opheffing stichting
door minister
Privaatrechteli jke
stichting
De aanvrager is verplicht ten qenoege van het bureau
voldoende bewijzen tot staving van zijn recht over te
leggen en voorts alle door het bureau verlangde geqevens zo
volledig mogelijk te verstrekken. De aanvrager is verplicht
de zich in zijn macht bevindende overblijfselen van het
effect op de eerste aanmaning van het bureau over te leggen
(art. 4, tweede en derde lid, Evw).
Het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens met
het oogmerk zich of een ander te bevoordelen is een straf-
baar feit (art. 21, Evw).
Politiek-bestuurlijke controle
Bij zijn beheer is het bestuur onderworpen aan de
voorschriften en aanwijzingen door de minister van Fin.
dienaangaande gegeven (art. 4, tweede lid, statuten) .
Het bestuur is belast met het financieel beheer en is
daarvoor te allen tijde verantwoording schuldig aan de
minister van Fin. (art. 9, eerste lid, statuten) .
Het bestuur is gehouden jaarlijks aan de minister van Fin.
een raminq van uitgaven en ontvangsten voor het volqende
boekjaar fer goedkeuring voor te leggen (art. 7, tweede
lid, statuten) . Het bestuur biedt na het eindigen van elk
boekjaar de rekening en verantwoording aan de minister van
Fin. ter goedkeur ing aan (art. 9, tweede lid, statuten) .
De voorwaarden, waaronder het bureau duplicaten en
derqelijke afqeeft, behoeven de goedkeurinq van de minister
van Fin. (art. 12, tweede lid, Evw) .
De tarieven die zijn opqesteld om aan aanvragers in rekening
te brengen behoeven de goedkeuring van de minister van
Fin. (art. 2, derde lid, Evw) .
In alle gevallen, waar in de statuten niet voorzien, beslist
de minister van Fin. (art. 13, statuten) .
De statuten kunnen worden gewijzigd en aangevuld door de
minister van Fin. (art. 11, statuten) .
De minister van Fin. kan besluiten de stichting te
ontbinden. Hij bepaalt tevens de wijze van vereffening en
het tijdstip van opheffing der stichting (art. 12, tweede
lid, statuten).
Rechtsbescherminq
Tegen besluiten van,het bestuur der stichting effectenvernieuwingsbureau'
is beroep mogeli jk op de Afdeling Rechtspraak
van de Raad van State op basis van de wet AROB (eigen opqave).
Rechtspersoonlijkheid
Het bureau is een rechtspersoon in de zin van boek 2 BW.
Het effectenvernieuwingsbureau is de ter uitvoering van het
effectenvernieuwingsbesl~it 1941 (Verordeningenblad 1941, 33)
opqerichte stichting, genaamd Effectenvernieuwingsbureau (art.
25 Evw).

Financien
Heffing tarieven a. Het bureau kan voor zijn bemoeingen en ter dekking van het
door hem te draqen risico kosten in rekening brengen (art.
2, derde lid, Evw).
Kasvoorschotten uit b. De Staat verleent aan het bureau de naar het oordeel van de
's Hijks kas minister van Fin. nodige kasvoorschotten (art. 2, vierde
lid, Evw). Bij het opmaken van de raming moet er echter
Samenstelling
Seccetac iaat
Financien
vanuit worden geqaan dat de eiqen inkomsten van het bureau
de uitgaven moeten dekken (art. 7, derde lid, statuten).
Feitelij ke gegevens
Leden
dcs. H.Th.M. Bevecs (vooczittec) , mc. A. J. Kconenbecg (secce-
tar is), A. J. Mijnders.
Administratieve ondecsteuning wordt vecleend door de Veceni-
ging vooc de Effectenhandel.
De uitgaven van het Bureau komen ten laste van
a. de begcoting van Fin. (36,7%),
b. de Veceniging voor de Effectenhandel (36,7%), en
c. vergoedingen voor vecnieuwingsaanvcagen (26,6%).
De genoemde percentages zijn gebaseerd op de qemiddelden van
de jacen 1972 t/m 1981.
Begrote uitgaven - Subsidies : f 33.076,--;
1982 - Vecgoedingen en interest: f 200,--.
Laatste jaarvecslaq 1981.
Opmeckingen
Geen.

Def. 1.1
Instelling
oprichting
Regelingen
Verrichten van keu-
ringen met het oog
op de militaire
dienst
Territoriale grenzen
Uitspraak over (on)-
geschiktheid voor
de dienst
Samenstelling
5.6 MINISTEHIE VAN DEFENSIE
INDELINGSRADEN MILITAIRE DIENSTPLICHT
Instelling en.oprichtinq
Ingesteld bij wet van 4 februari 1922 (stb. 43), ondertekend
door de ministers van Oorlog, van Marine en van BiZa (Dienstplichtwet)
( "Dpwtt ) .
De organisatieregels zijn gegeven in de AMvB van 9 november
1956 (Stb. 542), ondertekend door de ministervan Def. (Dienstplichtbesluit)
("Dpbtt); de raden zijn bij MB van 30 augustus
1935 in het leven geroepen (~ienstplichtbeschikking)
( I1Dpbeschtt ) .
- Dpw, laatstelijk gewijzigd bij wet van 12 mei 1977 (Stb.
323).
- Dpb, laatstelijk gewijzigd bij AMvB van 14 februari 1979
(Stb. 82).
- Dpbesch.
Doelstellingen en taken
De raden keuren personen ter beoordeling van hun geschiktheid
voor de militaire dienst in verband met ziekten en gebreken of
lichaamslengte; tevens worden bij het onderzoek nadere gegevens
verzameld omtrent di nadere bestemming van de dienstplichtigen
(art. 10, eerste lid, Dpw; art. 11, eerste en tweede lid, Dpb).
De minister van Def. heeft het aantal raden vastgesteld op
zeven en hij heeft voor iedere raad het ambtsgebied vastgesteld
(art. 10, tweede lid, Dpw; art. 12, eerste lid, Dpb, par. 39
Dpbesch en MB van 30 november 1976).
Bevoegdheden
De uitspraak omtrent geschiktheid of ongeschiktheid voor de
dienst in verband met lichaamslengte of met ziekten en gebreken
geschiedt in het algemeen door indelingsraden en een of meer
herkeuringsraden (art. 10, eerste en tweede lid, Dpw).
De voor de dienstplicht ingeschreven persoon, die voor de
dienst voorgoed ongeschikt is verklaard, wordt niet ingelijfd
bij de land- of zeemacht (art. 23, eerste lid en tweede lid
onder a. , Dpw) .
Samenstelling en benoeminq
Een indelingsraad is als volgt samengesteld:
a. een hoofd, een plaatsvervangend hoofd, een selectieteam en
toegevoegd personeel;
b. een bij de raad te werk gestelde keuringscommissie, bestaande
uit geneeskundigen en het daaraan toegevoegde personeel
(art. 13, eerste lid, Dpb).

Benoeming
Verschi jnen te
keuren persoon
Oproepen artsen
Interne werkverdeling
Openbaarheid
uitspraken
Nadere regels Kroon
en minister
Ministeriele regeling
m.b.t. werkzaamheden
Ingrijpen minister
bij fraude inge-
schrevene
De tot de indelingsraden behorende personen worden door de
minister van Def. benoemd dan wel, voor zover het militair
personeel betreft, door of vanwege de minister daarvoor
aangewezen of, voor zover het burgerpersoneel aangaat, daarbij
te werk gesteld (art. 13, derde lid, Dpb).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Voor zover de minister van Def. het nodig acht, dient iedere
ingeschrevenen voor. de dienstplicht zich aan een onderzoek
te onderwerpen; ter plaatse van het onderzoek gedraagt hij
zich naar de aldaar gegeven aanwijzingen (art. 12, eerste
lid, Dpw; art. 15, eerste lid, Dpb).
Elke voor het onderzoek van ingeschrevenen opgeroepen
geneeskundige is verplicht de hem door het hoofd van de raad
opgedragen werkzaamheden te verrichten (art. 13 Dpw).
De uitslag van de meting wordt vastgesteld door het hoofd
van de raad. Voor het overige wordt omtrent geschiktheid of
ongeschiktheid voor de dienst het oordeel gevolgd van de bij
de raad werkzaam zijnde keuringscommissie (art. 14, eerste
lid, Dpb).
De uitspraken van de raden worden in het openbaar
medegedeeld (art. 10, derde lid, Dpw).
Politiek-bestuurlijke controle
a. De Kroon stelt nadere regels ter beoordeling van de
(0n)geschiktheid (art. 10, eerste lid, Dpw; zie Militair
Keuringsreglement, KB van 16 augustus 1960, Stb. 370); de
minister van Def. stelt nadere regels vast met betrekking
tot het onderzoek voor het verkrijgen van informatie voor de
nadere bestemming van ingeschrevenen (art. 11, tweede lid,
b. De werkzaamheden van de (plaatsvervangende) hoofden, de
secretaris en de overige bij de raden werkzaam zijnde
personen worden, voor zoveel nodig, door of vanwege de
minister van Def. geregeld (art. 13, vijfde lid, Dpb); de
minister stelt neen instructie voor de voorzitter van de
keuringsraadN vast (paragraaf 40 Dpbesch).
c. Bestaat er naar het oordeel van de minister van Def. gegrond
vermoeden dat iemand voorgoed ongeschikt is verklaard als
gevolg van bedrog, dan wordt de desbetreffende uitspraak
vervallen verklaard (art. 14, eerste lid, Dpw). De autoriteit
die fraude vermoedt brengt zijn vermoeden ter kennis van de
minister (art. 27 Dpb). Tegen een vervallenverklaring van de
minister kan men bij de Kroon in beroep komen (art. 14,
tweede lid, Dpw).

Aanwijzingen m.b.t. d. Bij het oproepen van burgergeneeskundigen als deskundigen
oproepen burger- bij de keuringscommissie neemt het hoofd de aanwijzingen
geneeskundigen van de minister van Def. in acht (art. 13, vierde lid, Dpb).
Ministeriele regeling . e. De minister van Def. regelt het algemeen toezicht op de
toezicht werkzaamheden verrichtingen en de werkzaamheden van de raden (art. 13,
zesde lid, Dpb).
~eneeskundig toezicht f. De inspecteur van de geneeskundige dienst der Koninklijke
Landmacht en der Koninklijke Luchtmacht houdt toezicht op de
werkzaamheden der keuringscommissies, voor zover deze
verband houden met geneeskundige aangelegenheden (art. 13,
achtste lid, Dpb).
Herkeuring bij
Centrale her-
keuringsraad
Geen rechtspersoon-
li jkheid
Geen financiele
bepalingen
Rechtbescherminq
Herkeuring kan worden aangevraagd bij de Centrale herkeurings-
raad voor de dienstplicht (art. 10, tweede lid en art. 11,
eerste lid Dpw; art. 12, tweede lid, Dpb).
De herkeuringsraad bestaat uit een hoofd, een secretaris en een
keuringscommissie, gevormd door geneeskundigen en he't daaraan
toegevoegd personeel. De tot de herkeuringsraad behorende
personen worden door de minister van Def. benoemd dan wel, voor
zover het militair personeel betreft, door of vanwege de
minister aangewezen of, voor zover het burgerpersoneel aangaat,
daarbij te werk gesteld (art. 13, tweede en derde lid, Dpb).'
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Feitelij ke gegevens
Geen opgave. .
Opmerkingen
Raden behoeven rech- De indelingsraden worden in de praktijk vrijwel altijd gevormd
tens niet alleen uit door ambtenaren van de krijgsmacht, hoewel de betreffende
militairen te bestaan regelingen niet uitsluiten dat ook niet tot de krijgsmacht
behorende personen in de indelingscommissies zitting hebben.

VoRO 1.1
Instelling en
oprichting
Regelingen
Beoordeling redeli j k-
heid van huurpri j zen
voor woonruimte
Betrokkenheid huur-
subsidietoekenning
Territoriale 'grenzen
aan parti jen
redeli j kheid
aan parti jen
huurprijs na
woningverbetering
of m.b.t. bijkomende
kosten
Advies aan minister
bi j huurharmonisatie
5.7 MINISTEHIE VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE OHDENING
HUURCOMMISSIE (HC)
Er zijn 62 huurcommissies. De adressen en telefoonnummers van
hun secretariaten zijn vermeld onder "Feitelijke gegevensw.
Instelling en oprichting
Ingesteld en opgericht bij wet van 18 januari 1979 (Stb. 16)
ondertekend door de staatssecretaris van VoRO en de minister
van Just. (Wet op de huurcommissies) ("Whc").
De huurcommissies zijn de opvolgers van de huuradviescommissie~.
- Whc
- Huurprijzenwet woonruimte; wet van 18 januari 1979 (Stb. 15)
(Hpw-wr) .
- Huurwet; wet van 13 oktober 1950 (Stb. K452) (ttHwlt).
- Besluit huurprijzen woonruimte; KB van 18 april 1979 (Stb.
216) (ItBhp-wrtt
) .
Doelstellingen en taken
De commissies beoordelen de redelijkheid van huurprijzen voor
woonruimte, welke beoordeling kan uitmonden in een advies of in
een uitspraak (zie art. 3 Whc).
Daarnaast zijn de commissies betrokken bij de toepassing van de
regeling met betrekking tot de individuele huursubsidie.
In het rechtsgebied van ieder kantongerecht is een huur-
commissie. Zij heeft standplaats in de hoofdplaats van het
kanton. Het ressort van een huurcommissie strekt zich uit over
het gehele kanton (art. 2 Whc).
Bevoegdheden
Desverzocht brengt de HC aan de huurder of aan de verhuurder
of aan beiden een met redenen omkleed schriftelijk advies
uit over de vraag of met een beding, niet de huurprijs
betreffende, enig niet redelijk voordeel is overeengekomen
(art. 3, eerste lid onder a, Whc; art. 6, derde lid, Hpw-wr).
Desverzocht brengt de HC aan de huurder of de verhuurder een
met redenen omkleed schriftelijk advies uit over de vraag,
welke de betalingsverplichting van de huurder is met betrek-
king tot de huurprijs, die moet gaan gelden na woning-
verbetering door de verhuurder, of de kosten, verband
houdende met het gebruik van openbare nutsvoorzieningen, met
een gebruik van meubelen of stoffering en dergelijke (art. 3,
eerste lid onder b, Whc; art. 10, tweede lid, en art. 13,
eerste lid, Hpw-wr).
Desverzocht of uit eigen beweging adviseert de HC de minister
van VoRO ter zake van door deze te nemen besluiten ten
aanzien van wijziging in bijzondere gevallen van een over-
eengekomen huurpri j s van woonruimte, indien de huurpri j s
265

Beoordeling redelijk- d.
heid hogere huurpri j s
bij verandering van
huurder
Advies aan minister e.
bij temporisering
huurverhoging i.v.m.
achterstallig onder-
houd
Herhaling voorstel f.
verhuurder m.b.t.
huurverhoging van
6% of minder
Beoordeling' van re- 9.
delijkheid van voor-
stel tot wijziging
huurpri j s
Beoordeling huur-
verhoging van 6%
of minder
aanzienlijk afwijkt van die welke in verhouding tot de
kwaliteit van de woonruimte redelijk is (art. 3, eerste lid
onder c, Whc; art. 16 Hpw-wr).
De HC beoordeelt de redelijkheid van een door een verhuurder
met een nieuwe huurder overeengekomen hogere huurprijs dan
voor de voorgaande huurder gold van woonruimte, welke een
zelfstandige woning vormt, en spreekt daarbij uit, indien
nodig, dat de overeengekomen huurprijs niet redelijk is en
welke huurprijs zij in dat geval we1 redelijk acht.
Verhuurders moeten overeenkomsten met hogere huurprijzen
voor nieuwe huurders schriftelijk melden bij de huurcommissie
(art. 3, eerste lid onder d, Whc; art. 17 Hpw-wr).
Desverzocht adviseert de HC de minister van VoRO ter zake
van een do,or deze te nemen besluit ten aanzien van uitstel
van de ingangsdatum van een of meer wettelijk verplichte
verhogingen van de huurprijs (N.B. jaarlijkse huurverhoging
is verplicht bij woningwetwoningen e.d.), totdat de bestaande
ernstige gebreken of tekortkomingen in het onderhoud die het
woongenot ernstig schaden, voor de betrokken woonruimte
welke een zelfstandige woning vormt, zijn opgeheven (art. 3,
eerste lid onder e, Whc; art. 18 vierde lid, Hpw-wr).
Op verzoek van de verhuurder, indien deze aan de huurder een
voorstel gedaan heeft tot verhoging van de huurprijs van 6%
of minder en de huurder niet geantwoord heeft op dit
voorstel, geeft de HC een huurder kennis van een voorstel
van de verhuurder tot verhoging van de huurprijs met 6% of
minder onder vermelding van de wijze waarop en het tijdstip
waarbinnen de huurder, indien hij bezwaren heeft tegen het
voorstel, daarvan kan doen blijken, alsmede de gevolgen
welke zijn verbonden aan het niet doen blijken van bezwaren
(art. 3, eerste lid onder f, Whc; art. 20, tweede en derde
lid, Hpw-wr ) .
Desverzocht doet de HC uitspraak over de redelijkheid van
een voorstel van huurder of verhuurder tot wijziging van de
huurprijs (art. 3, eerste lid onder g, Whc; art. 25 Hpw-wr).
Bij een huurprijsverhoging van 6% of minder kan de
huurcommissie op de volgende wijze betrokken worden:
- in het eerste geval doet de verhuurder een voorstel tot
huurverhoging, waarna de huurder schriftelijk verklaart
met het voorstel niet in te kunnen stemmen; hierna kan de
verhuurder aan de huurcommissie verzoeken een uitspraak
te doen over de redelijkheid van het voorstel;
- in het tweede geval doet de verhuurder een voorstel tot
huurverhoging, waarop de huurder niet schriftelijk
antwoordt; de verhuurder kan nu aan de huurcommissie
verzoeken de huurder nogmaals van zijn voorstel kennis te
geven. De huurder kan nu:
of niet instemmen met het voorstel en .de huurcommissie
verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het
voorstel ;
of geen verzoek doen aan de huurcommissie tot het doen
van een uitspraak; de voorgestelde huurprijsverhoging
wordt dan geacht te zijn overeengekomen (art. 20 en
art. 21 ~pw-wr).

Beoordeling huur-
verhoging met meer
dan 6%
Beoordeling huur-
verlaging
Inlichtingen ver-
strekken aan
kantonrechter
Uitbrengen van
verklarhg betref-
fende onderhuur
Verstrekking van
verklaring aan
autoriteiten
Taken op basis
Huurwet
Samenstelling
Benoeming
Indien de huurder met een voorstel tot verhoging van de
huurprijs met meer dan 6% niet instemt, kan de verhuurder
aan de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de
redelijkheid van het voorstel (art. 22 Hpw-wr).
Indien de verhuurder met een voorstel van de huurder tot
verlaging van de huurprijs niet instemt, kan de huurder de
huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijk-
heid van het voorstel (art. 23 Hpw-wr).
h. Desverzocht verstrekt de HC met betrekking tot een door haar
gedane uitspraak aan de kantonrechter nadere inlichtingen
art. 3, eerste lid onder h, Whc).
i. Desverzocht verstrekt de HC aan de verhuurder die zich tot
de kantonrechter wil wenden met het verzoek het tijdstip
vast te stellen waarop de huurovereenkomst zal eindigen, een
verklaring, inhoudende hetzij de vaststelling dat de huurder
de woonruimte niet heeft onderverhuurd, hetzij de namen en
woonplaatsen van de onderhuurders, zomede alle verdere
gegevens betreffende de onderhuurders, welke naar het
oordeel van de commissie ter kennis van de rechter behoren
te worden gebracht (art. 3, eerste lid onder i, Whc; art.
1623c, tweede lid, BW).
a. De huurcommissie verstrekt desverzocht aan de minister van
VoRO en aan publiekrechtelijke lichamen die geacht kunnen
worden daarbij belang te hebben een verklaring over de met
inachtneming van de Hpw-wr aan de woonruimte toe te kennen
kwaliteit, de gebreken of tekortkomingen in het onderhoud
die ten aanzien van die woonruimte zijn vast te stellen en
een voor die woonruimte redelijk te achten huurprijs (art.
3, tweede lid, Whc).
b. De huurcommissie verricht voorts de taken die haar bij of
krachtens de Hw zijn opgedragen (art. 3, derde lid, Whc).
Samenstelling en benoeming
Een huurcommissie bestaat uit een voorzitter en een door de
minister te bepalen aantal leden (art. 4, eerste lid, Whc); de
voorzitter van de commissie is een jurist of iemand die op
andere wijze de benodigde kennis heeft verworven (art. 5,
tweede lid, Whc).
De voorzitter wordt door de Kroon, Gedeputeerde Staten gehoord,
benoemd en ontslagen. Een benoeming geschiedt voor de tijd van
zes jaar. Hij kan tot voorzitter van meer dan een huurcommissie
worden benoemd (art. 5, eerste lid, Whc).
De leden van een huurcommissie worden door Gedeputeerde Staten
benoemd en ontslagen met in achtneming van ter'zake door de
minister van VoRO te geven richtlijnen. Een benoeming geschiedt
voor de tijd van vier jaar. Bij de benoeming van leden letten
GS er op dat in de huurcommissie het belang der huurders noch
dat der verhuurders overheerst. Daartoe stellen GS in overeen-
stemming met door de minister gegeven regels bij iedere
benoeming, gelet op de te bereiken samenstelling der commissie,

Secretariaat
Rooster van werk-
zaamheden
Geheimhouding/
onparti jdigheid
Procesrechteli j ke
regels
de organisaties, die met inachtneming van deze regels geacht
kunnen worden het belang van de huurders te vertegenwoordigen
of dat der verhuurders, in de gelegenheid een aanbeveling te
doen (art. 6, eerste t/m derde lid, Whc).
Bijkomende bevoegdheden en plichten: werkwijze
a. Aan de huurcommissie wordt een secretaris toegevoegd, die
wordt benoemd en ontslagen door de minister van VoRO. Een
secretaris kan aan meer dan een commissie worden toegevoegd.
De secretaris is de voorzitter en de leden van huurcommissie
behulpzaam in alles wat de juiste taakvervulling van de'
commissie betreft. Hij heeft de leiding van het bureau van
de huurcommissie.
De minister van VoRO neemt zo nodig ten behoeve van het
bureau van de huurcommissie personeel in dienst. Hij kan een
of meer personeelsleden van het bureau aanwijzen als plaats-
vervangend secretaris van de huurcommissie. De secretaris
kan de minister ter zake van de indienstneming van personeel
en de aanwijzing als plaatsvervangend secretaris voorstellen
doen (art. 8, eerste t/m vierde lid, Whc).
b. De huurcommissie houdt zitting en beraadslaagt met de
voorzitter benevens twee leden.
Ieder jaar stelt de huurcommissie een rooster van haar
werkzaamheden vast in een algemene vergadering.
Dit rooster behelst:
vaststelling van tijd en plaats van de zitting van de
huurcommissie;
aanwijzing van de ter zitting aan de behandeling der
zaken deelnemende leden der huurcommissie (art. 12,
eerste t/m derde lid, Whc).
voorzitter, de leden en de secretaris zijn verplicht tot
geheimhouding van hetgeen hun ambtshalve ter ore is gekomen
en van hetgeen in de raadkamer is besproken. De voorzitter,
de leden en de secretaris onderhouden geen bijzondere
contacten met partijen; zij nemen geen deel aan de behande-
ling van zaken, indien hun onpartijdigheid daardoor schade
zou kunnen lijden (art. 9 Whc)
d. In een groot aantal gevallen, zoals bij de beoordeling van
wijzigingen in de huurprijs, moeten bepaalde procesrechtelijke
regels gevolgd worden.
Deze regels hebben betrekking op de openbaarheid van de
zittingen, het wraken of verschonen van deelnemers ter
zitting, de procesvertegenwoordiging, het instellen van een
voorbereidend onderzoek, het verloop van de zitting en het
beraadslagen en beslissen in de raadkamer (zie art. 13 t/m
art. 19 Whc).
In een aantal gevallen is slechts voorgeschreven dat de
betrokken huurder en verhuurder gehoord moeten worden (art.
20, eerste en tweede lid, Whc).

Vastlegging van het
ter zitting bespro-
kene
Motivering uitspraken
toezending af schrif-
ten
Registratie com-
missiebesluiten
Verplichte bantering.
zg. puntenstelsel
Ministeriele bemoeie-
nis m.b.t. te over-
leggen gegevens
Nadere regels of
aanwijzingen door
minister
Goedkeuring GS
m.b.t. rooster
e. De secretaris is bij de zitting der huurcommissie aanwezig.
Hij houdt aantekening van a1 hetgeen daar wordt behandeld
met vermelding van de zakelijke inhoud van de verklaringen
der door de commissie gehoorde personen (art. 21 Whc).
f. De uitspraken van de commissie zijn met redenen omkleed en
afschriften van die uitspraken worden toegezonden aan de
huurder en de verhuurder en tevens aan de inspecteur van de
volkshuisvesting en aan burgemeester en wethouders, indien
in de uitspraak wordt vastgesteld dat een woonruimte ernstig
verwaarloosd is bij het onderhoud (art. 19, tweede t/m
vierde lid, Whc).
g. De secretaris houdt een openbaar register aan, waarin met
uitzondering van de namen der betrokken (ver)huurders de
meeste uitspraken van de commissie in afschrift zijn opge-
nomen (art. 22, tweede lid, Whc).
Politick-bestuurlijke controle
a. Bij of krachtens AMvB worden regels gegeven voor de beoor-
deling door de commissie van de kwaliteit van woonruimte en
van de redelijkheid van wijzigingen van de huurprijs alsmede
van de redelijkheid van nieuwe huurprijzen (art. 15, eerste
lid, Whc).
De betreffende AMvB, het Bhp-wr, introduceert een waarde-
ringsstelsel, waarbij de uiteindelijke waardering voor een
woonruimte uitgedrukt wordt in een puntentotaal, dat bepalend
is voor de vast te stellen redelijke huurprijs.
b. In de meeste gevallen bepaalt de minister van VoRO welke
gegevens moeten worden overgelegd bij de indiening van een
verzoek of welke formulieren moeten worden ingevuld (art.
10, derde lid, art. 19, derde lid, art. 20, vijfde lid, en
art. 24 Hpw-wr).
c. De minister van VoRO stelt nadere regels met betrekking tot
de verstrekking van verklaringen aan autoriteiten (art. 3,
tweede lid, Whc). De minister kan aanwijzingen geven ter
zake van de taakvervulling van de secretaris en de inrich-
ting van het bureau van de huurcommissie (art. 8, vijfde
lid, Whc). De minister kan nadere regels geven ten aanzien
van de bij het voorbereidend onderzoek te volgen werkwijze
(art. 17, derde lid, Whc). De minister kan voorschriften
geven omtrent de inrichting van het openbare register en van
de andere registers, die de secretaris overeenkomstig door
de minister te geven regelen zal aanhouden (art. 22, derde
lid, Whc).
d. Het door de commissie vastgestelde rooster, zomede een
tussentijds daarin aangebrachte wijziging, behoeft de goed-
keuring van ~edeputeerde Staten. Deze onthouden in ieder

geval goedkeuring, indien niet genoegzaam blijkt dat bij de
behandeling van iedere zaak onder de deelnemende leden het
belang van de huurders noch dat der verhuurders overheerst
(art. 12, vierde lid, Whc).
Statistische opgaven e. Tenminste eenmaal per drie maanden verstrekt de secretaris
aan de minister van VoRO en aan GS een opgave houdende het
aantal van de sedert de afsluiting van de vorige opgave
binnengekomen door de commissie te behandelen zaken, alsmede
het aantal sedert dat tijdstip door haar afgedane zaken
(art. 22, eerste lid, Whc). /
Jaarverslag
f. Een commissie brengt jaarlijks verslag uit van haar werkzaamheden.
Het wordt toegezonden aan de minister, aan GS en aan
de kantonrechter met wiens rechtsgebied dat van de huurcommissie
samenvalt.
Het verslag wordt ingericht overeenkomstig de voorschriften
van de minister. Het ligt voor een ieder ter inzage bij het
bureau van de huurcommissie (art. 24 Whc).
Toezicht GS/eventuele g. GS zien toe, dat de commissies de haar' ingevolge de wet
aanwijzingen GS opgedragen taken naar behoren vervullen. Zij kunnen de
commissies daartoe de nodige aanwijzingen geven. Aan-
wijzingen die in het bijzonder of mede de positie van de
voorzitter raken, worden niet gegeven dan na overleg met de
minister van VoR?.
Desverzocht verstrekken de commissies aan GS alle inlich-
tingen, die deze uit hoofde van het hun opgedragen toezicht
nodig oordelen (art. 25 Whc).
Vragen van uitspraak
bi j kantonrechter
Geen rechtspersoon-
li j kheid
Individuele ver-
goedingen
Rechtsbescherminq
De huurder en de verhuurder kunnen ieder na verzending van een
uitspraak van de huurcommissie, inhoudende de beoordeling van
een voorstel tot een nieuwe huurprijs of tot wijziging van de
huurprijs, de kantonrechter in wiens kanton de woonruimte is
gelegen schriftelijk en met redenen omkleed verzoeken de huur-
prijs daarvan vast te stellen.
Indien het verzoek niet met redenen omkleed is stelt de kanton-
rechter de verzoeker in de gelegenheid het verzuim te herstel-
len. Een afschrift van de uitspraak van de huurcommissie wordt
bij het verzoek gevoegd.
De kantonrechter neemt een beschikking waartegen geen hoger
beroep noch beroep in cassatie open staat, met uitzondering van
cassatie in het belang van de wet (art. 27 en art. 28, derde
lid, Hpw-wr ) .
Rechtspersoonlijkheid
Geen
Financien
a. De voorzitter geniet een bezoldiging die bij AMvB wordt
vastgesteld. Hij geniet voorts vergoeding voor reis- en
verblijfkosten volgens bij AMvB te stellen regels.

Dekking kosten
comrnissies
etal ling vergoed-
ing door verzoe-
ker aan Staat
VoRO 1.1-1
Adres/telef oon
Samenstelling
VoRO I .l-2
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO I. 1-3
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO I .l-4
Adres/telefoon
Samenstelling
De leden (en plaatsvervangende leden) genieten een vergoeding
voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen volgens
bij AMvB te stellen regels (art. 10 Whc).
Aan de secretaris worden ter bestrijding van de door de
huurcommissie te maken kosten, bureaukosten daaronder be-
grepen, gelden verstrekt. De secretaris is als comptabele in
de zin van de Comptabiliteitswet rekenplichtig aan de
Algemene Rekenkamer (art. 23 Whc).
Voor bepaalde door de comrnissie uitgebrachte adviezen is
door de verzoeker een vergoeding aan de Staat verschuldigd
(art. 10, vierde lid, en art. 13, tweede lid, Whc).
Feitelijke gegevens
AMSTERDAM
Droogbak la, Amsterdam (Postbus 19412, 1000 GK Amsterdam)/
(020) 220277.
Voorzitter: mr. M.W. Rijperg.
Lid-verhuurder: vacature, J. Timmerman, E.A. Bonsen, J. Cup,
M.F.N.E.A. Laman, J.W. van Voorst, J. Capelle, J. de Wit,
H.A. Sweers, W.J.J. Gallee, A.H. Dijkstra, H.F. Galman.
Lid-huurder: A.W. Laane, A. Pels, Th.A. Abbenhues, A.W. Dopping,
G.J. v.d. Maat, A.I.A. Troon, Th. Aardewijn, B. Bedeker, mr.
N.C. Drost, mevr. E. Heije-Lagerwaarde, W. Eiselin, A.A.
Andeweg .
i
ZAAFAM
Droogbak lA, Amsterdam (Postbus 19412, 1000 GK Amsterdam)/
(020 ) 220277.
Voorzitter: mr. M.W. Rijnberg.
Lid-verhuurder: C. Jongens Sr. , C. de Vos Jr. , vacature.
Lid-huurder: L.W. Cornet, L. Brinkman, vacature.
ARNHEM .'
Willemsplein 5-6, 6811 KA Arnhem/(085) 431642.
Voorzitter: S. Schoot.
Lid-verhuurder: W.J. van Betuw, J.M.J. van Oldeniel, G. Bonsma,
J.A. Deen.
Lid-huurder: J.J. Bouwman, mevr. R. Dorland, C. Wight, mr.
R.P.L.M. Scholvink.
TERBORG
Willemsplein 5-6, 6811 KA Arnhem/(085) 431642.
Voorzitter: S. Schoot.
Lid-verhuurder: W.P.M. Veltman, St.B. Siebelink, J.W. Maalde-
rink.

samenstelling
VoRO 1.1-6
Adres/telef oon
Samenstelling
VoRO 1.1-7
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-8
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-9
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-10
Adres/telefoon
Samenstelling
Lid-huurder: mevr. L.A.B. Kruidhof-Bekink, H.Th. Strootman, mr.
C.J. Ykelenstam.
ZUTPHEN
Willemsplein 5-6, 6811 KA Arnhem/(085) 431642
Voorzitter: S. Schoot.
Lid-verhuurder: S. ~teenhuis, H. Koller.
Lid-huurder: G.H. Roos, G.J. Barendsen.
WAGENINGEN
Willemsplein 5-6, 6811 KA Arnhem/(085) 431642.
Voorzitter: S. Schoot.
Lid-verhuurder: J.A. Voorhoeve, mr. T. Miedema, G.J.A. Craanen,
W.E. van Laar.
Lid-huurder: mevr. W. v.d. Brink-v.d. Wal, mevr. H. Boekhoven-
Hatten, G.H. Veenendaal, R. Arkenbout.
GROENLO
Willemsplein 5-6, 6811 KA Arnhem/(085) 431642.
Voorzitter: S. Schoot.
Lid-verhuurder: J.H. Richardson, Th. Kolstee.
Lid-huurder: J. Peek, W.A. Paasschens.
ASSEN
v.d. Feltzpark 2, 9401 HM Assen/(05920) 16933.
Voorzitter: mr. W.G.N.M. Smit.
Lid-verhuurder: J. F. Bosker, Chr. Erkelens, A. Oosting,
E. Faber.
Lid-huurder: W. v.d. Hammen, D. Gans, J. Beck, A. van Es.
EMMEN
v.d. Feltzpark 2, 9401 HM Assen/(05920) 16933.
Voorzitter: mr. W.G.N.M. Smit.
Lid-verhuurder: J. ten Hoor, J. Bentum, A.H. Veenendaal.
Lid-huurder: A. Ottens, J.A. Homan, H. de Vries.
MEPPEL
v.d. Feltzpark 2, 9401 HM Assen/(05920) 16933.
Voorzitter: mr. W.G.N.M. Smit.
Lid-verhuurder: G. ter Braake, H.A. Duker, J. de Jonge, vacature.
Lid-huurder: M. Bogers, A.C. Hartsuiker, J. ~ruinsma, T. Moget.

VoRO 1-1-11
Adres/telefoon
Samenstelling
Samenstelling
BREDA
Markendaalseweg 57, 4811 KA Breda/(076) 144152.
Voorzitter: mr. F.P.N.M. Schrijvers.
Lid-verhuurder: W.C. van Es, P.P.A. van Hal, J.G. Mol,
O.J. Smit.
Lid-huurder: L. Bostelaar, R. Tempelman, C.S.M. Aarden, vacature.
TI LBURG
Markendaalseweg 57, 5811 KA Breda/(076) 144152.
Voorzitter: mr. F.P.N.M. Schrijvers.
Lid-verhuurder: C.P.A. Remmers, P. Snoeren, J.F.H. de Bont, W.
Slui j ter.
Lid-huurder: A.H. Mutsaars, M.C.H. Waijers, A. Buijs,
J.C.A. van Valen.
VoRO 1.1-13 E INDHOVEN
Adres/telefoon Vestdijk 9 nTowerll, 5611 CA Eindhoven/(040) 441393.
Samenstelling Voorzitter: mr. F.P.N.M. Schrijvers.
Lid-verhuurder: P.J. Nieuwehuize, F.A. van Mierlo, C. Mols,
C.F.W. de Poorter, W. Nienhuis.
Lid-huurder: mevr. M.H.C. Beks-de Krom, G.W.J. Laureijsen, J.J.
Markgraaf, G. Lamers, mevr. A. Setz-Westelaken.
VoRO 1.1-14
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-15
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-16
Adres/telefoon
Samenstelling
BOXMEER
Vestdijk 9 "Tower", 5611 CA Eindhoven/(040) 441393.
Voorzitter: mr. F.P.N.M. Schrijvers.
Lid-verhuurder: C.A.M. Elders, H.J.J. Verbruggen.
Lid-huurder: H.R. Philips, mevr. A. Abels-Pennings.
HELMOND
Vestdijk 9 llTowerll, 5611 CA Eindhoven/ (040) 441393
Voorzitter: mr. F.P.N.M. Schri~vers.
Lid-verhuurder: H.J.W.M. Jongen, W.A.G. Strijbosch, vacature.
id-huurder : M. B. W. van Leeuwen, M. W. J. Brabers , mevr . W. A.
Wansink-Kool.
DORDRECHT
Rozenhof 33, 3311 JT Dordrecht/(078) 133526.
Voorzitter: J.W. Mijnsbergen
Lid-verhuurder: W.C. van den Herik, L.C. Vis, J.H. Nodelijk,
J.F.H. v.d. Engh, P.B. Verschoor.
Lid-huurder: T. Veldman, J.W. Bel, W.J.F. Heiligers, ir. D.
v.d. Eijk, H.L.M. Mulders.

VORO 1.1-17
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-18
Adres/telef oon
Samenstelling
VoRO 1.1-19
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-20
Adres/telef oon
Samenstelling
Samenstelling
Samenstelling
GOR I NCHEM
Rozenhof 33, 3311 JT Dordrecht/(078) 133526.
Voorzitter: J.W. Mijnsbergen.
Lid-verhuurder: L. Blom, T.C. Oostenrijk, F.A. Hage.
Lid-huurder: G. de Kuiper, M.D. van Ham, vacature.
OUD BE1 JERLAND
Rozenhof 33, 3311 JT Dordrecht/(O78) 133526.
Voorzitter: J.W. Mijnsbergen.
Lid-verhuurder: D. van Bezeij, W.G. de Maat, A. van Driel.
Lid-huurder: B. Berghout, A. Veenstra, J.P Nieuwenhuizen.
SOMMESLDI JK
Rozenhof 33, 3311 JT Dordrecht/(O78) 133526.
Voorzitter: J.W. Mijnsbergen.
Lid-verhuurder: H. Maan, A. van Gulik, L. Tamboer.
Lid-huurder: P.A. Nieuwland, mevr. H. Luijendijk-Kamp, vacature.
ENSCHEDE
Boulevard 1945 340, Toren C, Enschede (Postbus 183, 7500 AD
Enschede)/(053) 319711.
Voorzitter: S. Schoot.
Lid-verhuurder: W. Groothuis, G. Volbers, G. Wullink, F.A.
Dekkers.
Lid-huurder: A.J. Engbersen, B.H.A. Wevers, mevr. G. Wijbrands-
Bosch, H. Pilon.
ALMELO
Boulevard 1945 340, Toren C, Enschede (Postbus 183, 7500 AD
Enschede)/(053) 319711.'
Voorzitter: S. Schoot.
Lid-verhuurder: P.S. van der Weij, H. Hoften, C. Budding.
Lid-huurder: G. Spijkerman, P. Braakman, mevr. J.H. Bokhorst-
Brugmans . .
BERGEN OP ZOOM
Singelstraat 15, 4461 HZ Goes/(01100) 11891.
Voorzitter: J.W. Mijnsbergen.
Lid-verhuurder: J.A.C. van Oorschot, S.J.J. Everaars ing..
Lid-huurder: J.A.L. van Aart, W.H. van Tongeren.

VoRO 1.1-23
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO I. 1-24
Adres/telefoon
Samenstelling
Samenstelling
Samenstelling
VoRO 1.1-27
Adres/telefoon
Samenstelling
Samenstelling
MIDDELBURG
Singelstraat 15, 4461 HZ Goes/(01100) 11891.
Voorzitter: J.W. Mijnsbergen.
Lid-verhuurder: A. Komejan, J. Don, J. Tevel, C. de Muynck.
Lid-huurder: A. van Aalst, P. v.d. Ven, P. Polderman, mevr.
H.C. van Ringelsteyn.
OOSTBURG
Singelstraat 15, 4461 HZ Goes/(01100) 11891.
Voorzitter: J.W. Mijnsbergen.
Lid-verhuurder: G.H.M. van Schaik, vacature.
Lid-huurder: L.K. Temmerman, D. van Houte.
TERNEUZEN
~ingelstraat 15, 4461 HZ Goes/(01100) 11891.
Voorzitter: J.W. Mijnsbergen.
Lid-verhuurder: H. Hoekert, A.P.J. Raats, vacature.
Lid-huurder: J.M. Hamelink, A. Roskam, Mevr. H. Klein Hesselink-
van Vliegen.
ZEVENBERGEN
Singelstraat 15, 4461 HZ Goes/(01100) 11891.
Voorzitter: J.W. Mijnsbergen.
Lid-verhuurder: A. Wiersma, J.W.B. Boot.
Lid-huurder: J.W. Goverde, J. v.d. Werf.
ZIERIKZEE
Singelstraat 15, 4461 HZ Goes/(01100) 11891
Voorzitter: J.W. Mijnsbergen.
Lid-verhuurder: J. Bij de Vaate, M.C. Verheyen.
Lid-huurder: D. Groenleer, mevr. W.J. Vos-Meyer.
h
Is-GRAVENHAGE
Sir W. Churchilllaan 366, 2285 SJ Rijswijk/(070) 948889.
Voorzitter: mr. F.W. Duyster.
Lid-verhuurder: J. Beeuwkes, J.S.L. Korteweg, H.Th. van Oosterom,
H. Overmeijer, H.L. Plokker, H. Snoeck, J.O. van Griethuysen,
2 vacatures.
Lid-huurder: W.P. van Leeuwen, B. Tanja, mevr. J.W. Welschen-
Hoefsmit, J. Wennekes, mevr. J.M.E. Dobbelaar-Adelaar, J.G. de
Bruyn, 3 vacatures.

VoRO 1.1-29 DELFT
Adres/telefoon Sir W. Churchilllaan 366, 2285 SJ Rijswijk/(070) 948889.
amens st el ling Voorzitter: mr. F.W. Duyster.
Lid-verhuurder: D. de Wolff, J. de Jong, W.J. v.d. Sterre, 2
vacatures.
Lid-huurder: mevr. J.M. Berendse-v.d. Spek, W. Lentz, A.Ph.
IJsseling, C.M. Lustig, vacature.
VoRO 1.1-30
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-31
Adresjtelef oon
Samenstelling
Samenstelling
VoRO 1.1-33
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-34
Adres/telefoon
Samenstelling
' GRON INGEN
Oosterhaven 7-8, 9723 AN Groningen/(OSO) 131760.
Voorzitter: drs. L.J. Bartelds.
Lid-verhuurder: J. Perdok, A. van Veldhuizen, F.G.J. van
Willigen, A. Ebens, G.H. Folgerts.
Lid-huurder: J. Zijlema, M.J. van der Heijden, J. Luining, J.
Mulder, S. Bokma.
WINSCHOTEN
Oosterhaven 7-8, 9723 AN Groningen/(OSO) 131760.
Voorzitter: drs. L.J. Bartelds.
Lid-verhuurder: K. Dekkinga, H.K.E. Witkop, mevr. M. Boerma-
Kroeske .
Lid-huurder: H.H. Jager, G. Kuiper, F. Engelage.
ZUIDBROEK
Oosterhaven 7-8, 9723 AN Groningen/(OSO) 131760.
Voorzitter: drs. L.J. Bartelds.
Lid-verhuurder: H. Rubing, W. Bleeker.
Lid-huurder: J. Radsma, E.H.G. Flapper
HAARLEM
Gedempte Oude Gracht 83, 2011 GN Haarlem/(023) 319334.
Voorzitter: A.E.P. Toebosch.
Lid-verhuurder: H. Jaapies, B.J. Fibbe, J.M. van Rijn, J.
Boonstra, W.J. Groen, J. van Wonderen, 2 vacatures.
Lid-huurder: P. Kerkhoff, C.J.M. Gulickx, A.C. ter Smitten, M.
Hoek, J. Allewijn, P. van Dongen, 2 vacatures.
ALKMAAR
Gedempte Oude Gracht 83, 2011 GN Haarlem/(023) 319334.
Voorzitter: A.E.P. Toebosch.
Lid-verhuuder: J.H. de Vos tot Nederveen Cappel, J.A. v.d.
Westen, G.W. Otterspoor.
Lid-huurder: C.A.L. Kemper, J. Lamsma, T. Varga.

VoRO I .l-35
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-36
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-37
Adres/telefoon
Samens telling
VoRO 1.1-38
Adres/telefoon
Samenstelling
Samenstelling
VoRO 1-1-90
Adres/telefoon
Samenstelling
HOORN
Gedempte Oude Gracht 83, 2011 GN Haarlem/(O23) 319334.
voorzitter: A.E.P. Toebosch.
Lid-verhuurder: F. Kouwenhoven, J.P. Karssen, K.W. Pieters.
Lid-huurder: M. Faber, J. Kamst, J. van Hoorn.
DEN HELDER
Gedempte Oude Gracht 83;2011 GN Haarlem/(O23) 319334.
Voorzitter: A.E.P. Toebosch.
Lid-verhuurder: J. van Twillert, P.H.,Kruijff, J.P. Stoop.
Lid-huurder: C. Roobol, J.H. de Vries, D.A.M. Rietveld.
HARDERWI JK
Verkeersweg 77, 3842 LE Harderwijk/(03410) 12589.
Voorzitter: mr. G. van Rhijn.
Lid-verhuurder: B. Compayen, J.W. Meurs, vacature.
Lid-huurder: H.H. Posfhumus, H. Schipper, mevr. I. v.d. Meer-
Schmidt.
APELDOORN
Verkeersweg 77, 3842 LE Harderwijk/(03410) 12589.
Voorzitter: mr. G. van Rhijn. . .
Lid-verhuurder: A.M. Kemper, E.R. Meurs, mr. B. Feijen, H.
Stokking .
Lid-huurder: J.T. Emmerik, J.D. Veldman, mevr. M. Smalls-
Hendrikse, D. Hoogstra.
's-HERTOGENBOSCH
Schubertsingel 32, 5216 XA ts-Hertogenbosch/(073) 158168.
Voorzitter: J.C.M. Beljaars; . .
Lid-verhuurder: E.W.A. Kamp, A.E.J. Pijnenburg, J.M. Schapen-
donk, P.Th.J. van Geffen.
Lid-huurder: J.L.H. Zeeuwen, C. Braakensiek, W.J.H. Broek-
meulen, H. Dekkers.
HILVERSUM
Emmastraat 15a, 1211 NE Hilversum/(035) 15824.
Voorzitter: A.E.P. Toebosch.
Lid-verhuurder: H. van Putten, C. Lustig, D.J. Post, A.F.
Mijnhardt, J.A. Mulder Jr.. .
Lid-huurder: mevr. E.J. Huizing-De Vries, J.Th. Wouters, H.
Bos, Th. Mooy, vacature.

Samenstelling
VoRO I. 1-43
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO I. 1-44
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-45
Adres/telefoon
Samenstelling
Samenstelling
LEEUWARDEN
Harlingerstraatweg 44, 8916 BD Leeuwarden/(058) 126170.
Voorzitter: drs. L.J. Bartelds
Lid-verhuurder: J. Bekius, A.J.J. Demmers, s.P. van Dijk, L.
Dijkma, J. Houwer, J. Knol, R. van Marrum, K. van der Valk.
Lid-huurder: mevr. R. Holtrop-Van der Blij, T. van der Meulen,
S.T. Pentinga, mevr. T.A. Velinga-Zeemans, K. van der Sluis, J.
Tienstra, J. Tjoelker, S. Wetting.
HEERENVEEN
Harlingerstraatweg 44, 8916 BD Leeuwarden/(058) 126170
Voorzitter: drs. L.J. Bartelds.
Lid-verhuurder: H. Hoekstra, J.R. Stel.
Lid-huurder: G. Koopman, W. Wiebenga.
BEETSTERZWAAG
Harlingerstraatweg 44, 8916 BD Leeuwarden/(058) 126170.
Voorzitter: drs. L.J. Bartelds.
Lid-verhuurder: R.J. de Boer, H.E. van der Sluis.
Lid-huurder: mevr. P.A. Gombault-Hegi, S. van der Kooi.
SNEEK
Harlingerstraatweg 44, 8916 BD Leeuwarden/(058) 126170.
Voorzitter: drs. L.J. Bartelds.
Lid-verhuurder: J. Baarda, M. Koops.
Lid-huurder: A. Cuperus, 0. Nijdam.
LEI DEN
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden/(071) 131541.
Voorzitter: mr. F.W. Duyster.
Lid-verhuurder: ir. B.J. Huurman, J.G. Meerburg, J.M. Pieck,
A.P. van Ginkel, vacature.
Lid-huurder: 3. Bloem, J.G. Wolfslag, M.J. v.d. Fluit, E.
d'Haan, vacature.
ALPHEN AAN DEN RIJN
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden/(071) 131541.
Voorzitter: mr. F.W. Duyster
Lid-verhuuder: ing. R. Vis, ing. W.J. Gesman, B.J. van der
Bi j 1, vacature .
Lid-huurder: J.G. van Capel, J. Koumans, M.J. van Stratum, W.
de Ruyter.

VoRO 1.1-47
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1-1-48
Adres/telefoon
Samenstelling
Samenstelling
VoRO 1-1-50
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-51
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1-1-52
Adres/telefoon
Samenstelling
GOUDA
Schuttersveld 9, 2316 XG ~eiden/(071) 131541.
Voorzitter: mr. F.W. Duyster.
Lid-verhuurder: F.F. Grem, A. van Joolingen, 2 vacatures.
Lid-huurder: W.J. den Hertog, R.K. Strijker, A.J. Heerkens,
A.F. Evers.
MAASTRICHT
Prins ~isschopsingel 16, 6211.JX Maastricht/(043) 54271.
Voorzitter: mr. L. Wever.
Lid-verhuurder: J.J.A. Bruijnzeels, J.H.A.G. Goessen, M.E.R.
I
Hustinx, J.J.M. Jeurissen, J.M.A. Duykers.
Lid-huurder: A. Heemskerk, mevr. L.E.M. Huygen-Bogaers, M.
Siegersma, P.C. de Groot, W.H. Prudon.
HEERLEN
Prins Bisschopsingel 16, 6211 JX Maastricht/(043) 54271.
Voorzitter: mr, L. Wever.
Lid-verhuurder: A.H. Gotschalk, K.H.A. Gottgens, J.W.A.M.H.
Peeters, A.J.H. Leenaers.
Lid-huurder: P. Drent, H.J.L. Gerards, M.G. Hoen, L.A.W.
Lammeretz .
S I TTARD
Prins Bisschopsingel 16, 6211 JX Maastricht/(043) 54271.
Voorzitter: mr. L. Wever.
Lid-verhuurder: G.P.M. Janssen, J.H. Dirx, J.V.M. Timmermans.
Lid-huurder: J.L. Baggen, H.J. Bemelmans, P.R. Kilkens.
NI JMEGEN
Spoorstraat 4-6, 6511 AH Nijmegen/(080) 230558.
Voorzitter: J.C.M. Beljaars.
Lid-verhuuder: A.H.G. van den Akker, mr. G.F. Zeggers, W.L.A.
Decates, ir. S.F. Prins.
Lid-huurder: A. van Nieuwenhuijze, mevr. mr. E.H.J. Egbers-
Friebel, A. Buyink, Th. Vermeer.
TIEL
Spoorstraat 4-6, 6511 AH Nijmegen/(080) 230558.
Voorzitter: J.C.M. Beljaars.
Lid-verhuuder: M. Berends, mr. P. Bolkestein, J.J. van Ewijk.
Lid-huurder: O.J. Mekel, D. schuijl, mevr. J0h.C.M. Wilke-van
den Eertwegh.

VoRO 1.1-53
Adres/telefoon
VoRO 1-1-54
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-55
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-56
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO 1.1-57
Adres/telefoon
Samenstelling
ROTTERDAM
Coolsingel.65, 3012 AC Rotterdam/(010) 119250.
Voorzitter: drs. J.c.P. de Boer.
Lid-verhuurder: H.T. den Dunnen, G.J. Huiskes, A. Mook, W.
Kooijman, J.J. Kolpa, A.B. Derksen, J.C. Faassen, L.Ph. Moerman,
vacature.
Lid-huurder: C.H. Pieren, P. Kootstra, B.H.W. Seleski, mevr. M.
Schregel-v.d. Graaf, mevr. A.A. Robben-Kanselaar, J.P.A.
Gevaerts, 3 vacatures.
' BRIELLE
Coolsingel 65, 3012 AC Rotterdam/(010) 119250.
Voorzitter: drs. -J.C.P. de Boer.
Lid-verhuuder: M. Bazen, J.J. v.d. Vorm, vacature.
Lid-huurder: D.J. Luyten, H.J. v.d. Werk, vacature
SCHIEDAM
Coolsingel 65, 3012 AC Rotterdam/(010) 119250.
Voorzitter: drs. J.C.P. de Boer.
Lid-verhuuder: C.J.M. Bolmers, L.P. Spuybroek, M. Timmermans,
vacature.
id-huurder: J. de Boer, E. Ligthart, J.A. van Limburg, J. van
Leusden.
UTRECHT
Drieharingstraat 26, 3511 BJ Utrecht/(030) 333513.
Voorzitter: mr. G. van Rhijn.
Lid-verhuurder: mr. P.J. Adelaar, C.Chr.V. Woudenberg, H.J.
Pieters, J.A. Lauteslager, J. Kool, J.A. de Groot, P.P. van den
Bosch.
Lid-huurder: L. Pauw, E.Th.S. Botticher, H.C. Hogeveen, W.
Stekelenburg, mevr. W.D. ~mulders-van der Linden, T.Th. Renes,
Drs. E.L. de Beer.
AMERSFOORT
Drieharingstraat 26, 3511 BJ Utrecht/(030) 333513.
Voorzitter: mr. G. van Rhijn.
Lid-verhuuder: J.J. Vahstal, J.C. Brekelmans, S.A. Mons, F.A.J.
Burgering.
Lid-huurder: J.A. Lippman, J. Pieters, mevr. G.S.C. Holtslag-
Dekeling, mevr. A. Smalen-Oosterink.

VoRO 1-1-58
Adres/telefoon
Samenstelling
VoRO I. 1-59
Adres/telefoon
Samenstelling
Samenstelling
Samenstelling
Samenstelling
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslagen
VENLO
Mgr. Nolensplein 66, 5911 GG Venlo/(077) 16746.
.Voorzitter: mr. L. Wever.
Lid-verhuurder: H.C.M. Segers, mr. P.L. Winkes, K.H. Kikken.
Lid-huurder: P.H.M. Coonen, mevr. M.M. Jacobs-Bongaerts,
vacature .
ROERMOND
Mgr. Nolensplein 66, 5911 GG Venlo/(077) 16746.
Voorzitter: mr. L. Wever.
Lid-verhuuder: R.W.J. Sondermeijer, M.J. von Berg, R.A.H.M. Le
Haen, G.J.M. Hermans.
Lid-huurder: P.J. Peeters, C.P. van Gageldonk, N.C. Brussaard,
A. van der Honing.
ZWOLLE
Blijmarkt 16, Zwolle (Postbus 1295, 8001 BG Zwolle)/(05200)
15346.
Voorzitter: mr. W.G.N.M. Smit.
Lid-verhuuder: K. Postma, J.B. Stobbink, B.A. Diersmann, A.
Sinke.
Lid-huurder: Th.G. Vloedgraven, mevr. A.E.G. Kremer-Homan, G.W.
ten Napel, Th. van Dij k.
DEVENTER
Blijmarkt 16, Zwolle (Postbus 1295, 8001 BG Zwolle)/(05200)
15346.
Voorzitter: mr. W.G.N.M. Smit.
Lid-verhuuder: B.J. Doornebos, G.J.D. Eggink, Ph. Veldpape.
Lid-huurder: mevr. A.J. Bakker-Stok, L.J. Smith, D. Wijnbergen.
STEENWI JK
Blijmarkt 16, Zwolle (Postbus 1295, 8001 BG Zwolle/(05200)
15346.
Voorzitter: mr. W.G.N.M. Smit.
Lid-verhuurder: J.W. Kalthoff, J.H. Westenbrink, J.F. de Boer
Lid-huurder: A.J.H. Ligtenberg, H.J. Mulder, J. Vreeburg.
320 medewerkers, verdeeld over de 23 secretariaten.
Uitgaven ten laste van de begroting van VoRO.
- Personeelskosten : f 11.500.000,--;
- Materiaalkosten : f 21.000.000,--.
1981.

Geschillenoplossing
doch ook meer be-
stuurlijke taken
Opmerkingen
a. Een aantal taken van de huurcommissies ligt in de sfeer
van de geschillenoplossing tussen burgers. B= j andere taken
behoeft er niet noodzakelijkerwijze sprake te zijn van een
geschil, zoals bij het beoordelen van een overeenkomst
gesloten met een nieuwe huurder tegen een hogere huurprijs
dan bedongen in de huurovereenkomst met de oude huurder.
Gedeelde verantwoor- b. De gehele regeling van het functioneren van de huurcommissie
delijkheid Rijk en geeft duidelijk aan dat er sprake is van gedeelde verantwoor-
'provincie delijkheden tussen het Rijk en de provincie aangaande het
functioneren van de huurcommissies.
VoRO I .2
Adres/telefoon
Instelling en
oprichting
Leiding en uitvoe-
ring reconstructie
Midden-Delfland
Opstellen van re-
constructieprogram-
ma en daarop geba-
seerde deelplannen,
alsmede uitvoering
daarvan
RECONSTRUCTIECOMMISSIE MIDDEN-DELFLAND (Reconstructiecommissie)
Foppenpolder lc, 3155 EA Maasland/(01899) 22011.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 24 maart 1977 (Stb. 233),
ondertekend door de ministers van.VoR0, van L&V, van CRM, van
V&W en van Fin: (Reconstructiewet Midden Delfland) ('Rcw M-Dl').
Doelstellingen en.taken
De reconstructiecommissie is belast met de leiding en uitvoering
van de ruimtelijke reconstructie van Midden-Delfland (art. 3,
eerste lid, Rcw M-D).
Bevoegdheden
a. De commissie stelt een voorontwerp voor het reconstructie-
programma voorlopig vast. Het programma omvat de hoofdlijnen
van de reconstructie, inclusief een globaal inzicht in de
financiele consequenties. Dit programma wordt door middel
van bestuurlijke procedures waarbij zowel de provincie als
het Rijk betrokken zijn vastgesteld (Afd. 5, hfdst. 111, Rcw
M-D) .
b. De commissie stelt op basis van het programma een ontwerp
voor een plan van voorzieningen vast. Dit plan wordt door
middel van procedures waarbij zowel de provincie als het
Rijk betrokken zijn vastgesteld (Afd. 6, hfdst. 111, Rcw
M-D) .
c. Daarna volgt een procedure, die op gelijke wijze verloopt
als een ruilverkavelingsprocedure, nadat door middel van
stemming het besluit tot ruilverkaveling is genomen.
Van belang zijn daarbij de bevoegdheden tot:
- de samenstelling van een lijst van rechthebbenden onder
vermelding van aard en omvang van ieders recht en
benoeming van schatters om de waarde van onroerende
goederen te schatten;
- het in kaart brengen van het plan van wegen, waterlopen
en kaden met daarbij behorende kunstwerken en het ver-
vaardigen van het landschapsplan;

Omvang
Benoeming
Bijstand ingenieur
van kadaster
Secretariaat
Subcommissies
Ministeriele in-
structie
Goedkeuring instel-
ling subcommissies
Geschillenbeslech-
ting door rechtbank
- het opmaken van een plan van toedeling;
- het opdracht geven tot het verrichten van een tweede
schatting in verband met waardeveranderingen en het
opmaken van de lijst van geldelijke regelingen (Afd. 7
t/m Afd. 11, hfdst. 111, Rcw M-D).
d. In het kader van de reconstructie kan onteigend worden ten
algemenen nutte (art. 5 Rcw M-D).
Samenstelling en benoeminq
De commissie bestaat uit ten hoogste vijftien leden.
De minister van VoRO benoemt in overeenstemming met de ministers
van CRM, van L&V, van V&W en van Fin. de voorzitter en de
overige leden van de commissie. Alvorens tot benoeming wordt
overgegaan, worden Gedeputeerde Staten gehoord.
De minister van VoRO kan in overeenstemming met bovengenoemde
ministers adviserende leden van de commissie benoemen (art. 3,
tweede en vierde lid, Rcw M-D).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De minister van VoRO wijst in overeenstemming met de minister
van L&V een ingenieur van het kadaster en een of meer plaats-
vervangers aan, die de commissie bijstaan (art. 3, vierde
lid, Rcw M-D).
b. In overeenstemming met de ministers, betrokken bij de benoe-
ming van de commissieleden benoemt de minister van L&V de
eerste secretaris en zonodig deskundigen en de minister van
CRM de tweede secretaris (art. 3, vierde lid, Rcw M-D).
c. De commissie stelt, a1 dan niet uit haar midden, subcommis-
sies in met betrekking tot de drie hoofdsectoren landbouw,
natuur en landschap, en recreatie; met betrekking tot andere
' aspecten is zij bevoegd zodanige subcommissies in te stellen
(art. 3, derde lid, Rcw M-D).
Politiek-bestuurlijke controle
a. De minister van VoRO stelt, in overeenstemming met de minis-
ters van CRM, van L&V, van V&W en van Fin. voor de commissie
een instructie vast (art. 3, vijfde lid, Rcw M-D; zie MB van
23 juni 1978 (Stcrt. 124).
b.'~en besluit tot het instellen van subcommissies voor andere
dan de hoofdsectoren behoeft de goedkeuring van de ministers
van VoRO, van CRM, van L&V, van V&W en van Fin. (art. 3,
derde lid, Rcw M-D).
Rechtsbescherminq
De rechtbank neemt een uiteindelijke beslissing indien er
geschillen blijven bestaan ten aanzien van:
- de lijst van rechthebbenden en de schattingen;
- het plan van toedeling;
-' de lijst van geldelijke regelingen.

Geen rechtspersoon-
li j kheid
~econstructie-
kosten
samenstelling
Bureau/secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
Ter zake van de door de eigenaren met het oog op het waardeverschil
tussen afgestane en ontvangen kavels verschuldigde
bedragen rust op de hen toegedeelde kavels onder de naam
llreconstructierentell een schuldplichtigheid ten behoeve van het
Rijk. De overige door de eigenaren verschuldigde bedragen
kunnen, ter keuze van de eigenaren, ineens worden voldaan dan
we1 in de reconstructierente worden inbegrepen (art. 107 RCw
M-D) .
Ten laste van het Rijk komen alle lasten der reconstructie,
voor zover deze niet ingevolge de bepalingen van de Rcw M-D of
krachtens overeenkomst door anderen worden gedragen (art. 106
Rcw M-D ) .
Feitelij ke gegevens
Leden
drs. J. Borgman (voorzitter; GS Zuid-Holland), ir. N. Buijsert
(vice-voorzitter; GS), G.J. Koop (2e vice-voorzitter; LTB), C.
Bot (wethouder Vlaardingen), A.J.A.L. Bruggeman (burgemeester
Schipluiden), Chr. Keijzer (wethouder Maasland), mevr. G. de
Vries-Pielkenrood (wethouder Delft), W. Meere (FNV) (plv.: J.
Poot), J.G.M. Peet (Midden-Delfland Ver.), drs. F.W. Prins
(Ver. tot behoud van Natuurmonumenten), H.W. Fahrner (Hoogheemraadschap
Delfland), P.J. Sonneveld (Hollandse Mij. van Landbouw),
J. Swart (Stichting Recreatie), L.J. Dijkers (Rijnmond),
Y. van Woerden (CBTB).
Adv. leden
ir. T. Biemond (eerste secretaris; HI-D Landinrichting, grond
en bosbeheer), ir. A.A. Draijer (consulent openluchtrecreatie),
ir. H.R.M. Mentink (Landinrichtingsdienst Zuid-Holland), ir.
E.B. Hogezand (PPD Z-H), ir. D.W. Koster (Griffie 2-H), mr.ir.
C.J. Remijnse (Kadaster en Openbare registers Z-H), ir. H.J.
v.d. Burg (prov. waterstaat Z-H), ir. G. Veldhuizen (HI-D
Bedrijfsontwikkeling Z-H), drs. A.F.X. van Roosmalen (wnd.insp.
RO), ir. H. Wegner (HI-D Rijkswaterstaat), J.A.J. Marissen
( kader ) .
8 medewerkers.
uitgaven ten laste van de begroting van VoRO.
Geen opgave.
Nooit jaarverslag uitgebracht.
Opmerkingen
Geen.

Instelling en
oprichting
Regelingen
Vergunningverlening
op basis WAP/WAG/
WGB
Advisering aan B+W
Besluiten m.b.t.
vergunningen
WAP-vergunningen
5.8 MINISTERIE VAN VEKKEEH EN WATERSTAAT
COMMISSIE VERVOERSVERGUNNINGEN (CW)
VOORZITTER van de C W
Bezuidenhoutseweg 161, Is-Gravenhage (Postbus 20905, 2500 EX
Is-Gravenhage)/(070) 814121.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 9 april 1959 (Stb. 143),
ondertekend door de minister van V&W.
De C W is de opvolgster en samenvoeging van de Commissie
Vergunningen Personenvervoer (ingesteld in 1939) en de
Commissie Vergunningen Goederenvervoer (ingesteld in 1951)
Wet autovervoer personen; wet van 24 juni 1939 (Stb. 527)
( I' WAPI1 ) .
Wet autovervoer goederen; wet van 4 augustus 1951 (Stb. 342)
( "WAG" ) .
Wet goederenvervoer binnenscheepvaart; wet van 1 november
1951 (Stb. 472 ) ("WGB" ) .
Uitvoeringsbesluit autovervoer personen 1939; KB van 10
augustus 1939 (Stb. 564) ('WAPtl).
Uitvoeringsbesluit autovervoer goederen; KB van 16 januari
1954 (Stb. 6) ("UAG").
Uitvoeringsbesluit goederenvervoer binnenvaart; KB van 16
j anuari 1954 (Stb. 7 ) ("UGB" ) .
Doelstellingen en taken
De commissie en haar voorzitter nemen besluiten met betrekking
tot vergunningverlening met het oog op:
a. het vervoer van personen per auto,
b. het vervoer van goederen per auto, en
c. het vervoer van goederen per binnenschip.
De commissie adviseert burgemeester en wethouders met betrek-
king tot het verlenen van vergunningen om stadsautobusdiensten
te exploiteren.
Bevoegdheden
a. De commissie neemt besluiten met betrekking tot verschillende
soorten vergunningen:
De commissie beschikt op aanvragen om vergunning voor de
uitoefening van een autobusdienst in meer dan een gemeente,
voor de uitvoering van groepsvervoer in meer dan een
gemeente of voor de uitvoering van toerwagenritten en
ongeregeld vervoer, niet uitsluitend binnen een bepaalde
gemeente, alsmede op verzoeken om verlenging, overdracht,
wijziging of intrekking van zulk een vergunning (art. 10,
tweede lid, WAP) .
Op aanvragen om een vergunning voor de uitoefening van
een vrachtautodienst, voor de uitoefening van een afhaal-
en besteldienst en voor de uitvoering van ongeregeld
2 85

vervoer, alsmede op verzoeken om verlenging, overdracht,
wijziging of intrekking van een zodanige vergunning
beschikt de commissie (art. 10, eerste lid, WAG).
3. Op aanvragen om vergunning voor de uitoefening van een
beurtvaartdienst, voor de uitoefening van een afhaal- en
besteldienst en voor de uitvoering van ongeregeld ver-
voer, alsmede op verzoeken om verlenging, overdracht,
wijziging of intrekking van zodanige vergunning beschikt
de commissie (art. 8, eerste lid, WGB).
Eisen te stellen aan Bij AMvB worden eisen gesteld aan de kredietwaardigheid en
vergunninghouders de vakbekwaamheid van de desbetreffende vervoersondernemers;
ook bij het goederenvervoer in de binnenscheepvaart kunnen
deze eisen worden gesteld (art. 56a, eerste lid, WAP; art.
56, eerste lid, WAG; art. 57, eerste lid, WGB).
Inhoud der vergun-
ning
Stimulering samen-
werking vervoers-
ondernemers
Vervoersplicht
ondernemers
Algemeen vervoers-
belang/niet-exploi-
tatie als besluit-
vormingsgronden
Sanctionering niet-
naleving arbeids-
voorwaarden door
ondernemer goede-
renvervoer per auto
De meeste vergunningen bevatten een omschrijving van de
dienst; zoln omschrijving kan aanduidingen bevatten van
gebieden, trajecten, halteplaatsen, etcetera (art. 13 en
art. 26 WAP; art. 31 WAG; art. 29 WGB).
In een aantal gevallen kan de commissie proberen samenwerking
tussen ondernemers zoveel mogelijk te stimuleren; zij kan
daartoe of bepaalde voorwaarden aan de vergunning verbinden
of de besluitvorming bij vergunningaanvragen opschorten in
afwachting van tot stand gekomen vrijwillige samenwerking
(vergunningsvoorwaarde: art. 13,, derde lid, WAP; opschorten
besluitvorming: art. 15 WAG; art. 13 WGB; art. 34, vijfde
lid, WAG; art. 32, vijfde lid, WGB).
In een groot aantal beschikkingen met betrekking tot ver-
gunningverlening kunnen termijnen worden bepaald, waarbinnen
de vergunning moet zijn aanvaard en de dienst moet zijn
aangevangen; in de meeste gevallen kan echter de Directeur-
Generaal van het Verkeer uitstel verlenen met betrekking tot
een dergelijke termijn (art. 12, negende lid, art. 25,
zevende lid, en art. 37, derde lid, WAP; art. 28, vierde
lid, WAG; art. 26, vierde lid, WGB). In gevallen van meer
geregeld vervoer is voorgeschreven dat de vergunninghouder
de dienst exploiteert waarvoor hij een vergunning heeft
gekregen (art. 22 en art. 29 WAP; art. 32 WAG; art. 30 WGB).
Het algemeen vervoersbelang c.q. het niet-exploiteren van de
dienst zijn gronden waarop vergunningen mogen worden
geweigerd, waarop van aanvragen mag worden afgeweken, waarop
vergumingen niet verlengd behoeven te worden, waarop ver-
gunningen kunnen worden ingetrokken en waarop vergunningen
gewijzigd kunnen worden (zie art. 12, achtste lid, art. 19,
art. 20, art. 25, zesde lid, art. 27, eerste lid, en art. 41
WAP; art. 20, art. 21, eerste lid, art. 28, eerste lid, art.
36, eerste en derde lid, en art. 42, eerste lid, WAG; art.
18, art. 19 eerste lid, art. 26, eerste lid, art. 28, derde
lid, art. 35, eerste lid, en art. 41, tweede lid, WGB (in
art. 12, achtste lid, en art. 25, zesde lid, WAP wordt niet
gesproken over "algemeen vervoersbelang" doch over "belang
van een duurzame en redelijke voorziening in de vervoers-
behoeften" ) ) .
Indien een ondernemer met een verguming tot het verrichten
van goederenvervoer over de weg op hem rustende
verplichtingen, voortvloeiende uit de rechtens geldende
arbeidsvoorwaarden, neergelegd in de bepalingen van de
C.A.O., niet nakomt, is de commissie, tenzij gewichtige
redenen van algemeen vervoerbelang zich daartegen verzetten,
gehouden de aan die ondernemer verleende vergunning in
overeenstemming met het advies van het College van Advies
inzake de naleving van arbeidsvoorwaarden in hetberoeps-
goederenvervoer over de weg (tijdelijk) te wijzigen of in te
trekken. De commissie is gehouden, tenzij gewichtige redenen
van algemeen vervoerbelang zich daartegen verzetten in
overeenstemming met het advies van het College van Advies te

Verlening tijdeli jke
verguming door
commissievoorzitter
bepalen dat de wijziging of intrekking geen doorgang vindt,
zolang de ondernemer ten genoegen van de commissie aantoont,
dat hij gedurende een door de commissie bepaalde tijdsduur
de op hem rustende verplichtingen nakomt, welke voortvloeien
uit de rechtens geldende arbeidsvoorwaarden, neergelegd in
de bepalingen van de C.A.O. (art. 28a, eerste lid, en art.
42a, eerste lid, WAG).
In afwijking van de normale regels kan de voorzitter van de
commissie, indien bijzondere omstandigheden een tijdelijke
voorziening onverwijld nodig maken, een tijdelijke ver-
gunning verlenen voor de verschillende soorten van personen-
en goederenvervoer. Een tijdelijke vergunning wordt verleend
voor een veel kortere termijn dan de termijn voor een normale
verguming. Zij kan niet worden verlengd en kan te allen
tijd door de voorzitter van de commissie worden ingetrokken
(art. 23 en art. 30 WAP; art. 22 en art. 38 WAG; art. 20 en
art. 37 WGB).
Adviezen van com- b. Op aanvragen om vergunning voor de uitoefening van een
missie aan gemeente- autobusdienst binnen een gemeente of voor de uitvoering,van
besturen m.b.t. groepsvervoer binnen een gemeente, alsmede op verzoeken van
vergumingverlening de ondernemer om verlenging, overdracht, wijziging of in-
t.a.v. stadsautobus- trekking van de verguming, wordt beschikt door burgemeester
diensten en wethouders. Alvorens een dergelijke beschikking te nemen,
stellen burgemeester en wethouders, indien het gaat om een
beschikking ten aanzien van een autobusdienst, de commissie
in de gelegenheid zich omtrent de aanvraag of het verzoek
uit te spreken (art. 32, eerste en tweede lid, WAP).
De vergunning kan hetzij in het algemeen vervoerbelang,
hetzij wegens niet-uitoefening van het vervoer op voorstel
van de commissie of ambtshalve door burgemeester en wet-
houders worden gewijzigd of ingetrokken. Alvorens een
dergelijke beschikking te nemen, stellen burgemeester en
wethouders, indien het gaat om een beschikking ten aanzien
van een autobusdienst, de commissie in de gelegenheid zich
uit te spreken (art. 33, eerste en tweede lid, WAP).
De commissie bezit de bevoegdheid van een beschikking van
burgemeester en wethouders ingevolge de WAP beroep in te
stellen bij Gedeputeerde Staten (art, 55, eerste lid, WAP).
Samenstelling
Benoeming
Delegatie van be-
voegdheden door
(voorzitter van)
commissie aan
Rijksinspecteurs
Samenstelling en benoeminq I
De commissie bestaat uit tenminste drie en ten hoogste negen
leden (art, 14, tweede lid, UAP).
De leden en de plaatsvervangende leden worden telkens voor ten
hoogste vijf jaar door de Kroon benoemd; de voorzitter wordt
door de Kroon uit de leden aangewezen (art. 11, eerste en
tweede lid, WAP; art. 14, derde lid, UAP).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De commissie is bevoegd, volgens bij AMvB te stellen regelen,
haar bevoegdheid tot behandeling van een beslissing op
aanvragen en verzoeken ingevolge de WAG en de WGB aan een
Rijksinspecteur over te dragen (art. 10, derde lid, WAG;
art. 8, derde lid, WGB). De voorzitter van de commissle is
bevoegd, bij algemene of bijzondere machtiging de beslissing
- omtrent de verlening van tijdelijke vergunningen op basis

Indiening aanvragen
WAG- en WGB-ver-
gunning bi j Rijks-
inspecteur
Ter inzage legging
Verklaring andere
ondernemers betref-
fende vervoer te
willen verrichten
Behandeling aan-
vragen en verkla-
ringen op openbare
zitting
Indiening bezwaren
van de WAG en de WGB aan een ~ijksins~ecteur over te dragen
(art. 22, derde lid, en art. 38, tweede lid, WAG; art. 20,.
tweede lid, en art. 37, tweede lid, WGB).
Aanvragen om een vergunning op basis van de WAG of de WGB
worden ingediend bij de Rijksinspecteur; aanvragen om
vergunning op basis van de WAP worden bij de commissie zelf
ingediend (art. 8 WAG; art. 7 WGB; art. 12, eerste lid,
WAP ) .
De commissie doet de bij haar ingediende aanvragen om ver-
gunning gedurende dertig dagen voor een ieder ter inzage
leggen ten kantore van de Rijksinspecteur, in wiens district
het hoofdkantoor van de aanvrager is gevestigd, alsmede ten
kantore van iedere Rijksinspecteur, in wiens district de
diensten zullen worden uitgeoefend.
Ondernemers van vervoersdiensten kunnen gedurende de eerste
twintig dagen van de termijn van ter inzage legging
schriftelijk aan een van bovenbedoelde Rijksinspecteurs
verklaren, dat zij het vervoer waarvoor de vergunning wordt
gevraagd, geheel of gedeeltelijk wensen te verrichten. De
verklaringen worden bij de ter inzage liggende aanvraag
gevoegd en in afschrift aan de aanvrager medegedeeld.
De aanvragen en de bovenbedoelde verklaringen worden
behandeld op een openbare zitting, die niet later mag worden
gehouden dan dertig dagen na het verstrijken van de termijn
van ter inzage legging.
d. Iedere belanghebbende kan gedurende de eerste twintig dagen
van de termijn van ter inzage legging schriftelijk bij een
van de bovenbedoelde Rijksinspecteurs bezwaren inbrengen. De
schriftelijk ingediende bezwaren worden bij de ter inzage
liggende aanvraag gevoegd en in afschrift aan de aanvrager
medegedeeld.
Gedachtenwisseling Op de openbare zitting kunnen belanghebbenden mondeling
ter openbare zitting bezwaren indienen en kunnen de aanvrager, de ondernemers,
die een verklaring als bovendbedoeld hebben ingezonden, en
de belanghebbenden, die schriftelijk bezwaren hebben ingediend,
die aanvraag, verklaring of bezwaren toelichten; de
aanvrager kan van zijn gevoelen omtrent de verklaringen en
bezwaren doen blijken.
Gemotiveerde be-
schikking; verle-
ning aan aanvrager/
ondernemer met
bovenbedoelde ver-
klaring
De commissie neemt een met redenen omklede beschikking,
waarbij zij van de aanvraag kan afwijken; zij kan de
vergunning geheel of ten dele verlenen aan de aanvrager en
aan een of meer ondernemers, die een verklaring als
bovenbedoeld hebben ingezonden (art. 12, eerste t/m vijfde
en zevende lid, WAP).
De hierboven beschreven vergunningsverleningsprocedure heeft
betrekking op de vergunningverlening voor een stadsautobus-
dienst; de meeste vergunningsverleningsprocedures op basis
van de WAP, WAG en WGB verlopen op soortegelijke wijze. De
procedures voor vergunningverlening voor meer ongeregeld
vervoer en voor het verlenen van tijdelijke vergunningen
behoeven aan veel minder strenge vereisten te voldoen.

Betrokkenheid Rijks- e. In een groot aantal gevallen moet de commissie alvorens zij
inspecteurs bij be- een besluit neemt op basis van de WAP de betrokken
sluitvorming Rijksinspecteur horen (zie bijv. art. 12, zesde lid, WAP);
de betrokken Rijksinspecteur(s) kunnen de commissie
verzoeken een vergunning op basis van de WAP in te trekken;
zij kunnen ook aan de commissie verzoeken een dergelijke
vergunning in te trekken of te wijzigen, indien het algemeen
vervoerbelang dat wenselijk maakt (zie bijv. art. 19, eerste
lid, en art. 20, eerste lid, WAP).
f. De commissie wint advies in van de Rijksinspecteur omtrent
mogelijke gevolgen voor het algemeen vervoerbelang welke
kunnen voortvloeien uit de navolging van adviezen van het
College van Advies inzake de naleving van arbeidsvoorwaarden
in het beroepsgoederenvervoer over de weg strekkende tot
wijziging of intrekking van vergunningen (art. 28a, derde
lid, en art. 42, derde lid, WAG).
Horen gemeente-
besturen
Betrokkenheid Col-
lege van Advies
naleving C.A.0.-
voorwaarden in be-
roepsgoederenver-
vervoer over de weg
Horen adviescom-
missie personen-
vervoer dan we1
adviescommissie
goederenvervoer
g. Met betrekking tot een aantal zaken betrekking hebbende op
de inhoud van een vergunning tot het verrichten van streek-
autobusvervoer of van streekgroepsvervoer moeten de
betrokken gemeentebesturen gehoord worden (art. 13, zesde
lid, en art. 26, vijfde lid, WAP).
h. De commissie dient te handelen in overeenstemming met de
adviezen van het College van Advies naleving arbeidsvoor-
waarden in beroepsgoederenvervoer over de weg, tenzij
gewichtige redenen van algemeen vervoerbelang zich daar-
tegen verzetten (zie boven).
Het College onderzoekt met redenen omklede klachten van
belanghebbenden omtrent de nakoming door de ondernemer van
de arbeidsvoorwaarden. Zodra het College een klacht heeft
bereikt verzoekt het aan door de ministers van V&W en van
SoZa aangewezen ambtenaren een onderzoek hieromtrent in te
stellen. Deze ambtenaren brengen schriftelijk rapport van
hun bevindingen uit aan het College.
Het College brengt na ontvangst van dat rapport schriftelijk
advies uit aan de commissie. Het College doet zulks niet dan
na de betrokken ondernemer de mogelijkheid te hebben geboden
te worden gehoord (art. 45a, tweede, derde en vierde lid,
WAG).
De leden van het college worden telkens voor ten hoogste
vijf jaren benoemd door de ministers van SoZa en van V&W. Op
voordracht van de bij de afsluiting van een C.A.O. betrokken
werkgeversorganisaties gezamenlijk benoemen de ministers
twee leden. Op voordracht van de bij de afsluiting van een
C.A.O. betrokken werknemersorganisaties gezamenlijk benoemen
de ministers twee leden. De ministers benoemen twee leden
als hun vertegenwoordigers, van welke zij een aanwijzen als
voorzitter (art. 71b, eerste en tweede lid, WAG).
i. De adviescommissie personenvervoer of goederenvervoer wordt
in ieder geval gehoord door de commissie, alvorens in het
algemeen vervoerbelang te beslissen tot wijziging of
intrekking van een vergunning voor de uitoefening van een
streekautobusdienst of van groepsvervoer in meer dan een
gemeente, tot wijziging of intrekking van een vergunning van
een vrachtautodienst of een afhaal- en besteldienst of tot

schaderegeling bij
vergunningverlies;
eventuele inschake-
ling van een com-
missie ter vast-
stelling van een
schaderegeling
Ambtelijke steun
voor commissie
Overleg met auto-
riteiten en belang-
hebbenden
Regeling werkzaam-
heden commissie
Stemmen
wijziging Of intrekking van een vergunning voor de uit-
oefening van een beurtvaartdienst of een afhaal- en bestel-
dienst (art. 24, eerste lid, UAP; art. 68, eerste lid, UAG;
art. 13, eerste lid, UGB).
De adviescommissies personen- en goederenvervoer zijn samen-
gesteld uit ondernemers betrokken bij het desbetreffende
vervoer of uit personen die geacht kunnen worden die onder-
nemers te vertegenwoordigen (art. 9, eerste lid, WAP; art.
7, eerste lid, WAG; art.. 6 WGB).
De leden van de adviescommissies worden benoemd door de
minister van V&W die uit de leden een voorzitter aanwijst
(art. 21, eerste lid, UAP; art. 67, eerste lid, UAG).
j. Indien er derden, ondernemers, gebaat zijn bij het verlies
van een vergunning door de vergunninghouder - het verlies
moet niet het gevolg van gedragingen van de desbetreffende
ondernemer zoals het niet-uitvoeren van de dienst of het
niet-naleven van C.A.0.-bepalingen -, zal de commissie bij
haar beslissing in overweging nemen, of er tussen hen en de
vergunninghouder een naar haar oordeel billijke regeling met
betrekking tot door laatstgenoemde te lijden schade tot
stand is gekomen, of althans de bedoelde derden zich bereid
hebben verklaard met de houder der vergunning zulk een
regeling te treffen, en de naleving van die bereidverklaring
naar het oordeel van commissie voldoende gewaarborgd is.
Indien de bovengenoemde regeling niet is tot stand gekomen
of de bereidverldaring niet is ten genoege van de vergunning-
houder, zal de regeling ten verzoeke van de vergunninghouder
worden vastgesteld door een commissie, die door de minister
van V&W wordt benoemd. De leden van deze commissie mogen
niet tevens lid van de Commissie Vervoersvergunningen zijn
(art. 15, derde lid, en art. 20, derde lid, WAP; art. 16,
derde lid, art. 21, derde lid, en art. 39, derde lid, WAG;
art. 14, derde lid, art. 19, derde lid, en art. 38, derde
lid, WGB).
k. Aan de commissie worden door de minister van V&W aan te
wijzen ambtenaren toegevoegd. Een van deze ambtenaren wordt
door hem aangewezen als secretaris (art. 15 UAP).
1. De commissie is bevoegd tot schriftelijk en mondeling overleg
met de autoriteiten en belanghebbenden (art. 16 UAP).
m. De minister van V&W kan een reglement van orde voor de
commissie vaststellen. Voor het overige regelt de voorzitter
de werkzaamheden van de commissie (art. 17, eerste lid, en
art. 20, eerste lid, UAP).
n. Besluiten kunnen slechts worden genomen, indien ten minste
drie leden of plaatsvervangende leden aanwezig zijn. De
besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van
stemmen; bij staking van stemmen beslist de voorzitter. De
leden of plaatsvervangende leden mogen zich niet van stemmen
onthouden (art. 18 UAP).

Openbaarheid
Richtlijnen bi j
AMvB
GS-vertegenwoor-
diger bij vergade-
ringen
WAP-beroepsrecht
Rij ksinspecteurs
Ministeriele vast-
stelling reglement
van orde
Jaarverslag
Kroonberoepen tegen
beschikkingen com-
missie
o. De diverse uitvoeringsbesluiten bevatten bepalingen die
betrekking hebben op de openbaarheid rond de besluitvormings-
procedure en de openbaarheid met betrekking tot de inhoud
van beschikkingen (zie art. 42 t/m art. 42c UAP; art. 108 en
art. 109 UAG; art. 50 en art. 51 UGB).
Politick-bestuurlijke controle
a. Bij AMvB worden aan de commissie met betrekking tot het
uitvoeren van haar taak richtlijnen gegeven (art. 10, derde
lid, WAP; art. 13, eerste lid, WAG; art. 11, eerste lid,
WGB; zie KB van 23 augustus 1950 (Stb. K 373) en KB van 30
januari 1954 (Stb. 24).
Tenzij zulks voor GS in bepaalde gevallen onnodig wordt
geacht, neemt een vertegenwoordiger van GS van die
provincien, waarbinnen een autobusdienst zal worden of wordt
uitgeoefend, deel aan de zittingen en vergaderingen, waarin
deze dienst aan de orde is (art. 11, vierde lid, WAP) .
Soortgelijke regelingen zijn ook te vinden in art. 10,
tweede lid, WAG en art. 8, tweede lid, WGB; in de WAG en de
WGB worden GS zowel bij het geregelde als het ongeregelde
vervoer betrokken.
Naast belanghebbenden kunnen ook de betrokken Rijks-
inspecteurs bij de Kroon in beroep komen van een beschikking
van de commissie op basis van de WAP (art. 52 WAP).
De minister van V&W kan een reglement van orde voor de
commissie vaststellen (art. 20, eerste lid, UAP).
Jaarlijks brengt de commissie aan de minister van V&W verslag
uit over de door haar in het afgelopen kalenderjaar verrichte
werkzaamheden (art. 20, derde lid, UAP).
Rechtsbescherminq
a. Van een beschikking van de commissie op een aanvraag om
vergunning, op een verzoek om verlenging, overdracht,
wijziging of intrekking, dan we1 ambtshalve (of op verzoek
van een Rijksinspecteur, alleen in de WAP) genomen tot
wijziging of intrekking van een vergunning staat voor iedere
belanghebbende beroep open op de Kroon (art. 52 WAP; art.
52, onder a, WAG; art. 53, onder a, WGB).
Van een beschikking van de commissie op basis van een advies
van het College van Advies inzake de naleving van arbeids-
voorwaarden bij het goederenvervoer over de weg staat voor
iedere belanghebbende beroep open op de Kroon, die tevens
mede oordeelt over het aan de beschikking ten grondslag
liggende advies (art. 52a WAG).
Het adres van het beroep wordt aan de Kroon gericht, doch
ingediend bij de Directeur-Generaal van het Verkeer (art. 53
WAP; art. 53 WAG; art. 54 WGB).

Beroep op minister
tegen beschikkingen
voorzitter, waarbij
minister beroeps-
commissie hoort
Geen rechtspersoon-
lijkheid
Individuele ver-
goedingen
Vergoeding aan Rijk
kosten behandeling
aanvragen
Vergoeding aan Rijk
kosten documenten-
verstrekking
Samenstelling
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
b. Van een beschikking van de voorzitter van de commissie inzake
een tijdelijke vergunning staat voor iedere belanghebbende
beroep open op de minister van V&W (art. 54, eerste lid, WAP;
art. 54, eerste lid onder a, WAG; art. 55, eerste lid onder
a, WGB) .
Bij beroepen op basis van de WAG en de WGB moet de minister
van V&W eerst het advies inwinnen van een beroepscommissie.
De beroepscommissie bestaat uit tenminste drie leden, die
door de Kroon worden benoemd; de voorzitter wordt door de
Kroon uit de leden aangewezen en moet een jurist zijn.
Belanghebbenden krijgen in een openbare vergadering van de
beroepscommissie gelegenheid hun belangen hetzij persoon-
lijk, hetzij bij gemachtigde toe te lichten.
Indien de beslissing van de minister van V&W afwijkt van het
advies van de beroepscommissie bevat die beschikking de
gronden voor de afwijking en wordt die beschikking sarnen met
het advies openbaar gemaakt (art. 54, tweede lid, WAG; art.
55, tweede lid, WGB; paragraaf 22 UAG; paragraaf 16 UGB).
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Einancien
a. Door de Kroon wordt aan de voorzitter een bezoldiging, aan
de leden een bezoldiging of een vergoeding voor tijdsverzuim
of beide, en aan de plaatsvervangende leden een vergoeding
voor tijdsverzuim toegekend. Bovendien ontvangen zij ver-
goeding voor reis- en verblijfkosten overeenkomstig de
bepalingen van het Reisbesluit 1971 (Stb. 1970, 602) (art.
14, vijfde lid, UAP).
b. Voor de behandeling van de aanvraag is degene, aan wie
vergunning wordt verleend, of, ingeval geen vergunning wordt
verleend, de aanvrager aan het Rijk een vergoeding verschul-
digd. Deze vergoeding mag de kosten, verbonden aan de
behandeling van een aanvraag, niet te boven gaan (art. 12,
tiende lid, art. 25, achtste lid, en art. 37, vierde lid,
WAP; art. 28, vijfde lid, en art. 36, zesde lid, WAG; art.
26, vijfde lid, en art. 35, zesde lid, WGB).
c. De kosten voor het Rijk voortvloeiende uit de verstrekking
. van de nodige vergunningsbewijzen worden door de betreffende
ondernemer aan het Rijk vergoed (art. 57, vierde lid, WAP;
art. 57, derde lid, WAG; art. 59, vierde lid, WGB).
Feitelijke gegevens
Leden
E.G. Stijkel (voorzitter), dr. C. Boertien, prof.dr. H.O.
Goldschmidt, mr. L.J. Pieters, dr. J.W. de Pous, mr. Ph.C.M.
van der Ven.
95 medewerkers, aangesteld als ambtenaren bij V&W.
Uitgaven ten laste van de begroting van V&W.
Apparaatskosten : f 7.080.000,--.

Opmerkingen
Vergunningverlening Ter uitvoering van communautair EEG-recht kan de commissie
voor autobusvervoer vergunningen afgeven machtigende tot het verrichten van
in andere EEG-landen autobusvervoer op het grondgebied van andere EEG-lidstaten
(art. 16, Verordening (EEG) nr. 517/72 van de Raad d.d. 28
februari 1972, PB nr. L 67, blz. 19 jo. art. 4 WAP).
Ter uitvoering van communautair EEG-recht kan de voorzitter van
de commissie voorlopige vergunningen afgeven machtigende tot
het verrichten van autobusvervoer op het grondgebied van andere
EEG-lidstaten (Verordening (EEG) nr. 1301/78 van de Raad d.d.
12 juni 1978, PB nr. L 158, blz. 1 jo. art. 13b, veertiende
lid, en art. 13c, derde lid, UAP).
Adres/telef oon
V&W 1.2-2
Adres/telef oon
Instelling en
delegatie
Regelingen
INSTANTIES BEVOEGDHEDEN UITOEFENENDE van de COMMISSIE
VERVOERSVERGUNNINGEN, van de VOORZITTER VAN DE C W en
van de RIJKSINSPECTEURS VOOR HET VERKEER
COMMISSIE GRENSOVERSCHRIJDEND EIGENVERVOER van de ALGEMENE
VERLADERS- EN EIGENVERVOERORGANISATIE (CGE van de EVO)/
VOORZITTER van de CGE .
Kadelaan 6, Zoetermer (Postbus 130, 2700 AC Zoetermeer)/(079)
414641.
STICHTING INSCHRIJVING EIGEN VERVOER (SIEV)
Kadelaan 6, Zoetermeer (Postbus 130, 2700 AC Zoetermeer)/(079)
414641.
COMMISSIE GRENSOVERSCHRIJDEND BEROEPSGOEDERENVERVOER van de
STICHTING NEDERLANDSE INTERNATIONALE WEGVERVOER ORGANISATIE
(CGB van de NIWO)/VOORZITTER van de CGB
Veraartlaan 10, Rijswijk (ZH) (Postbus 104, 2280 AC Rijswijk)/
(070) 991100.
Instelling en oprichtinq
De Kroon is bij wet van 4 augustus 1951 (Stb. 342), ondertekend
door de minister van V&W, gemachtigd regels te stellen krachtens
welke bevoegdheden van de CW, haar voorzitter en Rijks-
inspecteurs van het verkeer aan derden kunnen worden over-
gedragen.
Bij AMvB van 16 januari 1954 (Stb. 6) zijn regels gegeven
krachtens welke de minister van V&W de bedoelde bevoegdheden
kan overdragen aan andere instanties en voor zover het
tijdelijke vergunningen of tijdelijke ontheffingen betreft aan
een orgaan van die instantie.
.De bevoegdheden zijn aan bovenstaande instanties gedelegeerd.
- Wet autovervoer goederen; wet van 4 augustus 1951 (Stb. 342)
( It WAG" ) .
- Uitvoeringsbesluit autovervoer goederen; KB van 16 januari
1954 (Stb. 6) ("UAG").

CGE: ontheffingen
SIEV: inschrijvings-
bewijzen
CGB: vergunningen
CGE(-voorzitter):
ontheffing verle-
ning grensover-
schrijdend eigen-
vervoer
SIEV: verstrekking
inschrijvingsbewij-
zen eigenvervoer
CGB(-voorzitter):
vergunningverlening
international be-
roepsgoederenver- -
voer over de weg
Vereisten samen-
stelling en benoe-
ming CGE
- MB van 2 februari 1954 (Stcrt. 24).
- MB van 2 februari 1954 (Stcrt. 26).
- MB van 11 februari 1954 (stcrt. 30).
Doelstellingen en taken
De CGE verleent ontheffingen voor grensoverschrijdend eigen-
vervoer; de voorzitter van de CGE verleent tijdelijke ont-
he f f ingen .
De SIEV verstrekt inschrijvingsbewijzen voor het eigenvervoer.
De CGB oefent de bevoegdheden uit van de C W en haar voorzitter,
voor zover betrekking hebbend op het grensoverschrijdend
beroepsgoederenvervoer tegen betaling.
Bevoegdheden
a. De bevoegdheden van de Rijksinspecteur van het Verkeer,
betrekking hebbende op ontheffingen voor grensoverschrijdend
eigenvervoer, worden overgedragen aan de CGE, en, voor zover
deze betrekking hebben op een ti j deli j ke onthef f ing voor
grensoverschrijdend eigenvervoer, aan de CGE-voorzitter
(art. 1, eerste lid, MB, Stcrt; 1954, 24).
b. De bevoegdheden van de Rijksinspecteur van het Verkeer
betrekking hebbende op het eigenvervoer, voor zover deze
betrekking hebben op de inschrijvingsbewijzen, worden
overgedragen aan de SIEV (art. 1 ME3, Stcrt. 1954, 30).
c. De bevoegdheden van de CW met betrekking tot vergunningen
voor ongeregeld beroepsgoederenvervoer over de weg en
bevoegdheden van de CW met het oog op de naleving van
C.A.0.-bepalingen in het ongeregeld beroepsgoederenvervoer
over de weg, voor zover deze betrekking hebben op een
vergunning voor grensoverschrijdend vervoer tegen vergoeding,
worden overgedragen aan de NIWO (in casu CGB; zie
llOpinerkingenll). De bevoegdheden van de voorzitter van de
CW, voor zover deze betrekking hebben op een tijdelijke
vergunning voor grensoverschrijdend ongeregeld beroepsvervoer
over de weg tegen vergoeding, worden overgedragen
aan de CGB-voorzitter (art. 1, eerste en tweede lid, ME3,
Stcrt. 1954, 26).
Samenstelling en benoeminq
a. De CGE moet zijn samengesteld uit leden, die voor ten hoogste
een jaar worden benoemd door ken of meer telkenjare door de
minister van V&W aan te wijzen organisaties van eigen-
vervoerders van goederen met vrachtauto's. De samenstelling
dient zodanig te zijn, dat bovenbedoelde organisaties in
telkenj are door de minister te bepalen redeli j ke onderlinge
verhouding zijn vertegenwoordigd. Voor een aanwijzing door
de minister komen slechts in aanmerking de naar zijn oordeel
representatieve organisaties van eigenvervoerders van

Vereisten samen-
stelling en benoe-
ming dageli j ks be-
stuur SIEV
Vereisten samen-
stelling en benoe-
ming NIWO-bestuur
en CGB( -voorzitter)
Inwinnen van ad-
viezen
goederen met vrachtautols (art. 9 en art. 10, eerste lid,
MB, Stcrt. 1954, 24).
In de CGE hebben twee door de minister aangewezen leden
zitting. Deze leden zijn uitgesloten van het bekleden van
het voorzitterschap (art. 3 MB, Stcrt. 1954, 24).
b. In het dagelijks bestuur van de SIEV hebben een of meer door
de minister van V&W aangewezen leden, vertegenwoordigende het
Departement van V&W, zitting.
Voorts heeft in genoemd dagelijks bestuur'een door de
minister aangewezen vertegenwoordiger van het vervoer van
goederen tegen vergoeding zitting (art. 3 MB, Stcrt. 1954,
30).
c. Het bestuur van de NIWO alsmede de CGB moeten zijn samen-
gesteld uit leden, die voor ten hoogste een jaar worden
benoemd door telkenjare door de minister van V&W aan te
wijzen organisaties van ondernemers van, onderscheidenlijk
werknemers in, het vervoer van goederen tegen vergoeding met
vrachtautols. De samenstelling dient zodanig te zijn, dat
bovenbedoelde organisaties in een telkenjare door de
minister te bepalen redelijke onderlinge verhouding zijn
vertegenwoordi'gd. Voor de aanwijzing door de minister komen
slechts in aanmerking de naar het oordeel van de minister
representatieve organisaties van ondernemers onderscheiden-
lijk werknemers in het vervoer van goederen tegen vergoeding
met vrachtautols (art. 9 en art. 10, eerste lid, MB, Stcrt.
1954, 26).
In het bestuur van de NIWO, alsmede in de CGB hebben twee
door de minister aangewezen leden zitting. Deze leden zijn
uitgesloten van het bekleden van het voorzitterschap (art. 3
MB, Stcrt. 1954, 26).
De voorzitter van de CGB wordt door de minister van V&W
benoemd (art. 1, tweede lid, MB, Stcrt. 1954, 26).
Bijkomende bevoegdheden en plichten: werkwijze
a. Een instantie aan welke bevoegdheden zijn overgedragen, kan
omtrent de tot haar gerichte aanvragen en verzoeken terzake
van vergunningen, inschrijvingen of ontheffingen, alsmede
bi j ambtshalve wi jziging en intrekking, advies inwinnen bi j
een of meer door haar aan te wijzen organen, welke zij in
staat acht om over de aanvraag of het verzoek te oordelen.
Indien door de minister van V&W een of meer organen zijn
aangewezen om een bovenbedoelde instantie omtrent de tot .
haar gerichte aanvragen en verzoeken, alsmede bij ambtshalve
wijziging en intrekking, van advies te dienen, wint die
instantie, zo nodig in afwijking van het hierboven bepaalde,
het advies van die organen in (art. 89 UAG). In de door de
CGE en het NIWO aan te wijzen adviesorganen kan de minister
twee leden of waarnemers aanwijzen (art. 11 MB, Stcrt. 1954,
24 en art. 11 MB, Stcrt. 1954, 26).
Overleg voeren door b. De SIEV zal door het voeren van overleg met vertegenwoor-
SIEV digers van ondernemers in het vervoer van goederen tegen
vergoeding een zoveel mogelijk doelmatige behartiging van de

Indiening aanvragen
bi j Rijksinspecteur
Vertegenwoordiging
overheid in instan-
ties en advies-
organen
Ministeriele
richtli jnen
Verklaring van
geen bezwaar door
Rijksinspecteur
aan SIEV af te
geven
Inlichtingen aan
minister van V&W
en rijksinspecteur
Ministeriele goed-
keuring statuten
Jaarverslag
Goedkeuring begro-
ting/indiening
rekening
belangen van deze ondernemers en van de verladers nastreven
en het wederzijds begrip versterken (art. 8 MB, Stcrt. 1954,
30).
c. De aanvragen en verzoeken, met betrekking tot welke de
bevoegdheid tot behandeling aan een andere instantie is
overgedragen; moeten worden gericht tot die instantie en
ingediend bij de Rijksinspecteur (art. 87, eerste lid, UAG).
Politick-bestuurlijke controle
a. De overheid kan vertegenwoordigd zijn in instanties en
adviesorganen (zie "Samenstelling en benoeminq" en
"Bij komende bevoegdheden en plichten: werkwi jze" ) .
b. De verschillende MB-en bevatten richtlijnen welke bij de
bevoegdheidsuitoefening gevolgd moeten worden (art. 4 en
art. 5 MB, Stcrt. 1954, 24; art. 4 en art. 5 MB, Stcrt.
1954, 26; art. 5 MB, Stcrt. 1954, 30; het geven van deze
richtlijnen is gebaseerd op art. 12 en art. 13, vierde lid,
WAG )
c. Inschrijving, dan we1 verlenging of wijziging van een
inschrijving tot het verrichten van eigenvervoer, vindt
niet plaats, dan nadat de SIEV van de rijksinspecteur een
verklaring heeft verkregen, waaruit blijkt, dat daartegen
uit een oogpunt van algemeen vervoerbelang als omschreven in
de Richtlijnen Rijksinspecteurs geen bezwaar bestaat (art.
4, eerste lid, MB, Stcrt. 1954, 30).
d. De CGE(-voorzitter) en de CGB(-voorzitter) en de SIEV
verstrekken de minister van V&W alle door hem gevraagde
gegevens en verstrekken aan de Rijksinspecteur die gegevens,
welke hij voor de uitoefening van zijn taak nodig acht (art.
7 MB, Stcrt. 1954, 24; art. 7 MB, Stcrt. 1954, 26; art. 7
MB, Stcrt. 1954, 30).
e. De statuten en het huishoudelijk reglement der CGE, de
statuten van de NIWO en het reglement van orde van de CGB en
de statuten en het huishoudelijk reglement van de SIEV,
alsmede wijzigingen in deze stukken, behoeven de goedkeuring
van de minister van V&W (art. 2 MB, Stcrt. 1954, 24; art. 2
MB, Stcrt. 1954, 26; art. 2 MB, Stcrt. 1954, 30).
f. Jaarlijks brengen de CGE, de NIWO en de SIEV de minister van.
V&W verslag uit van hun werkzaamheden (art. 6 MB, Stcrt.
1954, 24; art. 6 MB, Stcrt. 1954, 26; art. 6 MB, Stcrt.
1954, 30).
g. De CGE, de NIWO en de SIEV dienen jaarlijks bij de minister
van V&W een begroting voor het komende jaar in, die de
goedkeuring behoeft van de minister; zij dienen tevens een
rekening van baten en lasten over het afgelopen jaar bij de
minister in, benevens een balans per 31 december van het
afgelopen jaar (art. 8 MB, Stcrt. 1954, 24; art. 8 MB,

Beroep op Kroon
of minister
SIEV = stichting
CGB = orgaan van
stichting NIWO
CGE is ingesteld
door vereniging
EVO en is geen
rechtspersoon, doch
bezit we1 eigen
organisatiestatuut
Vergoeding kosten
voor behandeling
aanvrage
Vergoeding kosten
voor documenten-
verstrekking
Bestemming batig
saldo SIEV
Stcrt. 1954, 26; art. 6, eerste en tweede lid, MB, Stcrt.
1954, 30). Indien de rekening van baten en lasten van de
SIEV een overschot oplevert, wordt de bestemming van dit
overschot bepaald door de minister (art. 6, derde lid, MB,
Stcrt. 1954, 30).
~echtsbescherminq
In het algemeen kan men stellen dat het voor de beroeps-
mogelijkheden met betrekking tot de hier uitgeoefende bevoegd-
heden niet uitmaakt of de betreffende bevoegdheden a1 of niet
zijn gedelegeerd: zijn er bevoegdheden van de C W overgedragen,
dan blijft er beroep op de Kroon open staan; zijn er bevoegd-
heden van de voorzitter van de C W inzake tijdelijke ver-
gunningen of bevoegdheden van de Rijksinspecteur overgedragen,
dan blijft er beroep op de minister van V&W, gehoord de WAG-
beroepscommissie, open staan (zie art. 52 en art. 54 WAG). De
WAG stelt echter geen beroep op de Kroon open indien een andere
instantie dan de C W een beschikking neemt in verband met het
niet-naleven van CAO-voorwaarden (zie art. 52a WAG).
Rechtspersoonlijkheid
a. De SIEV is rechtspersoon in de zin van Boek 2 BW.
b. De CGB is orgaan van de NIWO zonder rechtspersoonlijkheid;
de NIWO is rechtspersoon in de zin van Boek 2 BW.
c. De CGE is ingesteld door het hoofdbestuur van de EVO; zij
heeft geen rechtspersoonlijkheid maar bezit we1 een grote
mate van zelfstandigheid, blijkend uit eigen statuten,
eigen begroting e.d.; de EVO is rechtspersoon in de zin van
Boek 2 BW.
Financien
a. Voor de behandeling van de aanvrage is de aanvrager aan de
betreffende instantie een vergoeding verschuldigd. Deze
vergoeding mag de kosten, verbonden aan de behandeling van
een aanvraag, niet te boven gaan. In sommige gevallen kan
een vergunning worden verleend aan een ander dan de
aanvrager. In zo'n geval wordt de vergoeding betaald door
degene aan wie de vergunning verleend wordt (art. 28, vijfde
lid, art. 36, zesde lid, en art. 46, vijfde lid, WAG).
De kosten voortvloeiende uit de verstrekking van
vergunnings- of inschrijvingsbewijzen worden aan de
betreffende instanties vergoed (art. 57, derde lid, WAG).
c. Indien de rekening van baten en lasten van de SIEV een
overschot oplevert, wordt de bestemming van dit overschot
bepaald door de minister van V&W (art. 6, derde lid, MB,
Stcrt. 1954, 30).

samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
Samenstelling raad
van bestuur
Bureau ,
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
Samenstelling
bestuur
Feiteli j ke gegevens
CGE
-
Leden
C. Pronk (V&W) (plv.: mevr. mr. I. Albers), F.J. Huiskamp (V&W)
(plv.: J.H.H.J. Eikema), J.J. den Boer (EVO), G. Lodewijk
(EVO), A.H.A. van Niekerk (EVO), drs. H.A. Vos (voorzitter;
EVO) .
~dv. leden
J.C.E. Bruins (secretaris), S.A. van der Beek (EVO).
2 medewerkers; overige administratieve ondersteuning wordt
verleend door de SIEV.
De CGE heeft een eigen begroting; geen gegevens over een
eventuele rijksbijdrage ter dekking van of tegemoetkoming in de
uitgaven .
Apparaatskosten: f 501.100,--.
SIEV
Leden
J. Houwink (voorzitter; EVO), drs. G.W. J. Vlek (plv.
voorzitter; KNOV), mr. G. van Muiden (NCOV), mr. F. Portheine
(KNOV), A. Struijk (VNO), mr. L.D. Donk (Verb. v.d. Ned. Groot-
handel), ing. L. Osinga (Kon. Ned. Landb. ComitB), H.J. Hermsen
(KNBTB), J. Ramondt (NCBTB), mr. J.B. Abrahamse (Ver. van
Openbare Nutsbedrijven), C.D.A. Mouwen (EVO), drs. H.J. van den
Doe1 (V&W), drs. R. Bakker (V&W), N. Heyes (Vervoer van Goederen
tegen Vergoeding), J.H.R. Trewman (Raad voor het Fi1.- en
Grootwinkelbedrijf), vacature (NCW).
26 personen, in dienst van de SIEV.
Uitgaven worden volledig gefinancierd uit het inkomen uit eigen
vermogen .
Apparaatskosten: f 3.872.600,--.
CGB
Leden
drs. R.J. Zwanenburg (voorzitter) (plv.: J. Bergman), W.
Althuisius (NOB Wegtransport) (plv.: L.G.A. van Haren),
P.A.J.M. van Casteren (NOB Wegtransport) (plv.: I. Moens), N.
Heijes (NOB Wegtransport) (plv.: mevr. E. Stevens-van Ham), J.
Lensveld (NOB Wegtransport) (plv.: M. de Waard), J.H.A. Nijhuis
(NOB Wegtransport) (plv.: vacature), C.J.M. Zandbergen (NOB
Wegtransport) (plv.: M.R. v.d. Wal), K. Broersma (PCB-Weg-

vervoer) (plv.: N. Gentenaar), A. van Daalen (PCB-~egvervoer)
(plv.: L. v.d. Lee), L. van Namen (PCB-Wegvervoer) (plv.: J.
v.d. Luyt)., J.G.G.M. Verschure (KVO) (plv.: J.M.P.C. van
Schijndel), B. Oldeboom (KNVTO) (plv.: drs. J. ~lantinga), drs.
C. Vreugdenhil (PCB-Wegvervoer) (plv.: D. Meens), drs. W.A. van
den Toorn (plv.: mr. W.A. van Zijst), drs. H.J. van den Doe1
(plv.: F.J. ~uiskamp), vacature (vervoersbond FNV) (plv.: J.M.
Sanders), A.J.H. van Zelst (vervoersbond FNV) (plv.: J.J.
Hengst), L. van der Ven (vervoersbond CNV) (plv.:[D. van der
Heide) .
Bureau
Bureauwerkzaamheden worden verricht en administratieve ondersteuning
wordt verleend door de 91 medewerkers van het bureau
van de NIWO.
Financien Geen gegevens.
Begrote uitgaven Totale uitgaven voor het bureau van de NIWO: f 10.000.000,--.
1982
Laatste jaarverslag 1980.
NIWO-bevoegdheden a.
uitgeoefend door
CGB
Uitvoering inter- b.
nationaal recht
Opmerkingen
De bevoegdheden van de CGB worden in de desbetreffende
beschikking opgedragen aan het NIWO; overeenkomstig de
statuten van het NIWO worden de desbetreffende bevoegdheden
uitgeoefend door het CGB.
De NIWO streeft naar verwezenlijking van haar statutaire
doe1 mede door het uitoefenen van bevoegdheden terzake van
het verrichten van grensoverschrijdend beroepsgoederen-
vervoer over de weg, welke door de overheid aan de stichting
worden overgedragen ingevolge overeenkomsten met buiten-
landse mogendheden of volkenrechtelijke organisaties. Deze
bevoegdheden worden uitgeoefend door het CGB c.q. haar
voorzitter (NIWO-statuten; art. 10, art. 12 en art 84, WAG;
art. 1 MB, Stcrt. 1954, 26).
De CGE c.q. haar voorzitter geeft internationale vergun-
ningen af (eigen opgave) .
(BESTUREN van de) KEURINGSINSTELLINGEN VERVOERMIDDELEN VOOR
INTERNATIONAAL AGRARISCH VERVOER
N.V. NEDERLANDSE SPOORWEGEN (Nederlandse Spoorwegen; NS)
Moreelsepark 1, Utrecht (Postbus 2025, 3500 HA Utrecht)/(030)
359111.
RIJKSDIENST VOOR HET WEGVERKEER (RDW)
Fruitweg 262, Is-Gravenhage (Postbus 20909, 2500 EX
Is-Gravenhage).

Keuren vervoer-
middelen
Afgifte keurings-
certi ficaat
Vordering terug-
gave keurings-
certi f icaat
Samenstelling
en benoeming
Vaststelling
keuringsreglement
Motivering weige-
ring afgifte
certificaat
Instelling en oprichting
De bevoegdheden zijn bij wet van 29 juni 1978 (Stb. 4301,
ondertekend door de minister van v&W, toebedeeld aan instanties
die de minister van v&W op basis van de wet heeft aangewezen;
de NS en de RDW zijn de aangewezen instanties.
Wet grensoverschrijdend vervoer van aan bederf onderhevige
levensmiddelen; wet van 29 juni 1978 (Stb. 430) ("Wgv bol")
(de Wgv bol strekt tot goedkeuring van het ATP, een inter-
nationale overeenkomst).
Keuringsbeschikking ATP; MB van 1 juni 1979 (Stcrt. 108)
( "Kbesch ATPv ) .
Doelstellingen en taken
De NS en de RDW keuren vervoermiddelen voor internationaal
spoorwegvervoer c.q. wegvervoer van aan bederf onderhevige
levensmiddelen.
Bevoegdheden
De keuringsinstelling geeft het keuringscertificaat slechts
a£, indien het vervoermiddel overeenkomstig de daarvoor
gestelde bepalingen is gekeurd en goedgekeurd (art. 9, derde
lid, Wgv bol) .
De keuringsinstelling kan van degene die een keurings-
certificaat onder zich heeft de teruggave daarvan vorderen
indien zich naar zijn oordeel omstandigheden voordoen of
bekend zijn geworden van dien aard dat, zo deze ten tijde
van de afgifte van het certificaat hadden bestaan of bekend
waren geweest, die afgifte niet zou hebben plaatsgehad. De
betrokkene is alsdan verplicht het certificaat onverwijld
bij de instelling in te leveren (art. 9, vierde lid, Wgv
bol) .
Samenstelling en benoeminq
De Rijksdienst voor het Wegverkeer is een onderdeel van het
ministerie van V&W; de NS is een onderneming waarvan de staat
eigenaar is.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
De keuringsinstelling stelt een reglement vast ter zake
van de ingevolge de wet te verrichten keuringen. Dit
reglement wordt in de Nederlandse Staatscourant bekend
gemaakt. Het bevat in elk geval bepalingen omtrent de bij de
aanvrage te verstrekken gegevens en daarbij over te leggen
bescheiden en de wijze van betaling van de kosten (art. 4
Kbesch ATP).
Ingeval niet tot afgifte van een certificaat kan worden
overgegaan wordt zulks aan de aanvrager onder opgave van
redenen medegedeeld (art. 3, eerste lid, Kbesch ATP).

Geen controle-
bepalingen
Beroep op minister
RDW: geen rechts-
persoonli j kheid
NS: naamloze
vennootschap
Vergoeding
keuringskosten
Samenstelling
hoofddirectie
Personeel
Financien
Financiele gege-
vens over 1982
Politick-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherminq
Van een besluit van de keuringsinstelling kan de aanvrager bij
de minister van V&W in beroep komen. Het beroepschrift is met
redenen omkleed en wordt ingediend bij de Directeur-Generaal
voor het Verkeer (art. 5, eerste lid, Kbesch ATP).
De minister stelt de keuringsinstelling in de gelegenheid het
aangevochten besluit toe te lichten. Het besluit van de
minister bevat de gronden waarop het berust (art. 6 Kbesch
ATP ) .
Rechtspersoonlijkheid
a. De RDW is een ambtelijke dienst en bezit geen rechts-
persoonlijkheid.
b. De NS is een rechtspersoon in de zin van Boek 2 BW.
Financien
Voor de behandeling van een verzoek om keuring van een
vervoermiddel is een vergoeding verschuldigd. De minister van
V&W stelt de hoogte van de vergoeding alsmede de wijze van
betaling vast (art. 9, vljfde lid, Wgv bol). Het keuringsreglement
bevat bepalingen omtrent de wijze van betaling van de
ke~rin~skosten ( art. 4 Kbesch ATP ) .
Feiteli j ke gegevens
NS
drs. L.F. Ploeger (president-directeur).
28.100 werknemers.
De NS ontvangt een rijksbijdrage goederenvervoer en een
vergoeding openbare dienstverplichting, beiden ten laste van de
begroting van V&W (art. 61 en 62).
- Omzet f 2.195.000.000,--;
- Vergoeding openbare dienstverplichting f 808.000.000,--;
- Rijksbijdrage goederenvervoer f 122.000.000, --;
- Verlies f 28.800.000,--;
Begroting 1982 - Vergoeding openbare dienstverplichting f 824.500.000,--;
- Rijksbijdrage goederenvervoer f 191.100.000,--.
Laatste jaarverslag 1980.
Bevoegdheidsover-
dracht aan de RDW:
deconcentratie
RDW
De RDW is een ambtelijke dienst, ressorterend onder V&W.
Opmerkingen
Aangezien de RDW een ambtelijke dienst is, betreft het hier
een vorm van deconcentratie.

~nstelling en
oprichting
Regelingen
Onderzoek m.b.t.
luchtvaart-
ongevallen
Toepassen tucht-
maatregelen
Onderzoek lucht-
vaartongevallen:
vooronderzoek D-G
Rijksluchtvaart-
dienst; nader
onderzoek raad
RRAD VOOR DE LUCHTVAART
Dr. H.J. van Mooklaan 251, 2286 BE Rijswijk (~~)/(070) 931907
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 10 september 1936 (Stb.
522), ondertekend door de minister van V&W (Luchtvaartrampenwet)
( MLvrwtl ) .
- Lvrw.
- KB van 22 september 1936 (Stb. 579) ("KB" ) .
Doelstellingen en taken
a. De raad stelt onderzoeken in met betrekking tot ongevallen
met burgerlijke luchtvaartuigen; de raad verricht onderzoek
met betrekking tot de vraag of een lid der bemanning we1
geschikt is om zijn taak aan boord van een luchtvaartuig te
vervullen (afdeling 2 Lvrw).
b. Is de raad van oordeel dat een luchtongeval te wijten is aan
de schuld van een bemanningslid of van de gezagvoerder, dan
kan hij disciplinaire straffen uitspreken (afdeling 3 Lvrw).
Bevoegdheden
a. Van staatswege wordt een onderzoek ingesteld met betrekking
tot luchtvaartdngevallen (art. 5, eerste lid, Lvrw). Het
onderzoek bestaat uit een vooronderzoek door een of meer
door de minister van V&W daartoe aangewezen personen' (bij
MB van 22 november 1976 (Stcrt. 254) is de Directeur-
Generaal van de Rijksluchtvaartdienst aangewezen) en zonodig
uit een nader onderzoek door de raad (art. 6, eerste lid,
Lvrw ) .
Voorstel D-G tot De vooronderzoeker deelt de uitkomsten van zijn
a1 dan niet nader vooronderzoek zo spoedig mogelijk mede aan de voorzitter
onderzoek van de raad vergezeld met een voorstel aan de raad om a1 dan
niet een onderzoek in te stellen. De vooronderzoeker kan
daarbij een opgave indienen van getuigen en deskundigen wier
verhoor hij tijdens de behandeling door de raad nodig acht.
Beslissing commissie Over het voorstel van de vooronderzoeker om a1 dan niet een
uit raad op voorstel onderzoek in te stellen wordt beslist door een commissie
D-G uit de raad, bestaande uit de voorzitter en twee door deze
daartoe opgeroepen leden. Wijst deze commissie het voorstel
af, dan heeft de vooronderzoeker het recht te vorderen dat
de raad een beslissing neemt, waarna de voorzitter zo spoedig
mogelijk de raad bijeenroept die - na de vooronderzoeker te
hebben gehoord - ter zake een eindbeslissing neemt. De leden
van deze commissie met uitzondering van de voorzitter nemen
aan deze zitting geen deel (art. 6, derde en vierde lid,
Commissie uit raad
beslist tot a1 dan
niet onderzoek bij
ontbreken voorstel
D-G
Lvrw ) .
Indien de voorzitter een verzoek bereikt tot het instellen
van een onderzoek naar een ongeval, waaromtrent hem geen
voorstel door de vooronderzoeker is gedaan, stelt hij
daarvan de bovengenoemde commissie in kennis, welke
commissie de vraag beslist of er a1 dan niet een onderzoek
zal plaatshebben (art. 7 Lvrw).

Advisering m.b.t.
luchtvaartongeval-
len
Ongeschiktverklaring c.
bemanningsleden
Initiatief van de
D-G van de RLD
of van raad zelf
voor geschiktheids-
onderzoek
Oproep betrokkene
Verstekverlening
Verzet tegen onbe-
voegdverklaring bij
verstek
Teruggave bevoegd-
heid
Samenstelling
Buitengewone
leden
Indien de bevindingen bij het onderzoek de raad daartoe
aanleiding geven, doet hij de minister van V&W zodanige
voorstellen als hij nodig acht ter voorkoming van ongevallen
met luchtvaartuigen (art. 31 Lvrw).
De raad kan, hetzij op vordering van de Directeur-Generaal
van de Rijksluchtvaartdienst, hetzij uit eigen beweging, bij
een met redenen omklede beschikking een lid van de bemanning
onbevoegd verklaren om een bepaalde.functie aan boord van
een luchtvaartuig uit te oefenen, indien hij de betrokkene
ongeschikt acht om die functie te vervullen. Bij toepassing
van bovenstaande verliest het aan de betrokkene afgegeven
bewijs van bevoegd-zijn zijn geldigheid (art. 24 Lvrw).
Op initiatief van de Directeur-Generaal van de Rijkslucht-
vaartdienst - in bijzondere gevallen kan de D-G ook een
voorstel doen tot onderzoek indien er geen ongeval heeft
plaatsgevonden - of van de raad zelf stelt de raad een
onderzoek in naar de a1 of niet geschiktheid van een lid der
bemanning (zie art. 22 Lvrw).
De betrokkene wordt, indien hij niet ter zitting aanwezig
is, door de raad opgeroepen. De betrokkene kan persoonlijk
of bij gemachtigde verschijnen (art. 22, zesde lid, Lvrw).
Geeft de betrokkene geen gehoor aan de oproep, dan wordt
verstek tegen hem verleend en het onderzoek buiten zijn
tegenwoordigheid voortgezet en te zijnen aanzien beslist.
Is de betrokkene bij verstek onbevoegd verklaard, dan kan
hij bij schriftelijke memorie verzet aantekenen tegen de
uitspraak. Alsdan wordt de onbevoegdheidsverklaarde ter
zitting opgeroepen ter behandeling van het verzet; wordt bij
de einduitspraak na gedaan verzet het ontnemen der bevoegd-
heid niet gehandhaafd, dan wordt de bevoegdheid geacht niet
te zijn ontnomen (zie art. 25 en art. 26 Lvrw)
De raad kan een ontnomen bevoegdheid weer teruggeven, indien
mag worden aangenomen dat de betrokkene weer geschikt is
voor zijn functie (art. 29 Lvrw).
Samenstelling en benoeminq
a. De raad bestaat uit een voorzitter en vier gewone leden. De
voorzitter is een jurist en de vier gewone leden zijn bij
voorkeur deskundigen op het gebied van de luchtvaart (art.
1, tweede en zesde lid, Lvrw)
b. Verder worden benoemd tenminste tien buitengewone leden.
Deze worden zodanig gekozen, dat onder hen personen zijn,
die de functies van luchthavenmeester, vliegtuigbestuurder,
radiotelegrafist, vliegtuigbouwkundige, elektro-technicus,
werktuigkundige, meteoroloog en geneeskundige uitoefenen,
dan we1 uitgeoefend hebben.
Indien de voorzitter of de raad van oordeel is, dat de
tegenwoordigheid van een of meer hunner wegens de aard van
het te behandelen geval wenselijk is, nodigt de voorzitter
hen uit zitting te nemen. De zitting nemende buitengewone
leden nemen ook aan de stemming deel (art. 1, derde lid,
Lvrw) .

Benoeming
Secretariaat
Opdracht aan Rijks-
luchtvaartdienst,
tot verzameling
gegevens
Onderzoeks-
bevoegdheden
Oproepen getuigen
en deskundigen
Procesvertegen-
woordiging
c. De bovengenoemde personen en hun plaatsvervangers worden
door de Kroon benoemd, telkens voor de tijd van ten hoogste
vier jaar (art. 1, zevende lid, Lvrw).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Aan de raad wordt een secretaris en een plaatsvervangend
secretaris toegevoegd. Zij moeten juristen zijn en zij
worden telkens voor de tijd van vier jaar door de Kroon
benoemd (art. 1, vijfde, zesde en zevende lid, Lvrw).
De secretaris houdt een register bij van in onderzoek zijnde
zaken en hij bewaart het archief van de raad en van de
voorzitter; de secretaris notuleert hetgeen ter zitting ter
sprake komt en hij betaalt aan getuigen en deskundigen de
hun toegezegde schadeloosstelling (art. 3, art. 11 en art 12
KB). De secretaris verricht voorts de werkzaamheden hem door
de voorzitter opgedragen (art. 14, eerste lid, KB).
De raad en de commissie uit de raad zijn bevoegd zo nodig
de Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst op te
dragen middelerwijl nog nopens bepaalde onderwerpen nadere
gegevens te verzamelen (art. 6, zesde lid, en art. 7, Lvrw).
De raad kan de voorzitter en een of meer van de gewone en
buitengewone leden opdracht geven tot het bezoeken van de
plaats van het ongeval,,tot het bezoeken van luchtvaar-
tuigen, luchtvaartterreinen etcetera; de betreffende leden
kunnen zich zo nodig met de sterke arm toegang verschaffen
tot deze plaatsen, indien hen toegang wordt geweigerd.
Bemanningsleden en grondpersoneel zijn verplicht desverlangd
de nodige inlichtingen te verschaffen (zie art. 2, Lvrw).
De voorzitter van de raad en de raad kunnen van gezag-
voerders van luchtvaartuigen, bij het ongeval betrokken en
van ieder ander, die daarvoor in aanmerking komt, over-
legging en terbeschikkingstelling vorderen van bescheiden en
voorwerpen (art. 21, eerste lid, Lvrw) .
Indien de raad inzage of afschrift van administratieve
bescheiden of inlichtingen van enig openbaar gezag wenst te
verkrijgen, wendt hij zich daartoe tot de minister van V&W
(art. 10 Lvrw).
De raad kan getuigen en deskundigen dagvaarden om ter
zitting verhoord te worden. Via de arrondissementsrechtbank
kan een weigerachtige getuige of deskundige gedwongen worden
tot medewerking (zie art. 8 t/m art. 16, Lvrw).
De betrokkene, naar wiens geschiktheid een onderzoek wordt
verricht, kan verzoeken dat reeds gehoorde getuigen of nader
door hem aangewezen personen alsnog zullen worden gehoord.
Bij afwijzing van dit verzoek wordt daarvan aantekening
gehduden in het proces-verbaal van de zitting (art. 23,
eerste lid Lvrw).
De betrokkene, naar wiens geschiktheid een onderzoek gedaan
wordt, heeft het recht zich bij behandeling van zijn zaak
door een raadsman te doen bijstaan of zich te doen vertegen-

Openbaarheid
zittingen/geheim
raadkamer
S temmen
Openbaarheid m . b . t .
uitspraken
Betrokkenheid
D-G van de RLD
Samenwerking
met O.M.
woordigen door een speciaal voor dit doe1 gemachtigde (art.
22, zevende lid, Lvrw).
i. De zitting van de raad wordt in het openbaar gehouden,
tenzij de raad om in de uitspraak te vermelden redenen,
mocht besluiten een zaak geheel of gedeeltelijk met gesloten ,
deuren te doen behandelen. De voorzitter, de leden en de
secretaris zijn verplicht het geheim van de raadkamer te
bewaren (art. 4, eerste en tweede lid, Lvrw).
j. Voor het nemen van beslissingen moet de raad uit tenminste
vijf leden, de voorzitter inbegrepen, bestaan. In geval van
staking van de stemmen wordt, wanneer het geldt een beslis-
sing, betrekking hebbende op het a1 dan niet geschikt zijn
van een bemanningslid, geacht ten voordele van het betrokken
bemanningslid te zijn beslist; in alle andere gevallen, in
geval van staking van stemmen, is de stem van de voorzitter
beslissend (art. 4, derde lid, Lvrw).
k. Wanneer de behandeling van een zaak voor de raad is
afgelopen wordt door de voorzitter in het openbaar uitspraak
gedaan.
Deze uitspraak moet een overzicht bevatten van de gang van
het gehouden onderzoek. De uitspraken worden op door de
Kroon te bepalen wijze openbaar gemaakt (art. 30, eerste,
tweede en vijfde lid, Lvrw). Aan de belanghebbenden wordt
kosteloos inzage en op hun kosten uittreksel of afschrift
van de uitspraken van de raad door de secretaris verstrekt,
berekend volgens het tarief voor uittreksels of afschriften
van vonnissen in strafzaken (art. 35 Lvrw).
Politick-bestuurlijke controle
a. De Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst is
verplicht de zittingen van de raad, ook die welke met
gesloten deuren worden gehouden, bij te wonen. Hij kan zich
echter bij a1 deze werkzaamheden door een der ambtenaren van
de dienst doen vervangen (art. 33, tweede lid, Lvrw).
De D-G of degene, die hem vervangt, heeft het recht ter
zitting van de raad vragen te stellen aan getuigen, des-
kundigen, betrokkenen en aangeklaagden en zodanige
vorderingen te doen en toe te lichten als hij nodig acht
(art. 15 KB).
'Is door de raad bij een onderzoek naar de geschiktheid van
een bemanningslid een bevoegdheid ontnomen of heeft de raad
tot het ontnemen van een bevoegdheid niet besloten, hoewel
de drecteur daartoe heeft geraden, dan worden aan dit deel
van het onderzoek in de uitspraak afzonderlijke overwegingen
gewijd (art. 30, derde lid, Lvrw).
b. Blijkt bij het onderzoek, dat door iemand een strafbaar feit
is gepleegd, dan wordt de bevoegde ambtenaar van het open-
baar ministerie door de leider van het onderzoek daarvan in
kennis gesteld (art. 36 Lvrw).

ToeZending uitspra-
ken aan minister
en D-G
Geen rechtsbescher-
mingsregeling
Geen rechtspersoon-
li j kheid
Individuele
vergoedingen
~chadeloosstelling
getuigen en deskun-
digen
Kosten onderzoek
ten laste rijk
Samenstelling
Secretariaat
Financien
c. Een gewaarmerkt afschrift van de uitspraak wordt zo spoedig
mogelijk aan de minister van V&W en aan de Directeur-Generaal
van de Rijksluchtvaardienst gezonden (art. 30, vierde lid,
Lvrw ) .
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere rechtsbeschermingsregeling.
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
a. Door de Kroon worden de schadeloosstellingen van de
voorzitter, van de (buiten)gewone leden, van de secretaris,
zomede van hun plaatsvervangers vastgesteld (art. 1, achtste
lid, Lvrw)
b. Aan getuigen en deskundigen voor zover hun dienstverhouding
tot het rijk niet medebrengt, dat zij hun medewerking
verlenen zonder een schadeloosstelling wordt zo zij dit
verlangen een schadeloosstelling toegekend naar de maatstaf
der tarieven van justitiekosten en salariskosten in strafzaken
(art. 20 Lvrw).
c. De kosten van het onderzoek door de raad worden gedragen
door het rijk (art. 34 Lvrw).
Feitelijk gegevens
~ewone leden
mr. C. St01 (voorzitter), mr. H.W. Mulder (plv. voorzitter),
W.F. van den Heuvel, ir. J.J.P. Moelker, A.J.W. Wijting, G.W.
Hamersteen.
Plv. gewone leden
A. Ehbel, J.L. den Hollander, J.P.H. Winkelman.
Buitengewone leden
A.J.I. Lensing (voormalig chef Bureau Vluchthulpdiensten, KLM),
ir. J.C. Sirks (directeur Technische Dienst Kustverlichting,
V&W), W.R. Vermeer (voormalig kapitein ter zee/arts), A. Vis
(voormalig chef-instructeur boordwerktuigkundige ~oeing 747,
KLM) .
Plv. buitengewone leden
H.F.O. Hagen (voormalig adviseur Philips Telecommunicatie).
Waarnemers
mr. R.G. Maze1 (secretaris), mr. A.C.H. van Schelle (plv.
secretaris).
1 (part-time) medewerker.
Uitgaven ten laste van de begroting van V&W.

Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Tuchtrechter en
bestuurder
Inste'lling en
oprichting
Regelingen
Onderzoek m.b.t.
ongevallen met zee-
schepen m.u.v.
marineschepen
Toepassen tucht-
maatregelen
Behandeling van
beroepen
Onderzoek scheeps-
rampen; vooronder-
zoek inspectie;
nader onderzoek
raad
Voorstel inspectie
tot .a1 dan niet
onderzoek door raad
Nooit een jaarverslag uitgebracht.
Opmerkingen
De raad heeft zowel een tuchtrechterlijke als een bestuurlijke
functie. Hij kan, wanneer sprake is van schuld, disciplinaire
straffen opleggen, varierend van een berisping tot een ont-
zegging (vlieg-)bevoegdheden uit te oefenen; daarnaast kan hij
bemanningsleden ontzeggen bevoegdheden uit te oefenen zonder
dat sprake is van schuld.
RAAD VOOR DE SCHEEPVAARTflOORZITTER van de RAAD VOOR DE SCHEEP-
VAART
Oudebrugsteeg 11, Amsterdam (Postbus 19155, 1000 GD Amsterdam)/
(020) 220477.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 1 juli 1909 (Stb. 219),
ondertekend door de minister van Landbouw, Nijverheid en Handel
(Schepenwet) ("Schw" ) .
- Schw.
- KB van 17 december 1932 (Stb. 621) ("KB").
Doelstellingen en taken
a. De raad stelt onderzoeken in met betrekking tot ongevallen
met zeeschepen; de raad verricht onderzoek met betrekking
tot de vraag of een lid van de scheepsbemanning we1 geschikt
is voor zijn functie aan boord van een schip (hoofdstuk IV
Schw ) .
b. Is de raad van oordeel dat de kapitein zich op enigerlei
wijze misdragen heeft of dat een scheepsramp te wijten is
aan de schuld van de kapitein of van een ander bemannings-
lid, dan kan zij tegen de betrokkene een disciplinaire straf
uitspreken (hoofdstuk V Schw).
c. De voorzitter van de raad behandelt beroepen ingesteld tegen
besluiten van de scheepvaartinspectie (art. 18 Schw).
Bevoegdheden
a. Van staatswege wordt onderzoek gedaan naar de oorzaken van
plaatsgehad hebbende scheepsrampen (art. 27, eerste lid,
Schw). Het onderzoek bestaat uit een voorlopig onderzoek
door de scheepvaartinspectie, zo nodig gevolgd door een
onderzoek door de raad (art. 27, tweede lid, Schw).
Het hoofd van de scheepvaartinspectie stelt nopens elke te
zijner kennis gekomen scheepsramp een onderzoek in of doet
dit instellen door een of meer ambtenaren van de scheep-
vaartinspectie en deelt de uitkomsten van dit onderzoek zo

Beslissing commissie
uit raad op voorstel
inspectie
ongeschikt ver-
klaren van beman-
ningsleden
spoedig mogelijk onder overlegging van de stukken aan de
voorzitter van de raad me&, vergezeld van zijn voorstel Om
met het oog op de aard en omvang van de ramp a1 dan niet een
onderzoek daarnaar door de raad te doen instellen. Hij kan
daarbij tevens een opgave indienen van de getuigen en deskundigen,
wier verhoor tijdens de behandeling voor de raad
hij nodig acht (art. 29, eerste lid, Schw).
Over het voorstel van het hoofd van de scheepvaartinspectie
om a1 dan niet een onderzoek in te stellen wordt beslist
door een commissie uit de raad, bestaande uit de voorzitter
en twee door deze opgeroepen leden. Wijst deze commissie het
voorstel af, dan heeft het hoofd van de scheepvaartinspectie
het recht te vorderen, dat de raad de beslissing herziet,
waarna de voorzitter zo spoedig mogelijk de raad bijeen-
roept, die - na het hoofd van de scheepvaartinspectie te
hebben gehoord - ter zake een eindbeslissing neemt. De leden
van de commissie, met uitzondering van de voorzitter, nemen
aan deze zitting geen deel (art. 29, derde lid, Schw).
b. De raad kan, hetzij op vordering van het hoofd van de
scheepvaartinspectie, hetzij die hoofdambtenaar gehoord,
bij een met redenen omklede beslissing de kapitein of eCn of
meer stuurlieden, machinisten, radiotelegrafisten onbevoegd
verklaren om als kapitein, stuurman, machinist, radio-
telegrafist of radiotelefonist op een zeeschip dienst te
doen, indien hij de betrokkene ongeschikt acht om zijn
dienst te vervullen (art. 36, eerste lid, Schw). Een
onbevoegdverklaarde dient zijn diploma's af te geven aan het
hoofd der scheepvaartinspectie (art. 39, eerste lid, Schw).
Initiatief inspec- c. Op initiatief van het hoofd van de scheepvaartinspectie - in
tie of raad zelf bijzondere gevallen kan het hoofd ook een voorstel doen tot
tot geschiktheids- onderzoek indien er geen scheepsramp heeft plaatsgevonden -
onderzoek of van de raad zelf stelt de raad een onderzoek in naar de
a1 of niet geschiktheid van een lid van de scheepsbemanning
(zie art. 34 Schw).
Oproep betrokkene
Verstekverlening
Verzet tegen onbe-
voegdverklaring
bij verstek
Teruggave bevoegd-
he id
Behandeling
beroepen tegen
besluiten scheep-
vaartinspectie door
voorzitter van de
raad
De betrokkene wordt, indien hij niet ter zitting aanwezig
is, door de raad opgeroepen. De betrokkene kan persoonlijk
of bij gemachtigde verschijnen (zie art. 34, vijfde, zesde
en zevende lid, Schw). Geeft de betrokkene geen gehoor aan
de oproep, dan wordt verstek tegen hem verleend en het
onderzoek buiten zijn tegenwoordigheid voortgezet en te
zijnen aanzien beslist. Is de betrokkene bij verstek
onbevoegd verklaart, dan kan hij bij schriftelijke memorie
verzet aantekenen tegen de uitspraak. Alsdan wordt de
onbevoegdverklaarde ter zitting opgeroepen ter behandeling
van het verzet; wordt bij de einduitspraak na gedaan verzet
het ontnemen der bevoegdheid niet gehandhaafd, dan wordt de
bevoegdheid geacht niet te zijn ontnomen (zie art. 37 en
art. 38 Schw).
d. De raad kan de ontnomen bevoegdheid weer teruggeven, indien
- mag worden aangenomen dat de betrokkene weer geschikt is
voor zijn functie (art. 41 Schw).
e. Beroep van beslissingen en voorschriften van ambtenaren van
de scheepvaartinspectie - het hoofd van de inspectie geeft
vanwege de Kroon certificaten van deugdelijkheid, van
uitwatering en van veiligheid af; de ambtenaren van de
inspectie hebben allerlei politiebevoegdheden, zoals
bevoegdheden tot het betreden van schepen en ligplaatsen,
tot het verlangen van inlichtingen van bemanningsleden en

Raadpleging andere
raadsleden
Schorsende werking
ingesteld beroep
Samenstelling
Buitengewone
leden
Benoeming
Secretariaat
tot het aanhouden van schepen bij gebreke aan de nodige
geldige certificaten (zie par. 1 en par. 2, hoofdst~k 11,
Schw) - kan door de betrokken eigenaar of kapitein worden
ingesteld bij de voorzitter van de raad.
De voorzitter is verplicht v60r het geven van zijn
beslissing de ter zake meest bevoegde leden van de raad, die
noch rechtstreeks noch zijdelings geacht kunnen worden bij
de beslissing belang te hebben, te raadplegen en zijn
uitspraak met redenen te omkleden (art. 18, eerste en tweede
lid, Schw).
Een uitspraak in beroep gegeven, waarbij wordt afgeweken van
de beslissing of het voorschrift, waarvan beroep is
ingesteld, treedt in de plaats daarvan. Indien de uitspraak
strekt tot vernietiging van een beslissing, houdende
weigering van afgifte van enig certificaat wordt alsnog zo
spoedig mogelijk vanwege de Kroon door het hoofd van de
scheepvaartinspectie het gevraagde certificaat afgegeven
(art. 19, eerste en tweede lid, Schw).
Behalve waar het een beslissing tot aanhouding van een
schip betreft schorst een ingesteld beroep de werking van de
desbetreffende beslissing of het desbetreffende voorschrift
(art. 20 Schw).
Samenstelling en benoeminq
De raad bestaat uit een voorzitter en twee gewone leden. De
voorzitter is een jurist en de gewone leden zijn een zee-
officier of oud-zee-officier en een kapitein of oud-kapitein
ter koopvaardij (art. 23, tweede lid, Schw)
Verder worden benoemd de nodige buitengewone leden, van wie
drie reders of oud-reders en drie kapiteins of oud-kapiteins,
onderscheidenlijk van de grote 'vaart, de kleine vaart en de
zeevisserij, een districtshoofd of oud-districtshoofd en een
schipper of oud-schipper van het loodswezen, een werktuig-
kundige, een electrotechnicus, drie scheepsbouwkundigen,
onderscheidenlijk bekend met de bouw van schepen voor de
grote vaart, de kleine vaart en de zeevisserij en een
machinist of oud-machinist.
De reders en kapiteins van de grote vaart, de kleine vaart
en de zeevisserij en het districtshoofd en de schipper van
het loodswezen nemen onderscheidenlijk zitting naar gelang
het te behandelen geval behoort tot de grote vaart, de
kleine vaart of de zeevisserij of een rijksvaartuig betreft,
dan we1 het loodswezen er nauw bij betrokken is. De overige
buitengewone leden nemen zitting, wanneer de voorzitter of
de raad van oordeel is, dat hun tegenwoordigheid door de
aard van het te behandelen geval wenselijk wordt gemaakt.
De zitting nemende buitengewone leden nemen dan aan de
stemmingen deel (art. 23, derde lid, Schw).
De bovengenoemde personen en hun plaatsvervangers worden
door de Kroon benoemd, telkens voor de tijd van ten hoogste
vier jaar (art. 23, zesde lid, Schw).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Aan de raad wordt een secretaris en een plaatsvervangend
secretaris toegevoegd. Zij moeten juristen zijn en worden
telkens voor de tijd van vier jaar door de Kroon benoemd
(art. 23, vijfde en zesde lid, Schw).

Opdracht. aan
scheepvaartinspec-
tie tot verzameling
gegevens
Onderzoeks-
bevoegdheden
Verzoeken aan
raad gehoord te
worden of anderen
te horen
De secretaris houdt registers bij van de bij de raad in
onderzoek zijnde zaken en van de bij de voorzitter inge-
stelde beroepen en hij bewaart het archief van de raad en
van de voorzitter; de secretaris notuleert hetgeen ter
zitting ter sprake komt en hij betaalt aan getuigen en
deskundigen de hun toegezegde schadeloosstelling (art. 4,
art. 7 en art. 15 KB). De secretaris verricht voorts de
werkzaamheden hem door de voorzitter opgedragen (art. 16,
eerste lid, KB).
b. De commissie uit de raad en de raad zijn bevoegd zo nodig
het hoofd van de scheepvaartinspectie op te dragen
middelerwijl nopens bepaalde onderwerpen nadere gegevens
te verzamelen (art. 29, vijfde lid, Schw).
c. De voorzitter, de (buiten)gewone leden en de secretaris van
de raad hebben te allen tijde toegang tot zeeschepen, lig-
plaatsen en dokken; de eigenaars, kapiteins en bemannings-
leden zijn verplicht deze personen desverlangd de nodige
inlichtingen te verstrekken (art. 24 Schw).
d. De (voorzitter van de) raad kan overlegging vorderen van
scheepsjournalen, monsterrollen en andere voor het onderzoek
nodige bescheiden van degene die deze stukken onder zijn
berusting heeft (art. 32, eerste lid, Schw).
e. Indien de raad inzage of afschrift van administratieve
bescheiden of inlichtingen van enig openbaar gezag wenst te
verkrijgen wendt hij 'zich daartoe tot de minister van V&W
(art. 14 KB).
f. De kapitein, de stuurlieden en de machinisten van een schip,
hetwelk door een ramp is getroffen of een ramp veroorzaakt
heeft, en voorts ieder, die meent over de oorzaken van de
ramp licht te kunnen verspreiden, kunnen verzoeken, zowel
dat zij zelf gehoord worden, als ook bepaaldelijk door hen
aangewezen personen, van wie evenzeer het geven van ter zake
dienende inlichtingen kan worden verwacht. Van zodanige
verzoeken wordt, indien daaraan door de leider van het
onderzoek geen gehoor wordt gegeven, in het proces-verbaal
van het onderzoek aantekening gehouden. De verzoekers mogen
tot de verschenen getuigen vragen doen richten, met dien
verstande, dat aan de leider van het onderzoek de beslissing
blijft, of een vraag a1 dan niet zal worden gesteld. Bij dit
onderzoek is het niet toegelaten zich door een raadsman te
doen bijstaan of zich te doen vertegenwoordigen door een
gemachtigde (art. 33 Schw).
Oproepen getuigen g. De raad kan getuigen en deskundigen dagvaarden om ter
endeskundigen , zitting gehoord te worden. Via de arrondissementsrechtbank
kan een weigerachtige getuige of deskundige gedwongen worden
tot medewerking (art. 30, eerste lid, Schw).
h. De betrokkene, naar wiens a1 dan niet geschiktheid een
onderzoek wordt ingesteld, kan verzoeken dat reeds gehoorde
getuigen of nader door hem bepaald aangewezen personen
alsnog zullen worden gehoord. Bij afwijzing van ditverzoek
wordt daarvan aantekening gehouden in het proces-verbaal der
zitting (art. 35, eerste lid, Schw).

Procesvertegen-
woordiging
Openbaarheid
zittingen/geheim
raadkamer
S temmen
Openbaarheid
m. b. t. uitspraken
Toelichting
bezwaren in
beroepsprocedure
Betrokkenheid
hoofd scheepvaart-
inspectie
De betrokkene, naar wiens a1 dan niet geschiktheid een
onderzoek wordt ingesteld, heeft het recht zich bij de
behandeling van zijn zaak door een raadsman te doen bijstaan
of zich te doen vertegenwoordigen door een speciaal voor dit
doe1 gemachtigde (art. 34, zevende lid, Schw).
De zittingen van de raad worden in het openbaar gehouden,
tenzij de raad, om in de uitspraak te vermelden redenen,
mocht besluiten de behandeling van een zaak geheel of ge-
deeltelijk met gesloten deuren te doen plaatshebben. De
voorzitter, de leden en de secretaris zijn verplicht het
geheim der raadkamer te bewaren (art. 26, eerste en tweede
lid, Schw).
k. Voor het nemen van beslissingen moet de raad uit tenminste
drie leden, de voorzitter inbegrepen, bestaan. In geval van
staking van de stemrnen wordt, wanneer het betreft een '
beslissing, betrekking hebbende op de a1 dan niet geschikt-
heid van een bemanningslid, geacht ten voordele van de
betrokkene te zijn beslist; in alle' andere gevallen is de
stem van de voorzitter beslissend bij staking van stemmen
(art. 26, derde lid, Schw).
1. Wanneer de behandeling van een zaak voor de raad is
afgelopen, wordt door de voorzitter van de raad in het
openbaar uitspraak gedaan.
Deze uitspraak moet een overzicht bevatten van de gang van
het gehouden onderzoek. De uitspraken worden op door de
Kroon te bepalen wijze openbaar gemaakt (art. 42, eerste,
tweede en vijfde lid, Schw). Aan belanghebbenden wordt
kosteloos inzage en voor hun kosten uittreksel of afschrift
van de uitspraken van de raad door de secretaris verstrekt,
berekend volgens het tarief voor uittreksels of afschriften
van vonnissen in strafzaken (art. 46 Schw).
m. Alvorens een uitspraak te doen is de voorzitter van de raad
steeds bevoegd en op aanvrage van de apellant, van de
ambtenaar tegen wiens beslissing of voorschrift beroep is
ingesteld of van het hoofd van de scheepvaartinspectie,
verplicht aan ieder hunner gelegenheid te geven hunne
bezwaren mondeling in persoon of bij gemachtigde toe te
lichten (art. 21, tweede lid, Schw).
Politick-bestuurlijke controle
a. Het hoofd der scheepvaartinspectie is bevoegd de zittingen
van de raad, ook die welke met gesloten deuren worden
gehouden, bij te wonen. Hij kan zich echter bij a1 deze
werkzaamheden door een inspecteur doen vervangen (art. 44,
tweede lid, Schw).
Het hoofd of degene, die hem vervangt, heeft het reche ter
zitting van de raad vragen te stellen aan de getuigen,
deskundigen, betrokkenen en aangeklaagden en zodanige
vorderingen te doen en toe te lichten als hij nodig acht
(art. 17 KB).

Samenwerking
met O.M.
Toezending uit-
spraken aan
minister en hoofd-
inspectie
Geen rechtsbescher-
mingsregeling
Geen rechtsper-
soonli j kheid
Individuele
vergoedingen
Schadeloosstelling
getuigen en
deskundigen
Kosten onderzoek
ten laste rijk
Samenstelling
Is door de raad bij een onderzoek naar de geschiktheid van
een bemanningslid een bevoegdheid ontnomen of heeft de raad
tot het ontnemen van een bevoegdheid niet besloten, hoewel
het hoofd daartoe heeft geraden, dan worden aan dit deel van
het onderzoek in de uitspraak afzonderlijke overwegingen
gewijd (art. 42, derde lid, Schw).
b. Blijkt bij het onderzoek, dat door iemand een strafbaar feit
is gepleegd, dan wordt de bevoegde ambtenaar van het open-
baar ministerie door de leider van het onderzoek daarvan in
kennis gesteld (art. 47 Schw).
c. Een gewaarmerkt afschrift van de uitspraak wordt zo spoedig
mogelijk aan de minister van V&W en aan het hoofd van de
scheepvaartinspectie toegezonden (art. 42, vierde lid, Schw).
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere rechtsbeschermingsregeling. .
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
a. Door de Kroon worden de geldelijke schadeloosstellingen van
de (buiten)gewone leden en van hun plaatsvervangers geregeld,
benevens de bezoldigingen van de voorzitter en van de
secretaris en de geldelijke schadeloosstellingen van hun
plaatsvervangers (art. 23, achtste lid, Schw).
b. Aan getuigen en deskundigen, voor zover hun dienstverhouding
tot het rijk niet medebrengt, dat zij hun medewerking
verlenen zonder een schadeloosstelling, wordt, zo zij dit
verlangen, een schadeloosstelling toegekend naar de maatstaf
der tarieven van justitiekosten en salarissen in burgerlijke
zaken (art. 31 Schw).
c. De kosten van het onderzoek door de raad worden gedragen
door het rijk (art. 45 Schw).
Feiteli j ke gegevens
Gewone leden
mr'. E.J. Rosen Jacobson (voorzitter) (plv.: 1. mr. P.A. Roggen,
2. mr. J. van Slooten), W. Meyer, A. Visser.
Plv. gewone leden
G.W.C. Berenbroek, G.P. Paulussen, W. Staakman, E.F. Stolting,
W.G. Landzaat, G. Zeiler.
Buitengewone leden
G.W.C. Berenbroek (oud-kapitein grote vaart), G.P. Paulussen
(oud-kapitein grote vaart), W. Staakman (oud-kapitein grote
' vaart), E.F. Stolting (oud-kapitein grote vaart), U. Brinkman
(oud-kapitein kleine vaart), J. Damminga (oud-kapitein kleine
vaart), H. Bais (oud-schipper zeevisserij), N.J. Pronk (oud-
schipper zeevisserij), mr. R.J.H. Fortuyn (reder grote vaart),

W.L. de Vries (oud-reder grote vaart), A. Schuur (reder kleine
vaart), E. Smid (oud-reder kleine vaart), K. Hoekstra (reder
zeevisserij), J.P. Hasenack (oud-scheepswerktuigkundige), P.
Joosten (oud-scheepswerktuigkundige), G.J.Th. Wosten (oud-
scheepswerktuigkundige), J. van Rijn (loodswezen), W. Riepma
(loodswezen), ir. H.W. Stapel (scheepsbouwkundige grote vaart),
ir. F. Smit (scheepsbouwkundige kleine vaart), ir. W.G. Bodewes
(scheepsbouwkundige kleine vaart), G.P. Stapel (scheepsbouw-
kundige zeevisserij), ir. J.N. Joustra (werktuigkundige), H.
van der Sluis (electrotechnicus), H. Snel (electrotechnicus).
Waarnemers
mr. D.C.J. Bakker (secretaris), mr. F.J. van Katwijk (&
secretaris).
Secretariaat 3 medewerkers.
Financien Uitgaven ten laste van de begroting van V&W.
Begrote uitgaven f 272.000,--.
1982 ,
Laatste j aarverslag Nooit een jaarverslag uitgebracht.
Opmerkingen
Tuchtrechter en a. De raad heeft zowel een tuchtrechterlijke als een
bestuurder bestuurli j ke functie . Hij kan, wanneer sprake is van schuld,
disciplinaire straffen opleggen; daarnaast kan hij beman-
ningsleden ongeschikt verklaren voor hun taakuitoefening
zonder dat er sprake is van schuld.
Andere onderzoeks-
instanties
Instelling en
oprichting
Regelingen
b. Naast de Raad voor de Scheepvaart verrichten ook de Marine-
raad en de Comrnissie van Onderzoek Binnenvaartrampen, ieder
op hun eigen terrein, onderzoek naar aanleiding van onge-
vallen met schepen. Deze laatste twee instanties hebben
echter uitsluitend adviesbevoegdheden (zie Marinescheeps-
ongevallenwet; wet van 16 maart 1928 (Stb. 69) en Binnen-
vaartrampenwet; wet van 9 juli 1931 (Stb. 289)).
BESTUUR van de STICHTING NEDERLANDS INSTITUUT VOOR VLIEGTUIG-
ONTWIKKELING EN RUIMTEVAART (NIVR)
Kluyverweg 1, Delft (Postbus 35, 2600 AA Delft)/(Ol5) 569308.
Instelling en oprichtinq
De stichting is opgericht bij notariele akte van 19 juni 1947
door de ministers van V&W, van Oorlog, van Marine, Van EZ, van
Overzeese gebiedsdelen en van Fin.; bij de oprichting is de
stichting een aantal bevoegdheden toegekend; de oprichting is
bekrachtigd bij wet van 25 februari 1955 (Stb. 107).
- Wet ter bekrachtiging van de oprichting van de stichting en
ter machtiging tot het aangaan van een overeenkomst met een
stichting; wet van 25 februari 1955 (Stb. 107) (llWet'l).
313

Bevorderen van
activiteiten op
het gebied van
vliegtuigbouw
en ruimtevaart
Diverse activi-
teiten W.O. sub-
sidieverlening
Voorwaarden waar-
onder subsidies en
opdrachten verleend
kunnen worden
Samenstelling en
benoeming
- Statuten, laatstelijk gewijzigd bij notariele akte van
17 mei 1976.
- Overeenkomst inzake de verhouding tussen het rijk en de
stichting, gesloten op 16 mei 1955 en gewijzigd op 19
februari 1975 ( "OvkI1 ) .
Doelstellingen en taken
De stichting heeft ten doe1 de bevordering van de industriele
activiteiten in Nederland op het gebied van de vliegtuigbouw
en de ruimtevaart, in het bijzonder het doen ontwikkelen van
vliegtuigen en ruimtevaartuigen, daaronder begrepen onderdelen,
uitrustingsstukken, materialen, zowel voor de bouw als voor het
gebruik van vliegtuigen en ruimtevaartuigen, alles in de ruimste
zin genomen (art. 2 statuten).
Bevoegdheden
De stichting tracht haar doe1 te bereieken door:
1. het uitvoeren of doen uitvoeren van studies, hetzij in
nationaal, hetzij in internationaal verband;
2. de verstrekking, in nationaal of internationaal verband, van
ontwikkeling- en onderzoekingsopdrachten tegen betaling;
3. het verlenen van subsidies, de exploitatie van de voor haar
uit haar opdrachten voortvloeiende rechten, waaronder
begrepen octrooien, verleend op ingevolge deze opdrachten
geconstrueerde vliegtuigen en gerealiseerde ruimtevaart-
projecten, alsmede op hetgeen ingevolge haar doelstelling
daaronder is begrepen;
4. het verstrekken van adviezen, op verzoek of eigener beweging,
omtrent vliegtuig- en ruimtevaartprojecten, die van bijzonder
belang zijn voor de ontwikkeling van de Nederlandse indu-
striele en wetenschappelijke activiteiten op deze gebieden;
5. het beheer van en de controle op de uitvoering van goedge-
keurde projecten;
een en ander zelfstandig of in samenwerking met derden en door
andere wettige middelen, welke het bestuur hiervoor zal aan-
wijzen (art. 3 statuten).
Het bestuur kan opdrachten en subsidies slechts verlenen onder
beding dat de stichting tenminste mede gerechtigd zal zijn tot
de resultaten van de verrichte arbeid, zoals ontwerpen,
octrooien, vindingen en andere rechten. Bij de opdrachten kan
tevens worden geregeld dat degene, aan wie de opdracht wordt
verstrekt, gerechtigd zal zijn de resultaten van de opdracht
mede namens de stichting te exploiteren en te gebruiken, onder
daarbij nader te stellen voorwaarden. Naast de gevallen in de
vorige volzin genoemd kan het bestuur toepassing van de resul-
taten van gegeven opdrachten slechts toestaan tegen nader te
bepalen vergoeding (art. 13, tweede t/m vierde lid, statuten).
Samenstelling en benoeminq
Het bestuur der stichting bestaat uit:
a. een lid-voorzitter, aan te wijzen door de ministers van V&W,
Def., EZ, Fin., BuZa en O&W gezamenlijk;
b. een lid, aan te wijzen door de minister van V&W;

Dageli j ks bestuur
c. een lid, aan te wijzen door de minister van Def., bij welke
aanwijzing gelet wordt op een goed verband tussen de
stichting en de Koninklijke Luchtmacht;
d. een lid, aan te wijzen door de minister van Def., bij welke
aanwijzing gelet wordt op een goed verband tussen de
stichting en de Koninklijke Marine;
e. een lid, aan te wijzen door de minister van EZ;
f. een lid, aan te wijzen door de minister van Fin.;
g. een lid, aan te wijzen door de minister van BuZa;
h. een lid, aan te wijzen door de minister van O&W;
i. een lid, aan te wijzen door de KLM;
j. twee leden, aan te wijzen door de N.V. Koninklijke
Nederlandse Vliegtuigenfabriek "Fokker";
k. een lid, aan te wijzen door de N.V. Philips' Gloeilampen-
fabrieken;
1. een lid, aan te wijzen door de Stichting Nationaal Lucht- en
Ruimtevaartlatoratorium;
m. een lid, aan te wijzen door TNO ten behoeve van Nijverheid,
Handel en Verkeer.
Voor zover geen aanwijzing heeft plaatsgehad, vormen de overige
bestuursleden een bevoegd college.
Het bestuur kan derden uitnodigen een bestuurslid aan te wijzen,
mits het aantal van de op grond van een dergelijke uitnodiging
aangewezen bestuursleden op geen ogenblik groter is dan drie.
Het bestuur is tevens bevoegd personen, op grond van hun
bekwaamheden, uit te nodigen gedurende bepaalde tijd als
bestuurslid op te treden, mits uit dezen hoofde op geen
ogenblik meer dan drie personen in het bestuur zitting hebben
(art. 5, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, statuten).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit:
a. de voorzitter;
b. een door het bestuur te bepalen aantal leden, welke door
het bestuur worden aangewezen uit de door een minister
aangewezen bestuursleden (art. 11 statuten).
Het Dagelijks Bestuur is belast met:
a. het samenstellen van de bureaux van de stichting en het
behandelen van alle personeelszaken dier bureaux;
b. het voorbereiden van voorstellen omtrent door de
stichting te geven opdrachten of te sluiten overeen-
komsten;
c. het controleren van de uitvoering van door de stichting
gegeven opdrachten en gesloten overeenkomsten;
d. het uitvoeren der bestuursbesluiten.
Het kan voor de uitoefening der hem opgedragen taak
beschikken over de geldmiddelen der stichting, met inacht-
neming der door het bestuur te stellen regelen (art. 12,
eerste lid, statuten).
Leiding van bureau b. De voorzitter heeft de leiding van de bureaux van de
door voorzitter stichting en is bevoegd zelfstandig namens het Dagelijks
Bestuur op te treden voor wat betreft aanstelling en ontslag
van ondergeschikt personeel en voor zaken een belang van een
door het bestuur vast te stellen bedrag niet te boven gaande
(art. 12, tweede lid, statuten)

Instellen begelei-
dingscommissie
Vertegenwoordiging
der stichting
Besluitvorming
Geheimhouding
Het bestuur kan met het oog op een doelmatige uitvoering
van een bepaald ontwikkelingsproject een begeleidings-
commissie instellen en zal dit doen indien de instantie die
de gelden voor het project beschikbaar stelt, dit verzoekt.
De samenstelling, de taak, de tijdsperiode en de werkwijze
van de begeleidingscommissie worden door het bestuur
geregeld (art. 5A statuten).
Het bestuur vertegenwoordigt de stichting in en buiten
rechte, waarbij namens het bestuur, ter uitvoering van zijn
besluiten, kan worden opgetreden door het Dagelijks Bestuur
(art. 6 statuten).
Overeenkomstig nader door het bestuur te stellen regelen
kunnen bepaalde stukken en brieven door de voorzitter of
andere daarmede te belasten personen worden getekend.
Voor de zaken, waarvoor de voorzitter zelfstandig kan
optreden is hij tevens tot zelfstandige vertegenwoordiging
bevoegd.
In de vergaderingen van het bestuur heeft ieder bestuurslid
gelijk stemrecht. Alle besluiten worden bij meerderheid van
stemmen genomen; bij staking van stemmen beslist de voor-
zitter. Geen besluit kan worden genomen, indien niet ten-
minste zeven leden aanwezig zijn.
Indien de voorzitter niet ter vergadering aanwezig is, wordt
het voorzitterschap waargenomen door het in jaren oudste
aanwezige lid van het Dagelijks Bestuur; is geen lid van het
Dagelijks Bestuur aanwezig, dan voorziet de vergadering zelf
in haar presidium. Hi], die op een van deze wijzen als
voorzitter optreedt, heeft ook een beslissende stem bij
staking van stemmen.
De uitvoering van een besluit van het bestuur zal worden
opgeschort indien zulks, uiterlijk op de derde dag na dien
waarop het besluit is genomen, schriftelijk onder opgave van
redenen door een bestuurslid aan de voorzitter is verzocht.
Indien het geval, bedoeld in de vorige volzin, zich voordoet
zal een tweede vergadering van het bestuur worden gehouden
waarin alsdan over de uitvoering van het besluit door het
bestuur zal worden besloten. Laatstbedoeld besluit kan niet
meer opgeschort worden (art. 7, eerste t/m zesde lid,
statuten).
Op de leden van het bestuur rust zowel tijdens als na hun
.lidmaatschap de verplichting tot geheimhouding van alle
gegevens en inlichtingen, die hun tijdens hun lidmaatschap
als zodanig bekend zijn geworden (art. 8 statuten).
In de instructie, die het bestuur vaststelt voor alle
personen, die bij de stichting a1 of niet in dienstverband
werkzaamheden verrichten, zullen niet ontbreken bepalingen, .
welke voor zover nodig, geheimhouding waarborgen met
betrekking tot hetgeen bij de stichting ter kennis gekomen
is van de bij de stichting werkzame personen (art. 6 Ovk).

Nadere regelen
m.b.t. werkwijze
Beheersreglement
Verantwoording aan
ministers
Goedkeuring
beheersreglement
Toezicht m.b.t.
begroting en
werkplan
k. Het bestuur is bevoegd omtrent inhoud, wijze en termijn
van oproepen, alsmede omtrent de orde der vergaderingen
nadere regelen te stellen met inachtneming van hetgeen
daaromtrent in de statuten is bepaald (art. 10, tweede lid,
statuten).
1. Het beheer der stichting wordt gevoerd overeenkomstig een
door het bestuur vast te stellen reglement (art. 1 Ovk).
Politick-bestuurlijke controle
a. Het bestuur der stichting is voor de uitvoering van zijn
taak verantwoordelijk tegenover de ministers van EZ, Fin. en
V&W (art. 1 Ovk).
b. Het door het bestuur vastgestelde beheersreglement behoeft
de voorafgaande goedkeuring van de ministers van EZ, Fin. en
V&W (art. 1 Ovk).
c. Het bestuur der stichting dient jaarlijks bij de minister
van EZ een ontwerpbegroting van baten en lasten vodr het
daarop volgende jaar in en een ontwerp-werkplan voor dat
jaar. Afschrift van deze stukken zendt het bestuur aan de
ministers van Fin. en van V&W.
Uit de begroting moet blijken of en tot welk bedrag voor het
desbetreffende jaar een tekort wordt verwacht.
Het bestuur verstrekt de inlichtingen, welke met betrekking
tot deze stukken door of vanwege de minister van V&W, van
Fin. en van EZ worden gevraagd.
Na ontvangst van bericht van de minister van EZ op welk
bedrag aan subsidie ten hoogste kan worden gerekend, stelt
het bestuur de begroting van baten en lasten vast, waarbij
de aanwijzingen in acht worden genomen, welke door die
minister met betrekking tot de begroting en het werkplan
worden gegeven.
Afschrift van de vastgestelde begroting zendt het bestuur
toe aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Algemene
Rekenkamer en aan de ministers van V&W, van Fin. en van EZ.
Zo nodig wordt een gedeelte van het subsidie aan de
stichting bij wijze van voorschot uitgekeerd (art. 2 Ovk).
Goedkeuring balans, d. Het bestuur verstrekt jaarlijks aan de ministers en aan de
verlies- en winst- Algemene Rekenkamer een ontwerp-balans per 31 december van
rekening en jaarver- het afgelopen jaar en een ontwerp-verlies- en winstrekening,
slag benevens een verslag omtrent de verrichte werkzaamheden en
de bereikte resultaten over dat jaar.
Afschrift van deze stukken zendt het bestuur aan de
ministers, die in het bestuur vertegenwoordigd zijn.
Nadat deze stukken zijn onderzocht, ontvangt het bestuur van
de minister van EZ mededeling betreffende de goedkeuring van
deze stukken door de ministers en omtrent de uiteindelijke
vaststelling van het subsidie over het betreffende jaar.
Goedkeuring van de balans, de verlies- en winstrekening en
het jaarverslag door de minister van EZ strekt het bestuur
tot decharge.

Uitbrengen kwartaalverslag
Het bestuur stelt na de goedkeuring, bedoeld in de vorige
zin, de balans en de verlies- en winstrekening vast.
Afschrift van deze stukken zendt het bestuur aan de beide
Kamers der Staten-Generaal, aan de Algemene Rekenkamer en
aan de ministers van Fin. en van V&W (art. 3 statuten).
e. Het bestuur brengt tenminste eenmaal per kwartaal verslag
uit aan de minister van EZ met betrekking tot de verrichte
werkzaamheden, de aangegane verplichtingen, de inkomsten en
de uitgaven van de stichting (art. 4 statuten).
Goedkeuring m.b.t. . f. Het bestuur zal zonder de voorafgaande goedkeuring van de
onvoorziene belang- minister van EZ niet overgaan tot de stichting van
ri j ke verplichtingen gebouwen en vaste installaties of tot het aangaan van andere
belangrijke verplichtingen, welke niet in het werkplan zijn
voorzien (art. 5 statuten).
Inzage in boeken
vanwege ministers
of door Algemene
Rekenkamer
Toestemming
minister van Def.
Statutenwijziging/
ontbinding der
stichting door
ministers
Geen rechtsbescher-
mingsregeling
Privaatrechteli j ke
stichting
Individuele
vergoedingen
g. Aan de door de ministers van V&W en van Fin. aan te wijzen
anbtenaren, zomede aan de Algemene Rekenkamer zal, telkens
wanneer zulks wordt verlangd, inzage in de boekhouding der
stichting worden gegeven en zullen alle daaromtrent
gevraagde inlichtingen worden verstrekt (art. 4 Wet).
h. Indien naar het oordeel van het door de minister van Def.
aangewezen besfuurslid de resultaten van gegeven opdrachten
van zodanig militair belang zijn, dat zij bij voorkeur in
het belang van Is lands verdediging moeten worden aangewend,
kan het bestuur de toepassing van die resultaten slechts
toestaan, na daartoe van of namens de minister'van Def.
verkregen toestemming (art. 13, vijfde lid, statuten).
i. Wijzigingen in de statuten kunnen worden aangebracht door
de gezamenlijke ministers, die een bestuurslid hebben
aangewezen op voorstel van het bestuur of dit gehoord zijnde
(art. 16 statuten). Ontbinding der stichting kan plaats-
vinden door een gezamenlijk besluit van bovengenoemde
ministers (art. 17 statuten).
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtspersoonlijkheid
Het NIVR is rechtspersoon in de zin van Boek 2 BW.
Financien
a. De minister van EZ kan, in overleg met de ministers
van V&W, van Def . , van Fin. , van BuZa en van O&W, aan de
voorzitter een jaarlijkse toelage toekennen. Bestuursleden
kunnen een vergoeding voor reis- en verblijfkosten genieten
(art. 15 statuten).

Geldmiddelen der
stichting
Omvang ri j ks -
bi j drage
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
b. De geldmiddelen der stichting bestaan uit het stichtings-
kapitaal en voorts uit subsidies van overheidsinstanties,
door derden te betalen vergoedingen voor licenties en
anderszins, bijdragen, schenkingen, erfstellingen en
legaten, renten en andere baten (art. 4 statuten).
c. Ten laste van het rijk komt een jaarlijkse bijdrage aan de
stichting tot een zodanig bedrag als nodig is om, rekening
gehouden met bijdragen van derden een sluitende exploitatie
te verkrijgen (art. 3, eerste lid, Wet).
Feitelij ke gegevens
Leden
H.G. Geschiere (voorzitter), ir. J.W. Hillege (EZ) (plv.: ir.
R.F. de Brulne), ir. H.N. Wolleswinkel (V&W) (plv.: ir. J.F.
van der Spek), gen.-majoor ir. E. van der Kaa (Def., Kon.
Luchtrnacht) (plv.: Cdre ir. A. Hidma), KtZ(T) J.P. Klok (Def.,
Kon. Marine) (plv.: KltZ(T) R.F. Daniels), mr.drs. D.J.
Bruinsma (Fin.) (plv.: mr. J.J. Westenbrink), drs. E.J. van
Vloten (BuZa) (plv.: mr. L.J.R.J.B.W.G.E.M. Graaf de Marchant
et d'Ansembourg), dr. E. van Spiegel (O&W) (plv.: dr. P.A.J.
Tindemans), ir. L.J. van Ameyden (KLM) (plv.: ir. G.H. Reede),
F. Swartouw (Fokker) (plv.: D. Krook), ir. J. Cornelis (Fokker)
(plv.: F. Nel), dr.ir. A.E. panne;lborg (Philips) (plv.: ir.
C.A. van Staaden), prof.dr.ir. O.H. Gerlach (NLR) (plv.: ir.
J.A. van der Bliek), prof.dr.ir. H.J. Dirksen (TNO) (plv.:
dr.ir. L.H.J.Wachters), prof.ir. H. Wittenberg, A.B. Wolff,
prof.dr.ir. P.J. Zandbergen.
25 personen, in dienst van de stichting.
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van EZ;
b. de industrie d.m.v. terugbetaling van verleende ontwikke-
lingscredieten.
Begrote uitgaven , - Apparaatskosten : f 3.210.000,--;
1982 - Subsidies : f 81.685.000,--.
Laatste j aarverslag 1981.
Opmerkingen
Formalisering van een statutenwijziging is in voorbereiding.

Instelling en
opr ichting RAA
Opr ichting commissie
Instelling commissie
Reqelingen
Inschr i jving als
consulent
Inschrijving als
consulent
Weiger ing inschr i j-
ving
Door haling inschr i j-
ving
5.9 M INISTEKIE VAN EC0NCI.I ISCHE ZAKEN
C.OMMISS1 VOOR DE INSCHRIJVING van de RAAD VOOR ACCOUNTANTS-
ADMINISTRATIECONSULENTEN (Cornmiss i e VOOr de inschr i jvinq van
de RAA)
Nieuwe Parklaan 69, 2597 LB Is-Gravenhaqe/(070) 558200
Instelling en oprichtinq
De RAA is ingesteld en opgericht bij wet van 13 december 1972
(Stb. 748), ondertekend door de minister van EZ, van Just. en
van O&W (Wet op de accountants-administratieconsulenten) ( "Wet
AAC") .
De commissie voor de inschrijving is opgericht door de RAA.
Bij de Wet AAC zijn bevoegdheden aan de commissie toegedeeld.
Wet AAC.
Doelstellingen en taken
De commissie schrijft hen die aan de qestelde eisen voldoen in
als consulent (art. 7 Wet AAC).
De RAA adviseert de ministers van EZ, van Just. en van O&W
desqevraagd of uit eigen beweqing omtrent hetgeen dienstig kan
zijn voor een goede beroepsuitoefening door accountantsadmini-
stratieconsulenten (art. 2, tweede lid, Wet AAC) .
De RAA blijft op de hoogte van hetqeen er geschiedt op het
gebied van het onderwijs opleidende tot consulent (art. 63,
eerste lid, Wet AAC) .
De RAA adviseert de minister van EZ bij de benoeming van de
leden van de commissie die het examen als consulent afneemt
(art. 5, eerste lid, KB van 20 mei 1974 (Stb. 304)).
Bevoegdheden
De commissie schrijft op aanvraqe die personen in als consulenten
die voldoen aan de wettelijke eisen (art. 7, eerste
lid, Wet AAC). Om voor inschrijving in aanrnerkinq te komen
dient men in het bezit te zijn van in de Wet AAC aanqeduide
diploma's (art. 10 Wet AAC).
Inschrijving wordt geweiqerd: bij het niet in bezit hebben van
de vereiste bewijsstukken; bij het inqevolge rechterlijke
uitspraak failliet verklaard zijn, onder curatele gesteld zijn
of ontzet zijn van het recht zijn beroep uit te oefenen; bij
gegronde vrees voor inbreuk op de wettelijke voorschriften, de
consulenten betreffende, of uit andere hoofde vrees voor
schade aan de eer der stand (art. 11 Wet AAC).
Inschrijving wordt doorgehaald: bij overlijden; ingeval van
schrifteli jk verzoek; ingeval van faillissement , onder cdratele
stelling of ontzetting van de beroepsuitoefening; ter
uitvoering van een tuchtmaatregel (art. 15, eerste lid, Wet
AAC) .
Rechtsgevolg van ingeschreven zijn is dat men qerechtiqd is de
titel accountant(-administratieconsulent) t e voeren (art. 28,
eerste lid en tweede lid onder a, Wet AAC). Het valselijk

Samenstelling en
benoeming
Secretariaat van RAA
en van commissie
Reglement van orde RAA
Zwi jgplicht voor
leden RAA
Onderzoek bi j
inschri jving
Openbaar he id
voeren van bovengenoemde titels of het valselijk de suggestie
wekken dat men gerechtigd is een dergelijke titel te voeren is
een strafbaar feit (art. 29, eerste en tweede lid, Wet AAC).
Samenstelling en benoeminq
De leden van de commissie worden door de Kroon aangewezen uit
de leden van de RAA (art. 3, tweede lid, Wet AAC).
De RAA bestaat uit ten minste zeven en ten hoogste elf leden
die door de Kroon op voordracht van de ministers van EZ, van
Just. en van O&W worden benoemd. Op voordracht van deze
ministers wordt door de Kroon voor elk van deze leden een
plaatsvervangend lid benoemd. Ook op voordracht van deze
ministers worden door de Kroon uit de leden een voorzitter en
een plaatsvervangend voorzitter benoemd (art. 3, eerste,
tweede en vijfde lid, Wet AAC) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
De minister van EZ regelt, de RAA gehoord, de samenstelling
en de werkwijze van het secretariaat van de RAA en van de
commissie. Hij kan nadere regels vaststellen met betrekking
tot indienstneming c.q. aanstelling, arbeidsvoorwaarden en
geheimhoudingsplicht
Wet AAC).
van het personeel (art. 5, tweede lid,
De RAA stelt een reg lement van orde vast dat de goedkeuring
van de ministers van EZ, van Just. en van O&W behoeft (art. 5,
eerste .lid, Wet AAC)
De leden van de Raad
zijn verplicht tot geheimhouding van alle
zaken- en beroepsgeheimen, welke zij in hun hoedanigheid ver-
nemen en voorts van alle aangelegen ten aanzien waarvan de
Raad of zijn voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of met
een vertrouwelijk karakter (art. 6 Wet AAC).
De commissie onderzoekt de bij haar ingediende aanvragen en
hoort hen, die zij dienstig acht te horen. Een beslissing tot
weigering wordt niet genomen dan na oproeping van de aanvrager
(art. 12, vierde en zesde lid, Wet AAC). De beslissing tot
weigering is met redenen omkleed (art. 13, tweede lid, Wet
AAC) .
De aanvrager kan - tenzij de commissie heveelt, dat hij in
persoon zal verschijnen - zich ter zitting doen verfegenwoor-
digen door een daartoe gemachtigde. Hij kan zich door een
raadsman doen bijstaan. De commissie kan weigeren bepaalde
personen die niet advocaat zijn, als gemachtigde of als raads-
man toe te laten. Bij zodanige weigering houdt de commissie de
zaak tot een volgende zitting aan (art. 12, zevende en achtste
lid, Wet AAC).
Aan een ieder, die zulks verlangt, wordt, mondeling of schrif-
telijk, medegedeeld: of een persoon staat ingeschreven; of een
ingeschrevene als zodanig vanwege een tuchtmaatregel geschorst
is (art. 9 Wet AAC). Elke inschrijvinq, elke doorhaling van
zodaniqe inschrijving en elke schorsing vanweqe een tuchtmaat-
regel, worden door de voorzitter van de commissie in de
Staatscourant bekend gemaakt (art. 17 Wet AAC) .

Beroep op commissie
van beroep
Geen rechtspersoon-
lijkheid
Individuele vergoe-
dingen, vergoeding
inschrijvingskosten
Samenstelling
Rechtsbescherminq
Bij weigering van inschrijving op grond van vrees voor inbreuk
op de wettelijke voorschriften of van anderszins vrees voor
schade aan de eer der stand kan beroep worden ingesteld bij
een commissie van beroep, waarvan de minister van EZ de leden
benoemt (art. 19, eerste lid, en art. 18, eerste lid, Wet AAC).
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
Voor vergoedingen aan de Raadsleden zijn het Vacatiegelden-
besluit 1970 (Stb. 577) en het Reisbesluit 197'1 (Stb. 1970,
602) van toepassing. Voor de inschrijving moet men een bepaald
door de minister van EZ vast te stellen bedrag betalen
(art. 12, eerste lid, Wet AAC).
Feitelijke gegevens
Leden
vacature (voor zitter) , H. Brand A;A. (lste plv. voorzitter) ,
H.J. Volriet A.A. (2de plv. voorzitter)
Adv.leden
J.P. Aalbers A.A. (secretaris).
Secretar iaat Administratieve ondersteuning wordt verleend door het secre-
tariaat van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratie-
consulenten.
Financien Uitgaven ten laste van de beqroting van EZ.
Begrote uitgaven 1982 Apparaatskosten van de RAA: f 185.500.
1980.
Laatste jaarverslag
Instelling
Opr ichting
Opmerkinqen
Hoewel de commissie voor de inschrijvinq het beschreven orgaan
is, is, waar nodig, ter verheldering van die beschrijving
infor,matie over de RAA zelf opgenomen.
KAMERS VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN (KvK)
Er zijn 35 Kamers van Koophandel en Fabrieken. De adressen en
telefoonnummers staan vermeld onder "Feitelijke gegevens".
Instelling en oprichtinq
Ingesteld bij wet van 27 juni 1963 (Stb. 2861, ondertekend
door de staatssecretaris van EZ (Wet op de Kamers van Koop-
handel en Fabrieken 1963) ("Wet KvK").
Opgericht bij KB van 5 april 1966, nr. 48 (Stcrt. 691, onder
tekend door de staatssecretaris van EZ op basis van organi-

Regel ingen
satieregels die de Wet KvK geeft. Het bovenstaande KB is ver-
vangen door het KB van 27 december 1979, nr. 59 (Stcrt.'l980,
Wet KvK.
KB van 27 december 1979, nr. 59 (stcrt. 1980, nr. 6);
laatstelilk gewijzigd bij KB van 17 december 1981, nr. 54
(Stcrt. 251). .
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ("Boek 2 BW").
Wetboek van Koophandel ("WvK") .
Handelsregisterwet; wet van 26 juli 1918 (Stb. 493)
("Hrw") .
Vestigingswet bedrijven; wet van 9 juli 1954 (Stb. 330)
("Vwb") .
Vestigingswet detailhandel; wet van 27 augustus 1972
(Stb. 569) ("Vwd").
Uitverkopenwet; wet van 8 juni 1956 (Stb. 347) ("Ukw").
Wet op het afbetalingsstelsel; wet van 13 juli 1961
(Stb. 1996 nr. 515) ("Was).
(10) Colportagewet; wet van 7 september 1973 (Stb. 438)
("Cpw") .
(11) Wet op de kansspelen; wet van 10 december 1964 (Stb. 483)
("Wks") .
(12) Woonruimtewet 1947; wet van 4 augustus 1947 (Stb. F 291)'.
(13) Winkelsluitingswet 1976; wet van 23 juni 1976 (Stb. 367)
("Wsw") .
(14) Drank en horecawet; wet van 7 oktober 1964 (Stb. 386).
(15) Ontgrondingenwet; wet van 27 oktober 1965 (Stb. 509)
("Ogw") .
(16) Ministerieel besluit van 2 december 1947, nr. 74742 J.Z.
("MB") .
Doelstellingen en taken
Bevorderen van a. Het bevorderen van de economische belangen van de handel en
belangen van handel nijverheid in hun gebied (art. 3 Wet KvK) .
en nijverheid
Medewerken aan
publiek-rechtelijke
regel ingen
b. Verlenen van medewerking, welke van haar bij of krachtens
een wet, dan we1 bij een verordening van de SER of van het
bestuur van een produkt-, een hoofdbedrijf- of een bedrijfschap,
wordt gevorderd (art. 18, eerste lid, Wet KvK).
De medewerking gevorderd bij wet betreft:
1. registratie van verenigingen en stichtingen en van ven-
nootschappen en ondernemingen;
2. vergunningverlening voor vestiging bedrijf en detail-
handel, voor houden van uitverkoop-en winkelweekactie;
3. inschri jving afbetalingsleveranciers en (afbetalings) -
colporteurs.

Adviseren aan
bestuurlijke en
rechterlijke autori-
tei ten
Afgeven van verklaring
namens de minister van
EZ
Territoriale grenzen
Subsidieverlening ,
voorlichting, oprich-
ten van instellingen
e .d. ter .bevorder ing
nijverheid
De organen van de Staat en van andere openbare lichamen
desgevraagd of uit eigen beweging van inlichting en advies
dienen over zaken, de handel en nijverheid in haar gebied
betreffende (art. 17 Wet KvK) .
De kamer dient gehoord te worden ten aanzien van:
1. een besluit van de rechtbank tot toelating van makelaars
ter beediging;
2. een besluit van minister van V&W of GS met betrekkinq
tot een ontgrondingsvergunning;
3. een gemeenteverordening met betrekking tot sluiting van
winkels;
4. een gemeenteverordening met betrekking tot het drank en
horecawezen.
Namens de minister van EZ afgeven van een verklaring van
gebruik als bedrijfsruimte ten einde een woonvergunninq
overbodig te maken.
Kroon bepaalt het gebied en de naam van iedere kamer en
wijst voor iedere kamer binnen haar gebied de plaats of
gemeente aan, waarin zij haar zetel heeft. Het qebied van een
kamer kan niet grondgebied van meer dan &n provincie omvatten
(art. 2, derde lid, Wet KvK).
De voordracht betreffende een besluit als bovenbedoeld wordt
de Kroon gedaan door de minister van EZ, de SER gehoord.
Alvorens zijn advies uit te brengen stelt de SER de kamers,
welker gebied bij de in overweging zijnde voorzieningen
betrokken is, in de gelegenheid van hun inzicht te doen
blijken. Van het openstellen van deze gelegenheid doet de
algemeen secretaris van de SER openbare kennisgeving. Het
betreffende Koninklijk Besluit wordt in de Staatscourant
bekend gemaakt (art. 2, vierde en vijfde lid, Wet KvK).
Bevoegdheden
a. Ter bevordering van de economische belangen van handel en
nijverheid in haar gebied is de kamer onder meer bevoegd:
instellingen ten dienste van handel en van handel en
nijverheid in het leven te roepen en te beheren;
zich desgevraagd te belasten met het beheer van door
anderen in het leven geroepen instellingen ten dienste
van handel en nijverheid;
algemene propaganda te maken voor en voorlichting te
verstrekken over handel en nijverheid;
subsidies te verlenen aan instellingen, die een alqemeen
belang van handel en nijverheid bevorderen;
certificaten van oorsprong en andere verklaringen ten
dienste van handel en nijverheid af te qeven;
handtekeningen van personen die bij handel en nijverheid
betrokken zijn, te legaliseren;
personen die ten dienste van handel en nijverheid werk-
zaam zijn zoals meters, wegers, tellers, taxateurs en
ijkopnemers te beedigen, voor zover omtrent hun beedi-
ging niet een andere regeling geldt;
gegevens ten behoeve van handel en nijverheid te ver-
zamelen (art. 16 Wet KvK) .

Houden van het
register van ver-
enigingen en stich-
tingen
Houden van het register
van ondernemingen en
vennoo tschappen
Verlenen van vesti- b.3.
gingsvergunning voor
bedr i jven
b. 1. De kamers houden het register van stichtingen en vereni-
gingen. Bij onvolledigheid of onjuistheid der geregi-
streerde gegevens kan de kamer (of een belanghebbende of
het O.M.) zich tot de rechtbank wenden met het verzoek
doorhaling, aanvulling of wijziging te gelasten
(art. 289, vijfde lid, art. 29, vijfde lid, Boek 2 BW).
In dit register worden ingeschreven stichtingen en verenigingen
waarvan de. statuten zi jn opgenomen in een
notariele akte. De bestuurders dragen zorg voor een
zodanige inschri jving in het register dat steeds duidelijk
is welke persoon of personen bevoegd is c.q. zijn
de rechtspersoon te vertegenwoordigen (art. 289, eerste
t/m derde lid, art. 29, eerste t/m derde lid, Boek 2 BW).
De kamers houden het handelsregister.
In het handelsregister worden ingeschreven alle onder-
nemingen die in Nederland gevestigd zijn of anderszins
een band met Nederland hebben. Voorts worden ingeschreven
alle n.v.'s, b.v.'s, cooperatieve verenigingen en onder-
linge waarborgmaatschappijen met statutaire zetels in
Nederland (art. 1 eerste, tweede en zevende lid Hrw).
Indien de kamer (of een belanghebbende) oordeelt dat de
opgaaf voor inschrijving ten onrechte is gedaan, of
onvolledig of onjuist is, of in strijd met de openbare
orde of goede zeden, dan wendt zij zich bij verzoek-
schrift tot de rechter vanhet kanton, waar de inschrij-
ving is geschied, met het verzoek, a1 naar gelang de
omstandigheden, doorhaling, aanvulling of wijziging van
het ingeschrevene te gelasten (art. 28, eerste en tweede
lid, Hrw).
Indien een zogenaamde grote vennootschap, die krachtens
het BW (art. 153 v. en 263 v.) een speciale structuur
dient te bezitten, verzuimt daarvan mededeling te doen,
dan kan de kamer (of iedere belanghebbende) de onder-
nemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam verzoeken
de inschrijving in het register te gelasten. Ook bij
doorhaling ten onrechte kan de ondernemingskamer inge-
schakeld worden (art. 28a, eerste en derde lid, Hrw) .
De kamer verleent vergunning voor het uitoefenen van een
bi j AMvB ("Vestigingshesluit") aangewezen bedr ij f (art. 4,
eerste lid, Vwb).
Bij algemene maatregel van bestuur, verder te noemen
vestigingsbesluit, kan worden verboden het uitoefenen van
een daarbij aangewezen bedrijf zonder vergunning van de
kamer (art. 4, eerste lid, Vwb) .
Een vergunning wordt uitsluitend verleend, indien voldaan
wordt aan bij vestigingsbesluit te stellen eisen; deze
kunnen slechts betrekking hebben op kredietwaardigheid,
handelskennis en vakbekwaamheid (art. 6, eerste lid, Vwb).
De vergunning wordt onder andere geweigerd, indien niet
is aangetoond, dat door de daarin te vermelden onder-
nemer, bedrijfsleider en beheerder aan de gestelde eisen
wordt voldaan en indien redelijkerwijs moet worden aange-
nomen dat de feitelijke toestand niet met de in de aan-
vrage vermelde in overeenstemming .zal zijn (art. 10,
eerste lid, Vwb).
De vergunning vervalt onder andere wanneer binnen een
bepaalde termi jn niet gestart wordt met bedri j f sactivi-
telten of die activiteiten gedurende een bepaalde termijn
gestaakt worden, anders dan wegens overmacht, wanneer de
bedrijfsleider, vermeld in de vergunning, die hoedanig-
heid verliest, wanneer een verklaring van handelskennis
wordt ingetrokken (art. 11, eerste lid, Vwb).

Verlenen van vesti-
gingsvergunning voor
deta ilhandel
Verlenen van uitver-
koopvergunning
De vergunning wordt ingetrokken, wanneer de vergunning-
verlening is geschied op basis van onjuiste en/of onvol-
ledige gegevens, die bij aanvrage geleid zouden hebben
tot een andere beslissing (art. 13 Vwb).
b.4. De kamer verleent vergunning voor het uitoefenen van de
detailhandel.
Het is verboden de detailhandel uit te oefenen zonder de
vergunning van de kamer (art. 3 eerste lid Vwd).
Omtrent het weigeren, het vervallen en het intrekken van
vergunningen gelden soortgelijke bepalingen als bij de
Vestigingswet bedrijven (art. 7, 10 en 12 Vwd).
b.5. De kamer verleent vergunning om in de uitvoering van een
bedrijf een verkoop aan te kondigen onder de aanduiding
"opruiming" of "ui tverkoop" en dergeli jke.
Het is verboden zonder de vergunning van de kamer in de
uitoefening van een bedrijf, waarin waren aan particu-
lieren plegen te worden verkocht, een verkoop aan te
kondigen onder de aanduiding "uitverkoop" of "opruiming"
dan we1 onder een andere aanduiding, waardoor bij
degenen, tot wie de aankondiging wordt gericht, rede-
lijkerwijs eenzelfde indruk als door een dier aanduidin-
gen kan worden gewekt (art. 2 Ukw)..
Vergunning wordt verleend, indien naar het oordeel van de
kamer een bijzondere omstandigheid aanwezig is en deze
naar goed koopmansgebruik het houden van een bovenbe-
doelde verkoop wettigt. De vergunning kan onder beperkin-
gen worden verleend en aan de vergunning kunnen voor-
schriften worden verbonden (art. 5 Ukw) .
De kamer kan op aanvrage van de vergunninghouder de
tijdsruimte waarvoor de vergunning geldt verlengen. Ver-
lengingverlening kan onder beperkingen en met voorschrif-
ten (art. 8 Ukw) .
Vergunning (verlening) kan worden ingetrokken bi j on juiste
of onvolledige verstrekte gegevens welke op het moment
van aanvrage tot een andere beslissing zouden leiden
(art. 11, eerste lid, Ukw) .
Verlenen van vergunning b.6. Voor het houden van winkelweekacties moet vergunning
voor winkelweekacties worden verkregen van de kamer waaronder de gemeente waar
de actie zal worden gehouden, ressorteert (art. 7b,
tweede lid, Wks) .
Winkelweekacties zijn kansspelen, welke voor bijzondere
gelegenheden en ten hoogste tweemaal per jaar voor een
beperkte periode van ten hoogste vier weken worden georganiseerd
door een groepering van tien of meer ondernemers
of filiaalhouders in de detailhandel, het ambacht
of het horecabedrijf. De vergunning wordt verleend,
indien en op voorwaarde dat de prijzen of premies in qeld
of goederen, die ter beschikking van de deelnemers worden
gesteld, gezamenlijk geen grotere waarde hebben dan
f 10.000,-- en de deelnemersbewijzen door de betreffende
ondernemers aan hun afnemers om niet ter beschikking
worden gesteld (art. 7b, vierde lid, Wks) .
De kamer is bevoegd een vergunning niet aanstonds te
verlenen, indien een orderlijk verloop van zaken zulks
gewenst doet zijn; zij kan aan de vergunning voorschriften
verbinden (art. 7b, vijfde lid, Wks).
De kamer weigert een gevraagde vergunning of trekt een
verleende vergunning in, indien aannemelijk is, dat bi j
de wet of de vergunning gestelde voorschriften niet
zullen worden nageleefd of zodanige voorschriften niet
zijn nageleefd (art. 7b, zesde lid, Wks).

Registratie van afbe- b.7. De kamer verricht de inschrijving van personen en bedrij-
talingsleveranciers yen als afbetalingsleverancier in een openbaar register
(art. 5, eerste en derde lid, Was).
~egistratie van
afbetalings- en
contantcolporteurs
Het is verboden als afbetalingsleverancier aan afbe.ta-
lingstransacties deel te nemen, zonder bij de Kamer als
zodanig te zijn ingeschreven (art. 5, eerste lid, Was).
De inschrijving geschiedt in een register dat voor ieder
ter inzage ligt (art. 5, derde lid, Was).
b.8. De kamer schrijft personen en bedrijven als afhetalings-
colporteur in die als zodanig in een onderneming werkzaam
(willen) zijn. Bij AMvB kan eenzelfde regeling getroffen
worden voor contantcolporteurs (art. 5, eerste en tweede
lid, Cpw).
Het is verboden (een ander) als afbetalinqscolporteur in
.een onderneming werkzaam (te doen) zijn zonder (dat die
ander) bij de kamer als zodanig met betrekking tot die
onderneming (te staan) ingeschreven (is) . Eenzelfde soort
bepaling kan bij AMvB qetroffen voor het (doen) zijn van
contantcolporteur (art. 5, eerste en tweede lid, Cpw).
Inschrijvinq wordt slechts geweigerd:
- indien de aanvrager nog geen 21 jaar is;
- indien een eigenaar van de betrokken onderneming voor
rekening van een ander werkzaam zal zijn, of
- indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de
verstrekte gegeven niet in overeenstemming zijn met de
feitelijke toestand.
De inschrijving als betalingscolporteur wordt tegens
geweigerd, indien de eigenaar of de eigenaren van de
betrokken onderneming niet als afbetalingsleverancier
staan ingeschreven of niet in het bezit zijn van een
vergunning om als afbetalingsfinancier werkzaam te zijn
(art. 10, eerste en tweede lid, Cpw).
De zoqenaamde "afkoelingsperiode" voor degene die door
een colporteur tot een overeenkomst is bewogen duurt tot
acht dagen na de dag waarop de Kamer voor de eerste maal
een exemplaar van de desbetreffende akte van een gewaar-
merkte dagtekeninq voorziet (art. 25, eerste en tweede
lid, Cpw).
Advisering m.b.t. c.1. De rechtbank wint het advies in van de Kamer alvorens een
toelating van make- makelaar toe te laten ter beediging.
laar ter beediging
De kamer betrekt bij zijn advies de volgende vragen:
- bezit betrokkene voldoende vakbekwaamheid;
- staat betrokkene te goeder naam en faam bekend;
- zijn er omstandigheden die een juiste en onafhankelijke
uitoefening van de makelaardij bedreiqen;
- bestaat er vrees dat de betrokkene na beediging van de
stand der makelaars zal schaden (art. 63a t/m 63c Wvk).
Advisering m.b.t. ont- c.2. De minister van V&W c.q. GS horen (naast andere instan-
grondingsvergunning ties) de kamer alvorens een besluit betreffende verle-
ning, wijziging, intrekking of weigering van een ontgron-
dingsvergunning te nemen (art. 10, eerste' lid, Ogw).
Adviser ing m.b. t. c.3. Een verordening met betrekking tot de winkelsluiting
winkelsluitingsver- wordt door de gemeenteraad niet vastgesteld dan nadat de
ordening Kamer daarover is gehoord (art. 13 tweede lid, Wsw) .

Advisering m.b.t.
drank- en horecaverordening
Namens de minister van
EZ afgeven van
verklaring
Leden vertegenwoordigen
takken van handel en
nijverheid
Samenstelling
Een gemeentelijke verordening met betrekking tot het
drank- en horecawezen wordt niet vastgesteld dan nadat
daaromtrent (naast de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid)
de kamer is gehoord (art. 6, zesde lid,
art. 18, derde lid, art. 20, zevende lid, art. 21, derde
lid, art. 22, zevende lid, Dkw).
Vanwege de minister van EZ geven de kamers verklaringen
a£, inhoudende dat lokalen benodigd zijn als bedrijfsruimte,
zodat de gebruiker van die lokalen geen woonverqunning
van B&W nodig.heeft (art. 1, eerste en zesde lid,
Woonruimtewet 1947 jo. MB van 2 december 1947).
Samenstelling en benoeminq
Elk lid van een kamer heeft daarin zitting voor &n der door
de minister van EZ aangewezen takken van handel en nijverheid.
Hij moet voortkomen uit de tak, waarvoor hij in de kamer
zitting heeft (art. 5, eerste lid, Wet KvK).
De leden van de kamers komen voor tenminste een derde voort
uit de kring van ondernemers in het midden- en kleinbedrijf,
voor tenminste een derde uit de kring van de overige ondernemers,
en voor ten hoogste een vierde uit de kring van werknemers
van beide categorieen ondernemingen. Tussen de aantallen
personen uit de kring der werknemers bestaat zo mogelijk
dezelfde verhouding als tussen de categorieen ondernemers
(art. 5, derde lid, Wet KvK).
De minister van EZ wijst, voor iedere kamer afzonderlijk, de
takken van handel en nijverheid aan, waarvoor leden in de
kamer zitting hebben, en bepaalt, met inachtneming van de
hierboven gestelde regelen, nevens het totale aantal van haar
leden:
ten aanzien van elk der aangewezen takken het aantal van de
daarvoor in de kamer zitting hebbende leden;
de aantallen van de leden der kamer, onderscheidenlijk
voortkomende uit de kring der ondernemingen op het gebied
van het midden- en kleinbedrijf en uit de kring der overige
ondernemingen;
de aantallen van de leden der kamer, onderscheidenlijk
voortkomende uit de kring der ondernemers en uit de kring
der werknemers (art. 6, eerste lid, Wet KvK).
Alvorende een beschikking krachtens het hierboven vermelde
vast te stellen hoort de minister van EZ de SER. Alvorens zijn
advies uit te brengen stelt de SER de betroken kamer in de
gelegenheid van haar inzicht te doen blijken. Van het open-
stellen van deze gelegenheid doet de algemeen secretaris van
de SER openbare kennisgeving (art. 6, tweede lid, Wet KvK).
Een beschiking, vastgesteld krachtens het hierboven vermelde,
wordt in de Staatscourant bekend gemaakt (art. 6, derde lid,
Wet KvK). Een wijziging van de samenstelling van een kamer
ingevolge een beschikking, krachtens het hierboven vermelde
vastgesteld, kan slechts ingaan bij de aanvang van een normale
zittingsperiode of bij wijziging van het gebied van de kamer
(art. 6, vierde lid, Wet KvK).

Boven het aantal leden vastgesteld krachten bovenstaande
bepalingen kunnen nog ten hoogste twee leden worden benoemd,
die niet noodzakelijkerwijze de bovengenoemde maatschappelijke
organisaties behoeven te vertegenwoordigen (zie art. 8 Wet
KvK) .
Benoeming door door SER De leden van de kamers worden benoemd door de organisatie van
aangewezen organisaties ondernemers en van werknemers, die de SER, voor iedere kamer
van werkgevers en werk- en iedere zittingsperiode afzonderlijk, daartoe aanwijst daar-
nemer s bij wordt rekening gehouden met bovenstaande regelen.
Voor aanwijzing komen uitsluitend in aanmerking provinciale,
regionale of plaatselijke organisaties, die naar het oordeel
van de SER van voldoende betekenis voor het bedrijfsleven in
het gebied der kamer zijn.
Secr etar iaat
Samenstelling en
benoeming bestuur
Bij de aanwijzing van een organisatie bepaalt de SER het aan-
tal leden, die zij benoemt, alsmede uit welke tak en kring der
te benoemen leden moet voortkomen. De SER kan bepalen, dat de
benoeming van sommige leden zal geschieden door twee of meer
aangewezen organisaties gezamenlijk. .
Alvorens tot benoemen'over te gaan plegen de organisaties
overleg met het bestuur van de betrokken kamer. Alvorend een
besluit tot benoeming vast te stellen stelt de SER de
betrokken kamer in de gelegenheid van haar inzicht te doen
blijken.
Van een besluit tot benoeming alsmede van het openstellen van
bovenbedoelde gelegenheid doet de algemeen secretar.is van de
SER openbare kennisgeving .
Tot lid van een kamer kunnen alleen worden benoemd degenen die
1. overwegend werkzaam zijn in, dan we1 gebonden zijn aan het
bedrijfsleven in haar gebied, en
2. niet reeds voor dezelfde zittingsperiode benoemd zijn tot
lid van een andere kamer (art. 9, eerste lid, Wet KvK).
De ten hoogste twee 1eden;die niet de ter sprake gekomen
maatschappelijke organisaties behoeven te vertegenwoordigen,
worden benoemd door de kamer op voordracht van het bestuur
(art. 8 Wet KvK).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De kamer heeft een secretariaat, bestaande uit een secretaris
en ander personeel; naast de secretaris kunnen een of
meer adjunct-secretarissen worden benoemd (art. 14, eerste
lid, Wet KvK).
Voor zover daarin niet reeds bij of krachtens de wet is
voorzien, stelt de kamer binnen zes maanden na haar instel-
ling een regeling vast met betrekking tot aanstelling,
schorsing en ontslag, alsmede bezoldiging en in het alge-
meen de rechten en verplichtingen van het personeel. Een
regeling als hierboven bedoeld kan mede bepalingen inhouden
betreffende de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder
indienstneming van personeel op arbeidsovereenkomst naar
burgerlijk recht kan plaats hebben (art. 14, derde lid, Wet
KvK) .
b. De kamer benoemt a1 dan niet uit haar midden een voorzitter
en uit haar midden drie of meer ondervoorzitters. Z i j t
vormen te zamen het bestuur van de kamer (art. 13 eerste en
tweede lid Wet KvK).

Bestuur beheert
f inancien van kamer
Reglement van orde
Instellen van
commiss ies
Verstrekken van
gegevens aan kamer
De benoemingen geschieden voor een daarbij te bepalen
termijn, welke ten hoogste twee jaren kan bedragen. De
ondervoorzitters worden benoemd zowel uit de leden, voort-
komende uit de kring der ondernemers van midden- en klein-
bedrijf en de kringen der overige ondernemers, als uit de
leden, voortkomende uit de kring der werknemers (art. 13,
eerste lid, Wet KvK) .
De voorzitter vertegenwoordigt de kamer in en buiten rechte
(art. 13, derde lid, Wet KvKI .
Een niet uit het midden van de kamer benoemde voorzitter
heeft in haar vergaderingen slechts een raadgevende stem
(art. 13, vierde lid, Wet KvK) .
c. Het bestuur van de kamer beheert haar vermogen en inkomsten
en uitgaven, met dien verstande dat de kamer ter zake
regelen kan stellen (art. 23 Wet KvK).
Het bestuur biedt jaarlijks aan de kamer een ontwerpbegro-
ting voor het komende jaar aan vergezeld van de nodige
toelichting en bescheiden (art. 21, eerste lid, Wet KvK).
De ontwerpbegroting wordt, zodra hij aan de kamer is aange-
boden, voor iedereen ter inzage gelegd op het secretarie-
kantoor. Van de terinzagelegging geschiedt een openbare
kennisgeving. De kamer beraadslaagt en stemt na enige weken
in het openbaar over de begroting. Eenzelfde procedure
wordt gevolgd bij het doen van rekening en verantwoording
(art. 21 en art. 24, eerste en derde lid, Wet KvK).
Het bestuur doet aan de kamer rekening en verantwoording
van het beheer over het afgelopen kalenderjaar, onder over-
legging van de rekening van inkomsten en uitgaven (art. 24,
eers te lid, Wet KvK) .
d. De kamer regelt haar werkwijze bij reglement van orde
(art. 19 Wet KvK).
e. De kamer kan commissie instellen ter behandeling van
bepaalde onderwerpen, daaronder begrepen het uitbrengen van
adviezen en verstrekken van inlichtingen aan organen van de
Staat en andere openbare lichamen en het verlenen van mede-
werking aan publiekrechtelijke regelingen. In de commissies
kunnen mede personen, die niet lid van de kamer zijn,
worden benoemd (art. 15, eerste en tweede lid, Wet KvK).
f. In de meeste gevallen zal bij een aanvrage om vergunning of
bij aanmelding om inschrijving een aantal gegevens over-
gelegd moeten worden (art. 8 en art. 8a Hrw; art. 8 Vwb;
art. 5Vwd; a,rt. 6 Ukw; art. 6, eerste lid, Was; art. 9,
tweede en derde lid, Cpw) .
Motivering van weigering g. In de meeste gevallen moeten besluiten tot weigering of
of intrekking van ver- intrekking van een vergunning (of tot het verbinden van
gunning beperkingen of voorschriften aan een vergunning) onder
opgave van redenen aan de betrokkene medegedeeld worden
(art. 10, vijfde lid, en art. 13, tweede lid, Vwb; art.'6,
vierde lid, en art. 11, tweede lid, Ukw).

Inzage in boeken en
en bescheiden van
vergunningenhouder s
Geheimhoudingsplicht i.
Ingr i jpen door
minister of SER b ij
verwaarlozing mede-
bew indstaak
Afgifte door minister b.
van EZ van verkla-
ring van geen bezwaar
Goedkeur ing door
minister van EZ van
besluiten
De kamer kan met betrekking tot verleende vergunningen en
verlengingen van de betrokken vergunninghouders inlich-
tingen en inzage van boeken en bescheiden verlangen, voor
zover zij die voor een onderzoek naar de juistheid of vol-
ledigheid van ter verkrijging daarvan verstrekte gegevens
nodig acht (art. 13a, eerste lid, Ukw). De kamer kan het
inwinnen van de inlichtingen, zomede het inzien van de
boeken en bescheiden, opdragen aan daartoe schriftelijk
door haar aangewezen personen (art. 13a, tweede lid, Ukw).
Leden van de kamer, van het bestuur van de kamer, van
commissies van de kamer en van het personeel van de kamer
zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en
beroepsgeheimen, welke zij in hun hoedanigheid vernemen, en
voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan de
kamer of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten
begrijpen (art. 12, art. 13, vijfde lid, art. 14, vierde
lid, en art. 15, derde lid, Wet KvK).
Politiek-bestuurlijke controle
Indien een kamer de van haar gevorderde medewerking niet of
niet behoorlijk verleent, wordt daarin op kosten van de
kamer voorzien:
-
a. indien het bij of krachtens een wet gevorderde medewer-
king betreft, door de daarbij betrokken minister;
b. in de overige'gevallen door de SER (art. 18, vierde lid,
Wet KvK) .
Door de kamer genomen besluiten vinden geen uitvoerinq,
voordat een bericht van de minister van EZ is ontvangen,
dat hij tegen het besluit geen bezwaar heeft, of na de
inzending een termijn van drie weken is verstreken, zonder
dat een bericht van de minister van EZ is ontvangen, dat
hij het besluit aan de Kroon ter schorsing of vernietiging
zal voordragen.
Het gaat om besluiten betreffende:
a. het in het leven roepen van instellingen ten dienste van
handel en nijverheid;
b. het zich belasten met het beheer van door anderen in het
leven geroepen zodanige instellingen;
c. het verlenen van subsidies, voor zover deze een door de
minister van EZ te bepalen bedrag, dat niet lager dan
f 1000 kan zijn, te boven gaan (art. 28, eerste en
tweede lid, Wet KvK) .
Indien een besluit van een kamer de goedkeuring van de
minister van EZ beho,eft, wordt deze alleen geweigerd
wegens strijd met de wet of het algemeen belang. De goedkeuring
wordt verleend of geweigerd voor het besluit in
zijn geheel, zoals dit door de kamer is genomen. Het
bovenstaande vindt geen toepassing ten aanzien van de goedkeuring
van de vaststelling' van de rekening (art. 27,
eerste, derde en vierde lid, Wet KvK).

Schorsing of vernietiging
door de
Kroon van besluiten
De minister van EZ maakt zijn beslissing bekend binnen twee
maanden nadat het besluit hem ter goedkeuring is voorge-
legd. Hij kan de beslissing bij binnen die tijd te nemen,
met redenen te omkleden besluit verdagen (art. 27, tweede
lid, Wet KvK). Goedkeuring van de minister behoeven onder
andere de besluiten tot:
- regeling van de vergoeding voor de leden van de kamer,
voor bestuursleden van de kamer, voor commissieleden van
de kamer, voor bijgewoonde vergaderingen (art. 11, tweede
lid, en art. 13, vijfde lid, en art. 15, vierde lid, Wet
KvK) ;
- vaststelling van retributies door de kamer op grond van
de door haar of de door haar beheerde instellingen
bewezen diensten en verrichte werkzaamheden anders dan in
het kader van haar eigen taak ter bevordering van de
economische belangen op basis van de Wet KvK (art. 26 Wet
KvK) ;
- vaststelling van de begroting (art. 22, eerste lid, W e t
KvK) ;
- vaststelling van de rekening van inkomsten en uitgaven.
De goedkeuring strekt, voor zover de daarbij goedgekeurde
inkomsten en uitgaven betreft, tot dkharge van het
bestuur (art. 24, vijfde lid, Wet KvK).
d. De besluiten van de kamer kunnen, voor zover zij met de wet
o£ het algemeen belang strijden, door de Kroon worden
geschorst of vernietigd. Schorsing of vernietiging
geschiedt bij een met redenen omkleed, in het Staatsblad te
plaatsen besluit, dat, in geval van schorsing, de duur
hiervan bepaalt. Schorsing kan, ook na verlenging, niet
langer duren dan een jaar (art. 29, eerste t/m derde lid,
Wet KvK) .
Indien binnen de voor de schorsing bepaalde tijd vernieti-
ging der geschorste bepalingen door de Kroon niet is uitge-
sproken, worden deze geacht geldig te zijn. Hiervan
geschiedt, voor zover het een afgekondigd besluit betreft,
openbare kennisgeving (art. 29, vierde lid, Wet KvK) . B ij
het besluit tot schorsing of vernietiging worden zonodig
tevens de gevolgen daarvan geregeld ten aanzien van hetgeen
ingevolge de geschorste of vernietigde bepalingen reeds is
geschied (art. 29, vijfde lid, Wet KvK)
Openbaar jaarverslag e. De kamer brengt jaarlijks voor 1 juli aan de minister van
aan minister van EZ en aan de SER verslag uit omtrent haar werkzaamheden
EZ en aan SER in het afgelopen kalenderjaar en omtrent de toestand van
handel en nijverheid in dat tijdvak. Het verslag wordt,
' tegen betaling der kosten algemeen verkrijgbaar gesteld
(art. 30, eerste lid, Wet KvK).
Berichtgeving aan
minister van EZ en
aan SER
Comptabele controle
f. De kamer dient de minister van EZ en de SER desgevraagd
-van bericht over zaken haar betreffende (art. 30, tweede
lid, Wet KvK).
g. De kamer is verplicht aan de minister van EZ en de door hem
aangewezen ambtenaren alle door hem met betrekking tot de
inkomsten en uitgaven gevraagde inlichtingen te verstrekken
(art. 25 Wet KvK).
Instructies m.b.t. h. De minister van EZ heeft uitgebreide instructies gegeven
afgifte van verkla- met betrekking tot de afgifte van verklaringen omtrent
ring omtrent gebruik gebruik als bedrijfsruimte.

~echtsbescherminq
Beroep tegen besluiten Tegen besluiten, door een kamer genomen, met uitzondering van
van kamers bij CBB besluiten, strekkende tot het verrichten door de kamer van een
rechtshandeling naar burgerlijk recht, en tegen handelingen
Kamers zijn rechts-
persoon
Vacatiegelden voor
leden van kamer ,
bestuur en commissies
Vergoeding bewijzen
diensten
Vergoeding medewerking
p.b.0. verordening
Jaarcijns inschrijving
onder neming
Jaarcijns inschrijving
rechtspersoon
door een kamer ter uitvoering van haar bestuurstaak verricht,
met uitzondering van rechtshandelingen naar burgerlijk recht,
kunnen degenen, die door het besluit rechtstreeks in hun
belang getroffen zijn, onderscheidenlijk degenen, te wier
aanzien de handeling is verricht, beroep instellen bij het
College van Beroep voor het bedrijgsleven. Een aantal artike-
len van de W e t administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie
zijn van overeenkomstige toepassing. Het beroepsrecht geldt
niet wanneer bij of krachtens een wet een andere voorziening
is opengesteld (art. 31 Wet KvK) .
Rechtspersoonlijkheid
De kamers z'ijn rechtspersoon (art. 4 Wet KvK) .
Financien
a. De leden van de kamer genieten als zodanig geen bezoldiging
(art. 11, eerste lid, Wet KvK). Leden, leden van het
bestuur en leden van commissies kunnen voor het bijwonen
van de verhaderinge? van de kamer of van het bestuur vanlde
kamer een vergoeding genieten volgens regelen, door de
kamer vast te stellen (zie art. 11, tweede lid, art. 13,.
vijfde lid, en art. 15, vierde lid, Wet KvK) .
b. De kamer kan retributies vaststellen ter vergoeding van de
kosten van werkzaamheden, die door haar zelf of door haar
beheerde instellingen zijn verricht ter bevordering van de
economische belangen van handel en nijverheid.
c. Ingeval medewerking wordt gevorderd bij een verordening van
de SER of van het bestuur van een produkt-, een hoofdbedrijf-
of een bedrijfschap, kunnen daarbij regelen worden
gesteld ter vergoeding van de kosten, welke voor de kamers
uit de te bewijzen diensten en te verrichten werkzaamheden
voortvloeien. Daartoe kunnen ook retributies worden vastgesteld
(art. 18, tweede iid, Wet KvK) .
d. Per jaar van inschrijving van een onderneming is men aan de
kamer een bedrag verschuldigd ter hoogte van een door de
kamer bij verordening vast te stellen geldsom, die per
onderneming verschillend kan zijn a1 naar gelang het
kapitaal dat in die onderneming is gestoken (art. 22,
eerste en derde lid, Hrw).
e. Per jaar van inschrijving van een rechtspersoon is men aan
de kamer aan bij AMvB vast te stellen bedrag schuldig. Deze
bepaling is niet van toepassing indien de inschrijvinq van
de onderneming geldt als inschrijving van de rechtspersoon

Vergoeding kosten
behandeling aanvrage
vergoeding kosten
inschr i jving Was/Cpw
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer . ,.
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
(art. 29, zesde lid, en art. 289, zesde lid,
art. 22, zesde lid, Hrw).
Boek 2 BW en
f. Bij het indienen van een aanvrage om een ter sprake
gebrachte vergunning dient een bij AMvB vast te stellen
bedrag te worden betaald (art. 19 Vwb; art. 1 5, eerste lid,
Vwd; art. 10 Ukw; art. 7b, zevende lid, Wks).
g. Bij een aanmelding ter inschrijving als afbetalingsleveran-
cier of als afbetalingscolporteur dient een bij AMvB vast
te stellen bedrag te worden betaald (art. 45, eerste lid,
Was; art. 9, eerste lid, Cpw).
Feitelijke gegevens
HOLLANDS NOORDERKWARTIER
Vanebroek 1, Alkmaar (Postbus 68, 1800 AB ~lkmaar) / (072)
127327
36 leden
Voorzitter-lid: ir. J.W. Schuurman.
Ondervoorzitter-lid: mr. A.J.Th. Conijn, mr. W.H. Dollekamp,
J.H. Eijssen, mr.Th.J.J.Jansen op de
Haar, ing. H.J. Noorman, F.M. Wisman.
EEMLAND
Arnhemseweg 23, Amersfoort (Postbus 336, 3800 AH
Amersfoort) /(O33) 32088
36 leden
Voorzitter-lid: Chr . Karelse.
Ondervoorzitter-lid: J.H. de Boer, mr. F. Korving, E.
Mooyaart, G. van der Schaaf.
AMSTERDAM
Kon. Wilhelminaplein 13, 1062 HH Amsterdam/(020) 172882
60 leden
Voorzitter-adv-lid: E.G. Stijkel.
Ondervoorzitter-lid: P. J. van Dr iel, J. Key, drs. A. H.M.
Kruytzer, M. van der Linden, A. Pels.
MIDDEN-GELDERLAND
Nieuwe plein lb, Arnhem (Postbus 400, 6800 AK Arnhem)/(085)
455920
42 leden
Voorzitter-adv.lid: P.J.M. Hoefsloot.
Ondervoorzitter-lid: J.C. Daams, C. van der Kreeft, G. Kuiper,
drs. J.J. Mulder, M.J. Raterink, J.
Verhei j .

Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
Bestuur ssamenstelling
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
WESTELIJK NOORDBRABANT
Mozartlaan 7, Breda (Postbus 3182, 4800 ED Breda)/(076) 659322
42 leden
Voorzitter-lid: dr.ir. F.A.M.J. Smits van Waesberghe.
Ondervoorzitter-lid: J.L.C. Broens, ir. R.H. van Krevelen, ir.
P.J.M. Teunissen, H. Wouters.
DELFT EN OMSTREKEN
Phoenixstraat 26, Delft (Postbus 375, 2600 AJ Delft)/(015)
143945
30 leden
Voorzitter-lid: dr. ir. F. Hekker.
Ondervoorzitter-lid: J.H. Cramer, J.B. Hartwigsen, J.H.J.
Reincke, D. de Wolff.
DORDRECHT EN OMSTREKEN
Groenmarkt 15, Dordrecht (Postbus 51, 3300 AB
Dordrecht) / (078) 146666
42 leden
Voorzitter-lid: ing. J. Kraaijeveld van Hemert.
Ondervoorzitter-lid: ir. J. Donker Duyvis, J.W. Jansen, H.J.
Kuijpers, B. Los, A.J. Wolff.
OOSTELIJK NOORDBRABANT
Begijnenhof 27, Eindhoven (Postbus 426, 5600 AK
Eindhoven) /(O4O) 447575
42 leden
Voorzitter-1 id: M.B. Kruip.
Ondervoorzitter-lid: A.A.M.E. van Erp, G.E.A. Lame, W.G. van
Leusden, mr. O.C.M. Wibaut.
MIDDEN-HOLLAND
Westhaven 52, Gouda (Postbus 57, 2800 AB ~ouda)/(01820) 14877
36 leden
Voorzitter-adv.lid: T. Hopman.
Ondervoorzitter-lid: G.C. van den Hondel, G.C. Schiebroek, ir.
H.M.C. Voorn, J.G. Vrijhoef.
' s-GRAVENHAGE
Alexander Gogelweg 16, 's-Gravenhage (Postbus 29718, 2502 LS
's-Gravenhage) /(O7O) 614101

Bestuurssamenstelling Voorzitter-lid: drs. G. Brouwers.
Ondervoorzitter-lid: mr. J. FernhOUt, drs. O.C. Fischer, G.
Hameetman, B. Tanja, mr. L. van
Wermeskerken.
EZ 1.2-11 GRONINGEN
~dres/telefoon Koeriersterweg 26a, Groningen (Postbus 134, 9700 AC
Groningen)/(O50) 262626
Omvang kamer 36 leden
Bestuurssamenstelling Voorzitter-adv.lid: drs. U.G.H. van der Werff.
Ondervoorzitter-lid: M. Keijzer, K.B. van Slochteren, Th.
Swart, P.H. Tuinier, C. van der Valk, M.
Vogd .
HAARLEM EN OMSTREKEN
Nassauplein 4-6, Haarlem (Postbus 73, 2000 AB ~aarlem)/(023)
319017
Omvang kamer 42 leden
Bestuurssamenstelling Voorzitter-lid: mr. N.C. de Groat van Embden.
Ondervoorzitter-lid: P. Elsenga, F.J. Elsinga, ir. M.J.E.M.
Heynens, C.J. Rees, G.R. Rosenm8ller, J.
de Ruig.
EZ 1.2-13 NOORD-WEST VELUWE
Adres/telefoon Johanniterlaan 12, Harderwijk (Postbus 2, 3840 AA
Omvang kamer 30 leden
Harderwijk)/(03410) 14824
Bestuurssamenstell ing Voorzitter-1 id: drs. W. van Royen.
Ondervoorzitter-lid: C. Bons, R. Klein, drs. A. Schop, J.
Willemsen.
MI JNSTREEK
~aadhuisstraat 70, Heerlen (Postbus 4401, 6401 CX
~eerlen)/(045) 712424
Omvang kamer 36 leden
Bestuurssamenstelling Voorzitter-lid: mr. J.A. Janssen.
Ondervoorzitter-lid: drs. L. J.M. Pierey, A.M. Spliet, H.W. F.M.
Schmitz, F.H.J. Leemans, vacature.
TWENTE EN SALLAND
Enschedesestraat 47, Hengelo (Postbus 16, 7550 AA
Hengelo)/ (074) 915990
Keizerstraat 23, 7411 HD Deventer/(05700) 11424

Omvang kamer 60 leden
Bestuurssamenstelling Voorzitter-adv.lid: C.F. de Gooyer.
Ondervoorzitter-lid: B.H. Kampman, H. Last, G.F. Mentink, J.C.
Moolekamp, mr. A.M.W. Resius, L. van der
Velde.
IS-HERTOGENBOSCH EN OMGEVING
Branderijstraat 6, 's-Hertogenbosch (Postbus 2083, 5202 CB
Is-Hertogenbosch) /(O73) 218545
Omvang kamer 42 leden
Bestuurssamenstelling Voorzitter-lid: ir. G.A.C. Sterrenburg.
Ondervoorzitter-lid: C.J. van Berlo, F. Bouma, drs. A. van der
Elzen, drs'. J.J.M. Jansen, H.M.A.
Omvang kamer
Bestuurssamenstell ing
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Vers tegen.
GOOILAND
Melkpad 26, Hilversum (Postbus 378, 1200. AJ Hilversum) / (035)
16655
36 leden
Voorzitter-adv.lid: ir. F.A. In 't Veld.
Ondervoorzitter-lid: J. Meijers, C.J.M. van den Brink, L. van
WEST-FRIESLAND EN WATERLAND
den Berg, J.C. Kraboord, H.C. Latjes.
Maelsonstraat 22, Hoorn (Postbus 10, 1620 AA Hoorn) /(O229O)
13241
30 leden
Voorzitter-lid: A.W.M. Mensing.
Ondervoorzitter-lid: F. Huberts, C. Klaij, J.P.M. de Wolf.
FRIESLAND
Willemstad 29, Leeuwarden (Postbus 699, 8901 BL
Leeuwarden) / (05100) 32016
42 leden
Voorzitter-lid: ir. A.J. Kranendonk.
Ondervoorzitter-lid: K. Doevendans, ir:B.J. Hof, J. Krediet,
drs. A.W.G. Merkies, R. Postma.
RI JNLAND
Stationsweg 41, Leiden (Postbus 2059, 2301 CB Leiden) /(O7l)
144741
42 leden
~oorzitter-lid: A. Koningsveld.
Ondervoorzitter-lid: J.M.L. Hendriks-ever ink, J. Roelofs, R.B.
van Waveren.

EZ 1.2-21 MAASTRICHT EN OMSTREKEN
Adres/telefoon Vrijthof 21, Maastricht (Postbus 1920, 6201 BX
Maastricht) / (043) 54440
Omvang kamer , 30 leden
Bestuurssamenstelling Voorzitter-lid: mr. P.G. Meyer Viol..
Ondervoorzitter-lid: W.J. Telgenkamp (vice-voorzitter),
Omvang kamer 36 leden
J.L.J.G. Janssen, H.Th.J. Marx, M.H.A.P.
Rutten.
DRENTHE
Stationsweg 2, Meppel (Postbus 27, 7940 AA ~eppel) /(O522O)
53531
Bestuurssamenstelling Voorzitter-adv.lid: K. de Boer.
Ondervoorzitter-lid: H. Aarse, R. de Jong, A. Keldermans, W.
Selles, J.W.H. Sodenkamp.
MIDDEN- EN NOORD-ZEELAND
Seisdam 28, Middelburg (Postbus 6004, 4330 LA
Middelburg) /(Oll8O) 13741
Omvang kamer 36 leden
Bestuurssamenstelling Voorzitter-lid: J.J. Claas.
Ondervoorzitter-lid: W.P.J. Baars, E.T. Oosterhuis, drs. C.
Hartog, L.O. Phernambucq, drs. P.
Schotte, J. Valkier.
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
~estuur ssamenstell ing
N I JMEGEN EN OMSTREKEN
Kerkenbos 10-02, Nijmegen (Postbus 6637, 6503 GC
Ni jmegen) /(OBO) 772500
36 leden
Voorzitter-adv.lid: drs. R.J.P. Vroom.
Ondervoorzitter-lid: mr. H.H.S. Egbers, A.J. Smits, G.J.
Thieme Groen, vacature.
MIDDEN-LIMBURG
Laurentiusplein 10,. 6043 CS Roermond/(04750) 10080
30 leden
Voor zitter-lid: J.M. Breukers.
Ondervoorzitter-lid: W.H. Aengevaeren, D.J. Dirks, vacature.
ROTTERDAM EN DE BENEDEN-MAAS
Beursgebouw, Coolsingel 58, Rotterdam (postbus 30025, 3001 DA
~otterdam/(OlO) 145022
Hoflaan 47, Vlaardingen (Postbus 17, 3130 AA
~laardingen)
/ (010) 343700

Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
Omvang kamer
Bestuurssamenstelling
60 leden
Voorzitter-lid: ir. B. Wilton.
Ondervoorzitter-lid: P.Th. Biersma, A. Bosnak, A.J. Fibbe, mr.
H.A. van Walt Meijer.
ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Burg,, Geilstraat 1, Terneuzen (Postbus 1034, 4530 GA
~erneuzen) ](01150) 12952
30 leden
Voorzitter-lid: ir. K. Horstra.
Ondervoorzitter-lid: drs. W.J. Kerckhaert, A.J. Lauret, A.J.
Verbrugge, J.F. van de Voorde.
ZUID-WEST GELDERLAND
St. Agnietenstraat 5, Tie1 (Postbus 218, 4000 AE Tie1)/(03440)
10244
30 leden
Voorzitter-lid: M. Bentum.
Ondervoorzitter-lid: F.M.N. Hattink, P. Heijmans, M.G.M.
~oul
isse .
MIDDEN-BRABANT
Re itseplein 1, Tilburg (Postbus 90154, 5000 LG Tilburg)/(013)
654122 "
Wilhelminastraat 79, Waalw ijk (Posthus 155, 5141 HJ
Waalwijk) /(O416O) 34951
42 leden
Voorzitter-lid:
Ondervoorzitter-lid:
mr. B.J. van Spaendonk.
J.J. Sauer, Chr.J.A. Appels, J.H.
Euserink, B.J.E. Lambers, J.F.
Sche1leken~~'P.M.A. Scholten, C.J. van
der Veen.
UTRECHT EN OMSTREKEN
Water.straat 47, Utrecht (Postbus 48, 3500 AA Utrecht)/(030)
331412; (030) 334125 (handelsregister)
60 leden
Voorzitter-lid: drs. P. Boender.
Ondervoorzitter-lid: T.Th. Renes, dr. J. de Vries, drs. J.W.
Janssen, A.M.Th.H. van den Brink, J.A.
Hamburger.
VEENKOLONIEN EN OOSTELIJK GRONINGEN
Pieter Sneeuwplein 12, Veendam (Postbus 9, 9640 AA
Veendam) / (05987) 13312

Omvang kamer 30 leden
Bestuurssamenstelling Voor zitter-lid: ing. H.G. Strating.
Ondervoorzitter-lid: M.M. Duintjer Szn, G. Kuiper, J.J.Th.
Wanders, H.B. Westen.
EZ 1.2-32 NOORD-L IMBURG
Adres/telefoon Deken van Oppensingel 23, Venlo (Postbus 1910, 5900 BX
Venlo)/(077) 14445
Omvang kamer 30 leden
Bestuurssamenstelling Voorzitter-lid: mr. R.C.J.M. Ri jssenbeek.
Ondervoorzitter-lid H. Verschuur, C.J. Coenen, Th.
Schaeffers, dr. J.C.M. Hovers, J.
ZAANLAND
Hajenius.
Westzijde 39, Zaandam (Postbus 1041, 1500 AA Zaandam)/(075)
123415
Omvang kamer 30 leden
Bestuurssamenstelling Voor zitter-lid: J. Simonsz.
~ndervoorzitter-lid: D. Boon, T.N. Kraaijer, P.C. Rem, T.R.
NOORD-00ST GELDERLAND
Vermij, J.N. Willemse.
Burg. Dijckmeesterweg 12, Zu tphen (Postbus 9011, 7200 GM
Zutphen) / (05750) 11649
Omvanq kamer 36 leden
Bestuurssamenstellinq Voorzitter-lid: F.J.S. de Groen.
EZ 1.2-35 NOORDELIJK OVERIJSSEL
Ondervoorzit~er-lid: drs. C. Blaauw, H.O. Bos, J.W. Deeqens,
G.W. Heusinkveld.
Adres/telefoon Weeshuisstraat 27, Zwolle (Postbus 630, 8000 AP
Omvang kanler 36 leden
Zwolle) /(O52OO) 18047
Bestuurssamenstellinq Voorzitteg:lid: B.J. Boerma.
gd_ervoorzitter-lid: drs. N.J.M.V. van Dijk, A.S. van Hulzen,
ir. J. Postma, J.A.J. Schuttelaar, J.U.
van Weerden.
Secretar iaten Totaal + 1200 medewerkers, in dienst van de Kamers.
Financien Uitqaven niet ten laste van het rijk.
Beqrote uitqaven 1982 - Personeelskosten: + E 76.000.000,--
- Overiqe uitqaven: + E 44.000.000,--
Laatste jaarverslag 1980 of 1981.

opmerkinqen
Mandaat aan niet- Waar de kamer een verklarinq omtrent qebruik als bedrijfs-
hierarchisch onder- ruimte afqeeft. vindt deze bevoeqdheidsuitoefeninq Plaats
qeschikten onder verantwoordelijkheid van de minister van EZ. Hier is dus
Instelling en
opr ichting
Regel ingen
sprake van een wettelijk qereqelde, qemandateerde bevoeqdheid
uit te oefenen door een niet-hierarchisch aan de minister van
EZ ondergeschikte qroep van personen.
OCTROOIRAAD VAN HET BUREAU VOOR DE INDUSTRIELE EIGENDOM
(Octrooiraad); VOORZITTER VAN DE OCTROOIRAAD
Patentlaan 2, Rijswijk (ZHI (Postbus 5820, 2280 HV Rijswijk
(ZH) ) /(O7O) 907616
Instellinq en oprichtinq
Inqesteld bij wet van 7 november 1910 (Stb. 313), ondertekend
door de ministers van Landbouw, nijverheid en handel, van
Just. en van Kolonien (Rijksoctrooiwet) ("Row") .
- ROW, laatstelijk gewijzigd bij wet van 13 december 1978
(Stb. 706). ,
- Octrooireglement; KB van 22 September 1921, laatstelijk
gewijzigd bij KB van 6 januari 1979 (Stb. 6) ("OR").
- Octrooigernachtigdenreglement; KB van 5 mei 1936 (Stb. 642)
("Ogr").
- Besluit bureau industriele eigendom; KB van 16 december
1970 (Stb. 587) ("Bbie").
- Europees Octrooiverdrag; op 5 oktober 1973 tot stand
gekomen verdrag (Trb. 1975, 108 en Trb. 1976, 101).
- Samenwerkingsverdrag inzake octrooien, op 19 juni 1970 tot
stand gekomen verdrag (Trb. 1973, 20).
Doelstellingen en taken
Verlening nat ionale a. De Octrooiraad behandelt aanvragen om een octrooi naar
octrooien en regi- Nederlands recht en verleent, indien mogelijk, het octrooi-
stratie daarvan recht en registreert het verleende octrooirecht (Hoofd-
stuk 11, afdeling 11, Row).
Een verleend octrooi'geeft een uitsluitend recht aan de
octrooihouder tot het vervaardigen, voortbrengen en derge-
lijke van een produkt, of tot het toepassen en dergelijke
van een werkwijze (art. 30., eerste lid, Row).
Registratie Europees b. De Octrooiraad verricht een aantal handelingen ter inpas-
octrooi met nationaal sing van het Europese octrooi in het stelsel van het
rechtskarakter Nederlandse octrooirecht en registreert het betreffende
Europese octrooi (Europees Octrooiverdrag jo. Hoofdstuk IIA
Row) .

~ehandeling internationaleoctrooi-aanvragen
Advisering burger-
lijke rechter -
Octrooiverlening,
alleen bij nieuwe
zaken
Nieuwheid: gerelateerd
aan stand. der techniek
Recht van voorrang op
basis van in het
buitenland ingediende
aanvrage op basis van
het daar geldende
recht
Bij het Europees Octrooibureau kan men een aanvrage indienen
voor een Europees octrooi onder aanwijzing van de Europese,
bij het betreffende verdrag aangesloten landen waarvoor het
betreffende octrooi zal moeten gelden. Indien en zodra het
Europees Octrooibureau op een aanvrage octrooi verleent,
valt het verleende octrooi uiteen in even zovele nationale
octrooien als door de aanvrager (door bovenbedoelde aan-
wijzing) zijn gevraagd bij de indiening van de aanvrage.
Indien Nederland is aangewezen - Nederland is aangesloten
bij het betreffende verdrag - wordt zulk een octrooi een
octrooi naar Nederlands recht (taken en bevoegdheden met
betrekking tot Europese octrooien komen hieronder niet
nader meer ter sprake) .
Een internationale aanvrage dient te voldoen aan de daar-
voor gestelde bepalingen van het betreffende verdrag. Bij
de indiening van de aanvrage moet men aangeven voor welke
van de bij het betreffende verdrag aangesloten landen
- Nederland is een aangesloten land - de aanvrage geldt. Op
een internationale octrooi-aanvrage volgt een internatio-
naal vooronderzoek en facultatief een internationale voor-
lopige beoordeling. De resultaten hiervan worden ter hand
gesteld van de nationale instanties van de landen die bij
de aanvrage zijn aangewezen. Indien Nederland is aangewezen
bij de aanvrage worden die resultaten ter hand gesteld van
de Octrooiraad, waarna een verdere behandeling plaatsvindt
overeenkomstig de Nederlandse wetgeving en de Octrooiraad
bi j octrooiverlening het octrooirecht reg istreert (Samen-
werkingsverdrag jo. art. 19B t/m art. 19D Row jo. Hoofd-
stuk 11, afdeling V, Row; de internationale octrooi-aan-
vragen komen hieronder niet meer ter sprake).
De Octrooiraad verschaft inlichtingen en verstrekt tech-
nische adviezen aan de burgerlijke rechter met betrekking
tot aan diens oordeel onderworpen rechtsvorderingen inzake
octrooien (art. ' 57 Row).
Bevoegdheden
a. De Octrooiraad beslist over het verlenen van octrooien op
aan hem daartoe gerichte aanvragen. Zij worden verleend aan
hem, die een nieuw voortbrengsel of een nieuwe werkwijze
heeft uitgevonden (art. 13 'Row; art. 1A Row). De aanvrager
wordt als de uitvinder beschouwd (art. 6 Row).
Voortbrengselen of werkwijzen worden alleen dan niet als
nieuw aangemerkt, wanneer zij reeds deel uitmaken van de
stand der techniek. De stand der techniek wordt gevormd
door a1 hetgeen voor de dag van indiening van de aanvrage
door een beschrijving of op enige andere wijze openbaar
toegankelijk is geworden. Tot de stand der techniek behoort
tevens de inhoud van eerder ingediende octrooi-aanvragen
die overeenkomstig de wet ter inzage worden gelegd. Tot de
stand der techniek behoort voorts de inhoud van Europese
octrooi-aanvragen en van internationale aanvragen die zijn
gepubliceerd op basis van het Europees Octrooiverdrag
onderscheidenlijk het Samenwerkingsverdrag, mits het
Koninkrijk in de gepubliceerde aanvrage is aangewezen
(art. 2, eerste t/m vierde lid, Row).
Hij, die in een der landen, aangesloten bij de Internatio-
nale Unie tot bescherming van de industriele eigendom, over-
eenkomstig de in dat land geldende wetten, octrooi heeft
aangevraagd, geniet gedurende een termijn van twaalf
maanden na de dag dier aanvrage binnen het Koninkrijk een
recht van voorrang ter verkrijging van octrooi voor dat-
gene, waarvoor door hem in een der bovenbedoelde landen
octrooi werd aangevraagd. De voorrang heeft voor de toepas-
sing van de hierbovenstaande bepalingen ten gevolge, dat de
aanvrage waarvoor dit recht bestaat, wordt geacht te zijn

Aanvrager wordt als
ui tvinder beschouwd,
tenzij het betreft:
- onrechtmatig ver-
kregen kennis
- researchwerk in
dienstbetrekking
- samenwerking met
anderen
ingediend op de dag van de indiening van de aanvrage,
waarop-het recht van voorrang berust (dat wil zeggen: datum
van indiening van aanvraag in het buitenland geldt als
datum van indiening van aanvraag in Nederland, schr.). Hij,
die van het voorrangsrecht gebruik wil maken, moet daarop
schriftelijk beroep doen bij de indiening van zijn
octrooi-aanvrage onder overlegging van de nodige bewijs-
stukken (art. 7, eerste, vierde en zesde lid, Row; dit
voorrangsrecht vindt zijn basis in het Verdrag van Parijs
tot bescherming van de industriele eigendom van 20 maart
1883, zoals deze een aantal malen herzien is, Nederlandse
tekst van het Verdrag in Trb. 1970, '187).
De aanvrager wordt niet als uitvinder beschouwd wanneer:
- de aanvrager de inhoud van zijn aanvrage op onrechtmatige
wijze heeft ontleend aan de kennis van een ander. Degene
. aan wie de betreffende kennis is ontleend behoudt zijn
aanspraak op octrooi (art. 9 Row) ;
- de aanvrager werknemer is en hij een uitvinding heeft
gedaan die ligt op het gebied waarin hij werkzaam is en
deze werkzaamheid in het bijzonder gericht is op het doen
van uitvindingen. Met betrekking tot de betreffende uitvin-
ding heeft de werkgever aanspraak op octrooi (art. 10,
eerste lid, Row) ;
- de aanvrager het voortbrengsel of de werkwijze niet alleen
heeft uitgevonden, maar door verschillende mensen volgens
afspraak is samengewerkt om de betreffende uitkomst te
verkrijgen. De personen die hebben samengewerkt hebben
gezamenlijk aanspraak op octrooi (art. 11 Row).
naamsvermelding uit- b. De Octrooiraad beslist op verzoeken tot vermelding van de
vinder bij uitvinding naam van de uitvinder (art.24B en art 25, vierde lid, Row;
als researchmedewerker art. 12A Row).
in dienstbetrekking
Hij die een uitvinding heeft gedaan, waarvoor octrooi is
aangevraagd, doch op grond van zijn status als werknemer
aangetrokken voor researchwerkzaamheden, of op grond van
een overeenkomst, gesloten met de aanvrager of diens
rechtsvoorgangers, geen aanspraak op octrooi kan doen
gelden, heeft het recht in het octrooi als uitvinder te
worden vermeld. Elk beding waarbij van bovenstaande wordt
afgeweken, is nietig (art. 12A Row).
In verschillende fasen van het besluitvormingsproces met
betrekking tot een aanspraak op octrooi kan bij de Octrooi-
raad een verzoek tot naamsvermelding worden ingediend
(art. 24 B en art. 25, vierde lid, Row).
Beslissing m.b.t. door c'. De Octrooiraad stelt op schriftelijk verzoek van werkgever
werkgever aan research- of werknemer-uitvinder het bedrag van de vergoeding vast
medewerker toe te kennen dat de werknemer voor het gemis van het octrooi zou toe-
vergoeding bij doen van komen. De partijen zijn aan de met redenen omklede
uitvinding beslissing gehouden.
Ingeval de werknemer, die in een researchfunctie een uit-
vinding heeft gedaan, niet geacht kan worden in het door
hem genoten loon of in een bijzondere door hem te ontvangen
uitkering vergoeding te binden voor het gemis aan octrooi,
is de werkgever verplicht,,hem een in verband met het
geldelijk belang der uitvinding en met de omstandigheden,
waaronder zij plaats had, billijk bedrag toe te leggen.
Indien de werkgever en de werknemer-uitvinder omtrent het
bedrag niet tot overeens temming kunnen komen, kunnen zi j
zich schriftelijk wenden tot de Octrooiraad met het ver-
zoek, dat het bedrag door deze worden vastgesteld. Maken de
werkgever en de uitvinder-werknemer niet van deze bevoegd-
heid gebruik, dan kan een rechtsvordering worden ingediend,
als zijnde,een rechtsvordering betrekkelijk tot een
arbeidsovereenkomst, bij de rechter, die daartoe volgend de
algemene regeling der rechtspraak bevoegd is (art. 10,
tweede lid, jo. art. 56, eerste en tweede lid, Row).

Elk beding, waarbij van bovenstaande wordt afgeweken, is
nietig (art. 10, derde lid, Row).
Verstrekking verklaring d. De Octrooiraad verstrekt op verzoek van degene, die meent
van voorgebruik
voorgebruiker te zijn, aan hem een verklaring omtrent de
feitelijke handelingen op grond waarvan hem een bevoegdheid
Verlenen van dwang-
1 icentie
Inhoud 1 icentie
Inhoud dwanglicentie
als voorgebruiker zou toekomen.
Hij die datgene waarvoor door een ander octrooi is
gevraagd, binnen het Koninkrijk of, indien het een Europees
octrooi betreft, in Nederland reeds in of voor zijn bedrijf
vervaardigde of toegepaste of aan zijn voornemen tot
zodanige vervaardiging of toepassing een begin van uit-
voering had gegeven op de dag van indiening van die aan-
vrage of, indien de aanvrager een recht van voorrang geniet
op de dag van indiening van de aanvrage, waarop het recht
van voorrang berust, blijft niettegenstaande het octrooi,
dat de octrooihouder een uitsluitend recht tot vervaardi-
ging en dergelijke van een produkt, of tot toepassing en
dergelijke van een werkwijze geeft, bevoegd als voorge-
bruiker de bedoelde handelingen te verrichten, tenzij hij
zijn wetenschap ontleend heeft aan hetgeen reeds door de
octrooi-aanvrager vervaardigd of toegepast werd, of we1 aan
beschrijvingen, tekeningen of modellen van de octrooi-aan-
vrager .
Na openbaarmaking van de aanvrage kan degene, die meent
voorgebruiker te zijn, de Octrooiraad verzoeken omtrent de
feitelijke handelingen op grond waarvan hem een bevoegdheid
als voorgebruiker zou toekomen, een verklaring te verstrek-
ken. Indien de bedoelde handelingen ten genoege van de
Octrooiraad zijn aangetoond, verstrekt de Raad hem die
verklaring. Hierdoor staan de daarin vermelde feitelijke
handelingen vast, tenzij het tegendeel bewezen wordt
(art. 32, eerste en derde lid, Row).
e. Dwanglicenties worden op verzoek van de belanghebbenden
door de Octrooiraad verleend zo dit college meent dat aan
de verplichting tot licentieverlening niet voldaan is
(art. 34, vijfde lid, Row). Bij zijn besluit tot licentie-
verlening kan de Octrooiraad de verkrijger van de licentie
het stellen van zekerheid binnen een bepaalde termijn
opleggen (art. 34, zevende lid, Row).
Door een licentie wordt de bevoegdheid verkregen handelin-
gen te verrichten die aan anderen dan de octrooihouder niet
vrijstaan (art. 33, eerste lid, Row).
Indien noch de octrooihouder, noch een ander krachtens een
hem verleende licentie na verloop van drie jaar na de dag-
tekening van het octrooi (c.q. na de publikatiedatum, inge-
val van een Europees octrooi) in het Koninkrijk (c.q. in
Nederland, ingeval van een Europees octrooi) of in een
andere bij algemene maatregel van Rijksbestuur aangewezen
staat in werking heeft een inrichting van nijverheid,
waarin te goeder trouw in voldoende mate het betrokken
voortbrengsel wordt vervaardigd of de betrokken werkwijze
wordt toegepast, is de octrooihouder verplicht de voor het
in werking hebben van zodanige inrichting nodige licentie
te verlenen, tenzij geldige redenen voor het ontbreken van
zodanige inrichting blijken te bestaan (art. 34, tweede
lid, Row). De octrooihouder is ten allen ti jde verplicht de
licentie te verlenen welke nodig mocht zijn voor de toepas-
sing van een octrooi verleend, op een aanvrage met een
gelijke of latere dag van indiening of, indien voor de
aanvrage een recht van voorrang bestaat, met een voorrangs-
datum. Een licentie voor een zogenaamde afhankelijk octrooi
strekt zich niet verder uit dan noodzakelijk is voor de

Vaststelling van
vergoeding bij
dwangl icentie
Registratie van de
rechtssituatie m.b.t.
octroo ien
toepassing van het octrooi van de verkrijger. Deze is ver-
plicht aan de houdec van het andere octrooi wederkerig
licentie van zijn octrooi te verlenen (art. 34, vierde lid,
Row) .
De Octrooiraad stelt, op schriftelijk verzoek van de
partijen, het bedrag,van de vergoeding vast die de houder
van een dwanglicentie aan de octrooihouder moet betalen.
Aan zijn beslissing zijn de partijen gehouden (art. 34,
negende lid, Row) .
Wenden partijen zich niet met zulk een verzoek tot de
Octrooiraad en kunnen zij omtrent het bedrag der vergoeding
niet tot overeenstemming komen, dan wordt de vergoedinq op
vocdering van de meest gerede partijen door de rechter
bepaald, die de verkrijger der licentie het stellen van
zekerheid binnen een bepaalde termijn kan opleggen, dan we1
een eerder reeds bepaalde zekerheid kan bevestigen of
wijzigen (art. 34, negende lid, Row).
De Octrooiraad registreert de rechtssituatie met betrekking
tot octrooien.
Aantekening van de octrooiverlening doet de Octrooiraad in
een daartoe bestemd openbaar register (art. 28, tweede lid,
Row) ;
in het register wordt aantekening gedaan van het ver-
strekken van een verklaring van voorgebruik (art. 32, derde
lid, Row);
een besluit tot licentieverlening van de Octrooiraad of van
de minister van EZ - deze kan een licentie verlenen indien
het algemeen belang dit vordert, art. 34, eerste lid,
Row - wordt op verzoek van de verkrijger in de openbare
registers ingeschreven (art. 34, achtste lid, Row);
de titel van een door een overeenkomst of een aanvaarde
uiterste wilsbeschikking wordt in de openbare registers
ingeschreven (art. 33, tweede lid, Row) ;
de overdracht van het octrooirecht geschiedt bij akte die
in het register van de Octrooiraad wordt ingeschreven; tot
het doen verrichten van de inschrijving van beide partijen
gelijkelijk bevoegd (art. 38, derde lid, Row);
pandrecht op een octrooi wordt gevestigd bij een akte inge-
schreven in de openbare registers van de Octrooiraad;
akten, waaruit blijkt, dat het pandrecht heeft opgehouden
te bestaan of krachteloos is geworden, worden in de open-
bare registers ingeschreven (art. 40, eerste en vierde lid,
Row) ;
in geval van beslag op een octrooi moet het proces-verbaal
van inbeslagneming in de openbare registers van de Octrooi-
raad worden ingeschreven; bij opheffing van het beslag
wordt de titel, waaruit die opheffing blijkt, in de open-
bare registers van de Octrooiraad ingeschreven (art. 41,
eerste en derde lid, Row) ;
de verkoop van een verpand of van een in beslag genomen
octrooi geschiedt in het openbaar ten overstaan van een
notaris; de titel, waaruit de toewijzing blijkt, wordt in
de openbare registers van de Octrooiraad ingeschreven
(art. 42, eerste en derde lid, Row);
een octrooi vervalt wanneer de octrooihouder afstand doet;
de afstand geschiedt bij een akte in de openbare registers
ingeschreven (art. 48 Row) ;
een octrooi vervalt van rechtswege wanneer binnen een
bepaalde termijn de bedragen voor de instandhouding van het
octrooi niet zijn betaald; van dit vervallen wordt in de
openbare registers aantekening gedaan (art. 49, eerste lid,
Row) ;
zodra een rechterlijke eindbeslissing aangaande een vorde-
ring tot nietigverkla~ing van een octrooi in kracht van
gewijsde is gegaan of we1 de instantie is vervallen, wordt

daarvan op verzoek van de meest gerede partij in de open-
bare registers van de Octrooiraad aantekening gedaan
(art. 51, zevende lid, Row) ;
zodra een (r echter 1 i jke) eindbes liss ing aangaande een
vordering tot opeising van een octrooi in kracht van
gewijsde is gegaan of we1 de instantie is vervallen, wordt
daarvan op verzoek van de meeste gerede partij in de open-
bare registers van de Octrooiraad aantekening gedaan
(art. 53, achtste lid, Row).
Inschr i jving octroo i- h. Bi j de Octrooiraad wordt een register van octrooigemachtig-
gemachtigden in den gehouden. De voorzitter van de Octrooiraad stelt de
daartoe bestemd inschrijving in dit register vast, doet de inschrijvingen
register door voor- en doorhalingen daarin verrichten en maakt deze openbaar
zitter Octrooiraad (art. 3, eerste lid, Ogr).
Organisatie m.b. t.
Octrooiraad
Benoeming leden
Als gemachtigde voor de Octrooiraad kunnen optreden zij:
die zijn ingeschreven in het register der octrooigemachtig-
den;
die als advocaat zijn ingeschreven bij een der rechterlijke
colleges hier te lande (art. 1, eerste lid, Ogr).
Bij een verzoek om inschrijving dient de verzoeker een
bewijs over te leggen dat hij met goed gevolg een in het
Ogr nader omschreven examen heeft afgelegd en dat hij ten
minste drie jaren in Nederland octrooi-aanvragen heeft
behandeld ten kantore van een octrooigemachtigde (art. 3,
vierde lid, Ogr). De voorzitter van de Octrooiraad zendt
een afschrift van het verzoek en de daarbij gevoegde
stukken naar de Raad van Toezicht van Octrooigemachtigden,
die zich tegen de inschrijving kan verzetten, zodat deze
niet geschiedt (art. 5, eerste en tweede lid, Ogr). Het
verzet kan onder andere gebaseerd worden op het feit dat de
inschrijving de eer van de stand van de octrooigemachtigden
zal schaden (ark. 6, eerste lid onder b, Ogr).
De voorzitter van de Octrooiraad doet de inschrijving in
het register van de'octrooigemachtigden doorhalen onder
andere nadat een beslissing van de Raad van Toezicht tot
ontzetting van de ingeschrevene uit het recht om als
octrooigemachtigde op te treden onherroepeli jk is geworden
(art. 10, eerste lid onder dl Ogr).
Samenstell ing en benoeminq
Er is in Nederland een Bureau voor de industriele eigendom.
Het bureau is een instelling van Nederland - dat deel van het
Koninkrijk dat in Europa gelegen is -. Het dient, voor zoveel
de octrooien betreft, voor het Koninkr i jk als centrale bewaar-
plaats, als bedoeld in artikel 12 van het Unieverdrag tot
bescherming van de industriele eigendom (Stb. 1948, I 539). De
Octrooiraad maakt deel uit van het bureau.
De Octrooiraad wordt verdeeld in:
a. een centrale afdeling;
b. aanvraagafdel ingen;
c. afdelingen van beroep;
d. bi jzondere afdelingen.
Een aanvraagafdel ing of een bi jzondere afdel ing kan uit 66n
lid bestaan.
De voorzitter, een of meer ondervoorzitters en de andere leden
van de Raad worden door de Kroon benoemd en ontslagen. De
voorzitter van de Octrooiraad is tevens directeur van het
bureau (art. 14, eerste t/m vierde lid, Row).

Samenstelling De Octrooiraad bestaat uit:
a. ten hoogste negentig gewone leden en plaatsvervangende
leden, te onderscheiden in rechtsgeleerde en technische
leden; het aantal gewone leden bedraagt ten hoogste
veertig, daaronder begrepen de voorzitter en ten hoogste
vier ondervoorzitters;
b. ten minste twaal'f buitengewone leden.
Benoeming buitengewone De buitengewone leden worden ieder voor een tijdvak van vijf
1 eden jaren benoemd; zij zijn telkens voor een volgend tijdvak van
vijf jaren herbenoembaar (art. 2 Or).
Samenstell ing
centrale afdeling
Vorming van andere
afdelingen door
centrale afdeling
Samenstelling aan-
vraagafdelingen
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
I. ;fitegfie-nrgmiaagie
De centrale afdeling bestaat uit vijf leden.
De voorzitter van de Octrooiraad heeft ambtshalve zitting in
de centrale afdeling. De vier overige leden daarvan, alsmede
vijf plaatsvervangende leden, worden door de minister van EZ
uit de gewone leden van de Octrooiraad aangewezen in dier
voege, dat de centrale afdeling steeds 66n rechtsgeleerd lid
telt en dat een passende verdeling van de technische leden
over de onderscheiden gebieden van de techniek wordt in acht
genomen (art. 5 Or) .
De centrale afdeling stelt voor de behandeling van iedere
octrooi-aanvrage een aanvraagafdeling samen uit,de gewone,
buitengewone en plaatsvervangende leden van de Octrooiraad.
Z i j stelt voor de behandeling van ieder beroep een afdeling
van beroep samen uit de gewone en buitengewone leden van de
Octrooiraad. Z i j stelt voorts voor het verrichten van de werk-
zaamheden, die volgens de Row door een bijzondere afdeling
verricht moeten worden, en voor het vaststellen van de
bedragen, die werkgevers aan werknemers-uitvinders moeten
betalen en die verkrijgers van dwanglicenties aan octrooi-
houders moeten betalen, en voor het geven van inlichtingen en
technische adviezen aan de rechter met betrekking .tot aan
diens oordeel onderworpen rechtsvorderingen inzake octrooien,
telkens een bijzondere afdeling samen uit de gewone, buiten-
gewone en plaatsvervangende leden van de Octrooiraad.
De centrale afdeling regelt de vervanging van de leden van die
afdelingen in geval van hun verhindering of ontstentenis
(art. 6 Or).
Een aanvraagafdeling bestaat uit 66n lid of uit drie leden.
Ingeval een aanvraagafdeling uit 66n lid bestaat, zal dit een
technisch lid van de Octrooiraad zijn; ingeval zij uit drie
leden bestaat, zullen daarin twee technische en 66n rechts-
geleerd lid van die raad zitting hebben. Wanneer evenwel naar
het oordeel van de centrale afdeling bij de te behandelen zaak
hoofdzakelijk rechtsvragen te beslissen zijn, zal in het
eerste geval een rechtsgeleerd lid van de Octrooiraad en
zullen in het laatste geval twee rechtsgeleerde leden en 66n
technisch lid van die raad zitting hebben.

~amenstelling afdelingen
van beroep
Samenstelling bi j-
zondere afdelingen
Voorzitterschap der
afdelingen
Indien een aanvraagafdeling uit 66n technisch of rechtsgeleerd
lid van de Octrooiraad bestaat, kan de centrale afdeling op
verzoek van de aanvraagafdeling een rechtsgeleerd, onderschei-
denlijk technisch lid van die raad aanwijzen om, hetzij over
een bepaalde vraag, hetzij over de aanvrage in haar geheel te
adviseren (art. 7 Or).
Een afdeling van beroep bestaat uit drie leden.
Z i j kan uit vijf leden bestaan, ingeval de aard van de te
behandelen zaak daartoe naar het oocdeel van de centrale
afdeling aanleiding geeft.
Ingeval een afdeling van beroep uit drie leden bestaat, zullen
twee technische leden en 66n rechtsgeleerd lid van de Octrooi-
raad, ingeval zij uit vijf leden bestaat, zullen drie tech-
nische leden en twee rechtsgeleerde leden van die raad daarin
zitting hebben. Wanneer evenwel naac het oordeel van de
centrale afdeling bij de te behandelen zaak hoofdzakelijk
rechtsvragen te beslissen zij?: zullen in het eerste geval
twee rechtsgeleerde leden en een technisch lid, en in het
laatste geval drie rechtsgeleerde en twee technische leden van
die raad zitting hebben.
De voorzitter van de Octrooiraad heeft ambtshalve zitting in
de afdeling van beroep (art. 8 Or).
Een bijzondere afdeling, die moet beslissen over een verzoek om
herstel in de vorige toestand na termijn overschrijding en een
bijzondere afdeling die een beslissing moet nemen inhoudende
een oordeel over en eventueel een herziening van een eerdere
uitspraak van het ontvangend bureau of het Internationaal
Bureau uit hoofde van artikel 25, tweede lid van het Samen-
werkingsverdrag, bestaat uit 66n rechtsgeleerd lid van de
Octrooiraad. In alle overige gevallen bestaat een bijzondere
afdeling uit drie leden.
Ingeval een bijzondere afdeling uit drie leden bestaat, zullen
daarin twee technische leden en 66n rechtsgeleerd lid van die
raad zitting hebben. Wanneer evenwel naar het oordeel van de
centrale afdeling bi j de te behandelen zaak hoofdzakelijk
rechtsvragen te beslissen zijn, zullen daarin twee rechts-
geleerde leden en 66n technisch lid van die raad zitting
hebben (art. 9 Or) .
De voorzitter van de Octrooiraad regelt de werkzaamheden van
;de afdelingen. Hij is voorzitter van de afdelingen, waarin hij
zitting heeft.
Onverminderd bovenstaande worden afdelingen, waarin de voor-
zitter van de Octrooiraad geen zitting heeft, voorgezeten:
door de eerst benoemde, in de afdeling zitting hebbende
ondervoorzitter van de Octrooiraad en bij gelijktijdigheid
van benoeming door de oudste;
indien geen ondervoorzitter van de Octrooiraad in de
afdeling zitting heeft, door het eerstbenoemde, in de
afdeling zitting hebbende gewone lid van de Octrooiraad en
bij gelijktijdigheid van benoeming door de oudste;
indien geen gewoon lid van de Octrooiraad in de afdeling
zitting heeft, door een door de leden van de afdeling uit
hun midden gekozen lid'(art. 10 Or).
Secre tar iaat der Als secretaris van iedere afdeling treedt op een door de voor-
afdelingen zitter van de Octrooiraad aangewezen ambtenaar van het Bureau
voor de Industrisle ~i~endom of anders een door de leden van
de afdeling uit hun midden gekozen gewoon of plaatsvervangend
lid van de Octrooiraad (art. 11 Or).

Werkzaamheden voor-
zitter Octrooiraad
Vervanging voorzitter
der Raad
Werkzaamheden ambte-
naren van het bureau
Aanvr age
Bevestiging van ont-
vangst van aanvrage ,
Kennisgeving aanvrage/
ter visie legging
aanvrage
Met het verrichten van de werkzaamheden, die bij de Row of het
Or aan de Octrooiraad, doch niet aan een bepaalde afdeling,
zijn opgedragen, is de voorzitter belast.
Hij is bevoegd een deel van zijn werkzaamheden onder zijn
verantwoordelijkheid aan een gewoon lid van de raad op te
dragen (art. 11A Or) .
Bij afwezigheid of ontstentenis wordt de voorzitter van de
octrooiraad in zijn hem bij de Row of het Or opgedragen werk-
zaamheden vervangen door de ondervoorzitters in een door de
minister aangewezen volgorde (art. 12 Or) .
Alle ambtenaren en het overige personeel bij het Bureau voor
de Industriele Eigendom zijn ondergeschikt aan de directeur,
die hun werkzaamheden regelt, daarop toezicht uitoefent en hun
verlof tot afwezigheid geeft. Indien de minister daartoe aan-
wijzing geeft, wordt door de directeur een reglement voor de
inrichting van de dienst en de werkzaamheden der ambtenaren en
het overige personeel vastgesteld, dat alvorens van kracht te
worden, de goedkeuring van de minister behoeft (art. 5 Bbie) .
De ambtenaren en het overige personeel bij het bureau mogen
buiten toestemming van de minister geen ander bezoldigd ambt
of bezoldigde betrekking bekleden. Het is hun verboden octrooi
aan te vragen (art. 3 Bbie) .
11. ~ijge-yeg-gctgogiy~g~egigg
De aanvrage van een octrooi dient te voldoen aan een groot
aantal vormvereisten. Voldoet de aanvrage daar niet aan, dan
worden de ingediende bescheiden niet als aanvrage beschouwd
(zie artt. 20, 22A 'en 228 Row; zie ook artt. 21-.26 Or).
Belangrijk is dat de aanvrage vergezeld gaat van een beschrij-
ving van de uitvinding, die aan het slot in een of meer con-
clusies een omschrijving geeft van datgene, waarvoor uit-
sluitend recht wordt verlangd. Indien aan een of meer vorm-
vereisten van meer administratieve aard niet wordt voldaan dan
stelt de Octrooiraad de aanvrage in de gelegenheid verbeterin-
gen aan te brengen. De aanvrage vervalt indien niet alsnog aan
de voorschriften voldaan wordt.
Op de aanvrage wordt de datum, waarop zij bij de Octrooiraad
is ingediend, alsmede een volgnummer vermeld. Onverwijld wordt
de aanvrager een ontvangstbewijs verstrekt, vermeldende die
datum en dat nummer. De aanvragen worden, in de volgorde
waarin zij genummerd zijn en met aanhaling van dat nummer in
een register ingeschreven (art. 22 Row).
$
Zo spoedig mogelijk na verloop van achttien maanden na de
indiening of, indien het een aanvrage betreft waarvoor een
beroep is gedaan op een of meer rechten van voorrang, na de
eerste datum van voorrang geeft de Octrooiraad van de aanvrage
kennis in het door het Bureau voor de Industr iele Eigendom uit
te geven blad (het betreffende blad heet "De Industriele

Betaling jaarci jns
Eigendom" en zal hieronder gememoreerd worden als het blad,
sch.) en legt hij de aanvrage met de daarbij behorende
bescheiden ter inzage bij het bureau. De aanvrager kan ver-
zoeken om bovenbedoelde handelingen zo spoedig mogelijk te
verrichten na dat verzoek (art. 22C, eerste en tweede lid,
Row) .
Ter zake van een aanvrage moet, zolang daarop geen octrooi is
verleend, twee jaar na de indiening op de laatste dag der
maand waarin deze heeft plaatsgevonden en verder elk volgend
jaar op die dag een bij algemene maatregel van Rijksbestuur te
bepalen bedrag bij het bureau worden betaald. Bij betaling na
de vervaldag zi jn verhogingen ver schuldigd .
Verval van aanvrage De aanvrage dan we1 een inmiddels daarop verleend octrooi ver-
bij wanbetaling valt, wanneer de betreffende bedragen niet binnen zes maanden
na de vervaldag zijn betaald. Betaling niet meer dan zes
Intrekking van aan-
vragen
maanden voor de vervaldag is toegelaten.
De Octrooiraad tekent het verval in de openbare registers aan,
geeft daarvan kennis in het blad en stelt een derde, die een
nog niet afgehandeld verzoek heeft gedaan tot het instellen
van een onderzoek naar de stand der techniek of tot het nemen
van een beslissing omtrent de verlening van octrooi op een
aanvrage, van het verval op de hoogte.
Indien op de vervaldag niet is betaald, herinnert de Octrooi-
raad de aanvrager binnen veertien dagen schriftelijk aan de
betaling. Indien drie maanden na de vervaldag niet is betaald,
zendt de Octrooiraad een afschrift van deze herinneringsbrief
aan allen, die blijkens in de openbare registers ingeschreven
stukken ter zake van de aanvrage rechten hebben verkregen of
rechtsvorderingen hebben ingesteld. Op het ontbreken van de
herinneringsbrief kan in rechte geen beroep worden gedaan
(art. 22D Row).
De intrekking van een ter inzage gelegde of openbaar gemaakte
aanvrage heeft tegenover derden geen gevolg:
a. zolang geen vier'maanden na de ter inzage legging onder-
scheidenlijk de openbaarmaking van de aanvrage zijn ver-
streken;
b. zolang niet onherroepelijk is beslist op een verzoekschrift
van 'de rechtstreeks belanghebbende met het verzoek om te
bepalen dat de aanspraak op octrooi geheel of gedeelte1ij.k
aan hem of mede aan hem toekomt onderscheidenlijk op een
bezwaarschrift gebaseerd op het feit dat de betrokkene
meent zelf (mede) aanspraken te hebben op het betreffende
octrooi;
c. zolang niet onherroepelijk is beslist op rechtsvorderingen
ter zake van de aanvrage, die blijkens in de openbare
registers van de Octrooiraad ingeschreven stukken zijn
ingesteld.
Wanneer krachtens een onherroepelijke beslissing als bedoeld
onder b. en c. de aanspraak op octrooi toekomt of mede toekomt
aan een ander dan de aanvrager, wordt de intrekking geacht
niet te zijn geschiedt.

Mogeli jkheid (voor
derden) extra docu-
mentatiemater iaal
bij aanvrage ter
visie te doen leggen
Ver zoekschr if t tot
opeising van aan-
vrage door recht-
streeks belangheb-
bende
Verzoekschrif t om
voor lopig getu igen-
verhoor
De Octrooiraad tekent een intrekking in de openbare registers
aan en geeft daarvan kennis in het blad, zodra die intrekking
tegenover derden gevolg heef t (art. 22E ROW) .
Een ieder kan aan de Octrooiraad schriftelijk medede1,ing doen
van gegevens betreffende een ter inzage gelegde aanvrage. Voor
zover naar het oordeel van de Octrooiraad tegen.de ter inzage
legging van deze gegevens en van de begevens betreffende de
aanvrage, waarover hij op andere wijze de beschikking krijgt,
geen bezwaren bestaan, voegt de raad deze onverwijld bij de
ter inzage gelegde aanvrage en deelt hen mede aan de aan-
vrager, voor zover zij niet van deze afkomstig zijn (art. 22F
Row) .
Een rechtstreeks belanghebbende, dat w i l zeggen een uitvinder
wiens kennis ontstolen is, een werkgever van een werknemer-
uitvinder of een persoon die heeft medegewerkt aan een uitvin-
ding, kan na de ter inzage legging van de aanvrage, doch uiter-
lijk vier maanden na de kennisgeving in het blad van een ver-
zoek tot het nemen van een beslissing omtrent de verlening van
een octrooi op de aanvrage, op grond van de daartoe geldende
bepalingen van de Row aan de Octrooiraad verzoeken te bepalen,
dat de aanspraak op octrooi geheel of gedeeltelijk aan hem of
mede aan hem toekomt.
Een verzoekschrift als bovenbedoeld is met redenen omkleed en
door de verzoeker of zijn schriftelijk gemachtigde onder-
tekend. Na indiening van het verzoekschrift stelt de Octrooi-
raad onverwijld een uit drie leden bestaande bijzondere
afdel ing samen, die het ver zoekschr ift in behandeling neemt.
De afdeling stelt de aanvrager in de gelegenheid van het ver-
zoekschrift kennis te nemen en beslist na de aanvrager en de
verzoeker te hebben gehoord, althans behoorlijk te hebben
opgeroepen. Een op een verzoekschrift te nemen beslissing is
met redenen omkleed en wordt onverwijld door de Octrooiraad
aan de aanvrager en de verzoeker schriftelijk medegedeeld. Ten
aanzien van een zodanige beslissing bestaat er voor alle
betrokkenen een mogelijkheid om bij een afdeling van beroep
van de Octrooiraad in beroep te gaan op dezelfde wijze als er
voor alle betrokkenen een mogelijkheid bestaat om tegen een
eindbeslissing van een aanvraagafdeling in beroep te gaan.
Indien is beslist, dat de aanspraak op octrooi aan de ver-
zoeker of mede aan de verzoeker toekomt, treedt deze in zo
verre in de plaats van de aanvrager. De Octrooiraad voegt een
verzoekschrift als bovenbedoeld bij de ter inzage gelegde
aanvrage. Zodra de beslissing op zodanige verzoekschrift on-
herroepelijk is geworden, voegt de raad eveneens daarbij de op
de behandeling van het verzoekschrift betrekking hebbende
stukken.
Zolang niet onherroepelijk beslist is op een verzoekschrift
tot opeising van een aanvrage, wordt de behandel ingsprocedure,
zoals deze zich afspeelt na een verzoek tot het nemen van een
beslissing omtrent de verlening van een octrooi op de aan-
vrage, opgeschort (art. 22G Row).
Indien een belanghebbende schriftelijk daarom verzoekt, kan de
Octroo iraad onverwi jld een voorlopige ge tuigenverhoor bevelen
omtrent feiten, die van belang kunnen zijn voor een door die
raad ten aanzien van een ter inzage gelegde aanvrage te nemen
beslissing. Het verzoekschrift is met redenen omkleed en door
de verzoeker of zijn schriftelijk gemachtigde ondertekend. Het

verhoor vindt plaats door een bijzondere afdeling van de
Octrooiraad. De verzoeker en, indien het verzoek is gedaan
door een ander dan de aanvrager, deze aanvrager worden in de
gelegenheid gesteld bij dat verhoor tegenwoordig te zijn
(art. 22H Row).
Onder zoek naar stand Indien de aanvrager daarom schriftelijk verzoekt, stelt de
der techn iek Octrooiraad een onderzoek in naar de stand der techniek
betreffende hetgeen moet worden aangemerkt als het onderwerp
der aanvrage. Hierbij wordt rekening gehouden met de gevraagde
uitsluitende rechten in de volgorde, waarin deze in de aan-
vrage voorkomen, en met de in die rechten door de aanvrager
gebrachte wijzigingen, voor zover deze de inhoud van de aan-
vrage niet wezenlijk veranderen. De Octrooiraad kan een derge-
lijk onderzoek achterwege laten, indien dit wegens onduide-
lijkheid van de aanvrage niet uitvoerbaar is.
Na de,ter inzage legging van de aanvrage kan ook een ander
schriftelijk verzoeken een dergelijk onderzoek in te stellen.
Het hierboven aangeduide is op dit verzoek van toepassing.
Echter kan bij het onderzoek desgevraagd worden afgeweken van
de volgorde, waarin de uitsluitende rechten in de aanvrage
voorkomen. De verzoeker kan onder overlegging van een exploit
uitgebracht door de aanvrager - hiermede wordt gedoeld op het
geval dat een aanvrager, wiens aanvrage ter inzage is gelegd,
een inbreukmaker bij deurwaardersexploit waarschuwt om de
inbreuk niet voort te zetten, zodat hij na de octrooiverlening
met terugwerkende kracht alsnog een redel ijke (schade) vergoe-
ding kan vorderen inaien de inbreukmaker na het exploit de
inbreuk voortzet, zie art. 43A en art. 44 Row - verlangen, dat
dit onderzoek in de eerste plaats gericht wordt op het
gedeelte van de octrooi-aanvrage, dat in het exploit nauw-
keurig is aangegeven.
Op schriftelijk verzoek van de aanvrager doet de Octrooiraad
de aanvrage onderwerpen aan een nieuwheidsonderzoek van inter-
nationaal type als bedoeld in het Samenwerkingsverdrag. Zulk
een nieuwheidsonderzoek wordt aangemerkt als een onderzoek
naar de stand der techniek.
Een verzoekschrift als bovenbedoeld is door de verzoeker of
zijn schriftelijk gemachtigde ondertekend.
De Octrooiraad geeft van een verzoekschrift ingediend door een
ander dan de aanvrager kennis aan de aanvrager. De raad geeft,
indien of zodra de aanvrage ter inzage'is gelegd van een ver-
zoekschrift tot het instellen van een onderzoek naar de stand
der techniek kennis in het blad en voegt het bij de ter inzage
gelegde aanvrage.
De Octrooiraad kan ten behoeve van het onderzoek naar de stand
der techniek het advies inwinnen van het Europees Octrooi-
bureau.
De Octrooiraad deelt de aanvrager en, ingeval de aanvrager
niet zelf het verzoek heeft ingediend, de ander die het ver-
zoek heeft ingediend, schriftelijk het resultaat van het
onderzoek naar de stand der techniek mede of, zo dit onderzoek
niet ingesteld is, de reden hiervan. Hierbij kan de Octrooi-
raad tevens wijzen op bezwaren te ontlenen aan'de bepalingen
van de Row, die tegen verlening van octrooi op de aanvrage
gemaakt zouden kunnen worden. De raad geeft, indien of zodra
de aanvrage ter inzage is gelegd, van deze mededeling kennis

in het blad en VOegt een afschrift daarvan bij de ter inzage
gelegde aanvrage. Mocht de aanvrage na indiening van een ver-
zoekschrift door een ander dan de aanvrager en voor de mede-
deling betreffende het onderzoek worden ingetrokken, dan geeft
de raad de verzoeker hiervan schriftelijk kennis.
Indien de aanvrager naar aanleiding van de mededeling betref-
fende het onderzoek naar de stand der techniek zich schrifte-
lijk uit of de aanvrage herziet, voegt de Octrooiraad de
betreffende bescheiden bij de ter inzage gelegde aanvrage
(art. 221, eerste t/m derde, vijfde t/m achtste en tiende lid,
Row).
Ver zoekschr if t tot Na de mededeling betreffende het onderzoek naar de stand der
nemen van besl iss ing techniek, kan de aanvrager of, nadat een afschrift van die
op een aanvrage mededeling bij de ter inzage gelegde aanvrage is gevoegd, een
ander schriftelijk aan de Octrooiraad verzoeken een beslissing
te nemen omtrent de verlening van octrooi op de aanvrage.
Het verzoekschrift is door de verzoeker of zijn schriftelijke
gemachtigde ondertekend.
De Octrooiraad geeft van het verzoekschrift ingediend door een
ander dan de aanvrager kennis aan de aanvrager. De raad geeft,
indien of zodra de aanvrage ter inzage is gelegd van het ver-
zoekschrift kennis in het blad en voegt het bij de ter inzage
gelegde aanvrage. Indien het verzoek door een ander dan de
aanvrager is gedaan en de aanvrage na indiening van dat ver-
zoek en voor het besluit van de aanvraagafdeling tot a1 dan
niet openbaarmaking van de aanvrage wordt ingetrokken, geeft
de raad de verzoeker hiervan kennis (art. 22J Row).
Voorbereiding van Nadat een verzoekschrift tot het nemen van een beslissing op
behandel ing van aan- een aanvrage is ingediend, bereidt de Octrooiraad de behande-
vrage ling van de aanvrage voor. Z i j kan daarbij het advies inwinnen
van de Octrooiraad.
Is de Octrooiraad van oordeel, dat een aanvrage niet aan de
wettelijk gestelde eisen voldoet, dan geeft hij de aanvrager
daarvan kennis onder mededeling van de bestaande bezwaren en
stelt hem in de gelegenheid tot opheffing daarvan, hetzij door
zich schriftelijk binnen een behoorlijke termijn tegen de
aangevoerde bezwaren te verweren, hetzij door aanvulling of
verbetering van de oorspronkelijke aanvrage.
De aanvrager is verplicht op verzoek van de raad binnen een
door deze te stellen termijn een opgave te doen van de tijd-
stippen, waarop - en de landen waarin - door hem een octrooi-
aanvrage voor dezelfde uitvinding werd ingediend, de raad
schriftelijk te machtigen in deze landen omtrent die aanvragen
inlichtingen in te winnen en de bezwaren mede te delen, welke
voor zover hem bekend, in die landen tegen zijn aanvrage zijn
gerezen.
Na voltooiing van de voorbereiding stelt de raad de aanvrage
met de daarop betrekking hebbende stukken in handen van een
door hem samen te stellen aanvraagafdeling, die de aanvrage in
behandeling neemt.

Behandeling van aanvrage Nadat de aanvrager door de aanvraagafdeling is gehoord,
Besluit tot a1 dan
niet openbaarmaking
aanvrage indien
aanvrage we1 c.q.
niet voor octrooi-
verlening in aan-
mer k ing komt
Beroep in te stellen
door aanvrager
'althans behoorlijk is opgeroepen, en hem zo nodig behoorlijk
gelegenheid is gegeven haar bezwaren op te heffen, qeeft zij
haar beslissing zo spoedig mogelijk. Alvorens omtrent de a1 of
niet openbaarmaking van de aanvrage te beslissen kan de aan-
vraagafdeling aan de Octrooiraad verzoeken een nader onderzoek
naar de stand der techniek in te stellen (art. 23, eerste t/m
zesde lid, Row) .
Indien de aanvraagafdeling van oordeel is, dat de aanvrage
niet voor gehele of gedeeltelijke octrooiverlening in aanmer-
king komt, besluit zij tot niet-openbaarmaking. In het tegen-
overgestelde geval besluit zi j tot openbaarmaking.
Van het besluit van de aanvraagafdeling wordt de aanvrager
onverwijld kennis gegeven, onder opgave, bij niet geheel
openbaarmaking van de gronden waarop het besluit steunt.
Indien een ander dan de aanvrager het verzoekschrift tot
behandeling van de aanvrage heeft ingediend, wordt ook aan hem
van het besluit van de aanvraagafdeling onverwijld kennis
gegeven.
Binnen drie maanden na de eindbeslissing kan de aanvrager in
beroep komen bij de Octrooiraad, door indien van een met
redenen omklede memorie van gr ieven. Over het beroep beslist
een afdeling van 6eroep van de Octrooiraad, de aanvrager
gehoord, althans behoorlijk opgeroepen. Alvorens te beslissen
kan de afdeling van beroep aan de Octrooiraad verzoeken een
nader ondeizoek naar de stand der techniek in te stellen.
De leden die betrokken zijn geweest bij het onderzoek naar de
stand der techniek of bij de voorbereiding van de behandeling
van de aanvrage dan we1 deel hebben uitgemaakt van de aan-
vraagafdeling, mogen geen deel uitmaken van de afdeling van
beroep.
Van het besluit van de afdeling van beroep wordt de aanvrager
onverwijld kennis gegeven onder opgave van de gronden waarop
het besluit steunt (art. 24A, eerste, derde, vierde en vijfde
lid, Row) .
Openbaarmaking aanvrage De Octrooiraad maakt de aanvrage openbaar, indien geen beroep
meer open staat of de aanvrager van zijn recht van beroep
afstand heeft gedaan, door vermelding van de daartoe strekkende
besluiten in het blad.
Binnen veertien dagen na de verschijning van dit blad doet de
Raad van de openbaarmaking van de aanvrage onder doorlopend
nummer aantekening in een daartoe bestemd openbaar register.
Tegelijk met de verschijning van het blad waarin het besluit
tot openbaarmaking is vermeld, legt de Octrooiraad een aantal
bescheiden ter inzage, voor zover die terinzagelegging nog
niet heeft plaatsgehad, en voegt de raad bij deze bescheiden
het besluit tot openbaarmaking, de bij de aanvrage behorende
beschrijving en tekeningen in de vorm waarin tot openbaar-
making is besloten, en de bescheiden, die na de indiening van

het verzoekschrift tot het nemen van een beslissing op de
aanvrage ter zake van die aanvrage zijn gewisseld. De raad
geeft voorts bovenvermelde beschrijving en tekeningen zo
spoedig mogelijk uit.
Bezwaarschriften Binnen een termijn van vier maanden na de dagtekening van het
tegen verlening van bovenbedoelde blad kan door een ieder tegen de verlening van
aangevraagd octroo i het aangevraagde octrooi bezwaar worden gemaakt door inzending
bij de Octrooiraad van een met redenen omkleed bezwaarschrift,
dat duidelijk de naam en w00nplaats van hem die bezwaar maakt
moet vermelden, en door deze of diens schriftelijk gemachtigde
ondertekend moet zijn. De gemachtigde.vertegenwoordigt de
opposant voor de gehele behandeling van het bezwaarschrift. De
bezwaren moeten gegrond zijn op bepalingen van de Row en
kunnen, voor zover zij een rechtstreeks belanghebbende
betreffen, zoals een uitvinder wiens kennis ontstolen is, een
werkgever van een werknemer-uitvinder of een persoon die heeft
medegewerkt aan een uitvinding, betreffen, slechts door deze
worden ingesteld.
Behandeling bezwaren Zijn bezwaarschriften van opposanten of verzoekschriften van
van opposanten, verzoe- voorgebruiker binnengekomen, dan worden deze gesteld in
ken van voorgebruikers handen van de aanvraagafdeling, die over de openbaarmaking
of verzoeken om naams- heeft geoordeeld. De aanvraagafdeling wordt tot drie leden
melding aangevuld, indien zij uit &n lid bestond. Deze afdeling stelt
de aanvrager in de gelegenheid van die geschriften kennis te
nemen en beslist na afloop van de indieningstermi jn van die
geschriften en na aanvrager, opposanten en verzoekers gehoord
of althans behoorlijk opgeroepen te hebben, omtrent de gehele
of gedeeltelijke verlening van het octrooi en over de ver-
zoeken.
Indien in een verzoekschrift van een rechthebbende op naams-
melding wordt verzocht de in de openbaar gemaakte aanvrage
opgenomen vermelding van een persoon als de uitvinder in het
te verlenen octrooi te verbeteren of weg te laten, stelt de
aanvraagafdeling mede degene, die als uitvinder is vermeld, in
de gelegenheid van het verzoekschrift kennis te nemen en
beslist zij niet dan na ook hem gehoord althans behoorlijk
opgeroepen te hebben.
Verlening van octrooi Indien tegen de verlening van een octrooi bezwaar is gemaakt
aan opposant op grond, dat de opposant als rechtstreeks belanghebbende
.aanspraak heeft op octrooi of aanspraak heeft op een
mede-eigendomsrecht van een octrooi, hetzij voor de gehele
inhoud der oorspronkelijke aanvrage, hetzij voor een zodanig
deel als vatbaar is voor een zelfstandig octrooi, kan de
afdeling treden in een onderzoek van dat bezwaar; bevindt zij
dit gegrond, dan verleent zij het aangevraagde octrooi geheel
of gedeeltelijk aan de opposant, of kent zij hem het
mede-eigendomsrecht toe, waarop hij aanspraak heeft, een en
ander voor zover de opposant het verlangen daartoe voor de
beslissing aan de ~ctrooiraad heeft kenbaar gemaakt.

Het door de afdeling genomen besluit, dat met redenen moet
zijn omkleed, wordt onverwijld aan de aanvrager, de opposanten
en de verzoekers schriftelijk medegedeeld.
Zijn in de indieningstermijn geen bezwaar- of verzoekschriften
ingekomen, dan wordt het octrooi geacht te zijn verleend in de
vorm, waarin de aanvrage is openbaar gemaakt (art. 26 Row).
Beroep in te stellen Binnen drie maanden na de eindbeslissing kunnen de aanvrager,
door aanvrager/ de opposanten, de verzoekers en degene, die als uitvinder in
opposanten/voorgebruik/ de openbaar gemaakte aanvrage vermeld is, in beroep komen door
verzoeker/naam~vermel- indiening bij de Octrooiraad van een met redenen omklede en
ding ver zoeker door hen of hun schriftelijk gemachtigde ondertekende memorie
Inwerkingtreding van
octrooi
van grieven. De Octrooiraad stelt de andere belanghebbende in
de gelegenheid van de memorie kennis te nemen.
Over het beroep beslist, de aanvrager, de opposanten, de ver-
zoekers en degene, die als uitvinder in de openbaar gemaakte
aanvrage vermeld is, gehoord, althans behoorlijk opgeroepen,
een afdeling van beroep van de Octrooiraad. Omtrent de samen-
stelling en het besluit van die afdeling van beroep geldt
hetgeen is bepaald omtrent de samenstelling en het besluit van
de afdeling van beroep die beslist over het beroep tegen een
besluit tot a1 dan niet openbaarmaking van een aanvrage
(art. 27 Row) .
Het octrooi, verleend op een openbaar gemaakte aanvrage, ver-
krijgt als dagtekening en begint te werken de dag na die
waarop de indieningstermijn van bezwaar- en verzoekschriften
ongebruikt is verstreken, of, die termijn we1 is gebruikt, de
dag na die waarop de beroepstermijn is verlopen, zonder dat
beroep is ingesteld, van het instellen van beroep door alle
daartoe bevoegden is afstand gedaan of we1 na ingesteld beroep
de dag na die, waarop het octrooi door een afdeling van beroep
is verleend.
Binnen veertien dagen na de dag van inwerkingstreding van het
octrooi doet de Octrooiraad van de octrooiverlening aanteke-
ning in het daartoe bestemde openbare register en maakt hij
daarvan zodra mogelijk melding in het blad. Tegelijk met de
verschijning van het blad geeft de raad de bij de aanvrage
behorende beschrijving en tekeningen in de vorm, waarin daarop
octrooi is verleend, bij wege van octrooischrift uit en voegt
hij deze bescheiden, te zamen met het besluit tot octrooiver-
lening en alle ter zake van de aanvrage na openbaarmaking
gewisselde bescheiden, bij de ter inzage gelegde aanvrage.
Binnen veertien dagen na de dagtekening van het blad met de
aantekening van de octrooiverlening wordt door de Octrooiraad
aan hem, wie octrooi is verleend, een bewijs van zijn recht
verstrekt.
Van de afwijzing van een aanvrage doet de Octrooiraad, nadat
daartegen geen beroep meer openstaat of we1 tot afwijzing door
de raad na ingesteld beroep is besloten, eveneens binnen veer-
tien dagen aantekening in het daar toe bestemde openbare
register en maakt de raad zodra mogelijk melding in het blad
(art. 28 Row).

Vervallen van aanvragen Een aanvrage vervalt, indien niet binnen zeven jaren na de
indiening daarvan een verzoekschrift is ingediend tot het
nemen van een beslissing op een aanvrage.
De vervaltermijn wordt verlengd indien dit nodig is in verband
met het onderzoek naar de stand der techniek.
De Octrooiraad tekent het verval in de openbare registers aan
en geeft daarvan kennis in het blad (art. 22K, eerste, tweede
en vij fde lid, Row) .
Afwi jkende octrooi- Indien de minister van Defensie dit in het belang van de ver-
verleningsprocedur es dediging van het Koninkrijk of zijn bondgenoten nodig acht,
dient de Octrooiraad de inhoud van octrooi-aanvragen geheim te
houden. De Row bevat bepalingen die beogen dat de schade die
de geheimhouding de aanvrager kan berokkenen van overheidswege
wordt vergoed (zie Hoofdstuk 11, Afdeling 111, Row).
Ver len ing van dwang- De dwanglicentie wordt op verzoek van de belanghebbende door
licenties de Octrooiraad verleend zo dit college meent, dat aan de ver-
plichting van de octrooihouder tot het verlenen van licentie
niet is voldaan. De verzoeken moeten met redenen zijn omkleed,
duidelijk naam en woonplaats van de verzoeker vermelden en
door deze of diens schriftelijk gemachtigde ondertekend zijn.
De gemachtigde vertegenwoordigt de verzoeker voor de gehele
behandeling van het verzoek behoudens vervanging of herroe-
ping. De verzoeken worden in de openbare register van de
Octrooiraad ingeschr even.
De verzoek tot het verlenen van een dwanglicentie wordt in
eerste instantie behandeld door een bijzondere afdeling. Deze
afdeling stelt de wederpartij in de gelegenheid van het ver-
zoek kennis te nemen en beslist na partijen te hebben gehoord,
althans behoorlijk te hebben opgeroepen.
Binnen drie maanden kunnen de betrokkenen beroep instellen bij
een afdeling van beroep van de Octrooiraad door indiening van
een memor ie van gr ieven. De beroepsprocedure verloopt op
gelijke wijze als' een beroepsprocedure nadat betrokkenen tegen
een openbaar gemaakte octrooi-aanvrage beroep hebben ingesteld
In het met redenen omklede besluit van de Octrooiraad wordt de
verleende licentie nauwkeurig omschreven, bij welke omschrij-
ving van hetgeen gevraagd wordt kan worden afgeweken. Bij zijn
besluit kan de Octrooiraad de verkrijger van de licentie het
stellen van zekerheid binnen een bepaalde termijn opleggen.
Een besluit tot het verlenen van een licentie wordt op verzoek
van de verkrijger in de openbare registers van de Octrooiraad
ingeschreven. Is het stellen van zekerheid opgelegd, dan heef t
de inschrijving niet plaats, voordat aan die verplichting is
voldaan.
Na de licentieverlening kunnen partijen zich schriftelijk tot
de Octrooiraad wenden met het verzoek, dat door deze het
bedrag van de aan de octrooihouder te betalen vergoeding
worden vastgesteld (art. 34, vijfde t/m negende lid, ROW).

Pardon voor termi jn-
Indien de aanvrager, ondanks het betrachten van alle in de
overschrijding gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid, niet in staat
is geweest een termijn ten opzichte van het Bureau voor de
Industriele Eigendom of de Octrooiraad in acht te nemen, wordt
op zijn verzoek de vorige toestand hersteld, indien het niet
in acht nemen van de termijn ingevolge de Row rechtstreeks
heeft geleid tot het verlies van enig recht of rechtsmiddel.
Het bovenstaande is niet van toepassing op het niet tijdig
verrichten van een betaling, die na de vervaldag is toege-
laten, op het niet indienen van de octrooi-aanvrage binnen de
termijn binnen welke de aanvrager een voorrangsrecht geniet en
op het niet in acht nemen van de termijn voor het indienen van
een verzoek&ot herstel in de vorige toestand.
Het verzoek moet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen
een jaar na afloop van de niet in acht genomen termijn;
schriftelijk bij de Octrooiraad worden ingediend. Gelijktijdig
met het verzoek moet de verzuimde handeling alsnog worden
verricht. Het verzoekschrift moet met redenen zijn omkleed en
door de verzoeker of diens schriftelijk gemachtigde zijn
onder tekend.
Op het verzoek beslist een daartoe samen te stellen bijzondere
afdeling van de Octrooiraad, de verzoeker gehoord, althans
behoorlijk opgeroepen. De beslissing is met redenen omkleed en
wordt onverwijld door de Octrooiraad aan de verzoeker mede-
gedeeld. Ten aanzien van zodanige beslissing kan de verzoeker
in beroep komen bij de Octrooiraad door indiening van een
memorie van grieven bij een afdeling van beroep van die raad.
De Octrooiraad tekent het herstel in de openbare registers aan
en geeft hiervan kennis in het blad, indien van het gevolg van
het niet in acht nemen van de termi jn eveneens kennis was
gegeven. Hij voegt, indien of zodra de aanvrage ter inzage is
gelegd, de op het herstel betrekking hebbende bescheiden bij
de ter inzage gelegde aanvrage (art. 17A, eerste t/m vijfde
lid, Row) .
Oproepen getuigen en De Octrooiraad en zijn afdelingen zijn bevoegd getuigen en
deskundigen/gelasting deskundigen te horen. Ieder, die als getuige is opgeroepen en
verschi jning belang- in Nederland woonachtig is, is verplicht aan die oproeping
hebbenden in persoon gevolg te geven.
De Octrooiraad en zijn afdelingen zijn verder bevoegd de ver-
schijning van belanghebbenden, die in Nederland woonachtig
zijn, in persoon te gelasten (art. 18 Row).
Procedurele bijstand De Row bevat geen bepaling, die vertegenwoordiging door een
octrooigemachtigde verplicht stelt, hoewel deze vertegenwoor-
diging in de octrooipraktijk we1 gebruikelijk is. Een Raad van
Toezicht is belast met de zorg voor de eer der stand der
octrooigemachtigden (zie art. 18A Row en het Ogr).
Registratie procedure- De Row bevat dusdanige bepal ingen met betrekking tot aanteke-
verloop m.b.t. octrooi ningen en inschrijvingen in de openbare registers dat men door
(aanvragen) publikaties raadpleging van die registers een beeld kan krijgen van de
in de Industriele procedures die met betrekking tot een (te verlenen) octrooi
Eigendom aan de gang zijn en van het stadium waarin deze procedures
zich bevinden.

Deze procedures betreffen niet alleen procedures voor de
octrooiraad, maar ook procedures voor de (burgerlijke)
rechter. 20 moet ook een dagvaarding inluidende een vordering
tot opeising of nietigverklaring van een octrooi in de
registers van de Octrooiraad worden ingeschreven.
De ingevolge de Row te houden registers zijn:
a. een octrooiregister;
b. een register van stukken.
Deze registers zijn in twee delen gescheiden: 66n voor de uit
hoofde van de Row verleende octrooien en 66n voor de Europese
octrooien (zie Hoofdstuk I par.5 Or,. zie tevens art. 51,
vierde lid, art. 53, tweede lid, Row).
Veelal gaat een registratie gepaard met een bekendmaking in
het blad "De Industriele Eigendom" dat regelmatig verschijnt
op door de Octrooiraad te bepalen tijdstippen (zie Hoofd-
stuk I1 Or).
Weigering inschrijving De Octrooiraad is bevoegd inschrijving in een register van een
stukken in registers/ stuk, mits geen aanvrage om octrooi, te weigeren, doch alleen
gevolgen inschrijving dan wanneer het niet voldoet aan de eisen door of krachtens de
Row voor een stuk van die soort gesteld, wanneer het niet
duidelijk aangeeft het octrooi, waarop het betrekking heeft,
of wanneer een voorwaarde, door de Row voor de inschrijving
gesteld niet is vervuld. De gronden van de weigering worden
aan hem, die de inschrijving verlangt, schriftelijk mede-
gedeeld (art. 17, eerste en tweede lid, Row).
De rangorde der rechten, die voortvloeien uit de inschrijving
in de registers van de Octrooiraad van andere stukken dan
aanvragen om octrooi, wordt bepaald door de datum, waarop
zodanig stuk bij de Octrooiraad ter inschrijving is ingekomen
(art. 17 Row).
~olitiek-bestuuklijke controle
Aanwijzing min. v. a. De Minister van Defensie kan ten aanzien van de beoordeling
Def. i.v.m. defensie- van de vraag of het belang van de verdediging van het
belangen Koninkrijk of zijn bondgenoten gemoeid kan zijn met het
geheim blijven van de inhoud van een octrooiaanvrage, aan-
wijzingen geven aan de Octrooiraad.
Indien de Raad oordeelt dat dit belang gemoeid kan zijn met
geheimhouding van de inhoud van de aanvrage, dan zendt zij
een afschrift van de aanvrage naar de minister van
Defensie, die kan beslissen over blijvende geheimhouding
(zie art. 29A en art. 298 Row).
Aanwijzingen m.b. t. b. Indien de Minister van EZ daartoe aanwijzing geeft, wordt
en goedkeuring door de Directeur van het Bureau een reglement voor de
reglement van dienst inrichting van de dienst en de werkzaamheden der ambtenaren
en het overige personeel vastgesteld, dat alvorens van
kracht te worden, de goedkeuring van de minister behoeft
(art. 5, tweede lid, Bbie). ,
Goedkeur ing sluiting c. De directeur kan bepalen, dat het Bureau op een bepaalde
bureau op werkdagen werkdag voor het publiek gesloten zal zijn. Dit besluit
behoeft de voorafgaande goedkeuring van de minister van EZ;
het wordt tijdig openbaar gemaakt (art. 7, tweede lid,
Bbie) .

Jaarverslag werkzaam- d. Jaarlijks wordt door de directeur van het bureau aan de
heden bureau
minister van EZ verslag uitgebracht van de werkzaamheden
van het bureau (art. 8 Bbie).
Inlichtingenverstrekking e.
aan minister
Beroep op afdeling
van beroep
Verzoekschrift tot
rechtbank bij weigering
inschri jving stuk
of zich bezwaard
achten vanwege inschr
i jving stuk
Geen rechtspersoon-
lijkheid
Vergoedingen voor
getuigen en deskundigen
Tarieven voor verrichtingen
Octrooiraad
De voorzitter van de Octrooiraad verstrekt aan de minister
van EZ alle door deze gevraagde inlichtingen (art. 13 Or).
Rechtsbescherminq
De beroepsprocedures die zich afspelen binnen de Octrooiraad
- d.w.z. voor een afdeling van beroep van die Raad - zijn
hierboven reeds ter sprake gekomen.
Hij, die de inschri jving in een register van een stuk, mits
geen aanvrage om octrooi aan de Octrooiraad heeft verzocht,
kan zich, ingeval de inschrij'ving wordt geweigerd, bij verzoekschrift
wenden tot de rechtbank te 's-Gravenhage. Hetzelfde
kan hij doen, die zich door de inschrijving in een
register van een stuk, mits geen aanvrage om octrooi bezwaard
acht.
De rechtbank kan, na verhoor van de verzoeker, van de voorzitter
van de Octrooiraad of diens gemachtigde, en, zo zij het
nodig acht, van andere belanghebbenden, gelasten dat de
inschrijving nog alsnog geschiede, of in het tweede geval de
inschrijving geheel of ten dele krachteloos verklaren, van
welke verklaring in het register melding moet worden gemaakt.
De verzoeker, de voorzitter van de Octrooiraad en de opgeroepen
belanghebbenden kunnen in hoger beroep komen binnen
veertien dagen na daqtekening der beschikkinq. Het beroep kan
onmiddelli j k worden ingesteld (art. 55, eerste, tweede en
vierde lid, Row).
~echts~ersoonli j kheid
Geen.
Financien
Getuigen en deskundigen ontvangen vacatiegelden en vergoedingen
voor reis- en verblijfkosten en tijdverzuim (art. 14,
vierde en vijfde lid, Or).
Met betrekking tot een groot aantal zaken moeten taksen
betaald worden, zoals taksten voor:
ind.ikning van aanvragen
instandhouding van aanvragen
verzoekschriften
openbaarmaking van octrooiaanvragen
jaartaksen voor verleende octrooien
memories van gr ieven
inschrijvingen van licentiecontracten en akten van overdracht

Samenstelling
- bewijzen van voorranqsrecht
- fotokopieen
- qedrukte exemplaren van aanvragen
- abonnementen op "De Industr iele Eigendom".
Gevolgen van het niet betalen van taksen kunnen zijn het ver-
val van een bepaald recht, stagnatie in de procedure, etc.
(zie diverse vindplaatsen in de Row en Hfdst. I par. 5A en
par. 10A Or m.b.t. de hoogte der tarieven).
Feitelijke gegevens
Leden
mr.drs. J.J. Bos (voorzitter), mr. E. van Veel (ondervoor-
zitter) , drs. I .C. H. Perzonius (ondervoorzitter) , ir . F. J.
Siegers (ondervoorzitter) , drs. C.R. van der Paardt, drs. J.
van der Heide, ir. H.A. Meesters, ir. W.J. van Putte, ir.
W.Th. de Jong, drs. J.A.H. Arwert, mr. W. Neervoort, ir. J.
Bochardt, ir. H.A. Statius Muler, ir. W. Ykema, ir. C. Kien,
mr. J. de Bruijn, ir. P.L. van den Bogert, ir. P.J. Baak, ir.
A.E. Dolfin, Drs. G.A.J. Klein Sprokkelhorst, ir. M. Martin,
J.J. Kerst, ir. O.W.S. Veldhuyzen, ir.. J.P. Molenkamp, mevr.
drs. J. ~remm6e-~chaafsma, ir. L.Th.M. Crouzen, ir. D.
Houtman, ir. M. Mellema, ir. J.G. Hofman, drs. R.C.D.E.
Hasekamp, F.M. Bouwman, ir. D.J. Spieksma, drs. H.J.H.
Korfage, drs. L.M. van der Steen.
Plv. leden
drs. R.F. Okkes, ir. F.W. Arnoldus, ir. P. Kolff, ing. H.N.
Andriesse, dipl.ing. G.C. van Heel, ir. J. Nieuwenhuizen, inq.
K.A.B. Tubbing, ir. F.D.V.M. van Boxel, dr. G.A. Wildschut,
dr. S. de Vries, ir. R.A. Grootoonk, ir. D. van den Berge, ir.
J.W.Th. Eernstman, ir. F.J.J. Kurvers, ir. K. Lut, inq. L. de
Vries, dr. J.A. van der linden, ing. J. de Vries, mevr. mr. C.
Eskes, ir. G. Oostrom, drs. W. Faber, mevr.drs. M.
Sep-Bossand, ir. K. Thomas, inq. H. de Jonq, ir. W.J. Thijsse,
ir. R. de Boer, ir. J.P. Kingma, dr. J.A. Bos, ir. A.M. den
Otter, drs. J.P. van Rooijen.
Buitengewone leden
prof.drs. H.S. van der Baan, ir. J. van Bekkum, mr. J.B. van
Benthem, prof.drs. P.J. van den Berg, prof.dr. F. Bickelhaupt,
ir. E.H.F. Blommestein, ir. E.F. Boon, prof.ir. M.P.
Breedveld, dr.ir. C.J.E.A. Bulder, pr0f.dr.i~. F.A.W. van den
Burg, ir. J. Dekker, ir. H.C. Doncan, mr. G.M. van Exter,
prof.ir. J. Gerritsma, prof.ir. M. Gout, prof.ir. E.W.
Groneveld, ir. A.A. de Haan, ir. J.J. Hi'llen, drs. T.C. op de
Hoek, ir. C. Hordijk, prof.dr. G.J.M. van der Kerk,
pr0f.dr.i~. L. Kosten, drs. G. van der Kuip, mevr. drs. A.
Leyds, ir. C.P. Malepaard, drs. H.J. Micheels, pr0f.dr.i~. S.
Middelhoek, prof.ir. A. Moens, drs. F. Oliemans, mr. W.M.J.C.
Phaf, ir. P.A. Quist, ir. Th..Schatborn, ir. J.D. Tak, drs.

ureau/secretar iaat
f inancien
Begr o te u i tgaven
1982
Laatste jaarverslag
Instelling
Opr ichting
Regel ingen
Bevordering voor-
ziening in r isico-
dragend kapi taal
H.W. Thierens, ir. J.A.H. van Voorthuizen, drs. Ch.F. Weeninq,
prof.mr. P.J. Wery, mr. J.W. van der Zanden, prof.dr. A.J.
Zui thoff .
- algemeen secretar iaat: 3 medewerkers
- secretariaat meervoudige afdelingen: 3 medewerkers
- administratie: + 200 medewerkers.
Uitgaven ten laste van de begroting van EZ.
Apparaatskosten f 38.659.000,--
Opmerkingen
Uit de Row valt niet eenduidig op te maken of de Octrooiraad
zelf dan we1 haar afdelingen als gezagsorgaan dienen te worden
aangemerkt. Dientengevolge komen de beroepsprocedures die zich
afspelen voor een beroepsafdeling van de Octrooiraad twee maal
ter sprake. Daar waar ze ter sprake komen onder "bijkomende
bevoegdheden en plichten; werwijze" zou men kunnen spreken van
verlengde besluitvorming binnen de Octrooiraad als gezagsor-
gaan. Daar waar ze ter sprake komeq onder "rechtsbescherming"
zou men kunnen spreken over beroep tegen besluiten van het ene
orgaan - n.1. een aanvraagafdeling - bij het andere orgaan
- n.1. een afdeling van beroep -.
BESTUUR van de STICHTING INDUSTRIEEL GARANTIEFONDS
(Industrieel Garantiefonds; SIG)
Prinses Beatrixlaan 7, 2595 AK 's-Gravenhage/(070) 797550
Instelling en opr ichtinq
De minister van EZ is bij wet van 18 juli 1957 (Stb. 295) ,
onder tekend door de ministers. van EZ, van Landbouw, Visser i j
en Voedselvoorziening en van Fin. (Wet Stichting Industrieel
Garantiefonds) , gemachtigd de SIG in het leven te roepen.
Opgericht bij notariele akte van 6 juli 1961 door de minister
van EZ.
- Wet Stichting Industrieel Garantiefonds, laatstelijk
gewijzigd bij wet van 15 december 1976 (Stb. 693) ("Wet
SIG") .
- Statuten van de SIG,,laatstelijk gewijzigd bij notariele
akte van 28 februari 1977 ("statuten").
Doelstell ingen en taken
Het doe1 van de SIG is het bijdragen aan een goede structuur
van het Nederlandse bedrijfsleven met name door de bevordering
van de voorziening in de behoefte van in Nederland gevestigde
of te vestigen ondernemingen aan r is icodragend kapitaal (art.
2 statuten).

Oprichting en
instandhouding van
financier ingsmaat-
schappij'en, alsmede
verstrekken van
geldleningen en -
vergoedingen
Bevoegdheden
De SIG tracht haar doe1 te verwezenlijken door:
a. het mede-oprichten van en/of het deelnemen in financieringsmaatschappijen,
die moeten voldoen aan nog nader ter sprake
te brengen voorwaarden;
b. het verstrekken van geldleningen aan die financieringsmaatschappijen
en het verlenen van vergoedingen aan deze maatschappijen
voor de door hen geleden verliezen (art. 3
statuten) .
De hierboven onder b. bedoelde vergoedingen zijn zodanige,
welke strekken tot delging van de verliezen op de hoofdsommen
van participaties in en geldleningen aan ondernemingen met een
behoefte aan risicodragend kapitaal, alsmede van de verliezen,
die voortvloeien uit de overige aan de bedrijfsuitoefening
verbonden baten en lasten.
Aan financieringsrnaatschappijen, aan welke geldleningen, als
hierboven bedoeld onder b., worden verstrekt, zal de eis
worden gesteld, dat door hen geen ondernemingen zullen worden
gefinancierd, die eigendom zijn van de Nederlandse Staat of
waarin de Nederlandse Staat als aandeelhouder deelgerechtigd
is (art. 4 statuten).
Financieringsmaatschappijen, die voor de geldleningen, als
hierboven bedoeld onder b., in aanmerking komen, zijn naamloze
vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aan-
sprakelijkheid, die voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. dat zij blijkens haar statuten uitsluitend ten doe1 hebben
te voorzien in de behoefte van in Nederland gevestigde of
te vestigen ondernemingen aan risicodragend kapitaal door
het deelnemen in het kapitaal van of het verstrekken van
converteerbare geldleningen aan zodanige ondernemingen;
2. dat daarin de SIG voor zodanige meerderheid in het aan-
delenkapitaal heeft deelgenomen als door de minister van EZ
nodig wordt geacht om daarmede ter algemene vergadering van
aandeelhouders steeds die beslissingen te kunnen doen
nemen, welke zij gewenst zal oordelen;
3. dat blijkens haar statuten onder 2. bedoelde meerderheid
niet door bijplaatsing van kapitaal kan worden opgeheven
anders dan door statutenwijziging;
4. dat blijkens haar statuten het aandelenkapitaal is
gesplitst in twee series, te weten serie A, gewone aan-
delen, genomen door de SIG, en serie B, preferente aan-
delen, genomen door derden; en waarbij is bepaald dat de
winst, voor zover deze vijf procent van het aandelenkapi-
taal te boven gaat, in elk geval geheel aan de houders van
de aandelen der serie A ten goede komt (art. 5 statuten) .
Samenstelling en benoeminq
Omvang samenstelling Het bestuur bestaat uit vijf leden.
en benoeming De minister van EZ wijst drie leden aan. E6n van deze drie
leden wordt door hem aangewezen uit de ambtenaren van zijn
departement ; de andere twee leden worden door hem aangewezen
uit het bedrijf sleven.
De minister van L&V w ijst 66n lid aan uit de ambtenaren van
zijn departement.
De minister van Fin. wijst 66n lid aan uit de ambtenaren van
zijn departement.
De aanwijzing der leden geschiedt telkens voor ten hoogste
drie jaar. Voor ieder van deze leden kan de betrokken minister
een plaatsvervanger aanwijzen die aan dezelfde vereisten voor
benoeming moet voldoen als het lid wiens plaats hij inneemt.
Een lid of plaatsvervangend lid kan door de minister, die hem
heeft aangewezen, te allen tijde worden ontslagen (art. 8,
eerste t/m vierde lid, statuten).

Deskundige
voorlichting
Secretar iaat
Administratie
Vergaderorde en
beslui tvorming
Besluitvorming over
statutenwijziging en
ophef f ing
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Het bestuur is bevoegd voor rekening van de stichting de
voorlichting van deskundigen in te winnen wanneer dit nodig.
wordt geoordeeld (art. 14, eerste lid, statuten) .
Het secretariaat wordt aangenomen door een door de minister
van EZ daartoe aangewezen ambtenaar; deze is geen lid van
het bestuur. Genoemde minister regelt zijn vervanging (art.
8, zevende lid, statuten).
De secretaris woont alle vergaderingen bij, zorgt voor de
notulering en heeft een adviserende stem (art. 9, zesde
lid, statuten).
Het bes tuur kan van de secr etar is zodan ige volmachten voor
de administratie van de SIG verstrekken als het wenselijk
oordeelt. Deze volmachten zullen zich niet mogen uitstrekken
over de geldmiddelen van de SIG, behalve over
hetgeen voor de dagelijkse bureau-uitgaven door het bestuur
beschikbaar mocht zi jn gesteld.
Indien het naar het oordeel van het bestuur wenselijk mocht
blijken om aan een of meer bestuursleden van de SIG of aan
haar secretaris volmacht te verlenen voor ontvangst van en
het verlenen van kwijting voor gelden, welke aan de SIG
worden vergoed of voor de betaling van door het bestuur
goedgekeurde uitgaven, zal voor het verlenen van zodanige
volmacht de goedkeuring van de minister van EZ vereist zijn.
Ieder der bestuursleden heeft, met inachtneming van daar-
omtrent door het bestuur te stellen regels, recht op inzage
van de boeken en bescheiden van de SIG (art. 11 statuten) .
Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste
twee andere leden dit nodig oordelen (art. 9, eerste lid,
statuten) .
De leden worden tenminste acht vrije dagen tevoren schriftelijk
opgeroepen onder mededeling van de te behandelen
voorstellen of andere onderwerpen. In naar het oordeel van
de voor zitter spoede isende gevallen kan deze termijn tot
twee vrije dagen worden verkort (art. 9, tweede lid,
statuten) . Indien geen zodanige oproeping heeft plaatsgehad,
kunnen geldige besluiten worden genomen, indien alle
leden ter vergadering aanwezig zijn en verklaren geen
bezwaar te hebben om tot besluitvorming over te gaan. Deze
bepaling geldt eveneens ten aanzien van onderwerpen, welke
niet op de agenda van een tijdig bijeengeroepen vergadering
waren vermeld (art. 9, derde lid, statuten) .
Voor ter vergadering genomen besluiten is volstrekte meerderheid
van stemmen der aanwezige leden vereist. Bovendien
is vereist, dat in deze meerderheid tenminste twee der drie
ambtenaarlijke leden zijn begrepen (art. 9, vierde lid,
statuten) .
Een besluit tot statutenwijziging of tot ophef f ing van de
stichting kan slechts worden genomen, indien van het desbetreffende
voorstel tenminste veertien dagen tevoren schrif-

telijk aan alle bestuursleden en alle plaatsvervangende
bestuursleden kennis is gegeven en indien ter vergadering
alle bestuursleden zich voor het voorstel hebben verklaard
(art. 18, onder a. en b., statuten).
Besluitvorming buiten f. De voorzitter kan in naar zijn oordeel spoedeisende
vergader ingen gevallen toestaan, dat over schriftelijk ter kennis van de
leden gebrachte voorstellen buiten vergadering besluit-
neming plaatsvindt. Besluiten tot aanneming van zulk een
voorstel zijn slechts geldig indien alle leden zich schrif-
telijk voor het voorstel hebben verklaard. De bewijsstuk-
ken, op deze besluitneming betrekking hebbende, worden door
de secretaris bewaard, terwijl hij van deze besluitneming
aantekening maakt in het notulenregister. Bovendien wordt
in de notulen van de eerstvolgende vergadering de formule-
ring van het aldus genomen besluit in haar geheel opgenomen
(art. 9, vijfde lid, statuten).
Geheimhouding g. Ieder die in enigerlei functie voor de SIG werkzaam is of
is geweest, is verplicht tot geheimhouding van a1 hetgeen
hem in verband met die werkzaamheid is bekend geworden,
voor zover hij niet uit hoofde van zijn functie tot mede-
deling daarvan bevoegd of verplicht is. Het opzettelijk
schenden van of het schuld hebben aan de schending van enig
geheim is een misdrijf. Indien een dezer feiten tegen een
bepaald persoon gepleegd is, wordt het slechts vervolgd op
diens klacht (art. 5 Wet SIG) .
Uitvoer ing bestuur s- h. De SIG wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de
besluiten voorzitter en de secretaris; bij ontstentenis van de voor-
zitter door de plaatsvervangend voorzitter en de secre-
taris; bij ontstentenis van de secretaris door de voor-
zitter en een door de minister van EZ aan te wijzen ambte-
naar; bij ontstentenis van de voorzitter en secretar is door
de plaatsvervangend voorzitter en een door de minister van
EZ aan te wijzen ambtenaar. Zij handelen slechts ter uit-
voering van besluiten van het bestuur (art. 10 statuten).
Reglementen i. Het bestuur is bevoegd ter regeling van zijn eigen werk-
zaamheden en van die van de secretaris zodanige reglementen
samen te stellen als aan het bestuur wenselijk zullen voor-
komen. Deze reglementen hebben slechts interne werking en
mogen niet in strijd zijn met de statuten (art. 12
statuten) .
~olitiek-bestuurlijke controle
Minister iele regels a. Het bestuur richt zich bij zijn beleid naar de regelen, die
m.b.t. beleidsvoering door de minister van EZ na overleg met de ministers van L&v
en van Fin. worden verstrekt (art. 14, tweede lid,
statuten) .

Toezicht door
ambtenaren EZ
resp. Rekenkamer
b. Aan de door de minister van EZ, respectievelijk door de
Algemene Rekenkamer, daartoe aan te wijzen ambtenaren w0rdt
telkens wanneer deze zulks verlangen, door het bestuur
inzage in de boekhouding van de SIG gegeven en alle
gevraagde inlichtingen omtrent aangelegenheden de SIG
rakende verstrekt (art. 13 statuten).
Jaarverslag, rekening c. Jaarlijks wordt voor de eerste mei door het bestuur met
en verantwoording behulp van de accountant, die het bestuur dient te benoemen
voor de controle van de boekhouding van de SIG, een verslag
met rekening en verantwoording opgemaakt van de in het
kalenderjaar verrichte werkzaamheden.
Dit verslag en deze rekening en verantwoording worden, na
in een vergadering van het bestuur te zijn vastgesteld,
toegezonden aan de ministers van EZ, van L&V en van Fin..
Goedkeuring der rekening en verantwoording door deze
ministers strekt het bestuur tot dgcharge. Aan de Algemene
Rekenkamer wordt door het bestuur een exemplaar van het
verslag en van de rekening en de verantwoording ter kennis-
neming toegezonden (art. 17 sta tu ten) .
Minister iele goed- d. Voor de geldigheid van een besluit tot statutenwijziging.of
keuring na wettelijke opheffing van de SIG is nodig dat de minister van EZ, in
machtiging bi j overeenstemming met de ministers van L&V en van Fin. en na
statutenwijziging of bij de wet daartoe te zijn gemachtigd, het besluit heeft
opheffing stichting goedgekeurd (art. 18, onder c, statuten; een voorbeeld van
een wettelijke machtiging is te vinden in art. I1 van de
Minister iele goedkeuringaandelenverkoop
Minister iele goedkeuringvolmachtverlening
aan
bestuursleden of
secretaris
wet van 15 december 1976 (Stb. 693).
e. Besluiten tot vervreemding van aan de SIG in eigendom toebehorende
aandelen in de hierboven ter sprake gekomen
financieringsmaatschappijen behoeven de goedkeuring van de
ministers van EZ, van L&V en van Fin. (art. 9, vierde lid,
statuten) .
f. Indien het naar het oordeel van het bestuur wenselijk mocht
blijken om aan een of meer bestuursleden van de SIG of aan
haar secretaris volmacht te verlenen voor ontvangst van en
het verlenen van kwijting voor gelden, welke aan de
stichting worden vergoed of voor betaling van door het
bestuur goedgekeurde uitgaven, zal voor het verlenen van.
zodanige volmacht de goedkeuring van de minister van EZ
vereist zijn (art. 11, tweede lid, statuten).
Minister iele machti- g. Voor belegging der geldmiddelen van de SIG is machtiging
ging geldbelegging vereist van de minister van Fin. (art. 7, tweede lid,
statuten) .
Rechtsbescherminq
Geen rechts- Geen bijzondere rechtsbeschermingsregeling.
beschermingsregeling

Privaatrechteli jke ,
stichting
Vergoedingen aan
bes tuur sleden
Geldmiddelen der
stichting
~ep6t en belegging
van geldmiddelen
Samens telling
~~chtspersoonlijkheid
De SIG is een rechtspersoon in de zin van Boek 2 Burgerlijk
~inancien
a. Aan de uit het bedrijfsleven aangewezen leden kan door de
minister van EZ een ten laste van de exploitatierekening
van de SIG komende vergoeding worden toegekend (art. 8,
vijfde lid, statuten).
b. De geldmiddelen van de SIG bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal, bedragende dertig miljoen gulden
(f 30.000.000,--) ;
b. uitkeringen welke aan de SIG door het Rijk worden gedaan;
c. bedragen, welke door de SIG bij derden worden geleend;
d. baten, welke aan de SIG uit deelnemingen in of overeen-
komsten met financieringsmaatschappijen, als hierboven
ter sprake gekomen, of uit andere hoofde toevloeien
(art. 6, eerste lid, statuten).
De geldmiddelen mogen behoudens belegging slechts worden
aangewend voor :
a. deelneming in het kapitaal van de hierboven ter sprake
gebrachte financieringsmaatschappijen, met dien ver-
stande, dat dergelijke deelnemingen in totaal met inbe-
grip van oprichtingskosten een bedrag van vijfhonderd-
duizend (f 500.000,--) niet te boven mag gaan;
b. aflossing van door de SIG bij derden opgenomen geld-
leningen en het voldoen van renten en nadere kosten ter
zake van zodanige geldleningen;
c. vergoeding van verliezen van de hierboven ter sprake
gebrachte financieringsmaatschappijen;
d. betaling van beheerskosten van de SIG, daaronder
begrepen de honoraria van deskundigen;
e. het verstrekken van geldleningen aan financieringsmaat-
schappijen zoals hierboven ter sprake gebracht;
f. het voldoen aan jegens het Rijk ontstane verplichtingen
(art. 6, tweede lid, statuten).
c. Alle niet belegde geldmiddelen van de SIG blijven of worden
bij de Nederlandse Bank NV gedeponeerd ten name van de
stichting .
Belegging van geldmiddelen zal niet anders geschieden dan
in Nederlands schatkistpapier, Nederlandse Staatsleningen
of leningen op onderpand van Nederlands schatkistpapier en
na machtiging van de minister van Fin.. Het schatkist-
papier, waarin geldmiddelen zijn belegd of dat is verkregen
als onderpand, en de op Staatsleningen betrekking hebbende
schuldbewijzen zullen, evenals de bewijzen van aandeel in
financieringsmaatschappijen, als hierboven ter sprake
gebracht, worden bewaard bij de Nederlandse Bank NV (art.
7, tweede lid, statu ten) .
Feitelijke gegevens
Leden
drs. F.P.J. Bakx, drs. J. Goedhart (Fin.), drs. G.A.C.
Heerkens (voorzitter; EZ) , ir. .P.L. Slis (L&V) , R.F. de Waal.

Secretar iaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laats te jaarverslag
EZ 1.6
Adr es/telefoon
Oprichting
Instell ing
Regelingen
1 medewerker, in dienst bij EZ.
Uitgaven voor 38% ten laste van inkomen uit eigen vermogen,
voor 62% ten laste van het bankwezen, onder garantie van de
Staat.
Apparaatskosten
Interes ten 9
Verliezen op deelnemingen
1980
Opmer k inqen
De SIG houdt thans twee f inancier inqsmaatschapp ijen in stand.
RAAD VOOR DE CASINOSPELEN
= Zie Just. 1.4 =
ALGEMEEN BESTUUR van de STICHTING NEDERLANDSE HERSTKUCTURE-
RINGSNAATSCHAPPI J (NEHEM)
Helftheuvelweg 85, 's-Hertogenbosch (Postbus 90105, 5200 MA
's-Hertogenbosch) / (073) 211555
Instelling en oprichtinq
De NEHEM is opgericht bij notariele akte in augustus 1972 door
de minister van EZ.
De bevoegdheden van de NEHEM berusten op de statuten en op
ministeriele besluiten met betrekking tot steunverleninq aan
het bedr i j fsleven.
- Statuten, laatstelijk gewijzigd bij notariele akte van 28
december 1979.
- Tweede regeling invester ingsbi jdrage klompenindustr ie; MB
van 18 augustus 1981 (Stcrt. 159) ("RIK 11").
Doelstellingen en taken
Structuurverbetering De NEHEM heeft ten doe1 verbetering, zowel in economisch als
van het bedrijfsleven in sociaal opzicht, van de structuur van het bedrijfsleven in
Nederland door middel van het uitvoeren van opdrachten van de
Staat alsmede van de voor een (sub)sector door de minister van
EZ ingestelde structuurcommissie. De NEHEM kan met het oog op
het voorqaande initiatieven nemen (art. 3 statuten) .
Aard van de uit te
voeren opdrachten
In het bijzonder houdt de NEHEM zich bezig met opdrachten
betreffende:
a. het begeleiden van voorbereiding en uitvoerinq van sector-
structuuronderzoeken,
b. het begeleiden van de uitvoering van herstructurerinqs-
plannen,
c. het begeleiden van de uitvoering van herstructurerings-
plannen,
d. het ten uitvoer leggen van van overheidswege getroffen
sectorgener ieke maatregelen,
?,

e. het ten uitvoer leggen van sectorstructuurmaatregelen die
door het bedrijfsleven zelf zijn getroffen (art. 4
statuten) .
Bevoegdheden
In veel gevallen In veel gevallen is het zeer moeilijk uit te maken of de NEHEM
ondu idel i j khe id a1 dan niet in het bezit is van publiekrechtelijke subsidie-
m.b.t. de vraag of bevoegdheden. In bepaalde oudere regel ingen wordt expl iciet
de NEHEM publiek- gesproken over subsidieverlening door de NEHEM.
rechtel i jke bevoegd-
heden bezit
Voorbeeld van een
subsidieregel ing
Aard van bijdrage
Ver zoek aan NEHEM
Zo spreekt de Kaderregeling Confectie onder IV onder 9 over
subsidies die uitsluitend aangevraagd kunnen worden bij de
NEHEM en over de beslissing over de subsidieverlening die
berust bij de NEHEM (bijlage bij de Brief van de minister van
EZ d.d. 25 mei 1976 aan de NEHEM, kenmerk 276/VI/5440; deze
regeling is thans niet meer in werking) . Zo spreekt de
minister van EZ in een brief aan de NEHEM met betrekking tot
het Project Versterking Lederindustrie over "Bij het verlenen
van subsidies dient u - d.w.2. de NEHEM, schr. - een aantal
criteria in acht te nemen. Deze criteria worden thans in over-
leg 0.a. met u uitgewerkt.en zullen mij .ter goedkeuring worden
voorgelegd." (Brief van de Minister van EZ d.d. 3 maart 1978
aan de NEHEM, kenmerk 277/VI/5919; het betreffende project is
thans afgelopen) .
Een nieuwere regeling die duideli jk spreekt over subsidiever-
lening door de NEHEM is de RIK-11. Hieronder volgen hoofd-
punten van deze regeling. ,
De bijdrage is bestemd voor producenten van klompen; zij
bedraagt 20% van de investeringskosten waarbij per ondernemer
ten hoogste een bedrag aan investeringskosten van f 250.000,--.
in aanmerking wordt genomen. In bijzondere gevallen kan de
NEHEM een hoger bedrag aan investeringskosten in aanmerking
nemen (punt 3 en 4).
De ondernemer die voor een bijdrage in aanmerking wenst te
komen dient voor het verrichten van de investering een schrif-
telijk verzoek te richten tot de NEHEM. U i t het onderzoek moet
blijken op welke wijze voldaan wordt aan de doelstelling van
de regeling (punt 6).
Over te leggen gegevens Het verzoek moet vergezeld van een specificatie van de
investeringskosten, financiele gegevens, een verklaring
omtrent verwachte bedrijfsresultaten, etc. De NEHEM kan
alvorens te beslissen nog nadere gegevens verlangen. Worden
deze gegevens niet ingezonden binnen de daarvoor gestelde
termijn dan wordt de aanvrage afgewezen (punt 7 en 8).
Volgorde van beslissen/ De NEHEM beslist op de verzoeken in de volgorde waarin zij
subsidieplafond zijn ontvangen. De NEHEM beslist afwijzend op het verzoek,
wanneer in het kader van deze regeling voor subsidietoezeggin-
gen beschikbare bedrag van f 885.000,-- door het totaal van
voorafgaande toezeggingen is uitgeput dan we1 dat bedrag door
toezegging van de gevraagde subsidie overschreden zou worden.
Toezegging bi jdr age Een bijdrage wordt schriftelijk toegezegd indien aan de NEHEM
gebleken is, dat het verzoek in overeenstemming is met de
doelstelling en inhoud van de RIK-I1 (punt 10 onder a).
Afwijzing verzoek De NEHEM beslist afwijzend op het verzoek, indien naar haar
oordeel ernstige twijfel bestaat omtrent de continuyteit van
de onderneming (punt 10 onder b) .
Toezeggingsvoorwaarden De toezegging vindt plaats onder de voorwaarde, dat de onder-
nemer zich verbindt aan de behandelende medewerkers van de
NEHEM, aan de door de NEHEM aan te wijzen vertrouwenspersonen

Mededel ing met
voorlopige raming
bijdrage
U i tbetal ing WOK-
schotten
of aan de door de minister van EZ aan te wi jzen personen op
het verzoek inzage te verlenen in boeken, inlichtingen te
verschaffen, etc. De NEHEM kan aan de toezegging verdere voorwaarden
verbinden (punt 11).
In de mededeling omtrent de toezegging wordt een voorlopige
raming van de bijdrage opgenomen, alsmede een uiterste datum
voor het in gebruik nemen van de bedrijfsmiddelen waarop de
toezegging betrekking heeft. Deze datum zal niet later zijn
dan 30 juni 1984 (punt 12).
Nadat de ondernemer 40% onderscheidenlijk 80% van de bij zijn
verzoek gespecificeerde investeringskosten heeft gemaakt en
betaald, kunnen hem op zijn verzoek voorschotten worden uitge-
keerd ter grootte van 20% van de reeds door hem gemaakte en
betaalde investeringskosten en tot een maximum van 80% van de
voorlopige raming (punt 13).
Definitieve vaststel- Definitieve vaststelling van de bijdrage geschiedt, nadat aan
ling van bijdrage de NEHEM is aangetoond dat:
a. de betreffende bedrijfsmiddelen in gebruik zijn genomen
overeenkomstig de gegevens vermeld bij het verzoek om de.
bijdrage;
b. alle betalingen ter zake zijn verricht, blijkens een gespe-
cificeerde en door een externe accountant gecontroleerde en
goedgekeurde opgave ;
c. aan de bij of krachtens de RIK-I1 gestelde voorwaarden is
voldaan (punt 14).
Het definitieve bedrag van de bijdrage wordt niet hoger vast-
gesteld dan de bovenbedoelde voorlopige raming (punt 15).
Achterwege blijven Uitbetaling van een bijdrage blijft achterwege en gedane betauitbetaling
bi jdrage/ 1 ingen worden teruggevorderd, indien :
terugvordering a. een verzoek tot faillietverklaring van of tot verlening van
gedane betalingen
sursgance van betaling aan de ondernemer bij de rechtbank
is ingediend, voordat de NEHEM het bedrag van de bijdrage
def initief heeft vastgesteld;
b. bedrijfsmiddelen waarvoor een bijdrage is toegezegd, zonder
voorafgaande toestemming van de NEHEM worden vervreemd
binnen drie jaar na de aanschaf of de voortbrenging;
c. enige aan de toezegging verbonden voorwaarde wordt overtreden;
d. de NEHEM blijkt dat de ter verkrijging van de subsidie
verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig zijn, dat
een andere beslissing zou zijn genomen, indien de juiste
omstandigheden haar volledig bekend waren geweest (punt 16).
Omvang
Benoeming en voor-
dracht
Voorzitter en
secretar is
Zittingsduur
Samenstelling en benoeminq
Het algemeen bes tuur telt tenminste vij f en ten hoogs te negen
leden.
De minister van EZ benoemt, schorst en ontslaat de leden van
het algemeen bestuur. Het zittende algemeen bestuur kan voor
de benoeming de minister van EZ een voordracht doen binnen
vier weken na het onstaan van een vacature.
De minister van EZ wijst uit de leden van het algemeen
bestuur de voorzitter aan.
Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden een plaatsver-
vangend voorzitter. Het benoemt a1 dan niet uit zijn midden
een secretaris en een plaatsvervangend secretaris.
Iedere zittingsperiode van een lid van het algemeen bestuur
duurt drie volle jaren. Ieder lid is terstond herbenoembaar.
Het algemeen bestuur stelt een rooster van aftreden op (art. 7
statuten) .

Vorming van een
directie
Taak en werkwijze
directie
Taak en werkwijze
algemeen bestuur
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Er is een directie, bestaande uit 66n of meer directeuren. Het
algemeen bestuur benoemt en ontslaat de leden van de directie,
stelt hun bezoldiging vast en wijst zonodig uit hun midden een
voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan (art. 12,
eerste lid; art. 11, eerste lid, statuten).
De directie voert het dagelijks bestuur over de stichting
binnen het raam van de algemene beleidslijnen, die door het
algemeen bestuur in overleg met haar zijn vastgesteld
(art. 12, derde lid, statuten).
De directie vertegenwoordigt de stichting in en buiten rechte.
De directie kan aan personen werkzaam bij de stichting een-
beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid verlenen (art. 13
statuten) .
Indien er meerdere directeuren zijn, kan het algemeen bestuur
een onderlinge taakverdeling vaststellen. Bi j geschillen
tussen de leden van de directie onderling beslist het algemeen
bestuur (art. 12, eerste lid, statuten) .
Het algemeen bestuur houdt toezicht op het door de directie te
voeren beleid en stelt in overleg met de directie de algemene
lijnen van dat beleid vast. Het algemeen bestuur bespreekt
ieder kwactaal met de directie het in het afgelopen kwactaal
door haar gevoerde beleid (art. 8 statuten) .
Bij afwezigheid of ontstentenis van de directie wordt de NEHEM
vertegenwoordigd door de voorzitter van het algemeen bestuur
(art. 13, eerste lid, statuten).
Behoudens vergaderingen ter bespreking van het directiebeleid
over het afgelopen kwartaal vergadert het algemeen bestuur zo
vaak de voorzitter of tenminste een drietal leden dit nodig
acht. De voorzitter roept de vergadering bijeen.
Het algemeen bestuur kan besluiten nemen in een vergadering,
waarin tenminste de helft der leden aanwezig is.
Besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van
stemmen. Bi] staken der stemmen beslist de stem van de voor-
zitter. De stemming over personen geschiedt schriftelijk.
Indien in een vergadering niet het voor het nemen van
besluiten vereiste aantal leden aanwezig is kan in een ten-
minste twee weken nadien te houden vergadering ongeacht het
aantal leden dat dan aanwezig is, een besluit worden genomen
ten aanzien van voorstellen, die in de eerstgenoemde vergade-
ring zijn gedaan.
De directie woont als regel de vergaderingen van het algemeen
bestuur bij. Het algemeen bestuur kan buitenstaanders uit-
nodigen om aan de beraadslagingen over een bepaald onderwerp
deel te nemen (art. 9 statuten).

Geheimhoudingsplicht
Minister iele aan-
wijzingen
Controle m.b. t.
jaars tukken
Ministerieel besluit
tot statutenwijzi-
ging of ontbi'nding
der stichting
Minister iele goed-
keur ing
De directie stelt, na overleg met het algemeen bestuur de
personeelsformatie van de NEHEM en de arbeidsvoorwaarden van
het personeel van de NEHEM vast (art. 12, tweede lid,
statuten) .
De directie, de leden van het algemeen bestuur en het perso-
nee1 van de NEHEM zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen
hen bi j de uitoefening van hun taak ter kennis is gekomen,
voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt of aan
hen uitdrukkelijk is opgelegd (art. 20 statuen) .
Politiek-bes tuurli jke controle
De minister van EZ kan aan de NEHEM aanwijzingen geven,
indien hij dit noodzakelijk acht. De directie en het algemeen
bestuur dragen zorg dat deze aanwi jzingen worden opgevolgd.
Indien tegen het opvolgen van bovenbedoelde aanwijzingen
bedenkingen bestaan, kunnen het algemeen bestuur en de
directie die bedenkingen binnen drie dagen, nadat zij de aan-
wijzingen hebben ontvangen, schriftelijk ter kennis brengen
van de minister van EZ, die daarna beslist of de aanwijzingen
zullen worden opgevolgd (art. 14 statuten) .
Het algemeen bestuur doet jaarlijks voor 66n maart de door de
directie opgestelde en door het algemeen bestuur goedgekeurde
begroting voor het komende boekjaar met een toelichting ter
goedkeuring toekomen aan de minister van EZ. Het algemeen
bestuur doet jaarlijks voor 66n juli een door de directie
opgesteld en door het algemeen bestuur goedgekeurd verslag
betreffende het in het afgelopen boekjaar gevoerde algemene en
financiele beleid toekomen aan de minister van EZ.
De minister van EZ kan de jaarstukken van de NEHEM doen con-
troleren door de accountantsdienst of andere daartoe aange-
wezen ambtenaren van zijn ministerie. De directie verleent ook
tussentijds aan genoemde dienst inzage van de boeken en
bescheiden van de NEHEM en verstrekt daarbij alle gevraagde
inlichtingen aangaande het financiele beheer van de NEHEM
(artt. 16 en 17 statuten)
De minister van EZ kan de statuten wijzigen a1 dan niet op
verzoek van de directie, het algemeen bestuur gehoord (art. 18
statuten) .
De minister van EZ besluit tot ontbinding van de NEHEM a1 dan
niet op advies van de directie, het algemeen bestuur gehoord.
De directie treedt op als vereffenaar en neemt bij de vereffening
de aanwijzingen van de minister in acht. Een eventueel
batig saldo na vereffening komt ten goede aan de Staat der
Nederlanden (art. 19 statuten) .
1. Overeenkomstig door de minister van EZ goedgekeurde maatstaven
kan het algemeen bestuur bepalen dat aan de leden
van het algemeen bestuur een vergoeding zal worden toegekend
(art. 10 statuten) .

Beslui ten niet
openbaar
2. De besluiten van het algemeen bestuur, waarbij zij de
directieleden benoemt en ontslaat, hun bezoldiging vast-
stelt en zonodig uit hun midden een plaatsvervangend voor-
zitter aanwijst, behoeven de goedkeuring van de minister
van EZ.
3. De besluiten van de directie, waarbij zij de personeelsfor-
matie van de NEHEM en de arbeidsvoorwaarden van het
NEHEM-personeel vaststelt behoeven de goedkeuring van de
minister van EZ (art. 12, tweede lid, statuten) .
4. Onder goedkeuring van de minister van EZ beslist de
directie in alle gevallen, waarin door de staten van de
NEHEM niet is voorzien (art. 21 statuten) .
De besluiten van het algemeen bestuur en van de directie zijn
niet openbaar (eigen opgave) .
Rechtsbescherminq
In de meeste gevallen Bij de hierboven besproken mogel i jkheden tot steunverlening
geen rechtsbeschermings- was er, voor zover dit althans uit de bovengenoemde stukken op
regel ing te maken viel, alleen bij subsidieverlening op basis van de
Kaderregeling Confectie sprake van een specifieke beroepsregeling:
indien men het met een beslissing van de NEHEM tot a1
dan niet subsidie verlenen niet eens was, kon men binnen veertien
dagen na mededeling van de beslissing rechtstreeks in
beroep gaan bij de gedelegeerden van de Raad van Toezicht van
de Stichting Structuurverbetering Confectie-industrie - met
deze stichting moet de NEHEM overleg plegen om herstructureringsplannen
op te stellen voor de confectie-industrie en haar
verschillende deelbranches, punt I1 onder 3 onder a Kaderregeling
confectie - (punt V Kaderregeling Confectie).
Tegen besluiten van de organen van de NEHEM staat beroep/bezwaar
bij de minister van EZ open (eigen opgave).
Pr ivaatrechtel i j ke'
'~echtspersoonl i jkheid
De NEHEM is'een rechtspersoon in de zin van Boek 2 Burgerlijk
stichting
Wetboek.
Financien
Individuele vergoe- Het algemeen bestuur kan bepalen dat aan de leden van het
dingen/bezoldiging algemeen bestuur een vergoeding zal worden toegekend (art. 10
statuten) . Het algemeen bestuur stelt de bezoldiging van de
leden van de directie vast (art. 11, eerste lid, statuten).
Geldmiddelen der'
stichting
De geldmiddelen der stichting bestaande uit:
a. het vermogen van de stichting en de daaruit verkregen
inkomsten;
b. vergoedingen voor verleende diensten;
c. bijdragen van de overheid;
d. bijdragen van het bedrijfsleven;

Samenstelling
e. hetgeen de stichting door erfstelling, legaat of schenking
of op enige andere wettige wijze verkrijgt (art. 5
statuten) .
Feitelijke gegevens
Leden
mr. R.L.M. Berger (ministerie van EZ), P. Brussel, L.C. van
Dalen, drs. P.H. Gommers (ministerie van SoZa), drs. J.A.
Hendriks (voorzitter) , J.D. Jongma (plv. voorzitter) ,
drs. Th.A.J. Meys, ir. K. Swart, prof.dr. P.A. Verheyen.
Bureau 52 medewerkers, in dienst van de NEHEM.
Financien De exploitatiekosten komen geheel ten laste van de begroting
van EZ, de uitgaven voor de uitvoering van steunmaatregelen
gedeeltelijk.
Begrote uigaven 1982 Apparaatskosten: f 8.480.000,--.
Laatste jaarverslag 1981.
Onduidelijkheid
over scheiding ver-
antwoordelijkheden
tussen NEHEM en
minister van EZ
Opr ichting
Instelling
Regelingen
Opmerkingen
In de meeste gevallen werkt de NEHEM nauw
samen met het ministerie van EZ..Dienten-
gevolge kan twijfel bestaan met betrekking
tot degene die subsidiebevoegd is.
BESTUUR van de STICHTING ONTWIKKELING EN SANERING VOOR HET
MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (06s)
Dalsteindreef 9, Diemen (Postbus 112, 1110 AC Diemen)/(OPO)
901071
Instelling en oprichtinq
06s is opgericht bij notariele akte van 21 september 1966 door
de minister van EZ, met medeweten van en in samenwerking met
privaatrechtelijke werkgevers- en werknemersorganisaties en de
PBO1s.
De bevoegdheden berusten op de statuten.
Statuten, vastgesteld bij notariele akte van 21 september 1966.
Doelstellingen en taken
Bevordering ontwikke- De stichting heeft ten doe1 de structuur van het midden- en
ling en sanering kleinbedrijf te verbeteren door te bevorderen, dat minder
midden- en k,leinbedrijf
rendabele ondernemingen tot ontplooiing komen dan we1 worden
opgeheven (art. 3 statuten) .
Samenwer king met Voorzover ter bereiking van het doe1 dat de stichting zich
andere instanties stelt, reeds andere door de overheid in het leven geroepen of
gesteunde instellingen en organen werkzaam zijn of overheids-
maatregelen bestaan, houdt de stichting bij de door haar vast

Vaststellen en uit-
voeren van regelingen,
0.a. subsidieregel ingen
Adviser ing
~estuurssamens tell ing
Voordracht door maat-
schappel i jke organ i-
saties en PBO's
Adv. leden
Zittingstermijn
Plv. voorzitter
Vorming dagelijks
bestuur
te stellen regelingen zoveel mogelijk rekening met deze
instellingen, organen of maatregelen (art. 5, eerste lid,
statuten) .
Bevoegdheden
a. Vaststellen en uitvoeren van regelingen ten behoeve van de
ontwikkeling en sanering van ondernemingen in het
midden- en kleinbedrijf (art. 4, onder a, statuten).
b. De minister van Ez adviseren, onder meer m.b.t. wenselijk
te achten aanpassingen van bestaande overheidsregelingen
(art. 4, onder b, statuten) .
Samens telling en benoeminq
a. Het bestuur bestaat uit een voorzitter en ten hoogste
twintig leden, die door de minister van EZ worden benoemd.
b. De Christelijke Middenstandsbond, de Koninklijke Nederlandse
Middenstandsbond, het Nederlands Katholiek Ondernemersverbond,
het Nederlands Verbond van Middenstandsverenigingen,
het Hoofdbedrijfschap Detailhandel, het
Hoofdbedrijfschap Ambachten, de Raad voor het Midden- en
Kleinbedr i jf, het Bedr ijfschap Horeca, het Nederlands
Verbond van Vakverenigingen, het Nederlands Katholiek
Vakverbond en het Christelijk Nationaal Vakverbond zijn elk
bevoegd een voordracht te doen voor de benoeming van 66n
lid.
c. De minister van EZ kan a1 dan niet op voordracht van het
bestuur adviserende leden benoemen. Deze kunnen elke vergadering
van het bestuur bijwonen.
d. De leden en adviserende leden hebben zitting voor drie
jaar. De minister van EZ kan hen a1 dan niet op hun verzoek
te allen tijde ontslaan.
Alvorens een op voordracht benoemd lid of adviserend lid
anders dan op eigen verzoek te ontslaan pleegt de minister
van EZ overleg met de instelling of het orgaan, op wiens
voordracht de benoeming is gedaan.
e. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter treedt
het oudste lid van het dagelijks bestuur als voorzitter op
(art. 7 statuten) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. In het dagelijks bestuur hebben zitting de voorzitter van
het bestuur en vier leden door het bestuur uit zijn midden
te benoemen, te weten :
1. 66n lid benoemd op voordracht van de genoemde centrale
middenstandsbonden;
2. 66n lid benoemd op voordracht van de genoemde publiekrechtelijke
organisaties;

3. &&n lid benoemd op voordracht van de genoemde werk-
nemersorganisaties;
4. &n van de niet op voordracht van de genoemde organi-
saties benoemde bestuursleden (art. 14 statuten).
Taak dagelijks bestuur b. Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van de
vergaderingen van het dagelijks bestuur. Voorts verricht
het'dagelijks bestuur alle taken door het bestuur opge-
dragen (art. 13 statuten) .
Instelling uitvoe- c. Het bestuur stelt uitvoerende commissies in.
rende commissies
Taak uitvoerende
commiss ies
Het bestuur stelt het aantal leden van deze commissies
vast, benoemt en ontslaat de leden ervan en voorziet in
eventuele vacatures.
De commissies benoemen uit haar midden een voorzitter en
een plaatsvervangend voorzitter (art. 15, eerste, derde en
vierde lid, statuten)
De uitvoerende commissies zijn, binnen de grenzen door het
bestuur gesteld, belast met de uitvoering van regelingen
ten behoeve van de sanering van ondernemingen in het
midden- en kleinbedrijf. Het bestuur kan aan deze commis-
sies de uitvoering van regelingen ten behoeve van de ont-
wikkeling van dergelijke ondernemingen opdragen. Het
bestuur omschrijft bij de instelling van uitvoerende
commissies hun taak en tevens het gebied, waarbinnen zij
werkzaam zullen zijn (art. 15, tweede en derde lid,
statuten) .
In het leven roepen d. Het bestuur is bevoegd &n of meer adviescommissies in het
adviescommiss ies leven te roepen (art. 5 tweede lid statuten) .
Bijeenroepen e. De voorzitter roept de vergaderingen van het bestuur
bestuursvergader ingen schriftelijk bijeen en doet daarbij mededeling van de
To tstandkoming
bestuursbeslui ten
onderwerpen die zullen worden behandeld.
Op verzoek van tenminste drie leden van het bestuur doet de
voorzitter het bestuur bijeenroepen. De vergadering zal dan
plaatsvinden binnen drie weken na de dag, waarop het ver-
zoek bij de voorzitter is binnengekomen (art. 8 statuten).
f. De besluiten van het bestuur worden genomen met volstrekte
meerderheid van stemmen. De op voordracht van de boven-
genoemde organisaties benoemde leden brengen elk &n stem
uit, de andere leden brengen elk twee stemmen uit. De voor-
zitter en de adviserende leden hebben geen stemrecht.
Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij
staking van stemmen over zaken wordt een voorstel geacht te
zijn verworpen.
Stemming over personen geschiedt schriftelijk. Indien geen
der personen de volstrekte meerderheid behaalt, wordt een
herstemming gehouden tussen de beide personen, die het
hoogste aantal stemmen behaald. Overeenkomstig wordt
gehandeld, indien meer dan twee personen als hoogste een
gelijk aantal stemmen hebben behaald. Overeenkomstig wordt
gehandeld, indien meer dan twee personen als hoogste een
gelijk aantal stemmen hebben behaald. Wanneer bij de her-
stemming de stemmen staken beslist het lot (art. 10
statu ten) .

Openbaar he id bes tuursbeslui
ten
Vertegenwoordiging
der stichting
Aanwi jzingen/richt-
1 i jnen
Goedkeur ing beslui ten
Vernietiging van
beslui ten
Toezicht m.b. t.
statutenwi jziging
en stichtingsopheffing
Jaarverslag
Beroep op minister
Pr ivaatrechtelijke
stichting
~echtsgeldige besluiten kunnen slechts worden genomen,
indien tenminste tweederde van het aantal leden aanwezig
is. Is dit niet het geval dan schrijft de voorzitter een
nieuwe vergadering uit, te houden na een week, doch binnen
drie weken na de eerste, waarin ongeacht het aantal aanwezige
leden rechtsgeldige besluiten kunnen worden genomen
(art. 11 statuten).
Op basis van een in de Staatscourant gepubliceerde regeling
zi jn de bestuursbeslui ten openbaar (eigen opgave) .
g. De voorzitter vertegenwoordigt de stichting in en buiten
rechte en onderkent alle van de stichting uitgaande
stukken. De voorzitters der uitvoerende commissies ondertekenen
de overeenkomsten en andere stukken betreffende
aangelegenheden, met welker uitvoer ing hun commissie is
belast (art. 12 statuten) .
Politiek-bestuurlijke controle
a. De minister kan aanwijzingen of richtlijnen geven (eigen
opgave) .
b. Besluiten tot vaststelling, wijziging of intrekking van
voorzieningen ten behoeve van de ontwikkeling en sanering
van ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf behoeven
de goedkeuting van de minister van EZ.
c. De voo'rzitter kan de overige besluiten van het bestuur ter
vernietiging voordragen aan de minister van EZ. Hangende
diens beslissing wordt het ter vernietiging voorgedragen
besluit niet uitgevoerd (art. 9 statuten).
d. Besluiten tot wijziging van de sta'tuten en tot opheffing
van de stichting behoeven de goedkeuring van de minister
van EZ. De minister kan na overleg met de organen en
instellingen, die bevoegd zijn een voordracht te doen voor
de benoeming van een lid van het bestuur, de statuten
wijzigen en de stichting opheffen.
e. De stichting brengt jaarlijks een niet verplicht gesteld
verslag uit aan de minister van EZ (eigen opgave).
Rechtsbescherminq
Er staat beroep open op de minister van EZ bij afwijzing van
een ingediende aanvraag (eigen opgave) .
Rechtspersoonlijkheid
De stichting O&S is rechtspersoon in de zin van Boek 2 BW.
Financien
Geldmiddelen der De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:
stichting a. het stichtingskapitaal;
b. de rijksbijdragen;
c. andere baten
(art. 16 statuten) .

Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Feitelijke gegevens
Voorzitter (zonder stemrecht)
A. Pels
Leden
drs. H.G. van der Bend (EZ), drs. W.J. Boersma (EZ), mr. Wac.
de Jong (EZ), drs. W.A.K. Laurense (EZ), J.A.A. Teepe (EZ),
mr.drs. E.H. Leeuwaarden (Fin.), W. de Graaff (NCOV), mr. E.
Kruiderink (KNOV) , M. Pors (KNOV) , J.H. Zwarts (KNOW, A. Maas
(CNV), B.P. Verberne (HBD), mr. L.J. van der Ark (HBA), mr.
H.D.M. Lambooij (RMK) , drs. S.J.B.M. de Boer (Bedrijfschap
Horeca) , K. J. Kolhorn (FNV) , J. M. Roovers (FNV) , vacature,
vacature.
Adv. leden:
drs. R. de Krieger (SoZa) , drs. J.A.M. van Lier (v&w) ,mr. H.A.
Homan (L&V) , mevr.drs. A. Fenijn-van Delft (CRM) , ir. H.
Hartman (VoRo) .
20 personen, in dienst van het CIMK.
Uitgaven geheel ten laste van de begroting van EZ.
Begrote uitgaven 1982 - Apparaatskosten: f 3.432.000,--
- Subsidies: f 8.385.000,--
- Verstrekkingen: f 80.706.000,--.
Laatste jaarverslag
Oprichting
Instelling
Regel ingen
1980.
Opmer kinqen
Geen.
DAGELIJKS BESTUUR van de STICHTING VOORLICHTING ENERGIE-
BESPARING (SVEN).
Laan van Westenenk 503, Apeldoorn (Postbus 503, 7300 AM
Apeldoorn)/ (055) 330750
Instelling en oprichtinq
De SVEN is opgericht bij notariele akte van 31 augustus 1976
door de minister van EZ.
De bevoegdheden van (het dagelijks bestuur van) de SVEN
berusten op de Subsidiebeschikking advisering energiebesparing
in bedrijven, MB van 31 augustus 1977 (Stcrt. 153) ("Subsidiebeschikking")
.
- Statuten, laatstelijk gewijzigd bij notariele akte van 14
mei 1981
- Subsidiebeschikking, zoals gewijzigd bij MB van 5 nov. 1979
(Stcrt.215).

Doelstellingen en taken
Bevordering energie- De SVEN stelt zich ten doe1 energiebesparing te bevorderen,
besparing door voor- gericht op een efficient gebruik van alle energiebronnen en
lichting en advise- energiedragers door het geven van VOorlichting en adviezen aan
ring het bedrijfsleven, instellingen, particulieren en overheden
Beslissing op sub-
sidie-aanvragen
(art. 2 en art. 3 statuten).
Bevoegdheden
De SVEN beslist op aanvragen om subsidie ter tegemoetkoming
van kosten ve,rbonden aan adviezen van energiebesparingsadvi-
seurs (art.6, eerste lid, Subsidiebeschikking) .
Karakter van de subsidie Aan een ondernemer, die zich door een extern adviseur die is
opgenomen op een door de SVEN aangehouden lijst van erkende
adviseurs, laat adviseren omtrent de mogelijkheden tot
energiebesparing in zijn bedrijf, kan een subsidie worden
verleend ter tegemoetkoming in de daarvoor door de adviseur in
rekening gebrachte kosten (art. 2 Subsidiebeschikking).
Onafhankelijk karakter Een subsidie wordt slechts verleend, indien degene die het
energiebesparingsadvies advies zal uitbrengen door de SVEN voor dat advies als onaf-
hankelijk energie-adviseur wordt aangemerkt (art. 3 Subsidie-
beschikking) .
hoogte subsidiebedrag De subsidie bedraagt 50% van de door de adviseur in rekening
gebrachte kosten, de omzetbelasting daaronder niet begrepen.
De subsidie bedraagt ten hoogste f 5000,-- per vestiging. Per
vestiging wordt slechts eenmaal subsidie.verleend (art. 4,
eerste en tweede lid, Subsidiebeschikking).
Volgorde van beslissen/ De aanvragen om subsidie worden behandeld in de volgorde van.
subsidieplafond binnenkomst. Indien in enig jaar de voor deze subsidieregeling
beschikbare middelen zijn uitgeput worden de nog niet behan-
delde aanvragen afgewezen. Indien in het daaropvolgende jaar
weer financiele middelen beschikbaar zijn, dan kunnen uit-
sluitend op die grond afgewezen aanvragen dat jaar weer worden
ingediend. Een dergelijke aanvrage zal niet worden afgewezen
om reden dat het advies is uitgebracht voordat de aanvraag
opnieuw is ingediend. Jaarlijks wordt er door de minister van
EZ bekend gemaakt of er in het volgende jaar middelen voor
deze subsidieregeling beschikbaar zijn, en zo ja, tot welk
bedrag (art. 4, derde lid, Subsidiebeschikking) .
Subsidietoekennings- In geval van toekenning van een subsidie geschiedt deze onder
voorwaarden de volgende voorwaarden:
a. In het uit te brengen advies dient aandacht te worden
besteed aan de mogelijkheid tot energiebesparing in de
gehele vestiging waarop het advies betrekking heeft.
b. In het advies dient tenminste te worden opgenomen:
1. een omschrijving van de wijzen, waarop besparing op het
energiegebruik kan worden bereikt;
2. een gespecificeerde opqave van de omvang van de
besparing op het energiegebruik, die aldus naar verwachting
kan worden bereikt;
3. een raming van het bedrag van de voor de uitvoering van
het advies eventueel noodzakelijk te maken investeringskosten
en andere kosten.
. - c. Het advies dient binnen een half jaar na de datum van toekenning
van de subsidie dan we1 binnen een andere door de
SVEN te bepalen termi jn te worden uitgebracht.
d. Degene die het advies zal uitbrengen dient voor dat advies
door de SVEN als onafhankelijk energie-adviseur te worden
aangemerkt (art. 6, tweede lid, Subsidiebeschikking).
Beslissing hoogte Nadat het energiebesparingsadvies is uitgebracht en de kosten
subsidiebedrag
daarvan zijn voldaan zendt de ondernemer het bewijs van
door minister
betaling alsmede het door de SVEN aan hem verstrekte rappor-
tageformulier volledig ingevuld door tussenkomst van de SVEN

Benoeming
aan de minister van EZ. Deze beslist na ontvangst van de
bovenbedoelde bescheiden of aan de subsidie toekenn ingsvoor -
waarden is voldaan en stelt aan de.hand van de overgelegde
gegevens de hoogte van de subsidie vast (art. 8 Subsidiebe- I
schikking) .
Samenstelling en benoeminq
Omvang en samenstelling Het dagelijks bestuur besteat uit tenminste drie en ten
Secretaris dageli jks
bestuur
(Directeur van) het
bureau
Besluitvorming
hoogste vijf leden, alsmede een overeenkomstig aantal plaats-
vervangende leden (art. 7, eerste lid, statuten) .
De leden en plaatsvervangende leden van het dagelijks bestuur
worden benoemd door de minister van EZ op de volgende wijze:
a. door voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter recht-
streeks;
b. C6n lid en zijn plaatsvervanger op voordracht van de
minister van VoRo;
c. C6n lid en zijn plaatsvervanger op voordracht van de raad
van bestuur van de Centrale Organisatie;
d. twee leden en hun plaatsvervangers op voordracht van het
dagelijks bestuur, de bestuursraad - over deze raad hier-
onder meer - gehoord . (art. 7, tweede lid, statuten) .
~ijkomende bevoegdheden en pl ichten; werkw i jze
a. De minister benoemt een secretaris, die het dagelijks
bestuur bijstaat (art. 7, vijfde lid, statuten) .
b. Het bureau wordt gevormd door de directeur en het personeel
van het bureau. De directeur van het bureau wordt benoemd
en ontslagen door het dagelijks bestuur.
De directeur van het bureau is belast met de dagelijkse
leiding van de werkzaamheden van het bureau. Hij heeft uit
dien hoofde tot taak de bestuursbesluiten uit te voeren.
De directeur woont alle vergaderingen van het dagelijks
bestuur bij, tenzij daaromtrent door het dagelijka bestuur
anders wordt besloten (art. 10 en art. 11 statuten).
c. Het dagelijks bestuur geeft richtlijnen voor de werkzaam-
heden van het bureau en begeleidt de werkzaamheden van het
bureau (art. 6, tweede en derde lid, statuten) .
d. Besluitvorming geschiedt bij enkelvoudige meerderheid der
uitgebrachte stemmen onder aanweziqheid van tenminste de
helft van het aantal zittende leden. Bij staking van
stemmen beslist de stem van de voorzitter.
IS niet het vereiste ledental aanwezig dan wordt de
.stemming uitgesteld tot de volgende vergadering waarin
ongeacht het aantal buiten de voorzitter aanwezige leden
besluiten worden genomen.
Besluiten kunnen ook genomen worden op een niet op regu-
liere wijze bijeengeroepen vergadering, mits dit geschiedt
met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle
bestuuursleden aanwezig zijn.

Adviser ing door
bestuursraad
Vertegenwoordiging
der stichting
Verstrekking van
formulieren en
informatie
Besluiten kunnen voorts genomen worden buiten vergadering
mits alle bestuurders zich schriftelijk met het besluit
akkoord verklaren (art. 8, vijfde, zesde, achtste en
negende lid, statuten) .
e. De bestuursraad is belast met het geven van advies ten aanzien
van het beleid van de stichting op verzoek of uit
eigen beweging aan het dagelijks bestuur.
De bestuursraad bestaat uit ten hoogste 25 (plaatsvervangende)
leden. De (plaatsvervangende) leden worden
benoemd en ontslagen door het dagelijks bestuur. Het dagelijks
bestuur wijst 66n der leden van de bestuursraad aan
als (plaatsvervangend) voorzitter (art. 9, eerste t/m
vierde lid, statuten) .
f . De (plaatsvervangend) voorzitter van het dagelijks bestuur
kan de SVEN in en buiten rechte vertegenwoordigen. De
directeur van het bureau kan de SVEN vertegenwoordigen,
voor zover hem daartoe door het dagelijks bestuur bevoegdheid
is verleend (art. 12 statuten).
g. De SVEN verstrekt aan ondernemers op hun verzoek een
aanvraagformulier, nadere informatie betref fende de opzet
van de besparingsadviezen, een exemplaar van de door de
SVEN aangehouden lijst van erkende energie-adviseurs en een
rapportageformulier (art. 5, tweede lid, Subsidiebeschikking)
.
Mededeling beslissing h. De beslissing op de aanvrage om subsidie wordt schriftelijk
aan ondernerners aan de aanvrager meegedeeld (art. 6, eerste lid, Subsidiebeschikking).
Politiek-bestuurlijke controle
Schorsing/vernietiging a. De voorzitter van het dagelijks bestuur heeft de bevoegdbestuursbesluiten
heid bestuursbesluiten voor ten hoogste drie,maanden te
schorsen. De minister van EZ heeft de bevoegdheid
geschorste besluiten te vernietigen (art. 8, zevende lid,
statuten) .
Overeenkomstig door de minister goed te keuren maatstaven
kan het dagelijks bestuur bepalen dat aan leden van dit
bestuur en van de bestuursraad vergoedingen zullen worden
toegekend (art. 13 statuten) .
Goedkeuring begroting b. Het dagelijks bestuur doet jaarlijks de begroting ter goedkeuring
toekomen aan de minister van EZ (art. 15 statuten).
Financieel toez icht c. De minister van EZ kan de rekening doen controleren door de
accountantsdienst van zijn minister ie. Het dageli jks
bestuur verleent op verzoek ook tussentijds aan genoemde
dienst inzage in de boeken en bescheiden van de SVEN en
verstrekt daarbij alle gevraagde inlichtingen aangaande het

Jaarverslagen
Accountantscontrole
Statutenwijziging/
stichtingsontbinding
door minister
Bezwaar bi j minister
Pr ivaatrechteli jke
stichting
financieel beheer van de SVEN. Het gestelde geldt eveneens
voor de controle van de Algemene Rekenkamer.
Door het dagelijks bestuur worden de boeken van de SVEN
afgesloten en daaruit een balans en een staat van baten en
lasten, alsmede een verslag omtrent de werkzaamheden van de
SVEN gemaakt. Van deze bescheiden zendt het dagelijks
bestuur jaarlijks een afschrift aan de minister van EZ.
De jaarstukken worden gecontroleerd door een register-
accountant of een accountant-administratieconsulent, aange-
wezen door het dagelijks bestuur, welke deskundige daarvan
zo spoedig mogelijk een rapport opmaakt (art. 16, tweede
t/m vierde lid, statuten) .
De statuten kunnen door de minister van EZ, het dagelijks
bestuur gehoord, worden gewijzigd (art. 17 statuten). De
minister van EZ kan, het dagelijks bestuur gehoord,
besluiten tot ontbinding van de stichting (art. 18, eerste
lid, statuten).
Rechtsbescherminq
Tegen een afwijzende beslissing op een aanvraag kan de aan-
vrager een bezwaarschrift indienen.bij de minister van EZ, die
binnen 60 dagen op dat bezwaarschrift een beslissing neemt.
Met een afwijzende beslissing wordt een weigering om een
beslissing te nemen gelijkgesteld (art. 7, eerste, tweede en
vierde lid, Subsidiebeschikking)
Rechtspersoonlijkheid
De SVEN is een rechtspersoon in de zin van boek 2 BW.
Financien
Individuele vergoedingen a. Het dagelijks bestuur kan bepalen, dat de (plaatsvervan-
gende) leden van dit bestuur en de (plaatsvervangende)
leden van de bestuursraad ter zake van de door hen als
zodanig gemaakte onkosten, een vergoeding zal worden toege-
kend overeenkomstig door de minister van EZ goed te keuren
maatstaven (art. 13 statuten) .
Geldmiddelen der
stichting
Samenstell ing
b. De geldmiddelen van de SVEN bestaan uit:
a. bijdragen van de Staat der Nederlanden;
b. alle overige inkomsten en baten die zij zal ontvangen
(art. 5 statuten) .
Feitelijke geqevens
Led en
drs. Th. J. van Rossum (~00rZitter; EZ) ,M.L. ~athijsse
(VoRo) ,
ir. J.A. Knobbout (TNO) .

Adv. leden
drs. G.M. Rosinga (secretar is, EZ) .
Waarnemers
mr. A.W. Hazelaar (EZ).
Bureau
32 personen, in dienst van TNO.
Financien
Begro te uitgaven 1982
De uitgaven komen ten laste van:
- de begroting van EZ (87%).
- inkomsten uit eigen vermogen (lo%),
- de begroting van TNO (3%).
Apparaatskosten f . 6.965.000,--.
Laatste jaarverslag 1981
Opmerkingen
Onduidel i jkheid
Op basis van de Subsidiebeschikking werken de SVEN en het
m.b. t. verantwoor- ministerie van EZ nauw samen. Er kan dientengevolge twijfel
delijkheden SVEN en bestaan over wie subsidiebevoegd is. Bovendien spreekt de
minister van EZ subsidiebeschikking (art. 6 eerste lid) over beslissen door de
SVEN op een aanvraag om subsidie en (art. 8 tweede lid) over
vaststellen door de minister van EZ, gehoord de SVEN, van de
hoogte van de subsidie.

~nstelling
Oprichting
Regelingen
Algemene leiding in
ruilverkavelingszaken
Advisering omtrent
ruilverkavelings-
zaken
Zonder toestemming
van eigenaar diens
rechten t.a.v. niet-
agrarische gronden
wi jzigen
Goedkeuren van be-
slissingen van
plaatseli j ke
commissies
5.10 MINISTERIE VAN LANDbUUW EN VISSERI J
CENTRALE CULTULTRTECHNISCHE COMMISSIE (CCC)
Griffioenlaan 2, Utrecht (Postbus 20021, 3502 LA Utrecht)/
Instelling en oprichtinq
Ingesteld bij wet van 3 november 1954 (Stb. 510 ) , ondertekend
door de minister van L&V (Ruilverkavelingswet) ( "Rvkw" ) .
Opgericht bij AMvB van 4 februari 1955 (Stb. 43 ) ("KB").
- Rvkw.
- KB, laatstelijk gewijzigd bi j KB van 5 februari 1971 (Stb.
73 ) .
Doelstellingen en taken
a. De algemene leiding hebben in ruilverkavelingszaken (art.
3, eerstelid, Rvkw; art. 1, tweede lid, KB).
b. De minister van L&V adviseren omtrent ruilverkavelingszaken
en daarmee verwante aangelegenheden als ontginning en her-
ontginning van gronden, ontsluiting van gronden, aanleg van
utiliteitswerken e.d. (art. 3, tweede lid, Rvkw; art. 1,
tweede lid, KB)
Bevoegdheden
a. In overleg met GS van de provincie, waarin het onroerend
goed is gelegen, toestaan dat wordt afgeweken van de regel,
dat zonder toestemming van de eigenaar geen wijziging wordt
gebracht in diens recht ten aanzien van gebouwen, parken,
gedenktekenen en bijbehorende terreinen, onroerende goederen,
bestemd voor niet-agrarische bedrijven en onroerende goederen
van rechtspersonen, die de bevordering van het natuurschoon
ten doe1 hebben of die goederen in stand houden om hun
natuurwetenschappelijke waarde, indien en zolang zij door de
Kroon als zodanig zijn erkend (art. 9, vierde lid, Rvkw).
b. De plaatselijke commissie is slechts na goedkeuring van de
CCC bevoegd te bepalen dat een eigenaar algehele vergoeding
in geld zal ontvangen in plaats van een recht met betrekking
tot onroerend goed (art. 12, tweede en derde lid, Rvkw).
De toewijzing van kavels aan openbare lichamen ten behoeve
van doeleinden ten algemene nutte, voor zover deze in over-
eenstemming zijn met het door de ruilverkaveling beoogde
doel, vindt plaats tegen betaling van een tussen de plaatse-
lijke commissie en het openbaar lichaam ovekeengekomen en
door de CCC goedgekeurd bedrag, dat niet minder bedraagt dan
de werkelijke waarde van de grond (art. 13, tweede lid,
Rvkw ) .
Wanneer het belang van de ruilverkaveling zulks dringend
vordert kan de plaatselijke commissie na goedkeuring van de
CCC een bestaande pachtverhouding opheffen en een nieuwe

T.b .v. de voorbe-
reiding van aan-
vragen voor ruil-
verkavelingen toe-
laten dat grond
wordt betreden
GS advieeren om-
trent goedkeuring
van ruilverkave-
lingsaanvragen
Registratie van
pachters
Minister van L&V
adviseren m.b.t.
besluit tot ruil-
verkaveling over
te gaan
pachtverhouding vestigen, in dier voege dat aan een
verpachter een nieuwe pachter uit het ruilverkavelingsblok
wordt toegewezen (art. 18, tweede lid, Rvkw).
e. Wanneer de CCC het ten behoeve van de voorbereiding van
een aanvraag tot ruilverkaveling nodig acht, dat iemands
grond wordt betreden of daarop gravingen of opmetingen
worden verricht of tekens gesteld, moeten zowel de eigenaren
als de gebruikers van die grond dit gedogen (art. 29, eerste
lid, Rvkw).
f. De CCC onderzoekt de ruilverkavelingsaanvraag en brengt aan
GS een met redenen omkleed advies uit, strekkende tot a1 dan
niet goedkeuring van de aanvraag (art. 32, tweede lid, Rvkw).
Indien de aanvraag is goedgekeurd, zendt de CCC aan GS:
1. een lijst van hen, die bij het kadaster als eigenaren
bekend staan;
2. de begrenzing van het te verkavelen gebied (blok) alsmede
een kaart, waarop de begrenzing van het blok zo nauw-
keurig mogelijk is aangegeven;
3. een rapport, bevattende:
a. een beschrijving van de algemene landbouwkundige
toestand in het blok;
b. de noodzakelijk geachte verbeteringen in de landbouw-
kundige toestand in het blok en de daarvoor te treffen
voorzieningen;
c. een raming van de totale kosten en van het daarvan ten
laste van de gezamenlijke eigenaren komende deel;
4. een kaart van het blok, waarop de te treffen voorzieningen
zo nauwkeurig mogelijk zijn aangegeven (art. 34, eerste
lid, Rvkw).
g. De pachter, die aan de stemming over de ruilverkaveling
wenst deel te nemen, moet daartoe geregistreerd zijn. De
registratie geschiedt op verzoek van de pachter door of
namens de CCC. Deze zendt aan GS een lijst van hen, die als
pachter geregistreerd zijn (art. 34a, eerste en tweede lid,
en art. 34h, Rvkw).
h. Indien niet tot ruilverkaveling is besloten, maar het
algemeen belang de totstandkoming der ruilverkaveling
dringend vordert en de toestemming van tenminste drie/
vierden van een der wettelijk voorgeschreven meerderheden
werd verkregen, kan de minister van L&V bepalen dat de
ruilverkaveling zal worden uitgevoerd, als ware het besluit
daartoe genomen.
De minister van L&V neemt een dergelijk besluit niet, dan na
de CCC gehoord te hebben (art. 44, eerste lid, Rvkw).
GS adviseren m.b.t. i. GS horen de CCC, alvorens zij een plaatselijke commissie
benoeming plaatse- benoemen (art. 51, eerste lid, Rvkw)
lijke commissie
Indien de omvang van een blok haar daartoe aanleiding geeft,
kan de CCC bepalen, dat de plaatselijke commissie uit meer
dan vijf leden zal bestaan (art. 51, derde lid, Rvkw).
De CCC voegt aan de plaatselijke commissie een secretaris
toe en stelt voor haar een instructie vast (art. 51, vierde
lid, Rvkw ) .

Wijzigen van gren-
zen van een blok
Met GS overleggen
over uitvoering
van werken
Werkzaamheden doen
uitvoeren in het
belang van de ruil-
verkaveling
Voorlopig in ge-
bruik geven van
gronden aan open-
bare lichamen
Aanwijzingen geven
m.b.t. benoemen
van schatters
Classificatie-
stelsel ontwerpen
Goedkeuring van
documenten die
ter inzage ge-
legd worden
j. Nadat het besluit tot ruilverkaveling is genomen, is de
CCC bevoegd in overeenstemming met de belanghebbende
eigenaren de grenzen van het blok te wijzigen (art. 53,
eerste lid, Rvkw).
k. GS kunnen na overleg met de CCC bepalen, dat met name te
noemen werken worden uitgevoerd door de openbare lichamen,
die met het beheer en onderhoud daarvan zijn of vermoedelijk
zullen worden belast, waarbij een doelmatig verband met
andere werken voor zoveel nodig verzekerd moet zijn.
Omtrent het tijdstip der uitvoering plegen de openbare
lichamen overleg met de plaatselijke commissie. Omtrent de
uitvoering van werken, waarvan het beheer en onderhoud
vermoedelijk ten laste van het Rijk zullen komen beslist de
daarbij betrokken minister gehoord de centrale commissie
(art. 54, tweede lid, Rvkw).
1. Indien naar het oordeel van de CCC het belang der ruil-
verkaveling zulks vordert, kunnen gronden worden drooggelegd,
ontgonnen, herontgonnen, begreppeld of gedraineerd, tijdelijk
geexploiteerd en tijdelijk in gebruik gegeven, in welk
laatste geval de ter zake van pacht geldende wettelijke
bepalingen niet toepasselijk zijn. Opstallen kunnen worden
afgebroken, verbouwd, verplaatst, gebouwd of herbouwd,
indien naar het oordeel van de CCC het belang van de ruil-
verkaveling zulks vordert (art. 54, vierde en vijfde lid,
Rvkw ) .
m. Zodra vaststaat, dat de toewijzing van kavels aan openbare
lichamen zal kunnen geschieden, kan de CCC gronden, welke
onder de voorlopige vaststelling van de toewijzing zijn
begrepen, voorlopig aan de openbare lichamen in gebruik
geven (art. 54a, eerste lid, Rvkw).
n. De CCC verstrekt aanwijzingen aan de plaatsel
met betrekking tot de benoeming van schatters
eerste lid, Rvkw).
jke commissie
(art. 56,
o. De CCC ontwerpt een stelsel van classificatie van de grond
-en bepaalt van elke klasse de waarde per hectare, welke als
grondslag voor de toedeling zal dienen.
Bij deze bepaling blijven andere dan agrarische factoren
buiten beschouwing. De CCC maakt van deze verrichtingen een
proces-verbaal van classificatie op (art. 57, eerste en
tweede lid, Rvkw).
De door de plaatselijke commissie samengestelde lijst van
rechthebbenden, het proces-verbaal van classificatie, een
register van de uitkomsten der schatting en een kaart,
waarop de klassegrenzen staan aangegeven, worden pas ter
inzage neergelegd na te zijn goedgekeurd door de CCC (art.
58, eerste lid, Rvkw).

Plannen van de plaat-
selijke commissie
voorzien van advies
en doorzenden aan GS
Goedkeuren van op-
geleverde werken
Goedkeuren van door
de plaatseli j ke com-
missie opgemaakte
plan van toedeling
Aanwijzingen geven
m.b.t. uitvoering
van tweede schatting
Goedkeuren van lijs-
ten van geldeli j ke
' regelingen
Een vertegenwoordiger van de CCC is aanwezig op de bijeen-
komst, waarop de rechter-commissaris bezwaren tegen de lijst
van rechthebbenden en/of de uitkomsten der schattingen
behandelt (art. 66, tweede lid, Rvkw). De rechtbank hoort de
vertegenwoordiger van de CCC omtrent geschillen met betrek-
king tot de uitkomst der schattingen (art. 75, tweede lid,
Rvkw ) .
q. De plaatselijke commissie brengt het plan van wegen, water-
lopen en kaden met de daarbij behorende kunstwerken onder
vermelding van hun afmetingen in kaart, waarop ook de
utiliteitswerken zijn aangegeven. Zij vervaardigt tevens een
landschapsplan. Zij doet de plannen toekomen aan de CCC, die
deze in hun geheel of bij gedeelten zendt aan GS, vergezeld
van haar advies en van een voorstel omtrent de eigendom, het
beheer en het onderhoud van de openbare wegen, waterlopen en
kaden met de daarbij behorende kunstwerken. Indien GS zich
met de plannen kunnen verenigen leggen zij ze ter inzage
(art. 79, eerste, tweede en derde lid, Rvkw).
r. Het beheer en het onderhoud der nieuw aangelegde of
verbeterde openbare wegen, waterlopen en kaden met de daar-
toe,behorende kunstwerken gaan, zolang nog geen definitief
besluit op dit punt genomen is, over op de provincie of op
de door haar aangewezen beheerders of onderhoudsplichtigen
op de tijdstippen, dat deze werken gereed zijn en door de
CCC zijn goedgekeurd (art. 80, tweede lid, Rvkw).
s. Het door de plaatselijke commissie opgemaakte plan van
toedeling behoeft de goedkeuring van de CCC (art. 84,
eerste lid, Rvkw).
De bijeenkomst waarin de rechter-commissaris bezwaren tegen
het toedelingsplan behandelt wordt bijgewoond door een
vertegenwoordiger van de CCC. De rechtbank hoort bij de
behandeling van bezwaren tegen het toedelingsplan de
vertegenwoordiger van de CCC (art. 88, tweede lid, en art.
91, tweede lid, Rvkw).
Indien de CCC zulks verzoekt, wordt degene, aan wie krachtens
het plan van toedeling enig perceel in eigendom of in gebruik
toekomt, op bevelschrift van de rechter-commissaris desnoods
door middel van de sterke arm bij voorraad in het bezit
daarvan gesteld (art. 94 Rvkw).
t. De schatters, die de schatting in verband met waarde-
veranderingen moeten uitvoeren, doen dit met inachtneming
van de door de CCC verstrekte aanwijzingen, welke in een
proces-verbaal worden vastgelegd (art. 98, tweede lid,
Rvkw ) .
u. De door de plaatselijke commissie opgemaakte lijst van
geldelijke regelingen behoeft de goedkeuring van de CCC,
alvorens ter inzage gelegd te kunnen worden (art. 101,
eerste lid, Rvkw).'
Een vertegenwoordiger van de CCC is aanwezig op de bijeen-
komst waarin de rechter-commissaris bezwaren tegen de lijst
van geldelijke regelingen behandelt (art. 108, tweede lid,
Rvkw). De rechtbank hoort de vertegenwoordiger van de CCC
omtrent geschillen m.b.t. de lijst van geldelijke regelingen
(art. 111, tweede lid, Rvkw) .

Benoeming
Omvang en samen-
stelling
Bijstand van Cul-
tuurtechnische
Dienst
Secretariaat
Instellen commis-
sies van voorbe-
reiding
Besluitvorming
Geen controle-
bepalingen
Samenstelling en benoeminq
De Kroon benoemt de voorzitter en de leden der centrale
commissie en behoudt zich voor plaatsvervangende en adviserende
leden te benoemen (art. 3, derde lid, Rvkw).
De commissie bestaat uit ten hoogste tien leden. Tenminste
twee vijfden van het aantal leden en twee vijfden van het
aantal plaatsvervangende leden worden benoemd op een voor elke
te vervullen plaats een dubbeltal tellende voordracht van een
of meer door de minister van L&V aan te wijzen centrale
organisaties voor het agrarisch bedrijfsleven. Bij de benoeming
wordt zorggedragen, dat in de commissie de eigenaren, de
pachters en de landarbeiders vertegenwoordigd zijn (art. 3,
vierde lid, Rvkw).
De centrale commissie bestaat uit tien leden, te weten:
a. de Directeur-Generaal voor de Landinrichting en de
Visserijen, die tevens voorzitter is;
b. vijf ambtelijke leden, onderscheidenlijk vertegenwoordigende:
de minister van Fin.;
de minister van V&W;
de minister van VoRO;
de minister van O&W;
de minister van BiZa;
c. vier leden, die benoemd worden op voordracht van een of meer
door de minister van L&V aan te wijzen centrale organisaties
voor het agrarische bedrijfsleven (art. 2, eerste lid, KB).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
De door de Cultuurtechnische Dienst van het minsterie van
L&V aan de CCC te verlenen bijstand omvat:
a. het verrichten van administratieve werkzaamheden voort-
vloeiende uit de aan de CCC opgedragen taak;
b. het verrichten van werkzaamheden van cultuurtechnische en
agrarische aard, welke de uitvoering van de taak der CCC
medebrengt ( art. 7 KB) .
De directeur van de Cultuurtechnische Dienst is secretaris
van de CCC. De Kroon wijst een adjunct-secretaris aan (art.
2, derde lid, KB).
De CCC is bevoegd commissies in te stellen ter voorbereiding
van bepaalde onderdelen van haar taak en daarin ook andere
personen dan leden van de CCC te benoemen (art. 3 KB).
Tot het nemen van geldige besluiten is de aanwezigheid van
tenminste zeven leden vereist, behoudens op vergaderingen
met een spoedeisend karakter, in welk geval de aanwezigheid
van tenminste zes leden is vereist.
Besluiten worden genomen met een meerderheid van tenminste
twee derden der geldig uitgebrachte stemmen, behoudens op
vergaderingen met een spoedeisend karakter waarop zes leden
aanwezig zijn, in welk geval een meerderheid van tenminste
vijf geldige stemmen is vereist (art. 6 KB).
Politiek-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.

Beroep van (ver)-
pachter op voor-
zitter pachtkamer
m.b.t. besluit tot
a1 dan niet regi-
stratie pachter
Geen rechtsper-
soonli j kheid
Individuele ver-
goedingen
Ruilverkavelings-
kosten
Samenstelling
~echtsbescherminq
Partijen bij een pachtovereenkomst, kunnen een besluit van de
CCC tot a1 dan niet registratie van een pachter in verband met
de uitoefening van het stemrecht onderwerpen aan de uitspraak
van de voorzitter van de pachtkamer van het kantongerecht,
binnen welks rechtsgebied het gepachte is gelegen (art. 34e,
eerste lid, Rvkw).
De voorzitter van de pachtkamer kan nader bewijs of verhoor van
partijen of de CCC bevelen. Hij doet zo spoedig mogelijk uit-
spraak en bepaalt bij zijn beschikking hetgeen geregistreerd
wordt. De beslissing van de voorzitter van de pachtkamer is
niet een uitspraak ten principale omtrent de rechtsverhouding
tussen partijen. Tegen de beslissing is geen verzet noch enige
andere voorziening toegelaten (art. 34g Rvkw).
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
a. Zij die niet uit hoofde van hun ambt-zitting hebben in de
CCC of in een door haar ingestelde commissie, ontvangen een
door de minister te bepalen vergoeding, alsmede een reis- en
verblijfkostenvergoeding (art. 9 KB).
b. Ten laste van het Rijk komen de kosten van de CCC, van de
hulp van het kadaster, van het bijeenroepen en het houden
van vergaderingen, van het doen van openbare kennisgevingen
en die, welke gemaakt zijn in gevallen, waarin niet tot
ruilverkaveling wordt overgegaan (art. 115, eerste lid,
Rvkw). Alle overige kosten komen voor zover niet door
subsidie gedekt ten laste van de eigenaren en worden uit
's Rijks kas voorgeschoten, volgens een door de Kroon vast-
gestelde regeling.
Bovenbedoelde kosten worden omgeslagen over de kavels naar
de mate van het nut, dat de ruilverkaveling voor de eigenaar
heeft gehad (art. 116 en art. 117 Rvkw). Van deze kosten-
omslag wordt door de CCC een opgave aan de minister van L&V
gezonden ( art. 8 KB ) .
, c. Op de toegedeelde kavels rust onder de naam van "ruil-
verkavelingsrente" een schuldplichtigheid ten behoeve van
het Rijk (art. 118 Rvkw).
Feitelij ke gegevens
Leden
dr.ir. W.M. Otto (voorzitter), drs. J.H.H. Holtakkers (plv.
vooriitte'r; KBTB) (plv.: W.C. van Hoof), A. Barlagen (KNLC)
: (p'lv .-: ' I. Nieuwenhuyse ) , A. Berendsen ( BiZa) , ir . S. Herweyer
(VoRO) iplv. : mr. M. J. Barendrecht; ir. J.W. Resink), P.M.
Kenter (voedingsbonden) (plv.: M.D. den Hollander), ir. W. van
der Kleij (V&W), J. van Noord (NCBTB) (plv. : ir. H. in It
Land), ir. F.C. Prillevitz (CRM), drs. J.G. Springer (Fin.).

Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Instelling
Oprichting
Regelingen
Bevorderen paarden-
fokkeri'j
Keuring van niet-
s tamboekhengs ten
~dv. leden
L.A.M. de Bekker (Unie van waterschappen), P. Buningh, ir.
V.J.D. de Groot, ir. P.J. van Herwerden (natuurbeschermingsorganisaties),
mr. T.H.J. Joustra, drs. G. van der Lely, drs.
A.J. Plantinga (EZ), P. Rantong, drs. J.J. de Ruiter (VoMil),
jhr. mr. F.C.M. van Rijckevorsel, dr. N. Slot, ir. J.K.B.
Sonnenberg, drs. G. van Veenen (VNG), K. Wassenaar, ir. G.
Westerink (Def.), T.E. Willems (IPO), T.T. Wind, ir. A. de
Zeeuw .
De CCC wordt bijgestaand door de f 850 medewerkers van de
Landinrichtingsdienst van L&V.
Uitgaven ten laste van de begroting van L&V.
Commissie- en vacatiegelden: f 60.000,--.
Opmerkingen
Geen .
COMMISSIE KEURING VAN NIET-STAMBOEKHENGSTEN
Bezuidenhoutseweg 73, Is-Gravenhage (Postbus 20401, 2500 EK
Is-Gravenhage)/(070) 793911.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld bij wet van 16 maart 1939 (Stb. 620), ondertekend
door de minister van EZ (Paardenwet) ("Pdw).
In het leven geroepen bij MB van 9 September 1939 (Stcrt. 178)
(Paardenbeschikking) ( I1Pdbesch" ) .
- Pdw.
- Pdbesch.
- Paardenbesluit; KB van 25 juli 1939 (Stb. 679D) ("Pdbesch")
Doelstellingen en taken
Het bevorderen van de paardenfokkerij met niet-stamboekhengsten
d.m.v. het keuren van deze hengsten.
Bevoegdheden
De houders van hengsten welke niet in een stamboek van een
Stamboekverening zijn ingeschreven, kunnen jaarlijks, op de
door de minister vastgestelde plaatsen en tijden, die hengsten
doen onderwerpen aan een keuring voor :dekking van merries (art.
17 Pdw). De keuring geschiedt door beoordeling van het exterieur
en van gebreken - andere dan die, welke tot het exterieur
gerekend moeten worden -, waarvan redelijkerwijze moet worden
aangenomen, dat zij de fokwaarde van de hengst ongunstig
belnvloeden (art. 20 Pdbesch).

Benoeming
Samenstelling
Stemmen
Dekbewijzen en
deknummers
Het is verboden ter dekking van merries hengsten aan te bevelen,
aan te bieden, voor te brengen, te gebruiken of te doen of
laten gebruiken, die niet zijn goedgekeurde hengsten (art. 5
Pdw). Indien de houder van een hengst, welke niet in een stam-
boek is ingeschreven, op een der tijden en plaatsen door de
minister vastgesteld, die hengst aan een keuring wil onder-
werpen, moet hij van dat voornemen tijdig en we1 tenminste drie
weken voor die tijd kennis geven aan de Directeur Veehouderij
en Zuivel van het ministerie van L&V (art. 19, eerste lid,
Pdbesch) .
amens st el ling en benoeminq
De minister van L&V benoemt de leden en hun plaatsvervangers
voor de duur van vijf jaar; hij kan hen te allen tijde schorsen
of ontslaan (art. 13, tweede lid, Pdbesch).
De commissie bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende
leden.
Van de drie leden en van hun drie plaatsvervangers moet zijn:
a. een lid, een consulent voor de veehouderij, die tevens
voorzitter is;
b. een lid een dierenarts;
c. een lid, mede deskundig op het gebied van de paardenfokkerij.
Als lid-dierenarts en als lid-mede deskundige worden door de
minister voor elke categorie drie personen aangewezen, te
weten :
a. een, deskundig ter'zake van het type trekpaard;
b. een, deskundig ter zake van het type landbouwpaard;
c. een, deskundig ter zake van andere typen.
Aan een keuring neemt van de personen, die zijn aangewezen als
lid-dierenarts of als lid-mede deskundige, diegene deel, die
deskundig is op het gebied der fokkerij, waartoe het te keuren
dier behoort (art. 13, eerste lid, en art. 14 t/m art. 16
Pdbesch) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
De commissie neemt haar belissing slechts bij meerderheid van
stemmen van het voltallig college. Elk lid heeft een stem (art.
17, tweede lid, Pdbesch).
Niet de commissie, doch de Directeur Veehouderij en Zuivel van
het ministerie van L&V verstrekt dekbewijzen en deknummers op
vertoon van het bewijs van goedkeuring (zie paragraaf 7 Pdbesch).
Politick-bestuurlijke controle
Ministeriele richt- De minister van L&V kan de commissie richtlijnen en aanwijzingen
li jnen en aan- geven (eigen opgave).
wi jzingen
Rechtsbescherminq
Beroep op commissie Van de afkeuring van een hengst voor de dekklng van merries
van beroep staat beroep open bij een ter zake bevoegde commissie van
beroep (art. 19 Pdw).
Door de Kroon worden commissies van beroep ingesteld naar
gelang daaraan behoefte bestaat (art. 21 Pdw). Er bestaan drie
commissies van beroep, namelijk een voor hengsten van het type
trekpaard, een voor hengsten van het type landbouwtuigpaard en
een voor hengsten van andere typen (art. 9 Pdb).

Geen rechtsper-
soonli j kheid
Individuele
vergoedingen
Kosten keuring
amens st el ling
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
L&V I .3
Adres/tele foon
Instelling
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
a. De commissieleden ontvangen:
a. vergoeding van reis- en verblijfkosten volgens de tweede
klasse van het Reisbesluit 1971 (Stb. 1970, 602);
b. voor zover zij niet zijn Rijksambtenaren een vacatiegeld
van f 65,-- per dag of een gedeelte daarvan (art. 18
Pdbesch) .
b. De minister regelt de vergoeding der aan de keuring verbonden
kosten (art. 18 jo. art. 16 Pdw).
Feitelijke gegevens
Voorzitter-lid
ir. W.G. Blauwhof (plv.: ir. H. Eikelboom).
Leden-deskundigen m.b.t. het type trekpaard
drs. J.H.G. Geurts (dierenarts) (plv.: drs. A. Snijders), A.E.
Bens (plv.: A. Jaspers).
Leden-deskundigen m.b.t. het type landbouwtuigpaard
drs. P. den Hartog (dierenarts) (plv.: drs. A.W. Groenwoud),
S.R. Mellema (plv.: C.A. van der Willigen).
Leden-deskundigen m.b.t. andere typen
drs. P.G. Giskes (dierenarts) (plv. drs. P. Eenhoorn),
D.J. Mellema (plv.: W.A. Storm de Grave)
Administratieve ondersteuning wordt verleend door ir. P.
Hoogschagen, ambtenaar bi j L&V.
Uitgaven ten laste van de begroting van L&V (niet apart begroot).
Vacatiegelden en onkostenvergoedingen: f f 500,--.
Nooit jaarverslag uitgebracht.
Opmerkingen
Geen .
COMMISSIE VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE RASSENLIJST VOOR LAND-
BOUWGEWASSEN, VOOR ZOVER DEZE EEN BINDEND KARAKTER HEEFT
RIVRO, Nieuwe Wageningseweg 1, Bennekom (Postbus 32, 6700 AA
Wageningen)/(08370) 19056.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld bij wet van 6 oktober 1966 (Stb. 455), ondertekend
door de minister van L&V (~aaizaad- en plantgoedwet) (I1Zz-
PW" ) .

Oprichting
Regelingen
Bijhouden aanbeve-
lende rassenlijst
landbouwgewassen
Opgericht bij AMvB van 10 mei 1967 (Stb. 269) (Besluit
aanbevelende rassenlijst landbouwgewassen) (I1Barl1l).
- zz-pgw.
- Barl.
- Besluit bindende rassenlijst landbouwgewassen; KB van 13
december 1971 (Stb. 758) (I1Bbrl1').
- Beschikking inrichting rassenlijst 'landb~uw~ewassen; MB van
18 mei 1967 (Stcrt. 98) (llBirlll).
~oelstellingen en taken
a. Bijhouden van een lijst van landbouwgewassen, waarvan de
teelt in Nederland van belang geacht wordt.
Op deze lijst worden de hoedanigheden en andere gegevens van
landbouwgewassen vermeld, waaromtrent voorlichting door de
comrnissie van belang geacht wordt (art. 73 en art. 74 Zz-
pgw; Barl en Birl).
Bijhouden bindende b. Voor bepaalde landbouwgewassen kan bij AMvB bepaald worden
rassenlijst land- dat de rassenlijst een bindend karakter heeft; dat wil
bouwgewassen zeggen dat in dat geval slechts teeltmateriaal van zoln ras
verhandeld mag worden, indien dat ras op de rassenlijst
vermeld staat.
De rassenlijst heeft een bindend karakter voor rassen van
bieten, groenvoedergewassen, granen, aardappelen, alsmede
van oliehoudende planten en vezelgewassen. Een belangrijke
uitzondering op deze regel is dat de rassenlijst zijn
bindend karakter verliest indien het betreft rassen van
bovengenoemde gewassen, welke staat op de Gemeenschappelijke
rassenlijst voor landbouwgewassen van de Europese Gemeen-
schappen. Met betrekking tot het zaaizaad en pootgoed van de
rassen, ingeschreven in deze Gemeenschappelijke rassenlijst,
moeten de Lid-Staten van de EG alle handelsbeperkingen
opheffen (zie art. 83, eerste lid, Zz-pgw, het Bbrl en de
Richtlijn van de Raad der EG van 29 september 1980, Pb.no. L
225).
Advisering minister c. De conunissie adviseert de minister bij toepassing van regels
der Zz-pgw (art. 82 Zz-pgw) .
Juridisch bindend
karakter van ras-
senlijst voor be-
paalde landbouw-
gewassen d.m.v.
een AMvB
Bevoegdheden
a. Bij AMvB kan ten aanzien van een landbouwgewas, waarvan
uitsluitend teeltmateriaal van daartoe behorende in het
Nederlandse Rassenregister ingeschreven rassen in het
verkeer gebracht, verder verhandeld en uitgevoerd mag worden,
worden bepaald, dat daarvan uitsluitend teeltmateriaal van
rassen of andere groepen van planten, welke op de rassen-
lijst zijn geplaatst, in het verkeer gebracht, verder ver-
handeld en uitgevoerd mogen worden (art. 83, eerste lid, jo.
art. 81, eerste lid, Zz-pgw).
De AMvB welke dient ter uitvoering van bovenstaande
wettelijke bepaling is het Bbrl (zie art. 1 en art. 2 Bbrl
jo art. 1, eerste lid, Richtlijn Raad der EG van 29
september 1970, Pb.no. L 225).

laa at sing op de
rassenlijst
Toetsingscriteria
amens st el ling
en benoeming
(Doen) instellen
van onderzoek
Horen betrokkenen
Mededeling motive-
ring beslissing aan
verzoekerfielang-
hebbende
b. De plaatsing op en de rubricering in de rassenlijst, alsmede
de wijziging van de rubricering en de afvoering van de
rassenlijst geschieden ambtshalve door de commissie (art-
75, eerste lid, Zz-pgw).
De plaatsing op de rassenlijst kan echter ook op verzoek
geschieden. Dit verzoek moet dan afkomstig zijn van de
houder van het kwekersrecht of van de kweker van een
ingeschreven ras, waarvoor geen kwekersrecht is verleend
(art. 76, eerste lid, Zz-pgw). Op verzoek kan een ras 00k
onder een andere rubriek geplaatst worden, inden het is
gerubriceerd bij "uitsluitend voor uitvoer bestemd" (art.
76, tweede lid, Zz-pgw) .
De commissie gaat slechts tot plaatsing op de rassenlijst
over, wanneer uit deskundig onderzoek blijkt dat voldaan is
aan sommige bepalingen met betrekking tot minimum-elsen en
kenmerken voor het rassenonderzoek van landbouwgewassen van
EG-Richtlijnen (zie art. 3a Birl).
Samenstelling en benoeminq
De Commissie voor de Samenstelling van de Rassenlijst van
Landbouwgewassen bestaat uit een voorzitter, een lid en een
lid-secretaris en is gevestigd te Wageningen. De minister van
L&V benoemt de leden en kan plaatsvervangende leden benoemen
(art. 2, tweede lid, Barl).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Alvorens (ambtshalve) tot plaatsing en rubricering, tot
wijziging van de rubricering dan we1 tot afvoering over te
gaan, stelt de commissie een deskundig onderzoek in of doet
deze dit instellen (art. 75, tweede lid, Zz-pgw).
Alvorens op een verzoek tot plaatsing op de rassenlijst of
tot wijziging van de rubricering van het ras te beslissen,
stelt de commissie daaromtrent een deskundig onderzoek in of
doet dit instellen (art. 76, derde lid, Zz-pgw).
De commissie gaat niet (ambtshalve) tot plaatsing op de
rassenlijst, tot overplaatsing in de rubriek "uitsluitend
voor uitvoer bestemdff dan we1 tot afvoering van de rassen-
lijst over dan na de houder van het kwekersrecht, de toe-
gelaten instandhouder of de kweker van een ingeschreven ras,
waarvoor geen recht is verleend, gehoord althans behoorlijk
opgeroepen te hebben (art. 75, derde lid, Zz-pgw).
De commissie gaat niet tot afwijzing van een verzoek tot
plaatsing op de rassenlijst of tot wijziging van de
rubricering van het ras over dan na de verzoeker gehoord,
althans behoorlijk opgeroepen te hebben (art. 76, vierde
lid, Zz-pgw).
De commissie doet desverlangd aan degene, die een verzoek
tot plaatsing op de rassenlijst of tot rubriekwijziging
heeft ingediend, schriftelijk mededeling van de gronden,
welke haar geleid hebben tot niet-toewijzing van het ver-
zoek. Op verzoek van iedere belanghebbende doet de commissie
schriftelijk mededeling van de gronden, welke haar ertoe
geleid hebben een ras of een andere groep van planten af te

Publikatie rassen-
lijst
Ambtshalve wi jzi-
gingen in rassen-
lijst door minister
Bezwaar bi j
minister
Geen rechtsper-
soonli j kheid
Geen financiele
bepalingen
Samenstelling
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
voeren van de rassenlijst of te plaatsen in de rubriek
lluit~luitend voor uitvoer bestemdl' (art. 77,'eerste en
tweede lid, zz-pgw) .
De commissie draagt zorg voor een jaarlijkse uitgave van
de rassenlijst. Deze rassenlijst wordt tegen betaling van de
geldende prijs algemeen verkrijgbaar gesteld bij de boekhandel
of na schriftelijk verzoek bij het Instituut voor
Rassenonderzoek van Landbouwgewassen te Bennekom (art. 5
Birl).
De publikatie van de rassenlijst geschiedt door bekendmaking
in de Nederlandse Staatscourant van de door de commissie op
verzoek of ambtshalve genomen beslissingen, houdende de
benamingen van de rassen of groepen van planten, alsmede de
daarbij behorende rubriceringen, of door een jaarlijkse
uitgave van de rassenlijst. De publikatie vermeldt tevens de
wijze, waarop nadere inlichtingen over de hoedanigheden en
andere gegevens van het ras of groepen van planten verkregen
kunnen worden, voordat de eerstvolgende uitgave van de
rassenlijst verschijnt (art. 4 Birl).
Politick-bestuurlijke controle
De minister kan ambtshalve wijzigingen in de rassenlijst doen
aanbrengen (art. 78, derde lid, Zz-pgw).
Rechtsbescherminq
De verzoeker of de belanghebbende, die een mededeling met de
gronden van een besluit met betrekking tot plaatsing op de
rassenlijst heeft ontvangen, kan zich binnen een maand na
dagtekening daarvan tot de minister van L&V richten bij een met
redenen omkleed bezwaarschrift. De minister beslist of en, zo
ja, welke wijzigingen in verband met het bezwaarschrift in de
rassenlijst zullen worden aangebracht (art. 78, eerste en
tweede lid, Zz-pgw).
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Feitelij ke gegevens
Leden
Prof.dr.ir. J. Sneep (voorzitter), ir. H Vos (secretaris),
dr.ir. D.A. van der Zaag.
Administratieve ondersteuning wordt verleend door het Rijks-
instituut voor het Rassenonderzoek van cultuurgewassen (RIVRO)
Uitgaven ten laste van de begroting van het RIVRO.
Geen opgave.
Nooit, jaarverslag uitgebracht.

L&V I .6-5
Adres/telefoon
L&V I. 6-6
Adres/telef oon
Opmerkingen
Geen .
COMMISSIE VAN TOELATING TWEEDE FASE WETENSCHAPPELIJKE STUDIE,
VOOR ZOVER BETREKKING HEBBENDE OP EEN LANDBOUWHOGESCHOOL
= Zie O&W 1.4 =
COMMISSIES WEDERZIJDSE DOORSTROMING HOGER BEROEPSONDERWIJS -
WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS
= Zie O&W 1.6-3 en O&W 1.6-4 =
(BESTUREN van de) CONTROLE-INSTELLINGEN KWALITEIT LANDBOUW-
PRODUKTEN
VERENIGING KWALITEITS-CONTROLE-BUREAU VOOR GROENTE EN FRUIT (KCB)
Groot Hertoginnelaan 9, Is-Gravenhage (Postbus 29736, 2502 LS
Is-Gravenhage)/(070) 469657.
STICHTING NEDERLANDSE BACONCONTROLE (NBC)
Nieuwe Duinweg 26, Is-Gravenhage (Postbus 87936, 2508 DH
Is-Gravenhage)/(070) 552900.
STICHTING BUREAU GEMEDICINEERD VOEDER (BGV)
= in oprichting =
STICHTING SCHARRELEIEREN CONTROLE
Looydijk 67, 3612 BE Tienhoven (U) (~tatutaire zetel is Raalte)/
(03469) 1338.
STICHTING NEDERLANDSE ALGEMENE KEURINGSDIENST VOOR BOOM-
KWEKERIJGEWASSEN (NAKB)
Laan van Meedervoort 144, 2517 BE Is-Gravenhage/(070) 643853.
ALGEMENE INSPECTIEDIENST VAN HET MINISTERIE VAN LANDBOUW EN
VISSERIJ (AID)
Marktstraat 18, Eijgelshoven (Postbus 210, 6470 EE
Eijgelshoven)/(045) 352166.
PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST
Geertjesweg 15, Wageningen (Postbus 9102, 6700 HC Wageningen)/
(08370) 19001.
DIENST DER NEDERLANDSE HARINGCONTROLE
2e Zeesluisdwarsweg 6, 2583 DW 's-Gravenhage/(070) 555795.

Instelling
Instelling en oprichtinq
De bevoegdheden berusten op ten eerste de wet van 4 februari
1938 (Stb. 6001, ondertekend door de minister van EZ (Landbouwuitvoerwet)
("Luw") en ten tweede de wet van 8 april 1971 (Stb.
371), ondertekend door de minister van L&V (Landbouwkwaliteitswet)
( "L~W~~ ) .
De Kroon is bij de Luw en Lkw gemachtigd privaatrechtelijke
rechtspersonen bij AMvB te belasten met de uitoefening van
publiekrechtelijke bevoegdheden; de minister van L&V is op
grond van de Luw bevoegd om bij het ontbreken van een terzake
bevoegde rechtspersoon zelf de bevoegdheidsuitoefening te
regelen onder door de Kroon van toepassing verklaarde
bepalingen van een AMvB, houdende algemene voorwaarden voor de
bevoegdheidsuitoefening (door privaatrechtelijke rechtspersonen).
De acht-bovengenoemde instanties zijn met publiekrechtelijke
bevoegdheidsuitoefening, als hierboven bedoeld, belast.
Lkw .
Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet; KB van 12 juli 1979
(Stb. 455) ("Trb-lkw" ) .
Landbouwkwaliteitsbesluit groenten en fruit; KB van 5
augustus 1977 (Stb. 490) ("Lkb gr+fr1I).
Landbouwkwaliteitsbeschikking keuring groenten en fruit;
MB van 9 september 1977 ("Lkbesch gr+frtl).
Landbouwkwaliteitsbesluit Bacon; KB van 27 februari 1978
(Stb. 111) ("Lkb bac").
Landbouwkwaliteitsbeschikking baconkeuring en -merken; MB
van 28 maart 1978 (Stcrt. 63) ("Lkbesch bac").
Landbouwkwaliteitsbesluit Gemedicineerd Voeder; KB van 20
juni 1978 (Stb. 352) ("Lkb gem.v1I).
Landbouwkwaliteitsbesluit scharreleieren; KB van 19 oktober
1978 (Stb. 636) ("Lkb sch.I1).
Landbouwkwaliteitsbeschikking keuring en tekenen scharrel-
eieren; MB van 20 juni 1979 (Stcrt. 120) (I1Lkbsch sch.I1).
Luw .
Landbouwuitvoerbesluit (Algemene Voorwaarden); KB van 7
februari 1963 (Stb. 67 ) ("Lubtl).
Uitvoercontr6lebesluit Boomkwekerijprodukten; KB van 31 mei
1947 (Stb. H 160) (Wcb bkwpr").
Uitvoercontr6lebeschikking Boomkwekerijprodukten; MB van 24
mei 1949 (Stcrt. 102 ) ('Ucbesch bkwpr1I ) .
Uitvoercontr6lebesluit Bloembollen; KB van 27 juli 1951
(Stb. 329) (Web blb1I).
Bloembollenuitvoerbeschikking; MB van 4 september 1951
(Stcrt. 173 ) ( "Blb~besch~~ ) .
Uitvoercontr6lebesluit Aardappelen; KB van 8 februari 1955
(Stb. 58) (I1Ucb aard1!).
Uitvoercontr6lebeschikking Aardappelen; MB van 19 december
1955 (Stcrt. 246) ("Ucbesch aard1#).

Door toezicht of
keuring kwali-
teitsbevordering
Bevordering goede
verhouding prijs-
kwaliteit
Door toezicht
kwaliteits-
bevordering
- Uitvoercontrolebesluit Haring; KB van 5 mei 1964 (Stb. 149)
( Web bar" ) .
- Uitvoercontrolebeschikking Haring; MB van 21 mei 1964 (Stcrt.
102 ) ( "Ucbesch har" ) .
Doelstellingen en taken
Landbguwkwaiiteitswst
Een controle-instelling moet ten doe1 hebben, door middel van
het uitoefenen van toezicht of van keuring, de goede hoedanig-
heid, sortering, verzorging, verpakking, vorm, afwerking of
aanduiding van een of meer produkten te bevorderen. Zij mag
niet werkzaam zijn met het oogmerk winst te behalen (art. 10,
eerste lid onder a. en onder b., Lkw).
Een controle-instelling welke regels inzake betaling naar
gelang van de kwaliteit van produkten moet uitvoeren, moet
ten doe1 hebben de goede hoedanigheid van ken of meer produkten
door middel van betaling naar gelang van de kwaliteit te
bevorderen. Zij mag niet werkzaam zijn met het oogmerk winst te
behalen (art. 10, tweede lid, eerste gedachtenstreep, art. 10,
eerste lid onder b. , Lkw) .
Een uitvoercontrole-instelling moet ten doe1 hebben, door
middel van het uitoefenen van toezicht, de goede hoedanigheid
en verzorging van een of meer der in de Luv genoemde produkten
te bevorderen; zij mag geen winstoogmerk bezitten (art. 2,
onder a. en b., Lub).
Bevoegdheden
1. L_andbouwkw,al_ite,it-~~et~en-L_andbouwu_itvoe~wet
Bij (AMvB ter uitvoering van bepalingen van de Lkw; art. 1,
eerste lid, ~kw) of U* (AMvB ter uitvoering van bepalingen van
de Luw; art. 1, onder 2, Luw) toe te kennen bevoegdheden:
Toezichtsuitoefening a. In een Ucb kunnen een of meer privaatrechtelijke rechts-
personen worden belast met het toezicht op de naleving van
de bij of krachtens dat besluit gestelde eisen (art. 8 Luw).
In een Lkb kunnen Ben of meer privaatrechtelijke rechts-
personen worden belast met de toezicht op de naleving door
de bij hen aangeslotenen van bij of krachtens dat besluit
gestelde regelen (art. 8, eerste lid, Lkw). In een Lkb kan
worden bepaald dat gedragingen ter zake waarvan bij of
krachtens dat besluit regelen zijn gesteld, uitsluitend zijn
toegestaan aan degenen, die zijn aangesloten bij een
controle-instelling bij het betreffende Lkb aangewezen (art.
9, eerste lid, Lkw).
I

Houden van (toezicht b. In een Lkb c.q. Ucb kunnen ben of meer privaatlrechtelijke
op) keuringen; uit- rechtspersonen worden belast met de keuring van bepaalde
reiken van merken, landbouwprodukten met het oog op de bij of krachtens het
tekenen of bewi js- betreffende Lkb c.q. Ucb gestelde eisen of met het toezicht
stukken op die keuring en kunnen die instellingen bevoegd worden
verklaard tot het uitreiken van merken, tekenen of bewijs-
stukken (art. 8, tweede lid, Lkw; art. 8 Luv).
In een Lkb c.q. Ucb kan worden bepaald, dat controle-
instellingen, welke bevoegd zijn verklaard tot het uitreiken
van merken, tekenen of bewijsstukken, die merken, tekenen of
bewijsstukken slechts mogen uitreiken aan of ten behoeve van
bij hen aangeslotenen (art. 9, tweede lid, Lkw; art. 9,
I
Uitvoering regels
m.b. t. prijs-kwa-
liteitsverhouding
Bij wet vereiste
toepassing van
tuchtmaatregelen
eerste lid, Luw).
c. In een Lkb kunnen een of meer privaatrechtelijke rechts-
personen worden belast met de uitvoering van het bij of
krachtens dat Lkb gestelde regelen inzake de betaling naar
gelang van de kwaliteit van de produkten (art. 8, derde lid,
Lkw) .
Deze drie soorten van bevoegdheden kunnen ook worden uitgeoefend
door andere dan privaatrechtelijke rechtspersonen
( zie onder "Opmerkingengt ) .
d. De statuten van een uitvoercontrole-instelling moeten
bepalen dat niet nakoming door een aangeslotene van enige
verplichting, bij of krachtens het betreffende Ucb opgelegd
of door (het bestuur van) de instelling opgelegd, door het
bestuur of een ander in de statuten aangewezen orgaan der
instelling, kan worden gestraft met:
a. een berisping;
b. een geldboete van maximaal f 10.000,--;
c. plaatsing van het bedrijf van de aangeslotene onder
verscherpt toezicht (art. 4, eerste lid onder a. en b.,
Lub) .
Bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens een Lkb
door aangeslotene bij een controle-instelling kunnen ebn of
meer der volgende maatregelen worden opgelegd:
a. een berisping;
b. een geldboete van maximaal f 10.000,--;
c. het stellen van de aangeslotene onder verscherpte controle
op zijn kosten;
d. openbaamaking van de tuchtbeschikking op kosten van de
aangeslotene (art. 13, eerste lid, Lkw).
De 1andbouwkwaliteitscontrole-instelling kan Ben of meer
tuchtgerechten instellen. Indien de instelling twee of meer
tuchtgerechten instelt, stelt zij tevens een centraal tucht-
gerecht in, waarbij men in beroep kan gaan van een tucht-
beschikking van een tuchtgerecht (zie Trb-lkw).

Bevoegdheden m.b.t.
groente en fruit
Bevoegdheden
m.b.t. bacon
11. vityg~ging-4ap~guy~yg~iteitswet
a. Het Kwaliteits-Controle-Bureau voor Groenten en Fruit:
- is belast met het toezicht op de naleving door de aan-
geslotenen van het bij of krachtens het Lkb gr+fr
bepaalde;
- is belast met de keuring van groenten en fruit bij zijn
aangeslotenen;
- is bevoegd tot het uitreiken van merken, tekenen en
bewijsstukken; uitreiking geschiedt alleen aan aange-
slotenen (art. 10 Lkb gr+fr).
b. De Algemene Inspectiedienst van het ministerie van L&V is
belast met de keuring van groenten en fruit bij invoer in
Nederland (art. 4, eerste lid, Lkbesch gr+fr).
c. De Inspectiedienst geeft namens het Kwaliteits-Controle-
Bureau bewijsstukken af bij zendingen van in het buitenland
geteelde groenten en fruit buiten het verzendgebied (art. 7,
tweede lid, Lkbesch gr+fr).
d. De Stichting Nederlandse Baconcontrole is:
- belast met het toezicht op de naleving door de aange-
slotenen van het bij of krachtens Lkb bac bepaalde;
- belast met de keuring van bacon;
- bevoegd tot het uitreiken van merken; deze uitreiking
geschiedt uitsluitend aan aangeslotenen (art. 9 Lkb bac).
Bevoegheden m.b.t. e. De Stichting Controlebureau Gemedicineerd Voeder is belast
gemedicineerd voeder met het toezicht op de naleving door de bij haar aange-
slotenen van het bij of krachtens het Lkb gem.v. bepaalde
(art. 16, eerste lid, Lkb gem.^.).
Bevoegdheden m.b.t.
scharreleieren
Bevoegdheden m.b.t.
boomkwekeri j -
produkten
f. De Stichting Scharreleierencontrole is
- belast met het toezicht op de naleving door de bij haar
aangeslotenen van de bij of krachtens het Lkb sch
bepaalde;
- belast met de keuring van scharreleieren bij haar aan-
geslotenen;
- bevoegd tot het uitreiken van merken, tekenen en bewijs-
stukken; deze uitreiking geschiedt alleen aan aange-
slotenen ( art. 6 Lkb sch) .
a. De Plantenziektenkundige Dienst is belast:
- met het toezicht op de naleving van de eisen gesteld
ten aanzien van het vrij zijn van ziekten, schadelijke
organisme en aanzienlijke beschadigingen, ten aanzien
van een redelijke kwaliteit in verband met te verwachten
bestemming, voor zover het althans andere boomkwekerij-
produkten betreft dan fruitgewassen en bepaalde nader
door de minister van L&V aan te wijzen laanbomen en ten
aanzien van een redelijke verpakking;

Bevoegdheden m.b.t. c. De
bloembollen -
Bevoegdheden m.b.t. d. De
aardappelen -
Bevoegdheden m.b.t. e. De
haring -
Verplichte toela-
ting als aange-
slotene
Bestuurssamen-
stelling
- met de keuring ten aanzien van bovengenoemde eisen;
- met de afgifte van geleidebiljetten ten bewijze van het
feit dat het betreffende boomkwekerijprodukt aan keuring
onderworpen is geweest en daarbij is goedgekeurd (art. 6
Ucb bkwpr ) .
b. De Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor Boomkwekeri
jgewassen:
is belast met het toezicht op de naleving van de eisen
gesteld met het oog de rasechtheid en met het oog op een
redelijke kwaliteit in verband met te verwachten bestemming,
voor zover het althans fruitgewassen en bepaalde
door de minister van L&V aan te wijzen laanbomen betreft;
is belast met de keuring t.a.v. bovengenoemde eisen;
is bevoegd tot het uitreiken van merken, tekenen en
bewijsstukken, waarbij uitreiking slechts mag geschieden
aan of ten behoeve van bij de Stichting aangeslotenen
(art. 7 Ucb bkwpr).
Plantenziektenkundige Dienst is belast:
met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens
het Ucb blb gestelde eisen;
met de keuring met het oog op bovengenoemde eisen;
met de afgifte van bewijsstukken (art. 6 Ucb blb).
Plantenziektenkundige Dienst is belast:
met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens
het Ucb aard gestelde eisen;
met de keuring met het oog op bovengenoemde eisen;
met de afgifte van bewijsstukken (art. 6 Ucb aard).
Dienst der Nederlandse Haringcontrole is belast met:
het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de
verordeningen van het Produktschap voor Vis en Vis-
produkten vastgestelde eisen en regelen en van voor-
schriften gegeven bij vrijstelling of ontheffing van die
eisen en regelen;
de keuring met het oog op bovengenoemde eisen en regelen;
de afgifte van merken, tekenen en bewijsstukken (art. 10
Ucb har) .
Lidmaatschap: samenstelling en benoeminq
De controle-instelling moet ieder als aangeslotenen toelaten,
die haar schriftelijk de wens te kunnen geeft zich overeen-
komstig het in de statuten bepaalde aan haar toezicht te onder-
werpen (art. 10, eerste lid onder c., Lkw; art. 2, onder c.,
Lub) .
Een controle-instelling moet door de samenstelling van haar
bestuur een algemeen de belanghebbenden vertegenwoordigend
karakter hebben (art. 10, eerste lid onder d., Lkw; art. 2,
aanhef onder d., Lub).

Benoeming voorzit-.
ter en directeur
Onderzoeksbe-
voegdheden
Geheimhoudingsplicht
Vaststelling keu-
ringsreglement
Vaststelling regle-
ment voor tucht-
rechtspraak
vaststelling regle-
ment(en) ter uit-
voering regels m.b.t.
prijskwaliteits-
verhouding
Publikatie statu-
ten, reglementen
en retributie-
regelingen
De minister van L&V benoemt de voorzitter van het bestuur van
de controle-instelling (art. 12, eerste lid, Lkw; art. 2,
aanhef onder i., Lub). De benoeming van een directeur van een
controle-instelling behoeft de goedkeuring van de minister van
L&V (,art. 12, tweede lid, Lkw; art. 2, onder j., Lub).
Bovenstaande vereisten gelden niet wanneer het een departemen-
tale dienst betreft; de genoemde diensten maken deel uit van
het ministerie van L&V; het betreft hier dus vormen van
deconcentratie.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Door de minister van L&V daartoe aangewezen personen,
in dienst van een corkrole-instelling zijn bevoegd voer-
tuigen en andere plaatsen, waar landbouwprodukten aanwezig
zijn, waarop het betreffende Lkb c.q. Ucb betrekking heeft,
aan een onderzoek te onderwerpen en monsters te nemen van
die produkten .
De houder der produkten is verplicht de van hem gevorderde
medewerking te verlenen. Komt de houder deze verplichting
niet na, dan kan op zijn kosten en op zijn risico in het
nodige worden voorzien (art. 15, derde lid, Lkw; art. 9,
tweede lid, Luw).
b. De voorzitter, de overige bestuursleden en het personeel van
de controle-instelling, alsmede de met de uitoefening van
het tuchtrecht belaste personen, zijn verplicht tot geheim-
houding van alles, wat zij in verband met de uitoefening van
hun functie omtrent persoonlijke en zakelijke omstandigheden
van een aangeslotene ervaren (art. 16 Lkw, art. 2, onder k.,
Lub) .
c. De controle-instelling moet, indien bij of krachtens een
Lkb c.q. Ucb een keuring is voorgeschreven, een reglement
vaststellen betreffende het verloop van de keuring en van
het uitreiken van merken, tekenen en bewijsstukken, indien
de instelling daartoe bevoegd verklaard is (art. 10, eerste
lid, onder e., Lkw; art. 2, onder e., Lub).
d. De controle-instellingen stellen een reglement voor de
tuchtrechtspraak vast (art. 13, derde lid, Lkw; art. 4,
tweede lid, Lub). De kwaliteitscontrole-instellingen nemen
bij de vaststelling van dit reglement de bepalingen van het
Trb-lkw in acht (art. 13, derde lid, Lkw).
e. Een kwaliteitscontrole-instelling die belast is met de
uitvoering van de bij of krachtens een Lkb gestelde regelen
inzake betaling naar gelang van de kwaliteit van produkten,
stelt een of meer reglementen vast welke een goede
uitvoering van die regelen waarborgen (art. 10, tweede lid
onder tweede gedachtenstreep, Lkw).
f. De statuten en reglementen van de kwaliteitscontrole-
instellingen alsmede wijzigingen daarvan, en de retributie-
regelingen van die instellingen worden door de zorg van de
minister van L&v bekendgemaakt in de Staatscourant (art. 10,
derde lid, en art. 11, tweede lid, Lkw).

Ri j kstoezicht
vanwege
minister
van L&V
Ambtenaren bi j
bestuursverga-
deringen
Goedkeuring statu-
ten en reglementen
Goedkeuring benoe-
ming directeur
Intrekking be-
voegdheden
Politick-bestuurlijke controle
a. Op een controle-instelling wordt rijkstoezicht uitgeoefend
vanwege de minister van L&V volgens door deze vast te
stellen regelen. De controle-instelling is verplicht ten
behoeve van het welslagen daarvan alle inlichtingen te
verstrekken en alle medewerking te verlenen (art. 12, vierde
lid, Lkw; art. 2, onder f., Lub).
Voor de kwaliteitscontrole-instellingen zijn de volgende
toezichtsregels vastgesteld.
Het toezicht is gericht op een juiste taakvervulling, het
naar behoren functioneren van de instelling en haar onder-
delen, een verantwoord adminlstratief en financieel beheer
en het naar behoren functioneren van het tuchtrechtelijk
stelsel. Het toezicht omvat mede het toezicht op de naleving
door de instelling van haar statuten en reglementen.
De controle-instelling is verplicht aan de door de minister
van L&V met het toezicht belaste ambtenaren alle nodige
mededelingen en inlichtingen te verstrekken, aan deze
ambtenaren alle stukken bestemd voor het (dagelijks) bestuur
toe te zenden, en jaarlijks verslag te doen aan de minister
over haar werkzaamheden.
De ambtenaren.van het rijkstoezicht kunnen verzoeken dat de
instelling hun inzage geeft in uit te sturen stukken, dan
we1 overleg pleegt over zodanige stukken of andere te nemen
besluiten (art. 1, art. 3, en art. 4, eerste lid, MB van 15
augustus 1977 (Stcrt. 159)).
Voor de uitvoercontrole-instellingen is bepaald dat het
financieel.beheer van de instelling moet geschieden onder
toezicht van de minister van L&V. Onder dat beheer wordt
begrepen de vaststelling van een tarief voor de kosten van
de controle, de regeling van de wijze van inning van die
.kosten en het eisen van zekerheidstelling door de aange-
slotenen voor de juiste naleving van de uit de wet voort-
vloeiende verplichtingen (art. 2, onder h., Lub).
b. De door de minister van L&V aan te wijzen ambtenaren hebben
recht van toegang tot de vergaderingen van het bestuur van
een instelling. Zij hebben daarin een raadgevende stem (art.
12, derde lid, Lkw; art. 2, onder m., Luw).
c. De statuten en reglementen van de uitvoercontrole-
instellingen, waaronder de reglementen voor de tuchtrecht-
spraak, alsmede wijzigingen en aanvullingen van deze
statuten en reglementen behoeven de goedkeuring van de
minister van LhV (art. 2, onder g., en art. 4, tweede lid,
Lub) .
d. De statuten en de reglementen van de kwaliteitscontrole-
instellingen, alsmede wijzigingen daarvan behoeven de goed-
keuring van de minister van L&V en de ministers, wie het
mede aangaat, te zamen (art. 10, derde lid, Lkw). Het tucht-
reglement van een kwaliteitscontrole-instelling behoeft de
goedkeuring van de ministers van L&V en van Just. (art. 2
Trb-lkw) .
e. De benoeming van een directeur van een controle-instelling
behoeft de goedkeuring van de minister van L&V (art. 12,
derde lid, Lkw; art. 2, onder j., Lub).
f. Art. 12, eerste lid, Luw vermeldt met name de mogelijkheid
dat de Kroon de bevoegdverklaring van een rechtspersoon
schorst of intrekt.

Goedkeuring bestem-
ming opbrengsten
geldboetes
Maken van bezwaar
Beroep op CBB
Eventueel beroep
op centraal
tuchtgerecht
Beroep op CBB
g. Art. 8 Ucb bkwpr vermeldt dat de Kroon zich de bevoegdheid
voorbehoudt de opdracht en de bevoegdverklaring van de in
dat Ucb genoemde stichting in te trekken, indien die
stichting aan een of meer der in het ~ ub gestelde eisen,
voor zover op haar van toepassing, niet meer voldoet of op
enigerlei wijze in strijd handelt met de belangen van de
uitvoercontroleregeling voor boomkwekerijprodukten.
h. De controle-instellingen geven aan de opbrengsten van de
geldboetes een bijzondere bestemming, welke de goedkeuring
van de minister van L&V behoeft (art. 13, tweede lid, Lkw).
Rechtsbescherminq
I. @ndbouwkwaliteitswet
A. Rechtsbescherming m.b.t. andere dan tnchtrechtelijke
besluiten.
a. Een kwaliteitscontrole-instelling, die bevoegd is tot het
keuren van prodnkten en tot het uitreiken van merken,
tekenen en bewijsstukken, moet in het keuringsreglement
regelen stellen inzake het maken van bezwaar tegen bij de
keuring genomen beslissingen (art. 10, eerste lid onder
3., Lkw). Een kwaliteitscontrole-instelling, die belast
is met de uitvoering van regelen inzake de betaling van
produkten naar geland van de kwaliteit, moet in haar
reglementen regels stellen inzake het maken van bezwaar
tegen andere besluiten dan algemeen geldende voor-
schriften van een der organen van de controle-instelling
(art. 10, tweede lid onder tweede gedachtenstreep, Lkw).
b. Indien aan een kwaliteitscontrole-instelling bij een Lkb
bevoegdheden zouden worden toebedeeld tot verlening,
weigering of intrekking van een vergunning of ontheffing,
dan kan degene, die door een daarop betrekking hebbend
besluit rechtstreeks in zijn belang is getroffen, beroep
instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfs-
leven (art. 14, eerste lid, jo. art. 3 Lkw).
B. Rechtsbescherming m.b.t. tuchtrechtelijke besluiten.
c. Indien er een centraal tuchtgerecht aanwezig is kan men
beroep instellen bij dit centraal tuchtgerecht van de
tuchtbeschikking in eerste aanleg (art. 21, eerste lid,
jo. art. 3, tweede lid, Trb-lkw).
d. Van een tuchtbeschikking van een (centraal) tuchtgerecht
kan men beroep instellen bij het College van Beroep voor
het bedrijfsleven (art. 13, tweede lid, Lkw; art. 22
Trb-lkw).

Algemene voor-
schriften
Beroep op Raad van
Beroep voor de uit-
voercontrole-
instellingen
Rechtsbescherming
m.b.t. boomkwekerij-
produkten
Rechtsbescherming
m.b.t. bloembollen
A. Regels in Luw en Lub.
a. De Algemene Voorwaarden houden voorschriften in nopens
het beroep van de beslissingen van de uitvoercontrole-
instellingen (art. 10, onder a., Luw).
b. Een uitvoercontrole-instelling moet in haar keurings-
reglement regelen stellen inzake het beroep van bij de
keuring genomen beslissingen (art. 2, onder e., Lub).
c. De statuten van een uitvoercontrole-instelling moeten
bepalen dat van de besluiten tot het nemen van een tucht-
maatregel beroep open staat bij de raad van beroep voor
de uitvoercontrole-instellingen, welk college alsdan
uitspraak zal doen bij wijze van bindend advies (art. 4,
eerste lid onder c., Lub).
Er is een raad van beroep voor de uitvoercontrole-
instellingen, welke bestaat uit drie leden en ten hoogste
evenveel plaatsvervangers, alsmede een nader door de
minister van L&V te bepalen aantal deskundige bijzitters.
Deze personen mogen geen deel uitinaken van het bestuur of
personeel van een uitvoercontrole-instelling. De leden en
hun plaatsvervangers worden benoemd door de minister van
L&V; deze wijst een der leden aan als voorzitter. De
deskundige bijzitters worden benoemd door de minister,
ieder op voorstel van het bestuur der uitvoercontrole-
instelling, op welker gebied hij geacht wordt deskundig
te zijn (art. 5, eerste t/m vierde lid, Lub). De raad van
beroep oordeelt met vijf leden, van wie twee deskundige
bijzitters (art. 6 Lub).
B. Regels in uitvoercontrolebeschikkingen (MB ter uitvoering
het Ucb)
d. Van de beslissingen betreffende de keuring, de afgifte
van geleidebiljetten en de intrekking daarvan staat de
belanghebbenden beroep open bij de Raad van Beroep
Uitvoer Boomkwekerijprodukten (art. 9a, eerste lid,
Ubesch bkwpr) .
Bovengenoemde raad van beroep bestaat uit een voorzitter
en vier leden. De minister van L&V benoemt de voorzitter
en de leden en kan op voordracht van de voorzitter
adviserende leden benoemen (art. 9, eerste en tweede lid,
Ucb bkwpr ) .
e. Van de beslissingen betreffende de keuring, de afgifte
van geleidebiljetten en de intrekking daarvan staat de
belanghebbenden beroep open bij de Raad van Beroep
Uitvoer Bloembollen (art. 8a, eerste lid, Blubesch).
Deze raad van beroep bestaat uit:
a. een voorzitter;
b. twee leden deskundig op het gebied van hyacinthen;
c. twee leden deskundig op het gebied van tulpen;
d. twee leden deskundig op het gebied van narcissen;
e. twee leden deskundig op het gebied van bijgoed.
De minister van L&V benoemt de voorzitter en de leden en
kan op voorstel van de voorzitter adviserende leden
benoemen (art. 8, eerste t/m derde lid, Blubesch).

Rechtsbescherming
m.b.t. aardappelen
Rechtsbescherming
m.b.t. haring
Een vereniging en
vier stichtingen
Drie departementale
diensten
Kostenverhaal
L&V I .6-1
Samenstelling
bestuur
f. Er zijn geen regels in uitvoeringsbesluiten ten aanzien
van rechtsbescherming met betrekking tot aardappelen.
g. Indien een exporteur van haringen meent, dat ten onrechte
geen certificaat is afgegeven, kan hij beroep tegen de
desbetreffende keuringsbeslissing instellen (art. 5a,
eerste lid, Ucbesch har).
Elke herkeuring geschiedt door een uit drie leden
bestaande herkeuringscomrnissie, welke met inachtneming
van het onderstaande is samengesteld.
ECn lid van de commissie is een door het hoofd van de
controledienst aangewezen controleur van die dienst, die
niet mag zijn degene, die de partij gekeurd heeft. De
overige twee leden der commissie worden door de voor-
zitter van het Produktschap voor Vis en Visprodukten
aangewezen uit een door de Directeur-generaal van de
Voedselvoorziening en de Visserijen in overleg met
genoemde produktschap vast te stellen lijst van des-
kundigen (art. 5c, tweede en derde lid, Ucbesch har).
Rechtspersoonlijkheid
De controle-instellingen L&V 1.6-1 t/m L&V 1.6-5 zijn rechts-
personen in de zin van Boek 2 BW.
De onder L&V 1.6-6 t/m L&V 1.6-8 genoemde controle-instellingen
zijn departementale diensten zonder eigen rechtspersoonlijkheid.
Financien
Een kwaliteitscontrole-instelling kan bedragen vaststellen voor
de kosten van toezicht, keuring en indien zij is een kwaliteits-
controle-instelling belast met de uitvoering van regels inzake
betaling naar gelang van de kwaliteit van produkten, voor de
kosten van die uitvoering (art. 11, eerste lid, Lkw).
De Algemene Voorwaarden houden voorschriften in nopens de
berekening en het verhaal van de bij de keuring, beroep of
anderszins bij de toepassing van de Luw te maken kosten (art.
10, onder b., Luw).
Onder het financieel beheer van een uitvoercontrole-instelling
wordt mede begrepen de vaststelling van een tarief voor de .
kosten van de controle, de regeling van de wijze van inning
dier kosten en het eisen van een zekerheidstelling door de
aangeslotenen voor de juiste naleving van de uit de wet voort-
vloeiende verplichtingen (art. 2, onder h., Lub).
Departementale diensten kunnen ook bepaalde bedragen heffen als
tarief voor de keuringskosten (zie bv. art. 9, tweede lid, Ucb
bkwpr en art. 11 Ucb har).
Feitelijke gegevens
KCB
Leden
ir. W. van Soest (voorzitter), ir. C.J.J. Hooijman (secretaris),
E.H. Bukman (Centraal Bureau Tuinbouwveilingen), mr. J.W.H. '
Huijts (Centraal Bureau Tuinbouwveilingen), M.H. Dekker
(Centraal Bureau Tuinbouwveilingen), P.M. van Veldhoven
(Centraal Bureau Tuinbouwveilingen), N.J.J. Costongs (Centraal
Bureau Tuinbouwveilingen), B.P. Velema (C.B.L., Centraal Belang
Federatie Ned. Bonden Aard., gr. + fruit), B. v.d. Eijkel (Alg.
Ned. Bond van Binnenlandse Groothandelaren), P. Lub (~lg. Ned.
Bond Gr.- en Fr.-exporteurs), J. Mol (Alg. Ned. Bond Gr.- en

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
L&V I .6-2
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
L&V 1.6-4
Samenstelling
bestuur
Fr.-exporteurs), M.L. Polak (Alg. Ned. Bond Gr.- en Fr.-
exporteurs) A. Jansen (Centrale landbouworganisaties), N.J.
v.d. We1 (Ned. Bond van Verzendhandelaren in gr. en fr.).
Adv. leden
ing. M.J. Zijp (L&V), mr. B. Verwaayen (L&V), drs. M. van It
Riet (Produktschap Groenten en Fruit).
141 personen, waarvan 125 in de buitendienst, in dienst van het
KCB .
Uitgaven ten laste van:
a. L&V (50%);
b. Produktschap Groenten en Fruit (50%).
Apparaatskosten: f 10.508.000,--.
NBC
Leden
ir. E.F. Geesink (voorzitter), J.J. Koch (Produktschap voor Vee
en Vlees), E.J. Mink (Vereniging van Nederlandse Bacon-
fabrikanten), A.Th.M. van der Laan (Vereniging van Nederlandse
Baconfabrikanten), ir. L.P. Arendz (Vereniging van Nederlandse
Baconfabrikanten).
Adv. leden
drs. J.M.P. den Hartog (rijkstoezichthouder; Veterinaire
Dienst), mr. B. Verwayen (L&V), ir. H.J. Heier (alg. secretaris).
Waarnemers
B.T. Ebelo (inspecteur NBC).
2 medewerkers, in dienst van de Vereniging voor de Nederlandse
Vleeswarenindustrie.
Uitgaven ten laste van:
a. L&V (47,4%);
b. bij de NBC aangesloten ondernemingen (47,4%);
c. inkomen uit eigen vermogen (5,2%).
- Apparaatskosten : f 299.700,--
- Verstrekkingen : f 7.900,--.
Nooit jaarverslag uitgebracht.
STICHTING SCHARRELEI-CONTROLE
Leden
J. van Noord (voorzitter; L&V), mevr. C.M. van Vosten (vicevoorzitter;
"Rechten voor a1 wat leeft"), M. van Zuuren
(Vereniging tot Bescherming van D tieren), H.H. Knoop (Bedrij f-
schap Groothandel Eieren), J.J.M. Bokx (Landbouwschap), M. Mijs
(Produktschap Pluimvee en Eieren) , W. van Schaik (Bedrijfschap
Melk en Zuivel).

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
L&V I .6-5
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Alleen in Luw regels
t.a.v. bevoegdheids-
uitoefening door
andere dan particu-
liere organisaties
Adv. leden
J.H. Pak (directeur/secretaris), J.T.M. ~endrickx (L&V), W.
Vogel, B. Verwaayen (L&V).
Geen opgave.
Uitgaven worden uit heffingen gedekt.
Apparaatskosten: f 105.000,--.
NAKB
Leden
ir. W. van Soest (voorzitter), J.M. Rulkens (onder-voorzitter),
J. Burger, C.H. Leys, J.Th. Veltmans, P.W.F.M. Dictus, P.M. van
't Westeinde, W.C. de Jong, G. Peterse, S. Heijkamp, J.A.
Somers, J.H. Grootendorst (Bond van plantenhandelaren), J.A.M.
Musters (Nederlandse Fruittelersorganisatie), A. v.d. Broek
(Ned. Ver. van Hoofden van Gemeentelijke Beplantingen).
Adv. leden
ir. J.A. v.d. Berg (Consulentschap voor de Tuinbouw), ir. W.J.
Bosch (Proefstation voor de Boomkwekerij), ir. C. Dorsman
(Instituut voor Verdeling van Tuinbouwgewassen), ir. R.K. Elema
(Proefstation voor de Fruitteelt), ir. A.J. van der Poel (Rijks-
instituut voor onderzoek in de Bos- en Landschapsbouw "De
Dorschkamp"), ir. A. Groot (Nederlandse Fruittelers Organisatie),
J.M. Oldenhof (Nederlandse Bond van Boomkwekers).
Waarnemers
ir. P. Kleijburg (rijkstoezichthouder; L&V), ing. M.J. Zijp
(rijkstoezichthouder; L&V).
5 medewerkers, in dienst van de NAKB.
Keuringsuitgaven ten laste van:
a. L&V (50%);
b. aangesloten bedrijfsleven (50%).
Apparaatskosten + keuringskosten: f 2.000.000,--.
Opmerkingen
De Luw bepaalt ten aanzien van de inschakeling van departemen-
tale diensten bij de uitoefening van boven besproken bevoegd-
heden: "Indien in een uitvoercontrolebesluit geen rechtspersoon,
als bovenbedoeld, is bevoegd verklaard of indien door de Kroon
tot schorsing of intrekking van een zodanige verklaring is
besloten, bepalen wij in die gevallen welke artikelen 'der
Algemene Voorwaarden van overeenkomstige toepassing zullen
zijn. In de gevallen, als in vorige volzin bedoeld, regelt de
minister, met inachtneming van de toepasselijk verklaarde

Instelling en
oprichting
Regel ingen
artikelen der Algemene Voorwaarden, de verschillende bevoegdheden,
welke anders aan een rechtspersoon zouden zijn toevertr~uwd~~
(art. 12 Luw).
De Lkw bevat geen bepalingen ten aanzien van de inschakeling
van departementale diensten bij de publiekrechtelijke bevoegd-
heidsuitoefening. We1 stelt men in de MvT:
I1Uiteraard is de toepassing van art. 8 Lkw - handelende over
inschakeling van privaatrechtelijke rechtspersonen, schr. -
afhankelijk van het bestaan van een of meer aan de eisen
voldoende controle-instellingen. Bij het ontbreken daarvan zijn
preventief toezicht en keuring van overheidswege mogelijk. In
beide gevallen, alsook a fortiori bij afwezigheid van iedere
voorafgaande controle, zal repressief toezicht worden uitgeoefend
door de daartoe aangewezen ~psporingsambtenaren~~ (MvT
bij art. 8 Lkw).
EXAMINERING BINNEN ONDERWIJSINSTELLINGEN/COMMISSIES VOOR
STAATSEXAMENS (EXAMINATOREN), VOOR ZOVERBETREKKING HEBBENDE
OP HET LANDBOUWONDERWIJS
GRONDKAMER
Er zijn elf grondkamers, een in iedere provincie. Adressen en
telefoonnummers staan vermeld onder "Feiteli jke gegevensl#.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 23 januari 1958 (Stb. 37),
onde-rtekend door de minister van Just., van Landbouw, Visserij
en Voedselvoorziening en van Fin. (Pachtwet) (I1Pwl1).
In het leven geroepen bij KB van 20 maart 1958, no. 21 (Stcrt.
65) ("KB").
- Pw, laatstelijk gewijzigd bij wet van 19 oktober 1977 (Stb.
578).
- KB.
- Ruilverkavelingswet; wet van 3 november 1954 (Stb. 510)
("Rvkw" ) .
- Reglement voor de grondkamers en de Centrale Grondkamers; KB
van 19 april 1958 (Stb. 193), laatstelijk gewijzigd bij KB
van 10 mei 1978 (Stb. 286) (llReglll).
Doelstellingen en taken.
Bevordering tot- De totstandkoming van redelijke pachtprijzen en van landbouw-
standkoming rede- kundig verantwoorde pachtverhoudingen te bevorderen door 0.a.
li j ke pachtpri jzen a. de toetsing van pachtovereenkomsten (art. 2 en art. 5 Pw);
en landbouwkundig , b. de behandeling van verzoeken om verpachtingen voor korte
verantwoorde pacht- duur (art. 12 Pw);
verhoudingen c. de periodieke herziening van de pachtprijs (art. 18 Pw).

Territoriale grenzen
Vaststelling (re-
gionale) pacht-
prijsregels
Goedkeuring pacht-
overeenkomsten
Toetsingsgronden
Het rechtsgebied van de grondkamers wordt door de Kroon aan-
gewezen (art. 72 Pw).
In iedere provincie is een grondkamer gevestigd; haar rechts-
gebied strekt zich uit over het grondgebied der provincie (art.
1 KB).
Bevoegdheden
a. Met inachtneming van de regelen, gesteld bij AMvB ten
aanzien van de hoogst toelaatbare pachtprijs, kunnen de
grondkamers, ieder voor haar gebied, zo nodig streeksgewijs,
ten aanzien van de pachtprijs bij besluit nadere regels
vaststellen. Zodanig besluit vervalt een jaar na het tijd-
stip van zijn inwerkingtreding (art. 4, eerste lid, Pw).
b. De pachtovereenkomst, de overeenkomst tot wijziging en die
tot beeindiging van een pachtovereenkomst moeten schriftelijk
worden aangegaan en behoeven de goedkeuring van de
grondkamer. Ten aanzien van de overeenkomst tot beeindiging
van de pachtovereenkomst vervalt het vereiste van goedkeuring
door de feitelijke uitvoering van de overeenkomst
I
(art. 2 Pw).
De grondkamer keurt de overeenkomst goed tenzij:
1. de overeengekomen prijs hoger is dan ingevolge de daar-
voor gegeven regels is toegelaten;
2. de overeenkomst buitensporige verplichtingen voor de
pachter behelst;
3. de overeenkomst zou leiden tot landbouwkundig gezien
ongewens te gevolgen;
4. de overeenkomst bepalingen bevat in strijd met de Pacht-
wet.
Indien de pachtovereenkomst zou leiden tot landbouwkundig
gezien ongewenste gevolgen, kan de grondkamer haar goed-
keuring verlenen, wanneer weigering op grond van bijzondere
omstandigheden onredelijk zou zijn of zou indruisen tegen
het landbouwbelang. Indien de pachtovereenkomst zou leiden
tot bepaalde landbouwkundig gezien ongewenste gevolgen, kan
de grondkamer voorts haar goedkeuring verlenen, wanneer
omstandigheden, gelegen in de persoon van de verpachter, de
goedkeuring in het belang van een verantwoorde bedrijfs-
voering mogelijk maken (zie art. 5, eerste en tweede lid,
Pw). Het bovenstaande vindt overeenkomstige toepassing ten
aanzien van de overeenkomst tot wijziging of beeindiging van
een pachtoverenkomst (art. 5, zevende lid, Pw).
Goedkeuring ontwerp- c. De grondkamer beoordeelt de haar toegezonden ontwerp-
pachtovereenkomsten overeenkomst met toepassing van dezelfde regels als gehan-
teerd worden bij de beoordeling van een definitieve over-
eenkomst; zij kan haar goedkeuring afhankelijk stellen van
wijzigingen die zij in verband met de door haar te hanteren
criteria nodig acht.
Zij die voornemens zijn met elkaar een pachtovereenkomst of
een overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst aan
te gaan, zijn bevoegd een ontwerp-pachtovereenkomst, onder-
scheidenlijk een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een
pachtovereenkomst aan de grondkamer ter goedkeuring in te
zenden. Indien binnen twee maanden nadat de grondkamer een
ontwerp-pachtovereenkomst of een ontwerp-overeenkomst tot
wijziging van de pachtovereenkornst heeft goedgekeurd, een
overeenkomst wordt ingezonden, die gelijk is aan de ontwerp-
overeenkomst, zoals deze werd goedgekeurd, is de grondkamer

Wijzigen/nietig
verklaren over-
eenkomsten
tot goedkeuring gehouden. Op het verzoek tot goedkeuring van
een ontwerp-pachtovereenkomst kan niet meer worden beslist,
nadat de daarin als pachter genoemde persoon als zodanig op
het goed is toegelaten (art. 7 Pw).
d. Indien de grondkamer haar goedkeuring aan de pachtovereen-
komst of aan de overeenkomst tot wijziging of beeindiging
van de pachtovereenkomst onthoudt, wijzigt zij de overeen-
komst op het punt of de punten welke de goedkeuring ver-
hinderen, of verklaart zij haar nietig (art. 6 Pw).
De door de grondkamer gewijzigde overeenkomst geldt als een
tussen partijen aangegane en goedgekeurde overeenkomst. In
geval van wijziging in verband met landbouwkundig gezien
ongewenste gevolgen, alsmede in geval van nietigverklaring
regelt de grondkamer zo nodig de gevolgen (art. 6 Pw).
Ontwerpen van pacht- e. Tijdens en na afloop van een ruilverkavelingsprocedure bezit
overeenkomsten na de grondkamer een aantal bevoegdheden met betrekking tot
ruilverkaveling pachtovereenkomsten, welke in het verlengde liggen van haar
bevoegdheden op basis van de Pw (Titel 111, par. 2, Rvkw).
Een belangrijke bevoegdheid daarbij is het ontwerpen van
pachtovereenkomsten, welke voortvloeien uit pachtverhoudingen
welke tijdens de ruilverkavelingsprocedure nieuw gevestigd
zijn (art. 23, eerste lid, Rvkw).
Periodieke herzie-
ning pachtpri j s
Herziening andere
bepalingen uit
overeenkomst dan
pachtpri j s
Goedkeuring van
verpachtingen
voor korte duur
Goedkeuring afwi j -
kende vorm van
tegenprestatie
f. Telkens voor het verstrijken van een pachtperiode van drie
jaren kan de pachter of de verpachter aan de grondkamer
verzoeken de tegenprestatie te herzien. De grondkamer
herziet deze, indien dit door de goede trouw wordt gevorderd
of gewijzigde omstandigheden dit rechtvaardigen. De
wijziging van de tegenprestatie door de grondkamer gaat in
met ingang van de nieuwe driejarige periode (art. 19 Pw).
g. Telkens voor het verstrijken van een pachttermijn kan de
pachter of de verpachter aan de grondkamer verzoeken andere
bepalingen van de pachtovereenkomst dan met betrekking tot
de tegenprestatie te herzien. De grondkamer herziet deze,
indien de bijzondere omstandigheden van het geval daartoe
aanleiding geven en noch het algemeen landbouwbelang, noch
een redelijk belang van de andere partij zich daartegen
verzet. De wijziging gaat in met ingang van de nieuwe pacht-
termijn (art. 33 Pw).
h. Een kortere duur van een pachtovereenkomst dan 12 jaar voor
een hoeve en 6 jaar voor 10s land behoeft de goedkeuring
van de grondkamers.
De kamer verleent haar goedkeuring aan de kortere duur
alleen op grond van de bijzondere omstandigheden van het
geval en indien de algemene belangen van de landbouw daar-
door niet worden geschaad. Bij goedkeuring van een kortere
duur bepaalt de kamer tevens de tijd waarbinnen verlenging
van de overeenkomst kan worden gevraagd, tenzij de kamer een
pachttermijn van een jaar of korter goedkeurt (art. 12 Pw).
i. De kamer kan afwijking goedkeuren van de regel dat als
tegenprestatie slechts een pachtprijs met of zonder
bijkomstige verplichtingen kan worden bedongen en dat als
pachtprijs slechts een uitsluitend naar tijdsruimte bepaald

Ontheffing verpach- j
ter wederopbouwplicht
bij brand en storm
Machtiging tot aan-
brengen van verbe-
teringen ondanks
ontbreken toestem-
ming wederpartij
Ongegrond-verklaren
van verzet van ver-
pachter om verbete-
ringen door de pach-
ter te vergoeden
en niet van de prijs van produkten of andere factoren
afhankelijk gesteld bedrag in Nederlands geld kan worden
bedongen. De kamer beoordeelt de overeengekomen tegen-
prestatie naar de strekking van de rechtens geldende
pachtprijsregels (art. 13 Pw).
De grondkamer kan de verpachter op diens verzoek, hetzij
v66r het aangaan van de overeenkomst, hetzij bij een
toetsing, van de verplichting tot wederopbouw van door brand
of storm tenietgegane opstallen ontheffen, indien de
opstallen niet op redelijke voorwaarden voor de herbouw-
waarde verzekerd kunnen worden of indien aannemelijk is, dat
bij tenietgaan van de opstallen de verplichting tot weder-
opbouw zal vervallen op grond van het feit dat de weder-
opbouw, de algemene belangen van de landbouw of de
bijzondere omstandigheden van het geval in aanmerking
genomen, van de verpachter in redelijkheid niet kan worden
gevergd (art. 29, tweede en vierde lid, Pw).
k. Indien de verpachter, onderscheidenlijk de pachter zijn
toestemming voor het aanbrengen van veranderingen of
verbeteringen op of aan het verpachte weigert, kan de
wederpartij aan de grondkamer machtiging vragen de gewenste
veranderingen en verbeteringen aan te brengen. De grondkamer
verleent deze machtiging, wanneer door de verandering of de
verbetering het algemeen landbouwbelang gediend wordt en
geen redelijk belang van de andere partij zich daartegen
verzet. De grondkamer kan aan de machtiging voorwaarden
verbinden of daarbij een last opleggen en kan daarbij tevens
op verzoek van de meest gerede partij de tegenprestatie
herzien, indien de verandering of verbetering daartoe aan-
leiding geeft (art. 30 Pw).
De pachter is niet bevoegd de bestemming, inrichting of
gedaante van het verpachte geheel of gedeeltelijk te ver-
anderen dan na schriftelijke toestemming van de verpachter
De verpachter is niet bevoegd verbeteringen op of aan het
verpachte aan te brengen dan na schriftelijke toestemming
van de pachter.
1. De grondkamer beslist op het verzoek van de pachter om het
verzet van de verpachter tegen het geven van vergoeding
voor door de pachter aangebrachte verbeteringen ongegrond
te verklaren (art. 31, derde lid, Pw).
Bij het einde der pacht is de verpachter verplicht de
pachter voor de verbeteringen, welke door deze in de laatst
verlopen twintig jaren aan het gepachte zijn aangebracht,
een naar billijkheid te bepalen vergoeding te geven. Deze
vergoeding kan slechts worden gevorderd, indien de pachter
tijdig aan de verpachter, onder opgave van de geschatte
kosten, schriftelijk mededeling van de voorgenomen ver-
betering heeft gedaan en hetzij de verpachter zich daartegen
niet heeft verzet, hetzij de grondkamer, in geval van
zodanig verzet, op verzoek van de pachter dit verzet
ongegrond heeft verklaard (art. 31, eerste en derde lid,
Pw).

Taxatie in verband
met voorkeursrecht
pachter bij verkoop
m. De grondkamer taxeert op verzoek van de verpachter de
waarde van het verpachte of het te vervreemden deel
daarvan.
De verpachter die tot vervreemding van het verpachte of een
deel daarvan wil overgaan, is verplicht de pachter bij
voorkeur in de gelegenheid te stellen het aan te bieden
recht te verkrijgen. Wanneer de pachter zich bereid ver-
klaart eigenaar of zakelijk gerechtigde te worden, maar geen
overeenstemming kan worden bereikt over de prijs, kan de
verpachter aan de grondkamer verzoeken de waarde van het
verpachte of het te vervreemden deel daarvan te taxeren.
Weigert de pachter de vastgestelde waarde als prijs te
aanvaarden dan mag de verpachter gedurende zekere tijd het
land verkopen of onderhands aan een derde tegen tenminste de
door de grondkamer vastgestelde waarde of in het openbaar.
Als echter de pachter de vastgestelde waarde als prijs
accepteert, maar de verpachter niet, mag het verpachte niet
aan een derde worden verkocht (zie art. 56b, eerste lid,
art. 56c en art. 56d Pw).
Afgifte verklaring n. De pachter verliest zijn voorkeursrecht, wanneer de
leidend tot verlies verpachter overgaat tot vervreemding van het verpachte
voorkeursrecht aan een derde en de grondkamer, op gizamenlijk verzoek van
Verkleining land-
oppervlakten waarop
Pw-bepalingen niet
van toepassing
Goedkeuring bij-
zondere bedingen
van openbare
lichamen
de verpachter en die derde, heeft vastgesteld dat aanneme-
lijk is dat de derde het verpachte voor andere dan landbouw-
kundige doeleinden zal gebruiken of doen gebruiken (art.
56f, tweede lid, Pw).
De pachter verliest eveneens zijn voorkeursrecht, wanneer de
grondkamer op verzoek van de verpachter heeft vastgesteld
dat deze een ernstige reden heeft om de pachter niet in de
gelegenheid te stellen eigenaar of zakelijk gerechtigde te
worden. Als ernstige reden wordt steeds beschouwd de
omstandigheid dat de pachter een slechte landgebruiker is
(art. 56e, tweede lid, Pw).
Een aantal bepalingen van de Pw, 0.a. betrekking hebbend
de goedkeuring, wijziging of nietigverklaring van overeen-
komsten zijn niet van toepassing op pachtovereenkomsten
betreffende 10s land, hetwelk niet groter is dan 25 are.
o. De grondkamer is bevoegd hetzij voor haar gehele ressort,
hetzij voor een gedeelte daarvan, bij besluit voor een
bepaald tak van bodemcultuur de bovengenoemde oppervlakte te
verlagen, doch niet tot minder dan 10 are (art. 58, eerste
en tweede lid, Pw).
Toestemming open- p. Openbare verpachtingen, verpachtingen bij inschrijving
bare verpachtingen daaronder begrepen, zijn verboden, tenzij de grondkamer voor
de verpachting daartoe haar toestemming heeft verleend. De
grondkamer kan aan de toestemming voorwaarden verbinden
(art. 60, eerste lid, Pw).
q. Indien het Rijk, een provincie, een gemeente, een rechts-
persoonlijkheid bezitten lichaam als bedoeld in de Wet
gemeenschappelijke regelingen, een waterschap, een veen-
polder of een veenschap aan hun in eigendom toebehorende
hoeven of 10s land een bestemming heeft gegeven voor niet
tot de landbouw betrekkelijke doeleinden van openbaar nut,
kunnen zij aan de grondkamer verzoeken goed te keuren, dat
bij de verpachting van zulke hoeven of zodanig 10s land in

~oedkeuring aanstel-
ling zetboeren
Goedkeuring inscha-
ring vee en verkoop
gras anders dan per
gewicht
Vaststellen van
voorschriften m.b.t;
verkoop van hooi of
gras en m.b.t. in-
scharing van vee
Verlenen van ont-
heffing van goed-
keuring m.b.t. ver-
koop van hooi of
gras, anders dan
per gewicht
Voorschriften m.b.t.
naweide vaststellen
de overeenkomst een of meer bedingen zullen worden opgnomen,
die afwijken van de bepalingen van de Pachtwet nopens de
duur en de beeindiging van de pachtovereenkomst en nopens de
bestemmingsverandering. De grondkamer onderzoekt uitsluitend
of de bestemming het beding redelijkerwijs noodzakelijk kan
maken. Zij treedt niet in de beoordeling dezer bestemming
(art. 62 en 63 Pw).
r. Het is verboden zonder voorafgaande goedkeuring van de
grondkamer een zetboer aan te stellen of aangesteld te
houden. De grondkamer keurt de aanstelling van de zetboer
slechts goed, indien daarvoor bijzondere redenen aanwezig
zijn. Zij treedt niet in een beoordeling van de voorwaarden
der aanstelling (art. 65 Pw).
Onder zetboer wordt versta'an degene, aan wie de exploitatie
van een hoeve of 10s land door de eigenaar of rechthebbende
is overgedragen en die daarbij een belangrijke invloed op de
leiding van het bedrijf heeft verkregen en als tegenprestatie
een vergoeding ontvangt.
s. Het is verboden zonder voorafgaande goedkeuring van de
grondkamer gras of hooi anders dan per gewicht te verkopen
of ten verkoop aan te bieden of zich te verbinden vee ter
inscharing aan te nemen.
De grondkamer verleent haar toestemming slechts, indien op
grond van plaatselijke landbouwbelangen, van de aard van het
onroerend goed of van de persoonlijke omstandigheden van de
verzoeker verpachting bezwaarlijk is.
De grondkamer kan aan haar goedkeuring voorwaarden ver-
binden. Zij kan onder meer als voorwaarde stellen, dat de
tegenprestatie niet hoger zal zijn dan een nader door haar
te bepalen bedrag. Zij houdt bij de bepaling van dat bedrag
rekening met de toelaatbare pachtprijs (art. 66 Pw).
t. De grondkamers kan met betrekking tot verkoop van gras of
hooi anders dan per gewicht en tot het aannemen van vee
ter inscharing bij besluit algemene voorschriften vast-
stellen (art. 67 Pw).
u. De grondkamer kan bepalen dat goedkeuring bij inscharing
van vee en verkoop van gras of hooi anders dan per gewicht
voor bij het besluit te omschrijven land dan we1 voor een
bepaald gebied niet nodig zal zijn. Zij kan daarbij tevens
bepalen, dat de tegenprestatie niet hoger mag zijn dan bij
het besluit is bepaald; zij houdt daarbij rekening met de
toelaatbare pachtprijzen (art. 68 Pw).
v. De grondkamer kan met betrekking tot de naweide bij besluit
algemene voorschriften vaststellen (art. 69 Pw).
Een pachtovereenkomst betreffende de naweide van een perceel,
waarvan gras of hooi anders dan per gewicht is verkocht
geldt, in afwijking van het dienaangaande bepaalde in de Pw,
van rechtswege voor de nog lopende duur van het weideseizoen
of voor een zoveel kortere duur, als door partijen is over-
eengekomen.

Samenstelling
Benoeming
Secretaris
Verrichten van
onderzoek
Bekend maken
zittingen
Samenstelling en benoeminq
De grondkamer bestaat uit een voorzitter en tenminste vier en
ten hoogste twaalf leden. Er kunnen een plaatsvervangende
voorzitter en plaatsvervangende leden benoemd worden (art. 73,
eerste en tweede lid, Pw)
De Kroon benoemt en ontslaat de (plaatsvervangende) voorzitter
en de (plaatsvervangende) leden. De (plaatsvervangende) leden
worden benoemd voor de tijd van vijf jaar.
voor de benoeming van een (plaatsvervangend) lid maken GS een
aanbeveling op.
Bij de benoeming van de (plaatsvervangende) leden draagt de
Kroon zorg, dat in de grondkamer noch het belang der pachters,
noch dat der verpachters overheerst (art. 74, eerste t/m vierde
lid, Pw).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De grondkamer wordt bijgestaan door een secretaris.
De secretaris en de plaatsvervangende secretarissen worden
benoemd door de Kroon en moeten jurist zijn (art. 73, eerste
lid, art. 74, eerste lid, en art. 75 Pw).
De secretaris maakt een verslag van hetgeen bij de mondelinge
behandeling voorvalt met vermelding van de zakelijke inhoud
der afgelegde verklaringen (art. 99 Pw).
De secretaris brengt de te behandelen zaken op een rol (art.
11, tweede lid, Regl).
De secretaris houdt nauwkeurig boek van hetgeen door hem is
ontvangen en uitgegeven (art. 9, eerste lid, Regl).
b. De grondkamer kan een onderzoek naar aanleiding van het bij
haar ingediende verzoek gelasten. Zij zal hiermede een of
meer door haar aan te wijzen deskundigen belasten. Deze
aanwijzing geschiedt in het algemeen, dan we1 voor een
bepaald geval.
De verzoeker en de bij de (ontwerp-)overeenkomst betrokken
partij en/of belanghebbenden zijn verplicht aan degene, aan
wie het onderzoek is opgedragen, desgevraagd de ter uit-
voering van zijn opdracht nodige inlichtingen te ver-
strekken.
Degene aan wie het onderzoek is opgedragen, is bevoegd,
desnoods bijgestaan door de sterke arm, het onroerend goed,
waarop het verzoek betrekking heeft, te betreden (art. 93,
eerste lid, art. 94, eerste en tweede lid, Pw).
c. Tijd en plaats van de gewone zittingen van de grondkamers
worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant. Voorts
houden de grondkamers zitting zo vaak daaraan behoefte
bestaat (art. 10, eerste lid, Regl).
Zittingen met voor- d. De grondkamer houdt zitting en beslist met de voorzitter
zitter en twee leden en twee leden. Beschikkingen van de grondkamer genomen met
een ander aantal leden zijn nietig (art. 79 Pw). De voor-
zitter wijst de twee zittinghebbende leden aan (art. 14
Regl ) .

Behandeling ter
zitting
Aanwezigheid par-
tijen of verzoeker/
procesbijstand
Getuigen
Stellen van vragen
e. Indien de grondkamer een (ontwerp-)overeenkomst niet direct
kan goedkeuren, deelt zij aan partijen haar bezwaren mede en
geeft zij aan of, en zo ja, op welke wijze deze kunnen
worden opgeheven. Met haar bezwaren zendt de grondkamer een
afschrift van het onderzoeksrapport mede, zo dit onderzoek
gehouden is. Daarna kunnen partijen schriftelijke opmerkingen
aan de grondkamer inzenden en een mondelinge behandeling
verzoeken (art. 95, eerste t/m derde lid, en art. 96, eerste
en tweede lid, Pw).
Indien bij een beslissing op een verzoek, niet strekkende
tot goedkeuring van een overeenkomst, naar het oordeel van
de grondkamer behalve de verzoeker ook anderen belang hebben,
deelt de grondkamer onder gelijktijdige kennisgeving van de
eventuele bezwaren, aan de verzoeker en aan de andere belang-
hebbenden mede, binnen welke termijn zij schriftelijke
opmerkingen aan de grondkamer kunnen inzenden en een monde-
linge behandeling verzoeken. Heeft een onderzoek plaats-
gehad, dan wordt het onderzoeksrapport in afschrift gelijk
met de bezwaren toegezonden (art. 97 Pw). Indien bij een
beslissing op een verzoek, niet strekkende tot goedkeuring
van een overeenkomst, naar het oordeel van de grondkamer
uitsluitend de verzoeker belang heeft en de grondkamer het
verzoek niet aanstonds kan toewijzen, is de grondkamer
bevoegd - en op een daartoe strekkend verzoek verplicht -
een mondelinge behandeling van het bij haar ingediende
verzoek te doen plaatshebben op een door haar te bepalen
zitting. Indien er een onderzoek heeft plaatsgehad, zendt de
grondkamer tegelijk met een oproep en afschrift van het
onderzoeksrapport aan de verzoeker (art. 98 Pw).
f. De partijen bij de overeenkomst en de verzoeker kunnen zich
doen bijstaan of vertegenwoordigen (art. 100, eerste lid,
Pw); de grondkamer kan echter persoonlijke verschijning van
partijen gelasten (art. 19 Regl).
g. De partijen bij de overeenkomst en de verzoeker kunnen
getuigen ter zitting meebrengen (art. 100, tweede lid, Pw).
De partijen bij de overeenkomst en de verzoeker kunnen met
machtiging van de grondkamer getuigen oproepen om ter
zitting te verschijnen (art. 101, eerste lid, Pw).
De leden van de grondkamer hebben het recht, met verlof van
de voorzitter, vragen te stellen. Partijen kunnen de voorzitter
verzoeken de door hen opgegeven vragen te stellen
(art. 20 Regl).
Onpartijdige houding i De voorzitter, leden en de secretaris en hun plaatsvervangers
betrokkenen bij werk zijn verplicht het geheim te bewaren omtrent hetgeen hun
Kamer
als zodanig bekend wordt. Zij onderhouden geen bijzondere
contacten met partijen of derzelver raadslieden (art. 77
Pw).
j. Het is de voorzitter en de secretaris verboden zich te
belasten met de consultatie omtrent en de verdediging van
zaken, welke bij enige grondkamer of pachtkamers, bij de
Centrale Grondkamer of bij de pachtkamer van het gerechtshof
te Arnhem aanhangig zijn, of waarvan zij weten of vermoeden,
dat deze daarbij aanhangig zullen worden.

Openbaarheid
zittingen
Geen beraadslagin-
gen ter zitting
Wijze van besluit-
vorming
Motivatie be-
schikkingen
Publikatie beslui-
ten in Staats-
courant
. Het is de plaatsvervangende voorzitter, de plaatsvervangende
secretaris, de leden en de plaatsvervangende leden verboden
zich te belasten met de consultatie omtrent en de verdediging
van zaken, welke aanhangig zijn of waarvan zij weten of
vermoeden, dat deze aanhangig zullen worden bij de grondkamer
waartoe zij behoren, of bij de Centrale Grondkamer, in het
laatste geval voor zover het betreft zaken, aan de behande-
ling waarvan zij in de kamer hebben deelgenomen (art. 78
Pw).
k. De zittingen van de grondkamers zijn openbaar (art. 17
Regl ) .
1. De voorzitter, de leden en de secretaris zullen zich ter
zitting onthouden van uitingen, waarin zij van hun persoonlijke
gevoelens ten opzichte van de aanhangige zaak of van
het standpunt van een der partijen doen blijken.
De grondkamer zal tijdens de zitting geen beslissing nemen.
De voorzitter is bevoegd de zitting te schorsen, indien dit
ter beraadslaging of om enige andere reden nodig is art. 21
en art. 22 Regl).
m. In alle zaken doet de'voorzitter hoofdelijk omvraag;
vraagt hierbij het advies van een jonger benoemd lid
dat van een ouder. Hijzelf brengt het laatste advies
hi j
voor
uit.
Een afwezig lid kan van zijn advies noch door een van zijn
medeleden doen voordragen, noch hetzelve schriftelijk ,
indienen. Wanneer er meer dan twee verschillende gevoelens
zijn uitgebracht zal het besluit worden opgemaakt op de
wijze, die het meest overeenkomst met het gevoelen der
meerderheid (art. 23 Regl).
n. De afwijzende beschikkingen, de beschikkingen waarbij een
pachtovereenkomst wordt gewijzigd of vernietigd, alsmede de
beschikkingen, waarbij de goedkeuring van de ontwerp-pacht-
overeenkomst of van de ontwerpovereenkomst tot wijziging van
een pachtovereenkomst afhankelijk wordt gesteld van door de
grondkamer nodig geoordeelde wijzigingen zijn met redenen
omkleed.
Een expeditie van de beschikking wordt aan de bij de over-
eenkomst of ontwerp-overeenkomst betrokken partijen of
belanghebbenden alsmede aan de verzoeker toegezonden. De dag
van de verzending wordt op de expeditie aangetekend (art.
104 Pw).
o. Voor de volgende besluiten is publikatie in de Nederlandse
Staatscourant vereist:
- besluiten inhoudende vaststelling van regionale pacht-
pri j sregels;
- besluiten inhoudende verkleining van landoppervlakte ten
aanzien waarvan Pw-bepalingen niet van toepassing zijn;

Ministeriele goed-
keuring besluiten
Ministerieel
beroepsrecht
Beroep op Centrale
Grondkamer
- besluiten inhoudende voorschriften ter inscharing van vee
en verkoop van gras of hooi anders dan per gewicht;
- besluiten inhoudende ontheffing van het goedkeurings-
vereiste bij inscharing van vee en verkoop van gras of
hooi anders dan per gewicht;
- besluiten inhoudende voorschriften met betrekking tot de
naweide (art. 4, tweede lid; art. 58, tweede lid; art.
70, Pw).
Politick-bestuurlijke controle
De besluiten, die in de Nederlandse Staatscourant gepubliceerd
moeten worden, behoeven de goedkeuring van de minister van L&V
(art. 4, tweede lid, art. 58, derde lid, art. 70 Pw).
De minister van L&V kan beroep van een beschikking van de
grondkamer instellen bij de Centrale Grondkamer.
Het beroep kan slechts worden ingesteld nadat de normale
beroepstermijnen verstreken zijn. Vernietiging van de
beschikking van de grondkamer op dit beroep brengt geen nadeel
toe aan de rechten bij de beschikking verkregen (art. 110 Pw).
Rechtsbescherminq-
Van de beschikkingen van de grondkamer staat, behoudens
hieronder te vermelden uitzonderingen, aan partijen, belang-
hebbenden, alsmede aan de verzoeker binnen een maand, nadat de
beschikking aan hen is verstuurd, beroep open op de Centrale
Grondkamer. De wederpartij kan van haar kant incidenteel beroep
instellen, zelfs na verloop van de beroepstermijn en na
berusting in de beschikking. Het incidenteel beroep wordt op
straffe van niet-ontvankelijkheid ingesteld bij het schrifte-
lijk antwoord. De afstand van het principaal beroep doet het
ingestelde incidenteel beroep niet vervallen.
Geen beroep kan door de pachter of door de verpachter worden
ingesteld, indien de pachtovereenkomst of een overeenkomst tot
wijziging van een pachtovereenkomst dan we1 het ontwerp van een
dezer overeenkomsten ongewijzigd wordt goedgekeurd; geen beroep
kan door de pachter worden ingesteld, indien de wijziging door
de grondkamer betrekking heeft op verlaging van de overeen-
gekomen pachtprijs; geen beroep kan door de verpachter worden
ingesteld, indien bedoelde wijziging betrekking heeft op een
verlaging van de overeengekomen pachtprijs met minder dan 10
percent (art. 106 Pw).
De (plaatsvervangende) leden van de Centrale Grondkamer zijn de
tot de rechterlijke macht behorende leden en de (plaats-
vervangende) deskundige leden van de pachtkamer van het
gerechtshof te Arnhem (art. 82 Pw).
Rechtspersoonlijkheid
Geen rechtsper- Geen.
soon1 ij kheid
Financien
Kosten getuigen a. Getuigen ontvangen desverlangende ten laste van degene die
hen heeft voortgebracht, schadevergoeding, door de voor-
zitter te begroten overeenkomstig het bij en krachtens de
Wet tarieven in burgerlijke zaken bepaalde (art. 101,
zevende lid, Pw).

Tarieven werkzaam-
heden grondkamers
Bezoldiging voor-
zitter, leden en
secretaris
Samenstelling
Samenstelling
b. Bij AMvB wordt een tarief vastgesteld van de door de grond-
kamer voor haar verrichtingen te heffen kosten. De voor-
zitter van de grondkamer kan een direct uitvoerbaar dwang-
bevel uitvaardigen ter invordering van deze kosten (art. 113
Pw).
c. De voorzitter en de secretaris genieten een bezoldiging,
welke bij AMvB wordt vastgesteld. Zij genieten voorts een
vergoeding voor reis- en verblijfkosten volgens bij AMvB te
stellen regels. De plaatsvervangende voorzitter, de leden,
de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende
secretarissen genieten een vergoeding voor reis- en
verblijfkosten en verdere vergoedingen volgens de AMvB te
stellen regelen (art. 80 Pw).
Feiteli j ke gegevens
DRENTHE
Landbouwcentrum "Scheper~maat~~, Mandemaat 3, Assen (Postbus 52,
9400 AB Assen)/(05920) 27301.
Leden
T.E. Willems (voorzitter), H. Mencke (plv. voorzitter), J.
Buiting, K.G. Berends, H.A. Duker.
Plv. leden
K. Tory, vacature.
Adv. leden
Mr. F. Eisses (secretaris), mr. P. Hoogland (plv. secretaris).
Deskundigen
6 algemeen aangewezen deskundigen.
FRIESLAND
Landbouwcentrum, Tesselschadestraat 7, Leeuwarden (Postbus 2010,
8901 JA Leeuwarden)/(058) 443313.
Leden
S. Andringa (voorzitter), H.P. Heida (plv. voorzitter), H.E.
Scheltinga, H.M. Visser, J. Huisman, J.W. Idsardi, J. Jensma,
G. van Dijk.
Adv. leden
mr. P. Hoogland (secretaris), mr. F. Eisses (plv. secretaris).
Deskundigen
1 algemeen aangewezen deskundige.

Samenstelling
Samenstelling
Samenstelling
GELDERLAND
Pels Rijckenstraat 1, 6814 DK Arnhem/(085) 528911.
Leden
drs. J.J. Knibbe (voorzitter), ing. J.B.F. Bosch Ridder van
Rosenthal, J.F. Gijsbers (plv. voorzitter), C.R.Th. Leenders,
F. van Mourik, J F. Munneke, D. van Nijhuis, D. Oomen, H.
Reurink.
Adv. leden
mr. C.G. Come110 (plv. secretaris), mr. A.R. van Delft Westerhof
(plv. secretaris) , mr. J.H. de Jong (secretaris).
Deskundigen
3 deskundigen.
GRON INGEN
Engelse Kamp 6, Groningen (Postbus 30023, 9700 RM Groningen)/
(050) 239111.
Leden
J. Dusseldorp (voorzitter), F.J. Hegge, W.P. Renkema, H.E. ter
Borg, Tj.P. Poppens, F.H. Wiersema.
Adv. leden
mr. F. Eisses (secretaris), mr. P. Hoogland (plv. secretaris)
Deskundigen
8 deskundigen.
L I MBURG
Steegstraat 6, 6041 EA Roermond/(04750) 32179.
Leden
M.P.G. Goltstein, J.M.G. Voncken, J.A. Janssens, M.H.W. Kuppens,
F.H. van Aerssen, Th.L. Maassen, P.J.H. van Mulder.
Adv. leden
mr. A.G.M. Vermulst (secretaris), mr. M. de Vries (plv.
secretaris ) .
Des kundigen
geen opgave.
NOORD-BRABANT
Oranje Nassaulaan 24, 5211 AX 's-Hertogenbosch/(073) 132623.
Leden
J.A. Somers, W.C. van den Berk, C.A.H. Hermus, G. Maris,
vacature (plv.: drs. A.A.J.M. van Genabeek), vacature (plv.:
A.H. Munters).

L&V I .8-7
Adres/tele foon
Samenstelling
L&V 1.8-8
Adres/tele foon
Samenstelling
Adv. leden
mr. A.G.M. Vermulst (secretaris), mr. A. Gast (plv. secretaris).
Deskundiqen
Geen opgave
NOORD-HOLLAND
Parklaan 14, 2011 KV ~aarlem/(023) 310402.
Leden
mr. H.A.C. Middelweerd (voorzitter), mr. G.J. Vermeulen (plv.
voorzitter), G.A. Breure, J. de Groot, A. Berbee, D. Schenk.
Adv. leden
mr. C.M. Lubbers (secretaris), mr. G.J. Vermeulen (plv.
secretaris).
Deskundigen
2 deskundigen.
OVERIJSSEL
Pels Rijckenstraat 1, 6814 DK Arnhem/(085) 528911.
Leden
drs. J.J. Knibbe (voorzitter), G. Aalberts, G.A.A.J. Claassen,
H. Donker, D. Hoogenboom, H.J. Janmaat, A. Kasper, G.A. Pigge.
Adv. leden
mr. C.G. Come110 (plv. secretaris), mr. A.R. van Delft Westerhof
(plv. secretaris), mr. J.H. de Jong (secretaris).
Deskundigen
2 deskundigen.
UTRECHT
Parklaan 14, 2011 KV Haarlem/(023) 310402.
I
Leden
mr. H.A.C. Middelweerd (voorzitter), jhr.mr. W.H. de Beaufort
(plv. voorzitter), J. de Haan, H. van Eijk, W. Verwey, B.G. van
It Klooster.
Adv. leden
mr. C.M. Lubbers (secretaris), jhr.mr. W.H. de Beaufort (plv,
secretaris).
Deskundiqen
4 deskundigen.

Samenstelling
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
Onderscheiding
bevoegdheden
ZEELAND
Schenkweg 324, 2595 XX Is-Gravenhage/(070) 854503.
Leden
W. Koster (voorzitter), P.Th. de Baar, W.J. Sanderse, P.S.
Dekker, F. van Hoorn, S.J. van Langeraad, F.C.M. Thomaes,
E.E.C. Verschueren, M.C.J. Kosten.
Adv. leden
mr. A.R. van Delft Westerhof (secretaris), mr. A. Gast (a
secretaris), mr. F. Eisses (plv. secretaris).
Deskundigen
5 deskundigen.
ZUID-HOLLAND
Schenkweg 324, 2595 XX Is-Gravenhage/(070) 854503.
Leden
F.C. Meijer (voorzitter), A.J. in It Veld, W.M. van Herk, J.R.
Beukeboom, J.C. Castelein, P. Roozendaal, P.J. van Rijn, C.A.M.
van der Voort, vacature.
Plv. leden
A.P.J. van der Weijden.
Adv. leden
mr. A.R. van Delft Westerhof (secretaris), mr. A. Gast (plv.
secretaris), mr. F. Eisses (plv. secretaris).
Deskundigen
10 deskundigen.
f 45 medewerkers in totaal.
Uitgaven ten laste van de begroting van L&V.
De uitgaven maken deel uit van f 2 van afdeling I11 van de
begroting van L&V ( "pachtzaken" ) ; uitgaven onder deze paragraaf
zijn begroot op
- personeelskosten : f 4.578.000,--;
- materieelkosten : f 2.010.000,--.
Nooit jaarverslagen uitgebracht.
Opmerkingen
a. De grondkamers hebben in de enqu6teformulieren de volgende
onderscheiding in de uit te oefenen bevoegdheden aangebracht:
1. verordenende bevoeghden (art. 4, art. 58, art. 67 t/m
art. 69 Pw);
2. uitvoerende bevoegdheden (p.a. art. 2 en art. 5 Pw);
3. bevoegdheden tot geschillenbeslechting (bv. art. 19, art.
33, art. 30, derde lid, art. 31, derde lid, art. 56c Pw).

Nieuwe rechtsregels
A. wijziging regels
1 andbouwkundige
toetsing van pacht-
overeenkomsten
B. nieuwe regels in
Pw m.b.t. toestem-
mingverlening tot
verpachting aan
privaatrechtelijke
rechtspersonen
Vereiste van toe-
stemming
Over te leggen
gegevens
Weigering van
toestemming
b. Een aantal bepalingen van de Wet agrarisch grondverkeer van
26 maart 1981 (Stb. 248) zal bij hun inwerkingtreding
wijzigingen in de Pachtwet brengen of zal een nieuw rechts-
regime in het leven roepen. Hieronder volgt een beschrijving
van de voor het functioneren van de grondkamers van belang
zijnde onderwerpen.
A. Wijziging artikel 5 Pachtwet door onderdeel B. van artikel
66 van de Wet agrarisch grondverkeer.
Met betrekking tot de landbouwkundige toetsing van pacht-
overeenkomsten stelt het nieuwe art. 5, eerste lid, onder c.
Pachtwet dat de pachtovereenkomst dient te voldoen aan de
bij AMvB te stellen vereisten aangaande de landbouwkundige
toetsing, welke kunnen verschillen naar gelang de produktie-
richting van de betrokken hoeve en naar gelang de streek
waarin de hoeve is gelegen. Volgens het tweede lid van
hetzelfde artikel kunnen die vereisten uitsluitend betrek-
king hebben op:
a. de opleiding, de ervaring of het hoofdberoep van de
pachter, voor zover deze een natuurlijke persoon is;
b. indien het betreft de verpachting van een gehele hoeve,
die niet wordt toegevoegd aan een andere hoeve; de ver-
kaveling van het land;
c. indien het betreft de verpachting van een hoeve ter
toevoeging aan een andere hoeve: de maximale bedrijfs-
oppervlakte na toevoeging en de verkaveling van het toe
te voegen land, mede ten opzichte van de hoeve van de
verwerver;
d. indien het betreft de verpachting van 10s land: de
maximale bedrijfsoppervlakte na toevoeging, de ver-
kaveling van het toe te voegen land, mede ten opzichte
van de hoeve van de verwerver.
Het vierde lid van art. 5 Pachtwet stelt dat ten aanzien van
pachtovereenkomsten m.b.t. land gelegen binnen zogenaamde
beheersgebieden - gebieden waar de landbouwuitoefening
(mede) gericht zal zijn op natuur- of landschapsbehoud - bij
AMvB nadere vereisten kunnen worden gesteld, die afwijkingen
kunnen inhouden van vereisten gesteld voor niet-beheers-
gebieden.
B. Invoering van de artikelen 5.a-5.i in de Pachtwet door
onderdeel C van artikel 66 van de Wet agrarisch grondverkeer.
Opmerkenswaard zijn de bepalingen die betrekking hebben op
de toestemming die de grondkamer verleent tot het sluiten
van overkomsten tot verpachting van land aan privaat-
rechtelijke rechtspersonen. Hieronder volgt de aanduiding
van een aantal bepalingen die op deze toestemming betrekking
hebben.
Onverminderd het elders bepaalde wordt een overeenkomst tot
verpachting van land aan een privaatrechtelijke rechts-
persoon goedgekeurd, indien de grondkamer de rechtspersonen
toestemming verleend tot het sluiten van een zodanige over-
eenkomst (art. 5.b).
Ten behoeve van de toestemming dienen te worden overgelegd
de naam en de rechtsvorm van de rechtspersonen en de arbeids-
overeenkomst welke zij heeft met de bedrijfsleider (art.
5.c, eerste lid).
Toestemming kan worden geweigerd:
a. indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de
feitelijke toestand niet met het in het verzoek vermelde
in overeenstemming zal zijn;
b. indien niet wordt aangetond dat de bedrijfsleider voldoet
aan bij AMvB te stellen vereisten m.b.t. ervaring,
opleiding of hoofdberoep;
c. indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de
bedrijfsleider niet duurzaam met de leiding van de hoeve
belast zal zijn;
d. indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de
bedrijfsleider tevens bedrijfsleider buiten de betrokken
hoeve zal zijn (art. 5.d, eerste lid).

Beroep bij niet-verle-
ning ,van toestemming
verplichtingen na
verkregen toestem-
ming
Intrekking toe-
s temming
Beroep bij intrek-
king toestemming
Ministeriele vorde-
ring tot verpachting
C. Invoering nieuwe C.
regels inhoude toet-
sing overeenkomsten
tot vervreemding van
land en toestemming
verlening tot ver-
vreemding aan pri-
vaatrechteli j ke
rechtspersonen in
aansluiting op de
bepalingen van de
Pachtwet
In geval de toestemming niet verleend wordt, staat beroep
open bij de Centrale Grondkamer (art. 5.d., derde lid).
Indien binnen een tijdstip van zeven jaar na het tijdstip
van de toestemming wijziging optreedt in de aan de grond-
kamer overgelegde gegevens, dienen deze wijzigingen binnen
een maand aan de grondkamer te worden gemeld.
Voor zover de wijziging betreft een overeenkomst met een
nieuwe bedrijfsleider, behoeft deze wijziging de toestemming
van de grondkamer.
Deze toestemming wordt verleend, indien voldaan wordt aan de
hierboven vermelde eisen (art. 5.~3, eerste t/m derde lid).
Op vordering van of vanwege de minister kan de toestemming
binnen zeven jaren na het tijdstip van de toestemming door
de grondkamer worden ingetrokken, indien:
a. de te harer verkrijging verstrekte gegevens zodanig
onjuist of onvolledig zijn, dat op het verzoek anders
beslist zou zijn, als bij de beoordeling daarvan de
juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;
b. de rechtspersoon geen arbeidsovereenkomst heeft met een
bedrijfsleider;
c. de verplichtingen na verkregen toestemming tot het melden
van wijzigingen niet worden nagekomen, dan we1 indien de
toestemming tot het aantrekken van een nieuwe bedrijfs-
leider niet wordt verleend (art. 5.f, eerste lid).
Van de intrekking van een toestemming staat beroep open
bij de Centrale Grondkamer (art. 5.f, tweede lid).
Indien een rechtspersoon binnen zeven jaar na het tijdstip
van de toestemminu tot het sluiten van een ~achtovereenkomst
land pacht waarvoor de grondkamer geen toestemming heeft
verleend dan we1 de toestemmina heeft inaetrokken. vordert
de minister dat met betrekkingdtot dat land een pkhtover-
eenkomst wordt gesloten met het Bureau Beheer Landbouw-
gronden of met een door hem aan te wijzen pachter (art. 5.g,
eerste lid).
Invoering van nieuwe bepalingen, regelende de goedkeuring
door de grondkamer van overeenkomsten tot vervreemding van
land door middel van de Wet agrarisch grondverkeer.
Artikel 8 van de Wet agrarisch grondverkeer maakt lanbouw-
kundige toetsing mogelijk aan overeenkomstige vereisten
als bij artikel 5 van de Pachtwet gesteld kunnen worden.
Wat betreft natuurterreinen kunnen de te stellen goed-
keuringsvereisten betrekking hebben op de hoedanigheid van
de verwerver, het tegengaan van versnippering van het
natuurterrein en de garanties, die de verwerver moet
bieden voor de instandhouding van het natuurterrein. Ten
aanzien van de zogenaamde beheersgebieden kunnen weer nadere
vereisten worden gesteld a1 dan niet afwijkend van de ver-
eisten voor niet-beheersgebieden. Zie het tweede, derde en
vierde lid van artikel 8.
Voor het sluiten van een overeenkomst tot vervreemding van
landbouwgrond aan een rechtspersoon is eerst toestemming van
de grondkamer nodig alvorens zij een overeenkomst kan goed-
keuren. Ten behoeve van de toestemming moet men of een
arbeidsovereenkomst met een bedrijfsleider overleggen of een
goedgekeurde (ontwerp-)pachtovereenkomst. Met betrekking tot
de bedrijfsleider gelden dezelfde vereisten als in het
overeenkomstige geval van de Pachtwet. Met betrekking tot de
pachtovereenkomst dient de grondkamer na te gaan of partijen
we1 een duurzame pachtverhouding beogen en of de pacht-
overeenkomst niet binnen het betreffende tijdvak zal eindigen
zonder vervangen te worden door een andere pachtovereenkomst.
Binnen een tijdvak van zeven jaar na de toestemming moet de
rechtspersoon wijzigingen in de arbeids- of pachtovereen-
komst melden en behoeft zij met betrekking tot een overeen-
komst met een nieuwe bedrijfsleider of een nieuwe pachter de
toestemming van de grondkamer. Voldoet de rechtspersoon niet
aan haar verplichtingen of heeft zij binnen het betreffende
tijdvak geen overeenkomst meer met een bedrijfsleider of een
pachter, dan kan dezelfde sanctie worden toegepast als in
het overeenkomstige geval zoals dat ter sprake kwam bij de
Pachtwet. Zie Titel 111.
Een overeenkomst tot vervreemding van landbouwgrond aan een
natuurlijk persoon wordt door de grondkamer goedgekeurd,
indien een goedgekeurde (ontwerp-)pachtovereenkomst met

Instelling en
oprichting
Regelingen
Uitvoeren van her-
inrichting Oost-
Groningen en
Gronings-Drentse
Veenkolonien
Voorlopig vaststel-
len van het her-
inrichtingsprogramma
Op basis van het
programma opstellen
van herinrichtings-
plannen
betrekking tot de te vervreemden grond wordt overgelegd. Om
de goedkeuring te verkrijgen en om die te behouden moet de
natuurlijke persoon zorgen voor continuiteit in de pacht-
verhouding met betrekking tot de betreffende grond op soort-
gelijke wijze als een rechtspersoon dat zou moeten doen om
toestemming te verkrijgen en om die te behouden. Zie artikel
10.
HERINRICHTINGSCOMMISSIE OOST-GRONINGEN EN DE GRONINGS-DRENTSE
VEENKOLONIEN (Herinrichtingscommissie)
Kapelweg 13, Ter Ape1 (Postbus 130, 9560 AC Ter Ape1)/(05995)
3600.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 23 november 1977 (Stb. 6941,
ondertekend door de ministers van L&V en van VoRO (Her-
inrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veen-
kolonien ( "Hiw 0-GI' ) .
De herinrichtingscommissie geeft als instellingsdatum 2 januari
1979. Dat is de datum van het benoemingsbesluit van de gewone
en adviserende leden.
Hiw 0-G.
Doelstellingen en taken
Het uitvoeren van de ruimtelijke herindeling van Oost-Groningen
en de Gronings-Drentse Veenkolonien (art. 4, eerste lid,
Hiw 0-G) .
Bevoegdheden
a. De commissie stelt een voorontwerp voor het herinrichtings-
programma voorlopig vast.
Dit programma omvat de hoofdlijnen van de herinrichting,
inclusief een globaal inzicht in de financiele consequenties,
en een indeling in deelgebieden van het betrokken gebied.
Dit programma wordt door middel van bestuurlijke procedures,
wa,arbij de provincies Groningen en Drente, de Centrale
Cultuurtechnische Commissie en het rijk betrokken zijn,
vastgesteld (afd. 1, hfdst. 111, Hiw 0-G).
b. De commissie stelt op basis van het programma voor elk
deelgebied een voorontwerp van een of meer herinrichtings-
plannen op.
Dit plan wordt door middel van procedures, waarbij zowel de
provincie(s) als de centrale cultuurtechnische commissie
betrokken zijn, vastgesteld (afd. 2, hfdst. 111, Hiw 0-G).
Daarna volgt een procedure, die op gelijke wijze verloopt
als een ruilverkavelingsprocedure, nadat door middel van
stemming het besluit tot ruilverkaveling is genomen.
Van belang zijn daarbij de bevoegdheden tot:
- samenstelling van een lijst van rechthebbenden onder
vermelding van aard en omvang van ieders recht en
benoeming van schatters om de waarde van onroerende
goederen te schatten;

Opheffen van stads-
meierrechten
Onteigenen ten
algemene nutte
Samenstelling en
benoeming
Bijstand ingenieur
van kadaster
Secretariaat
Subcommissies
Besluitvorming
Uitvoeren van
besluiten
Instellen deelge-
biedscommissies
door GS
Bevoegdheden deel-
gebiedscommissies
- het in kaart brengen van het plan van wegen, waterlopen
en kaden met daarbij behorende kunstwerken en het ver-
vaardigen van het landschapsplan;
- het opmaken van een plan van toedeling;
- het opdracht geven tot het verrichten van een tweede
schatting in verband met waardeveranderingen en het
opmaken van de lijst van geldelijke regelingen.
c. In het kader van de herinrichting wordt voorzien in de
opheffing van de stadsmeierrechten (afd. 4 en afd. 7 t/m
afd. 11, hfdst. 111, Hiw 0-G).
d. In het kader van de herinrichting kan onteigend worden ten
algemene nutte (art. 6 Miw 0-G).
Samenstelling en benoeminq
De commissie bestaat uit een oneven aantal van ten hoogste
31 leden.
De ministers van L&V en VoRO benoemen in overeenstemming met de
ministers van BiZa, van V&W, van EZ en van CRM, gehoord GS van
Groningen en van Drente, de voorzitter en de overige leden van
de commissie. De ministers van L&V en van VoRO kunnen in over-
eenstemming met bovengenoemde ministers adviserende leden
benoemen (art. 4, tweede lid, Hiw 0-G).
Bijkomende bevoegheden en plichten; werkwijze
De minister van VoRO wijst in overeenstemming met de minister
van L&V een ingenieur van het kadaster en een of meer plaats-
vervangers aan, die de herinrichtingscommissie bijstaan
(art. 4, negende lid, Hiw 0-G).
De minister van L&V voegt aan de herinrichtingscommissie een
secretaris toe (art. 4, tiende lid, Hiw 0-G).
De herinrichtingscommissie is bevoegd a1 dan niet uit haar
midden subcommissies in te stellen (art. 4, derde lid, Hiw
0-G) .
De commissie kan geen besluiten nemen, indien niet tenminste
drievijfde van het aantal leden aanwezig is (art. 4, vierde
lid, Hiw 0-G).
De voorzitter en de secretaris voeren de besluiten van de
commissie uit; zij kunnen daartoe rechtshandelingen ver-
richten en in rechte optreden (art. 4, vierde lid, Hiw 0-G).
GS benoemen op voorstel van de herinrichtingscommissie,
gehoord de betrokken gemeenten en waterschappen, voor elk
deelgebied een deelgebiedscommissie van ten hoogste elf
leden. GS wijzen een der leden als voorzitter aan.
De deelgebiedscommissie dient de herinrichtingscommissie van
advies in zaken de herinrichting van het deelgebied betref-
fende (art. 4, zesde lid, Hiw 0-G). De herinrichtings-
commissie kan aan de deelgebiedscommissie onder door haar te
stellen voorwaarden een gedeelte van haar taken opdragen
(art. 4, achtste lid, Hiw 0-G).

Ministeriele
instructie
De minister van L&V voegt aan de deelgebiedscommissie een
secretaris toe (art. 4, tiende lid, Hiw O-G). De minister
van L&V stelt in overeenstemming met de ministers van VoRO,
van BiZa, van V&W, van EZ en van CRM een instructie voor de
deelgebiedsconunissie vast (art. 4, zevende lid, Hiw O-G).
politiek-bestuurlijke controle
a. De minister Van L&V stelt in overeenstenuning met de ministers
van VoRO, van BiZa, van V&W, van EZ en van CRM voor de
commissie een instructie vast (art. 4, zevende lid, Hiw
O-G) .
Instelling deelge- b. Zie I1Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze".
biedsconunissies
door GS
Rechtsbescherminq
Geschillenbeslech- De rechtbank neemt een uiteindelijke beslissing indien er
ting door rechtbank geschillen blijven bestaan ten aanzien van
- de lijst van rechthebbenden en de schattingen,
- het plan van toedeling en
- de lijst van geldelijke regelingen.
Geen rechtsper-
soonli j kheid
Herinrichtings-
kosten
- '\
Samenstelling
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
Ter zake van de op grond van de lijst der geldelijke regelingen
door de eigenaren verschuldigde bedragen, rust op de hun toege-
deelde kavels onder de naam van "herinrichtingsrente" een
schuldplichtigheid ten behoeve van de Staat. Op zijn verzoek
kan een eigenaar door hem verschuldigde bedragen ineens voldoen
in plaats van het betalen van de herinrichtingsrente (art. 126
Hiw O-G). Op degene die een eigendomsrecht heeft verkregen ter
compensatie van het verlies van een stadsmeierrecht rust een
schuldplichtigheid ten behoeve van de Staat, die niet onder de
herinrichtingsrente is begrepen (art. 102 Hiw O-G).
Ten laste van de Staat komen alle kosten der herinrichting,
voor zover deze niet ingevolge de bepalingen van de Hiw O-G of
krachtens de overeenkomst door anderen worden gedragen (art.
125 Hiw O-G).
Feitelijke gegevens
Leden
H.L.J. Vonhoff (voorzitter, CdK Groningen), mevr. mr. A.P.
Schilthuis (vice-voorzitter; CdK Drenthe), A.J. Eshuis (GS
Drenthe), T.E. Willems (GS Drenthe), mevr. J. Hut-de Jonge (GS
Groningen), A.P. Veenkamp (GS ~roningen), A. Post (Streekraad
Oost-Groningen), L.J. Westerhof (gemeente Groningen), mr. P.
Roscam Abbing (groningse gemeenten), M. Bloemsma (groningse
gemeenten), T.J. Koek (groningse gemeenten), E.J. Bronunet
(groningse gemeenten), H.A.A. Lange (drentse gemeenten), L.
Euving (drentse gemeenten), J. Lijzen (drentse gemeenten), J.

Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Middelbrink (drentse gemeenten), H. Diimer (groningse water-
schappen), ir. K. Meinders (drentse waterschappen), J.L.
Nijsingh (DLG), 0. te Velde (CBTB), H.G. Takens (VBB), A.J.
Brouwer (CVLB), P.H. Joosten (ABTB), J.D. Leeuwma (GML), K.T.
Uitham (FNV), G.D. Koster (CNV), J. J.Th. Wanders (KvK Veen-
kolonien en Oostelijk Groningen), H. Aarse (KvK Drente), J. van
der Deen (Milieufederatie Groningen), dr. W.A. Casparie (Milieu-
federatie Drenthe), drs. G. Walinga (Stichting Opbouw Drenthe).
Adv. leden
ir. W. Sprokholt (higr-dir. Landinrichting, Grond- en Bosbeheer
Drenthe), ir. A.D. Oostra (higr-dir. ~andinrichting, Grond- en
Bosbeheer Groningen), ir. C. Wind (higr-dir. Bedrijfsontwikke-
ling Drenthe), drs. B. Veltman (higr-dir. ~edrijfsontwikkeling
Groningen), drs. J.D.D. Hoffman (natuurbeschermingsconsulent
SBB Drenthe), drs. J.J. Hooft (natuurbeschermingsconsulent SBB
Groningen), drs. G. van Esterik (isp. ruimtelijke ordening voor
Groningen, Friesland en Drenthe), ir. J. de Vries (higr-dir.
Volkshuisvesting Drenthe), W. Wester (higr-idr. Volkshuis-
vesting Groningen), ir. H. de Ridder (dir. kadaster Drenthe),
ir. J.M. van Beukering (dir. kadaster Groningen), ir. D.W.
Tuyten (higr-dir. Rijkswaterstaat Groningen), ir. B. Weijers
(higr-dir. Rijkswaterstaat Drenthe), H.W.J. Broers (reg. isp.
geneeskundige inspectie van de Volksgezondheid van het Staats-
toezicht op de Volksgezondheid voor Groningen en Drenthe), dr.
H.M. Klouwen (reg. isp. inspectie van de Volksgezondheid
belast met toezicht op milieuhygiene van het Staatstoezicht op
de Volksgezondheid voor Groningen, Friesland en Drenthe), W,
Doornbos (r-cons. handel, ambachten en diensten Drenthe), J.C.
Kluppel (r-cons. handel, ambachten en diensten Groningen), W.A.
van Opijnen (CRM, prov. bureau Drenthe), drs. H.R. Hoepman
(CRM, prov. bureau Groningen), drs. A.V.J. den Hartogh (cons.
openluchtrecreatie ressort Noord), drs. C. Voormolen (dir. ETI
Drenthe), drs. A. Jelsma (dir. ETI Groningen), ir. J.S. van
Broekhuizen (dir. PPD Drenthe), ir. B. Volbeda (higr-dir.
Provinciale Waterstaat Drenthe), mr. H. Postema (griffier PS
Drenthe), ir. H. van Wijngaarden (higr-dir. Provinciale Water-
staat Groningen), ir. P. Spijk (dir. PPD Groningen), mr. J.H.
Peeman (griffier PS Groningen), drs. A.J. Plantinga (plv.dir.
regionaal-economische politiek).
11 medewerkers.
Uitgaven ten laste van de begroting van L&V; in de toekomst
mede ten laste van de begrotingen van andere betrokken
ministeries.
Apparaatskosten: f f 1.600.000,--.
Nooit jaarverslag uitgebracht.
Er is we1 sprake van periodieke verslaglegging in de vorm van
brieven aan de minister van L&V.

Instelling en
oprichting
Orgaan
Regelingen
Bevordering in-
standhouding
wildsoorten
Opmerkingen
Geen .
BESTUUR van het JACHTFONDS
Gebouw Meerhorst IIb, Boerhaavelaan 3, Zoetermeer (Postbus 346,
2700 AH Zoetermeer)/(079) 510234.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 3 november 1954 (Stb. 523),
ondertekend door de minister van Landbouw, Visserij en Voedsel-
voorziening (Jachtwet) ("Jw").
Het Jachtfonds geeft als oprichtingsdatum op 15 juni 1955, de
datum van inwerkingtreden van de Jw.
Bij Jw is als orgaan van het Jachtfonds zijn bestuur aangewezen.
- JW.
- Besluit houdende enige voorzieningen m.b.t. het Jachtfonds;
KB van 25 juli 1955 (Stb. 353) ("Besluit").
Doelstellingen en taken
Het Jachtfonds heeft tot taak het in stand houden te bevorderen
van in Nederland levende wildsoorten, welker handhaving in de
vrije natuur waardevol is en de belangen van de landbouw met
betrekking tot de jacht te dienen.
Onder bovenbedoelde wildsoorten vallen niet houtduiven, zwarte
kraaien, kauwen, vlaamse gaaien, eksters, konijnen, vossen en
verwilderde katten (art. 28, eerste lid, jo. art. 8, eerste
lid, Jw).
Bevoegdheden
Onderscheiden acti- Het Jachtfonds tracht zijn doe1 te bereiken door het ter hand
viteiten, waaronder nemen of bevorderen van wetenschappelijk onderzoek, het
het verlenen van bevorderen van maatregelen tot voorkoming van schade door
tegemoetkomingen wild en door het treffen van andere maatregelen, welke voor
ter vergoeding de verwezenlijking van het doe1 van het fonds van belang
wildschade kunnen zijn. De maatregelen van het fonds kunnen ook bestaan in
het verlenen van tegemoetkomingen in door wild aangerichte
schade (art. 28, tweede lid, Jw).
Omvang
Benoeming en ,
samenstelling
Samenstelling en benoeminq
Het bestuur bestaat uit negen leden.
De minister benoemt de voorzitter en twee leden van het bestuur.
De overige zes leden van het bestuur worden benoemd door de
door de Kroon aan te wijzen representatieve organisaties op het
gebied van de landbouw, de jacht en de natuurbescherming. Elk
van de bovenbedoelde organisaties benoemt twee bestuursleden
(art. 29 Jw).

Reglement van
werkzaamheden
Taak voorzitter
~ecretaris-penning-
meester
~esluitvorming
binnen bestuur
Ministeriele regels
m.b.t. tegemoet-
komingen
Goedkeuring regle-
ment van werkzaam-
heden
Controle t.a.v.
begroting
Controle op ge-
voerd financieel
beheer
De Kroon heeft representatieve organisaties aangewezen bij KB
van 8 maart 1978 (Stb. 110).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Het bestuur regelt zijn werkwijze bij een reglement,
hetwelk de goedkeuring behoeft van de minister van L&V (art.
30 Jw).
b. De voorzitter is belast met de dagelijkse leiding van het
fonds. Hij voert de besluiten van het bestuur uit. Hij
vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte (art. 2
Besluit).
c. De minister van L&V kan aan het fonds een secretaris-
penningmeester toevoegen (art. 3 ~esluit).
d. Het bestuur kan slechts geldige besluiten nemen, indien
tenminste zes leden aanwezig zijn. Besluiten worden genomen
bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen beslist
de stem van de voorzitter (art. 1 Besluit).
Politiek-bestuurlijke controle
a. De maatregelen, bestaande uit het verlenen van tegemoet-
komingen in door wild aangerichte schade, worden getroffen
met inachtneming van door de minister van L&V te stellen
regels (art. 28, tweede lid, Jw).
b. Het reglement van werkzaamheden van het bestuur behoeft de
goedkeuring.van de minister van L&V (art. 30 Jw).
c. Jaarlijks voor 1 september dient het bestuur bij de minister
van L&V een begroting van inkomsten en uitgaven voor het
volgende boekjaar ter goedkeuring in. De minister is bevoegd
de begroting vast te stellen, indien daaromtrent met het
bestuur geen overeenstemming wordt verkregen.
Heeft de minister de begroting niet goedgekeurd voor de
aanvang van het boekjaar, waarvoor zij moet gelden, dan is
het bestuur bevoegd tot het innen van inkomsten en het doen
van uitgaven, in de begroting voorzien, voor zover de
minister daartegen geen bezwaren heeft gemaakt (art. 33 Jw).
d. Jaarlijks voor 1 september dient het bestuur bij de minister
van L&V een financieel verslag over het afgelopen boekjaar
met daarbij behorende balans en winst- en verliesrekening
ter goedkeuring in. De minister legt deze stukken ter
beoordeling voor aan de Algemene Rekenkamer.
Aan de Algemene Rekenkamer wordt desverlangd inzage gegeven
van de boeken en bescheiden van het Jachtfonds en aan haar
worden alle inlichtingen verstrekt, welke zij voor een juist
inzicht in het financieel beheer van het fonds nodig acht,

I Rechtsbescherminq
De minister besluit niet tot goedkeuring van bovenbedoelde
stukken, alvorens de Algemene Rekenkamer hem haar gevoelen
heeft kenbaar gemaakt. De goedkeuring van de minister strekt
het bestuur tot decharge.
De bovenbedoelde stukken worden na goedkeuring door de
minister ter kennis gebracht van de Staten-Generaal (art. 34
Jw) .
Geen rechtsbescher- Er zijn geen bijzondere bepalingen.
mingsregeling Tegen besluiten van het Bestuur staat beroep/bezwaar open bij
de minister van L&V en bij de AROB-rechter (eigen opgave).
Fonds is rechts-
persoon
Individuele ver-
goedingen
Rechtspersoonlijkheid
Het Jachtfonds is rechtspersoon (art. 28, derde lid, Jw).
Financien
a. De minister van L&V kan bepalen, dat bestuursleden volgens
door hem te stellen regelen een vergoeding genieten (art. 31
Jw) .
Dekking kosten van b. Ten behoeve van het Jachtfonds wordt van hen, aan wie een
het fonds door bi j- jachtakte wordt uitgereikt, een door de minister van L&V,
dragen houders het Jachtfonds en de Jachtraad gehoord, vastgestelde
j achtakten bijdrage geheven; zij geldt voor het tijdvak aanvangende 1
april en eindigende 31 maart daaropvolgende.
Ri j ksbijdrage
Samenstelling
bestuur
De bijdrage kan verschillend zijn naar gelang de soort
jachtakte die wordt uigereikt. De ontvangen bijdragen worden
met inachtneming van bij AMvB te stellen regelen verantwoord
aan en ter beschikking gesteld van het Jachtfonds (art. 35,
eerste en tweede lid, Jw).
c. Ten behoeve van het Jachtfonds kan het Rijk een bijdrage
verlenen (art. 37 Jw).
Feiteli j ke gegevens
~eden
dr. W.J. Doude van Troostwijk (voorzitter), drs. J.G. Springer,
E.W.M. van den Dungen, G. Groen (KNJV), ir. E.P.L. Hessels
(particuliere natuurbescherming), drs. J. Oosterbaan (KNJV),
drs. J.A. van der Ven (particuliere natuurbescherming), drs.
N.H.M.W. van Wersch (centrale landbouworganisaties), E.J. de
Wolf (centrale landbouworganisaties).
Adv. leden
H.W.M. van Welie (secretaris/penningmeester).
Waarnemers
mevr. mr. K.E. Pop-Schuitemaker (L&V, directie Faunabeheer),
mr. E.W.L. Oijen (L&V, directie juridische en bedrijfs-
organisatorische zaken).

secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
3 personen, in dienst van L&V.
Uitgaven ten laste van:
a. L&V (45%);
b. jachtaktehouders (55%).
- Apparaatskosten
- Subsidies
- Verstrekkingen
- Voorlichting en publikaties
- Onderzoek
- Maatregelen t.b.v. de wildstand
1980.
Opmerkingen
Het Jachtfonds verleent tegemoetkomingen in schade, die
aangericht is door beschermde vogels, als bedoeld in de
Vogelwet 1936 (eigen opgave).

Instelling en
oprichting
Regelingen
KAMER VOOR DE BINNENVISSERIJ
J.W. ~risolaan 3, 2517 JS Is-Gravenhage/(070) 545004.
~nstelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 30 mei 1963 (Stb. 312),
ondertekend door de minister van L&V en van Just. (Visserijwet)
( "Vw" ) .
De kamer geeft als feitelijke oprichtingsdatum op 1 februari
1955.
- vw.
- Reglement voor de Kamer voor de Binnenvisserij; KB van 21
mei 1964 (Stb. 170) ( "Reglll ) .
Doelstellingen en taken
Bevorderen van doel- Het bevorderen van een doelmatige bevissing van de Nederlandse
matige binnenvisserij binnenwateren door in te grijpen in privaatrechtelijke
rechtsverhoudingen met betrekking tot visrechten (zie par. 4 en
par. 5, afdeling I, hfdst. IV, Vw).
Toestemming geven
tot vergunninguit-
gifte door recht-
hebbende op viswater
Toetsing doelmatige
bevissing
Voorschriften met
oog op belangen van
derden
Beperking geldig-
heid toestemming
voorschriften m.b.t.
prijs vergunnings-
uitgifte
Waarmerking vergun-
ning
Goedkeuring van
( ontwerp- )overeenkomst
huur en
verhuur visrecht
Bevoegdheden
a. Het is verboden in een binnenwater te vissen voor zover een
ander rechthebbende is op het visrecht van dat water. Dit
verbod geldt niet voor hem, die voorzien is van een
schriftelijke vergunning van de rechthebbende, geldende voor
de visserij, welke wordt uitgeoefend (art. 21, eerste lid en
tweede lid onder b., Vw). Vergunningen als bovenbedoeld
mogen slechts worden verleend met toestemming van de Kamer.
Indien een doelmatig bevissen van het water, waarop de
aanvrage tot het verkrijgen van toestemming betrekking
heeft, dan we1 van het complex van wateren, waartoe dat
water behoort, door de voorgenomen uitreiking van ver-
gunningen zou worden belemmerd, wijst de Kamer de aanvrage
a£, dan we1 verbindt zij aan die toestemming voorschriften,
met dien verstande dat deze voorschriften slechts kunnen
betreffen het aantal vergunningen, dat ten hoogste mag
worden uitgereikt, de aard van het vistuig, voor het gebruik
waarvan uitsluitend vergunning mag worden verleend en de
geldigheidsduur der vergunningen.
De Kamer kan aan de toestemming voorschriften verbinden ter
verzekering van de bij de voorgenomen uitreiking betrokken
belangen van derden.
De Kamer kan de geldigheid van de toestemming tot een door
haar te bepalen tijdvak beperken. De Kamer kan aan de
toestemming voorschriften verbinden betreffende de voor
het genot der vergunning ten hoogste te berekenen vergoeding.
In de meeste gevallen is toestemming niet nodig bij het
verlenen van toestemming door hengelsportverenigingen e.d.
(art. 22 Vw).
Ten bewijze van de toestemming van de Kamer wordt het stuk,
waarop de vergunning is gesteld, door of vanwege de Kamer
gewaarmerkt (art. 23, eerste lid onder b., Vw).
b. Overeenkomsten van huur en verhuur van visrecht behoeven de
goedkeuring van de Kamer (art. 26, eerste lid, Vw).

Toetsing t.a.v. doel-
matige bevissing;
toetsing prijs en
duur der verhuring
voorschriften met
het oog op belangen
van derden
~eoordeling ont-
werpovereenkomst
Wijziging/nietig-
verklaring huur-
overeenkomst
Verlengen huurover-
eenkomst op verzoek
huurder
De minister van L&V
adviseren t.a.v. cen-
tralisatie van ver-
gunningen
De Kamer toetst de huurregeling gelet op een doelmatige
bevissing van het viswater, toetst de prijs der verhuring
op haar redelijkheid en toetst de tijdsduur der regeling op
haar lengte.
De Kamer kan aan een goedkeuring voorschriften verbinden
ter verzekering van de bij de uitoefening van het visrecht
betrokken belangen van derden. Het bovenstaande vindt over-
eenkomstige toepassing ten aanzien van de overeenkomst tot
wijziging of aanvulling van een overeenkomst van visrecht
(art. 29, eerste, tweede en vierde lid, Vw).
Zij die voornemens zijn met elkaar een overeenkomst van
huur en verhuur van visrecht dan we1 een overeenkomst tot
wijziging of aanvulling van een zodanige overeenkomst aan te
gaan, zijn bevoegd een ontwerp-overeenkomst ter goedkeuring
aan de Kamer in te zenden.
De Kamer beoordeelt de ontwerp-overeenkomst aan de hand van
de bovengenoemde vereisten; zij kan haar goedkeuring
afhankelijk stellen van de wijzigingen, welke zij in verband
met die vereisten nodig oordeelt.
Indien binnen twee maanden, nadat de Kamer een ontwerp-
overeenkomst heeft goedgekeurd, een overeenkomst wordt
ingezonden, welke gelijk is aan de ontwerp-overeenkomst,
zoals deze werd goedgekeurd, is de Kamer tot goedkeuring
gehouden (art. 31, eerste t/m derde lid, Vw).
c. Indien de Kamer goedkeuring aan een overeenkomst van huur
en verhuur van visrecht of aan een overeenkomst tot wijziging
of aanvulling van een zodanige overeenkomst zou moeten
onthouden, wijzigt zij de ove~eenkomst op het punt of de
punten, welke in verband met de bovengenoemde vereisten de
goedkeuring verhinderen of verklaart zij haar nietig.
Uit een door de Kamer op de overeenkomst geplaatste
aantekening moet blijken, dat de overeenkomst door de Kamer
gewijzigd is. De door de Kamer gewijzigde overeenkomst geldt
als een tussen partijen aangegane en goedgekeurde overeen-
komst. In geval van wijziging alsmede in geval van nietig-
verklaring regelt de Kamer zonodig de gevolgen (art. 30 Vw).
d. De huurder kan de Kamer verzoeken de overeenkomst te
verlengen, tenzij deze voor een jaar of korter is
aangegaan. Het verzoek moet tenminGte een half jaar v66r het
einde van de lopende overeenkomst worden gedaan. De Kamer
beslist naar billijkheid, evenwel met inachtneming van het
onderstaande.
Indien een doelmatige bevissing van het water, waarop de
overeenkomst betrekking heeft dan we1 van het complex van
wateren, waartoe dat water behoort, door de toewijzing van
het verzoek zou worden belewerd, wijst de Kamer het verzoek
a£ dan we1 beperkt zij de verlenging tot een gedeelte van
het visrecht.
Indien de Kamer het visrecht beperkt stelt zij de prestatie
van de huurder vast (art. 33, eerste, tweede, vierde, vijfde
en zevende lid, Vw).
e. De minister van L&V hoort de Kamer alvorens hij, om
belemmering van een doelmatige bevissing vanwege
versnippering van eigendom van viswater of van visrecht
tegen te gaan, besluit dat verhuur van visrecht in een
bepaald gebied uitsluitend kan geschieden aan en vervolgens
door een door hem aangewezen openbaar lichaam (art. 35 Vw).

Samenstelling
Benoeming
Voordracht
Secretaris
Taken van secretaris
Afdelingen binnen
Kamer
Behandeling van
aanvragen door
afdelingen
amens st el ling en benoeminq
De Kamer bestaat uit een voorzitter en tenminste zes en ten
hoogste achttien leden. Er kan een plaatsvervangend voorzitter
benoemd worden.
De Kroon benoemt en ontslaat de (plaatsvervangend) voorzitter
en de leden.
Van de leden wordt een derde benoemd op voordracht van de door
de Kroon aangewezen organisaties van beroepsvissers en een
derde op voordracht van de door de Kroon aangewezen
organisaties van sportvissers. De overige leden worden benoemd
op voordracht van de door de Kroon aangewezen organisaties,
welke geacht kunnen worden de eigenaren van het visrecht te
vertegenwoordigen. De voordrachten bevatten een dubbeltal voor
ieder te benoemen lid.
De leden worden benoemd voor de tijd van vijf jaar (art. 46,
eerste en tweede lid, art. 47, eerste t/m vierde lid, Vw).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De Kamer wordt bijgestaan door een secretaris. De secretaris
en de plaatsvervangende secretarissen worden benoemd door de
Kroon en moeten jurist zijn (art. 46, eerste en tweede lid,
art. 47, eerste lid, art, 48 Vw).
De secretaris is verplicht de voorzitter en de leden bij te
staan in de gevallen waarin zulks is vereist. Hij is belast
met het beheer der secretarie en met het bewaren der
registers, stukken, wetten, besluiten en boekwerken bij de
Kamer in gebruik. Hij houdt nauwkeurig'boek van hetgeen door
hem is ontvangen en uitgegeven (art. 5 en art. 7, eerste
lid, Regl).
b. De Kamer heeft:
a. een enkelvoudige afdeling, welker werkzaamheden verricht
worden door de voorzitter;
b. meervoudige afdelingen, welke zodanig zijn samengesteld,
dat noch het belang der beroepsvissers, noch dat der
sportvissers, noch dat der eigenaren overheerst (art. 52,
eerste lid, Vw).
De aanvragen tot het verkrijgen van toestemming voor het
geven van een vergunning worden in een aantal gevallen
behandeld door de enkelvoudige afdeling. De enkelvoudige
afdeling is te allen tijde bevoegd, indien het belang der
zaak dit naar haar oordeel vordert, deze naar een meer-
voudige afdeling te verwijzen.
Een meervoudige afdeling van de Kamer, samengesteld door de
voorzitter en bestaande uit de voorzitter en vier leden,
behandelt aanvragen om toestemming voor een vergunning, die
door de enkelvoudige afdeling naar haar zijn verwezen,
zomede andere aanvragen dan die bedoeld om toestemming voor
het verlenen van,een vergunning te verkrijgen (art. 12 en
art. 13 Regl).

oproepen parti j en
en andere belang-
hebbenden
Oproepen getuigen
en deskundigen
Onpartijdige hou-
ding betrokkenen
bij werk Kamer
Openbaarheid zit-
tingen
Geen beraadsla-
ging ter zitting
Motivering beslis-
singen
Jaarversl ag
Kroonberoep
voor direct
belanghebbenden
c. Indien de Karner overweegt een aanvrage om toestemming tot
vergunningverlening af te wijzen, kan zij partijen en
belanghebbenden oproepen. In de rneeste overige gevallen is
de Kamer verplicht partijen en andere belanghebbenden op te
roepen (art. 16 Regl).
d. De Kamer kan getuigen en deskundigen oproepen; zij worden
door de voorzitter verhoord. Niet door de Kamer opgeroepen
aanwezige getuigen en deskundigen worden op verzoek van
partijen verhoord, voor zover de Kamer hun verhoor dienstig
oordeelt .
De leden van de Kamer en de secretaris hebben het recht, met
verlof van de voorzitter, aan getuigen en deskundigen vragen
te stellen. Partijen kunnen de voorzitter verzoeken door hen
opgegeven vragen te stellen (art. 17 Regl).
e. De voorzitter, leden, en de secretaris en hun
plaatsvervangers zijn verplicht het geheim te bewaren
omtrent hetgeen hun als zodanig bekend wordt. Zij onder-
houden geen bijzondere contacten met partijen of derzelver
raadslieden. Zij mogen niet deelnernen aan de behandeling van
zaken, waarbij zij in enig opzicht betrokken zijn. Het is
deze personen verboden zich te belasten met de consultatie
omtrent en de verdediging van zaken, welke bij de Kamer of
de Kroon aanhangig zijn, of waarvan zij weten of vermoeden,
dat zij bij de Kamer of de Kroon aanhangig zullen worden
(art. 50 en art. 51 Vw).
f. De zittingen van de enkelvoudige en meervoudige Karner zijn
openbaar (art. 11 Regl).
g. De voorzitter, de leden en de secretaris zullen zich in
tegenwoordigheid van partijen en belanghebbenden onthouden
van het uiten van persoonlijke gevoelens met betrekking tot
de onderhavige zaak.
De Kamer beraadslaagt en beslist buiten tegenwoordigheid der
partijen en belanghebbenden (art. 19 en art. 20 Regl).
h. Voor beroep vatbare beslissingen worden gernotiveerd
(art. 37, eerste lid, Vw).
Politiek-bestuurlijke controle
Jaarlijks brengt de Kamer aan de minister van L&V verslag uit
van haar werkzaamheden (eigen opgave).
Rechtsbescherrninq
a. Van de beslissingen van de Kamer met betrekking tot
toestemmingen aan rechthebbenden tot vergunningverlening,
tot goedkeuring van overeenkomsten onder verbinding van
voorschriften aan die goedkeuring, tot wijziging, aanvulling
of nietigverklaring van overeenkornsten en met betrekking tot

AROB-voorziening
derden-belang-
hebbenden
Geen rechtsper-
soonlij kheid
Kosten getuigen
en deskundigen
verlenging van overeenkomsten, staat beroep open op de
Kroon.
Beroep van een beslissing met betrekking tot een toestemming
aan een rechthebbende tot vergunningverlening kan zowel voor
degene, die de toestemming heeft gevraagd, als door degene,
voor wie de bedoelde vergunning bestemd is, worden ingesteld.
In de overige gevallen staat beroep open voor partijen bij
de overeenkomst. De Kroon bevestigt of vernietigt de
beslissing. Bij vernietiging doet de Kroon hetgeen de Kamer
had behoren te doen.
De secretaris van de Raad van State geeft de Kamer kennis
van elk ingediend beroepschrift (art. 37, eerste t/m vierde
en zevende en achtste lid, Vw) .
b. Voor belanghebbenden, die niet in beroep kunnen gaan bij de
Kroon, is beroep mogelijk op de Afdeling Rechtspraak van de
Raad van State op basis van de Wet Administratieve Recht-
spraak Overheidsbeschikkingen (eigen opgave).
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
a. Getuigen en deskundigen ontvangen desverlangd ten laste van
het Rijk, onderscheidenlijk zo zij niet door de Kamer zijn
opgeroepen ten laste van degene, die hen heeft voorgebracht,
schadevergoeding, waarvan het bedrag door de voorzitter
wordt begroot overeenkomstig het bij en krachtens de Wet
tarieven in burgerlijke zaken bepaalde (art. 18 Regl).
Tarieven werkzaam- b. De minister stelt voor de werkzaamheden van de Kamer bij in
heden Kamer de Staatscourant bekend te maken beschikking een tarief vast
(art. 54 Vw).
Bezoldiging/indivi- c. De voorzitter en de secretaris genieten een bezoldiging
duele vergoeding welke bij AMvB wordt vastgesteld. De plaatsvervangend voor-
zitter, de leden en de plaatsvervangende secretarissen
genieten een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en
verdere vergoedingen volgens bij AMvB te stellen regelen
(art. 53 .Vw).
Samens telling
Feitelijke gegevens
Leden
Mr. H.H.A. van Zwieten (voorzitter), mr. 0. van der Heide
(plv. voorzitter; eigenaren visrecht), drs. J.A.M. Dorenbosch
(eigenaren visrecht), ir. W. Westhoff (eigenaren visrecht), mr.
Ph.L. v.d. Lee (eigenaren visrecht), jhr. F.L. Bosch van
Drakestein (eigenaren visrecht), J. de Groot (eigenaren vis-
recht), H.J. Ehrismann (sportvissers), K.D. Lijdsman (sport-
vissers), F.W. Beek (sportvissers), drs. A.J. van Soest
(sportvissers), H. Barendrecht (sportvissers), C. van
Eijndhoven (sportvissers), J.Ph. Andel (beroepsvissers), A.
Bakker (beroepsvissers), J. Berkouwer (beroepsvissers), J. van
Nieuwkoop (beroepsvissers), E.W. Visser (beroepsvissers), H.
Schol (beroepsvissers).

secretariaat 15 medewerkers in dienst van L&V.
~inancien Uitgaven ten laste van de begroting van LW.
Begrote uitgaven - Personeelskosten : f 742.000,--;
1982 - Materieelkosten : f 82.000,--.
Laatste jaarverslag 1981.
L&V I .12
L&V 1.12-1
Adres/tele foon
L&V I .12-2
Adres/tele foon
L&V 1.12-3
Adres/telefoon
L&V 1.12-4
Adres/tele foon
Aanwijzing
Regelingen
Opmerkingen
Geen.
BESTUREN van de KEURINGSINSTELLINGEN VOOR TEELTMATERIAAL
STICHTING NEDERLANDSE ALGEMENE KEURINGSDIENST VOOR ZAAIZAAD EN
POOTGOED VAN LANDBOUWGEWASSEN (NAK)
Bosrandweg 5, Wageningen (Postbus 5, 6700 AA Wageningen)/
(08370) 19022.
STICHTING NEDERLANDSE ALGEMENE KEURINGSDIENST VOOR
BOOMKWEKERIJGEWASSEN (NAKB)
Laan van Meerdervoort 144, 2517 BE 's-Gravenhage/(070) 643853.
STICHTING NEDERLANDSE ALGEMENE KEURINGSDIENST VOOR GROENTE-
EN BLOEMZADEN (NAKG)
Sotaweg 21, Roelofarendsveen (Postbus 27, 2370 AA
Roelofarendsveen)/(O1713) 9102.
STICHTING NEDERLANDSE ALGEMENE KEURINGSDIENST VOOR SIERGEWASSEN
(NAKS )
Laan van Meerdervoort 144, 2517 BE Is-Gravenhage/(070) 643853.
Instelling en oprichtinq
De Kroon is bij wet van 6 oktober 1966 (Stb. 455), ondertekend
door de minister van L&V en van Just. (zaaizaad- en plantgoed-
wet) ("Zz-pgw"), gemachtigd bij AMvB ten aanzien van een
cultuurgewas te bepalen dat het produceren, verhandelen e.d.
van teeltmateriaal uitsluitend is toegestaan aan hem, die is
aangesloten bij een in die AMvB voor dat cultuurgewas
aangewezen instelling. De minister van L&V is bij Zz-pgw
gemachtigd ontheffing of vrijstelling van het bij een genoemde
AMvB bepaalde te verlenen.
De bovengenoemde instellingen zij bij AMvB van 5 april 1967
(Stb. 216 t/m 219) aangewezen.
- Zz-pgw.
- Aansluitingsbesluit NAK (Stb. 217).
- Aansluitingsbesluit NAKB (Stb. 216).
- Aansluitingsbesluit NAKG (Stb. 219).
- Aansluitingsbesluit NAKS (Stb. 218).
- Vrijstellingsbesluit NAK, NAKG en NAKB; MB van 18 mei 1967
(Stcrt. 98).

D.m.v. keuring
bevorderen van de
betrouwbaarheid
van teeltmateriaal
Geven van voor-
schriften
Controlemaat-
regelen
Doelstellingen en taken
Om voor aanwijzing in aanmerking te komen is vereist dat de
keuringsinstelling blijkens haar statuten ten doe1 heeft door
middel van keuringen te,bevorderen, dat betrouwbaar
teeltmateriaal in het verkeer gebracht, verder verhandeld en
uitgevoerd wordt. Zij is niet werkzaam met het oogmerk winst te
behalen (art. 88, onder 1 onder a. en b., Zz-pgw).
Bevoegdheden
a. Onverminderd de bevoedheid van produktschappen en
bedrijfschappen is de keuringsinstelling ten aanzien van de
cultuurgewassen, waarvoor zij is aangewezen, bevoegd voor-
schriften te geven met betrekking tot:
a. de gezondheid, de zuiverheid en de kwaliteit van teelt-
materiaal;
b. de sortering, de classificatie, de verzorging, de
verpakking, de verlading en de aanduiding van het teelt-
materiaal, voor zover verband houdende met de onder a.
genoemde onderwerpen;
c. het gebruik van de op het teeltmateriaal betrekking
hebbende bescheiden en kentekenen, welke bij het
verrichten van een of meer der handelingen, zoals het
voortbrengen van teeltmateriaal, het in de handel brengen
van teeltmateriaal, etc., moeten worden gebezigd;
d. de technische inrichting en administratie van het bedrijf
alsmede de technische bedrijfsvoering;
e. het toezicht op de naleving van de onder a. t/m d.
bedoelde voorschriften en de keuring van teeltmateriaal.
(art. 91, eerste lid, Zz-pgw).
Voor zover de onder a., b., c. en d., bedoelde voorschriften
betrekking hebben op de uitvoer kan de minister van L&V
bepalen, dat het toezicht op de naleving daarvan bij een
door hem aan te wijzen instantie berust (art. 19, tweede
lid, Zz-pgw).
b. De keuringsinstelling weigert aan een bij haar aangeslotene
de toelating tot het verkeer en verbiedt de verdere
verhandeling van teeltmateriaal, ten aanzien waarvan zij
heeft vastgesteld, dat dit niet behoort tot een groep van
planten, als hoedanig het wordt aangeboden, of dat dit
overigens niet voldoet aan de door de keuringsinstelling
gegeven voorschriften (art. 92, eerste lid, Zz-pgw).
c. Indien op grond van de door een aangeslotenen gevolgde
werkwijze en de resultaten daarvan gebleken is, dat de
voortbrenging, bewaring en bewerking van teeltmateriaal niet
op voldoende vakkundige wijze geschiedt, kan de keurings-
instelling bij de aangeslotene de keuring van teeltmateriaal
telkens voor ten hoogste drie jaren opschorten (art. 92,
derde lid, Zz-pgw).

Tuchtrechtelijke
statuten
Verplicht lid-
maatschap van
keurings-
instelling
Samenstelling
bestuur
Benoeming
Medewerking ver-
lenen aan houder
kwekersrecht
d. Om voor aanwijzing als keuringsinstelling in aanmerking te
komen is vereist dat de statuten van de keuringsinstelling
bepalen, dat bij niet nakoming door een aangeslotene van
enige bij de statuten of de algemeen geldende voorschriften
opgelegde verplichting een of meer der navolgende maat-
regelen kunnen worden opgelegd: berisping, geldboete tat ten
hoogste tienduizend gulden, het stellen van de aangeslotene
onder verscherpte controle te zijnen laste voor ten hoogste
twee jaren en openbaarmaking van de tuchtbeschikking. Indien
een aangeslotene in de periode van vijf jaren onmiddellijk
voorafgaande aan het niet nakomen van enige verplichting als
bovenbedoeld, hetzij onder verscherpte controle werd gesteld
te zijnen laste, hetzij aan hem tweemaal een geldboete werd
opgelegd kan deze voor ten hoogste drie jaren worden
geschorst (art. 88, aanhef onder 2 onder d., Zz-pgw).
Samenstelling en benoeming lidmaatschap
Het bedrijfsmatig bezig zijn met teeltmateriaal is uitsluitend
toegestaan aan hem, die is aangesloten bij een voor het
betreffende cultuurgewas aangewezen keuringsinstelling
(art. 87, eerste lid, Zz-pgw).
Om voor een aanwijzing als keuringsinstelling in aanmerking te
komen is vereist dat de statuten van de keuringsinstelling
bepalen dat op een daartoe strekkende aanvrage een ieder als
aangeslotene wordt toegelaten (art. 88, aanhef onder 2 onder
c., Zz-pgw).
Om voor een aanwijzing als keuringsinstelling in aanmerking te
komen is vereist dat de keuringsinstelling blijkens haar
statuten een bestuur heeft, waarin de belanghebbenden of
groepen van belanghebbenden genoegzaam vertegenwoordigd zijn
(art. 88, aanhef onder 1 onder c., Zz-pgw).
Om voor aanwijzing als keuringsinstelling in aanmerking te
komen is vereist dat de statuten van de keuringsinstelling
bepalen, dat de benoeming van de voorzitter van het bestuur
geschiedt door de minister van L&V, gehoord het bestuur van de
keuringsinstelling en dat de voorzitter en overige leden van de
Raad van Beroep alsmede de secretaris worden benoemd door de
minister van L&V (art. 88, aanhef onder 2 onder b. en f.,
Zz-pgw 1.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
De keuringsinstelling verstrekt aan de houder van een
kwekersrecht met betrekking tot een ras van een landbouwgewas
op diens verzoek jaarlijks een opgave van aangeslotenen, die
teeltmateriaal van zijn ras hebben voortgebracht en van de
betreffende hoeveelheden, en verleent desverlangd medewerking
bij de inning van licentierechten (art. 89, tweede lid, Zz-
pgw)

Ri j kstoezicht
Goedkeuring sta-
tuten en algemeen
geldende voor-
schriften
Schorsing/vernie-
tiging van voor-
schri £ten
Ministeriele ont-
heffing of vrij-
stelling van voor-
schriften
Voorziening in
voorschriften
bij AMvB
Politiek-bestuurlijke controle
Op de keuringsinstelling wordt Rijkstoezicht uitgeoefend
vanwege de minister van L&V volgens door deze te stellen
regels. Zij is verplicht ten behoeve van het welslagen
daarvan alle inlichtingen te verstrekken en alle medewerking
te verlenen (art. 89, eerste lid, Zz-pgw)
Om voor aanwijzing als keuringsinstelling in aanmerking te
komen is vereist dat de statuten van de keuringsinstelling
bepalen dat de keuringsinstelling zich onderwerpt aan Rijks-
toezicht, uit te oefenen vanwege de minister van L&V volgens
door deze te stellen regels en zich verplicht ten behoeve
van het welslagen daarvan alle inlichtingen te verstrekken
en alle medewerking te verlenen en dat de met het uitoefenen
van het Rijkstoezicht belaste ambtenaren recht van toegang
hebben tot de vergaderingen van het bestuur en van het
dagelijks bestuur en hiervoor steeds een uitnodiging
ontvangen, vergezeld van alle stukken (art. 88, aanhef onder
2 onder h. en i., Zz-pgw).
Het Rijkstoezicht wordt uitgeoefend door de Algemeen
Directeur Agrarische Produktie, Verwerking en Afzet en door
door deze daartoe aangewezen ambtenaren, met dien verstande
dat ten aanzien van plantenziektenkundige aangelegenheden
het Rijkstoezicht wordt uitgeoefend door de Directeur van de
Plantenziektenkundige Dienst en door deze daartoe aangewezen
ambtenaren (art. 1 MB van 21 december 1973, Stcrt. 250).
Om voor aanwijzing als keuringsinstelling in aanmerking te
komen is vereist dat de statuten van de instelling bepalen
dat de statuten en algemeen geldende voorschriften zomede
hun wijzigingen en de intrekking daarvan, alvorens van
kracht te zijn, de goedkeuring behoeven van de minister van
L&V (art. 88, aanhef onder 2 onder a., Zz-pgw).
De voorschriften van de keuringsinstellingen, met
uitzondering van die die betrekking hebben op de technische
inrichting en administratie van het bedrijf alsmede de
technische bedrijfsvoering en het toezicht op de naleving
van de voorschriften en de keuring van het teeltmateriaal,
kunnen wegens strijd met het algemeen belang door de
minister van L&V worden geschorst voor een bepaalde tijd
welke, behoudens verlenging, niet meer bedraagt dan zes
maanden, dan we1 worden vernietigd (art. 91, derde lid,
zz-Pgw ) .
In bijzondere door hem te bepalen gevallen of groepen van
gevallen kan de minister van L&V, a1 dan niet onder door hem
te stellen voorwaarden, ontheffing of vrijstelling verlenen
van voorschriften van de keuringsinstellingen (art. 92,
tweede lid, Zz-pgw).
Voor zover geen keuringsinstelling is aangewezen of deze
niet of niet voldoende voorziet of kan voorzien in
voorschriften, kan daarin worden voorzien bij of krachtens
AMvB. Een AMvB uitgevaardigd in bovenbedoeld geval wordt
ingetrokken, voor zover door de aangewezen keurings-
I
instelling terzake voorschriften worden gesteld en deze de
goedkeuring van de minister van L&V hebben verworven
(art. 91, vierde en vijfde lid, Zz-pgw)

Beroep op Commis-
sie van Beroep in-
zake keuringen
Beroep op Raad
van Beroep
Instellingen zijn
stichtingen
Geen financiele
bepalingen
L&V 1.12-2
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
L&V I .12-3
Samenstelling
bestuur
Rechtsbescherminq
a. Om voor aanwijzing als keuringsinstelling in aanmerking te
komen is vereist dat de statuten van de keuringsinstelling
bepalen dat aan de aangeslotenen met betrekking tot de bij
de keuring genomen beslissingen beroep open staat bij een
Commissie van Beroep inzake Keuringen (art. 88, aanhef onder
2 onder g . , Zz-pgw ) .
b. ~m'voor aanwijzing als keuringsinstelling in aanmerking te
komen is vereist dat de statuten van de keuringsinstelling
bepalen dat de aangeslotenen met betrekking tot andere
besluiten, dan die genomen bij keuringen, van een der
organen van de keuringsinstelling binnen een maand na dagtekening
van de mededeling van zodanige besluiten beroep
open staat bij een Raad van Beroep, waarvan de samenstelling
en de werkwijze worden geregeld in een reglement van beroep;
onder besluiten worden niet begrepen algemeen geldende
besluiten (art. 88, aanhef onder 2 onder e., Zz-pgw).
Over de hierboven bedoelde besluiten van een der organen van
de keuringsinstelling oordeelt bij uitsluiting de Raad van
Beroep. De uitspraken van de Raad van Beroep hebben de
kracht van bindend advies (art. 90 Zz-pgw).
Rechtspersoonlijkheid
De aangewezen instellingen zijn allen rechtspersonen in de
zin van Boek 2 BW.
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Feiteli j ke qegevens
NAK
Geen opgave.
NAKB
Zie L&V I .6-5.
5 personen, in dienst van de NAKB.
Uitgaven ten laste van:
a. aangesloten bedrijfsleven (50%);
b. L&V (50%).
- Apparaatskosten/keuringen : f 2.000.000,--;
- Kosten vermeerderingstuinen : f 1.000.000,--.
1980/1981.
NAKG
Leden
Ir. W. van Soest (voorzitter), S.J. Sluis (vice-voorzitter), D.
Barten, H. Beeftink, S.P.J. Boonen, L. Kraayeveld, J. Pik, A.D.
van der Ploeg, G.C. Rebel, P.C. Zwaan.

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
L&V I .12-4
Samenstelling bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
~dv. leden
Ir. C. Dorsman (Instituut voor Veredeling van Tuinbouwgewassen),
ir. M.J. Hijink (RIVRO), dr.ir. G.P. ~ermohlen (RPvZ), mr. R.
Troost (NIZ).
waarnemers
Ing. M.J. Zijp (toezichthouder; L&V).
8 personen, in dienst van de NAKG.
Uitgaven ten laste van:
a. aangesloten bedrijfsleven (50%);
b. L&V (50%).
Apparaatskosten : f 3.750.000,--.
NAKS
Leden
Ir. W. van Soest (voorzitter), C.N. Visser (ondervoorzitter),
J.P. Flikweert, G. Kooy Pzn., M. Molenaar, H. Vreugdenhil,
G.A.M. Zuidgeest.
Adv. leden
Ir. J. van Doesburg (Proefstation voor de Bloemisterij), ir. C.
Dorsman (Instituut voor Veredeling van Tuinbouwgewassen).
Waarnemers
Ir. P. Kleyburg (toezichthouder; L&V), ing. M.J. Zijp (toezicht-
houder; L&V).
5 personen, in dienst van de NAKS.
Uitgaven ten laste van:
a. aangesloten bedrijfsleven (50%);
b. L&V (50%).
Apparaatskosten : f 2.340.000,--.
Opmerkingen
Geen .
BESTUUR van de ORGANISATIE TER VERBETERING VAN DE BINNENVISSERIJ
(rn)
Buxtehudelaan 1, Nieuwegein (Postbus 433, 3430 AK Nieuwegein)/
(03402 ) 39494.

Instelling en
oprichting
Regelingen
Bevorderen van de
verbetering van
de binnenvisserij
(Mede)financieren
van maatregelen
waaronder subsidies
Omvang
Benoeming en
voordracht
Indienstneming
personeel
Instelling en oprichtinq
De organisatie en haar bestuur zijn ingesteld en opgericht
bij wet van 30 mei 1963 (Stb. 312), ondertekend door de
ministers van L&V en van Just. (Visserijwet 1963) ("Vw").
De OVB geeft als oprichtingsdatum 26 maart 1952 op.
- vw.
- Reglement voor de Organisatie ter verbetering van de binnen-
visserij; KB van 21 mei 1964 (Stb. 169) (tlReglll).
Doelstellingen en taken
De OVB heeft als doe1 het bevorderen van de verbetering van
de binnenvisserij door het kweken, aankopen, verkopen en
uitzetten van vis en door het treffen, financieren of mede-
financieren van verdere maatregelen ter verbetering van de
visstand of het viswater (art. 38, derde lid, Vw).
Bevoegdheden
De organisatie tracht haar doe1 te bereiken door het treffen,
financieren of medefinancieren van maatregelen ter verbetering
van de visstand of het viswater (art. 38, derde lid, Vw).
Samenstelling en benoeminq
a. Het bestuur van de organisatie bestaat uit negen leden.
b. De leden worden door de minister van L&V benoemd. Hij
benoemt van de bestuursleden een derde op voordracht van de
door hem aangewezen organisaties van beroepsvissers en een
derde op voordracht van de door hem aangewezen organisaties
van sportvissers. De voordrachten bevatten een dubbeltal
voor ieder te benoemen bestuurslid. De minister bepaalt het
aantal bestuursleden, waarvan elke door hem aangewezen
organisatie voordrachten kan indienen.
De voorzitter en de ondervoorzitter worden door de minister
benoemd uit de niet op voordracht van de organisaties
benoemde bestuursleden.
De bestuursleden treden om de vijf jaar tegelijk af en
kunnen terstond opnieuw worden benoemd (art. 39, eerste t/m
vijfde lid, Vw).
De organisaties van beroepsgenoten zijn aangewezen bij MB
van 30 juli 1964 (Stcrt. 149).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Het personeel, dat de organisatie voor de vervulling van
haar taak behoeft, wordt door de organisatie in dienst
genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Het
bestuur stelt regelen omtrent de voorwaarden, waaronder de
indienstneming geschiedt (art. 42, eerste en tweede lid,
Vw).

Taak voorzitter
Directeur en
secretaris
Wijze van ver-
gaderen
Stemmen
Goedkeuring ar-
beidsvoorwaarden
Controle t . a. v.
begroting
b. De voorzitter is belast met de dagelijkse leiding van de
organisatie. Hij voert de besluiten van het bestuur uit. De
organisatie wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door
de voorzitter. Bij ontstentenis van de voorzitter wordt deze
vervangen door de ondervoorzitter (art. 40 Vw).
c. Het bestuur van de organisatie benoemt een directeur,
alsmede een secretaris. De directeur en de secretaris wonen
de vergaderingen van het bestuur bij (art. 1 Regl).
d. Het bestuur vergadert tenminste drie maal per jaar en
voorts zo dikwijls als de voorzitter zulks nodig oordeelt.
De voorzitter doet bovendien een vergadering uitschrijven,
indien tenminste een derde van het aantal bestuursleden
daarom verzoekt. De vergaderingen worden in opdracht van de
voorzitter door de secretaris bijeengeroepen.
De voorzitter stelt de agenda vast en leidt de vergadering;
de secretaris draagt zorg voor het opmaken van de notulen,
alsmede voor de toezending van de notulen aan alle bestuurs-
leden, alsmede aan de directeur.
Ieder bestuurslid kan voorstellen doen, welke mits tijdig
ingediend, door de voorzitter op de agenda worden geplaatst.
Tenzij op enige vergadering met algemene stemmen anders
wordt beslist, worden slechts de onderwerpen, op de agenda
vermeld, in de vergadering behandeld (art. 2, art. 3, eerste
lid, art. 4 en art. 5, Regl).
e. Het bestuur besluit bij meerderheid van stemmen; bij staking
van stemmen beslist de fungerende voorzitter. Geen besluiten
worden genomen, indien niet tenminste zes leden aanwezig
zijn (art. 6 Regl).
Politick-bestuurlijke controle
a. De regelen die het bestuur stelt omtrent de voorwaarden,
waaronder de indienstneming van personeel geschiedt,
behoeven de goedkeuring van de minister van L&V (art. 42,
tweede lid, Vw) .
b. Het boekjaar der organisatie vangt aan op 1 april en eindigt
op 31 maart daaropvolgende.
Jaarlijks voor 1 januari dient het bestuur bij de minister
van L&V een begroting van baten en lasten voor het volgende
boekjaar ter goedkeuring in. De minister is bevoegd de
begroting vast te stellen, indien daaromtrent met het
bestuur geen overeenstemming wordt verkregen (art. 43 Vw).
Heeft de minister de begroting niet goedgekeurd voor de
aanvang van het boekjaar, waarvoor zij moet dienen, dan is
het bestuur bevoegd tot het innen van inkomsten en het doen
van uitgaven in de begroting voorzien, voor zover de
minister daartegen geen bezwaren heeft kenbaar gemaakt.

Controle op ge-
voerd financieel
beheer
Geen rechtsbe-
schermingsregeling
Organisatie
rechtspersoon
Individuele ver-
goedingen
Dekking kosten
organisatie door
bijdragen vissers
c. Jaarlijks voor 1 augustus dient het bestuur bij de minister
van L&V een financieel verslag over het afgelopen boekjaar
met daarbij behorende balans en winst- en verliesrekening
ter goedkeuring in. De minister legt deze stukken ter
beoordeling voor aan de Algemene Rekenkamer.
Aan de Algemene Rekenkamer wordt desverlangd inzage gegeven
van de boeken en bescheiden der organisatie en aan haar
worden alle inlichtingen verstrekt, welke zij nodig acht om
een juist financieel inzicht te krijgen in het financieel
beheer der organisatie.
Het besluit van de minister tot goedkeuring van bovenbedoelde
stukken strekt tot decharge van het bestuur. Zodanig besluit
wordt door de minister niet genomen dan nadat de Algemene
Rekenkamer hem haar gevoelen heeft kenbaar gemaakt.
De bovenbedoelde stukken worden na goedkeuring door de
minister ter kennis gebracht van de Staten-Generaal (art. 44
Vw) .
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere rechtsbeschermingsregeling.
Rechtspersoonlijkheid
De OVB is rechtspersoon (art. 38, tweede lid, Vw).
Financien
a. De bestuursleden kunnen een vergoeding genieten volgens
regels, door de minister van L&V te stellen (art. 38,
achtste lid, Vw).
b. Ter verbetering van de bimenvisserij wordt van degenen,
die deze visserij uitoefenen, een bijdrage geheven
overeenkomstig het hierna volgende.
De minister van L&V bepaalt, de OW3 gehoord, de bijdrage
vast; zij geldt voor het tijdvak aanvangende 1 juni en
eindigende 31 mei daarop volgende.
De bijdrage kan verschillend zijn naar gelang wordt gevist
krachtens een kleine of een grote visakte dan we1 met een
gewone hengel.
De bijdrage voor het vissen krachtens een akte dient bij de
uitreiking van de akte te worden voldaan, met dien
verstande, dat geen uitreiking van de akte plaatsvindt
alvorens de bijdrage is voldaan (art. 11, art. 12 en art.
13, eerste lid, Vw).
De ontvangen bijdragen worden, met inachtneming van bij AMvB
te stellen regels verantwoord aan en ter beschikking gesteld
van de Organisatie ter verbetering van de bimenvisserij
(art. 14 Vw).

amens st el ling
bestuur
Feitelijke gegevens
Leden
Ir. Th.J. Tienstra (voorzitter; L&v), mr. Th.A.J. Vosters
(ondervoorzitter; L&V), mr. H.D.M. van Arkel (LW), A.Th.
Bakker (combinatie van binnenvissers), J.B.M. Moorthamer
(combinatie van binnenvissers), J.Ph. van Andel (combinatie van
binnenvissers), L.C. Vredenbrecht (Nederlandse Vereniging van
sportvissersfederaties), F.W. Beek (Nederlandse Vereniging van
Sportvissersfederaties), A.J. Sweep (Centraal Nederlands
Hengelaarsverbond) .
Bureau 51 personen, in dienst van de OVB.
Financien Uitgaven gefknancierd uit bijdragen van sport- en beroeps-
vissers ter verbetering van de binnenvisserij.
Begrote uitgaven Apparaatskosten : f 6.502.000,--.
1982
Laatste j aarverslag 1979/1980.
Instelling en
oprichting
Regelingen
Registratie
plantenrassen
Verlening kwekers-
recht
Advisering bur-
gerlijke rechter
Inschrijving
plantenrassen
Opmerkingen
Geen.
RAAD VOOR HET KWEKERSRECHT (RKw)
Nudestraat 11, Wageningen (Postbus 104, 6700 AC Wageningen)/
(08370) 19031.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 6 oktober 1966 (Stb. 455),
ondertekend door de minister van LW (zaaizaad- en plantgoedwet)
(ttZz-pgwtt ) .
- Zz-pgw.
- Reglement van de Raad voor het kwekersrecht; KB van 5 april
1967 (Stb. 223) ("Regl").
Doelstellingen en taken
a. De Raad schrijft oude en nieuwe plantenrassen van land- en
tuinbouwgewassen in in het daarvoor bestemde Nederlandse
Rassenregister (zie hfdst. I11 Zz-pgw).
b. De Raad verleent aan kwekers van nieuwe plantenrassen het
kwekersrecht m.b.t. dat nieuwe ras (zie hfdst. IV Zz-pqw).
c. De Raad verschaft inlichtingen en verstrekt technische
adyiezen aan de burgerlijke rechter met betrekking tot aan
diens oordeel onderworpen rechtsvorderingen inzake kwekers-
rechten (art. 95 Zz-pgw).
Bevoegdheden
a. In het Nederlands Rassenregister worden ingeschreven:
a. rassen waarvoor het kwekersrecht is verleend;

Vaststelling ras-
naam, a1 dan niet
na beslissing op
bezwaren van derden
Vereisten rasnaam
Doorhaling ras-
naam/inschrijving
nieuwe naam
b. door of namens de minister van L&V aangewezen rassen van
landbouwgewassen en van bij AMvB aangewezen tuinbouw-
gewassen, welke voldoen aan de vereisten die de wet stelt
voor zijn van ras, doch waarvoor geen kwekersrecht kan
worden verleend.
In het Rassenregister worden met inachtneming van bij AMvB
te stellen regelen op aanvrage van de kweker ingeschreven
andere rassen dan hierboven bedoeld onder b., waarvoor geen
kwekersrecht kan worden verleend en welke behoren tot bij
AMvB aangewezen landbouwgewassen. Deze bij AMvB te stellen
regelen kunnen mede inhouden de verplichting voor de kweker
tot het betalen van een daarbij vast te stellen jaarcijns.
De inschrijving geschiedt door de Raad door vermelding van
de door de Raad vastgestelde karakteriserende beschrijving
en benaming van het ras. De ingeschreven benaming wordt
aangemerkt als soortaanduiding (art. 18 Zz-pgw).
Teeltmateriaal van een ingeschreven ras mag uitsluitend
onder de ingeschreven naam in het verkeer gebracht worden
(art. 80, eerste lid, Zz-pgw).
b. Met betrekking tot de naamsinschrijving doet de aanvrager
een naamsvoorstel. De Raad stelt de voorgestelde of de
internationaal gebruikelijke benaming vast, tenzij in geval
van strijd met wettelijke vereisten, in welke geval
betrokkene een andere naam kan voorstellen (art. 21, eerste,
tweede en vierde lid, Zz-pgw).
De Raad moet een in te schrijven rasnaam toetsen aan de
volgende vereisten:
- onderscheidbaarheid van andere rassen;
- ontbreken van strijdigheid met openbare orde of goede
zeden;
- ontbreken van verwarrende overeenstemming met handelsnaam
of merk;
- aansluiting bij internationaal gebruikte rasnamen (art.
19 Zz-pgw).
De Raad kan ook een voorlopige karakteriserende beschrijving
vaststellen en inschrijven. De Raad kan deze beschrijving op
verzoek of ambtshalve aanvullen en deze aanvulling
inschrijven (art. 22 Zz-pgw).
Alvorens een naam vast te stellen wordt deze door de Raad
bekend gemaakt. Belanghebbenden kunnen daarna bezwaren
indienen op grond van het feit dat de benaming zodanig met
een handelsnaam of een merk overeenstemt dat gemakkelijk
verwarring ontstaat. Alvorens een naam vast te stellen
beslist de Raad op de ingebrachte bezwaren (art. 20, eerste
t/m derde lid, Zz-pgw).
c. Indien het gebruik van een ingeschreven benaming voor
teeltmateriaal van het ras, waarvoor deze is ingeschreven,
op grond van een aan een ander met betrekking tot deze ,
benaming toekomend recht bij rechterlijke uitspraak wordt
verboden, haalt de voorzitter van de Raad op verzoek van de
meest gerede partij de ingeschreven benaming door en
schrijft hij een voorlopige aanduiding als benaming in, zo
mogelijk in overleg met de houder van het kwekersrecht,
onderscheidenlijk de kweker die registratie van een bestaand
ras heeft aangevraagd. De Raad stelt een gewijzigde benaming
vast na de betreffende houder onderscheidenlijk kweker in de

Verlening kwekers-
recht
gelegenheid te hebben gesteld binnen een daarbij te bepalen
termijn een andere benaming voor te stellen en schrijft de
gewijzigde benaming in (art. 23 Zz-pgw).
d. Met ingang van een bij AMvB te bepalen tijdstip, dat voor
onderscheiden gewassen verschillend kan zijn, kan voor een
nieuw ras kwekersrecht worden verleend (zie art. 29, eerste
en derde lid, Zz-pgw).
Het kwekersrecht wordt verleend, indien het ras duidelijk
onderscheidende eigenschappen bezit en voldoet aan
homogeniteits- en bestendigheidsvereisten. Een ras wordt in
het algemeen niet als nieuw beschouwd indien op het tijdstip
van de indiening van de aanvraag tot verlening van het
kwekersrecht reeds teeltmateriaal in het verkeer is gebracht.
De aanspraak op verlening van het kwekersrecht komt toe aan
hem, van wie aannemelijk is, dat hij of zijn rechts-
voorganger het nieuwe ras door eigen kweekarbeid heeft
gewonnen .
Indien het ras buiten Nederland is gewonnen, bestaat de
aanspraak op verlening van het recht slechts, voor zover
Nederland krachtens een internationale overeenkomst gehouden
is kwekersrecht te verlenen en voor zover voldaan is aan bij
AMvB gestelde eisen betreffende het onderzoek en het toezicht
op de vermeerdering. Indien een ras buiten Nederland is
gekweekt, terwijl bovenbedoelde gehoudenheid niet bestaat,
kan voor het ras kwekersrecht worden verleend, indien de
minister van L&V van oordeel is, dat die verlening in het
belang is van de bodemcultuur in Nederland. De minister kan
aan de verlening voorschriften verbinden en hij kan de aan
de kweker toekomende rechten in omvang beperken (art. 30
Zz-pgw).
De aanvrage tot verlening van het kwekersrecht is gericht
aan en de verlening geschiedt door de Raad.
De aanvrage moet, naast hetgeen elders met betrekking tot de
naam gevorderd, bevatten zowel een duidelijke beschrijving
van het ras als een nauwkeurige aanduiding van de eigen-
schappen, waardoor het ras zich van andere rassen van het-
zelfde cultuurgewas onderscheidt. Tegelijk met de aanvrage
moet een voor het onderzoek voldoende hoeveelheid teelt-
materiaal van het ras, waar de aanvrage betrekking op heeft,
ter beschikking van de Raad worden gesteld (art. 35, eerste
t/m derde lid, Zz-pgw).
Bij besluit tot verlening van het kwekersrecht worden over-
eenkomstig de daarvoor gestelde bepalingen de karakteri-
serende beschrijving en de benaming van het ras vastgesteld.
Bij de inschrijving van het ras in het Rassenregister wordt
gelijktijdig aantekening gedaan van de verlening van het
kwekersrecht. Het kwekersrecht verkrijgt als dagtekening en
begint te werken de dag nadat de inschrijving en aantekening
in het Nederlands Rassenregister zijn gedaan (art. 37 Zz-
pgw) -
De houder van een kwekersrecht heeft het uitsluitend recht
voor handelsdoeleinden teeltmateriaal van het ras voort te
brengen, in het verkeer te brengen, etcetera. Het is aan
anderen dan houder van het recht verboden bovengenoemde
handelingen te verrichten zonder toestemming van de houder
van het recht (art. 40, eerste en tweede lid, Zz-pgw).

Bevoegdheden in
verband met licen-
tieverlening, waar-
onder het verlenen
van dwanglicenties
e. De houder van een kwekersrecht is verplicht de licenties te
verlenen welke in het belang van de voorziening van de markt
met teeltmateriaal tegen redelijke voorwaarden noodzakelijk
zijn. Deze verplichting houdt mede in, dat de houder van het
recht het voor de uitoefening van de licentie noodzakelijke
teeltmateriaal tegen een billijke vergoeding dient te
verstrekken (art. 42 Zz-pgw).
Indien de houder van een kwekersrecht zijn licentie-
verplichting niet nakomt, wordt de licentie op verzoek van
de belanghebbenden door de Raad verleend. Alvorens te
beslissen stelt de Raad partijen in de gelegenheid binnen
een door de Raad te bepalen termijn alsnog tot overeen-
stemming te geraken, waarbij de Raad zodanige aanwijzingen
geeft als hij in het belang van de voorziening met teelt-
materiaal nodig acht.
Bij gebreke van overeenstemming beslist de Raad, na partijen
te hebben gehoord. In de beslissing worden de omvang van de
licentie, het bedrag van de aan de houder van het recht te
betalen vergoeding, alsmede de te verstrekken hoeveelheid
teeltmateriaal en de daarvoor te betalen vergoeding vast-
gesteld. De Raad kan bij de beslissing aan de verkrijger van
de licentie het stellen van zekerheid binnen een bepaalde
termijn opleggen. Nadat de licentie door de Raad is verleend
en aan de verplichting tot het.stellen van zekerheid, indien
deze is opgelegd, is voldaan, wordt de licentie in het
Nederlands Rassenregister ingeschreven. De licentie werkt
eerst na die inschrijving, ook tegenover hen, die na de
inschrijving van het verzoek rechten op de kwekersrecht
hebben verkregen (art. 43 Zz-pgw).
f. De houder van een kwekersrecht kan een openbaar aanbod doen
tot li~entieverlenin~. Het aanbod wordt, indien de Raad
zich, gelet op het belang van de voorziening van de markt
met teeltmateriaal tegen redeli j ke voorwaarden, met de
voorwaarden voor de licentieverlening verenigt, op kosten
van de houder van het recht door de zorg van de Raad bekend
gemaakt in de Nederlandse Staatscourant. Een ieder die van
het aanbod gebruik wenst te maken, verkrijgt een licentie
door aan de Raad kennis te geven, dat hij het aanbod aanneemt.
De licentie wordt in het Nederlands Rassenregister
ingeschreven en werkt eerst na de inschrijving. Zij werkt
vanaf dat tijdstip af ook tegenover hen, die na het tijdstip
van de bekendmaking rechten op het kwekersrecht hebben
verkregen. Het openbaar aanbod is onherroepelijk behoudens
het hieronder bepaalde.
De houder van het kwekersrecht kan, voor het eerst na een
jaar na inschrijving, onder goedkeuring van de Raad de
voorwaarden, waaronder de licentie is verleend, wijzigen.
Indien de Raad van oordeel is, dat de voorwaarden gewijzigd
dienen te worden, stelt hij de houder van het kwekersrecht
hiervan in kennis. In dat geval is de houder van het
kwekersrecht verplicht binnen een door de Raad te stellen
,termijn een voorstel tot wijziging te doen, bij gebreke
waarvan de Raad de voorwaarden arnbtshalve wijzigt.
De wijziging wordt door de zorg van de Raad bekend gemaakt
in de Nederlandse Staatscourant (art. 44 Zz-pgw).
Indien de minister van L&V van oordeel is, dat de voor-
ziening van de markt met teeltmateriaal van een ras tegen
redelijke voorwaarden onvoldoende verzekerd is, deelt hij
zulks schriftelijk en onder opgave van redenen aan de houder

Nietigverklaring
kwekersrecht/toe-
wijzing opeising
van kwekersrecht
van het kwekersrecht mede en stelt hij deze gedurende een
termijn van een maand in de gelegenheid een openbaar aanbod
tot licentieverlening onder door de minister goedgekeurde
voorwaarden te doen.'Blijft een aanbod achterwege, dan zal
de Raad met inachtneming van de door de minister gegeven
aanwijzingen een zodanig aanbod doen en dit op kosten van de
houder van het recht in de Nederlandse Staatscourant bekend
maken. De normale regels m.b.t. het openbare licentie-
verleningsaanbod zijn van kracht, met dien verstande, dat de
Raad bij de uitoefening van zijn bevoegdheden dienaangaande
de bevoegdheden van de minister in acht neemt (art. 45
zz-Pgw
g. Een kwekersrecht wordt nietigverklaard, indien blijkt dat
het ras niet nieuw was of niet voldeed aan de wettelijke
rasvereisten. De nietigverklaring kan te allen tijde door
iedere belanghebbende en door of namens de minister van L&V
gevraagd worden door indiening bij de Raad van een gemoti-
veerd verzoekschrift. Nietigverklaring van een kwekersrecht
ontneemt aan het kwekersrecht en aan de rechten, welke
daaruit zijn afgeleid, alle verdere rechtsgevolgen (art. 54
zz-Pgw
h. Een kwekersrecht kan geheel of in mede-eigendom worden
opgeeist, voor zover het is verleend aan iemand, die
krachtens de daarvoor geldende wettelijke bepalingen daarop
geen of niet uitsluitend aanspraak had.
De opeising geschiedt door indiening bij de Raad van een
gemotivieerd verzoekschrift. Te goeder trouw voor de aan-
tekening van de toewijzing van de opeising verkregen
licenties blijven geldig tegenover de nieuwe houder van het
kwekersrecht, die recht verkri,jgt op de voor de licenties
verschuldigde vergoeding (art. 55 Zz-pgw).
Het recht tot opeising komt toe aan hem, die krachtens de
daarvoor geldende wettelijke bepalingen aanspraak of mede
aanspraak heeft op de verlening van het kwekersrecht. Dit
recht verjaart na afloop van vijf jaren na de dagtekening
van het kwekersrecht.
Registratie rechts- i. In het Nederlands Rassenregister worden plantenrassen
situatie m.b.t. ingeschreven a1 of niet onder aantekening van verlening
rasnamen en kwekers- van het kwekersrecht (art. 18 en art. 37, tweede lid, Zz-pgw);
rechten in dit register worden licenties ingeschreven a1 dan niet
verleend op basis van een openbaar aanbod (art. 43, vierde
lid, art. 44, derde lid, art. 45, derde lid, art. 46, derde
lid, Zz-pgw); in geval van beslag op een kwekersrecht moet
het proces-verbaal van inbeslagneming in dit register worden
ingeschreven (art. 50, eerste lid, Zz-pgw); de akte, waarin
de houder van een kwekersrecht van dat recht afstand doet,
moet in dit register worden ingeschreven (art. 52, tweede
lid, Zz-pgw); het van rechtswege vervallen van het kwekers-
recht vanwege het niet betalen van de verschuldigde jaar-
cijns wordt in dit register aangetekend (art. 53, eerste
lid, Zz-pgw); van besluiten van de Raad tot toewijzing van
een opeising en van besluiten tot nietigverklaring van een
recht wordt aantekening gedaan in dit register (art. 56,
derde lid, Zz-pgw).

Openbaarheid ras-
senregister
Organisatie m.b.t.
Raad voor het kwe-
kersrecht
Benoeming
Secretaris
Geheimhoudings-
plicht
Geen persoonlijke
betrokkenheid
Getuigen en
deskundigen
Doen verrichten
van onderzoek
j. Het Nederlands asse en register is openbaar (art. 4, eerste
lid, Zz-pgw).
Samenstelling en benoeminq
a. De Raad bestaat uit:
a. een Centrale Afdeling;
b. een Afdeling Landbouwgewassen;
c. een Afdeling Tuinbouwgewassen;
d. een Afdeling van Beroep.
Bij AMvB kunnen bij de afdelingen onderafdelingen worden
ingesteld ( art. 5 Zz-pgw) .
b. In de Raad hebben zitting:
a. een voorzitter;
b. drie vice-voorzitters;
c. tenminste drie en ten hoogste zeven leden voor iedere
afdeling en onderafdeling (art. 6, eerste lid, Zz-pgw).
c. De Kroon benoemt de voorzitter, de vice-voorzitters en de
overige leden van de Raad. De benoeming geschiedt voor vijf
jaar en de betreffende personen kunnen op eigen verzoek door
de Kroon worden ontslagen (art. 7, eerste en tweede lid,
22-Pgw ) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Aan de Raad worden een secretaris en een of meer adjunct-
secretarissen toegevoegd (art. 6, tweede lid, Zz-pgw). De
secretaris en adjunctsecretarissen worden benoemd door de
minister van L&V en moeten jurist zijn (art. 9 Zz-pgw).
b. De (vice-)voorzitter(s), leden en (adjunct-)secretaris(sen)
zijn verplicht het geheim te bewaren omtrent hetgeen hun in
die hoedanigheid bekend wordt alsmede omtrent gevoelens bij
de behandeling ener zaak geuit (art. 11 Zz-pgw).
c. De (vice-)voorzitter(s), leden en (adjunct-)secretaris(sen)
mogen niet deelnemen aan de behandeling van zaken, waarbij
zij in enig opzicht betrokken zijn (art. 12 Zz-pgw).
d. De Raad is bevoegd getuigen en deskundigen te horen.
Ieder die als getuige is opgeroepen, is verplicht aan deze
oproep gevolg te geven. De Raad kan bevelen dat getuigen,
die hoewel behoorlijk opgeroepen, niet zijn verschenen, door
de openbare macht voor hem worden gebracht (art. 14, eerste,
tweede en vierde lid, Zz-pgw).
e. De Raad kan een of meer deskundigen aanwijzen onder bepaling
van het voorwerp van onderzoek; hiervan wordt mededeling
gedaan aan de aanvrager. De Raad is bevoegd vaste des-
kundigen of vaste commissies van deskundigen te benoemen
onder vaststelling van hun taak.
De aanvrager is verplicht, zo dikwijls de Raad zulks voor
het onderzoek nodig acht, binnen een door de Raad te stellen

Contacten van
Raad met aan-
vrager
termijn een hoeveelheid teeltmateriaal kosteloos ter
beschikking van de Raad te stellen (art. 21 Regl).
f. De Raad wijst de aanvrage a£, indien de aanvrage niet
voldoet aan de in het Reglement gestelde eisen dan we1 de
aanvrager de nader gewenste inlichtingen niet tijdig heeft
verschaft. De Raad gaat tot afwijzing niet over dan nadat de
aanvrager in de gelegenheid is gesteld binnen een daarbij
bepaalde termijn de aanvrage aan te vullen of te verbeteren
dan we1 de door de Raad gewenste inlichtingen te verschaffen.
In andere gevallen gaat de Raad niet tot afwijzing over dan
nadat de aanvrager is gehoord of althans behoorlijk daartoe
is opgeroepen (art. 20 Regl).
Procedure bij ver- g. Een verzoek tot nietigverklaring of tot opeising wordt
zoek tot nietigver- gedaan met een verzoekschrift.
van een opeising
Procedure bij
verzoek tot
licentieverlening
Beraadslagen en
beslissen in
Raadsafdelingen
De Raad zendt afschrift van het verzoekschrift aan de houder
van het kwekersrecht, onder vaststelling van de termijn,
binnen welke hij door het indienen van een bezwaarschrift
van antwoord kan dienen. De Raad is bevoegd bovenbedoelde
termijn te verlengen of nadere schriftelijke toelichting van
partijen te verlangen of toe te staan.
Van het binnenkomen van een dergelijk verzoek wordt kennis
gegeven aan de belanghebbenden, van wier bestaan uit het
register blijkt. Deze worden op hun verzoek door de Raad
gehoord .
De Raad beslist niet dan na partijen te hebben gehoord of
althans behoorlijk daartoe te hebben opgeroepen (art. 24
Regl).
h. De Raad zendt een afschrift van het verzoek tot het verlenen
van een licentie door de Raad aan de houder van het
kwekersrecht onder vaststelling van de termijn, binnen welke
hij van antwoord kan dienen.
De Raad is bevoegd deze termijn te verlengen of nadere
schriftelijke toelichting van partijen te verlangen of toe
te staan (art. 25 Regl) .
i. De Centrale Afdeling bestaat uit de voorzitter, de vice-
voorzitter van de Afdeling Landbouwgewassen en de vice-
voorzitter van de Afdeling Tuinbouwgewassen (art. 2 Regl).
De Afdeling Landbouwgewassen en de Afdeling Tuinbouwgewassen
bestaan ieder uit vijf leden en een vice-voorzitter. Zij
worden voorgezeten door de voorzitter of de vice-voorzitter
van de betrokken afdeling (art. 3 Regl).
De Afdeling van Beroep bestaat uit vier leden en een vice-
voorzitter, die de afdeling voorzit (art. 4 Regl).
In.de Afdeling Landbouwgewassen, onderscheidenlijk de
Afdeling Tuinbouwgewassen, wordt beraadslaagd en beslist met
de voorzitter of vice-voorzitter en twee leden. De voor-
zitter of de vice-voorzitter kan bepalen dat een beslissing
van een der bovengenoemde afdelingen de bekrachtiging
behoeft van de Centrale Afdeling.

Motivering en
toezending van
beslissingen
Mededelingen in
Staatscourant
De Afdeling van Beroep beslist bij meerderheid van stemmen.
Bij staking van.stemmen beslist de vice-voorzitter (art. 7
Regl ) .
j. De beslissingen van de Raad met betrekking tot de registratie
van rassen bevatten de gronden waarop zij rusten en worden
bij aangetekende brief ter kennis gebracht van de belang-
hebbende, de aanvrager of de houder van het kwekersrecht of
de kweker van een reeds bestaadn ras. In deze brief wordt
gewezen op het recht van beroep (art. 25 Zz-pgw).
De beslissingen van de Raad m.b.t. het kwekersrecht bevatten
de gronden waarop zij rusten en worden bij aangetekende
brief ter kennis gebracht van de aanvrager of diens recht-
verkrijgenden en, zo zij zi jn genomen op verzoek van een
ander dan de aanvrager of dienst rechtverkrijgenden, tevens
aan de verzoeker. In de brief wordt gewezen op het recht van
beroep (art. 58 Zz-pgw).
Registratie van k. Van de aanvragen en verzoeken m.b.t. de registratie van
(intrekking van) plantenrassen en van de intrekking en afwijzing van die
aanvragen en ver- aanvragen en verzoeken wordt aantekening gedaan in het
zoeken Nederlands Rassenregister (art, 24, eerste lid, Zz-pgw).
Van de aanvragen tot verlening van het kwekersrecht en tot
licentieverlening door de Raad alsmede van de intrekking en
de afwijzing van die aanvragen wordt aantekening gedaan in
het Nederlands Rassenregister (art. 36 en art. 43, eerste
lid, Zz-pgw) .
Van het verzoek tot nietigverklaring en toewijzing ener
opeising alsmede van de afwijzing en intrekking van een
zodanig verzoek wordt aantekening gedaan in het Nederlands
Rassenregister (art. 56, eerste lid, Zz-pgw).
Het beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage van een
eindbeslissing van he Raad met betrekking tot een verzoek
tot nietigverklaring en een verzoek tot toewijzing van een
opeising moet bij dagvaarding worden ingesteld. Deze dag-
vaarding moet in het Nederlands Rassenregister worden
ingeschreven (art. 60, tweede en derde lid, Zz-pgw).
Het Nederlands Rassenregister bestaat uit een Register van
aanvragen en een Register van inschrijving (art. 9, eerste
lid, Regl).
1. In de Nederlandse Staatscourant wordt mededeling gedaan
van de inschrijvingen van plantenrassen en van de aan-
tekeningen van aanvragen tot inschrijving van reeds
bestaande rassen en van de intrekking en afwijzing van deze
aanvragen (art. 24, tweede lid, Zz-pgw). In de Nederlandse
Staatscourant wordt tevens mededeling gedaan van:
a. de inschrijvingen betrekking hebbend op het kwekersrecht,
met uitzondering van de inschrijvingen betrekking hebbend
op licentieverleningen;

Ministerieel ver-
zoek tot nietig-
verklaring van
kwekersrecht
Ministeriele
aanwi j zingen bi j
openbaar licentie-
aanbod door Raad
Beroepen tegen
besluiten m.b.t.
registratie van
rassen
b. de aantekeningen betrekking hebbend op de aanvrage tot
het verlenen van het kwekersrecht alsmede op de intrekking
en de afwijzing van een dergelijke aanvrage, betrekking
hebbend op de verlening van het kwekersrecht, betrekking
hebbend op het vervallen van het kwekersrecht vanwege het
niet betalen van de jaarcijnse, betrekking hebbend op het
verzoek tot nietigverklaring en toewijzing ener opeising,
alsmede van de afwijzing en intrekking van een zodanig
verzoek, betrekking hebbend op de nietigverklaring en
toewijzing van een opeising en betrekking hebbend op het
in kracht van gewijsde gegaan zijn van een eindbeslissing
aangaande een vordering tot nietigverklaring of toe-
wijzing ener opeising of op het vervallen zijn van de
instantie (art. 72 Zz-pgw).
Politiek-bestuurlijke controle
a. De nietigverklaring van een kwekersrecht kan te allen tijde
zowel door iedere belanghebbende als door of namens de
minister van L&V gevraagd worden door indiening van een
verzoekschrift bij de Raad (art. 54, tweede lid, Zz-pgw).
b. Blijft een openbaar aanbod tot licentieverlening achterwege,
hoewel de minister van L&V de houder van een kwekersrecht
in de gelegenheid heeft gesteld een openbaar aanbod te
doen, dan zal de Raad met inachtneming van de door de
minister gegeven aanwijzingen een zodanig aanbod doen. De
normale regels met betrekking tot het normale licentie-
verleningsaanbod zijn van kracht, met dien verstande, dat de
Raad bij de uitoefening van zijn bevoegdheden dienaangaande
de bevoegdheden van de minister in acht neemt (art. 45
zz-pgw .
Rechtsbescherminq
a. Van de beslissingen van de Raad met betrekking tot de
registratie van rassen, met uitzondering van beslissingen
op bezwaren van belanghebbenden tegen een bepaalde naam
en van beslissingen tot vaststelling van een gewijzigde
benaming na een rechterlijk verbod tot het gebruik van een
bepaalde benaming, staat beroep open op de Afdeling van
Beroep. Van de eindbeslissingen van de Raad, waarvan op
grond van bovenstaande geen beroep open staat op de Afdeling
van Beroep, staat beroep open op het gerechtshof te
's-Gravenhage, dat in raadkamer beslist (art. 26, eerste en
tweede lid, Zz-pgw).
De desbetreffende inschrijvingen en aantekeningen geschieden
zodra de desbetreffende Raadsbesluiten onherroepelijk zijn
geworden of op het beroep is beslist (art. 28 Zz-pgw).

Beroep tegen
besluiten m.b.t.
het kwekersrecht
Geen rechtsper-
soonli j kheid
Individuele ver-
goedingen voor
Raadsleden
Vergoedingen voor
getuigen en des-
kundigen
Betaling j aarci
jns
b. Van de beslissingen van de Raad met betrekking tot het
kwekersrecht, met uitzondering van beslissingen op verzoeken
tot nietigverklaring of toewijzing van een opeising, staat
beroep open op de Afdeling van Beroep '( art. 59, eerste lid,
Zz-pgw). Van de eindbeslissingen van de Raad, waarvan men op
grond van de bovenstaande volzin geen beroep kan instellen
bij de Afdeling van Beroep, staat beroep open bij het
gerechtshof te Is-Gravenhage (art. 60, eerste lid, Zz-pgw).
Van de beslissingen van het gerechtshof staat beroep in
cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden (art. 69,
eerste lid, Zz-pgw).
Het beroep bij het gerechtshof moet bij dagvaarding worden
inqesteld. De dacrvaardinq moet binnen acht dagen na haar
dagtekening in het ~ederiands ass en register worden
inqeschreven. Bij qebreke van tijdiqe inschrijving is
appellant verplicht de schade te- vecgoeden, geleden door
hen, die te goeder trouw na die termijn en voor de
inschrijving rechten hebben verkregen, waarop de nietigverklaring
of toewijzing ener opeising invloed hebben
(art. 60, tweede en derde lid, Zz-pgw). Zodra een eindbeslissing
aangaande een vordering tot nietigverklaring of
toewijzing ener opeising in kracht van gewijsde is gegaan of
de instantie is vervallen, wordt daarvan op verzoek van de
meest gerede partij in het Nederlands Rassenregister aantekening
gedaan (art. 60, vierde lid, Zz-pgw).
Het gerechtshof houdt zitting en doet uitspraak met drie
raadsheren en twee niet tot de rechterlijke macht behorende
personen als deskundige leden. Een der raadsheren treedt als
voorzitter op. Uitspraken gedaan met een ander aantal
personen zijn nietig. De Kroon benoemt de deskundige leden,
die raden genoemd worden. De raden worden benoemd voor de
tijd van vijf jaar (art. 61, eerste, tweede en vierde lid,
zz-pgw .
De desbetreffende inschrijvingen en aantekeningen in het
Nederlands Rassenregister geschieden zodra de desbetreffende
Raadsbesluiten onherroepelijk zijn geworden of op het beroep
is beslist (art. 71 Zz-pgw).
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
a. De minister van L&V stelt regels vast voor de vergoeding
van reis- en verblijfkosten en voor de uitkering van
vacatiegeld aan de voorzitter, de vice-voorzitters en de
leden. Aan de voorzitter en de vice-voorzitters kan de
minister in plaats van een vacatiegeld een vaste jaarlijkse
vergoeding toekennen (art. 13 Zz-pgw).
b. Bij of krachtens de AMvB worden nadere voorschriften
gegeven omtrent de aan getuigen en deskundigen tot te
kennen geldelijke vergoedingen (art. 15, tweede lid onder c,
zz-pgw .
c. De bij de AMvB te stellen regelen met betrekking tot het op
aanvrage inschrijven van reeds bestaande rassen kunnen mede
inhouden de verplichting voor de kweker tot het betalen van
een daarbij te betalen jaarci jns (art. 18, tweede lid,
zz-pgw) .

Tarieven voor
verrichtingen
van de Raad
Samenstelling
Bij AMvB kan ten aanzien van groepen van cultuurgewassen
worden bepaald, dat voor daartoe behorende rassen, waarvoor
kwekersrecht is verleend, de houder van het kwekersrecht
verplicht is tot betaling van een bij die AMvB vast te
stellen jaarcijns (art. 38 Zz-pgw).
De verplichting tot het betalen van een jaarcijns is nader
uitgewerkt in het ~aarcijnsbesluit, KB van 5 april 1967
(stb. 222).
d. De minister van L&V stelt een tarief vast voor de
verrichtingen van de Raad met betrekking tot de
inschrijvingen en aantekeningen in en de afgifte van
afschriften en uittreksels uit het Nederlands Rassen-
register. De Raad neemt geen stukken in behandeling en
verstrekt geen afschriften en uittreksels uit het Nederlands
Rassenregister, zolang het daarvoor verschuldigde bedrag
niet is betaald (art. 16 Zz-pqw).
Feitelijke gegevens
Leden
Ir. M. Heuver (voorzitter), prof.dr.ir. J. Sneep (onder-
voorzitter), ir. W. van Soest (ondervoorzitter), prof.mr.
M.J.A. van Mourik (ondervoorzitter), ir. G.J. de Jong, ir. B.
de Jong, ir. M. van den Top, dr.ir. D.E. van der Zaag, ir. W.
Scheygrond, ir. E. Kooistra, ir. J van Doesburg, ir. G.
Elzenga, ir. G.T. Grooters, H.J. Hylkema, prof.ir. J.
Doorenbos, prof.ir. M.L. 't Hart, ir. C. Dorsman, mr. R.P.J.M.
Koning .
Secretariaat 6 medewerkers.
Financien Uitgaven ten laste van de begroting van L&V.
Begrote uitgaven - Personeelskosten secretariaat : f 2.262.000,--;
1982 - Apparaatskosten : f 293.000,--.
Laatste jaarverslag Nooit jaarverslag uitgebracht.
Instelling
Erke~ing
Opmerkingen
Geen.
BESTUREN en (HER)KEURINGSCOMMISSIES van de STAMBOEKVERENIGINGEN
Er zijn 14 stamboekverenigingen en 1 stamboekstichting. Hun
namen en adressen zijn vermeld onder I1Feitelijke gegevensgg.
Instelling en oprichtinq
Bij wet van 16 maart 1939 (Stb. 620), ondertekend door de
minister van EZ (Paardenwet) ("P~W'~) zijn bevoegdheden
toebedeeld aan daartoe door de Kroon erkende rechtspersonen.
De onder IgFeitelijke gegevensgl opgenomen stamboekverenigingen
zijn erkend.

Regelingen
- Pdw.
- Paardenbesluit; KB van 25 juli 1939 (Stb. 679D) (Pdbesl.).
- Paardenbeschikking; MB van 9 September 1939 (Stcrt. 178)
(Pdbsch. ) .
Doelstellingen en taken
Bevordering paarden- De stamboekverenigingen stellen zich, mede door middel van het
fokkerij door bij- aanleggen en bijhouden van stamboeken, hetzij door hen zelf,
houden van stamboeken hetzij door haar leden of aangeslotenen, de bevordering van de
paardenfokkerij ten doe1 (art. 1, onder 3, Pdw).
Om erkend te worden moet een stamboekvereniging werkzaam zijn
zonder oogmerk winst te behalen (art. 2, onder 1, Pdw).
Bevoegdheden
Keuren van hengsten a. De stamboekverenigingen zijn verplicht jaarlijks, op de door
de minister van L&V goedgevonden plaatsen en tijden, de in
haar stamboeken ingeschreven hengsten, welke haar daartoe
worden aangeboden, te onderwerpen aan een keuring voor
dekking van merrien (art. 14 Pdw). De Kroon wijst de
gevallen of groepen van gevallan aan, waarin de Stamboek-
Keuring niet jaarlijks, doch na een door de Kroon daarbi'j te
bepalen veelvoud van een jaar kan geschieden (zie art. 8
Pdbesl. ) .
Het is verboden tot dekking van merrien hengsten aan te
bevelen, aan te bieden, voor te brengen, te gebruiken of te
doen of laten gebruiken, die niet zijn goedgekeurde hengsten
(art. 5 Pdw).
Verstrekken bewijzen
van aangifte
Verstrekken van
premies
b. Het is verboden een hengst van twee jaren of ouder te houden
zonder in het bezit te zijn van een bewijs van aangfite
(art. 8 Pdw). De aangifte moet voor wat betreft hengsten die
in een stamboek zijn ingeschreven geschieden bij de Stamboek-
vereniging. De vereniging verstrekt een bewijs van aangifte,
waarvan de minister van L&V het model heeft vastgesteld
(art. 7, onder a., en art. 9, eerste lid, Pdbesch.).
c. De aan haar toegekende Rijksgelden mag de stamboekvereniging
besteden voor het toekennen van premies bij gelegenheid van
premiekeuringen van in een stamboek der betrokken stamboek-
vereniging ingeschreven paarden en voor het toekennen van
invoerpremies voor hoogwaardig fokmateriaal (art. 37, onder
a. en c., Pdbesch.).
Samens telling en benoeminq'
Samenstelling en Een stamboekvereniging moet om door de Kroon erkend te worden
benoeming door de samenstelling van haar bestuur een algemeen, de belang-
hebbenden vertegenwoordigd karakter hebben (art. 2, aanhef en
onder 2., Pdw.).

Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Statutaire vereisten a. De statuten moeten bepalen dat:
m.b.t. keuringen
1. de stamboekverenigingen jaarlijks of driejaarlijks of
vierjaarlijks, op door de minister van L&V goedgevonden
plaatsen en tijden, de in haar stamboek ingeschreven
hengsten, welke haar daartoe worden aangeboden, zullen
onderwerpen aan een keuring voor de dekking van merries;
2. de houders van in haar stamboeken ingeschreven hengsten,
welke zijn afgekeurd, bij de keuring deze hengsten kunnen
laten herkeuren;
3. die keuring en herkeuring niet dan met inachtneming van
de door haar daartoe in een keuringsreglement vast te
stellen voorschriften zullen geschieden (art. 2, aanhef
en onder 4. t/m 6, Pdbesl.).
Vereisten keurings- b. Het Keuringsreglement moet bepalen dat:
reglement
1. bij het keuren zoveel doenlijk rekening zal worden
gehouden niet slechts met het exterieur en de verrichtingen,
maar ook met de afstamming en de kwaliteit
van de afstammelingen;
2. bij het keuren mede een onderzoek zal worden ingesteld
naar eventuele erfelijke gebreken;
3. het keuren en herkeuren zal geschieden hetzij door een
commissie van tenminste drie leden, welke indien geen
hunner veearts is, door een veearts wordt bijgestaan,
hetzij door een commissie van twee leden, bijgestaan door
een arbiter, welke commissie, indien een der leden of de
arbiter geen veearts is, door een veearts wordt bijgestaan;
4. van degenen, die gekeurd hebben, ten hoogste een mag
deelnemen aan het herkeuren (art. 3 Pdbesl.).
Dekbewij zen en
c. Op vertoon van een bewijs van goedkeuring worden aan de
deknummers
houders van goedgekeurde hengsten dekbewijzen en deknummers
verstrekt door de stamboekvereniging (zie paragraaf 7
Pdbesch. ) .
Ri j kstoezicht
Politick-bestuurlijke controle
a. Onder het oppertoezicht van de Directeur-generaal voor
Landbouw en Voedselvoorziening wordt het toezicht op de
stamboekverenigingen uitgeoefend door de Directeur Vee-
houderij en Zuivel. Deze kan zich daarbij terzijde doen
staan door de Consulenten voor de Veehouderij.
De stamboekverenigingen zijn verplicht:
- aan de met toezicht belaste ambtenaren desgevraagd alle
inlichtingen te verschaffen en alle bescheiden over te
leggen, welke voor de uitoefening van het toezicht nood-
zakelijk zijn;
- aan de met toezicht belast ambtenaren gelegenheid te
geven alle door haar te houden keuringen en herkeuringen
van hengsten voor dekking bij te wonen.
Indien aan een met toezicht belaste ambtenaar mocht blijken,
dat op enig punt de uitvoering van de Pdw betreffende door
een stamboekvereniging gehandeld is in strijd met de gegeven
voorschriften, vestigt hij de aandacht van de stamboek-
vereniging daarop en geeft deze gelegenheid daarin binnen

Schorsing of in-
trekking van een
erkenning
Goedkeuring statu-
ten, reglementen
en instructies
een daarbij te noemen termijn te voorzien. Voldoet de starn-
boekvereniging niet binnen de genoemde termijn aan het
verlangen van een met het toezicht belaste ambtenaar, dan
geeft deze hiervan kennis aan de minister van L&V, die dan
kan handelen naar het hem goeddunkt (art. 3 t/m 6 Pdbesch.).
b. Indien de minister van L&V van oordeel is dat een door de
Kroon erkende stamboekvereniging niet meer voldoet aan een
of meer vereisten, voor die erkenning gesteld, of te zeer
aan betekenis heeft ingeboet, of indien zulk een vereniging
overigens op enigerlei wijze heeft gehandeld in strijd met
de door haar te behartigen belangen, betreffende de uit-
voering van de Pdw, is de minister bevoegd de erkenning te
schorsen voor ten hoogste een jaar.
De minister brengt een beslissing tot schorsing ter kennis
van de Kroon. Indien hij intrekking van de erkenning nodig
oordeelt zendt hij de Kroon zo spoedig mogelijk na de
schorsing een daartoe strekkende voordracht.
Alvorens de Kroon een besluit neemt tot intrekking van de
erkenning zal het advies van de Raad van State worden
ingewonnen (art. 3 Pdw; art. 5 t/m 7 Pdbesl.).
c. De statuten moeten, wil de betreffende vereniging erkend
worden, bepalen dat:
- zowel de statuten als wijzigingen en aanvullingen
daarvan, alvorens van kracht te zijn, de goedkeuring van
de minister van L&V behoeven;
- zowel het Keuringsreglement,en andere reglementen of
instructien, welke enig voorschrift ter uitvoering van de
Pdw inhouden, als wijzigingen en aanvullingen daarvan,
alvorens van kracht te zijn, de goedkeuring van de
minister van L&V behoeven (art. 2, aanhef en onder 1 en
8, Pdbesl.).
Goedkeuring beste- d. De regelen, opsteld voor de uiteindelijke besteding van de
dingsplan; rekening Rijksgelden, behoeven de goedkeuring van de minister van
en verantwoording L&V. Zij moeten daartoe elk jaar voor 1 januari bij hem
worden ingezonden. De rekening en verantwoording van het
bestedingsplan van het vorige jaar moet voor 1 maart bij hem
worden ingezonden.
Het bestedingsplan moet worden opgemaakt in overleg met de
ter zake bevoegde Rijksveeteeltconsulent die, indien geen
overeenstemming wordt bereikt, de minister in kennis stelt
van zijn afwijkende mening (art. 36, tweede en derde lid,
Pdbesch. ) .
Rechtsbescherminq
Herkeuring door her- a. Herkeuring geschiedt door een herkeuringscommissie, zie
keuringscommissie "Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijzeI1.
Beroep op commissie b. Van de afkeuring van een hengst voor dekking van merries
van beroep bij een stamboekkeuring staat beroep open bij een ter zake
bevoegde commissie van beroep. Van de afkeuring bij een
stamboekkeuring staat slechts beroep open, wanneer de hengst
ook na herkeuring door of vanwege de stamboekvereniging

Privaatrechteli j ke
verenigingen
Rijkssubsidie voor
stamboekverenigingen
Betaling voor bewijs
van aangifte
Bijdrage in keu-
ringskosten
verricht, is afgekeurd voor dekking van merries. Door de
Kroon worden ~ommissies van Beroep ingesteld naar gelang
daaraan behoefte bestaat (art. 19 t/m art. 21 Pdw).
Er bestaan drie commissies van beroep, namelijk b6n voor
hengsten van het type trekpaard, een voor hengsten van het
type landbouwtuigpaard en een voor hengsten van andere typen
(art. 9 Pdbesl.).
Rechtspersoonlijkheid
De stamboekverenigingen zijn rechtspersonen in de zin van
Boek 2 BW.
Financien
De stamboekverenigingen ontvangen jaarlijks subsidie van het
Rijk (art. 30, eerste lid, Pdw).
Het bedrag, uitgetrokken ten behoeve van de paardenfokkerij op
de Rijksbegroting wordt als volgt verdeeld:
1. voor iedere provincie wordt een gelijk basisbedrag vast-
gesteld;
2. het restant van het beschikbare bedrag wordt verdeeld over
alle provincies in evenredigheid van het aantal in het
afgelopen jaar in de provincies gedane dekkingen, die in
aanmerking zijn gekomen voor de afgifte van een dekbewijs;
3. de aldus per provincie beschikbare som wordt verdeeld over
de in die provincie werkzame stamboekverenigingen en wel:
50% ervan in verhouding van het aantal dekkingen door
hengsten, welke voor dekking zijn goedgekeurd, voor zover
deze dekkingen merries betreffen, waarvan de houders binnen
die provincie zijn gevestigd;
50% ervan in verhouding van het aantal veulens, door die
stamboekverenigingen in een stamboek ingeschreven, waarvan
het werkgebied geheel of gedeeltelijk binnen die provincie
is gelegen (art. 34 Pdbesch.).
Het bedrag, dat een stamboekvereniging toekomt ingevolge het
hierboven bepaalde, wordt haar overgemaakt met - indien de
vereniging provinciale afdelingen heeft - mededeling van het
voor iedere betrokken provincie bestemde bedrag (art. 35
Pdbesch. ) .
De verkregen rijksgelden mogen slechts worden besteed voor:
1. het toekennen van premies bij gelegenheid van premie-
keuringen van in een stamboek der betrokken stamboek-
vereniging ingeschreven paarden;
2. de bestrijding van de aan deze keuring verbonden kosten;
3. het toekennen van invoerpremies voor hoogwaardig fok-
materiaal;
4. andere met de paardenfokkerij in verband staande doeleinden,
welke de minister van LCV gedoogt (art. 37 Pdbesch.).
b. Ter dekking van de kosten van de verstrekking van bewijzen
van aangifte zijn de stamboekverenigingen bevoegd de
bewijzen van aangifte slechts te verstrekken tegen betaling
van f 0,50 per bewijs (art. 12 Pdbesch.).
c. Ter dekking van de keuringskosten kan de stamboekvereniging
een bepaald bedrag van de houder van de hengst heffen (art.
25a Pdbesch. ) .

Samenstelling
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
Feitelijke gegevens
STICHTING NEDERLANDSE DRAF- EN RENSPORT (NDR)
Nieuwe Parklaan 25, Is-Gravenhage (Postbus 87950, 2508 DJ
Is-Gravenhage)/(070) 514901.
I. &u~ingscommissie Dravers
Leden
P.J. Bruins (voorzitter), drs. J.J. Jager, E.M. Ritzema.
11. Keuringscommissie Volbloeds
Leden
P.J. Bruins (voorzitter), D.T. Barlagen, R. Milders.
111. Herke"~"~o"mmis"e-ggay$g~-
Leden
F. van der Veen (voorzitter), P.F.J. Jansen, A.H. Jensema.
IV. Herkeugi~gscomissi~~~ge~~~ge~~
Leden
F. van der Veen (voorzitter), ir.- A.H.T. Modderman, drs. J.J.
Jager .
Wordt gevoerd door de secretaris van de afdelingen van het
Stamboek voor Dravers resp. Volbloeds van de NDR.
Uitgaven van de (her)keuringscommissies ten laste van de
begroting van de NDR.
Geen opgave.
KONINKLIJKE VERENIGING HET FRIESCH PAARDEN-STAMBOEK
(Friesch Paarden-Stamboek; FPS)
Willemskade 11, Leeuwarden (Postbus 613, 8901 BK Leeuwarden)/
(058) 128784
Leden
jhr.ds. C. van Eijsinga (voorzitter), G.W. Roorda (vice-
voorzitter), H.T. Draaijer (inspecteur), P.H. v.d. Meulen, P.M.
Winia, drs. W. v.d. Holst, H. Mulder, mevr. R. Dekker-Wortel,
J.W. Boersma.
Adv. leden
L.E. Huijing (secretaris-penningmeester), C.D. Faber, drs. P.A.
Glastra van Loon, ing. J. Grijpstra (L&V), J.B. v.d. Groot
(Kon. Fed. van Landelijke Rijverenigingen).

Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
L&V 1.15-3
Adres/telef oon
Samenstelling
bestuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
L&V 1.15-4
Adres/telef oon
Samenstelling
hoofdbestuur
Secretariaat
Financien
2 personen, in dienst bij het FPS.
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van L&V;
b. de begroting van de provincie Friesland;
c. inkomen uit eigen vemogen.
Apparaatskosten : f 190.000,--;
Subsidies : f 20.000,--.
1981.
VERENIGING WARMBLOED PAARDENSTAMBOEK IN NEDERLAND (WPN)
Soestdijkseweg 260 Z, Bilthoven (Postbus 18, 3720 AA
Bilthoven)/(030) 786241.
Geen opgave.
24 personen, in dienst van het WPN.
Uitgaven ten laste van:
a. inkomen uit eigen vermogen;
b. de begroting van L&V;
c. de leden van de vereniging.
Apparaatskosten : f 3.500.000,--.
KONINKLIJKE VERENIGING "HET NEDERLANDSCHE TREKPAARD" (KVNT)
Koninginnegracht 49, 2514 AE 's-Gravenhage/(070) 605847.
Leden
W.J. Lokhorst (voorzitter), C.J. Erkelens (ondervoorzitter;
afd. Drenthe), A.L.C. Brooijmans (afd. Zeeland), D.E.L.M.J.
Baron de Loe (Stichting Haflingerclub), dr. A.J.G. van 't Hooft
(afd. Noord-Brabant), J.H. Bakermans (afd. Noord-Brabant),
T.A.F. Manders (afd. Noord-Brabant), drs. J.H.H. van Lipzig
(afd. Lirnburg), C. Molendijk (afd. Zuid-Holland), C. Koster
(afd. Noord-Hollandfltrecht), J.F. Gijsbers Wzn. (afd. Gelder-
land), A. Roose (afd. IJsselmeerpolders), J. van Laar (afd.
Overijssel), W.D. v.d. Staaij (afd. Friesland), J. Smeding
(afd. Groningen).
Adv. leden
dir.ir. M.P.M. Vos, C.A.C. Oomen.
Waarnemers
G.W. Koolhoven (alg. secretaris/penningmeester).
2 personen, in dienst van de vereniging.
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van L&V;
b. inkomsten uit eigen vermogen;
c. de leden van de vereniging.

Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Adres/tele foon
Samenstelling
bestuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
Samenstelling
alg . bestuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
Totaal f 250.000,--
VERENIGING "HET FRIESCHE TUIGPAARD" (Tuigvereniging; Het
Friesche Tuigpaard)
Willemskade 11, Leeuwarden (Postbus 613, 8901 BK Leeuwarden)/
(058 ) 128784.
Leden
A.K.W. Douma (voorzitter), L.E. Huijing (secretaris-
penningmeester), H.F. Pasma (vice-voorzitter), G. Bouma, G.
Kuipers .
Een persoon, in dienst van het Friesch Paardenstamboek.
Uitgaven ten laste van inkomen uit eigen vermogen.
Geen opgave.
HET NEDERLANDS RIJPAARDEN- EN PONYSTAMBOEK (NRPS)
Hoofdstraat 62, 5683 AG Best/(04998) 98115.
= geen opgave =
NEDERLANDS HACKNEY STAMBOEK (NHS)
Bankertlaan 12, 6881 EE Velp (Gld.)/(085) 619219
Leden
A. Heineke (voorzitter), dr. A. Angelino (vice-voorzitter),
R.J. Addink (secretaris/penningmeester), C. Schalkers, H.G.M.
Otten, M.P.J. Baetsen, P.G. Klouwers.
1 persoon, in dienst van de NHS.
Uitgaven ten laste van de stamboekleden.
Totaal f 57.000,--.
VERENIGING "NEDERLANDS SHETLAND PONY STAMBOEK" (Shetland
Pony Stamboek; NSPS)
IJsselkade 15A, 7201 HC Zutphen/(05750) 18063.
Leden
drs. A.Th.J.M. Burgers (voorzitter), ing. H. Brink (w
voorzitter; afd. Drenthe), B. Straver (penningmeester; afd.
Utrecht), ing. H.B.Ch. Falk (afd. Overijssel), G. Vaessen (afd.
Limburg), Y.H. v.d. Meer (afd.. Friesland), ir. M. Sanders (afd.
Zeeland), M. Joosen (afd. Gelderland), Th. de Hoop (afd. Noord-
Holland), C. de Jong (afd. Zuid-Holland), M. Vermeulen (afd.

Secretariaat
F inancien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Samenstelling
bestuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
L&V 1.15-11
Adres/tele foon
Samenstelling
bestuur
Brabant), M. Hut (afd. Groningen), J. Bekkers (afd. Brabant),
J. Lokhorst (afd. Gelderland), drs. J.L.A.M. Remmen (veterinair
adviseur).
Adv. leden
ing. G.H. van den Assem (secretaris).
3 personen, in dienst van de vereniging.
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van L&V;
b. inkomen uit eigen vermogen;
c. de leden van de vereniging.
Totaal f 343.150,--.
HET NEDERLANDS WELSH PONY STAMBOEK
Soestdijkseweg 260 Z, Bilthoven (Postbus. 18, 3720 AA Bilthoven/
(030) 786241.
= geen opgave =
VERENIGING "HET NEDERLANDSE DARTMOOR PONY STAMBOEK" (DPS)
Koninginnegracht 49, 2514 AE Is-Gravenhage/(070) 605847.
Leden
drs. W.L.A. Lockefeer (voorzitter), A.W.M. Bouwman, H. Lammers,
H.J.M. Smits, M.G. van Tol.
Adv. leden
J. Ratering Arntz (ere-voorzitter).
Waarnemers
C.A.C. Oomen (secretaris-penninqmeester).
Administratieve ondersteuning wordt verleend door het secre-
tariaat van de Kon. Ver. "Het Nederlandsche Trekpaard".
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van L&V;
b. inkomen uit eigen vermogen;
c. de leden van de vereniging.
Totaal f 6.500,--.
VERENIGING "NEDERLANDS CONNEMARA PONY STAMBOEK" (CPS)
Koninginnegracht 49, 2514 AE Is-Gravenhage/(070) 605847.
Leden
drs. W.L.A. Lockefeer (voorzitter), A. Kooy (ondervoorzitter),
A. Heuff, mevr. R.O.M. van Sonsbeeck - jkvr. v.d. Heijden van
Doornenburg, vacature.
465

Waarnemers
C.A.C. Oomen (secretaris-penningmeester).
secretariaat Administratieve ondersteuning wordt verleend door het
secretariaat van de Kon. Ver. "Het Nederlandsche Trekpaard".
Financien Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van L&V;
b. inkomsten uit eigen vermogen;
c. de leden van de vereniging.
Begrote uitgaven Totaal f 22 .loo, --.
1982
Laatste jaarverslag 1981.
L&V I .15-12 VERENIGING NEDERLANDS STAMBOEK VOOR IJSLANDSE PAARDEN
Adres/telefoon soestdijkseweg 260 2, Bilthoven (Postbus 18, 3720 AA Bilthoven)/
(030) 786241.
L&V 1.15-15
Adres/telef oon
Oprichting
= geen opgave =
VERENIGING NEDERLANDS NEW FOREST PONY STAMBOEK
Soestdijkseweg 260 2, Bilthoven (Postbus 18, 3720 AA Bilthoven)/
(030) 786241.
= geen opgave =
VERENIGING HET NEDERLANDS FJORDENPAARDEN STAMBOEK
Krimweg 125, 7351 TL Hoenderloo/(05768) 344.
= geen opgave =
HET NEDERLANDSE APPALOOSA STAMBOEK
Soestdijkseweg 260 2, Bilthoven (Postbus 18, 3720 AA Bilthoven)/
(030 ) 786241.
= geen opgave =
Opmerkingen
Geen .
BESTUUR van de STICHTING BORGSTELLINGSFONDS VOOR DE LANDBOUW
(Borgstellingsfonds voor de landbouw; BF)
Bezuidenhoutseweg 73, 's-Gravenhage (Postbus 20401, 2500 EK
Is-Gravenhage)/(070) 793911.
Instelling en oprichtinq
Het BF is opgericht bij notariele akte van 28 juni 1951 door de
minister van L&V ( "Statuten" ) .

Instelling
Regelingen
De bevoegdheden van het bestuur berusten uitsluitend op de
statuten van het BF, laatstelijk gewijzigd bij notariele akte
van 7 januari 1980.
Statuten.
Doelstellingen en taken
Bevordering ontwik- Het BF heeft ten doe1 de ontwikkeling van de landbouw te
keling landbouw bevorderen (art. 3, eerste lid, statuten).
door zekerheid-
stelling voor
bankkredieten
Samenwerking met
andere instellin-
gen
Borgstelling, ga-
rantieverlening,
e.d.
Samenstelling en
benoeming
Secretaris
S temmen
(Voordracht tot )
vernietiging van
een bestuursbesluit
Het BF tracht haar doe1 te bereiken onder meer door het stellen
van zekerheid voor de betaling van rente en aflossing op
leningen en kredieten, welke worden verstrekt door ondernemingen
of instellingen, die ingevolge de Wet toezicht kredietwezen
zijn geregistreerd alsmede door instellingen die in die wet
genoemd worden, met het oog op de verhoging van de produktivi-
teit en de rentabiliteit in de landbouw en de daarme samen-
hangende bedrijfstak (art. 3, tweede lid, statuten).
Voor zover ter uitvoering van de stichtingstaak reeds andere
door de overheid in het leven geroepen instellingen en organen
werkzaam zijn, treedt het BF zoveel mogelijk door middel van
deze organen en instellingen op (art. 4 statuten).
Bevoegheden
Het stichtingsbestuur is bevoegd tot het sluiten van overeen-
komsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijke
medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of
zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde
verbindt (art. 11, eerste lid, statuten).
Samenstelling en benoeminq
Het stichtingsbestuur wordt als volgt samengesteld:
een lid, tevens voorzitter, wordt benoemd door de minister van
L&V; een lid, tevens penningmeester, wordt benoemd door de
minister van Fin.; een lid wordt benoemd door het Landbouwschap
te 's-Gravenhage (art. 5, tweede lid, statuten).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De minister van L&V voegt, gehoord het bestuur, aan het
bestuur een (plaatsvervangend) secretaris toe met
adviserende stem in de bestuursvergaderingen (art. 7
statuten).
b. Besluitvorming geschiedt bij meerderheid van stemmen (art.
8, tweede en derde lid, statuten).
Politick-bestuurlijke controle
a. De voorzitter kan een bestuursbesluit ter vernietiging
voordragen aan de minister van L&V. De minister beslist
of hij het betreffende besluit a1 dan niet zal vernietigen.
Hangende het besluit van de minister wordt het betreffende
bestuursbesluit niet uitgevoerd (art. 9, eerste lid,
statuten).

Verstrekken van
inlichtingen
Ministeriele
goedkeuring
Statutenwijziging
of opheffing der
stichting door
minister
Beroep op minister
van L&V
Privaatrechtelijke
stichting
Geldmiddelen der
stichting
Samenstelling
bestuur
b. Het bestuur dient de minister van L&V alle gevraagde
inlichtingen te verstrekken en hem desgevraagd volledige
inzage van de administratieve bescheiden van de stichting te
geven (art. 10 statuten).
c. De rekening en verantwoording over het afgelopen boekjaar
dient ter goedkeuring aan de minister van L&V te worden
voorgelegd (art. 13, tweede lid, statuten).
d. Bestuursbesluiten tot statutenwijziging en tot opheffing van
de stichting behoeven de goedkeuring van de minister van L&V
(art. 14, eerste lid, statuten).
e. De minister van L&V kan, gehoord het bestuur, de statuten
wijzigen en de stichting opheffen (art. 14, tweede lid,
statuten).
Rechtsbescherminq
De minister van L&V kan het besluit van het bestuur ten
aanzien van een persoon, die zich met dat besluit niet kan
verenigen, herzien.
Indien de betrokkene daartoe een verzoek tot de minister richt,
dient het verzoek binnen 30 dagen, nadat het bestuursbesluit
aan hem is medegedeeld of verzonden, schriftelijk en gemoti-
veerd bij de minister te worden ingediend.
Indien het verzoek na afloop van de beroepstermijn wordt
ingediend en de verzoeker aantoont, dat hij het verzoek heeft
ingediend zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs kan worden
verlangd, is de minister bevoegd het verzoek in behandeling te
nemen .
Het bestuur voert de beslissing van de minister uit (art. 9,
tweede t/m vi j fde lid, statuten) .
Rechtspersoonlijkheid
Het BF is een rechtspersoon in de zin van boek 2 BW.
Financien
De geldmiddelen van het BF bestaan uit:
a. het van Rijkswege verstrekte kapitaal van de stichting;
b. inkomsten, gekweekt door een eventuele belegging van dat
kapitaal;
c. overige wettige baten (art. 12 statuten).
Feitelijke gegevens
Leden
ir. A. de Zeeuw (voorzitter; L&V) (plv.: dr.ir. M.P.M. Vos),
drs. P. Stek (penningmeester; Fin.) (plv.: R. van der Laan), J.
van Noord (Landbouwschap) (plv.: ir. H.J. Egberink).
Adv. leden
dr. N. Slot (secretaris), W. de Wit (plv. secretaris).

Waarnemers
drs. H.H.F. ~ijffels (Rabobank Nederland)
Secretariaat 5 personen, in dienst van L&V.
Voor de uitvoering van.werkzaamheden (rapportage individuele
gevallen) wordt gebruik gemaakt van de voorlichtingsdienst van
L&V; de kosten daarvan worden het BF in rekening gebracht.
Financien Uitgaven worden gefinancierd:
a. door L&V (80%);
b. uit inkomen uit eigen vermogen (20%).
Begrote uitgaven - Apparaatskosten : f 2.000.000,--;
1982 - Garantieverleningen : f 125.000.000,--;
'- Geleden schade : f 10.000.000,--.
Laatste jaarverslag 1981.
L&V 1.17
Adres/telef oon
Oprichting
Instelling
Opmerkingen
Geen .
Regel ingen Statuten.
BESTUUR van de STICHTING FONDS NEDERLANDSE VEEFOKKERIJ
Bezuidenhoutseweg 73, 2594 AC 's-Gravenhage/(070) 792774.
Instelling en oprichtinq
De stichting is opgericht blj notariele akte van 15 maart 1944
door de minister van L&V.
De bevoegdheden van het bestuur berusten uitsluitend op de
statuten, laatstelijk gewijzigd bij notariele akte van 18
j anuari 1979.
Doelstellingen en taken
Bevordering paarden- De stichting heeft ten doe1 het bevorderen van de veefokkerij,
fokkerij , -houderij in het bijzonder van de paardenfokkerij, de paardenhouderij en
en -sport de paardensport (art. 3 statuten).
Bevoegdheden
Subsidieren van acti- De stichting tracht haar doe1 te bereiken door het ter
viteiten verband beschikking stellen van gelden ter bevordering van:
houdende met het a. een zo doelmatig mogelijke organisatie op het gebied van de
stichtingsdoel fokkerij, de draf- en rensport en de hippische sport;
b. het onderwijs ten behoeve van de paardenfokkerij, de draf-
en rensport en de hippische sport;
c. onderzoeksprogramma's, welke van belang zijn voor de paarden-
fokkerij , de paardenhouderij en de paardensport;
d. een doelmatig gebruik van bestaande of nog te bouwen
accomodaties ten behoeve van de paardenhouderij, de paarden-
sport en het onderwijs;

Samenstelling en
benoeming
Vertegenwoordiging
der stichting
Huishoudelij k
reglement
Instellen van
commissies
Stemmen
e. andere activiteiten, welke, voor zover de minister van L&V
daaraan zijn goedkeuring hecht, het bereiken van de doel-
stelling der stichting kunnen bevorderen (art. 4 statuten).
amens st el ling en benoeminq
Het bestuur van de stichting bestaat uit:
- vi j f leden, waaronder de voorzitter, te benoemen door de
minister van L&V;
- een lid te benoemen door de minister van CRM;
- een lid aangewezen door het bestuur van de Stichting
Nederlandse Hippische Sportbond (NHS);
- een lid aangewezen door het bestuur van de Stichting
Nederlandse Draf- en Rensport (NDR);
- Ben lid aangewezen door het Landbouwschap, Afdeling Paarden-
houderij, vertegenwoordigende de stamboekverenigingen op het
gebied van de paardenfokkerij (art. 5 statuten).
De benoeming geschiedt voor een periode van drie jaar (art. 6,
eerste lid, statuten).
Het bestuur kan uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter
aanwijzen (art. 7, tweede lid, statuten). Het bestuur wijst uit
zijn midden een secretaris aan (art. 7, eerste lid, statuten).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd
door het bestuur. Het kan personen, a1 dan niet uit zijn
midden, hiertoe machtigen.
Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van een aantal met
name genoemde overeenkomsten (art. 9, eerste en tweede lid,
statuten).
b. Het bestuur kan een huishoudelijk reglement vaststellen
(art. 8 statuten).
c. Het bestuur kan commissies instellen, bestaande uit
personen, die het bestuur a1 dan niet uit zijn midden
aanwijst. Het bestuur bepaalt de taak en de bevoegdheden van
de commissies.
d. Voor het nemen van besluiten is de aanwezigheid van de
meerderheid van het aantal zitting hebbende leden vereist.
Het bestuur beslist met gewone meerderheid van stemmen.
Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.
Bij staken van stemmen beslist, indien het zaken betreft de
'$
voorzitter, indien het personen betreft het lot (art. 11,
derde t/m vijfde lid, statuten).
e. Beslissingen van het bestuur tot wijziging van de statuten
of tot opheffing der stichting kunnen slechts worden
genomen, indien op de agenda van de bestuursvergadering het
desbetreffende onderwerp is vermeld en tenminste 2/3 van de
leden aanwezig is. Het besluit behoeft tenminste 2/3 van de
geldig uitgebrachte stemmen om te zijn aangenomen (art. 15,
derde lid, en art. 16, tweede lid, statuten).

(voordracht voor)
vernietiging van
een bestuursbesluit
Ministeriele goed-
keuring
Onderzoek door de-
partementale accoun-
tantsdienst
Inzage in boeken/
verschaffen van
inlichtingen
Statutenwi j ziging of
opheffing der stich-
ting door minister
Beroep op de minister
Politick-bestuurlijke controle
De voorzitter kan een besluit van het bestuur voor
vernietiging voordragen aan de minister van L&V.
Hangende diens beslissing wordt het besluit niet uitgevoerd
(art. 11, zesde lid, statuten).
Het huishoudelijk reglement alsmede wijzigingen daarvan
behoeven de goedkeuring van de minister van L&V (art. 8
statuten).
Besluiten tot het verrichten van een groot aantal privaat-
rechtelijke rechtshandelingen behoeven de goedkeuring van de
minister van L&V (art. 9, derde lid; statuten).
De begroting en de rekening en verantwoording behoeven de
goedkeuring van de minister van L&V (art..14, tweede lid,
statuten) .
Stichtingsuitgaven, welke niet op de begroting zijn voor-
zien, behoeven de goedkeuring van de minister van L&V (art.
14, vierde lid, statuten).
Bestuursbesluiten, inhoudende een wijziging van de statuten
of de opheffing van de stichting, behoeven de goedkeuring
van de minister van L&V (art. 15, tweede lid en art. 16,
tweede lid, statuten) .
Vaststelling van de rekening en verantwoording geschiedt
niet alvorens deze is onderzocht door de Accountantsdienst
van het ministerie van L&V (art. 14, derde lid, statuten).
Het bestuur is verplicht aan personen, die daartoe door de
minister van L&V zijn aangewezen op hun verlangen inzage te
verlenen in alle boeken en bescheiden en alle gewenste
inlichtingen te verschaf fen (art. 14, vi j fde lid, statuten) .
De minister van L&V heeft, gehoord het bestuur, de bevoegd-
heid de statuten te wijzigen of de stichting op te heffen
(art. 15, eerste lid, en kt. 16, eerste lid, statuten).
Rechtsbescherming
De minister van L&V kan de beslissing van het bestuur ten
aanzien van een persoon, die zich met die beslissing niet
kan verenigen, herzien.
Indien de betrokkene daartoe een verzoek tot de minister richt,
dient het verzoek binnen dertig dagen, nadat de beslissing van
het bestuur aan hem is medegedeeld of verzonden, schriftelijk
en gemotiveerd bij de minister te worden ingediend.
Indien het verzoek na afloop van bovenbedoelde termijn wordt
ingediend en de verzoeker aantoont, dat hij het verzoek heeft
ingediend zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs kon worden
verlangd, is de minister bevoegd het verzoek in behandeling te
nemen .
Het bestuur voert de beslissing van de minister uit (art. 12
statuten) .

Privaatrechtelijke
stichting
~eldmiddelen der
stichting
Samenstelling bestuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste j aarverslag
Oprichting
Instelling
Rechtspersoonli j kheid
Het fonds is een rechtsperoon in de zin van Boek 2 BW.
Financien
De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:
- de krachtens de wet toegestane gelden uitgekeerd door de
Stichting Totalisator Nederland;
- overige baten (art. 13 statuten).
Feiteli j ke gegevens
Leden
ir. E.F. Geessink (voorzitter; L&V), ir. P. Hoogschagen
(secretaris; L&V), mr. M.L.L.E. Baron de Loe (L&V), W. de Wit
(L&V), J. Leenheer, A. Stehouwer (NHS), P.B. van Binsbergen
(NDR), T. Meijer (Landbouwschap), L.A. Hafkamp (CRM).
1 medewerker, in dienst van L&V.
Uitgaven worden gefinancierd:
a. uit de omzet op de totalisator van de Stichting Nederlandse
Totalisator (f 88%);
b. uit inkomsten uit eigen vermogen (f 12%).
- Apparaatskosten : f 12.500, --;
- Subsidies : f 3.863.100,--.
1981.
Opmerkingen
Geen.
Regelingen Statuten.
BESTUUR van de STICHTING ONTWIKKELINGS- EN SANERINGSFONDS VOOR
DE LANDBOUW (O+S-fonds voor de Landbouw; O+S-Fonds)
Bezuidenhoutseweg 73, Is-Gravenhage (Ministerie van Landbouw en
Visserij, Postbus 20401, 2500 EK Is-Gravenhage)/(070) 792363/
792655.
Instelling en oprichtinq
De stichting is opgericht bij notariele akte van 30 mei 1963
door de minister van L&V.
De bevoegdheden van het bestuur berusten uitsluitend op de
statuten van het O+S-fonds, laatstelijk gewijzigd bij notariele
akte van 21 december 1970.
Doelstellingen en taken
Bevordering ontwik- De stichting heeft ten doe1 de ontwikkeling en sanering van de
keling en sanering landbouw te bevorderen (art. 2 statuten).
van de landbouwsamen-
werking met andere
instellingen

Subsidieverlening/
doen van verstrek-
kingen
Voor zover ter behartiging van de taak welke de stichting zich
stelt reeds andere door de overheid in het leven geroepen
instellingen en organen werkzaam zijn, treedt de stichting
zoveel mogelijk door middel van deze organen en instellingen Op
(art. 4 statuten).
Bevoegdheden
De stichting tracht haar doe1 te bereiken onder meer door te
bevorderen dat:
- maatregelen worden genomen die ertoe kunnen bijdragen, dat
de exploitant van een daarvoor in aanmerking komend land-
bouwbedrijf tijdig een juiste beslissing neemt ter ver-
betering van de structuur van zijn bedrijf danwel tot
beeindiging van de exploitatie;
- voorzieningen worden getroffen ten dienste van de exploitant
van een landbouwbedrijf die de structuur van zijn bedrijf
wil verbeteren danwel zijn bedrijf wil beeindigen;
. - de onroerende goederen, welke behoren tot een landbouw-
bedrijf, waarvan de exploitatie beeindigd wordt, worden
toegevoegd aan een of meer andere landbouwbedrijven die
uitbreiding behoeven danwel voor andere doeleinden worden ,
bestemd (art. 3 statuten).
Subsidiering op basis Ter uitvoering van EEG-regelingen verstrekt de Stichting
EEG-recht subsidies (eigen .opgave
) .
Samenstelling en
benoeming
Secretariaat
S temmen
Besluitvorming
Samenstelling en benoeminq
Het bestuur bestaat uit een voorzitter en vijftien leden die
door de minister van L&V worden benoemd.
Voorzitter is de Directeur-generaal voor de Landinrichting en
de Visserijen. De minister wijst uit de leden een vice-voor-
zitter aan.
Tien leden worden benoemd op voordracht van het landbouwschap.
De minister kan a1 dan niet op voordracht van het landbouwschap
adviserende leden benoemen.
De (adviserende) leden hebben zitting voor drie jaar. De
minister kan hen a1 dan niet op hun eigen verzoek te allen
tijde ontslaan. Alvorens een op voordracht benoemd (adviserend)
lid te ontslaan pleegt de minister overleg met het landbouw-
schap (art. 5, eerste t/m vierde lid, statuten).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De minister van L&V voegt aan het bestuur een secretaris toe
(art. 5, tweede lid, statuten).
b. In de vergaderingen van het bestuur brengen de niet op
voordracht benoemde leden twee stemmen uit.
c. Het bestuur besluit bij volstrekte meerderheid van stemmen
in een vergadering, waarin aanwezig zijn de voorzitter en
tenminste zoveel leden, dat in totaal tien stemmen kunnen
worden uitgebracht (art. 6;tweede en derde lid, statuten).

(voordracht voor)
vernietiging van
een bes tuursbesluit
Ministeriele
goedkeuring
Politick-bestuurlijke controle
a. De voorzitter kan een besluit voor vernietiging voordragen
aan de minister van L&V. Hangende diens beslissing wordt
het besluit niet uitgevoerd (art. 6, vierde lid, statuten).
b. De begroting en het werkplan voor het komende boekjaar en
de rekening en verantwoording over het afgelopen boekjaar
behoeven de goedkeuring van de minister van L&V (art. 9,
tweede en derde lid, statuten).
c. Besluiten tot wijziging van de statuten en tot opheffing van
de stichting behoeven de goedkeuring van de minister van L&V
(art. 10, eerste lid, statuten).
Statutenwijziging en d. De minister van L&V kan, na overleg met het landbouwschap,
stichtingsopheffing de statuten wijzigen en de stichting opheffen (art. 10,
door minister tweede lid, statuten).
Controle door euro- e. Naast de departementale accountantsdienst oefent ook de
pese rekenkamer europese rekenkamer controle uit op uitgaven van de
stichting (eigen opgave).
Privaatrechteli j ke
stichting
Geldmiddelen
Rechtsbescherminq
Tegen sommige besluiten van het stichtingsbestuur kan men in
beroep gaan bij de afdeling Rechtspraak van de Raad van State
op basis van de Wet administratieve rechtspraak overheids-
beschikkingen (eigen opgave).
Rechtspersoonlijkheid
Het fonds is een rechtspersoon in de zin van Boek 2 BW.
Financien
De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:
- het stichtingskapitaal;
- door het rijk verstrekte subsidies;
- andere wettige baten (art. 8, statuten);
- door de EEG verstrekte subsidies.
Feitelijke gegevens
Samenstelling bestuur Leden
dr. W.M. Otto (voorzitter; L&v), ir. A. de Zeeuw (plv.
voorzitter; L&V), H. van Dam (CVAT), A.J.G. Doelemand (KNLC),
drs. M.L. de Heer (Landbouwschap), P. Kenter (voedingsbond
NKV), ir. A.J. Latijnhouwers (KNBTB), H.D. Ligtenberg (voedings-
bond NW), ir. H.W. Mulder (KNBTB), ir. W.J. Raap (KNLC), drs.
A. Stokkers (NCBTB), S.H. Venhuis (NCBTB), drs. B.R. Barten
(Fin.), drs. H.J. Tankink (L&V), dr. ir. M.P.M. Vos (L&V), K.
Wassenaar (L&V).
Adv. leden
ir. J.H. Egberink (Landbouwschap), ir. U. Geling (Landbouw-
schap), mr. T.H.J. Joustra (L&V), ir. T.T. Wind (Landbouw-
schap), ir. H. Comer (secretaris; L&V).

Secretariaat Geen eigen secretariaat.
Administratieve ondersteuning wordt verleend door ambtenaren
van de Directie Algemene Zaken, Milieu en Planologie van L&V.
Financien Uitgaven ten laste van de begroting van:
a. L&V (85%);
b. EEG (15%).
Begrote uitgaven 1982 - subsidies I : f 121.394.000,--.
- Verstrekkingen I
Laatste j aarverslag 1980.
Oprichting
Instelling
Opmerkingen
Geen.
Regelingen Statuten.
BESTUUR van de STICHTING ONTWIKKELINGS- EN SANERINGSFONDS VOOR
DE VISSERIJ (O+S-fonds visseri j )
Ministerie van L&V, Bezuidenhoutseweg 73, Is-Gravenhage
(Postbus 20401, 2500 EK Is-Gravenhage)/(070) 792342.
Instelling en oprichtinq
De stichting is opgericht bij notariele akte op grond van
beschikking van 6 februari 1975 van de minister van L&V.
De bevoegdheden van het bestuur berusten uitsluitend op de
statuten.
Doelstellingen en taken
Bevordering ontwikke- De stichting heeft ten doe1 de ontwikkeling en sanering van de
ling en sanering zee- en kustvisserij te bevorderen (art. 2 statuten).
zee- en kustvisserij
Subsidieverlening;
doen van ver-
strekkingen
Samenstelling en
benoeming
Voor zover ter behartiging van de taak, welke de stichting zich
stelt reeds andere door de overheid in het leven geroepen
instellingen en organen werkzaam zijn, treedt de stichting '
zoveel mogelijk door middel van deze instellingen en organen op
(art. 4 statuten).
Bevoegdheden
De stichting tracht haar doe1 te bereiken onder meer door te
bevorderen, dat maatregelen worden genomen en voorzieningen
worden getroffen, die kunnen leiden tot een verbetering van de
structuur van de bedrijfsmatig uitgeoefende Nederlandse zee- en
kustvisserij, waaronder begrepen de vangst en aanvoer, van de
handel in door de zee- en kustvisserij verkregen produkten, en
van die produkten be- en verwerkende industrie (art. 3 statuten).
Samenstelling en benoeminq
Het bestuur bestaat uit een voorzitter, tevens lid, een
secretaris, tevens'lid en elf andere door de minister van L&V

Stemrnen
(voordracht voor)
vernietiglng van een
bestuursbesluit
Ministeriele
goedkeuring
Statutenwijziging
en stichtingsop-
heffing door
minister van L&V
Privaatrechteli j ke
stichting
te benoemen leden. Voorzitter is de directeur-generaal voor
~andinrichting, Grond- en Bosbeheer. De minister wijst uit de
overige leden een vice-voorzitter aan. secretaris is de
directeur van de Visserijen. Van de leden wordt een benoemd op
voordracht van de minister van Fin., een op voordracht van de
minister van SoZa en zes op gemeenscha~pelijke voordracht van
het Produktschap voor Vis en Visprodukten en het Visserijschap.
De minister van L&V kan a1 dan niet op voordracht van boven-
genoemde publiekrechtelijke organisaties adviserende leden
benoemen, die elke vergadering van het bestuur kumen bijwonen.
De (adviserende) leden hebben zitting voor drie jaar. De
minister van L&V kan hen a1 dan niet op hun eigen verzoek te
allen tijde ontslaan. Alvorens een op voordracht benoemd lid of
adviserend lid te ontslaan pleegt de minister van L&V overleg
met de betrokken minister onderscheidenli j k de organisatie die
de voordracht deed (art. 5 statuten).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Het bestuur beslist bij volstrekte meerderheid van stemmen in
een vergadering, waarin aanwezig zijn de voorzitter en minstens
zes andere leden. Indien de stemrnen staken, beslist de stem van
de voorzitter (art. 6, tweede en derde lid, statuten).
Politick-bestuurlijke controle
a. De voorzitter kan een besluit voor vernietiging voordragen
aan de minister van L&V. Hangende diens beslissing wordt
het besluit niet uitgevoerd (art. 6, vierde lid, statuten).
b. De begroting en het werkplan voor het komende boekjaar en
de rekening en de verantwoording over het afgelopen boekjaar
behoeven de goedkeuring van de minister van L&V (art. 9,
tweede en derde lid, statuten).
c. Besluiten tot wijziging van de statuten en tot opheffing van
de stichting behoeven de goedkeuring van de minister van L&V
(art. 10, eerste lid, statuten).
d. De minister van L&V kan, na overleg met het Produktschap
Vis en Visprodukten en het Visserijschap, de statuten
wijzigen en de stichting opheffen (art. 10, tweede lid,
statuten).
Rechtsbescherminq
Tegen besluiten van het stichtingsbestuur kan men in beroep
gaan bij de afdeling Rechtspraak van de Raad van State op basis
van de Wet ~dministratieve Rechtspraak Overheidsbeschikkingen
(eigen opgave).
Rechtspersoonlijkheid
Het O+S-fonds is een rechtspersoon in de zin van Boek 2 Bw.

Geldmiddelen
Financien
De geldrniddelen van de stichting bestaan uit:
- het stichtingskapitaal;
- door het rijk verstrekte subsidies;
- andere wettige baten (art. 8 statuten).
Feitelij ke gegevens
Samenstelling bestuur Leden
dr. W.M. Otto (voorzitter; L&V), drs. H.J. Tankink (plv.
voorzitter; L&V), ir. Th.J. Tienstra (secretaris; L&V)', drs.
B.R. Barten (Fin.) drs. H. Verwey (SoZa), J. Knoester (Produkt-
schap voor Vis en Visprodukten), J. Wienen (Produktschap voor
Vis en Visprodukten), K. Hoekstra (Visserijschap), L.E.
Ouwehand (Produktschap voor Vis en Visprodukten), J. van der
Zwan (Produktschap voor Vis en Visprodukten), J. de Bruine
(Produktschap voor Vis en Visprodukten), G. de Graaf (L&V), mr.
G.J.M. Kamer (L&V).
Adv. leden
drs. D.E. Langstaat (Visserijschap), A.N. Pacqe (SoZa).
Secretariaat 3 personen, aangesteld bij L&V.
Financien Uitgaven ten laste van de begroting van L&V.
Begrote uitgaven 1982 - Apparaatskosten : f 6.000,--;
- subsidies' : f 3.314.700,--;
- Verstrekkingen : f 2.000,--;
- Rentebijdragen : f 300.000,--.
Laatste j aarverslag 1980.
Adres/tele f oon
Oprichting
.Instelling
Regelingen
Opmerkingen
Geen .
BESTUUR van de STICHTING TOTALISATOR NEDERLAND (Totalisator;
STN) .
Eisenhowerlaan 53, 2517 KK fs-Gravenhage/(070) 543600
Instelling en oprichtinq
De stichting is opgericht bij notariele akte van 23 februari
1949 door een particulier.
De bevoegdheden van het bestuur berusten op de statuten en op
de vergunning, verleend door de ministers van L W en van Just.
op basis van de Wet op de kansspelen (voorheen: Totalisatorwet).
- Wet op de kansspelen; wet van 10 december 1964 (Stb. 483)
(tlWksft).
- ME3 van 24 oktober 1964 (Stcrt. 1965, nr. 4) (tlMB'l).
- Statuten, laatstelijk gewijzigd op grond van de gezamenlijke
beschikking van de ministers van L&V en van Just. van 14
december 1978.

organiseren van de
totalisator; ver-
deling totalisator-
gelden; bestrijding
ongeoorloo fd wedden
Doelstelling en taken
De stichting heeft ten doel:
a. het verwerven van gelden door het organiseren van de
totalisator bij harddraverijen en paardenrennen in
Nederland;
b. de verdeling van gelden overeenkomstig de ter uitvoering van
de Wks gegeven vergunningsvoorschriften;
c. het bestrijden van het ongeoorloofd wedden en het verlenen
van bemiddeling daartoe (art. 2 statuten).
De stichting bezit het alleenrecht tot het organiseren van een
totalisator (art. 23 en art. 24 Wks jo. art. 1 MB van 7 januari
1965 jo. art. 1 Wks).
Bevoegdheden
Diverse bevoegdheden, Het bestuur is in het bijzonder belast met de volgende bevoegd-
waaronder het ver- , heden:
strekken van subsi- a. Het organiseren van de totalisator bij harddraverijen en
dies uit de opbrengst paardenrennen (de stichting organiseert de totalisator op
van de voorgeschreven basis van een door de ministers van L&V en van Just.
inhouding op de tota- verleende vergunning).
lisatoromzet
Onder totalisator verstaat de Wks elke gelegenheid, open-
gesteld om op de uitslag van harddraverijen en paardenrennen
te wedden, met dien verstande dat het totaal van de inleg,
behoudens bij of krachtens de Wks toegestane aftrek, ver-
deeld zal worden onder degenen die op de winnaar of op een
der prijswinnaars hebben gewed (zie art. 23 en art. 24 Wks
en art. 1, MB).
b. Het vaststellen van reglementen en in het bijzonder een
reglement betreffende het afsluiten van weddenschappen, een
en ander met inachtneming van de bij of krachtens de Wks
gegeven voorschriften.
De vergunningsverlenende ministeries hekben op basis van de
Wks voorschriften gesteld met betrekking tot de leeftijd om
te wedden, met betrekking tot de maximum inzet per wedden-
schap, etcetera (zie art. 25 Wks en art. 2 MB).
c. Het bestrijden van ongeoorloofd wedden en het verlenen van
bemiddeling daartoe.
De stichting mag alleen de totalisator organiseren bij
draverijen en rennen, gehouden onder auspicien van de
Stichting Nederlandse Draf- en Rensport en zij moet erop
toezien dat deze stichting zo doeltreffend mogelijke maat-
regelen neemt tegen zogenaamde wilde banen (zie art. 25 Wks
en art. 2, MB).
d. De algemene leiding van de stichting en van het door haar te
organiseren totalisatorbedrijf.
e. Beleidsplannen ontwerpen voor de vervulling van de aan de
stichting opgedragen taken.
f. Vaststellen en ontwerpen van bestedingsplannen voor de
aanwending van de opbrengst van de voorgeschreven inhouding
op de totalisatoromzet.

Samenstelling en
benoeming
Vertegenw0,ordiging
der stichting
Dageli jks bestuur
De stichting zal van de totale inzet per course v66r de
verdeling aan de winnaars der weddenschappen een bedrag van
tenminste 20% en ten hoogste 25% inhouden, waarvan tenminste
17,5% en ten hoogste 22,5% zal zijn bestemd ter dekking van
de exploitatiekosten van de stichting en ter dekking van de
exploitatiekosten van de Stichting Nederlandse Draf- en
Rensport, alsmede als bijdrage in de door deze stichting
beschikbaar te stellen prijzen en fokpremies, een en ander
volgens een door de besturen van beide stichtingen in
onderling overleg, of bij gebreke van overeenstemming door
de minister vast te stellen verdeling, en waarvan 2,5%
bestemd zal zijn voor nader door de ministers van L&V en van
Just. te bepalen bijzondere doeleinden (zie art. 25 Wks en
art. 2 MB).
g. Het bevorderen van de bouw en instandhouding van accomoda-
ties.
h. De coordinatie en begeleiding van de aktiviteiten voort-
vloeiende uit hetgeen genoemd onder f. en g..
j. Het geven van regelen voor het beheer van de geldrniddelen en
bezittingen van de stichting (art. 7 statuten).
Samenstelling en benoeminq
a. Het stichtingsbestuur bestaat uit:
- een lid, tevens voorzitter, benoemd door de minister van
L&V ;
- twee leden, benoemd door de minister van L&V;
- een lid, alsmede diens plaatsvervanger, te benoemen door
de minister van Just.;
- drie leden, te benoemen door en uit het dagelijks bestuur
van de Stichting Nederlandse Draf- en Rensport (NDR)
(art. 3, eerste lid, statuten).
b. De minister van L&V kan, gehoord het bestuur, adviserende
leden benoemen (art. 3, derde lid, statuten).
c. Het bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend
voorzitter aan (art. 4 statuten).
d. Het bestuur benoemt een van zijn leden tot secretaris (art.
3, tweede lid, statuten).
e. Benoemingen geschieden voor een periode van vijf jaar (art.
5, eerste lid, statuten).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd
door de voorzitter, of de plaatsvervangend voorzitter en de
secretaris danwel een ander bestuurslid gezamenlijk. Het
bestuur kan personen, a1 dan niet uit zijn midden, hiertoe
machtigen (art. 12 statuten).
b. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van een aantal met
name genoemde overeenkomsten (art. 11 statuten).
c. Het bestuur is bevoegd uit zijn midden een dagelijks bestuur
aan te wijzen, waarin in ieder geval zitting hebben de
voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de secretaris
(art. 6 statuten).

Instellen van
commissies
Huishoudeli j k
reglement
Stemmen
Ministeriele
goedkeuring
Jaarverslag
Financieel toezicht
d. Het bestuur wordt bij de vervulling van haar taken bijge-
staan door een bureau. De leiding van het bureau en de
administratie, alsmede het doen van betalingen en het innen
van gelden, wordt volgens door het bestuur op te stellen
regelen opgedragen aan een directeur wiens bevoegdheid en
werkzaamheden worden geregeld bij instructie. De directeur
is voor a1 zijn werkzaamheden verantwoording schuldig aan
het bestuur.
De benoeming, schorsing en het ontslag, alsmede de vast-
stelling en wijziging van de bezoldiging en van de instructie
van de directeur geschiedt door het bestuur. De benoeming,
de schorsing en het ontslag, alsmede de vaststelling en wij-
ziging van de bezoldiging van het overige personeel geschiedt
door het bestuur (art. 9, eerste t/m vierde lid en zesde
lid, statuten) .
f. Het bestuur kan commissies instellen bestaande uit personen
die het bestuur a1 dan niet uit zijn midden aanwijst. Het
bestuur bepaalt taak en bevoegdheden van de commissies. Taak
en bevoegdheden kunnen in een reglement worden geregeld
(art. 10 statuten).
g. Het bestuur stelt een huishoudelijk reglement vast (art. 8
statuten).
h. Voor het nemen van besluiten is de aanwezigheid van de
meerderheid van het aantal zitting hebbende leden vereist.
Het bestuur beslist bij gewone meerderheid van stemmen.
Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij
staken van stemmen beslist, indien het zaken betreft de
voorzitter, indien het personen betreft het lot (art. 13,
derde t/m vijfde lid, statuten).
Politick-bestuurlijke controle
a. De benoeming van een van de bestuursleden tot secretaris
behoeft de goedkeuring van de minister van L&V (art. 3,
tweede lid, statuten).
b. Het besluit tot benoeming en ontslag alsmede de vaststelling
van de bezoldiging van de directeur behoeft de goedkeuring
van de minister van L&V (art. 9, vijfde lid, statuten).
c. Het bestuur is verplicht jaarlijks aan de ministers van L&V
en van Just. verslag uit te brengen over zijn werkzaamheden
in het voorafgaande kalenderjaar (art. 15, derde lid,
statuten).
d. De stichting staat onder zodanig financieel toezicht en
controle van de overheid als door de minister van L&V zal
worden nodig geacht (art. 15, vierde lid, statuten).

Inzage in boeken/
verstrekken van
inlichtingen
Statutenwijziging
door minister
Ophe f f ing de r
stichting door
minister
Geen rechtsbe-
schermingsregeling
Privaatrechte-
li j ke stichting
Geldmiddelen der
stichting
Samenstelling
bestuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag 1980.
e. Het bestuur is verplicht aan daartoe door de minister van
L&v aangewezen personen op hun verlangen inzage te geven
van alle boeken en bescheiden en alle gewenste inlichtingen
te verstrekken (art. 15, vijfde lid, statuten).
f. De statuten kunnen ten allen tijde, op voordracht van of
na overleg met het bestuur, door de minister van L&V in
overeenstemming met de minister van Just. worden gewijzigd
(art. 16 statuten).
g. Opheffing der stichting geschiedt bij besluit van de
ministers van L&V en van Just. (art. 17 statuten).
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere regeling.
Rechtspersoonlijkheid
De STN is een rechtspersoon in de zin van Boek 2 BW.
Financien
De middelen der stichting bestaan uit:
- het stichtingskapitaal;
- de inkomsten uit het totalisatorbedrijf;
- de waarde van roerende en onroerende goederen;
- toevallige baten (Hrt. 14 statuten).
Feitelijke gegevens
Leden
C.L.M. Roozemond (voorzitter), P.B. van Binsbergen
(plv. voorzitter; NDR), mr. M.L.L.E. Barom de Loe (secretaris;
L&V), mr. J.R.H. Kuyper (Just.) (plv.: F.J. Gallast), P.
Bunningh (L&V), W. Lekay (NDR), J. Verstappen (NDR).
33 bureau-krachten en 450 personen baanpersoneel, in'dienst van
de STN.
Geen opgave.
- Bureaupersoneel : f 2.100.000,--;
- Baanpersoneel : f 4.500.000,--;
- Diensten van derden : f 600.000,--;
- Algemene kosten : f 2.800.000,--;
- Afschri jvingen : f 700.000,--;
- Diversen : f 2.000.000,--.
Opmerkingen
De minister van L&V bezit geen formele bevoegdheid tot het
geven van aanwijzingen. De STN geeft op dat hij we1 aan-
wijzingen kan geven via de door hem benoemde voorzitter en
ambtelijke vertegenwoordigers.

SoZa I .l-1
SoZa I. 1-2
SoZa I. 1-3
Adres/tele foon
SoZa I. 1-4
Adres/telefoon
SoZa I .l-5
Adres/telefoon
SoZa I .l-6
Adres/telefoon
SoZa I. 1-7
Adres/telefoon
SoZa I .l-8
Adres/tele foon
SoZa I'.1-9
Instelling BV
Erkenning
482
5-11 lsI INISTEKIE VAN SOCIAIAE ZAKEN EN WEKKGELEGENHEID
BESTUREN van de BEDRIJFSVERENIGINGEN (BV)
Er zijn 24 bedrijfsverenigingen. Namen en adressen zijn vermeld
onder "Feitelijke gegevens".
BESTUREN van de AFDELINGSKASSEN (AK)
Zie voor de adressen de bedrijfsverenigingen
SOCIALE VERZEKERINGSRAAD (SVR)
Bredewater 12, Zoetermeer (Postbus 100, 2700 AC Zoetermeer)/
(079) 530911.
BESTUUR van het ALGEMEEN ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSFONDS (AM)
Bredewater 12, Zoetermeer (Postbus 100, 2700 AC Zoetermeer)/
(079) 530911.
BESTUUR van het ALGEMEEN WERKLOOSHEIDSFONDS (AWE)
Bredewater 12, Zoetermeer (Postbus 100, 2700 AC Zoetermeer)/
(079 ) 530911.
BESTUUR van het ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSFONDS (AOF)
Bredewater 12, Zoeterrneer (Postbus 100, 2700 AC Zoeterrneer)/
(079) 530911.
VERENIGING GEMEENSCHAPPELIJK ADMINISTRATIEKANTOOR (Gemeen-
schappelijk administratiekantoor; GAK)
Bos en Lonunerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
AMSTERDAM)/(020) 879111.
GEMEENSCHAPPELIJKE MEDISCHE DIENST (GMD)
Bos en Lonunerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
AMSTERDAM)/(020) 872540.
GEWESTELIJKE ARBEIDSBUREAUS (GAB)
De 65 GAB's zijn districtsgewijs georganiseerde, gedeconcen-
treerde diensten. ,
De taken en bevoegdheden van de onder SoZa 1.1-l,t/m SoZa 1.1-6
opgenornen organen zijn sterk.onderling verweven. Zij worden
daarom gezamenlijk behandeld.
Het GAK, de GMD en de GAB's bezitten geen gezagsbevoegdheden
(afgezien van bevoegdheden om inlichtingen te eisen, personen
op te roepen en dergelijke). Zij zijn echter toch in dit over-
zicht opgenomen, omdat hun functioneren voor de uitvoering van
een aantal sociale verzekeringen van groot belang is.
Instelling en oprichtinq
I. Bdgiifsye£enigige~
Bij wet van 12 juni 1952 (Stb. 334), ondertekend door de
minister van SoZa (Organisatiewet sociale verzekering) (tt~svv),
zi jn bevoegdheden toebedeeld aan de bedrij fsverenigingen.
De minister van SoZa erkent, de SVR en de SER gehoord, als BV
op haar verzoek een vereniging, opgericht door naar het oordeel

Verplicht lidmaat-
schap werkgever
Instelling en
oprichting AK
Instelling en
oprichting .
Instelling en
oprichting AAF
van de minister representatieve organisaties van werkgevers en
werknemers, die aan de vereisten daartoe voldoen.
De vereisten zijn de volgende:
1. de doelstelling moet zijn uitvoering van de in de Osv ge-
noemde takken van verzekering voor een onderdeel van het
bedrij fs- en beroepsleven;
2. geen winst beogen;
3. statuten hebben die in overeenstemming met de wettelijke
bepalingen zi jn.
Voor ieder onderdeel van het beroeps- en bedrijfsleven wordt
een BV erkend en we1 die, die de minister van SoZa, gehoord de
SER, als representatief voor dat onderdeel beschouwt. De
erkenningsbeschikking komt in de Stcrt. en de erkende BV is
rechtspersoon in de zin van boek 2 BW (art. 5 OSV).
De minister van SoZa deelt, gehoord de SER en SVR, het beroeps-
en bedrijfsleven op in onderdelen (art. 3 Osv).
Er kan slechts een algemene BV erkend worden. Deze BV moet
opgericht zijn door de algemeen erkende organisaties van werk-
gevers en werknemers gezamenlijk en moet ten doe1 hebben te
werken op die onderdelen van het beroeps- en bedrijfsleven,
waar geen andere BV werkt (art. 5 Osv). Is er geen erkende
algemene bedrijfsvereniging dan richt de minister van SoZa die
op; hij benoemt dan de bestuursleden (art. 6, Osv).
Tenzij de minister van SoZa, gehoord de SVR, anders beslist,
moet een BV organisaties van werkgevers en werknemers, die naar
het oordeel van de minister representatief zijn voor de betref-
fende bedrijfstak, op hun verzoek bij het werk betrekken (art.
6a, eerste lid, Osv). De minister kan ook een of meer BV-en
aanwijzen die door hem aan te wijzen personen in hun werk
moeten betrekken in verband met de AAW-uitvoering (art. 6a,
derde lid, Osv).
Een werkgever is van rechtswege aangesloten bij een BV (art. 7,
eerste lid, Osv). De SVR beslist bij geschil, of indien door
hem noodzakelijk geacht, bij welke BV een werkgever aangesloten
is .(art. 8, eerste lid, Osv). De werkgever die aangesloten is
bij een BV of ophoudt daarbij aangesloten te zijn doet daarvan
volgens SVR-regels aangifte bij de BV (art. 9 Osv).
11. Afdelihqgkgggen
De BV-statuten kunnen bepalen dat het BV-bestuur bevoegd is om
voor de ziekengeldverzekering van de werknemers of van een of
meer naar de plaats van de betrokken arbeid onderscheiden
groepen van werknemers, in dienst van een bepaalde werkgever,
een AK te vormen. Deze bevoegdheid kan ook gelden voor de
werknemers van twee of meer aangesloten werkgevers, wier werk-
zaamheden ongeveer in hetzelfde gebied worden uitgeoefend (art.
17, eerste en tweede lid, Osv).
Tot AK-vorming mag slechts worden overgegaan indien de werk-
gever een daartoe strekkend verzoek doet en indien de meer-
derheid van de werknemers van 18 jaar en ouder, die een jaar of
langer bij de betrokken werkgever werkzaam zijn, zich bij een
schriftelijke en geheime stemming voor de vorming van een AK
hebben verklaard (art. 17, zesde lid, Osv).
111. socig~e-verzekeringsggg~
Ingesteld en opgericht bij Osv.
IV - EELAWELEE
Het AAF is ingesteld en opgericht bij wet van 11 december 1975
(Stb. 674), ondertekend door de minister van SoZa (Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet) ("AAW"); als ocgaan van het AAF is
het bestuur aangewezen.

Instelling en
oprichting AWE
Instelling en
oprichting AOF
Oprichting GAK
Erkenning
Oprichting GMD
Erkenning
Instelling en
oprichting
Het AWE is ingesteld en opgericht bij wet van 9 september
1949 (Stb. J423), ondertekend door de minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid (Werkloosheidswet) ("WW"); als orgaan
van het AWE is het bestuur aangewezen.
Het AOF is ingesteld en opgericht bij wet van 18 februari 1966
(Stb. 84), ondertekend door de minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid (Wet op de ~rbeidsongeschiktheidsverzekering)
("WAO"); als orgaan van het AOF is het bestuur aangewezen.
V. cemeenscba~~eiii&-bGigi~t~atie&_agtggg
Opgericht op 4 juni 1952 bij besluit van een vergadering van
algemeen erkende centrale organisaties van werkgevers en van
werknemers gezamenlijk.
Het GAK is erkend als gemeenschappelijk administratiekantoor in
de zin van de Osv bij beschikking van de minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid van 30 december 1952 (no. 7538, afd.
S.V.).
Het GAK kan op haar verzoek door de minister van SoZa, gehoord
de SVR, worden erkend, indien:
a. de oprichtende organisaties naar het oordeel van de minister
algemeen erkend zi jn;
b. het GAK tot doe1 heeft de administratie te voeren van de
verzekeringen op basis van de AWW, WAO, ZW, WW en van andere
door de minister aan te wijzen sociale voorzieningen;
c. zij geen winst beoogt en
d. het GAK-bestuur bestaat uit evenveel bestuursleden aan-
gewezen door werkgevers als door werknemers (art. 23, vierde
lid, Osv).
Is er geen erkend GAK dan kan de minister, gehoord de SVR, een
GAK instellen (art. 24 Osv). Slechts een GAK wordt erkend (art.
23, achtste lid, Osv).
VI. cegeenncha~~eiii&e-~ediz~be-Qie~~~
Opgericht op 23 juni 1965 bij besluit van een buitengewone
algemene ledenvergadering van de Federatie van Bedrijfs-
verenigingen.
Het GMD is erkend als Gemeenschappelijke Medische Dienst in de
zin van de Osv bij beschikking van de minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid van 27 december 1966 (no. 61204, afd.
A.Z. ).
Een erkende GMD mag bij uitsluiting van anderen bepaalde taken
verrichten met betrekking tot de AAW- en WAO-verzekering (art.
22a, eerste lid, Osv). Slechts een GMD wordt erkend (art. 22a,
zevende lid, Osv). Als GMD kan door de minister, gehoord de
SVR, op zijn verzoek worden erkend een dienst, ingesteld
vanwege de Federatie van Bedrijfsverenigingen, indien zij tot
doe1 heeft de in de Osv genoemde werkzaamheden te verrichten en
indien zij geen winst beoogt (art. 22a, derde lid, Osv). Bij
gebrek aan een erkende GMD stelt de minister, gehoord de SVR,
een GMD in (art. 22b, eerste lid, Osv).
Ingesteld en opgericht bij wet van 29 november 1930 (Stb. 433),
ondertekend door de ministers van ~rbeid, Handel en Nijverheid.
en van Kolonien (~rbeidsbemiddelingswet 1930).

GAB: departemen-
taal onderdeel
De GAB'S zijn onderdeel van het departement van SoZa.
Regelingen - Ziektewet; wet van 5 juni 1913 (Stb. 204) ("ZW").
- ~rbeidsbemiddelingswet 1930.
- WW.
- osv.
- Coordinatiewet Sociale Verzekering; wet van 24 december 1953
(Stb. 577 ) ( "CSV" ) .
- WAO.
- AAW.
Doelstellingen en taken
- BV: uitvoering
a. De BV-en zijn, voor zover de uitvoering niet aan een PBO-
AAW en WAO, ZW en orgaan is opgedragen, belast met de uitvoering van:
WW voor eigen tak 1. de wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (AAW
van nijverheid en WAO);
2. de wettelijke ziekengeldverzekering (ZW);
3. de wettelijke wachtgeld- en werkloosheidsverzekering (WW)
(art. 2 Osv).
g: uitvoering
ZW voor,aparte
risicogroepen
- GMD: arbeidsongeschiktheidsbeoordeling
en
bevordering totstandkomingvoorzieningen
Per onderdeel van het beroeps- en bedrijfsleven is een BV
werkzaam (art. 3 en art. 4; tweede lid, Osv). De algemene BV
voert de verschillende verzekeringen uit voor onderdelen van
het beroeps- en bedrijfsleven waar geen specifieke BV werk-
zaam is (art. 5, eerste lid sub a, Osv).
b. De AK heeft ten doe1 om de wergever(s) met zijn (hun) bij de
afdelingskas verzekerde werknemers zelf het risico te doen
dragen van de wettelijke ziekengeldverzekering van die
werknemers (art. 17, derde lid, Osv)
Het BV-bestuur kan onder goedkeuring van de SVR bepalen, dat
uitkeringen ten behoeve van verzekerden die een abnormaal
hoog risico opleveren, niet uitsluitend ten laste van de
afdelingskas komen (art. 17, vierde lid, Osv).
Het AK-bestuur kent ziekengeld toe, terwijl de BV aan-
sprakelijk blijft voor de uitbetaling; het AK-bestuur
controleert op het bestaan van de ongeschiktheid tot werken;
het AK-bestuur int en beheert de premies (art. 19, eerste
lid, Osv).
c. Het GMD verricht met betrekking tot de arbeidsongeschikt-
heidsverzekeringen de volgende werkzaamheden:
1. het beoordelen van de wenselijkheid van voorzieningen ter
revalidatie en ter verbetering van levensomstandigheden;
2. het bevorderen dat de voorzieningen, waartoe de BV op
basis van de AAW heeft besloten, worden getroffen;
3. het volgen van het beloop en resultaat van. een behande-
ling of voorziening als boven bedoeld;
4. het beoordelen van het bestaan van arbeidsongeschiktheid
en het schatten van de mate van arbeidsongeschiktheid;
5. het oproepen, ondervragen en onderzoeken van en geven van
voorschriften aan personen op basis van de AAW en WAO;
6. andere werkzaamheden, ter zake van sociaal-medische
beoordeling, nodig ter verstrekking van adviezen als
bedoeld in de AAW en WAO (art. 22a, eerste lid, Osv).

GAB: arbeidsbemid-
deling/advisering
uitkeringsstop/
loonsuppletiever-
klaring
G*: administra-
tievoering voor
BV-en
E: premiebeheer/
controle t.a.v.
BV-uitkeringen/
vaststelling
premiepercentage/
subsidiering
controle t. a.v.
BV-uitkeringen en
premies/controle
BV-beleid/vast-
stelling premie-
percentage
d. Het GAB tracht bij werkloosheid zodanig te bemiddelen dat
zo snel mogelijk nieuwe passende arbeid gevonden wordt.
Daartoe kan zij de werknemer aanraden zich aan een medisch,
psychologisch of psychotechnisch onderzoek naar zijn
arbeidsgeschiktheid te onderwerpen; tevens kan zij de werknemer
aanraden aan een bepaalde opleiding of scholing deel
te nemen (zie art. 31, eerste lid sub e, WW).
Indien het GAB van oordeel is dat de betrokkene zich niet
volledig inzet om een nieuwe passende baan te vinden (zie
voor verschillende nuances art. 31, eerste lid sub e, WW),
en dit (mede) betrekking heeft op arbeid buiten de beroepsof
bedrijfstak van de BV, dan adviseert zij het BV-bestuur
betrokkene uit te sluiten van een wachtgeld- of werkloosheidsuitkering
(art. 31. derde lid, en art; 39, tweede lid,
WW).
Een GAB-verklaring is nodig voor het kunnen verkrijgen van
loonsuppletie (art. 42h e.v. WW).
e. Bij uitsluiting voert het GAK de administratie van de BV-en
die niet zelf administreren mogen.
De SVR kan toestaan dat BV-en zowel met eigen als met GAK-
administratie bepaalde administratieve werkzaamheden met
betrekking tot de WW-verzekeringen onder haar verantwoorde-
lijkheid laten verrichten door een of meer door haar aan te
wijzen vakorganisaties, die mede betrokken zijn geweest bij
de oprichting van de BV (art. 23, tweede en elfde lid, Osv).
f. Het AAF beheert AAW-premies en van rijkswege in speciale
gevallen toegekende vergoedingen (art. 73, eerste lid, AAW).
Het AAF kan doen nagaan ten eerste of BV-besluiten met
betrekking tot uitkeringverlening of het in aanmerking doen
komen voor voorzieningen rechtmatig zijn en ten tweede of
be,dragen welke BV-en aan het AAF in rekening brengen wegens
voor het AAF gedane uitgaven op de juiste,wijze zijn vast-
gesteld (art. 68 AWW).
Het AAF-bestuur stelt het premiepercentage vast (art. 76,
tweede lid, AAW).
Het AAF kan subsidies verlenen aan revalidatie-instellingen
(art. 68 AAW).
g. Het AOF beheert WAO-premies en bedragen welke de BV-en
hebben
verkregen door middel van verhaal naar burgerlijk recht
op veroorzakers van arbeidsongeschiktheid (art. 76, tweede
lid, WAO).
Het AOF kan doen nagaan ten eerste of BV-besluiten met
betrekking tot het doen vanuitkeringen rechtmatig zijn en
ten tweede of'bedragen welke de BV aan het AOF in rekening
brengt wegens voor dit fonds gedane uitgaven, alsmede
bedragen welke de BV-en aan het AOF ten goede doen komen
wegens gelnde premies en verhaalsbedragen op de juiste wijze
vastgesteld zijn.

AE: risico-werk- h
loosheidsverzeke-
ring/vaststelling
reglement werkloos-
heidsverzekering/
loongarantie-
bijdrage/controle
t.a;v. BV-uitke-
ringen en -premies/
aanwijzingen aan
BV
- SVR: toezicht op
uitoefening van de
wet
Geven van voor-
schriften
Als het BV-beleid ten aanzien van premieheffing en -invordering,
uitkeringsverlening, beheer en administratie met
betrekking tot de arbeid~on~eschiktheidsverzekering in
strijd is met de wet of met redelijkerwijze te stellen
eisen, dan kan het AOF aan de BV mededelen dat de bedragen
ten goede of ten laste van het AOF op daarbij aan te geven
wijze worden herzien. Een gelijke bevoegdheid komt het AOF
toe indien de BV bij uitkeringverlening afwijkt van het
oordeel van het GMD of haar meldingsplicht aan het GMD niet
nakomt (art. 73, eerste t/m derde lid, WAO).
Het AOF stelt een gelijk premiepercentage vast voor alle
beroeps- en bedrijfstakken (art. 78 WAO).
Het AWE draagt het risico van de werkloosheidsverzekering
(art. 20, derde lid, WW).
Het AWE-bestuur stelt een reglement voor de werkloosheidsverzekering
vast (art. 36, eerste lid, WW).
Het AWE verleent jaarlijks een bijdrage aan door de minister
van SoZa aangewezen werkgevers, die voor hun havenarbeiders
een loongarantieregeling hebben getroffen (art. 42q, eerste
lid, WW).
Het AWE-bestuur is bevoegd om te doen nagaan ten eerste of
BV-besluiten met betrekking tot het doen van werkloosheidsuitkeringen
in overeenstemming zijn met de wet en ten tweede
of de bedragen die de BV-en ten laste of ten goede van het
fonds doen komen vanwege premie-inning op de juiste zijn
vastgesteld (art. 44 WW).
Het AWE-bestuur geeft aanwijzingen van algemene aard aan de
BV-besturen (art. 37 WW).
De SVR heeft toezicht op de uitvoering van de Osv, AAW, WAO,
ZW en WW en op de organen, die de daar geregelde verzekeringen
uitvoeren of administreren, alsmede op de GMD (art. 47,
eerste lid, Osv).
BV, AWE, AAF, AOF, GAK en GMD geven de SVR inlichtingen en
inzage in boeken etcetera (art. 50 Osv).
Besluiten van BV, AWE, AAF en AOF worden ter kennis van de
SVR gebracht (art. 15 OW, art. 70, eerste lid, AAW; art.
74, eerste lid, WAO; art. 16, eerste lid, WW).
Besturen van AWE, AAF en AOF zijn verantwoordelijk en reken-
plichtig aan de SVR (art. 66, vijfde lid, AAW; art. 72,
vijfde lid, WAO; art. 17 WW).
De SVR kan voorschriften geven ten aanzien van de samen-
werking van controlerende en toezichthoudende organen (art.
47, tweede lid, Osv).
De SVR kan aan uitvoerende en administrerende organen en aan
het GMD voorschriften geven voor een goede en gecoordineerde
uitvoering (art. 48 Osv).
De SVR kan ten aanzien van de administratie van BV, GAK en
GMD voorschriften geven in verband met efficiency en coordi-
natie (art. 26, eerste lid, Osv).
SVR-goedkeuring kan vereist zijn bijv. bij afwijking door
het BV-bestuur van de SVR-dagloonregelen (art. 15, vierde
lid, ZW) en bij het stellen van controlevoorschriften door
het BV-bestuur (art. 39 ZW).

Adivsering
Stellen van
nadere regels
Beslissing
van geschillen
AK-vorming;
verdeling
AK-lasten;
goedkeuring
AK-reglement;
vaststelling
AK-premie;
AK-ophef f ing;
beslissing ge-
schillen met
AK-bestuur
De SVR adviseert. In vele gevallen moet de minister van SoZa
eerst de SVR horen alvorens te beslissen, bijvoorbeeld bij
erkenning van een BV (art. 4, eerste lid, Osv) en bij het
goedkeuren door de minister van het doen van hogere of extra
ziekengelduitkeringen door de BV (art. 57 ZW).
De SVR stelt nadere regels, veelal onder goedkeuring van de
minister van SoZa, zoals met betrekking tot fooien en dergelijke
die in bepaalde gevallen geacht kunnen zijn te worden
genoten en met betrekking tot het a1 of niet brengen van
fooien onder het loonbegrip (art. 7 CSV).
Premievaststelling en -invordering geschiedt naar SVR-regels
(art. 11, eerste lid, CSV).
De SVR stelt regels hoe het dagloon te berekenen dat als
basis moet dienen voor uitkering (art. 15 ZW; art. 14 WAO;
art. 12a WW).
De SVR stelt regels ten aanzien van vrijwillige verzekeringen:
vrijwillige ziekengeldverzekering (art. 71 ZW),
vrijwillige arbeidsongeschiktheidsverzekering (art. 85 WAO).
De SVR beslist in bepaalde geschillen. Bij weigering of
intrekking van vrijstelling vanwege gemoedsbezwaren kan de
betrokkene in beroep komen bij de SVR (N.B.: dit geldt zowel
voor werknemers als voor ingezetenen; art. 17, derde lid,
AMvB van 20 december 1956 (Stb. 626)).
De SVR beslist bij geschil of anderzins bij welke BV een
werkgever aangesloten is. Op verzoek van een werkgever kan
de SVR beslissen dat hij bij een andere BV aangesloten is
dan de BV waar hij volgens de regels aangesloten zou moeten
zijn (art. 8 Osv).
Wil het AOF bedragen, die door de BV vastgesteld zijn en die
ten goede of ten laste van het fonds moeten komen, herzien
en de BV kan zich daarmee niet verenigen dan wendt zij zich
tot de SVR voor een beslissing (art. 73, tweede t/m vierde
lid, WAO).
De BV stelt de premie voor de wachtgeldverzekering vast. Kan
het AWF-bestuur ook na overleg met de BV zich niet met het
percentage verenigen, .dan volgt het BV-bestuur het AWF-
bestuur, tenzij het de SVR vraagt te beslissen in het
geschil (art. 32 WW).
Wil het BV-bestuur een aanwijzing van algemene aard van het
AWF-bestuur niet in acht nemen en blijft het AWF-bestuur ook
na overleg bij zijn aanwijzing, dan kan het BV-bestuur de
SVR vragen te beslissen (art. 37 WW).
Bevoegdheden
1. Eesturen-van-bedriif svereni9i!!9en
Het BV-bestuur kan op basis van de statuten een AK vormen (art.
17, eerste lid, Osv). Het BV-bestuur kan bepalen dat uitkeringen
ten behoeve van verzekerden met abnormaal hoog risico niet uitsluitend
ten laste van de AK komen, doch dat de lasten via een
bepaalde sleutel verdeeld worden (art. 17, vierde lid, Osv).
Het BV-bestuur keurt AK-reglement goed (art. 18, tweede lid,
Osv). Het BV-bestuur stelt de premie der AK vast en bepaalt
welk deel afgedragen za1,worden aan de BV (art. 19, tweede lid,
Osv). Het BV-bestuur kan AK opheffen (art. 21 Osv). Het BVbestuur
beslist in geschillen tussen AK-bestuur en belanghebbenden;
behoudens wettelijk geregeld beroepsrecht en volgens
BV-regels beslist het BV-bestuur op beroepen ingesteld door
verenigingen van werkgevers en werknemers tegen beslissingen
van het AK-bestuur '(art. 22 Osv).

Vaststelling en
invordering premie
Premieverhoging
nalatige werkgever
Interestvordering
bi j nalatigheid
werkgever
Invordering
verschuldigde
Vaststelling van de door een werkgever verschuldigde premie,
alsmede invordering daarvan geschieden door de BV waarbij de
werkgever is aangesloten met inachtneming van SVR-regels (art.
11, eerste lid, CSV).
~lijft de werkgever ook na aanmaning niet voldoen aan zijn
wettelijke verplichting de BV een loonopgave te verstrekken,
dan kan de BV ambtshalve een premie-aanslag opleggen. De premie
kan in dat geval nog door de BV verhoogd worden met vijf
procent extra van het oorspronkelijke bedrag. De SVR stelt
regels met betrekking tot de toerekening van een premieverhoging
(art. 12 CSV).
Betaalt de werkgever zijn (voorschot)premie niet of niet geheel
op tijd dan kan de BV over het niet tijdig betaalde interest
vorderen. De minister van SoZa stelt het interestpercentage
vast (art. 14 CSV).
Indien de werkgever ook na schriftelijke aanmaning zijn
(voorschot)premie niet tijdig betaalt, dan kan de BV bij dwangbevel,
medebrengend het recht van parate executie, de premie,
de aanmaningskosten en de interest invorderen (art. 15, eerste
lid, CSV).
Vri jstelling Gemoedsbezwaarden ingevolge de ZW, WAO, WW en ZFW kunnen met
gemoedsbezwaarden inachtneming van bij AMvB te stellen regels en voorwaarden door
van verplichtingen de BV worden vrijgesteld van bij die AMvB aan te wijzen ver-
plichtingen (art. 17, eerste lid, CSV).
Bijzondere
bepalingen vast-
stelling dagloon
ZW
Afwij king twee-
wachtdagen-regel
Controlevoor-
schri £ten
Uitbetaling
aan niet-recht-
hebbende
Geen uitkering aan
gemoedsbezwaarde
Het BV-bestuur kan bijzondere bepalingen treffen voor groepen
werknemers inzake de vaststelling van het dagloon. Daarbij kan
afgeweken worden van de ZW-definitie van dagloon en de algemene
SVR-regels om dat dagloon te berekenen. Deze BV-bestuurs-
besluiten behoeven de goedkeuring van de SVR en komen in de
Stcrt. (art. 15, derde en vierde lid, ZW).
Het BV-bestuur kan bij een door de minister van SoZa, gehoord
de SVR, goedgekeurd besluit ten aanzien van groepen werknemers
afwijken van de regel dat twee wachtdagen in acht moeten worden
genomen alvorens ziekengeld kan worden genoten (art. 29, derde
lid, ZW).
Het BV-bestuur kan controlevoorschriften vaststellen. Deze
voorschriften behoeven de SVR-goedkeuring en mogen niet verder
gaan dan strikt noodzakelijk (art. 39 ZW).
Het bestuur van de BV c.q. AK kan het ziekengeld uitbetalen
aan een ander dan de rechthebbende: bij verpleging als
zwakzinnige of geesteszieke of in andere door de minister van
SoZa aan te wijzen gevallen wordt betaald aan een door het
bestuur aan te wijzen persoon of instelling; een verschuldigde
eigen AWBZ-bijdrage wordt rechtstreeks betaald aan de ZFR; bij
opname in een gevangenis kan het BV-bestuur uitkeren aan de
personen wier kostwinner de werknemer is; etcetera (zie art.
40-42 ZW).
Een vrijgestelde gemoedsbezwaarde krijgt geen ziekengeld van
de BV ( art. 43 ZW) .

~eigering uitkering
te voorzien beroep
op verzekering of
onvoldoende mede-
werking
Het bestuur van de BV c.q. AK kan de uitkering onder meer
weigeren in geval van:
a. Ongeschiktheid bij verzekeringsaanvang c.q. te verwachten
ongeschiktheid bij verzekeringsaanvang;
b. zwangerschap voor verzekeringsaanvang of bevalling binnen
zes maanden na verzekeringsaanvang;
c. niet inroepen van medische hulp of niet opvolgen van voor-
schriften van de behandelend arts;
d. genezing-belemmerende gedragingen;
e. niet verschijnen voor of niet verstrekken van inlichtingen
aan het bestuur van de BV c.q. AK of niet meewerken aan het
onderzoek van de door het BV- of AK-bestuur aangewezen arts;
f. zich niet ziek melden;
g. niet opvolgen van aanwijzingen van de BV tot inschrijving
bij het GAB of negeren van controlevoorschriften (art. 44,
eerste lid, ZW).
Hogere of extra De BV kan bepalen, onder goedkeuring van de minister van SoZa,
uitkeringen gehoord de SVR, dat werknemers hogere uikeringen of extra
uitkeringen ontvangen; de bepalingen komen in de Strct. (art.
57, eerste lid, ZW) .
Verplichte toela- De BV is verplicht in bepaalde omstandigheden personenn toe te
ting vrijwillige laten tot de vrijwillige ziekengeldverzekering (art. 64 ZW).
verzekering
Bepaling mate van De BV bepaalt de mate van arbeidsongeschiktheid op basis
ongeschiktheid waarvan men een bepaald percentage van de grondslag (RAW) c.q.
van het dagloon (WAO) uitgekeerd krijgt.
Bij de vaststelling van de ongeschiktheid wordt rekening.
gehouden met de verminderde mogelijkheid tot werken - uit-
gezonderd sociale werkvoorziening - en verkregen nieuwe
Sanctie niet-
medewerking
ongeschiktheids-
onderzoek
Controlevoor-
schri f ten
Sanctie niet-mede-
werking medisch-
sociale begeleiding
bekwaamheden (art. 12 AAW; art. 21 WAO).
Indien de (aspirant-)genieter van uitkeringen (of voorzieningen,
alleen AAW) na oproeping niet verscheen of weigerde hetzij door
of vanwege de BV, de GMD of de door de GMC aangewezen deskundige
vragen te beantwoorden, hetzij zich te laten onderzoeken door
de door de GMD aangewezen deskundige of de door deze daartoe
aangewezen deskundige, hetzij te voldoen aan het voorschrift,
gegeven door de BV of, met algemene of bijzonder machtiging van
de BV door de GMD of de door deze daartoe aangewezen deskundige
om zich ter observatie te doen opnemen,of te verblijven in een .
aangewezen inrichting, dan kan de BV aanspraken geheel of
gedeeltelijk buiten aanmerking laten (art. 16 RAW; art. 25
WAO ) .
De BV geeft onder goedkeuring van de SVR strikt noodzakelijke
controlevoorschriften (art. 18 RAW; art. 27 WAO).
De BV kan aanspraken buiten aanmerking laten, onder meer:
a. bij niet opvolging van voorschriften van BV, GND of door
GMD aangewezen arts met betrekking tot revalidatie of zich
in laten schrijven bij GAB;

Intrekking sanctie
Geen uitkering bij
te voorzien beroep
op verzekering
Verstrekking uit-
ker ing/verhoging
uitkering
Intrekking
uitkering
Betaalbaarstelling
uitkering/uitbeta-
ling aan niet-
rechthebbende
Verstrekking
vakantie-uitkering
Beperkte verzeke-
ringsuitvoering
door BV
Geen uitvoering
vri jwillige
verzekering
In aanmerking
brengen voor voor-
zieningen
bij zich ondanks door BV, met algemene of bijzondere machti-
ging van de BV de GMD of de door GMD aangewezen arts daartoe
gevoelde noodzaak, niet geneeskundig laat behandelen of de
daaruit voortvloeiende voorschriften niet opvolgt; en
indien de verzekerde zich niet houdt aan de Bv-controle-
voorschriften (art. 19 AAW; art. 28 WAO).
Zodra de BV blijkt dat de betrokkene weer mee wil werken,
beslist zij in hoeverre zij van bovenbedoelde bevoegdheden
gebruik zal blijven maken (art. 20 AAW; art. 29 WAO).
De BV kan aanspraken buiten aanmerking laten met betrekking tot
arbeidsongeschiktheid die reeds bestond of te voorzien was bij
verzekeringsaanvang (art. 21 AAW; art. 30 WAO).
De BV verstrekt de uitkering en verhoogt de uitkering op
aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve uitkering of verhoging
daarvan geschiedt indien men reeds ziekengeld genoot (art. 24
en 30 AAW; art. 34 en 41 WAO).
Onder een aantal omstandigheden trekt de BV de uitkering in,
bijvoorbeeld bij ongeschiktheid van minder van 25% (art. 32,
eerste lid, AAW) of van minder dan 15% (art. 43, eerste lid,
WAO) .
De BV stelt de arbeidsongeschiktheidsuitkering betaalbaar.
De minister van SoZa kan echter regels vaststellen met betrekking
tot betaalbaarstelling door organen welke belast zijn met de
uitbetaling van invaliditeitsuitkeringen of van pensioenen uit
andere hoofde dan ingevolge deze wet.
De BV is bevoegd, onder door haar te stellen voorwaarden, op
verzoek van de hierboven bedoelde organen, gelijktijdig met de
ongeschiktheidsuitkering, invaliditeitsuitkeringen of
pensioenen, verschuldigd door die organen, betaalbaar te
stellen (art. 41, eerste, vijfde en zesde lid, AAW; art. 50,
eerste, vijfde en zesde lid, WAO).
In een aantal gevallen kan de BV uitbetalen aan een ander dan
rechthebbende (men zie bijv. art. 45 en 49 AAW en art. 54 en 57
WAO, vgl. de bevoegdheden m.b.t. de ZW).
De BV keert ook een vakantie-uitkering uit bij recht op een
ongeschiktheidsuitkering (art. 52 AAW; art. 59 WAO).
De BV voert de AAW-verzekering uit met dien verstande dat de
Rijksbelastingdienst de premies heft en invordert, terwijl de
RvA vrijstelling wegens gemoedsbezwaren verleent (art. 60 en
art. 75 AAW).
De BV voert geen vrijwillige AAW-verzekering uit, met dien
verstande dat gewezen verzekerden die in een ontwikkelingsland
gaan werken bij doorbetaling van premie we1 als verzekerden
kunnen blijven gelden (art. 77 AAW).
De BV is bevoegd de (ex)verzekerde, degene in de wachttijd van
52 weken en de (ex)uitkeringsgenieter a1 of niet op verzoek in
aanmerking te brengen voor voorzieningen ter revalidatie of
verbetering van levensomstandigheden (art. 57, eerste en tweede
lid, AAW).

Geen uitkering aan
gemoedsbezwaarden
Verrekening
ongeschiktheids-
uitkeringen
Premiehef f ing
Verplichte toe-
lating vri jwillige
verzekering
verzekering
Zoeken van
verhaal
Verzekeringsuit-
voering met AWF
Dragen risico
wachtgeldver-
zekering
Bijzondere
bepalingen vast-
stelling dagloon
WW
Verstrekking
uitkeringsvoor-
schot
De BV kan derving van inkomsten uit arbeid als gevolg van de
getroffen voorziening vergoeden met dien verstande dat de
toelage, of in geval van uitkeringsgenieting, dat de toelage
plus de uitkering niet hoger mag zijn per dag dan het in de CSV
aangeduide maximum dagloon. Liggen de gederfde inkomsten per
dag hoger dan het maximum dagloon dan kan de BV een hogere
toelage verlenen. De BV is bevoegd gedurende de duur van een
voorziening vergoeding te verlenen wegens kosten van onderhoud
en huisvesting. De BV is bevoegd andere toelagen wegens
inkomstenderving en andere vergoedingen te verlenen als boven
bedoeld (art. 58 AAW).
De BV laat aanspraken buiten aanmerking van vrijgestelden
vanwege gemoedsbezwaren (art. 33. lid 1, WAO).
Indien men naast recht op een AAW-uitkering tevens recht heeft
op een WAO-uitkering, dan betaalt de BV de WAO-uitkering
slechts uit, indien en voor zover het bedrag van de WAO-
uitkering het bedrag van de AWW-uitkering overtreft (art. 46a,
eerste lid, WAO).
De BV heft de WAO-premie (art. 77, eerste lid, WAO).
De BV-en zijn verplicht bepaalde groepen personen tot de
vrijwillige verzekering toe te laten. Werkers in het kader van
de ontwikkelingshulp moeten steeds worden toegelaten (art. 81
en art. 86a WAO) .
De BV kan wegens door haar vanwege deze wet gemaakte kosten
verhaal zoeken op degene die in verband met het veroorzaken van
arbeidsongeschiktheid jegens de verzekerde tot schadevergoeding
naar burgerlijk recht verplicht is (art. 90, eerste lid, WAO).
De BV voert samen met het AWF de wachtgeld- en de werkloosheids-
verzekering uit (art. 13 WW).
Het risico der wachtgeldverzekering wordt gedragen door de
BV-en. De daartoe bijeengebrachte gelden worden afzonderlijk
beheerd en geadministreerd door de BV-en in de vorm van een
wachtgeldfonds (art. 20, tweede lid, WW).
Het BV-bestuur kan bijzondere bepalingen treffen inzake de
dagloonvaststelling voor groepen van werknemers. Daarbij kan
worden afgeweken van de WW-dagloondefinitie en van de algemene
en bijzondere dagloonregelen van de SVR. Deze BV-bestuurs-
besluiten behoeven de SVR-goedkeuring en komen in de Stcrt.
BV-bestuursbesluiten, welke afwijken van de door de minister
van SoZa aangewezen bepalingen van de algemene of bijzondere
SVR-dagloonregelen dan we1 door de minister van SoZa zelf
vastgestelde bepalingen bij het onthouden van goedkeuring aan
een of meer algemene of bijzondere SVR-dagloonbepalingen,
behoeven de goedkeuring van de minister van SoZa (art. 12a,
vijfde t/m zevende lid, WW).
Het BV-bestuur verleent aan de rechthebbende werknemer op zijn
verzoek een uitkering. Het BV-bestuur is bevoegd op verzoek
uitkeringsvoorschotten te verstrekken (art. 21, eerste t/m
derde lid, WW).

Terugvordering
of korting op
andere uitkeringen;
uitbetaling aan
gemeenteli j ke
sociale dienst
Vaststelling
premiebedrag;
premie-inning
Wachtgelduitkering
bij staking
Sanctie onvol-
doende medewer-
king met GAB
Vaststelling
wachtgeldpremie
Sanctie onvol-
doende medewerking
met GAB
Geven van loon-
suppletie
Bij ten onrechte of te veel uitbetalen - hetgeen redelijk
duidelijk moet zijn geweest aan de betrokkene of een gevolg
is van zijn eigen toedoen - kan worden teruggevorderd of worden
gekort op de uitkering krachtens de AAW, WAO en ZW. Indien de
betrokkene tevens een uitkering geniet op basis van de WWV of
bijstand geniet op basis van de ABW, is het BV-bestuur bevoegd
bepaalde bedragen die aan de betrokkene uitgekeerd hadden
moeten worden, zonder diens machtiging uit te betalen aan de op
basis van de ABW of WWV uitkerende gemeente (art. 21a en art.
21b WW).
De BV stelt de premiebedragen vast en int deze voor zover deze
verschuldigd zijn door werkgever of werknemer (art. 25, tweede
lid, WW).
Het BV-bestuur kan onder goedkeuring van het AWE-bestuur
beslissen dat bij werkloosheid ten gevolge van werkstaking of
uitsluiting toch wachtgeld uitgekeerd wordt (art. 31, eerste
lid aanhef en sub f, WW).
De BV weigert een wachtgelduitkering op een groot aantal
gronden waaronder zich niet willen inschrijven als werk-
zoekende, geen gehoor geve-n aan de oproep om ten kantore der
GAB te verschijnen, en allerlei vormen van onvoldoende of geen
medewerking met het GAB voor het vinden van een nieuwe passende
baan (zoals zonder reden niet meewerken aan allerhande arbeids-
geschiktheidsonderzoek, zonder reden niet willen (her)scholen,
niet genoeg doen voor een nieuwe baan, passende arbeid weigeren,
door eigen schuld een baan niet krijgen of behouden, allerlei
eisen stellen met belemmerend karakter voor het krijgen of
aanvaarden van passende arbeid) (zie art. 31, eerste lid, WW).
Het BV-bestuur stelt de te betalen wachtgeldpremie vast op een
percentage van het werknemersloon. Dit percentage moet voor
werkgever en werknemer dezelfde zijn (art. 32, eerste lid, WW).
De gronden waarop de BV een werkloosheidsuitkering moet
weigeren komen overeen met de weigeringsgronden van de
wachtgelduitkering (art. 39, eerste lid, WW).
Indien het GAB verklaart dat voor een WW-genieter slechts
arbeid beschikbaar is tegen een dagloon van minder dan 100%
(45 jaar en ouder en nog geen 130 dagen werkloos) of van minder
dan 90% (overige werknemers) van het uitkeringsdagloon, heeft
de betrokkene jegens de BV aanspraak op loonsuppletie.
Het GAB moet tevens verklaren dat dit werk met toekenning van
loonsuppletie voor de betrokkene passende arbeid is, terwijl
het geen passende arbeid is voor een andere werkzoekende zonder
toekenning van loonsuppletie (art. 42h, eerste en tweede lid,
WW). Is de BV het niet eens met de verstrekking of de weigering
van een GAB-verklaring dan kan zij na overleg met het GAB in
beroep komen bij de RvB (art. 420 WW).
In de plaats treden Indien de werkgever gefailleerd is of surseance van betaling
van betalings- heeft en dus onmachtig is loon etcetera uit te betalen, kan de
onmachtige werk- werknemer jegens de BV aanspraak maken op het voldoen van
gever bepaalde loonverplichtingen. De BV kan beslissen dat er ook
zonder faillissement of surseance van betaling sprake is van

Toekenning
ziekengeld
Ziektecontrole
Inning en
beheer premies
WW-uitvoering
Administratie-
voering voor
aantal BV-en
Advisering m.b.t.
sociaal-medische
en arbeidsdeskun-
dige vragen
Eisen medewerking
van BV
Advisering
tot sanctionering
van betrokkene
betalingsonmacht van de werkgever en dat de werknemer dienten-
gevolge aanspraak heeft op voldoening door de BV van de loon-
verplichtingen van de betalingsonmachtige werkgever (art. 42a,
eerste en tweede lid, WW).
11 . Eestu~es_van_de_afdeii5gs!!asse!!
Het AK-bestuur kent ziekengeld toe, terwijl de BV aansprakelijk
blijft voor de uitbetaling.
Het AK-bestuur controleert op het bestaan van ongeschiktheid
tot werken, onder regels.te stellen door het BV-bestuur.
Het AK-bestuur int en beheert de premies (art. 19, eerste lid,
Osv) .
Met goedkeuring en onder voorwaarden van de SVR kan de AK ook
belast worden met werkzaamheden, welke strekken tot uitvoering
van de wachtgeld- en werkloosheidsverzekering. Bij te stellen
regels kan de minister van SoZa ondermeer de toepassing van het
bovenstaande beperken tot afdelingskassen, ingesteld voor een
of meer ondernemingen, die gezamenlijk een nader aantal vast te
stellen aantal werknemers in dienst plegen te hebben (art. 20
Osv).
Het GAK voert bij uitsluiting de administratie voor de niet
zelf administrerende BV-en (art. 23, lid 2, Osv).
Met betrekking tot de beoordeling van een aantal (met artikel
aangeduide sociaal-medische en arbeidsdeskundige vragen is de
BV verplicht het advies in te winnen van de GMD. De GMD
adviseert dan over het bestaan van c.q. de mate van arbeids-
ongeschiktheid voor toepassing van de AAW en WAO en adviseert
met betrekking tot het in aanmerking brengen van personen voor
AAW-voorzieningen (art. 64 AAW; art. 71 WAO).
De BV doet aan de GMD mededeling van gevallen waarin dit
redelijkerwijs van belang moet worden geacht in verband met de
GMD-taak met betrekking tot voorzieningen ter revalidatie en
ter verbetering van levensomstandigheden en van gevallen waarin
de arbeidsongeschiktheid voortduurt, nadat 13 weken na de
aanvang daarvan verstreken zijn (art. 65 AAw; art. 71a WAO).
Let wel: het AOF kan bedragen die vanwege de BV ten hare laste
of ten hare goede komen doen herzien indien de BV bij uitkering-
verlening afwijkt van het GMD-oordeel en indien de BV haar
meldingsplicht tegenover het GMD niet (tijdig) nakomt (art. 73,
tweede en derde lid, WAO).
V. geyesteiii~e_$rbeid,s~gg_e_ags
Indien het GAB van oordeel is dat geen wachtgeld moet worden
toegekend, omdat de betrokkene niet mee wil werken aan het
vinden van passende arbeid (men zie de bevoegdheden van de BV)
en dit geval heeft (mede) betrekking op arbeid buiten de

Verstrekking
verklaring ter
verkrijging
loonsuppletie
Controle t.a.v.
BV-uitkeringen
Subsidiering
Beheer financien
Vaststelling
premiepercentage
Controle t.a.v
BV-uitkeringen
en -premies
beroeps- of bedrijfstak van de BV, deelt zij dit gemotiveerd
mede aan het BV-bestuur onder vermelding van de uitsluitings-
duur. Het BV-bestuur deelt zijn beslissing - indien afwijkend
van het GAB-oordeel, gemotiveerd -, schriftelijk mede aan het
GAB (art. 31, derde lid, WW).
Vindt het GAB in een overeenkomstige situatie als boven aan-
geduid dat betrokkene moet worden uitgesloten van de werk-
loosheidsuitkering, dan deelt zij dit gemotiveerd mede aan het
BV-bestuur. Heeft het BV-bestuur aan het GAB medegedeeld dat
zij het niet eens is met haar oordeel, dan treedt het GAB met
het BV-bestuur in overleg. Bij blijvende onenigheid tussen
beide organen wordt geen uitkering verstrekt. In dat laatste
geval kan het BV-bestuur van de GAB-uitspraak in beroep komen
bij de RvB (art. 39, lid 2 en 3, WW).
Voor het verkrijgen van loonsuppletie is een GAB-verklaring
nodig (zie art. 42h WW; zie ook de bevoegdheden van de BV).
Wil het GAB geen verklaring geven dan kan betrokkene voor-
ziening vragen bij de minister van SoZa die beslist, gehoord de
Commissie van advies en bijstand van de Raad van de Arbeids-
markt (art. 42n, eerste lid, WW).
Is de BV het niet eens met de weigering of een afgifte van een
verklaring, dan treedt zij in overleg met het GAB. Bij
blijvende onenigheid kan de BV in beroep gaan bij de RvB (art.
420 WW).
VI. fi~gemeen-Arbeidsgnge~ghi&thei$~fg~~~
Het AAF is bevoegd na te gaan of BV-besluiten met betrekking tot
uitkeringverlening of in aanmerking brenging voor voorzieningen
in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen en of de
bedragen die de BV-en aan het AAF in rekening brengen vanwege
voor het AAF gedane uitgaven op de juiste wijze zijn vast-
gesteld (art. 68 AAW).
Het AAF kan, onder goedkeuring van de minister van SoZa, in het
belang van de AAW-verzekering revalidatie-instellingen of
-0rganisaties subsidieren (art. 69 AAW).
Het AAF beheert de financien benodigd voor het functioneren van
de A+W (zie art. 73 AAW).
Het AAF-bestuur stelt het percentage van de maatstaf (= AOW-
premie) vast dat moet dienen als AAW-premie. De percentage-
vaststelling behoeft de goedkeuring van de minister van SoZa,
gehoord de SVR. Bij goedkeuringsonthouding stelt de minister
zelf het percentage vast (art. 76, eerste, tweede en vierde
lid, AAW).
VII. fig~e~$sgggesc~i&theidsfonds
Het AOF kan doen nagaan of BV-besluiten met betrekking tot
uitkeringverlening in overeenstemming zijn met de wet, en of
de bedragen door de BV-en aan het AOF in rekening te brengen
alsmede bedragen welke aan het AOF ten goede moeten komen
vanwege gelnde premies en verhaalsbedragen op de juiste wijzen
zijn vastgesteld (art. 73, eerste lid, WAO).

Controle op
BV-beleid
Toelageverlening
Vaststelling
premiepercentage
Financieel
beheer
Dragen risico
werkloosheids-
verzekering
Toezicht vast-
stelling premie-
percentage voor
wachtgeldverzeke-
ring
Toekenning bijdrage
aan bijzondere
wachtgeldfondsen
Indien het BV-beleid ten aanzien van premieheffing en -invor-
dering, uitkeringverlening en beheer en administratie der ver-
zekering niet voldoet aan de wettelijke eisen of aan redelijke
eisen of indien de BV afwijkt van het GMD-oordeel of zijn
mededelingsplicht ten opzichte van het GMD verzuimt, kan het
AOF aan de BV mededelen, dat de bedragen welke aan het fonds
ten goede (zouden) zijn gekomen of aan dat fonds in rekening
(zouden) worden gebracht, op daarbij aan te geven wijze worden
herzien.
Kan de BV zich daarmee niet verenigen dan kan zij zich wenden
tot de SVR voor een beslissing.
Die bedragen die vanwege de door het AOF gebruikte bevoegdheden
aan het fonds ten goede behoren te komen of niet aan het fonds
in rekening kunnen worden gebracht komen ten laste van de
ziekengeldverzekering van de BV (art. 73, tweede t/m vijfde
lid, WAO).
In het belang van de WAO-verzekering kan het AOF revalidatie-
instellingen en -0rganisaties toelagen verlenen (art. 73a WAO).
Het AOF-bestuur stelt onder goedkeuring van de minister van
SoZa, gehoord de SVR, voor alle takken van beroep en bedrijf
een gelijk premiepercentage vast. Bij onthouding van goed-
keuring door de minister van het vastgestelde percentage of van
de periode waarvoor het percentage is vastgesteld, stelt de
minister zelf de periode of het percentage vast (art. 78 WAO).
Het AOF beheert de financien benodigd voor het functioneren
van de WAO (zie art. 76 WAO).
VIII. Mgewen werkloosheidsfonds
Het risico der werkloosheidsverzekering wordt gedragen door
het AWF.
De beheers- en administratiekosten, aan de uitvoering van de
werkloosheidsverzekering verbonden, komen ten laste van het
AWF, behoudens de bevoegdheid van het fondsbestuur om t.a.v. de
mate waarin de door de BV-en gemaakte kosten ten laste van het
fonds kunnen worden gebracht, beperkende bepalingen te stellen.
De overige beheers- en administratiekosten, verbonden aan de
uitvoering van de wachtgeld- en de werkloosheidsverzekering,
komen ten laste van het wachtgeldfonds van de de kosten makende
BV (art. 20, derde en vierde lid, WW) .
Het AWF-bestuur kan aan het BV-bestuur mededelen zich niet te
kunnen verenigen met het door haar vastgestelde premiepercentage
voor de wachtgeldverzekering. Het BV-bestuur stelt dan een
nieuw percentage vast in overeenstemming met het gevoelen van
het AWF-bestuur, tenzij het BV-bestuur zich tot de SVR wendt
voor een beslissing (art. 32, derde en vierde lid, WW).
Het AWF-bestuur kan volgens nadere regels van de minister van
SoZa, gehoord de SVR, ui't het fonds een bijdrage toekennen
ten behoeve van wachtgeldfondsen met een verhoogd risico (art.
34 WW).

Aanwijzingen
van. algemene
aard aan BV
Verlening loon-
garantiebijdrage
Controle t . a. v.
BV-uitkeringen en
-premies
Verklaring van
geen bezwaar
zelf-administratie
Toezicht op
instanties
Geven van
voorschriften
Voordracht tot
vernietiging of
schorsing
Vaststelling
van regels
Het AWE-bestuur kan aan de BV-besturen aanwijzingen van algemene
aard geven. Van een aanwijzing doet het AWE-bestuur mededeling
aan de SVR. Kan het BV-bestuur bij onenigheid het AWE-bestuur
niet overtuigen zodat het AWE-bestuur haar aanwijzing handhaaft
dan kan het BV-bestuur zich tot de SVR wenden voor een beslis-
sing (art. 37 WW).
Het AWE verleent jaarlijks een bijdrage aan de door de minister
van SoZa aangewezen werkgevers, die voor de tot hen in dienst-
betrekking staande havenarbeiders een loongarantieregeling
hebben getroffen (art. 42q, eerste lid, WW). Met betrekking tot
de hoogte van de bijdrage staat beroep.open op de minister
(art. 42u, tweede lid, WW).
Het AWE-bestuur kan doen nagaan of de BV-bestuursbesluiten
met betrekking tot uitkeringverlening rechtmatig zijn en of de
bedragen die vanwege de BV-en ten laste of ten goede van het
fonds komen op de juiste wijze zijn vastgesteld (art. 44 WW).
IX. sgciaie-verzekering~gagd
De SVR geeft verklaringen van geen bezwaar op grond waarvan
BV-en zelfstandig hun administratie mogen uitvoeren (art. 23,
eerste lid, Osv).
De SVR houdt toezicht, voor zover dat niet aan anderen is
opgedragen, op de uitvoering van Osv, ZW, AAW, WAO en WW en op
de uitvoerende en administrerende organen alsmede op de GMD
(art. 47, eerste lid, Osv).
De SVR kan voorschriften geven omtrent de samenwerking van
organen met een controlerende of toezichthoudende taak (art.
47, tweede lid, Osv) .
De SVR kan voorschriften geven ten aanzien van de administratie
van BV-en, GAK en GMD in verband met efficiency en coijrdinatie
(art. 26, eerste lid, Osv).
De SVR kan aan de uitvoerende en administrerende organen en aan
het GMD voorschriften geven voor een goede en gecoordineerde
uitvoering van de verschillende verzekeringen (art. 48 Osv).
De SVR kan besluiten van de algemene vergadering of het bestuur
van een BV, dan we1 van het AWE-bestuur, van het AAE-bestuur of
van het AOE-bestuur, indien het besluit naar zijn oordeel
strijdig is met wet of algemeen belang, ter vernietiging of ter
schorsing voordragen aan de minister van SoZa (art. 49 Osv).
1. De SVR stelt onder goedkeuring van de minister van SoZa
regels betreffende fooien die geacht kunnen zijn te worden
genoten en betreffende bedragen aan fooien die niet tot het
loon behoren (art. 7 CSV).
2. De SVR stelt algemene dagloonregelen vast met afwijkings-
mogelijkheden voor bepaalde groepen van werknemers.
De algemene regels waaromtrent de SVR eerst de BV-besturen
hoort worden gepubliceerd in de Stcrt. (art. 15, eerste,
tweede en vijfde lid, ZW).

Maken van uitzon-
deringen t.a.v.
seizoenarbeid
Advisering
Geschillen-
beslissing
Toezicht op SVB
3. De SVR stelt onder goedkeuring van de minister van SOZa
nadere aanvullende regels vast voor de vrijwillige zieken-
geldverzekering. In die regels kan de SVR bepalen, dat de
BV-en onder haar goedkeuring ten aanzien van door de SVR aan
te wljzen onderwerpen nadere regels kunnen stellen (art. 71
ZW).
4. De SVR stelt onder goedkeuring van de minister van SoZa
algemene dagloonregelen vast. In afwijking daarvan kan de
SVR onder ministeriele goedkeuring bijzondere dagloonregelen
vaststellen. Algemene en bijzondere regels komen in de
Stcrt. Bij de algemene regels bepaalt de SVR met inacht-
neming van ministeriele regels het bedrag van een minimum
dagloon, waarvan in de bijzondere regels niet afgeweken
wordt (art. 14 WAO).
5. De SVR kan regels stellen omtrent de verrekening tussen het
AOF en de BV-en van BV-ontvangsten enerzijds en van BV-
uitgaven anderzijds, alsmede met betrekking tot het ten
laste van het AOF brengen van administratiekosten (art. 79 /
WAO ) .
6. De SVR stelt nadere regels met betrekking tot de vrijwillige
verzekering onder goedkeuring van de minister van SoZa. Bij
die regels kan de SVR bepalen dat ten aanzien van bepaalde
aangewezeri onderwerpen de BV-en nadere regels mogen stellen
onder goedkeuring van de SVR (art. 85 WAO).
7. De SVR stelt dagloonregelen vast voor de WW-uitkeringen.
Zowel algemene als bijzondere dagloonregelen behoeven de .
goedkeuring van de minister van SoZa en komen in de Stcrt.
Bij de algemene regels wordt een minimumdagloonbedrag vast-
gesteld waarvan in de bijzondere regels niet afgeweken mag
worden. Alvorens algemene en bijzondere regels vast te
stellen hoort de SVR het AWF-bestuur en de BV-besturen. Bij
onthouding van goedkeuring door de minister van SoZa van
bepalingen uit de algemene of bijzondere regels kan de
minister zelf zo nodig bepalingen vaststellen (art. 12a,
eerste t/m vierde en achtste lid, WW).
Ten aanzien van seizoenarbeiders kan de SVR op voorstel van de
betrokken BV-en of op eigen initiatief gehoord de betrokken
BV-en het aantal dagen dat minstens gewerkt moet zijn om een
werkloosheidsuitkering te krijgen hoger stellen dan normaal.
Zoln SVR-beslissing behoeft de ministeriele goedkeuring (art.
35a WW).
SVR-bevoegdheid om gehoord te worden komt passim ter sprake.
SVR-bevoegdheid om geschillen te beslissen komt passim ter
sprake; zie ook onder "Doelstellingen en takenw.
De SVR houdt toezicht op de SVB (art. 16 WSVB).

- BV: bipartite
samenstelling
bestuur
samenstelling en benoeminq
a. De erkende BV is opgericht door een of meer naar het oordeel
van de minister van SoZa representatieve organisaties van
werkgevers en een of meer naar het oordeel van de minister
.representatieve organisaties van werknemers (Art. 4, eerste
lid, Osv).
Tenzij de minister, gehoord de SVR, anders beslist, moet de
BV een organisatie van werkgevers en werknemers, welke naar
het oordeel van de minister representatief is voor de
betreffende bedrijfs- of beroepstak, in haar arbeid en haar
bestuur op gelijke wijze betrekken als de reeds betrokken
organisaties. De minister kan BV-en aanwijzen die extra
personen in hun werk moeten betrekken bij de uitvoering van
de AAW (art. 6a Osv).
De betrokkenheid van deze organisaties bij het werk van de
BV zal tot uiting komen in het vertegenwoordigd zijn in de
bestuursorganen van de BV. Verder bepaalt art. 10, eerste
lid, Osv dat de BV-statuten zodanige bepalingen moeten
inhouden, dat het aantal bestuursleden, aangewezen door de
de BV ondersteunende werknemersvereniging(en) even groot is
als het aantal bestuursleden, aangewezen door de de BV
ondersteunende werkgeversvereniging(en) en tevens dat de
werknemersvertegenwoordigers evenveel stemmen uitbrengen als
de werkgeversvertegenwoordigers in de algemene vergadering.
De statuten bepalen verder de samenstelling van de bestuurs-
organen en van de algemene vergadering (art. 10, tweede lid
sub 3 en 5, Osv). Deze statuten (en de wijzigingen daarin)
behoeven de goedkeuring van de minister, gehoord de SVR, en
worden in de Stcrt. openbaar gemaakt (art. 10, derde lid,
Osv) .
A&: bestuur voor b. Voorzien de BV-statuten in AK-vorming dan geven zij tevens
tenminste de regels omtrent de samenstelling van het AK-bestuur (art. 18,
helft gekozen door eerste lid, Osv).
werknemers Het AK-bestuur wordt voor tenminste de helft gekozen uit en
door bij de AK verzekerde meerderjarige werknemers met dien
verstande dat:
a. in het AK-reglement (vast te stellen door het AK-bestuur
onder goedkeuring van het BV-bestuur; art. 18, tweede
lid, Osv) aan werknemers, nog geen jaar werkzaam bij de
betrokken werkgever, het actief kiesrecht kan worden
onthouden;
b. in het AK-reglement aan werknemers, nog geen twee jaar
werkzaam bij de betrokken werkgever, het passief kies-
recht kan worden onthouden (art. 18, derde lid, Osv).
Het AK-reglement geeft voorschriften omtrent de kandidaat-
stelling voor de verkiezing van bestuursleden. De betrokken
werknemersverenigingen hebben in ieder geval het recht voor
alle werknemersvacatures kandidaten te stellen. In het
AK-reglement worden voorschriften gegeven omtrent het tijdig
in de gelegenheid stellen van de werknemersverenigingen voor
het stellen van kandidaten alsmede omtrent het tijdig voor
de stemming bekend maken aan de kiesgerechtigden van de
namen der kandidaten (art. 18, vierde lid, Osv). De BV kan
voorschriften geven omtrent de verkiezing van het AK-bestuur
(art. 18, vijfde lid, Osv).

AF: bestuur
met tripartite
samenstelling
m: bestuur met
tripartite samen-
stelling
Ax: bestuur met
tripartite samen-
stelling
- SVR: tripartite
samenstelling
c. De minister van SoZa bepaalt het aantal AAF-bestuursleden.
Hij benoemt een derde gedeelte van de leden, waaronder een
lid-voorzitter. Een derde gedeelte van de leden wordt aan-
gewezen door de naar het oordeel van de minister algemeen
erkende centrale en andere representatieve organisaties van
werkgevers en een ander derde gedeelte door de naar het
oordeel van de minister algemeen erkende centrale organi-
saties van werknemers. Hi] bepaalt het aantal leden dat door
iedere organisatie wordt aangewezen (art. 66, tweede t/m
vierde lid, AAW).
d. De minister van SoZa bepaalt het aantal AOF-bestuursleden.
Hij benoemt een derde gedeelte van de leden waaronder een
lid-voorzitter. Benoeming kan alleen plaatsvinden indien de
betrokkene tevens benoemd is tot (plaatsvervangend) lid van
het AAF-bestuur. Een derde gedeelte der leden wordt aange-
wezen door werkgevers en een derde door werknemers (dezelfde
organisaties als bij het AAF). Men kan alleen aangewezen
worden indien men tevens is aangewezen als (plaatsvervan-
gend) AAF-bestuurslid. De minister bepaalt het aantal leden
dat door iedere organisatie wordt aangewezen (art. 72,
tweede t/m vierde lid, WAO).
e. Het AWE-bestuur bestaat uit een door de minister van SoZa te
bepalen aantal leden. Hij benoemt een derde gedeelte der
leden waaronder een lid-voorzitter. Een derde gedeelte der
leden wordt aangewezen door de naar het oordeel van de
minister algemeen erkende centrale en andere representatieve
organisaties van werkgevers en een ander derde gedeelte door
de naar zijn oordeel algemeen erkende centrale organisaties
van werknemers. De minister bepaalt het aantal leden dat
door iedere organisatie wordt aangewezen (art. 14, derde t/m
vijfde lid, WW) .
f. De SVR bestaat uit een voorzitter en een door de minister
van SoZa te bepalen aantal leden.
De voorzitter wordt door de Kroon benoemd en eventueel
tussentijds geschorst of ontslagen. De SER wordt gehoord
alvorens de Kroon een voordracht tot benoeming of ontslag
wordt gedaan. Er zijn drie plaatsvervangende voorzitters,
die door de minister, gehoord de SVR, uit SVR-leden worden
aangewezen en door hem kunnen worden ontslagen en worden
geschorst. Uit elk van de drie hieronder aan te duiden
groepen wordt een plaatsvervangend voorzitter aangewezen.
De minister wijst een derde gedeelte der leden aan. Een
derde gedeelte der leden wordt aangewezen door de naar het
oordeel van de minister algemeen erkende centrale en andere
representatieve organisaties van werkgevers en een ander
derde gedeelte door de naar zijn oordeel algemeen erkende
centrale organisaties van werknemers. De minister bepaalt
het aantal leden dat door elke organisatie wordt aangewezen
(art. 35, tweede t/m zesde lid, Osv).

E: geen ver-
eisten samen-
stelling bestuur
E: bipartite
samenstelling
bestuur
GAB: onderdeel
SoZa
Vaststelling
arbeidsvoorwaarden
Ge heimhouding
Opeising inlich- c.
tingen door instan-
ties/verstrekking
inlichtingen door
instanties
Een erkende GMD is ingesteld door de Federatie van Bedrijfs-
verenigingen. De Osv stelt geen speciale vereisten voor
bestuurssamenstelling (zie art. 22a Osv).
Een erkend GAK is opgericht door naar het oordeel van de
minister van SoZa algemeen erkende centrale organisaties
van werkgevers en werknemers gezamenlijk; het aantal be-
stuursleden aangewezen door organisaties van werkgevers is
even groot als het aantal bestuursleden, aangewezen door
organisaties van werknemers (art. 23, vierde lid aanhef en
sub c, Osv).
Het GAB is een onderdeel van het ministerie van SoZa.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
?i19!~!?!!
Zelfadrninistrerende BV-en, het GAK, de GMD, het AWE, het AAF
en het AOF bepalen de lonen en andere arbeidsvoorwaarden van
hun personeel onder goedkeuring van de SVR (art. 27 Osv).
Leden van bestuursorganen van en personeelsleden van SVR,
AWE, AAF, AOE, BV-en, GAK en GMD hebben een geheimhoudings-
plicht ten aanzien van zaken met een opgelegde geheim-
houdingsplicht of met een vertrouwelijk karakter (art. 58
OSV) .
Ieder is verplicht aan de SVR, aan de besturen van een BV,
het AWE, het AAF, het AOF, het GAK of de GMD of aan de door
deze gemachtigden inlichtingen en opgaven te verstrekken
ten opzichte van hemzelf, van zijn (ex)werkgever of van
zijn (ex)werknemer. Opgaven en inlichtingen moeten indien
verzocht schriftelijk worden verstrekt binnen een schrif-
telijk te stellen termijn. Verder moet aan bovengenoemde
instanties inzage verleend worden in bescheiden en stukken
met betrekking tot arbeid en loon van (ex)werknemers.
Publiekrechtelijke lichamen verstrekken kosteloos inlich-
tingen aan bovengenoemde instanties.
Het bestuur van een BV verstrekt aan het bestuur van een
andere BV, aan de besturen van het AWE, het AAF, het AOE en
het GAK of aan door deze gemachtigden kosteloos inlichtingen.
Het bestuur van een BV en van het GAK verstrekken kosteloos
adrninistratieve gegevens aan verplicht gestelde bedrijfs-
pensioenfondsen (art. 61 Osv).
De desbetreffende ambtenaren zijn verplicht aan de SVR, de
BV-en en het GAK kosteloos inlichtingen te verstrekken uit
de registers van de burgerlijke stand en de gegevens ten
aanzien van levenloos aangegeven kinderen. Tevens zenden zij
aan deze instanties gratis uittreksels toe. De griffies van
burgerlijke gerechten zenden aan de BV-en, de SVR en het GAK
gratis afschriften etcetera toe (art. 62 Osv).

~nformatiekanalen
via instanties
Medewerking van
arbeidsongeschikte
in allerlei vorm
- BV: vereisten
BV-statuten
Bevoegdheid tot
zelf-administratie
Medewerking zieke
persoon aan onder-
zoek BV-arts
De minister van SoZa kan regels stellen inzake het door de
werkgever vastleggen van gegevens en het verstrekken van
inlichtingen door de werkgever aan de BV en door de BV (of
de GMD) aan een aan te wijzen instelling omtrent beroeps-
ongevallen en beroepsziekten (art. 58 ZW; art. 98c WAO).
De BV en de GMD zijn bevoegd de (aspirant-)genieter van een
arbeidsongeschiktheidsuitkering of van een AAw-voorziening
(te doen) oproepen of (te doen) ondervragen. Het GMD is
bevoegd de betrokken persoon door daartoe aangewezen des-
kundigen te doen onderzoeken. De door de GMD aangewezen
deskundigen zijn bevoegd, ook zonder GMD-opdracht, de
betrokken persoon op te roepen, te (doen) ondervragen, te
(doen) onderzoeken (door een of meer door hen aangewezen
deskundigen) (art. 14 AAW; art. 23 WAO).
De BV-en, met algemene of bijzondere machtiging van de BV,
de GMD en de door de GMD daartoe aangewezen deskundigen zijn
bevoegd - overeenkomstig ministeriele regels gesteld in
overleg met de algemene beroepsorganisatie van artsen - de
betrokken persoon voorschriften te geven ter revalidatie,
dan we1 tot inschrijving bij het GAB (art. 16 AAW; art. 24
WAO) .
Het negeren van deze bevoegdheden kan verlies van uitkering
betekenen (zie boven).
a. De BV heeft statuten. Deze moeten bepalingen inhouden ten
aanzien van evenredige stemmenverhoudingen in het bestuur en
de algemene vergadering van werknemers en werkgevers, ten
aanzien van de beroeps- en bedrijfstak waarvoor men werkt en
ten aanzien van andere zaken van.organisatorische aard (art.
10, eerste en tweede lid, Osv).
b. Een BV mag zelf administreren met een verklaring van geen
bezwaar van de SVR.
Een verklaring van geen bezwaar wordt verleend tenzij bij
overwegende technische of administratieve bezwaren (art. 23,
eerste lid, Osv). De SVR kan een verklaring intrekken,
indien er overwegende technische of administratieve bezwaren
blijken te bestaan. Aan een BV met GAK-administratie die
zelf wil gaan administreren wordt een verklaring slechts dan
niet verleend, indien een doeltreffende verzekerings-
uitvoering in het algemeen in belangrijke mate zou worden
geschaad. Bij het niet verlenen of weigeren van een
verklaring door de SVR kan het BV-bestuur bij de minister
van SoZa voorziening vragen (art. 25 Osv).
c. De (aspirant)-ziekengeldgenieter moet zich onderwerpen aan
een geneeskundig onderzoek door een door het BV-bestuur
aangewezen arts, zich op last van die arts tot het ondergaan
van zodanig onde=zoek laten opnemen in de hem aangewezen
inrichting en in het algemeen de voorschriften van die arts,
welke strekken om een geneeskundig onderzoek mogelijk te
maken, opvolgen.

Oproepen zieke
personen
Ziekengeldregle-
ment
Reservevorming
op basis ZW
Ontvangst ziek-
melding
Mededeling betrok-
kene
Vaststelling
wachtgeldregle-
ment
Reservevorming
op basis WW
Kennisgeving
van besluiten
Het BV-bestuur kan ook alvorens de verzekering een aanvang
neemt een onderzoek gelasten.
De verzekerde met bezwaren tegen opneming in de hem aan-
gewezen inrichting, kan zijn bezwaren inbrengen bij de
SVR-voorzitter (art. 28, eerste t/m derde lid, ZW).
Tijdens de arbeidsongeschiktheid dient de verzekerde de BV
mededeling te doen van inkomsten uit arbeid anders dan
inkomsten uit dienstbetrekking of ouderdomspensioen (art.
31, eerste lid, ZW).
d. Het BV-bestuur is bevoegd degenen die aanspraak maken op
ziekengeld op te roepen en te ondervragen (art. 37 ZW).
e. De BV is verplicht een ziekengeldreglement op te stellen,
dat evenals wijziging daarvan ministeriele goedkeuring
behoeft (art. 54 ZW).
f. Uit de bij haar opgebrachte middelen vormt de BV een
reserve, waaraan zij bedragen kan onttrekken, indien de
middelen over enig boekjaar niet toereikend zijn (art. 63,
eerste en derde lid, ZW).
g. Via de zogenaamde ziekmelding wordt door de werkgever of de
werknemer aan de BV mededeling gedaan van arbeidsongeschikt-
heid (art. 38 ZW).
h. Degene die arbeidsongeschikt is en geen aanspraak heeft op
ziekengeld of op een invaliditeitspensioen stelt de BV van
zijn arbeidsongeschiktheid op de hoogte (art. 59, eerste
lid, AAW).
i. De (aspirant)-genieter van een arbeidsongeschiktheids-
uitkering of van een AAW-voorziening doet de BV op eigen
initiatief mededeling van feiten of omstandigheden welke
redelijkerwijs van invloed zijn op zijn aanspraken of op de
mate waarin hij deze kan laten gelden (art. 78 AAW; art. 80
WAO) .
j. Elke BV stelt een wachtgeldreglement vast dat evenals daarin
aangebrachte wijzigingen de goedkeuring van de minister van
SoZa behoeft .
In dat reglement wordt de bevoegdheid van het BV-bestuur
omschreven om het toekennen van wachtgeld voor bepaalde
groepen van werknemers over bepaalde tijdvakken in bepaalde
gemeenten te schorsen. Alvorens te beslissen over goed-
keuring hoort de minister de SVR, die ter zake het AWF-
bestuur hoort (art. 28, eerste lid, art. 29, tweede lid sub
k, ww).
k. Het BV-bestuur moet 20% van het totale wachtgeldpremiebedrag
per jaar reserveren voor moeilijke tijden.
De reserve hoeft echter niet te stijgen boven twee maal het
gezamenlijk premiebedrag over dat boekjaar en de SVR kan na
overleg met het AWF-bestuur ontheffing geven van de
reserveringsverplichting. Het BV-bestuur bezigt de gereser-
veerde gelden slechts met toestemming van de SVR, welke ter
zake het AWF-bestuur hoort (art. 33 WW).
1. Desverlangd geeft de BV schriftelijk kennis van besluiten
met betrekking tot recht op en uitbetaling van ziekengeld,
met betrekking tot verschuldigde premie en met betrekking

Loonopgaven door
werkgever
tot toelating als vrijwillig verzekerde. De kennisgeving is
gedateerd en gemotiveerd en bevat - behoudens uitzonderingen -
naam en adres van het beroepscollege en de beroepstermijn
(art. 73 ZW).
m. Desverlangd geeft de BV schriftelijk kennis van een besluit
met betrekking tot recht op en uitbetaling van uitkering,
met betrekking tot het overnemen door de BV van loon-
verplichtingen van een betalingsonmachtige werkgever en met
betrekking tot de verschuldigde premie. De kennisgeving
vermeldt datum, motivatie en naam en adres van het beroeps-
college en de beroepstermijn (art. 43 WW).
n. De BV geeft schriftelijk kennis van een besluit welke:
1. verband houdt met het recht op en de uitbetaling van een
arbeidsongeschiktheidsuitkering en vakantie-uitkering met
dien verstande dat herzieningen, in verband met ver-
anderingen door de minister van SoZa van de grondslag
c.q. het dagloon aan de hand van het algemene loonniveau,
slechts op verzoek schriftelijk worden medegedeeld (art.
87, eerste lid sub a, WAO; art. 79, eerste lid sub a,
AAW) ;
2. betrekking heeft op de vrijwillige verzekering (art. 87,
eerste lid sub b, WAO);
3. een (gedeeltelijke) afwijzing inhoudt van een verzoek tot
het in aanmerking brengen voor AAW-voorzieningen (art.
79, eerste lid sub b, AAW);
4. verband houdt met het recht op en de uitbetaling van een
toelage wegens inkomstenderving vanwege een getroffen
voorziening (art. 79, eerste lid sub c, AAW);
5. betrekking heeft op het doorverzekeren van ontwikkelings-
werkers op basis van de AWW (art. 79, eerste lid sub d,
AAW).
Een schriftelijk kennisgeving vermeldt datum en motivatie en
behoudens uitzonderingen naam en adres van het beroeps-
college en de beroepstermijn (art. 79, tweede lid, AAW; art.
87, derde lid, WAO) .
o. Aan de werkgever wordt desverlangd schriftelijk kennisgegeven
van een beslissing welke betrekking heeft op de verschuldigde
WAO-premie (art. 87, tweede lid, WAO).
p. De werkgever moet loonadministratie voeren en aan de BV
loonopgaven verstrekken (art. 10 CSV).
Voor de AK wordt door het AK-bestuur onder goedkeuring van het
BV-bestuur een reglement vastgesteld, dat niet in strijd mag
zijn met de wettelijke bepalingen of met de BV-statuten (art.
18, tweede lid, Osv).

GMD-revalidatie-
inrichtingen
Werkzaamheden
m.b.t. andere
sociale voor-
z i eni ngen
Registratie
werkgevers
Informatie in
Arbeidsbemid-
delingswet
Nadere mini-
steriele regels
Eigen statuten
Directeur en
ander fondsper-
soneel
Reglement voor
werkloosheids-
verzekering
Iv. ~emeenschappeiiike-y~Gische Die~zt
a. Indien daartoe een bijzondere aanleiding is, is het GMD
bevoegd, onder goedkeuring van de minister van SoZa, gehoord
de SVR, de Ziekenfondsraad en de Centrale Raad voor de
volksgezondheid, revalidatie-inrichtingen (mede) op te
richten, dan we1 (mede) in stand te houden (art. 22a, tweede
lid, Osv).
b. De GMD is bevoegd, onder goedkeuring van de minister van
SoZa, gehoord de SVR, werkzaamheden, overeenkomende met de
werkzaamheden welke zij verricht op basis van de WAO eli
AWW, maar voortvloeiende uit andere sociale voorzieningen,
te verrichten op verzoek van een orgaan dat zodanige voor-
ziening uitvoert (art. 22c Osv).
Het GAK houdt aantekening van de werkgevers in de zin van de
ZW, de AAW, de WAO en de WW, alsmede van de bedrijfs-
verenigingen waarbij die werkgevers zijn aangesloten (art. 26,
tweede lid, Osv).
VI. Gewesteliike-figbeidsbureaus
Nadere informatie is te vinden in de Arbeidsbemiddelingswet
VII. fiigemeen,figbei~sgngeschikt~eids,fgnds; Arbeidso~gg~~bi&~=
heidsEonds
Omtrent de samenstelling, de zittingsperiode en de bevoegdheden
van het AAF- resp. het AOF-bestuur en het fondsbeheer kan de
minister van SoZa nadere regels stellen (art. 66, zevende lid,
AAW; art. 72, zesde lid, WAO).
a. Het AWF heeft door de minister van SoZa vast te stellen en
te wijzigen statuten (art. 14, tweede lid, WW).
b. Met de dagelijkse leiding der werkzaamheden van het AWF is
een directeur belast, tevens optredend als secretaris van
het fondsbestuur. De directeur en het overige fondspersoneel
worden door het bestuur benoemd, geschorst en ontslagen en
worden bezoldigd uit de fondsgelden, met dien verstande dat
omtrent de directeursbenoeming overeenstemming moet zijn
verkregen met de minister van SoZa (art. 15 WW).
c. Het AWF-bestuur stelt een reglement voor de werkloosheids-
verzekering vast dat, evenals daarin aangebrachte wijzi-
gingen, de goedkeuring van de minister van SoZa, gehoord de
SVR, behoeft. In dat reglement wordt de bevoegdheid van het
AWF-bestuur omschreven om het toekennen van werkloosheids-
geld voor bepaalde groepen van werknemers over bepaalde
tijdvakken in bepaalde gemeenten te schorsen (een zelfde
bevoegdheid moet het BV-bestuur zich in het wachtgeld-

Secretariaat
opsplitsing in
commissies e.d.
Reglement van
werkzaamheden
Uitvoeringstech-
nische voor-
schriften van SVR
Toezicht door
SVR; voorschrif-
ten in kader van
toezicht
SVR-voorschriften
m.b.t. samenwer-
king controle-in-
stanties
SVR-voordracht
tot schorsing of
vernietiging
besluit BV-orgaan
of fondsbestuur
reglement toekennen; zie art. 29, tweede lid sub k, WW). Het
reglement voor de werkloosheidsverzekering mag niet in
strijd zijn met de wettelijke bepalingen of met de inhoud
van de AWF-statuten (art. 36 WW).
IX. +iaie Verzekeri~gsgsad
a. De SVR heeft een secretariaat dat bestaat uit een algemeen
secretaris, zonodig een of meer secretarissen en ander
personeel. De algemeen secretaris en de secretarissen worden
in dienst genomen en ontslagen door de SVR, met dien
verstande dat omtrent de benoeming van een algemeen
secretaris overeenstemming moet zijn verkregen met de
minister van SoZa. De SVR stelt onder goedkeuring van de
minister rechtspositieregels voor haar personeel vast (art.
40 Osv).
b. De minister van SoZa kan bij door hem te stellen regels
bepalen dat de SVR bevoegd is zich te splitsen in kamers en
bepaalde zijner bevoegdheden over te dragen aan de voor-
zitter, een kamer of een commissie uit de raad (art. 37
OSV) .
De SVR stelt onder goedkeuring van de minister van SoZa een
reglement van werkzaamheden vast (art. 38 Osv).
~olitiek-bestuurlijke controle
1 Aigemee!!
a. De SVR kan ten aanzien van de administratie van de BV, van
het GAK en van de GMD voorschriften geven met betrekking tot
efficiency en coordinatie (art. 26, eerste lid, Osv).
b. De SVR is belast met het toezicht - voor zover niet aan
anderen opgedragen - op de organen welke de verzekeringen
geregeld in de ZW, AAW, WAO en WW uitvoeren of
administreren. De SVR kan daartoe voorschriften geven voor
een goede en gecoordineerde verzekeringsuitvoering (art. 47,
eerste lid, en art. 48, Osv).
c. De SVR kan voorschriften geven omtrent de samenwerking van
organen welke ten aanzien van de verzekeringen geregeld in
de ZW, AAW, WAO en WW en ten aanzien van de Osv een con-
trolerende of toezichthoudende taak hebben (art. 47, lid 2,
OSV) .
d. De SVR kan een besluit van de algemene vergadering of van
het bestuur van een BV, dan we1 van het bestuur van het
AWF, het AAF of het AOF, indien dit besluit naar zijn
oordeel strijdig is met de wet of het algemeen belang, aan ,
de minister van SoZa ter schorsing of vernietiging voor-
dragen. Tenzij bij dringende redenen doet de SVR geen voor-
dracht dan nadat zij de besluitvormende instantie in de
gelegenheid heeft gesteld om het desbetreffende besluit
nader toe te lichten (art. 49 Osv).

Inlichtingen aan
SVR/SVR-inzage
in boeken
Goedkeuring sta-
tuten(wijziging )
Ministeriele
regels m.b.t.
zekerheidstelling
Jaarverslag in te
richten volgens
ministeriele voor-
schriften
Intrekking
erkenning als
BV
Besluiten ter
kennis SVR
Speciale voor-
zieningen bi j
nalatigheid
De besturen van een BV, het AWE, het AAF, het AOF, het GAK,
en de GMD en de bij deze instellingen werkzame personen
geven aan de SVR of de door hem gemachtigden desverlangd
schriftelijk inlichtingen, geven aan deze gelegenheid om
onderzoek in te stellen, geven aan deze inzage in boeken en
bescheiden, tonen aan deze beheerde of bezwaarde gelden en
waarden (art. 50 Osv).
. Bedriifsverenigikgen
De BV-statuten alsmede wijzigingen daarin behoeven de
goedkeuring van de minister van SoZa, gehoord de SVR. De
statuten alsmede daarin aangebrachte wijzigingen worden in
de Stcrt. openbaar gemaakt (art. 10, derde lid, Osv).
De minister van SoZa kan regelen stellen omtrent de door
een BV te stellen zekerheid voor de nakoming van haar
verplichtingen, voortvloeiende uit de verzekeringsuitvoering
(art. 11 Osv).
De BV stelt ieder jaar een verslag op omtrent de toestand
der vereniging en omtrent haar werkzaamheden, welk verslag
samen met een exemplaar van de door de algemene vergadering
goedgekeurde rekening aan de minister van SoZa en aan de SVR
wordt toegezonden. De minister van SoZa stelt voorschriften
omtrent de inrichting van het verslag en de daarin te ver-
werken statistische gegevens. De BV verzamelt en verstrekt
statistische gegevens inzake de verzekeringsuitvoering
volgens regels door de minister van SoZa te stellen, gehoord
de Centrale Commissie voor de Statistiek (art. 12, tweede
t/m vierde lid, Osv).
De erkenning als BV wordt door de minister van SoZa, gehoord
de SVR en de SER, ingetrokken indien zij niet meer voldoet
aan de voor erkenning gestelde vereisten en indien de BV
haar verplichtingen voortvloeiende uit de Osv en de ver-
schillende verzekeringswetten niet naar behoren nakomt. De
beschikking tot intrekking van de erkenning wordt in de
Stcrt. geplaatst (art. 14, eerste lid aanhef en sub c, derde
en vierde lid, Osv).
De BV brengt volgens SVR-regels besluiten van algemene
strekking of van belangrijke aard, genomen door de algemene
vergadering of het bestuur, ter kennis van de SVR. Daarnaast
wordt een besluit van de algemene vergadering of van het
bestuur direct ter kennis gebracht van de minister van SoZa
of de SVR, wanneer deze zulks verzoeken (art. 15 Osv).
Bij AMvB kunnen, de SVR gehoord, voor zoveel nodig in
afwijking van het bepaalde in de Osv en de verschillende
verzekeringswetten, voorzieningen worden getroffen voor het
geval een BV naar het oordeel van de Kroon haar taak niet
naar behoren en in overeenstemming met de wettelijke
bepalingen vervult (art. 16 Osv).

Gemeenschappe-
lijke regeling ter
kennis minister
vernietiging
besluiten BV-
organen
Goedkeuring zieken-
geldreglement
SVR-beleggings-
voorschriften
AOF-controle
t.a.v. BV-uit-
keringen en
-premies/AOF-
controle op BV-
beleid
Ministeriele
regels belegging
wachtgeldfonds
Goedkeuring wacht-
geldreglement
. .
g. Indien BV-en een gemeenschappelijke rege'ling treffen ten
aanzien van de verzekeringsuitvoering brengen zij dit ter
kennis van de minister van SoZa. Is de regeling naar het
oordeel van de SVR in strijd met wet of algemeen belang dan
meldt zij dat aan de minister (art. 16a Dsv).
h. De besluiten van de algemene verg'adering.of het bestuur van
de BV kunnen hodr'de Kroon, voor zover strijdig met wet
(deze grond vervalt bij ingestelde rechterlijke procedure)
of algemeen belang geschorst of vernietigd worden. Tenzij
vernietiging geschiedt op voordracht van de SVR, wordt zij
door de Kroon niee uitgesproken dan nada6 de SVR is gehoord.
De beschikking tot schorsing of vernietiging wordt gemoti-
veerd in de Stcrt. bevolen (art. 28 e.v. Osv).
i. Het BV-ziekengeldreglement en wijzigingen daarin behoeven
de goedkeuring van de minister van SoZa (art. 54 ZW).
j. De SVR kan voorschriften geven omtrent de belegging van de
middelen der reserve en omtrent de wijze van waardering der
beleggingen. Indien de reserve voor langere tijd beneden het
minimum blijft, dan geeft de SVR aanwijzingen omtrent de
maatregelen die genomen moeten worden om de reserve weer op
peil te brengen (art. 63, tweede, vijfde en zesde lid, ZW).
k. Het AAF is bevoegd te doen nagaan of BV-besluiten met .
betrekking tot de uitkeringverlening of met betrekking tot
het in aanmerking brengen voor voorzieningen in overeen-
stemming zijn met de wet en of de bedragen welke de BV-en
het AAF in rekening brengen op de juiste wijze zijn vast-
gesteld (art. 68 AAW).
1. Het AOF kan doen nagaan of de BV-besluiten met betrekking
tot uitkeringverlening in overeenstemming met de wet zijn
en of de bedragen welke de BV-en aan het fonds in rekening
brengen wegens voor dit fonds gedane uitgaven, alsmede de
bedragen welke de BV-en aan het fonds ten goede doen komen
wegens voor dit fonds geinde premies en verhaalsbedragen op
de juiste wijze vastgesteld zijn.
Indien het BV-beleid t.a.v. premie heffing en -invordering,
uitkeringverlening, beheer en administratie m.b.t. de WAO-
verzekering in strijd is met wettelijke bepalingen of met de
redelijkheid, kan het AOF aan de BV mededelen dat de
bedragen die ten laste of ten goede van het fonds komen
worden herzien op een daarbij aan te geven wijze. De her-
zieningsbevoegdheid heeft het AOF ook bij afwijking door de
BV van het GMD-oordeel en bij het verzuimen door de BV van
haar meldingsplicht t.0.v. de GMD.
Wil de BV zich niet schikken naar het AOF dan kan zij bij de
SVR een beslissing in het geschil vragen. De bedragen welke
vanwege de door het AOF gehanteerde herzieningsbevoegdheid
niet ten laste van het AOF kunnen komen, komen ten laste van
de ziekengeldverzekering van de BV (art. 73 WAO).
m. De minister van SoZa stelt, gehoord de SVR, regels voor de
belegging van het wachtgeldfonds (art. 20, vijfde lid, WW).
n. Het BV-wachtgeldreglement moet worden goedgekeurd door de
minister van SoZa,.gehoord de SVR in overleg met het AWF-
bestuur (art. 28,' eerste*lid, WW).

Controle t.a.v.
vasts telling
premiepercentage
wachtgeldver-
zekering
Onthef fing reser-
veringsverplich-
ting wachtgeldver-
zekering
AWF-aanwij zingen
van algemene
aard
o. Het BV-bestuur brengt het door haar vastgestelde premie-
percentage voor de wachtgeldverzekering ter kennis van de
SVR en het AWE-bestuur. Bij onenigheid tussen het BV-bestuur
en het AWE-bestuur volgt het BV-bestuur het AWF-bestuur
tenzij het BV-bestuur zich tot de SVR wendt voor een beslis-
sing in het geschil (art. 32 W).
De SVR kan na overleg met het AWF-bestuur ontheffing .
verlenen van de verplichting tot reservering van middelen
voor de wachtgeldverzekering. Het BV-bestuur bezigt
gereserveerde gelden slechts met toestemming van de SVR,
gehoord het AWF-bestuur (art. 33, eerste lid sub b en tweede
lid, W).
Het AWF-bestuur geeft aan de BV-besturen aanwijzingen van
algemene aard in acht te nemen bij de toekenning van
wachtgelden. Van een aanwijzing doet het AWE-bestuur mede-
deling aan de SVR. Deelt het BV-bestuur aan het AWF-bestuur
mede zijn aanwijzing bezwaarlijk te kunnen opvolgen en het
AWF-bestuur blijft bij zijn aanwijzing dan kan het BV-
bestuur de SVR vragen te beslissen (art. 37 W).
AWF-controle t.a.v. r. Het AWE-bestuur is bevoegd te doen nagaan of BV-bestuurs-
BV-uitkeringen en besluiten met betrekking tot het recht op uitkering in over-
-premies eenstemming zijn met de wet en of bedragen welke de BV-en
aan het AWE in rekening brengen wegens voor dit fonds gedane
uitgaven, alsmede bedragen welke de BV-en aan het AWF ten
goede doen komen wegens voor dit fonds gelnde premies op de
juiste wijze zijn vastgesteld (art. 44 WW).
Goedkeuring
AK-reglement
BV-vaststel1in.g
AK-premie
Ophef fing AK
bij taakverwaar-
lozing
Erkennings-
voorwaarden
111. Afdelihgskassen
. a. Het AK-reglement moet door het BV-bestuur goedgekeurd
worden (art. 18, tweede lid, Osv).
b. Het BV-bestuur ste1t.de premies der afdelingskas vast en
bepaalt welk deel daarvan aan de BV zal worden afgedragen
ter dekking van te haren lasten komende uitgaven en kosten
(art. 19, tweede lid, Osv).
c. Het BV-bestuur kan een AK opheffen bij naar zijn oordeel
onbehoorlijke taakvervulling. Het opheffingsbesluit wordt
gemotiveerd, maar van dit besluit staat geen beroep open.
Voor zover en voor zolang het AK-bestuur haar taak niet
tijdig of niet naar behoren nakomt en het BV-bestuur niet
tot opheffing besluit, voert het BV-bestuur de taak van het
AK-bestuur uit (art. 21, tweede t/m vierde lid, Osv).
a. De minister van SoZa kan, gehoorde de SVR, aan de erkenning
als GMD nadere voorwaarden verbinden alsmede nadere regels
stellen, welke naast het in de wet bepaalde nodig zijn voor
de instelling, de werking en de opheffing van een GMD (art.
22a, vierde lid, Osv).

~ntrekking
erkenning
Jaarverslag
Erkenningsvoor-
waarden
Intrekking
erkenning
Beroep BV bij
bestuurli j k
geschil
Beroep GAB
bi j bestuurli j k
geschil
Verantwoordings-
en rekenplicht
Regels m.b.t.
bestuurssamen-
stelling etc.
Ministeriele
waarnemer
b. De minister van SoZa trekt een erkenning als GMD in, indien
hij niet meer voldoet aan de voor erkenning gestelde ver-
eisten, indien hij zijn taak naar het oordeel van de
minister van SoZa, niet naar behoren vervult, indien hij aan
de nadere door de minister van SoZa gestelde voorwaarden of
regelen niet (naar behoren) voldoet. Alvorens een erkenning
in te trekken hoort de minister van SoZa de SVR (art. 22a,
achtste lid aanhef en sub c, d en e, Osv).
c. De GMD zendt zijn jaarverslag aan de minister van SoZa en de
SVR. De minister stelt voorschriften vast omtrent de inrich-
ting van het verslag en de daarin te verwerken statistische
gegevens (art. 22d Osv).
V. cgmeegschaeee~iik-~hinistratiekantoog
a. Aan de erkenning als GAK kunnen door de minister van SoZa,
gehoord de SVR, in het algemeen belang nadere voorwaarden
worden verbonden (art. 23, lid 5, Osv).
b. De minister van SoZa trekt, gehoord de SVR, een erkenning
als GAK in, indien de als zodanig erkende vereniging niet
meer voldoet aan de voor erkenning gestelde vereisten,
indien zij haar taak naar het oordeel van de minister niet
naar behoren nakomt, indien zij de nadere door de minister
gestelde voorwaarden niet (naar behoren) nakomt (art. 23,
negende lid aanhef en sub c, d en e, Osv).
c. De SVR is bevoegd zich op de door het GAK te houden ver-
gaderingen, welke naar haar oordeel van belangrijke aard
zijn, met een raadgevende stem te doen vertegenwoordigen.
Aan de SVR wordt tijdig kennis gegeven van deze vergade-
ringen (art. 23, tiende lid, Osv).
a. Van een uitspraak van het GAB over uitsluiting van een
werkloosheidsuitkering staat voor het BV-bestuur beroep open
op de RvB (art. 39, derde lid, WW).
b. Indien het GAB naar het oordeel van het BV-bestuur ten
onrechte een verklaring ter verkrijging van loonsuppletie
verstrekt dan we1 weigert en na overleg daarbij blijft kan
het GAB in beroep gaan bij de RvB (art. 420 WW).
VII. Mgemeen Arbeidsmgeschiktheids_fg~ds
a. Het AAF-bestuur is verantwoordelijk en rekenplichtig aan
de SVR (art. 66, vijfde lid, AAW).
b. De minister van SoZa kan nadere regels stellen omtrent de
samenstelling, de zittingsperiode en de bevoegdheden van
het AAF-bestuur en het beheer van het fonds (art. 66,
zevende lid, AAW).
c. Door de minister van SoZa aan te wijzen personen zijn
bevoegd de AAF-bestuursvergaderingen met raadgevende stem
bij te wonen. Aan de minister wordt tijdig kennis gegeven
van de vergaderingen (art. 67 AAW).

Toes temming
toelageverlening
Besluiten ter
kennis minister
en SVR
Schorsing of
vernietiging
besluiten
Jaarverslag
Regels reserve-
vorming
Regels m.b. t.
financiele
verrekening
Beleggingsregels
Ministeriele vast-
stelling statuten
De toestemming van minister van SoZa is nodig voor het
verlenen van toelagen aan revalidatie-instellingen (art. 69
AAW) .
Het AAF-bestuur brengt volgens door de minister van SoZa te
stellen regels en behoudens daarbij te bepalen uitzonderingen
zijn besluiten ter kennis van de minister en de SVR (art.
70, eerste lid, AAW).
De besluiten van het AAF-bestuur kunnen, voor zover strijdig
met wet of algemeen belang, door de Kroon worden geschorst
of vernietigd (art. 70, tweede lid, AAW).
Het AAF-bestuur is verplicht een jaarverslag omtrent de
toestand van het fonds en van zijn werkzaamheden samen te
stellen, welk verslag met de rekening aan de minister van
SoZa en de SVR wordt toegezonden. De minister van SoZa kan
voorschriften geven met betrekking tot de inrichting van het
verslag en de daarin te verwerken statistische gegevens
(art. 71, tweede en derde lid, AAW).
De minister van SoZa kan, gehoord de SVR, regels stellen
met betrekking tot de vorming en instandhouding van een
reserve door het AAF-bestuur (art. 72, tweede lid, AAW).
De SVR kan regels stellen met betrekking tot de ter be-
schikking stelling van gelden door het AAF aan de BV-en en
de GMD ter financiering van de lasten die ingevolge de AAW
op hen drukken (art. 73, vijfde lid, AAW).
De minister van SoZa stelt, gehoord de SVR, regels met
betrekking tot de belegging van de AAF-gelden (art. 73,
zevende lid, AAW).
Het toezicht op het AOF komt overeen met dat op het AAF.
Verantwoordelijkheid en rekenplichtigheid t.0.v. SVR
(art. 72, vijfde lid, WAO).
Nadere ministeriele regels m.b.t. bestuurssamenstelling
etc. (art. 72, zesde lid, WAO).
Ministeriele waarnemers bij bestuursvergaderingen (art.
72a WAO).
Goedkeuring door de minister van SoZa bij subsidiering
van revalidatie-instellingen (art. 73a WAO).
Bestuursbesluiten ter kennis van minister van SoZa en SVR
(art. 74, eerste lid, WAO).
Vernietigings- en schorsingsrecht van de Kroon (art. 74,
tweede lid, WAO) .
Jaarverslag- en rekeningsplicht t.0.v. minister van SoZa
en SVR (art. 75 WAO).
Ministeriele regels m.b.t. reservevorming (art. 76,
vierde lid, WAO).
Ministeriele regels m.b.t. belegging AOF-gelden (art. 76,
vijfde lid, WAO).
SVR-regels m.b.t. de financiele verrekeningen tussen het
AOF en de BV-en (art. 79 WAO).
a. De fondsstatuten worden door de minister van SoZa vast-
gesteld en gewijzigd (art. 14, tweede lid, WW). .

Besluiten ter
kennis minister
en SVR
schorsing of ver-
nietiging besluiten
Voorzieningen bij
taakverwaarlozing
Jaarverslag
Beleggingsregels f.
Goedkeuring ver- 9 .
zekeringsreglement
SVR-beslissing
geschil
SVR-ontheff ing
reserveplicht/
toestemming
aanwending
reserves
Ministeriele
waarnemers
Verantwoording
aan en voorschrif-
ten van minister
Inlichtingen aan
SER
Het AWF-bestuur brengt volgens door de minister van SoZa
bij de fondsstatuten te stellen regels en behoudens daarbij
te bepalen uitzonderingen haar besluiten ter kennis van de
minister en de sVR (art. 16, eerste lid, WW)
De AWF-bestuursbesluiten kunnen voor zover strijdig met wet
of algemeen belang door de Kroon worden geschorst of ver-
nietigd (art. 16, tweede lid, WW).
Bij AMvB kunnen, de SVR gehoord, voor zover nodig in
afwijking van de wet, voorzieningen worden getroffen voor
het geval het AWF-bestuur zijn verplichtingen niet naar
behoren nakomt. voorzieningen kunnen ook getroffen worden,
indien de aanwijzing van AWF-bestuursleden door de sociale
partners achterwege blijft (art. 18 WW).
Het AWF-bestuur zendt het jaarverslag met betrekking tot de
fondstoestand en de bestuurswerkzaamheden samen met de
rekening aan de minister van SoZa en de SVR. De minister kan
regels geven met betrekking tot de verslaginrichting en de
daarbij te verwerken statistische gegevens (art. 19, tweede
en derde lid, WW).
De minister van SoZa kan, gehoord de SVR, regels stellen ten
aanzien van de belegging van de gelden van het AWE (art. 20,
vijfde lid, WW).
Het door het AWF-bestuur vastgestelde reglement voor de
werkloosheidsverzekering en de wijzigingen daarin behoeven
de goedkeuring van de minister van SoZa, gehoord de SVR
(art. 36, eerste lid, WW).
De SVR beslist geschillen tussen de besturen van het AWE en
van een BV met betrekking tot de aanwijzingen van algemene
aard (art. 37 WW).
De minister van SoZa kan, gehoord de SVR, ontheffing
verlenen van de verplichting tot het reserverven van gelden.
Het AWF-bestuur bezigt de gereserveerde gelden slecht tot
dekking van fondsuitgaven met toestemming van de minister,
gehoord de SVR (art. 41, eerste lid sub b, en tweede lid,
WW).
socials-vsrnekerinssiaad-
De minister van SoZa kan waarnemers vergaderingen van de
SVR en van zijn kamers en commissies met raadgevende stem
doen bijwonen. Hij krijgt tijdig bericht van deze ver-
gaderingen (art. 39 Osv).
De SVR is verantwoordelijk aan de minister van SoZa. Deze
kan de SVR voorschriften geven met betrekking tot diens
taakuitoefening (art. 41 Osv) .
De SVR verstrekt aan de SER alle inlichtingen welke deze
met betrekking tot de sociale verzekering verlangt (art. 42
0sv) .

Besluiten ter
kennis minister
Schorsing of
vernietiging
besluiten
Voorzieningen
bij taakverwaar-
lozing
Jaarverslag
Geschillenbeslis-
sing door BV-
bestuur
Beroep op BV-
bestuur
Op verzoek SVR-
herzieningsbeslis-
sing
Bezwaren bi j
SVR-voorzitter
d. De SVR brengt, Volgens door de minister van SoZa te stellen
regels en behoudens daarbij bepaalde uitzonderingen, zijn
besluiten ter kennis van de minister (art. 43 Osv).
e. De SVR-besluiten kunnen voor zover strijdig met wet of
algemeen belang door de Kroon worden geschorst of
vernietigd (art. 44 OW).
f. Bij AMvB kunnen, voor zover nodig in afwijking van het
bepaalde in de OW, voorzieningen worden getroffen voor het
geval de SVR zijn uit de wet voortvloeiende verplichtingen
naar het oordeel van de Kroon niet naar behoren nakomt.
Zulke voorzieningen kunnen ook worden getroffen bij het
achterwege blijven van de aanwijzing van bestuursleden door
de sociale partners (art. 45 Osv).
g. De SVR brengt ieder jaar een verslag van werkzaamheden uit
aan de minister van SoZa. Tevens doet hij de minister ver-
slagen toekomen van de stand van de arbeidsongeschiktheids-
verzekeringen, van de ziekengeldverzekering en van de wacht-
geld- en werkloosheidsverzekering. De minister kan regels
stellen omtrent de inrichting van de verslagen en de daarin
te verwerken statistische gegevens (art. 46, tweede en derde
lid, Osv).
Rechtsbescherminq
I. gsy
a. Geschillen tussen het AK-bestuur en een betrokkene worden,
behoudens het bij de wet geregelde recht van beroep
(bijv. indien het AK-bestuur ziekengeld toekent in plaats
van het BV-bestuur, heeft men beroepsrecht op basis van de
ZW), beslist door het BV-bestuur (art. 22, eerste lid, Osv).
b. Volgens regels door de BV te stellen hebben de besturen van
verenigingen van werkgevers en werknemers recht van beroep
bij het BV-bestuur van de beslissingen van het AK-bestuur
(art. 22, tweede lid, Osv).
De BV verleent vrijstelling vanwege gemoedsbezwaren tegen de
verzekeringen van de ZW, WAO, WW en de ZFW (art. 17, eerste
lid, CSV). De betrokkene kan de SVR vragen de BV-beslissing te
herzien waarbij een vrijstelling wordt geweigerd of wordt
ingetrokken a1 of niet met de bepaling dat binnen twee jaar na
de intrekking gedane verzoeken om vrijgesteld te worden niet
ontvankelijk zullen zijn. Bij zijn beslissing kan de SVR de
bovengenoemde termijn van twee jaar verkorten (art. 17, tweede
lid, AMvB van 20 december 1956 (Stb. 626)).
111. gy
a. De verzekerde die bezwaren heeft tegen opneming in de hem
door de controlerend geneesheer ter onderzoek aangewezen
inrichting, kan zijn bezwaren inbrengen bij de voorzitter
van de SVR, die zo spoedig mogelijk beslist (art. 28, derde
lid, ZW).
513

Beroep Op
RvB en CRvB
Beroep op
RvB en CRvB
Beroep op belas-
tingrechter
Beroep op
RvB en CRvB
Verzoek om
voorziening
bij minister
Beroep op minister
Van de besluiten van het BV-bestuur of het AK-bestuur waar-
van deze instanties op verzoek schriftelijk kennisgeven
hebben met betrekking tot het recht op en de uitbetaling van
ziekengeld, de verschuldigde premie en de toelating als
vrijwillige verzekerde, staat voor de belanghebbende beroep
open op de RvB en de CRvB. Voor zover door de RvB is beslist
bij zo'n geschil staat geen hoger beroep open (zie art.
73-75 ZW).
a. Van beslissingen met betrekking tot recht op arbeidsongeschiktheids-
of vakantie-uitkering, de (gedeeltelijke)
afwijzing van een verzoek tot het in aanmerking brengen voor
een voorziening, het recht op en uitbetaling van een toelage
vanwege inkomstenderving ten gevolge van een voorziening en
het recht van ontwikkelingswerkers op doorverzekering, staat
beroep open op de RvB en de CRvB, mits van de beslissing
schriftelijk kennis is gegeven. De uitvoerende instantie is
hiertoe verplicht behoudens gevallen van herziening van
uitkeringen in verband met aanpassingen van de grondslag aan
het loonniveau; dan geschiedt kennisgeving op verzoek.
Instellen van cassatie tegen uitspraken van de CRvB is
slechts mogelijk bij defenitiekwesties als ingezetenen,
kring der verzekerden, wocn- en verblijfplaats, duurzaam
gescheiden leven etcetera (zie art. 79 en 80.AAW).
b. Met
uit
v.
betrekking tot de premieheffing zijn de rechtsmiddelen
de belastingssfeer van toepassing (art. 81 AAW).
Van de besluiten waarvan schriftelijk kennis gegeveiwordt
aan de betrokkene (1. besluiten met betrekking tot het recht op
en de uitbetaling van arbeidsongeschiktheids- en vakantieuitkering,
met dien verstande dat herzieningen in verband met
aanpassingen van het dagloon aan het loonniveau slechts op
verzoek schriftelijk worden medegedeeld en 2. besluiten met
betrekking tot de vrijwillige verzekering) dan we1 aan de
werkgever (besluiten met betrekking tot de verschuldigde premie
met dien verstande dat die besluiten slechts op verzoek schriftelijk
medegedeeld worden) staat beroep open op de RvB en de
CRvB, behoudens enkele uitzonderingen (zie art. 87 en 88 WAO).
w w
Weigert het GAB een verklaring af te geven ter verkrijging
van loonsuppletie, dan kan de betrokken werknemer
voorziening vragen bij de minister van SoZa, die beslist,
gehoord de Commissie van Bijstand en Advies van de Raad van
de Arbeidsmarkt (art. 42n, eerste lid, WW).
Het AWF stelt de havenwerkgever met loongarantieregeling,
die door de minister van SoZa is aangewezen om een AWEbijdrage
te ontvangen, schriftelijk op de hoogte van de

Beroep op RvB
en CRVB.
BV, GMD en GAK
zijn rechtspersoon
AK geen rechts-
persoon
SVR, AAF, AOF en
AWF zijn rechts-
personen
GAB geen rechts-
persoon
Dekking GMD-kosten
Bezoldiging
vergoedingen SVR-
leden
Dekking SVR-kosten
Dekking GAK-
kosten
hoogte van het bijdragebedrag. Tegen het AWF-besluit kan de
betrokken werkgever in beroep komen bij de minister (art.
42u WW).
c. Van een besluit waarvan op verzoek schriftelijk kennis
gegeven is met betrekking tot het recht op en de uitbetaling
van een uitkering of van loon door de BV in plaats van de
betalingsonmachtige werkgever of de verschuldigde.premie,
staat beroep open op de RvB en de cRvB (art. 43 en 43a WW).
Tegen uitspraken van de CRvB kan iedere partij beroep in
cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde
toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4
t/m 8 CSV, regelende hetgeen met de definiering van het
loonbestand te maken heeft. Op dit beroep zijn de voor-
schriften van cassatieberoep in belastingzaken van over-
eenkomstige toepassing, waarbij de CRvB de plaats inneemt
van een gerechtshof (art. 18a CSV).
Rechtspersoonlijkheid
a. De BV-en, het GMD en het GAK zijn rechtspersonen in de zin
van Boek 2 BW (zie art. 4, zesde lid, art. 22a, zesde lid,
en art. 23, zevende lid, Osv).
b. De AK bezit geen rechtspersoonlijkheid (art. 17, vijfde
lid, Osv).
c. De SVR, het AAF, het AOF en het AWF zijn rechtspersonen
(art. 35, eerste lid, Osv; art. 66, eerste lid, AAW;
art. 72, eerste lid, WAO; art. 14, eerste lid, WW).
d. De GAB'S bezitten geen rechtspersoonlijkheid.
Financien
I. gsy
a. De kosten van de GMD, voor zover voortvloeiende uit de AAW
onderscheidenlijk de WAO, komen ten laste van het AAF onder-
scheidenlijk het AOF. De SVR kan ter zake nadere regels
stellen (art. 22e Osv).
b. De SVR-voorzitter kan worden bezoldigd. In dat geval stelt
de minister van SoZa zijn bezoldiging vast. Tevens kan aan
de voorzitter en aan de (plaatsvervangende) leden van de SVR
volgens door de SVR onder goedkeuring van de minister te
stellen regels een schadeloosstelling, benevens een ver-
goeding voor reis- en verblijfkosten worden toegekend (art.
37, derde lid, Osv).
e. De kosten van de SVR, voortvloeiende uit de toepassing van
deze en de andere verzekeringswetten, worden overeenkomstig
door de minister van SoZa te stellen regels omgeslagen over
de organen, waarop door de SVR toezicht uitgeoefend wordt
(art. 51, eerste lid, Osv).
d. De BV-en wier administratie geheel of gedeeltelijk wordt
gevoerd door het GAK worden hiervoor tot het bedrag der te
haren behoeve gemaakte kosten belast (art. 51, tweede lid,
OSV) .
De SVR kan bepalen dat administratiekosten gemaakt door het
GAK ten behoeve van de onderscheiden takken van verzekering

Financiering
ziekengeldverze-
kering
Inkomsten AAF
Uitgaven AAF
Financiele
verrekeningen
11. Z;!
in het algemeen, overeenkomstig een door de SVR vast te
stellen maatstaf over alle BV-en worden omgeslagen (art. 51,
derde lid, Osv).
Van de zW-premie is de helft door de verzekerde verschuldigd
tot ten hoogste 1% van zijn voor premieberekening in
aanmerking komend loon en het overblijvende door de werkgever.
In bijzondere gevallen is de minister bevoegd de werkgever toe
te staan op het loon van de werknemer een groter aandeel dan
hierboven aangegeven in te houden (art. 60, tweede en derde
lid, ZW).
Vergoedingen a. Aan de voorzitter en de andere (plaatsvervangende) leden van
leden AAF-bestuur het AAF-bestuur kan volgens regels door het fondsbestuur
onder goedkeuring van de SVR, een schadeloosstelling benevens
een vergoeding voor reis- en verblijfkosten worden toegekend
Vergoeding leden
AOF-bestuur
(art. 66, achtste lid, AAW).
b. De middelen tot dekking van de uitgaven van het AAF, alsmede
de middelen voor reservevorming worden gevonden door premie-
heffing van de premieplichtingen. De premies worden in het
AAF gestort.
c. Het Rijk vergoedt aan het AAF lasten ter zake van de arbeids-
ongeschiktheid van degene die arbeidsongeschikt is geworden:
voor de dag, waarop hij 17 jaar is geworden; gedurende een
periode waarin onderwijs gevolgd werd. Deze Rijks-
vergoedingen worden in het AAF gestort.
d. Ten laste van het AAF komen:
- uitkeringen ingevolge deze wet;
- kosten van AAW-voorzieningen en daarbij behorende toelagen
wegens inkomstenderving;
- subsidies aan revalidatie-instellingen;
- overige kosten verbonden aan de AAW-uitvoering;
- premies ingevolge enige wet over de uitkeringen krachtens
deze wet door de BV verschuldigd, die niet op de uit-
keringen in mindering kunnen worden gebracht.
e. Het AAF stelt aan de BV-en en de GMD gelden ter beschikking
ter financiering van deze lasten.
De ministers van SoZa en van Fin. kunnen regels stellen
inzake de afdracht van gelnde premies aan het AAF en inzake
de bovenbedoelde rijksvergoeding (art. 72, eerste lid, en
art. 73, eerste t/m vierde en zesde lid, AAW).
a. Aan de voorzitter en de andere (plaatsvervangende) leden
van het fondsbestuur kan volgens door het fondsbestuur onder
goedkeuring van de SVR te stellen regels, een schadeloos-
stelling benevens een vergoeding voor reis- en verblijf-
kosten worden toegekend (art. 72, zevende lid, WAO).

Inkomsten AOF
Uitgaven AOF
Vergoeding leden
AWE-bestuur
Naast AWE wacht-
geldfondsen
Beheers- en admi-
nistratiekosten
Bestrijding kosten
verzekering en
overname loonver-
plichtingen
b. De middelen tot dekking van de uitgaven van het AOF, alsmede
de middelen nodig voor reservevorming, worden gevonden door
het heffen van premies (art. 76, eerste lid, WAO). De premie
is verschuldigd door de werkgever. Bij AMvB kan, gehoord de
SER, worden bepaald dat een deel van de premie, tot ten
hoogste de helft, door de werknemer is verschuldigd. De
werkgever houdt het werknemersaandeel in en betaalt het
gehele premiebedrag aan de BV (art. 77, tweede en derde lid,
WAO). De premies en de verhaalsbedragen worden gestort in
het AOF (art. 76, tweede lid, WAO).
c. Ten laste van het AOF komen:
- de ingevolge de WAO te betalen uitkeringen;
- de toelagen aan revalidatie-instellingen;
- overige kosten verbonden aan de WAO-uitvoering;
- de krachtens een wet op de uitkeringen door de BV, als
instantie die uitkeert op basis van de WAO, te betalen
premie, voor zover deze premie niet op de uitkering te
minderen valt (art. 76, derde lid, WAO).
a. Aan de voorzitter en de (plaatsvervangende) leden van het
AWE-bestuur kan volgens regels, door het AWE-bestuur onder
goedkeuring van de minister van SoZa te stellen, een schade-
loosstelling, benevens een vergoeding voor reis- en ver-
blijfkosten worden toegekend (art. 14, zesde lid, WW).
b. Het risico der wachtgeldverzekering wordt gedragen door de
BV-en die de daartoe bijeengebrachte gelden afzonderlijk
beheren en administreren in de vorm van een wachtgeldfonds.
Het risico der werkloosheidsverzekering wordt gedragen door
het AWE.
c. De kosten van beheer en administratie, aan de uitvoering
van de werkloosheidsverzekering verbonden, komen ten laste
van het AWE, behoudens de bevoegdheid van het AWE-bestuur om
ten aanzien van de mate, waarin door de BV-en gemaakte
kosten ten laste van het fonds kunnen worden gebracht
beperkende bepalingen te stellen. De overige kosten van
beheer en administratie, aan de uitvoering van de wacht-
geldverzekering en de werkloosheidsverzekering verbonden,
komen ten laste van het wachtgeldfonds van de BV, die de
kosten heeft gemaakt (art. 20, tweede t/m vierde lid, WW).
d. Ter bestrijding van de kosten der verzekering en van de
kosten, voortvloeiende uit de overname van loonverplich-
tingen van betalingsonmachtige werkgevers, is door de werk-
gever en de werknemer en, voor zover het de werkloosheids-
verzekering en de kosten van toelageverlening aan haven-
bedrijven met loongarantieregelingen betreft, ook door het
rijk een premie verschuldigd welke wordt berekend over het
loon van de werknemer (art. 25, eerste lid, WW). De werk-
gever houdt het werknemerspremie-aandeel in (art. 25, derde
lid, WW).

Betaling wacht-
geldpremie
etal ling werk-
loosheidspremie
Betalingen m.b.t.
overname loonver-
plichtingen ten
laste wachtgeld-
fondsen
SoZa 1.1-1
SoZa 1.1-la
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-lb
Adres/telefoon
De BV stelt de wachtgeldpremies vast op een percentage van
het werknemersloon met dien verstande dat dit percentage
voor werkgever en werknemer hetzelfde is (art. 32, eerste
lid, WW).
De te betalen werkloosheidspremies worden door de minister
van SoZa (dus niet door het fondsbestuur, vgl. AAW en WAO),
na overleg met het AWF-bestuur en gehoord de SVR, vast-
gesteld op een percentage van het werknemersloon, met dien
verstande dat dit percentage voor alle takken van bedrijf en
beroep hetzelfde behoort te zijn en dat van het totaal der
premies + voor rekening van de werkgever, + voor rekening
van de werknemer en % voor rekening van het rijk behoort te
komen (art. 40, eerste lid, WW).
De betalingen, voortvloeiende uit de overnameverplichting
van loonverplichtingen alsmede de daaraan verbonden
administratiekosten, komen ten laste van het wachtgeldfonds
van de BV, die de betalingen heeft verricht. De verhaals-
bedragen die de BV van de werkgever kan vorderen door te
treden in de rechten van de werknemer, worden gestort in
het wachtgeldfonds van de BV (art. 42f WW). Ten laste van
het AWF komen de krachtens een wet op de uitkeringen door de
BV als uitkeringsinstantie te betalen premie, voor zover
deze premie niet op de WW-uitkering in mindering kan worden
gebracht (art. 51 WW).
Feitelijke gegevens
BESTUREN VAN DE BEDRIJFSVERENIGINGEN (BV)
BV AGRARISCH BEDRIJF (BV 1; BVAB)
Buitenrustweg 3, 's-Gravenhage (Postbus 29715, 2502 LS
's-Gravenhage)/(070) 609930.
Leden
H. van Dam (voedingsbond CNV), H. Dekker (voorzitter; NCBTB),
L.A. Eveleens (KNLC), H. van Herk (voedingsbond FNV), P.M.
Kenter (voedingsbond FNV), S. Kloosterman (voedingsbond CNV),
J.Th.M. Custer (voedingsbond FNV), ir. J.F. de Leeuw (NCBTB),
H.D. Ligtenberg (voedingsbond FNV), W.A. de Vries (KNBTB),
C.G.Th. de Wit (KNBTB), K.P. Zuideveld (KNLC).
Administratie wordt gevoerd door de Stichting Agrarische
Sociale Fondsen.
Uitgaven ten laste van werkgevers en werknemers.
Apparaatskosten : f 44.000.000,--;
Verstrekkingen : f 825.000.000,--.
1980.
BV BAKKERSBEDRIJF
Steenhouwerskade 8, Groningen (Postbus 20000, 9700 PA
Groningen)/(050) 188545.

Samenstelling
bestuur
Bureau Geen opgave.
Financien Geen opgave.
Begrote uitgaven Geen opgave.
1982
Laatste jaarverslag 1980.
Leden
H. van Ark (Verbisko) (plv.: mevr. drs. H.J.B. Bockwinkel),
M.J. van Buren (Ned. Cacao- en Cacaoproducten Ver.) (plv.: J.W.
Jansen), J. Hoogendoorn (werkgever-voorzitter; Ned. Ver. voor
de Bakkerij) (plv.: L.H. Pot), drs. P.P.H. Joosten (Ned. Ver.
van Cooperatieve werkgevers)' (plv.: M. Cranen), H.P.A. van
Nistelrooy (Ned. Banketbakkers Ondernemers Ver.) (plv.: G.M.
~untjens), F.R. Out (Kath. Ver. van Ondernemers in het Bakkers-
bedrijf) (plv.: drs. Th.L. Volkeri), Th. Thomassen (Ned.
Banketbakkers Ondernemers Ver.) (plv.: J.H.M. van der Kroon),
E. Tietema (Bond v. Chr. Ondernemers in het Bakkersbedrijf)
(plv.: J. Schipper), W. Timers (Ned. Bakkersbond) (plv.: Th.C.
Koopman), W.G. Verveer (Ned. Ver. voor de Suikerwerk- en
Chocoladeverwerkende Industrie) (plv.: mr. P.J. van den Hout),
mr. H. van der Vlugt (Ned. Ver. voor de Bakkerij) (plv.: D.
Dekker), H. van Herk (voedingsbond FNV) (plv.: B. van der
Bult), L.M. Jabaaij (voedingsbond CNV) (plv.: C. Spanjersberg),
J. Kuster (werknemer-voorzitter;,voedingsbond FNV) (plv.: C.
Schelling), P. Lodiers (voedingsbond FNV) (plv.: B.J.C.
Leferink), mevr. G. Lubbi (voedingsbonden FNV/CNV) (plv.: J.
Derijck), G. van Mierlo (voedingsbond FNV) (plv.: M. Berkhout),
P. de Nooijer (voedingsbond CNV) (plv.: J. Hoekstra), T. Simonis
(voedingsbond F'NV) (plv.: L. van der Meulen), W. Snijder
(dienstenbonden FNV/CNV) (plv.: F.A.B. Gottmer), 0. van Vliet
(voedingsbond FNV) (plv.: mevr. L. Diepgrond), G.J. van der
Werf (voedingsbond CNV) (plv.: H. Wilpstra).
SoZa 1.1-lc BV BOUWNIJVERHEID (BV Bouw; BV 3)
Adres/telefoon Basisweg 10, hsterd'm (Postbus 637, 1000 EE hsterdam)/(O20)
583911..
Samenstelling
bestuur
Bureau
Leden
ir. K.C. Schonebaum (voorzitter; AVBB), mr. P.W.G.M. van Rooij
(secretaris; AVBB), J. van der Worp (Federatie van Aannemers in
de Afbouw- en Nevenbedrijven in de Bouwnijverheid), mevr. A.
Kloeth-Zwennis (AVBB), drs. J.F.A. Letteboer (AVBB), A.M.
Terlingen (AVBB), P. de Vreeze (voorzitter; bouw- en houtbond
F'NV), M. Stek (secretaris; hout- en bouwbond CNV), H.
Klompenmaker (hout- en bouwbond CNV), J. van der Linden (bouw-
en houtbond FNV), P. van der Ven (bouw- en houtbond F'NV).
Administratie wordt gevoerd door de Stichting Sociaal Fonds
Bouwnijverheid, de Stichting Sociaal Fonds voor het Schilders-
bedrijf en de Stichting Sociaal Fonds voor het Baggerbedrijf in
Nederland.

Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-ld
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien .
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-le
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
Uitgaven ten laste van werkgevers, werknemers, AAF, AOF en AWE.
Apparaatskosten : f 254.000.000,--;
ZW-verstrekkingen : f 893.000.000,--;
WAO-verstrekkingen : f 1.145.000.000,--;
AAW-verstrekkingen : f 800.000.000,--;
WW-verstrekkingen : f 1.282.000.000,--.
1980.
BV VOOR DE GEZONDHEID, GEESTELIJKE EN MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN
(Bedrijfsvereniging voor de Gezondheid; BVG)
Utrechtseweg 30-32, Zeist (Postbus 276, 3700 EA Zeist)/(03404)
42088.
Leden
drs. J. Koning (voorzitter; Nationale Ziekenhuisraad NZR), A.J.
Chardon (NZR), mr. S.M. Verbeek (NZR), A. van Pelt R.A.
(Federatie van werkgevers en werknemersverenigingen in de
welzijnssector F'W), C.M. Vendrik (plv. secretaris; FWW),
J.L.H. Traa (EWW), R. Vegelien (F'W), S. Santema (Nat. Kruis-
vereniging), mr. E.D. Harderwijk (KNMP), J. Tieleman (centrale
onderwijsorganisaties), drs. E.L. Brinkhuis (Fed. Landelijke
Samenwerking Bejaardentehuizenorganisaties), P. Werkman
(secretaris; ABVA/KABO), A. Muller (ABVA/KABO), L. Geradts
(ABVA/KABO), A. van der Sluijs (ABVA/KABO), G.W.M. Willemsen
(ABVA/KABO), N.J. van Haastert (ABVA/KABO), K. Hofman (plv.
voorzitter; NCBO), K. Kruithof (NCBO), E.J. Anneveld (NCBO), A.
Mulder (Alg. Apothekersassistentenbond), mr. H.P.J. Donker (Het
Beterschap), mevr. E.A. Storm (Ned. Chr. Ver. van Verpleeg-
kundigen en Verzorgenden).
1540 personen, in dienst van de BVG.
Uitgaven ten laste van de werkgevers en werknemers.
Apparaatskosten : f 156.850.000,--;
Verstrekkingen : f 1.487.300.000,--;
Afdracht aan fondsen
en belastingen : f 1.534.175.000,--.
1980.
BV LEDER- EN LEDERVERWERKENDE INDUSTRIE (BV Leder; BV 7; BVL)
Reitseplein 1, Tilburg (Postbus 90154, 5000 LG Tilburg)/(013)
654133.
Leden
H. Doreleijers (voorzitter; Fed. van Ned. Schoenfabrikanten),
E.F. Immikhuizen (voorzitter; industriebond FNV), drs. J.J.
Dellaert (secretaris; Fed. van Ver. van Ned. Lederfabrikanten),
J. Dwarswaard (secretaris; Unie BLHP), L. Ploeger (Ned. Bond
van.Lederwaren- en Kofferfabrikanten), W.H.J. van Dongen (Ned.
Bond van Lederwaren- en Kofferfabrikanten), G. Ligtenberg (Fed.
van Ned. Schoenfabrikanten), M.A. Hagen (industriebond FNv), H.
Klein Overmeen (industriebond FNV), A.C. Frencken (industrie-
bond C w).

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa I. 1-lf
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-lq
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
~lv. leden
J. Buckmann (werkgevers; Fed. van Ver. van Ned. Lederfabrikanten)
, W. v.d. Jagt (werknemers; industriebond CNV)
41 personen, in dienst van de BV Leder.
Uitgaven ten laste van werkgevers en werknemers.
Apparaatskosten : f 5.700.000,--;
Verstrekkingen : f 103.600.000,--.
1980.
BV VOOR DE TABAKVERWERKENDE INDUSTRIE (BV Tabak; BVTI)
Bilderdijklaan 23, Eindhoven (Postbus 309, 5600 AH Eindhoven)/
(040) 116130.
Leden
P.A. Andela (plv. voorzitter; voedingsbond ENV), J.C.
Dwarswaard (Unie BLHP), mr. J.L.M. Faassen (Ned. Ver. voor de
Sigarenindustrie), E.F. Immikhuizen (industriebond FNV), drs.
G.J.Th.M. Kaspers (voorzitter; Ned. Ver. voor de Sigaren-
industrie), K. Koornstra (voedingsbond FNV), drs. H.F.F. Levert
(Ver. Ned. Kerftabakindustrie), P. Nijdam (voedingsbond CNV),
W.M. van Roermund (Stichting Sigarettenindustrie), J.C.A.
Schreuder (Ned. Ver. voor de Sigarenindustrie).
34 personen, in dienst van de BV Tabak.
Uitgaven ten laste van:
a. inkomen uit eigen vermogen (reserves) (7%);
b. werkgevers en werknemers (93%).
Administratie- en controlekosten f 3.285.000,--
BV VOOR DE ZUIVELINDUSTRIE (BV Zuivel; BV 2)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(020) 879111.
Leden
mr. R.H. Tulner (Kon. Ned. Zuivelbond), W. Bouritius (Kon. Ned.
Zuivelbond), drs. J.J. Overbeek (voorzitter; Kon. Ned. Zuivel-
bond), ing. F. Christen (Ver. voor Zuivelindustrie en Melk-
hygiene), H.E. Klipp (Ver. voor Zuivelindustrie en Melkhygiene),
H. van Herk (voedingsbond FNV), J.F. Versteeg (industriebond
FNV), W.H.A. Winter (secretaris; voedingsbond FNV), G.
Hameetman (dienstenbond FNV), A.E. Frencken (industriebond
CNV), J. Mulder (plv. voorzitter; voedingsbond CNV), vacature
(Kon. Ned. Zuivelbond).
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.

Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-lh
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-11
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Geen opgave.
BV VOOR DE HOUT- EN MEUBELINDUSTRIE EN GROOTHANDEL IN HOUT
(BV Hout; BV 4 )
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(020) 879111.
Leden
J.W.J. van Kleef (Fed. Verb. Ned. Houtindustrie), A.Th. van
Gelder (plv. voorzitter; Centrale Bond van Meubelfabrikanten),
mr. G.H. Nieuwenhuis (Centrale Bond van Meubelfabrikanten),
drs. C.H.E. Schonlank (secretaris; Ned. Houtbond), Th.A.W.M.
Jacobs (Ned. Bond van Timmerfabrikanten), P. Wijland (Emballage-
en Palletindustrie Ver.), H.F.W. van Dorst (Fed. van
Meubileringsbonden), vacature (HAS), R. de Vries (bouw- en
houtbond ENV), H. Spijkerman (plv. secretaris; bouw- en hout-
bond FNV), J. van der Linden (bouw- en houtbond FNV), W.J. van
Cuijk (voorzitter; bouw- en houtbond FNV), A.L.M. Kamp (bouw-
en houtbond FNV), P. de Vreeze (bouw- en houtbond FNV), P.
Onderdijk (hout- en bouwbond CNV), J. Glashouwer (hout- en
bouwbond CNV) .
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
Geen opgave.
BV VOOR DE TEXTIELINDUSTRIE (BV Textiel; BV 5)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(020) 879111.
Leden
P.F. de Koning (voorzitter; VTO), A.M. Eijkens (NVWT), M.M.
Broers (Vertrico), mr. G.C. Duval Slothouwer (AWV), H.N. Kollee
(FNV), W.L. Verstraeten (plv. voorzitter; FNV), L. Doeve (CNV),
J.C. Dwarswaard (Unie BLHP).
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
Geen opgave.

SoZa I .l-lj
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
SoZa I .l-lk
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-11
Adres/tele foon
BV VOOR HET KLEDINGBEDRIJF (BV Kleding; BV 6)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(OZO) 879111.
Leden
mr. L.F.H.M. Crijns (voorzitter; Soc. Werkgevers Verbond voor
de ~onfectie-industrie), H.W. Schouten (Soc. Werkg. Verb. voor
de Confectie-ind.), mr. M. Schouten (Bond van Maatkledingbedrijven),
H.J.E. ~lein Overmeen (plv. voorzitter; industriebond
FNV), W.L. Verstraeten (industriebond FNV), W.
Jagt (Unie BLHP).
van der
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
Geen opgave.
GRAFISCHE BV (BV 8 )
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(OZO) 879111.
Leden
L. Schipperus (Ver. van Beroepsfotografen in Ned.), drs. J.
Traas (Org. van Fabrikanten van Grafische Eindprodukten), drs.
B. Donker (plv. voorzitter; Org. van Fabr. van Grafische Eindprod.),
S.M. Groenbos (Kon. Verbond van Grafische Ondernemers
KVGO), A.G.M. Koolen (KVGO), G.C. Nuijten
(secretaris; KVGO), G.A. van Soest (KVGO), J.H. ter Horst
(KVGO), H.J.M. van Steijn (Ver. van Lichtdrukkers en Reprofotografen),
J.J. Touwen (Ned. Bond van Copieerders en Kleinoffsetdrukkers),
P.A.M. van Buul (Druk en Papier), A.M.J. Doeze
(voorzitter; Druk en Papier), J. Draijer (Druk en Papier),
H.G.S. Flierman (Druk en Papier), D.C. Gaasbeek (Druk en
Papier), P. de Lange (plv. secretaris; Druk en Papier), J.A.
Haesenbos (Druk en Papier), A. van Noordenne (Druk en Papier,
K. Heinen (grafische bond CNV), B. van Marle (grafische bond
CNV) .
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
Geen opgave.
BV VOOR DE STEEN-, CEMENT-, GLAS- EN KERAMISCHE INDUSTRIE (BV
Steen; BV 9)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(OZO) 879111.

samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Adres/telef oon
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Leden
J. Jansen (plv. secretaris; AWV), P.s. van den Vaart (AWV -
Bond van Betonwaren in Ned.), ing. W.F. Geene (AWV - Soc. Fed.
Verb. voor de Baksteenindustrie), W.P.J. Derksen (AWV), M. van
Essen (AWV - Alg. Ver. voor de Aardewerk- en Glasindustrie),
mr. J.V.M. Hellegers (AWV - ~lg. Ver. voor de Aardewerkfabriek),
L.J. de Vries (AWV - Soc. Fed. Verb. voor de Baksteenindustrie),
C. Sweris (voorzitter; AWV), mr. L.M. Soeters
(AWV - Ver. voor de Ned. Cementindustrie), drs. D. van Beek
(AWV), B.O.P. Lijphart (AMV - Ver. voor Ned. Kalk-zandsteenproducenten),
mr. W.J. Bollen (AWV - Alg. Ver. voor de Aardewerk-
en Glasindustrie), H.N. Collee (industriebond FNV),
J.H.J. Wolbers (industriebond ENV), J.B.M. ter Elst (industriebond
ENV), J.G. Werkhoven (secretaris; industriebond FNV), W.
van der Jagt (plv. voorzitter; industriebond CNV), A.J. Evers
(industriebond CNV), A.E. Frencken (industriebond CNV), E.F.
Immikhuizen (industriebond ENV), J.W. Bod (industriebond FNV),
J.F. Versteeg (industriebond ENV), J.W. Setz (industriebond
FNV), vacature (industriebond FNV).
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
Geen opgave.
BV VOOR DE METAALINDUSTRIE EN DE ELECTROTECHNISCHE INDUSTRIE
(BV Metaalindustrie; BV 10)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(OZO) 879111.
Leden
ir. G. Veldhuijzen (voorzitter; FME), mr. H.J.A.M. Vinkesteijn
(FME), ir. F. Hekker (Contactgroep van Werkgevers in de Metaal-
industrie), P. J.A. de Nennie (FME), A. Pieters (EME), ir.
E.A.M. de Tollenaer (FME), M. Voogt (FME), drs. J.M.c~.H.
Raaymakers (EME), H.N. Kollee (industriebond FNV), J.W. Bod
(plv. voorzitter; industriebond ENV), H.J.E. Klein Overmeen
(industriebond FNV), J.L. Bekema (industriebond FNV), A.E.
Frencken (industriebond CNV), W. van der Jagt (industriebond
CNV), E.F. Immikhuizen (industriebond FNV), J.C. Dwarswaard
(Unie BLHP).
Adv. leden
mr. H. Wagenvoort (secretaris), mr. J.A. van Opijnen (adj.-
secretaris).
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
a

Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-ln
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa I .l-lo
Adres/tele foon
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Geen opgave.
BV VOOR DE METAALNIJVERHEID (BV Metaalnijverheid;
Burg. Elsenlaan 329, Rijswijk (ZH) (Postbus 1850,
Rijswijk)/(070) 160591.
Leden
mr. J. Stakenburg (plv. voorzitter; Fed. van Werkgevers-
organisaties in de ~etaalnijverheid, FWOM), drs. L.B.E. Vonk
(FWOM), mr. E.W. Canneman (FWOM), drs. H.J.F.H. Janssen (FWOM),
J.C. Rops (FWOM), ir. A.R. Kolff van Oosterwijk (FWOM), W.B.J.
Bout (FWOM), drs. A. van Hardeveld (FWOM), J.F. Versteeg
(industriebond FNV), E.F. Immikhuizen (industriebond ENV), J.A.
van To1 (voorzitter; industriebond FNV), H.J.E. Klein Overmeen
(industriebond FNV), A.E. Frencken (industriebond CNV), W. van
der Jagt (industriebond CNV), H.N. Kollee (industriebond FNV),
J.C. Dwarswaard (Unie BLHP).
Adv. leden
mr. W.L. van Leeuwen (secretaris).
Het secretariaat bestaat uit 3 personen, in dienst van de
Stichting Administratie Sociale Regelingen; de administratie
wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
Geen opgave.
BV VOOR DE MIJNINDUSTRIE (BV Mijnen; BV 12)
Heldenvierlaan 11, Heerlen (Postbus 2620, 6401 MB Heerlen)/
(045) 735555.
Leden
Th.J. Daemen (GSL), ing. H.H. Simons (GSL), J.J.M. Beaumont
(GSL), mevr. mr. H.A.M. Hoeppertz (GSL), P.N.J. van der Hijden
(GSL), J.J.H. Schmetz (secretaris; GSL), drs. P.J.L. Verwijlen
(plv. secretaris; GSL), J.M.H. Bosch (voorzitter; industriebond
FNV), W.H. Smeets (ABW), H. van Winkel (industriebond ENV),
A.J. van den Brandt (industriebond FNV), H.P. Mietus (industrie-
bond CNV), J.H. Franssen (plv. secretaris; Unie BLHP), H.A.G.
Reijnders (industriebond FNV), vacature (GSL), vacature (werk-
nemers ) .
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.

Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-lp
Adres/telefoon
Sarnenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa I .l-lq
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Geen opgave.
BV VOOR DE CHEMISCHE INDUSTRIE (BV Chernie; BV 13)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdarn)/(OZO) 879111.
Leden
J.B. Kosters (AWV), B.C. Miiller (AWV), rnr. B.R. Frerichs (AWV),
rnr. G.H. Veenhoven (plv. voorzitter; AWV), rnr. H.C. Rijksen
(secretaris; AWV), rnr. A.J. van der Steur (AWV), H.W. Hoes
(NCW), G.A.H. Houben (NCW), P.J.B.A. Nijdarn (NCW), E.F.
Immikhuizen (voorzitter; industriebond FNV), J.W. Bod
(industriebond FNV), J.G. Werkhoven (industriebond FNV), J.A.
Bakker (dienstenbond FNV), P. van der Heijden (industriebond
FNV), Th.H.M. Ackermans (industriebond FNV), H.J.E. Klein
Overrneen (plv. secretaris; industriebond FNV), A.E. Frencken
(Industriebond CNV), A. Sonneveld (industriebond CNV).
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknerners.
Geen opgave.
BV VOOR DE VOEDINGS- EN GENOTMIDDELENINDUSTRIE (BV Voeding;
BV 17)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdarn)/(O20) 879111.
Leden
C.J.C. Eissens (AWV), J. Emmer (AWV),,drs. C.J.M. Meershoek
(AWV), F.J.C.B. Jansen (plv. voorzitter; AWV), P. Wassenaar
(AWV), rnr. G.C. Duval Slothouwer (secretaris; AWV), J.
Nieuwenhuijse (VNO), H.Th. Hoffman (AWV), A. Prins sr. (AWV),
J.J.A. Dijkman (industriebond FNV), F.W. Hanko (industriebond
CNV), J.W. Bod (voorzitter; industriebond FNV), H.N. Kollee
(plv. secretaris; industriebond FNV), H.J.E. Klein Overmeen
(industriebond FNV), A.E. Frencken (industriebond CNV), E. F.
Immikhuizen (industriebond FNV), C.P. Kaandorp (industriebond
FNV), vacature (dienstenbond CNV).
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknerners.
Geen opgave.

SoZa 1.1-lr
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
BV VOOR DE HAVEN- EN AANVERWANTE BEDRIJVEN, BINNENSCHEEPVAART
EN VISSERIJ (BV HaBiVi; BV 19)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(020) 879111.
Leden
drs. D.J. Langstraat (Stichting voor de Ned. Visserij), J.
Meilof (St. Ned. Visserij), A.P.R. Rammeloo (St. Ned. Visserij),
J.H.W. Habermehl (voorzitter; Scheepvaartver. Noord), mr. J.W.
Pothast (Scheepvaartver. Noord), W.J. Elfring (Ver. van Samen-
werkende Vervoers- en Zeehavenondernemingen), drs. 0. Heemskerk
(Ver. van Samenw. Verv. en Zeehavenond.), ing. E.A. de Haas
(Centr. Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart), W.H. Damen (Ned.
Particuliere Rijnvaart Centrale), G.F. Keller (Ned. Binnenvaart
Bureau), mr. A.W.J.Th. Marres (Ver. van Grind- en Zand-
producenten), mr. E.G. Planten (Ver. van Werkgevers in het
Scheepsonderhoudsbedrijf Noord), J. Wienen (vervoersbond CNV),
P.J. Kloosterman (vervoersbond FNV), K. Ravesteijn (vervoers-
bond FNV), M.F. Kloosterman (vervoersbond FNV), C. Zwijnenburg
(vervoersbond CNV), P. Mol (vervoersbond FNV), P. Landstra
(vervoersbond FNV), J. Karte (vervoersbond FNV), C. Post
(vervoersbond FNV), N. Sannes (vervoersbond FNV), J.M.
Schoonens (vervoersbond FNV), M. Spanjers (vervoersbond FNV).
Bureau De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Financien Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
Begrote uitgaven Geen opgave.
1982
Laatste j aarverslag 1980.
SoZa 1.1-1s BV VOOR DE KOOPVAARDIJ (BV Koopvaardij; BV 20)
Adres/telefoon GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005
CA Amsterdam)/(O20) 879111.
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Leden
J.H. W. Habermehl (vborzitter; Raad van Bestuur voor de Zeevaart) ,
C. van Gaalen (RvB voor de Zeevaart), J. van Wijck (RvB voor de
Zeevaart ) , H. J . Bekkering (RvB voor' de Zeevaart) , mr . G. H. 0.
van Maanen (RvB voor de Zeevaart), drs. A. Korteland (Ver. van
Werkgevers in de Kleine Handelsvaart), H. Lentz (Kon. Zeemans-
college "De Groninger EendrachtN), P.L. Trommel (Fed. van
Werknemersorganisaties in de Zeevaart), K.W. de Wit (Fed.
Werknemersorg. Zeevaart), D. Opmeer (plv. voorzitter; Fed.
Werknemersorg. Zeevaart), C.J. Roodenburg (Fed. Werknemersorg.
Zeevaart), A.L. Verhoef (Fed. Werknemersorg. Zeevaart), L.W.
Benders (vervoersbond FNV), C. Zwijnenburg (vervoersbond CNV).
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.

Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-lt
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-lu
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Geen opgave.
BV VOOR HET VERVOER (BV Vervoer; BV 21)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(OZO) 879111.
Leden
H.P.J. de Jonge (Ned. Bond van Prot. Chr. Beroepsgoederen-
vervoerders), R.J. Tanja (Fed. van Ned. Org. voor het Beroeps-
personenvervoer), D. Wisselo (Fed. van Ned. Org. voor het
Beroepspersonenvervoer), drs. M.J. Kroes (NOB Wegtransport),
W.A. Belksma (secretaris; NOB Wegtransport), A. Reynders
(plv. voorzitter; KNVTO), K. Jongkind (KNVTO), J. van der Burg
(Ned. Bond van Prot. Chr, Beroepsgoederenvervoerders), J.G.G.M.
Verschure (Kath. Vervoerders Organisatie), drs. H. Hut (KLM),
mr. P.P. de Koning (Ned. Spoorwegen), E. Brouwer (vervoersbond
FNV), R. Brouwer (vervoersbond FNV), R.A. Weemer (vervoersbond
FNV), E. Niehot (vervoersbond FNV), C. Groenendijk (=
secretaris; vervoersbond CNV), J.J. Hengst (voorzitter;
vervoersbond FNV), G. Wieman (vervoersbond FNV), A.J.H. van
Zelst (vervoersbond FNV), L. v.d. Ven (vervoersbond CW), W.
v.d. Bergh (vervoersbond FNV), vacature (vervoersbond FNV).
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
Geen opgave.
BV VOOR HOTEL-, RESTAURANT-, CAFE-, PENSION- EN AANVERWANTE
BEDRIJVEN (BV Horeca; BV 22)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(OZO) 879111.
Leden
Tj. Teitsma (plv. voorzitter; Horecaf), J. Brouwer (Horeca
Nederland), Jac. W. Fit (Horeca Nederland), drs. P.J.M. Bindels
(Horecaf), W.P. van Sante (voedingsbond FNV), P. de Nooijer
(voedingsbond CNV), A.P. van Egmond (voorzitter; horecabond
FNV), J.S. Mu1 (horecabond FNV).
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
Geen opgave.

SoZa 1.1-lv
Adres/telef oon
amens st el ling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag,
SoZa 1.1-lw
Samenstelling
bestuur
BV VOOR OVERHEIDSDIENSTEN (BV overheid; BV 24)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(020) 879111.
Leden
M. Soetendal (VNG), J.G. ~uynink (VNG), mr. M. Somens (VNG), J.
Poppinga (secretaris; VNG), J.M. de Graaff (Unie van Water-
schappen), J. de Boer (Unie van Waterschappen), M.W. van Daalen
(VNG), F.M. van Rooijen (BiZa), mr. R.C.J. Kalfsbeek (BiZa),
mr. J. Bobeldijk (plv. voorzitter; BiZa), M.M. Scheffer (BiZa),
A.H.L. Kuijpers (BiZa), N.J. van Haastert (KABO), M.J.H. Vaes
(KABO), P. van Hooff (KABO), A. van der Sluijs (KABO), A.F.
Wiegel (voorzitter; ABVA), P. Werkman (ABVA), A.J. Haay (ABVA),
F.F.J. Kramer (ABVA), K. Hofman (NCBO), E.J. Anneveld (NCBO),
J. v.d. Kooij (plv. secretaris; NCBO), A.Chr. de Jong (NCBO).
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
Geen opgave.
BV VOOR BANK- EN VERZEKERINGSWEZEN, GROOTHANDEL EN VRIJE
BEROEPEN (BV Banken; BV 25)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(OZO) 879111.
Leden
C. Hellingman (Verbond van Verzekeraars in Ned.), drs. B.J.
Ernst (VNO/Soc. Comm. Groothandel in Technische produkten en
Metalen), mr. L. Antonini (NCW/Verbond voor de Ned. Groot-
handel), mr. L.P. Lenlink (VNO/Soc. Comm. Groothandel in
Levensmiddelen), drs. P.M. Bungbouts (VNO/Werkgeversver. voor
het Bankbedrij f) , A. J. Konig (voorzitter; VNO/NIVRA) , mr. G.H.
de Manez Oyens (VNO/Ver. voor de Effectenhandel), drs. J.H.
Wanmelink (Werkgeversver. voor het Bankbedrijf), drs. P.
Kuipers (Werkgeversver. voor het Bankbedrijf), J.A. Smits
(VNOperbond voor de Ned. Groothandel), H. de Jong (plv.
secretaris; VNO/Ned. Ver. van Levensverzekeraars), W. Brons
(VNO/Unie van Assurantietussenpersonen), P. Diepeveen (plv.
voorzitter; dienstenbond FNV), C. van Viersen (dienstenbond
FNV) , G.B. Rijzinga (dienstenbond FNV) , A.G. Kuizinga
(dienstenbond FNV), J. Serlier (dienstenbond FNV), W. Snijder
(dienstenbond FNV), J.H. Wienen (Unie BLHP), J.C. Dwarswaard
(Unie BLHP), F.J.G. Werter (Unie BLHP), P.A.H. Kafoe (diensten-
bond FNV), D.W. v.d. Windt (secretaris; dienstenbond CNV), N.C.
v.d. Stel (dienstenbond CNV).

Bureau
Financien
\
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-lx
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa I .l-2
SoZa I .l-3
Samenstelling
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
Geen opgave.
NIEUWE ALGEMENE BV (NAB; BV 26)
GAK, Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(O20) 879111.
Leden
mevr. mr. C.W. van den Berg (VNO), mevr. drs. H.J.B. Bockwinkel
(VNO), ir. J.J. de Jongh (VNO), J.W. Wienk (VNO), mevr. G.C.
Duval Slothouwer (VNO), vacature (VNO), A.J. Chardon (NCW),
P.J. van Rijn (plv. secretaris; NCW), drs. P.J.A. Molenaars
(NCW), mevr. M. Schouten (voorzitter; NCW), drs. W.G.H.
Garritsen (NCW), mr. J.L. Pagano Mirani (Overlegorgaan Onder-
nemersorg. Midden- en Kleinbedrijf), B. Donks (KNOV), J.W. Bod
(plv. voorzitter; industriebond FNV), E.F. Immikhuizen
(industriebond FNV), J.F. Versteeg (industriebond ENV), J.J.J.
Grobbee (industriebond FNV), P. Diepeveen (industriebond FNV),
A. van Noordenne (secretaris; Druk en Papier), A.M.J. Doeze
(Druk en Papier), A.J. Engelsman (dienstenbond FNV), B. van
Marle (grafische bond CNV), W. van der Jagt (industriebond
CNV), C.M. Geutskens (kunstenbond ENV), J.C. Dwarswaard (Raad
van Overleg MHP), vacature (dienstenbond CNV).
De administratie wordt gevoerd door het GAK.
Uitgaven ten laste van de aangesloten leden en de daarbij in
dienst zijnde werknemers.
Geen opgave.
AFDELINGSKASSEN (AK)
= geen gegevens =
SVR
Leden
mr. W.J.E. van den Bos (voorzitter), dr. J.G.M. Delfgaauw
(plv. voorzitter), prof.dr. C. Brevoord, prof.dr. A.Th.L.M.
Mertens, prof.dr. C.K.F. Nieuwenburg, mr. F.M. Noordam, mevr.
mr. I. Vorrink, drs. J.P. Prevoo, mr. H. van Brussel (plv.
voorzitter; VNO), mr. A.M. Boon (VNO), mevr. W.E. de Quant
(VNO), drs. D.E. Cnossen (NCW), mr. J. Klok (NCW), J.H. Zwarts
(KNOV), drs. N.A. Vaandrager (centrale landbouworganisaties),
H. Bode (plv. voorzitter; ENV), mevr. M.J.Ph.A. Clerx (FNV),
mevr. mr. v. Domela Nieuwenhuis (FNV), W.G. Poiesz (FNV), M.S.
Negenman (FNV), A.J. Molendijk (CNV), drs. P.M. de Jong (MHP).

Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag 1979.
SoZa I .l-4 AAF
Plv. leden
drs. J.A.M.H. Damoiseaux, mr. W. de Vries Wzn, prof.dr. F.
Doeleman, prof.dr. A.H.J.J. Kolnaar, prof.mr. H.L. Bakels,
mevr. drs. A.S. Manneke, P. van yperen, mevr. mr. Th.M.
Snelders (VNO), mevr. mr. W.L. Hekket (VNO), mr. R.J.M. Grove
(VNO), mr. J.M. de Roy van Zuydewijn (NCW), drs. W. van
Oortmerssen (KNOV), W. de Graaff (NCOV), J.P.R. Selten
(centrale landbouworganisaties), J. Bloemarts (FNV), mevr. J.
Christochowitz (ENV), mevr. A.W. schuitema (FNV), H. van Eekert
(FNV), H. Muller (FNV), F. Prins (CNV), Th.G. Steinmetz (MHP).
Adv. leden
mr. G.J. Oosterhuis (secretaris), mr. L. Voogd (SoZa) (plv.: H.
Beijer).
270 medewerkers.
Uitgaven ten laste van de organen waarop de SVR toezicht houdt.
Bureaukosten : f 31.240.600,--;
Bestuurskosten : f 653.000,--;
Publikatiekosten : f 313.000,--;
Subsidies en donaties : f 716.200,--;
Uitvoering internationale
overeenkomsten : f 1.045.200,--;
Overige kosten : f 3.711.500,--.
Samenstelling Leden
bestuur vacature (voorzitter), drs. N. Gans (plv. voorzitter; FNV),
drs. Chr.R.J. Laffree (plv. voorzitter; VNO), drs. J.J. Sijben,
mr. H.J.P. van de Meerendonk, B. Tanja (KNOV/NCOV), ir. B.J.
van der Toom (centrale landbouworganisaties), C.C.H.J. Driessen
(FNV) , mr. D. J. van der Vos , (FNV) , drs. C. van der Spek (CNV) ,
vacature (NCW), vacature.
Plv. leden
drs. P.A. Gille, drs. J.H. von Eije, mevr. mr. C.C.A. Schijen-
Ophey, F.W.M. Vloemans (VNO), drs. N. Vogelaar (NCW), mevr.
drs. E.C.G.M. Jonkergouw (KNOV/NCOV), A. Hoogendoorn (centrale
landbouworganisaties) , C. Inja (FNV) , J. Miltenburg (FNV) ,
mevr. M. Kotte-Bergsma (FNV), D. de Jong (CNV), vacature.
Adv. leden
A.A.M. van Amelsfoort (SoZa), drs. L.J.M.. van Zeggeren (SoZa),
mr. P. Hoogland (Fin.), drs. P.J. van Reeuwijk (EZ), drs. G.J.
van der Hoeven (alg. secretaris).
Secretariaat ~dministratieve ondersteuning wordt verleend door het secre-
tariaat van de SVR.

Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa I .l-5
Samenstelling
bestuur
Secretari aat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.1-6
Samenstelling
bestuur
Uitgaven bekostigd uit de AAW-premie, die geheel door de werk-
gevers wordt opgebracht.
Ui-tkeringen f 7.093.000.000,--;
WSW-besparingen f 348.000.000,--;
Sociale lasten f 881.000.000,--;
Uitvoeringskosten f 471.000.000,--;
Voorzieningen f 454.000.000,--.
1977.
AWF
Leden
vacature (voorzitter), prof.dr. S. Cnossen, drs. P.A. Gille,
drs. P.J. van Reeuwijk, H. Beijer, drs. Chr.R.J. Laffree (VNO),
mr. H.J.A.M. Vinkesteyn (VNO), mr. J.L. Pagano Mirani (KNOV/
NCOV), ir. B.J. van der Toom (centrale landbouworganisaties),
C.C.H.J. Driessen (FNV), A.C. de Vries (FNV), drs. N. Gans
(plv. voorzitter; FNV), drs. C. van der Spek (CNV), vacature
(NKW) , vacature (FNV) .
Plv. leden
R. Baarda, drs. W.C. Middelkoop, drs. L.J.M. van Zeggeren,
F.W.M. Vloemans (VNO), drs. N. Vogelaar (NKW), drs. J.P. de
Hei j (centrale landbouworganisaties) , C. Inja (FNV) , H. van
Herk (FNV), H. Weggelaar (FNV), mr. D.J. van der Vos (FNV), J.
Hogenes (CNV), vacature (VNO), vacature (KNOV/NCOV), 2 vaca-
tures.
Administratieve ondersteuning wordt verleend door het secre-
tariaat van de SVR. '
Uitgaven ten laste van: .
a. premies door werkgevers en werknemers;
b. de begroting van SoZa.
Uitkeringen : f 2.492.000.000,--;
Sociale lasten : f 532.000.000,--;
Uitvoeringskosten : f 190.000.000,--;
Overige uitgaven : f 155.000.000,--.
1978.
AOF
Leden
vacature (voorzitter), drs. J.J. Sijben, mr. H.J.P. van de
Meerendonk, drs. Chr.R.J. Jaffree (plv. voorzitter; VNO),
vacature (NCW), B. Tanja (KNOV/NCOV), C.C.H.J. Driessen (FNV),
drs. N. Gans (plv. voorzitter; FNV), drs. C. van der Spek
(CNV) -

Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag 1977. i
SoZa I. 1-7 G AK
Plv. leden
drs. P.A. Gille, drs. J.H. von Eije, mevr. mr. C.C.A. Schijen-
Opheij, F.W.M. Vloemans (VNO), drs. N. Vogelaar (NCW), mevr.
drs. E.C.G.M. Jonkergouw (KNOV/NCOV), C. Inja (FNV), J.
Miltenburg (FNV), D. de Jong (CNV).
Adv. leden
A.A.M. van Arnelsvoort (SoZa), .drs. L.J.M. van Zeggeren (SoZa),
mr. P. Hoogland (Fin.), drs. P.J. van Reeuwijk (EZ), drs. G.J.
van der Hoeven (alg. secretaris).
Administratie-ondersteuning wordt verleend door het secre-
tariaat van de SVR.
Uitgaven ten laste van werknemers en werkgevers via premie-
he f f ing .
Uitkeringen : f 8.025.000.000,--;
WSW-bedragen : f 215.000.000,--;
Sociale lasten : f 1.065.000.000,--;
Uitvoeringskosten : f 267.000.000,--;
Overige kosten : f 328.000.000,--.
Samenstelling Leden
bestuur R. van Wijk (VNO), drs. J., van Haagen (voorzitter; NCW), C.P.J.
Timmer (NCW), H.C.P. ,van der Schaar (NCW), B.P. Verberne (KNOV/
NCOV), mr. G.W. baron van der Feltz (VNO), J.W.J. van Kleef (BV
Hout), P.S. van der Vaart (BV Steen), mr. H.C. Rijksen
(Federatie -van BV-en), mr. J. Bobeldijk (BV Overheid.), J.H.W.
Habermehl (GMD), H.N. Stoekenbroek (Pensioenfonds voor de
~oningbouwcorporaties), vacature (Pensioenfonds voor de Rijn-
en Binnenvaart), mr. A.J.C.M. Herijgers (Bedrijfspensioenfonds
voor de Groenten- en Fruitverwerkende Industrie), J.A. van To1 .
(BV Metaalnijverheid), mevr. M. Ramak (FNV), J.J.J. Grobbee
(FNV), mevr. M. Jansen (FNV), A.J. Vulink (FNV), J. Hogenes
(CNV), P. Onderdijk (CNV), P. Landstra (CNV), C. Groenendijk
(Bedrijfspensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg),
A.E. Frencken (GMD), J.W. Bod (BV Voeding), D. Opmeer
(plv. voorzitter; Ver. Zee Risico 1967), L.Th. Spanjaard
(Bedrijfspensioenfonds voor de zeevisserij), P. de Nooijer
(Bedrijfspensioenfonds Horeca).
Secretariaat 12.716 personen, in dienst van het GAK.
Financien Uitgaven ten laste van de aangesloten leden.
Begrote uitgaven Apparaatskosten : f 946.402.000,--.
1982 - .
Laatste jaarverslag. 1980.
. .

SoZa I .l-8
samenstelling
bestuur
Secretariaat
, Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa I. 1-9
Systematiek van
het overzicht
Inning heffingen
ten bate van onder-
nemingsraadleden
door BV-en
Leden
J.H.W. Habermehl (voorzitter; centrale werkgeversorganisaties),
J.J.J. Grobbee (voorzitter; centrale werknemersorganisaties),
drs. J.P. de Heij (centrale werkgeversorganisaties), mr.
H.J.A.M. Vinkesteijn (centrale werkgeversorganisaties), drs. J.
Koning (besturen van de BV-en), ir. G. Veldhuizen (besturen van
de BV-en), J. Hogenes (centrale werknemersorganisaties), A.J.
Vulink (centrale werknemersorganisaties), A.E. Frencken
(besturen van de BV-en), D. Opmeer (besturen van de BV-en),
Th.A.W. van Stokkom (SoZa), mr. B.M. Reuser (SoZa).
Adv. leden
dr. W. Boersma (directie GMD), drs. J.G.J.E. Josten (directie
GMD), drs. B. van Nes (directie GMD), mr. W.F.M. Wentholt
(directie GAK) .
Waarnemers
J.A.J. van der Meijden (secr. GMD), G.W. Kijhlinger (secr. GMD),
J. Willems of Brilman (secr. GMD).
1240 personen in dienst van de GMD; de administratie wordt
gevoerd door het GAK op grond van de tussen het GAK en de GMD
gesloten administratie-overeenkomst.
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van SoZa (9%);
b. het AOF (22%);
c. het AAF (69%).
Apparaatskosten : f 313.100.000,--;
Verstrekkingen : f 107.900.000,--;
Subsidies : f 3.300.000,--.
1980.
GAB
= geen gegevens =
Opmerkingen
a. De systematiek van dit overzicht brengt met zich dat er
soms overlappingen in de tekst ontstaan. Dezelfde informatie
kan op meer plaatsen ter sprake worden gebracht, maar vanuit
verschillende invalshoeken.
b. De BV-en zijn tevens belast met de inning van door de SER
opgelegde heffingen ter bevordering van de scholing en
vorming van ondernemingsraadleden (art. 46a, derde lid, Wet
op de ondernemingsraden; wet van 28 januari 1971 (Stb. 54)).

Functie Bureau voor c.
Duitse Zaken
Functie Bureau voor d.
Belgische Zaken
SoZa I .2-1
SoZa I .2-2
Instelling en
oprichting
Emigratiedienst
Regelingen
Het "Bureau voor Duitse Zaken van de Vereniging van de Raden
van ArbeidI1 (~assausingel 3, Nijmegen (Postbus 9032, 6500 JN
Ni]megen)/(OBO) 228332) is opgericht door het Bestuur van de
Vereniging van Raden van Arbeid. Het bureau treedt op als
verbindingsorgaan tussen de Nederlandse en Duitse uitvoeringsorganen
inzake sociale verzekering bij de toepassing
van de tussen Nederland en Duitsland gesloten verdragen en
van de Verordeningen van de E.G. inzake de sociale zekerheid
van migrerende werknemers.
De 'lStichting Bureau voor Belgische Zaken de sociale
verzekering betreffende" (Markendaalseweg 35, 4811 KA Breda/
(076) 222950) is opgericht door de Sociale Verzekeringsbank,
de Vereniging van Raden van Arbeid en de Federatie van
Bedrijfsverenigingen. Het bureau behartigt de belangen van
de uitvoeringsorganen van de Nederlandse sociale verzekering
met betrekking tot de door deze organen te vervullen taak in
verband met de op het gebied van de sociale verzekering
tussen Nederland en Belgie getroffen regelingen, en
behartigt tevens de belangen van andere bij deze regelingen
betrokkenen
EMRIGRATIEBESTUUR
DIRECTEUR van de NEDERLANDSE IMMIGRATIEDIENST
Muzenstraat 30, 2511 VW Is-Gravenhage/(070) 624611, tst. 2186.
Instelling en oprichtinq
Het Emigratiebestuur is ingesteld en opgericht bij wet van
24 mei 1952 (Stb. 279), ondertekend door de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid, van BuZa, van BiZa, van Fin.,
van EZ en van Landbouw, Visserij en ~oedselvoorziening
(Emigratiewet) ("EwN ) .
De Emigratiedienst is opgericht bij Ew als het bureau van het
Emigratiebestuur.
- Ew, zoals gewijzigd bij wet van 30 januari 1967 (Stb. 78) ;
de integrale tekst is afgekondigd in Stb. 1967, nr. 659.
- Besluit financieel beheer emigratiebestuur; KB van 3
September 1955 (Stb. 446) (ltB£be").
- KB van 11 maart 1965 (Stb. 113).
- KB van 14 december 1967 (Stb. 600).
- MB van 26 maart 1965 (nr. 47992 DE) (subsidiering t.b.v.
taalonderricht aan emigranten).
Doelstellingen en taken
Coordinatie emigra- a. Het Emigratiebestuur bevordert de eenheid in de bemoeienis
tiebemoeienis van het Rijk en van particuliere organisaties met de
emigratie (art. 7, eerste lid, Ew).

Verstrekken van
adviezen en
inlichtingen
Overige werkzaam-
heden zoals lening-
verstrekking
Erkenning als aan-
meldingsorganen
b. Het Emigratiebestuur dient de minister van advies met
betrekking tot aangelegenheden de emigratie betreffende;
het bestuur verstrekt inlichtingen en adviezen aan
particuliere of kerkelijke organisaties die zonder winst-
oogrnerk belangen van emigranten of geemigreerden behartigen
(art. 7, tweede en derde lid, Ew).
c. Bij AMvB kunnen nog andere werkzaamheden aan het emigratie-
bestuur worden opgedragen (art. 7, vierde lid, Ew). Leningen
worden verstrekt ten behoeve van emigranten (KB van 11 maart
1965).
Bevoegdheden
I. ~giggatierestuu;
a. ~anmeldingsorganen zijn:
a. de door de minister van SoZa aangewezen openbare organen;
b. de door het Emigratiebestuur als aanmeldingsorgaan
erkende niet-openbare rechtspersoon (art. 23 Ew).
Het Emigratiebestuur verleent erkenningen; het bestuur
erkent slechts die rechtspersonen als aanmeldingsorgaan,
welke geacht kunnen worden maatschappelijke organisaties te
zijn of daartoe te behoren.
Is binnen drie maanden na ontvangst van een verzoek om
erkenning als aanmeldingsorgaan geen beslissing genomen, dan
wordt het Emigratiebestuur geacht de erkenning te hebben
geweigerd.
Aan een erkenning als aanmeldingsorgaan kan het Emigratie-
bestuur voorwaarden in het belang der emigratie verbinden
(art. 6, eerste lid, art. 23, en art. 24, eerste t/m derde
lid, Ew).
De erkenning kan door het Emigratiebestuur worden inge-
trokken bij niet-naleving der erkenningsvoorwaarden of van
de hieronder ter sprake te brengen door het Emigratiebestuur
vastgestelde voorschriften (art. 25, eerste lid, Ew).
Rechtsgevolgen van een erkenning zijn de volgende.
1. Het is aan een ander dan een aanmeldingsorgaan verboden
bemiddeling inzake bijstand van de Overheid of het
Emigratiebestuur aan emigranten te verlenen of op eniger-
lei wijze de indruk te wekken, dat hij tot verlening van
zodanige bemiddeling bevoegd is (art. 29 Ew).
2. De niet-openbare rechtspersonen, die door het Emigratie-
bestuur als aanmeldingsorgaan erkend zijn, ontvangen
jaarlijks geldelijke vergoeding in verband met haar
werkzaamheden, bestaande uit het voorlichten terzake van
emigratie, het voorbereiden van personen op emigratie en
het verlenen van bijstand van de overheid ten behoeve van
emigratie (art. 27, eerste lid, jo. art. 22 Ew).
De Kroon stelt, het Emigratiebestuur gehoord, bij AMvB de
regelen vast, volgens welke de minister van SoZa deze
vergoedingen toekent (art. 27, tweede lid, Ew; zie KB van
20 februari 1964 (Stb. 68)).
3. Aanmeldingsorganen hebben de plicht voorschriften van het
Emigratiebestuur op te volgen (zie hieronder).
Geven van voorschrif- b. Het emigratiebestuur kan voorschriften vaststellen, welke
ten aanmeldingsorganen de als aanmeldingsorgaan erkende niet-openbare rechts-
personen in acht moeten nemen. De minister van SoZa draagt
zorg, dat de door of vanwege hem aan de als aanmeldings-
orgaan aangewezen openbare organen niet in strijd zijn met
de voorschriften van het Emigratiebestuur nadat deze door
hem zijn goedgekeurd (art. 6, tweede en derde lid, Ew).

Advisering aan over- c
heid en particulieren
Verstrekken van
leningen
Het Emigratiebestuur dient de minister op diens verzuek of
eigener beweging van advies omtrent voorgenomen maatregelen
en andere aangelegenheden betreffende de emigratie. Het
verstrekt, voor zover het algemeen belang zich daartegen
niet verzet, alle inlichtingen en adviezen inzake emigratie
welke door particuliere of kerkelijke organisaties, die
zonder winstoogmerk belangen van emigranten of geemigreerden
behartigen, worden gevraagd (art. 7, derde en vierde lid,
Ew).
d. De Kroon kan bij AMvB andere werkzaamheden dan de boven-
genoemde inzake de emigratie aan het Emigratiebestuur op-
dragen (art. 7, vierde lid, Ew).
Het Emigratiebestuur verstrekte leningen ten behoeve van
Nederlandse emigranten of instellingen van en voor Neder-
landse emigranten in de onderscheidene imrnigratielanden. De
voor het Emigratiebestuur uit de verstrekking van deze
leningen voortvloeiende voordelige en nadelige financiele
gevolgen zijn voor rekening van de Staat der Nederlanden
(art. 1 en art. 2 KB van 11 maart 1965).
11. gigeirtegr van de Emiggatiedienst
Opdragen van taken a. De minister van SoZa kan aan de Emigratiedienst werkzaam;
aan Emigratiedienst heden opdragen, welke rechtstreeks voortvloeien uit 's Rijks
bemoeienis met de Emigratie (art. 20, derde lid, Ew).
Goedkeuring taal- b. Voor subsidiering komen uitsluitend in aanmerking taal-
cursussen door cursussen welke door de aanmeldingsorganen voor de emigratie
Directeur met het zijn gehouden en door de Directeur van de Nederlandse
oog op subsidiering Emigratiedienst zijn goedgekeurd. Deze goedkeuring wordt
slechts verleend indien aan een aantal voorwaarden is vol-
daan (art. 1 MB van 26 maart 1965).
Samenstelling
Benoeming Emigra-
tiebestuur
Samenstelling en benoeminq
Het Emigratiebestuur bestaat uit negen leden (art. 8, eerste
lid, Ew).
De Kroon benoemt:
- twee leden die de minister van SoZa vertegenwoordigen;
- een lid, dat de minister van EZ vertegenwoordigt;
- een lid, dat de minister van L&V vertegenwoordigt.
Voor elk dezer leden benoemt de Kroon een plaatsvervanger (art.
8, tweede lid, Ew).
Bij AMvB aan te wijzen particuliere of kerkelijke organisaties,
die zonder winstoogmerk belangen van emigranten of geemigreer-
den behartigen, benoemen overeenkomstig bij die AMvB te stellen
regels vijf.leden en evenzovele plaatsvervangers. Bij het
stellen van die regels wordt in acht genomen, dat de meerder-
heid der in de vorige volzin bedoelde leden en plaats-
vervangende leden dient te bestaan uit vertegenwoordigers van
maatschappelijke organisaties en dat een van hen een vrouwen-
organisatie dient te vertegenwoordigen (art. 8, derde lid, Ew).

Tot benoeming van leden en plaatsvervangende leden van het
Emigratiebestuur zijn de navolgende organisaties bevoegd:
- de Algemene Emigratie Centrale;
- de Christelijke ~migratie Centrale;
- de Katholieke Centrale Emigratie Stichting;
- het Nederlands vrouwen Comite;
- De Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging;
- De Gereformeerde Stichting tot Bijstand van Emigranten en
Geemigreerden.
De vier eerstgenoemde organisaties benoemen elk een lid en een
plaatsvervangend lid; de twee laatstgenoemde organisaties
benoemen te zamen Ben lid en Ben plaatsvervangend lid (art. 1
t/m art. 3 KB van 14 december 1967).
De niet door de Kroon benoemde leden en hun plaatsvervangers
treden om de drie jaren af. Zij zijn terstond weder.benoembaar
(art. 8, vierde lid, Ew)
Benoeming voorzitter De Kroon benoemt, het Emigratiebestuur gehoord, a1 dan niet uit
en plv. voorzitter de leden een voorzitter. Het Emigratiebestuur benoemt uit z j n
midden een plaatsvervangende voorzitter. De benoemingen geschieden
telkens voor ten hoogste drie jaren. De voorzitter en
de plaatsvervangende voorzitter zijn terstond herbenoembaar
Zij kunnen te allen tijde als zodanig ontslag verkrijgen door
een schriftelijke kennisgeving aan de Kroon, .onderscheidenlijk
aan het Emigratiebestuur (art. 8, vijfde lid, Ew)
Benoeming Directeur
Emigratiedienst
Bij stand van
Emigratiedienst
De voorzitter heeft, indien hij niet lid van het Emigratie-
bestuur is, in de vergaderingen van het bestuur alleen een
raadgevende stem (art. 8, zesde lid, Ew). De voorzitter en de
door de Kroon benoemde leden en plaatsvervangende leden kunnen
door de Kroon worden geschorst en ontslagen. De plaats-
vervangende voorzitter en de niet door de Kroon benoemde leden
en plaatsvervangende leden kunnen door het Emigratiebestuur,
onderscheidenlijk door de organisatie, die bevoegd is tot
benoeming, worden geschorst en ontslagen. Alvorens de Kroon een
voordracht tot schorsing of ontslag van de voorzitter wordt
gedaan, wordt het Emigratiebestuur gehoord (art. 8, zevende
lid, Ew).
Indien in het Emigratiebestuur een onderwerp aan de orde komt,
dat een minister aangaat, die niet door een lid in het bestuur
vertegenwoordigd wordt, nodigt het Emigratiebestuur een ver-
tegenwoordiger van die minister uit de behandeling van dat
onderwerp bij te wonen; de vertegenwoordiger heeft ter zake een
raadgevende stem (art. 8, achtste lid, Ew).
Voor de benoeming van de Directeur van de Emigratiedienst zij
verwezen naar glBijkomende
bevoegdheden en plichten; werkwijzegl.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Het Emigratiebestuur heeft een bureau, genaamd: de Emigratie-
dienst. Zij verricht de werkzaamheden, welke hem door het
Emigratiebestuur worden opgedragen (art. 20, eerste en
tweede lid, Ew ) .
De ambtenaren van de Emigratiedienst, waaronder de direc-
teur, worden door het Emigratiebestuur aangesteld, geschorst
en ontslagen. Het Algemeen Rijksambtenarenreglement is ten
aanzien van de ambtenaren van overeenkomstige toepassing.

Vertegenwoordiging
van het bestuur
Secretaris Emigra-
tiebestuur
Wijze van besluit-
vorming
Instellen van
commissie
Motivering van
besluiten
Bekendmaking erken-
ningen en intrek-
kingen
Publikatieli j st van
aanmeldingsorganen
Mededeling en even-
tuele publikatie-
voorschriften
Ministeriele
goedkeuring
Voor zoveel nodig neemt het Emigratiebestuur personeel op
arbeidsovereenkomst in dienst. Het Arbeidsovereenkomsten-
besluit is terzake van overeenkomstige toepassing (art. 21
Ew).
b. De voorzitter van het Emigratiebestuur vertegenwoordigt het
bestuur in en buiten rechte (art. 9, eerste lid, Ew).
c. Het Emigratiebestuur wordt bijgestaan door een secretaris
die door het bestuur wordt benoemd, geschorst en ontslagen
(art. 9, tweede lid, Ew).
d. De besluiten van het Emigratiebestuur worden vastgesteld
bij meerderheid van stemmen; voor zover het adviezen betreft
is een minderheid bevoegd van haar afwijkend gevoelen in een
afzonderlijk advies blijk te geven (art. 11, eerste lid,
Ew).
e. Het Emigratiebestuur kan commissies ter voorbereiding van de
behandeling van bepaalde onderwerpen instellen, waarin ook
niet-leden zitting kunnen hebben (art. 11, tweede lid, Ew).
f. Een belissing op een verzoek om erkenning als aanmeldings-
orgaan wordt met redenen omkleed (art. 24, eerste lid, Ew).
g. Elke erkenning en intrekking van een erkenning wordt bekend
gemaakt in de Staatscourant (art. 26, eerste lid, Ew).
h. Het Emigratiebestuur plaatst jaarlijks voor 1 mei een lijst
van alle als aanmeldingsorganen erkende rechtspersonen in de
Staatscourant (art. 26, tweede lid, Ew).
i. De voorschriften aan de aanmeldingsorganen worden aan die
organen medegedeeld en, indien het Emigratiebestuur zulks
nodig acht of op verzoek van de minister van SoZa, in de
Staatscourant bekend gemaakt (art. 6, tweede lid, Ew).
Politick-bestuurli j ke controle
a. Goedkeuring van de minister van SoZa,is nodig ten aanzien
van:
1. de voorschriften door de aanmeldingsorganen in acht te
nemen (art. 6, tweede lid, Ew);
2. benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris van het
bestuur en toekenning van een schadeloosstelling aan de
secretaris (art. 9, tweede lid, en art. 10, tweede lid,
Ew) ;
3. aanstelling, schorsing en ontslag van ambtenaren van de
Emigratiedienst (art. 21, eerste lid, Ew);
4. indienstneming personeel op arbeidsovereenkomst (art. 21,
derde lid, Ew); en
5. het verstrekken van leningen, zoals hierboven ter sprake
gebracht (art. 1 KB van 11 maart 1965).

Schorsing en vernie-
tiging van besluiten
Ministeriele voor-
ziening bi j' na-
latigheid
Jaarverslag
Controle op finan-
cieel beheer
b. De besluiten van het Emigratiebestuur kunnen, voor zover
zij met de wet of het algemeen belang strijden, door de
Kroon worden geschorst of, de Raad van State gehoord, ver-
nietigd. De schorsing of vernietiging wordt door de Kroon
bevolen bij een met redenen omkleed, in de Staatscourant te
plaatsen besluit, dat in geval van schorsing, de duur hier-
van bepaalt (art. 15 Ew).
Schorsing stuit onmiddellijk de werking der geschorste
bepalingen. Zij kan, ook na verlenging, niet langer duren
dan een jaar. Indien binnen de voor de schorsing bepaalde
tijd de vernietiging der bepalingen door de Kroon niet is
uitgesproken, worden deze geacht geldig te zijn. Bepalingen,
die geschorst zijn geweest, kunnen niet opnieuw worden
geschorst (art. 16 Ew).
Vernietiging brengt mede vernietiging van alle gevolgen van
de vernietigde bepalingen, voor zover bij het KB niet anders
is bepaald (art. 17 Ew).
Indien een besluit geheel of gedeeltelijk is geschorst of
vernietigd, draagt het Emigratiebestuur zorg voor het on-
middellijk stuiten van de werking der geschorste bepalingen
of het vernietigen van alle gevolgen van de vernietigde
bepalingen en voor het, voor zover nodig, opnieuw voorzien
in hetgeen de geschorste of vernietigde bepalingen regelden
(art. 18 Ew).
c. In geval het Emigratiebestuur naar het oordeel van de
minister van SoZa nalatig is in het nakomen van bij of
krachtens de wet opgelegde verplichtingen, wordt daarin door
de minister voorzien (art. 19 Ew).
d. Het Emigratiebestuur brengt jaarlijks voor 1 mei aan de
minister van SoZa verslag uit omtrent zijn werkzaamheden
gedurende het voorafgaande kalenderjaar (art. 7, vijfde lid,
Ew) .
e. Jaarlijks v66r 1 april stelt het Emigratiebestuur een
begroting van inkomsten en uitgaven vast voor het volgende
kalenderjaar en doet het aan de ministers van SoZa en van
Fin. rekening en verantwoording van zijn beheer over het
afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de rekening
der inkomsten en uitgaven (art. 12, eerste lid, Ew).
De begroting en de rekening behoeve de goedkeuring van de in
de vorige volzin genoemde ministers. De goedkeuring van de
rekening strekt tot decharge van het ~migratiebestuur,
behoudens in geval van later gebleken valsheid in bewijs-
stukken of andere onregelmatigheden (art. 12, tweede lid,
Ew).
De Kroon stelt bij AMvB regelen omtrent de begroting, het
beheer der geldmiddelen en de rekening en verantwoording van
het Emigratiebestuur (art. 13, eerste lid, Ew; zie het
Bfbe) .
f. Aan de door de ministers van SoZa en van Fin. aan te wijzen
ambtenaren, alsmede aan de ambtenaren van de Algemene Reken-
kamer, wordt telkens wanneer zulks wordt verlangd, inzage
gegeven van de boeken en bescheiden (art. 13, tweede lid,
Ew).

Toezicht op Emigra- Indien de minister van SOZa aan de ~migratiedienst werkzaam-
tiedienst hede heeft opgedragen, wordt op de uitvoering van deze werk-
zaamheden door of vanwege de minister toezicht gehouden (art.
20, derde lid, Ew).
Beroep op minister
van- SoZa
Rechtsbescherminq
a. Bij weigering van een erkenning of bij erkenning op
voorwaarden, welke de verzoeker onredelijk voorkomen, kan
deze, binnen dertig dagen na de verzending van het des-
betreffende besluit of na afloop van de termijn binnen welke
het Emigratiebestuur een beslissing had moeten nemen,
schriftelijk de beslissing van de minister van SoZa
inroepen. Deze beslist binnen drie maanden na ontvangst van
het beroepschrift. De beslissing wordt met redenen omkleed
(art. 24, vierde lid, Ew).
b. Tegen intrekking van een erkenning kan het betrokken aan-
meldingsorgaan bij de minister van SoZa schriftelijk voor-
ziening vragen. Het bovenstaande is van overeenkomstige
toepassing. Tijdens de behandeling van het beroepschrift
blijft de erkenning ingetrokken (art. 25, tweede lid, Ew).
Rechtspersoonlijkheid
Emigratiebestuur Het Emigratiebestuur is rechtspersoon (art. 5, eerste lid, Ew).
is rechtspersoon
Financien
Individuele vergoe- a. De Kroon kan aan de voorzitter en de plaatsvervangende
dingen/bezoldigingen voorzitter van het Emigratiebestuur een schadeloosstelling
toekennen. Het Emigratiebestuur kan aan de secretaris een
schadeloosstelling toekennen (art. 10 Ew).
b. Aan de leden van het Emigratiebestuur en zijn commissies,
alsmede aan hun plaatsvervangers, worden van Rijkswege
vergoedingen voor reis- en verblijfkosten en vacatiegelden
toegekend gelijk aan die voor leden van een bij de wet
ingestelde commissie (art. 14 Ew). De Kroon stelt de be-
zoldiging van de ambtenaren van de Emigratiedienst vast
(art. 21, tweede lid, Ew).
Ri j ksbijdrage aan c. Het Rijk kent jaarlijks een bijdrage aan het Emigratiebestuur
Emigratiebestuur toe (art. 12, derde lid, Ew).
Feitelij ke gegevens
= geen opgave =
Opmerkingen
Geen .
SoZa I. 3 INSTANTIE, DE BEVOEGDHEID VAN DE GAB-DIRECTEUR TOT ONTSLAG-
VERGUNNINGVERLENING UITOEFENENDE

SoZa 1.3-1
Instelling
Delegatie
Regelingen
Afgifte ontslag-
vergunningen
Bevoegdheidsover-
dracht in ministe-
riele beschikking
Omschrijving der
bevoegdheid in BBA
met overdrachts-
mogelij kheid
STICHTING CENTRAAL BUREAU VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN IN
NEDERLAND (Centraal Bureau Grafische Bedrijven; CB)
Van Eeghenstraat 70, Amsterdam (Postbus 5453, 1007 AL
Amsterdam)/(020) 796551.
Instelling en oprichtinq
Bij KB van 5 oktober 1945 (Stb. F214), ondertekend door de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (Buitengewoon
besluit arbeidsverhoudingen 1945) ("BBA"), zijn aan de minister
van SoZa en aan de directeur van het GAB bevoegdheden toe-
gekend. De minister kan bevoegdheden, welke krachtens BBA aan
hem of aan onder hem ressorterende instanties en ambtenaren
toekomen, geheel of gedeeltelijk en voorwaardelijk of onvoor-
waardelijk overdragen aan organisaties uit het bedrijfsleven.
De hieronder nader omschreven bevoegdheid van de GAB-directeur
is bij MB van 2 augustus 1955 (Stb. 150) overgedragen aan het
Centraal Bureau Grafische Bedrijven.
- BBA.
- MB van 2 augustus 1955.
Doelstellingen en taken
Het Centraal Bureau Grafische Bedrijven geeft ontslag-
vergunningen a£, voor zover het betreft werknemers in het
grafische bedri j f.
Bevoegdheden
De bevoegdheid van de directeur der gewestelijke arbeidsbureaus,
zoals hieronder omschreven, wordt, voor zover.het de werknemers
in het grafische bedrijf betreft, overgedragen aan het Centraal
Bureau ~rafische ~edrijven (art. 1 MB van 2 augustus 1955).
Het is de werkgever en werknemer verboden de arbeidsverhouding
te beeindigen zonder toestemming van de directeur van het
gewestelijk arbeidsbureau. Het bovenbedoelde verbod geldt niet:
- indien de beeindiging geschiedt om een dringende aan de
werknemer of de werkgever onverwijld medegedeelde reden;
- indien de beeindiging geschiedt met wederzijds goedvinden.
Van het vereiste van toestemming van de directeur van het
gewestelijk arbeidsbureau kan door of vanwege de minister van
SoZa voor bepaalde werknemers of voor bepaalde groepen van
werknemers voorwaardelijk of onvoorwaardelijk ontheffing worden
verleend (art. 6, eerste, tweede, derde en vijfde lid, BBA).
De minister van SoZa kan bevoegdheden, welke krachtens het BBA
aan hem of aan onder hem ressorterende instanties en ambtenaren
toekomen, geheel of gedeeltelijk en voorwaardelijk of onvoorwaardelijk
overdragen aan organisaties uit het bedrijfsleven
(art. 32 BBA).
De toegekende bevoegdheid betreft allen, die werknemers zijn in
de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het grafische
bedrijf in Nederland, de collectieve arbeidsovereenkomst voor
de chefs in het grafische bedrijf in Nederland en de collectieve
arbeidsovereenkomst voor het administratief personeel in de
grafische bedrijven in Nederland, met uitzondering van hen, die

uiten de bedrijfstakken, waarvoor deze collectieve arbeids-
overeenkornsten gelden, willen gaan werken (art. 2 MB van 2
augustus 1955).
Samenstelling en benoeminq
Social .e partners ver- Het Centraal Bureau is opgericht door verenigingen van
tegenwoordigd in werkgevers en werknerners.
Centraal Bureau
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Overleg met ar- a. Alvorens een beslissing te nernen inzake het verlenen van
beidsinspectie toestemming treedt het Centraal Bureau in overleg met de
dienst der Arbeidsinspectie, die ter zake vertegenwoordigers
van de in aanmerking kornende organisaties van werkgevers en
werknemers hoort (art. 6, vierde lid, BBA jo. art. 32 BBA
jo. art. 1 MB van 2 augustus 1955).
Geheirnhouding
b. Het is aan allen die betrokken zijn of zijn geweest bij de
uitvoering van het BBA, verboden hetgeen hun in hun hoedanigheid
gebleken of rnedegedeeld is, verder bekend te rnaken
dan voor de vervulling van de hun bij of krachtens het BBA
opgedragen taak of ter voldoening aan een bij een wet of bij
het BBA opgelegde verplichting gevorderd wordt (art. 27
BBA) .
Politick-bestuurlijke controle
Intrekking bevoegd- De overdracht van de bevoegdheid kan worden ingetrokken indien
heidsoverdracht naar het oordeel van de minister van SoZa het algemeen belang
dit vereist (art. 3 MB van 2 augustus 1955).
Interne beroeps-
procedure
Privaatrechteli j ke
stichting
Geen financiele
bepalingen
Samenstelling
bestuur
Rechtsbescherrninq
Intern binnen het Centraal Bureau wordt een zodanige procedure
gevolgd dat kan worden gesproken over besluitvorming in twee
instanties (eigen opgave); het BBA kent geen beroepsmogelijk-
heden.
Rechtspersoonlijkheid
Het Centraal Bureau is een rechtspersoon in de zin Boek 2 BW.
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Feitelijke gegevens
Leden
A.M.J. Doeze (voorzitter; Druk en Papier), P.A.M. van Buul
(Druk en Papier), P. de Lange (Druk en Papier), W. Visser (Druk
en Papier), dr. W.A.J.M. Harkx (Kon. Verbond van Grafische
Ondernemingen KVGO), W.M. Korink (KVGO), mr. R.A. Levisson
(voorzitter; KVGO), G.J. Portielje (KVGO), J.L.M. van Leerdam
(org. van Fabrikanten van Grafische Eindprodukten FGE), jhr.
G.G. Witsen Elias (KVGO), R.E. van Kesteren (Ned. Chr.
Grafische Bond NCGB), K.J. Heinen (NCGB).

Bureau
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.4
SoZa I .4-1
Adres/telefoon
SoZa I .4-2
Adres/telefoon
SoZa 1.4-3
Adres/telefoon
SoZa 1.4-4
Adres/telefoon
Instelling
Plv. leden
R.J. Holsken (KVGO).
Adv. leden
J. Drayer (secretaris; Druk en Papier), mr. J.S. Dienske
(secretaris; KVGO).
Waarnemers
drs. J.S. Traas (FGE)
4 personen, in dienst van het KVGO.
Uitgaven ten laste van de organisaties van werkgevers en van
werknemers die de stichting opgericht hebben.
Geen opgave.
Geen opgave (geen verslagplicht).
Opmerkingen
Geen.
INSTANTIES, DE MINISTERIELE BEVOEGDHEID TOT HET TOESTAAN VAN
ARBEIDSTIJDVERKORTING UITOEFENENDE
STICHTING CENTRAAL BUREAU VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN IN
NEDERLAND (Centraal Bureau Grafische Bedrijven; CB)
Van Eeghenstraat 70, Amsterdam (Postbus 5453, 1007 AL
Amsterdam)/(O20) 796551.
BEDRIJFSCHAP VOOR DE SCHOENINDUSTRIE
Reitseplein 1, Tilburg (Postbus 90154, 5000 LG Tilburg)/(013)
654426/654455.
HOOFDBEDRIJFSCHAP AMBACHTEN
Badhuisweg 108, Is-Gravenhage (Postbus 80701, 2508 GS
Is-Gravenhage)/(070) 514471.
BEDRIJFSCHAP VOOR DE LEDERINDUSTRIE
Prof. Donderstraat 39, 5017 HH Tilburg/(013) 433963.
Instelling en oprichtinq
Bij KB van 5 oktober 1945 (Stb. F214), ondertekend door de
minister van Sociale Zaken en ~olksgezondheid (Buitengewoon
besluit arbeidsverhoudingen 1945 ) ( llBBA1l ) , zijn aan de minister
van SoZa en aan de directeur van het GAB bevoegdheden toegekend.
De minister kan bevoegdheden, welke krachtens het BBA aan
hem of aan onder hem ressorterende instanties en ambtenaren
toekomen, geheel of gedeeltelijk en voorwaardelijk of onvoorwaardelijk
overdragen aan organisaties uit het bedrijfsleven.

Delegatie
Regelingen
Geven van toestem-
ming voor arbeids-
ti j dverkorting
Bevoegdheidsover-
dracht in ministe-
riele beschikking
Omschrijving der
bevoegdheid in BBA
met overdrachts-
mogelijkheid
Voorwaarde voor be-
voegdheidsoverdracht
is dat instanties
een aantal richt-
li jnen in acht nemen
De hieronder nader omschreven bevoegdheid van de minister van
SoZa is bij MB van 27 februari 1974 (Stcrt. 46) resp. van 9
januari 1981 (Stcrt. 9) aan de bovengenoemde instanties over-
gedragen .
- BBA.
- MB van 27 februari 1974 (Stcrt. 46).
- MB van 9 januari 1981 (Stcrt. 9).
- Ministeriele bekendmaking in de Stcrt. 1974, nr. 46.
Doelstellingen en taken
De desbetreffende instanties geven werkgevers toestemming
arbeidstijdverkorting toe te passen ten aanzien van (groepen
van) werknemers in bepaalde industrieen.
Bevoeqdheden
De hieronder omschreven ministeriele bevoegdheid wordt over-
gedragen aan:
a. het Bedrijfschap voor de Schoenindustrie, voor zover het
betreft werknemers in dienst van ondernemingen, waarvoor het
bedrijfschap is ingesteld;
b. het Hoofdbedrijfschap Ambachten, voor zover het betreft
werknemers in dienst van ondernemingen waarin het schoen-
herstellers-, het maatschoenmakers- en het orthopaedisch
schoenmakersbedrijf wordt uitgeoefend;
c. het Centraal Bureau Grafische Bedrijven, voor zover het
betreft werknemers met betrekking tot wie de collectieve
arbeidsovereenkomst voor de chefs in het grafisch bedrijf in
Nederland of de collectieve arbeidsovereenkomst voor het
.administratief personeel in de grafische bedrijven in Neder-
land van toepassing is;
d. het Bedrijfschap voor de Lederindustrie, voor zover het
betreft werknemers in dienst van ondernemingen, waarvoor het
bedrijfschap is ingesteld (art. 1, eerste lid, MB van 2
februari 1974; art. I, eerste lid, MB van 9 januari 1981).
Het is de werkgever verboden de werktijd van de werknemer op
minder dan 48 uur per week te stellen of gesteld te houden
(art. 8, eerste lid, BBA). Het bepaalde in bovenstaande
volzin geldt niet ten aanzien van die werknemers, wier week- of
maandloon op een vast bedrag is vastgesteld en niet daardoor
daalt bij de werktijdverkorting (art. 8, tweede lid onder b.,
BBA). Van het bepaalde in de voorlaatste volzin kan voorts door
of vanwege de minister van SoZa voor bepaalde werknemers of
groepen van werknemers voorwaardelijk of onvoorwaardelijk
ontheffing worden verleend (art. 8, desde lid, BBA).
De minister van SoZa kan bevoegdheden, welke krachtens het BBA
aan hem of aan onder hem ressorterende instanties en ambtenaren
toekomen, geheel of gedeeltelijk en voorwaardelijk of onvoor-
waardelijk overdragen aan organisaties uit het bedrijfsleven
(art. 32 BBA).
Voorwaarde voor de betreffende bevoegdheidsoverdracht is dat
bovenbedoelde instanties bij de uitoefening van die bevoegdheid
de door de minister van SoZa bekendgemaakte en nog bekend te
maken (deze zinsnede komt alleen VOOr in MB van 9 januari
1981) richtlijnen voor de uitoefening van de ontheffings-

evoegdheid in acht nemen (art. 1, tweede lid, MB van 27
februari 1974; art. I, tweede lid onder a., MB van 9 januari
1981).
De betreffende bekendmaking heeft de volgende inhoud:
De minister van SoZa maakt bekend dat bij de uitoefening Van de
ontheffingsbevoegdheid als omschreven in het BBA door of Van-
wege hem de volgende richtlijnen in acht zullen worden genomen.
Van deze richtlijnen kan worden afgeweken, indien bijzondere
omstandigheden daartoe aanleiding geven.
1. Een ontheffing als bedoeld in het BBA wordt op verzoek van
een werkgever verleend ten aanzien van bij de beschikking
tot ontheffing aan te wijzen werknemers of groepen van
werknemers in diens onderneming, indien:
a. de bedrijvigheid in de onderneming waarvoor ontheffing
wordt verzocht tot een abnormaal laag niveau is ver-
minderd;
b. de oorzaken welke tot de vermindering van de bedrijvig-
heid hebben geleid niet tot het normale bedrijfsrisico
behoren, en
c. de vermindering van de bedrijvigheid van tijdelijke aard
is.
2. Geen ontheffing wordt verleend, indien:
a. de werkgever de gevolgen van de verminderde bedrijvigheid
niet in redelijke mate voor eigen rekening heeft genomen,
en
b. het personeelsbestand van de onderneming niet op de voor
de betrokken onderneming redelijkerwijs te verwachten
behoefte is afgestemd.
3. Geen ontheffing wordt verleend voor zover de vermindering
van de bedrijvigheid in de betrokken onderneming wordt
veroorzaakt door, dan we1 samenhangt met een werkstaking in
die onderneming of in een andere onderneming, tenzij rede-
lijkerwijs niet kan worden verwacht dat de werkstaking door
het verlenen van de ontheffing zal worden beinvloed.
4. Een ontheffing wordt slechts voor bepaald tijd verleend.
(Richtlijnen gepubliceerd in Stcrt. 1974, 46).
Samenstelling en benoeminq
Werkgevers en werk- Het Bedrijfschap voor de Schoenindustrie, het Hoofdbedrijfschap
nemers vertegenwoor- Ambachten en het Bedrijfschap voor de Lederindustrie vinden
digd in instanties hun organisatorische basis in de Wet op de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisatie; het Centraal Bureau Grafische Bedrijven is
opgericht door verenigingen van werkgevers en van werknemers
Geheimhouding
Advisering door
GAB
Bekendmaking be-
slissing aan
Arbeidsinspectie
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Het is aan allen die betrokken zijn of zijn geweest bij de
uitvoering van het BBA, verboden hetgeen hun in hun hoedanigheid
gebleken of medegedeeld is, verder bekend te maken
dan voor de vervulling van de hun bij of krachtens het BBA
opgedragen taak of ter voldoening aan een bij een wet of bij
het BBA opgelegde verplichting gevorderd wordt (art. 27
BBA) .
Het Bedrijfschap voor de Lederindustrie oefent haar
bevoegdheid uit op de voorwaarde dat zij niet op een verzoek
om ontheffing beslist dan nadat ter zake advies is uitgebracht
door het betrokken gewestelijk arbeidsbureau (art. I,
tweede lid onder b., MB van 9 januari 1981).
Het Bedrijfschap voor de Lederindustrie oefent haar
bevoegdheid uit op de voorwaarde dat zij van haar
beslissingen afschrift zendt aan het betrokken districtshoofd
van de arbeidsinspectie (art. I, tweede lid onder c.,
MB van 9 januari 1981).

Toezending maand-
overzichten ge-
bruik verleende
onthe f f ingen
Geen rechtsbescher-
mingsbepalingen
Bedri j fschappen zijn
rechtspersoon; het
Centraal Bureau is
privaatrecteli j ke
stichting .
Geen f inanciele
bepalingen
SoZa I .4-1
SoZa I .4-2
Samenstelling
bestuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Politick-bestuurlijke controle
Het Bedrijfschap voor de ~ederindustrie oefent haar bevoegdheid
uit op de voorwaarde dat zij zo spoedig mogelijk na afloop
van elke kalendermaand aan de Directeur-Generaal van de
Arbeid, volgens het door de minister van SoZa daarvoor vast-
gestelde model, een overzicht zendt, waarin wordt vermeld,
onderscheiden naar provincie, in welke mate in die kalender-
maand van door hem verleend ontheffingen gebruik is gemaakt
(art. I, tweede lid onder d., MB van 9 januari 1981).
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere bepalingen
Rechtspersoonlijkheid
Het Bedrijfschap voor de schoenindustrie, het Hoofdbedrijfschap
Ambachten en het Bedrijfschap voor de Lederindustrie bezitten
rechtspersoonlijkheid. Het Centraal Bureau Grafische Bedrijven
is een rechtspersoon in de zin van Boek 2 BW.
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Feitelijke gegevens
CENTRAAL BUREAU GRAFISCHE BEDRIJVEN
Zie SoZa 1.3-1.
BEDRIJFSCHAP VOOR DE SCHOENINDUSTRIE
Leden
H. van ~eijk (voorzitter, CNV), J. Verbaan (Unie BLHP), H.
Doreleijers (plv. voorzitter; Fed. van Ned. Schoenfabrikanten),
J. van Gastel (Fed. van Ned. Schoenfabrikanten), A. van Geis
(Fed. van Ned. Schoenfabrikanten), M. Bakkers (Fed. van Ned.
Schoenfabrikanten), vacature (Fed. van Ned. Schoenfabrikanten),
2 vacatures (FNV).
Adv. leden
J. van Dooremalen (secretaris).
Administratieve ondersteuning wordt verleend door het Bureau
Van Spaendonck .
Uitgaven ten laste van de schoenindustrie.
- Apparaatskosten : f 262.600,--;
- Subsidies : f 80.300,--;
- ~ntwikkelingsproject
personeelsbeleid : f 117.300,--;
- Overige uitgaven : f 11.300,--.
1980.

SoZa I. 4-3 HOOFDBEDRIJFSCHAP AMBACHTEN
samenstelling
bestuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.4-4
Samenstelling
bes tuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Leden
H.J. Derksen (NCOV) (plv.: drs. C.O.W. Dubbelman), C. van den
Engel (NCOV) (plv.: Y. de Jong), H. Zwart (NCOV) (plv.: M.
Heuveling), drs. W. van den Ende (KNOV) (plv.: C.M. van Keulen),
Ph.J. Greep (KNOV) (plv.: A.J. van Hoof), W.F. Jobse (KNOV)
(plv.: J.J. Kleyheeg), J.P.J. Lagrand (2de plv. voorzitter;
KNOV) (plv.: W.M. Perquin), A. Pels (KNOV) (plv.: mr. R.M.M.G.
van Bergen), H. Pors (voorzitter, KNOV) (plv.: drs. H.J.F.H.
Janssen), mr. L.H. Remmerswaal (KNOV) (plv.: P.J. van Rijn),
drs. L.B.E. Vonk (KNOV) (plv.: mevr. drs. E.C.G.M. Jonkergouw),
drs. J.A.H. Lempers (Raad voor het Filiaal-en Grootwinkel-
bedrijf) (plv.: mr. J. Nugteren), C. van Dalen (CNV) (plv.: P.
de Nooijer), H. Veld (CNV) (plv.: P. de Haan), F. de Vries
(lste plv. voorzitter, CNV) (plv.: P. Onderdijk).
Adv. leden
M.G. de Roo (EZ) (plv.: drs. J.M.G. Verheijen), mr. W. Hiskes
(SoZa) (plv.: mr. S.J. Rozema), mr. H.A. Homan (L&V) (plv.:
J.A.W. Pohlkamp).
25 personen, in dienst van het hoofdbedrijfschap.
Geen opgave.
Geen opgave.
BEDRIJFSCHAP VOOR DE LEDERINDUSTRIE
Leden
H. van Deijk (voorzitter; industriebond CNV), P. de Werdt (Fed.
van Ned. Lederfabrikanten), J. Bienert (Fed. van Ned. Leder-
fabrikanten), E. van Hoorn (Fed. van Ned. Lederfabrikanten), G.
Termeer (Fed. van Ned. Lederfabrikanten), P. van Heesbeen (Fed.
van Ned. Lederfabrikanten), J. Verbaan (Unie BLHP), vacatures.
3 personen, in dienst van het bedrijfschap.
Uitgaven ten laste van inkomen uit eigen vermogen.
Apparaatskosten : f 187.700,--;
Subsidies : f 44.000,--.
1981.
Opmerkingen
Geen .

SoZa I .5
Instelling
Delegatie
Regelingen
INSTANTIES, DE MINISTERIELE BEVOEGDHEID TOT HET GEVEN VAN
DISPENSATIE VAN LOONBEPALINGEN UITOEFENENDE
Er zijn 22 van deze instanties; zij zijn samengesteld uit
vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers en ontlenen hun
bestaansrecht a1 of niet aan CAO-bepalingen. Namen en adressen
staan onder llFeitelijke gegevens1I vermeld.
Instelling en oprichtinq
a. Bij wet van 27 november 1968 (Stb. 657), ondertekend door de
minister van Sociale Zaken en Volkgsgezondheid (Wet minimum-
loon en minimumvakantiebij slag) ( Wml-mvb" ), zijn bevoegd-
heden aan de minister toegekend; hij kan een aantal van die
bevoegdheden aan anderen overdragen.
b. Bij wet van 1 augustus 1947 (Stb. H 283), ondertekend door
de minister van Sociale Zaken en Volkgsgezondheid (Wet
plaatsing minder-valide arbeidskrachten) (Wpmval'), zi jn
bevoegdheden aan de minister toegekend.
De Wpmva spreekt over llloonvaststelling door (...) de
minister"; op grond daarvan acht de minister van SoZa zich
bevoegd die bevoegdheid te delegeren.
Bij MB van 5 november 1977 (Stcrt. 230) heeft de minister van
SoZa bevoegdheden aan de 22 (oorspronkelijk 24) instanties
overgedragen.
- Wml-mvb.
- Wpmva.
- MB van 5 november 1977 (Stcrt. 230) ("MB").
Doelstellingen en taken
Vaststelling lager De aangewezen instanties beslissen, ieder voor hun eigen
(minimum)loon i.v.m. bedrijfstak, op verzoeken tot vaststelling van een lager
minder-validiteit (minimum)loon dan volgens de normale daartoe geldende wette-
lijke regels zou zijn toegestaan, in verband met minder-
validiteit van de betrokken werknemer.
Omschrijving der
bevoegdheid met
delegatiemogelijk-
heid in Wml-mvb
Bevoegdheden
Indien ten aanzien van een werknemer die door ziekte of gebreken
niet ten volle geschikt is voor de door hem te verrichten
arbeid, toekenning van het bedrag, dat krachtens de daarvoor
geldende bepalingen voor hem als minimumloon geldt, in verband
met zijn arbeidsprestatie redelijkerwijs niet kan worden ge-
vergd, stelt de minister van SoZa op verzoek van de betrokken
werkgever of werknemer dan we1 ambtshalve een lager bedrag als
minimumloon vast (art. 13 Wml-mvb). De minister kan een aantal
bevoegdheden, hem bij de Wml-mvb verleend, waaronder de be-
voegdheid zoals in de vorige volzin omschreven, aan een ander
overdragen; hij kan regels stellen ten aanzien van de uit-
oefening van de overgedragen bevoegdheid (art. 22 Wml-mvb).
Omschrijving der be- Een minder-valide arbeidskracht heeft recht op het loon, dat
voegdheid in Wpmva volgens de in de onderneming geldende loonregeling pleegt te
worden betaald voor werkzaamheden als de verrichte, tenzij in
verband met zijn prestaties redelijkerwijs betaling van dit

Bevoegdheidsover-
dracht in MB
loon niet kan worden gevergd, in welk geval het loon op verzoek
van een der beide partijen dan we1 ambtshalve wordt vastgesteld
door of vanwege de minister (art. 6 Wpmva).
De ministeriele bevoegdheden zoals boven omschreven, die tot
1 september 1977 waren overgedragen aan de hierboven genoemde
instanties, worden te rekenen van deze datum onder de volgende
voorwaarden wederom overgedragen aan deze instanties en we1 ten
aanzien van alle genoemde instanties met uitzondering van de
p.b.0.-instanties elk voor wat betreft de werknemers met
betrekking tot wie een collectieve arbeidsovereenkomst, waarin
de instantie wordt genoemd, dan we1 algemeen verbindend ver-
klaarde bepalingen van een zodanige collectieve arbeidsover-
eenkomst van toepassing zijn en ten aanzien van de p.b.0.-
instanties elk voor wat betreft de werknemers in dienst van de
instantie of in dienst van ondernemingen waarvoor de instantie
is ingesteld (punt 1 MB).
Ook deze bevoegdheidsoverdracht is van tijdelijke aard, aange-
zien het betreffende besluit geldt tot 1 september 1982; zie
punt 6 MB.
De beslissing van de instantie geldt voor ten hoogste 24
maanden. De geldingsduur wordt in de beschikking vermeld (punt
4 MB). Een beslissing omtrent een verzoek, waarbij geen advies
behoeft te worden gevraagd van de Loontechnische Dienst, geldt
voor ten hoogste zes maanden. Aansluitend op een beslissing op
een verzoek gedaan door tussenkomst van de Gemeenschappelijke
Medische Dienst - bij een dergelijk verzoek behoeft de Loon-
technische Dienst niet om advies gevraagd te worden, zie hier-
onder - kan, indien wederom een verzoek door tussenkomst van de
Gemeenschappelijke Medische Dienst wordt gedaan, nog eenmaal
zonder voorafgaand advies van de Loontechnische Dienst een
beslissing worden genomen, welke beslissing eveneens voor ten
hoogste zes maanden geldt (punt 2 MB).
In geval een beslissing uitsluitend of mede betreft een belis-
sing, als hierboven bedoeld gebaseerd op de Wml-mvb, wordt het
te betalen minimumloon (mede) uitgedrukt in een percentage van
het minimumloon, dat voor de betrokken werknemer krachtens de
daarvoor gestelde bepalingen zou gelden, eventueel met de
toevoeging dat het te betalen minimumloon niet lager mag zijn
dan een in de beslissing aangegeven bedrag (punt 3 MB).
Samenstelling en benoeminq
Betrokkenheid so- Alle instanties hebben gemeen, dat vertegenwoordigers van
ciale partners werkgevers en werknemers bij de besluitvorming betrokken zijn.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Advisering door Loon- a. De instantie beslist niet op een verzoek tot vaststelling
technische Dienst van een lager (minimum)loon, dan nadat ter zake advies door
de Loontechnische Dienst is uitgebracht. De aanvrage hiertoe
wordt, onder overlegging van de ter zake dienende gegevens,
ingediend bij de Loontechnische Dienst te 's-Gravenhage. Het
in.de eerste volzin bepaalde is niet van toepassing indien:
1. het verzoek wordt gedaan door tussenkomst van de Gemeen-
schappelijke Medische Dienst;
2. het verzoek betreft een werknemer aan wie een uitkering
krachtens de Algemene ~rbeidsongeschiktheidswet is toe-
gekend en het verzoek uiterlijk binnen een maand na
indiensttreding is ingediend.

Mededeling van
beslui ten
Geen controle-
bepalingen
4 bedrijfslichamen
4 stichtingen
Overigen: geen
rechtspersonen
Geen f inanciele
bepalingen
SoZa I. 5-1
SoZa I. 5-2
Adres/telefoon
Samenstelling
Aansluitend op een beslissing op een verzoek als bedoeld ad
1. kan, indien wederom een verzoek als daar wordt bedoeld
wordt gedaan, nog eens eenmaal zonder voorafgaand advies van
de Loontechnische Dienst een beslissing worden genomen (punt
2 MB).
b. De instantie deelt haar beslissing schriftelijk aan de
werkgever mede en zendt afschrift daarvan aan de werknemers.
Tevens zendt de instantie een afschrift van haar belissing
in drievoud aan de Loontechnische Dienst. In geval de
beslissing inhoudt de vaststelling van een lager (minimum)-
loon zendt de instantie van haar belissing tevens afschrift
aan de bedrijfsvereniging bij welke de werkgever is aan-
gesloten (punt 5 MB).
Politick-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherminq
Beroep op de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State op
basis van de Wet Administratieve Rechts raak Overheidsbeschikking
is mogelijk (tB/S, Jur. I, blz. 22
Rechtspersoonlijkheid
a. Het Bosschap, het Landbouwschap, het
Schildersbedrijf en het Bedrijfschap
zijn rechtspersoon.
Bedri j f schap voor het
voor de Schoenindustrie
b. De Stichting Centraal Orgaan voor de Bouwnijverheid, de
Stichting Centraal Bureau Grafische Bedrijven, de Stichting
Vakraad voor de Confectie-industrie en de Stichting Vakraad
voor de Textielindustrie zijn rechtspersoon in de zin van
Boek 2 BW.
c. De overige instanties bezitten geen rechtspersoonlijkheid.
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Feiteli j ke gegevens
ADVIESCOMMISSIE VAN ARBEIDSVOORWAARDEN VOOR HET BAKKERSBEDRIJF
(ACA )
Laan van Nieuw Oost-Indie 138, 2593 CS 's-Gravenhage/(070)
858001.
De ACA geeft op de genoemde bevoegdheden bij brief van 14 april
1981 aan de minister van SoZa terug te hebben gegeven.
KOMMISSIE ARBEIDSVOORWAARDEN VOOR HET BANKETBAKKERSBEDRIJF
Utrechtseweg 131, 3702 AC Zeist/(03404) 23714.
- Leden
H.P.A. van Nistelrooy (NBOV), K.M. Jabaaij (voedingsbond CNV),
vacature (voedingsbond F'NV).

Adv. leden
P. Oldenburg (voorzitter; NBOV).
secretariaat Geen eigen secretariaat.
Financien Geen opgave.
Begrote uitgaven Geen opgave.
1982
Laatste j aarverslag Nooit jaarsverslag uitgebracht.
SoZa I .5-3 STICHTING CENTRAAL ORGAAN VOOR DE BOUWNIJVERHEID
Opgeheven per 1 mei 1982; derhalve geen opgave.
SoZa I .5-4 STICHTING VAKRAAD VOOR DE CONFECTIE-INDUSTRIE
Adres/telef oon Van Eeghenstraat 97, 1071 EZ Amsterdam.
= geen opgave =
SoZa I .5-5 SOCIALE COMMISSIE VOOR DE DRANKINDUSTRIE
Adres/telefoon Postbus 2110, 2509 AC Is-Gravenhage.
= geen opgave =
SoZa 1.5-6 VASTE COMMISSIE VOOR DE DRANKINDUSTRIE
Adres/telefoon Postbus 2110, 2509 AC 's-Gravenhage.
SoZa I. 5-7
Aares/telef oon
SoZa I .5-8
Adres/telef oon
Samenstelling
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
= geen opgave =
STICHTING CENTRAAL BUREAU VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN IN
NEDERLAND (Centraal Bureau Grafische Bedrijven; CB)
Van Eeghenstraat 70, Amsterdam (Postbus 5453, 1007 AL
Amsterdam)/(020) 796551.
Zie SoZa 1.3-1.
VASTE COMMISSIE VOOR DE GROENTEN- EN FRUITVERWERKENDE INDUSTRIE
Terweepark 2, Leiden (postbus 177, 2300 AD Leiden)/(071)
154041.
Leden
ir. J.Th. van Vugt (Ver. der Ned. Groenten- en Fruitverwerkende
industrie VIGEF), ir. G.M. Hoornsman (VIGEF), mr. G.C. Duval
Slothouwer (AWV), vacature (VIGEF), J.J.A. Dijkman (industrie-
bond FNV), F.W. Hanko (industriebond CNV), J.O. Verbaan (Unie
BLHP), vacature (industriebond FNV).
Administratieve ondersteuning wordt door het secretariaat van
de VIGEF verleend.
Geen opgave.
Geen opgave.

Laatste jaarverslag Nooit jaarverslag uitgebracht.
SoZa I .5-9
Adres/telefoon
Samenstelling
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.5-10
Adres/telefoon
SoZa 1.5-11
Adres/telefoon
SoZa 1.5-12
Adres/telefoon
Samenstelling
Secretariaat
Financien
LANDELIJKE BEDRIJFSCOMMISSIE VOOR HET HORECABEDRIJF (LBC)
Nieuwe Uitleg 15, 2514 BP ts-Gravenhage /(070) 653950.
Leden
A.P. van Egmond (voorzitter; horecabond FNV), G.A. van Nieuw-
kuyk (plv. voorzitter; Horecaf), G. Bakens (Horeca Nederland),
G. Bonnema (Horecaf), Jac. W. Fit (Horeca Nederland), J.J.A.
Heeren (horecabond FNV). J. Hubregtse (horecabond FNV), J. Lust
(Horeca Nederland), J.S. Mu1 (horecabond FNV), P. de Nooijer
(voedingsbond CNV), G.J. van der Werf (voedingsbond CNV), mr.
W.F.J. Westerman (Horecaf).
5 medewerkers.
Uitgaven ten laste van het Sociaal Fonds Horecabedrijf.
Totaal f 150.000,--.
VERTROUWENSINSTANTIE VOOR DE HOUTWARENINDUSTRIE
Prinsegracht 142, 1015 EB Amsterdam.
= geen opgave =
VASTE COMMISSIE VOOR DE GROOTHANDEL IN LEVENSMIDDELEN
Frederik Hendriklaan 39, 2582 BS Is-Gravenhage.
= geen opgave =
CONTACTCOMMISSIE VOOR DE SUIKERVERWERKENDE INDUSTRIE
Prinses Beatrixlaan 5, Is-Gravenhage (Postbus 93093, 2509 AB
's-Gravenhage)/(O70) 814171, tst. 317.
Leden
mr. J.C.M. Meeusen (voorzitter; Verbisko) (plv.: vacature),
J.A. Luycks (NCCV) (plv.: G. Smeding), W. Klinkhamer (Verbisko)
(plv.: H. van Ark), K. Koornstra.(voorzitter; voedingsbond FNV)
(plv.: G. van Mierlo), J.A.M. Toxopeus (voedingsbond CNV)
(plv.: G.J. van der Werf), P.J. Lodiers (voedingsbond FNV)
(plv.: mevr. L. Diepgrond), H.A.N. Munnik (Unie BLHP) (plv.: M.
Lander ) .
Adv. leden
Mevr. drs. H.J.B. Bockwinkel (secretaris).
Administratieve ondersteuning wordt verleend door het Sociaal
Comite voor de suikerverwerkende Industrie.
Uitgaven ten laste van het ~ociaal Comite voor de Suiker-
verwerkende Industrie.

Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarsverslag
SoZa 1.5-13
Adres/telefoon
Samenstelling
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.5-14
Samenstelling
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.5-15
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
Secretariaat
Financien
Geen opgave.
Geen opgave.
VASTE COMMISSIE VOOR DE GROOTHANDEL IN TECHNISCHE PRODUKTEN,
HUISHOUDELIJKE ARTIKELEN EN METALEN
Zeestraat 78, 2518 AD Is-Gravenhage/(070) 634907.
Leden
J.A.W. Wolff (werkgevers), drs. A.B. Westra (werkgevers), K.
Heijbroek (werkgevers), A.M.P. Broere (dienstenbonden FNV),
P.P.F. van Stratum (dienstenbonden FNV), G.B. Rijzinga
(dienstenbond CNV).
1 medewerker.
Geen opgave.
Geen opgave.
Geen opgave.
VASTE COMMISSIE SOCIAAL COMITE VOOR DE GROOTHANDEL IN
TEXTIELGOEDEREN
Adr. Goekooplaan 5, 2517 JX 's-Gravenhage/(070) 551300.
Leden
drs. A. Mallee (voorzitter), D. Jan Bruijn, E. Penha, W.G.J.
ten Hengel, E.A.L. Scheffer, P.P.F. van Stratum (voorzitter;
dienstenbonden FNV), W. Snijder (dienstenbonden FNV), F.J.G.
Werter (Unie BLHP), G.B. Rijzinga (dienstenbond CNV).
De vaste commissie heeft een eigen secretariaat
Geen opgave.
Geen opgave.
Nooit jaarverslag uitgebracht.
STICHTING VAKRRAD VOOR DE TEXTIELINDUSTRIE (Vakraad)
~eitseplein 1, Tilburg (Postbus.90154, 5000 LG Tilburg)( (013)
654290.
Leden
W.L. Verstraeten (voorzitter; industriebond FNV), L. Doeve
(secretaris; industriebond CNV), A. Verhoeven (Unie BLHP), W.
van der Heijden (Ver. Hoger Personeel Textielindustrie), A.M.
Eijkens (voorzitter; Fenetextiel), mr. M.F. Hazenberg
(secretaris, Fenetextiel), M.M. Broers (Fenetextiel), mr. G.C.
Duval Slothouwer (Fenetextiel).
3 medewerkers, in dienst van het Bureau Van Spaendonck
Uitgaven ten laste van eigen middelen.

Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa I .5-16
Adres/telefoon
Samenstelling
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.5-17
Adres/telef oon
Samenstelling
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven 1982
Laatste jaarverslag
SoZa I .5-18
Adres/telef oon
Samenstelling
Apparaatskosten: f 100.750,--.
VASTE COMMISSIE CHEMISCHE WASSERIJEN EN VERVERIJEN
Reitseplein 1, Tilburg (Postbus 90154, 5000 LC Tilburg)/ (013)
654400.
Leden
J. de Jong (vice-voorzitter; industriebond FNV), D.J. Coehoorn
(industriebond CNV), mr. J.A.Th. Paas (voorzitter; Ver. van
Werkgevers in de Chemische Wasserijen en Ververijen), F.K.J.J.
Raadsheer (Ver. van Werkgevers in de Chemische wasserijen en
ververi j en) .
Administratieve ondersteuning wordt verleend door de Neder-
landse Vereniging van Wasserijen.
Uitgaven ten laste van de Nederlandse Vereniging van Wasserijen.
Geen opgave.
Nooit jaarverslag uitgebracht.
VASTE COMMISSIE NATWASSERIJEN
Reitseplein 1, Tilburg (Postbus 90154, 5000 LG Tilburg)/(Ol3)
654200.
Leden
J. de Jong (voorzitter; industriebond FNV), D.J. Coehoorn
(industriebond CNV), J.J. Burmanje (voorzitter; Ned. Ver. van
Wasserijen), mr. J.C. van Zundert (secretaris; Ned. Ver. van
Wasseri jen) .
Administratieve ondersteuning wordt verleend door de Neder-
landse Vereniging van Wasserijen.
Uitgaven ten laste van de Nederlandse Vereniging van Wasserijen.
Geen opgave.
Nooit jaarverslag uitgebracht.
CONTACTCOMMISSIE VOOR DE ZUIVELINDUSTRIE
Leidsevaart 594, Haarlem (Postbus 568, 2003 RN Haarlem)/ (023)
284750.
Leden
mr. A. van Vuure (voorzitter), mr. H.E. Gewin (,FNZ) (plv.: ing.
J.E. Folkertsma), vacature (FNZ) (plv.: mr. R.L.M. Mattheussens),
ing. F. Christen (WZM) (plv.: drs. L. Nagelsmit), H.E. Klipp
(WZM) (plv.: mevr: mr. N.G.B.A. Breitbarth-Dettmeijer), drs.
J.J. pverbeek (FNZ) (plv.: J.A. den Brok), mevr. G. Lubbi
(voedingsbond FNV) (plv.: Chr. Piket), L. van der Meulen
(voedingsbond FNV) (plv.: W. v.d. Bremen), A. Kruis (voedings-

Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.5-19
Adres/telefoon
Samenstelling
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa 1.5-20
Adres/telefoon
SoZa 1.5-21
Adres/telefoon
Samenstelling
bestuur
bond FNV) (plv.: B. Leferink), J. Mulder (voedingsbond CNV)
(plv.: F.W. Hanko), A. Lakerveld (industriebond FNV) (plv.:
H.J.A. Neuman: Unie BLHP).
Adv. leden
mr. J.C. Kutsch Lojenga (werkgeverssecretaris; FNZ en WZM),
W.H.A. Winter (werknemerssecretaris; voedingsbond FNV).
2 medewerkers.
Uitgaven ten laste van de werkgeversorganisaties FNZ en WZM.
Apparaatskosten f 57.000,--.
Nooit een jaarverslag uitgebracht.
HOOFDAFDELING SOCIALE ZAKEN van het BOSSCHAP
Laan Copes van Cattenburgh 100, 2585 GE 's-Gravenhage/ (070)
633780.
Leden
drs. H. Brink (Ned. Ver. van Boseigenaren), ing. P.H.A.
Steinrnetz (Ned. Ver. van Boseigenaren), A.M. Wiezer (Ned. Ver.
van Boseigenaren), F. Bom (voedingsbond CNV), H.D. Ligtenberg
(voedingsbond FNV), P.M. Kenter (voedingsbond FNV).
Administratieve ondersteuning wordt verleend door het secre-
tariaat van het Bosschap.
Uitgaven ten laste van de begroting van het Bosschap.
Apparaatskosten f 6.000,--.
Geen opgave.
HOOFDAFDELING SOCIALE ZAKEN van het LANDBOUWSCHAP
Raamweg 26-28, 2596 HL 's-Gravenhage/(070) 656920.
= geen opgave =
BEDRIJFSCHAP VOOR HET SCHILDERSBEDRIJF
Burg. Elsenlaan 241, Rijswijk Z-H (Postbus 377, 2280 MA
Ri jswi jk) / (070) 984740.
Leden
J. Koeman (voorzitter; Kon. Verbond van Ondernemers in het
Schildersbedrijf KVOS), P.H. de Kleuver (plv. voorzitter; hout-
en bouwbond CNV), Ph.J. Greep (KVOS), W. Hafkamp (KVOS), W. de
Zanger (KVOS), M.E.E. Boon (Ned. Chr. Ondernemersverbond voor
het Schildersbedrijf NCOS), C. v.d. Engel (NCOS), W. Rendering
.(NCOS), H.G. Zandkuyl (NCOS), J.R. v.d. Glas (bouw- en houtbond
FNV), B. Zoethout (bouw- en houtbond FNV), W. Rottger (bouw- en
houtbond FNV), J. den Nijs (bouw- en houtbond FNV), W. van
Rijswijk (bouw- en houtbond FNV), A. Kamp (bouw- en houtbond
FNV), J. Glashouwer (hout- en bouwbond CNV).

Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
SoZa 1.5-22
Adres/telefoon
SoZa I. 6
SoZa I. 6-1
Adres/telef oon
SoZa I .6-2
Adres/telefoon
SoZa I .6-3
Adres/telefoon
SoZa I. 6-4 '
Adres/telefoon
SoZa I .6-5
Adv. leden
drs. J.M.G. Verheyen (EZ), mr. J.G. de Jong (SoZa), J.
Haazebroek (secretaris).
32 personen, in dienst van het bedrijfschap.
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van SoZa (3,7%);
b. inkomen uit eigen vermogen (1,6%);
c. sociale fondsen (57,6%);
d. werkgevers (36,5%);
e. diversen (0,6%).
Apparaatskosten : f 6.718.500,--;
Subsidies : f 33.758.100,--.
1981.
BEDRIJFSCHAP VOOR DE SCHOENINDUSTRIE
Reitseplein 1, Tilburg (Postbus 90154, 5000 LG Tilburg)/ (013)
654426/654455.
Zie SoZa I. 4-2.
Opmerkingen
Geen .
(BESTUREN van de) KEURINGSINSTELLINGEN GEVAARLIJKE WERKTUIGEN
STICHTING NEDERLANDS INSTITUUT VOOR LIFTTECHNIEK (Lift-
instituut)
Klaprozenweg 75, 1033 NN Amsterdam/(020) 312412.
N.V. TOT KEURING VAN ELECTROTECHNISCHE MATERIALEN (KEMA)
Utrechtseweg 310, Arnhem (Postbus 9035, 6800 ET Arnhem)/(085)
457057.
STICHTING INSTITUUT VOOR MECHANISATIE, ARBEID EN GEBOUWEN
(IMAG)
Mansholtlaan 10-12, Wageningen (Postbus 43, 6700 AA Wageningen)/
(08370) 19119.
DIRECTORAAT-GENERAAL VAN DE ARBEID (DG Arbeid; DGA)
Balen van Andelplein 2, Voorburg (Postbus 69, 2270 MA
Voorburg)/ (070) 694001.
ARBEIDSINSPECTIE
De arbeidsinspectie is een districtsgewijze georganiseerde
ambtelijke dienst. Er zijn 10 districten.

Instelling
Aanwijzing
Regelingen
Keuren van gevaar-
lijke werktuigen
Instelling en oprichtinq
Bij wet van 5 maart 1952 (Stb. 104), ondertekend door de
minister van Sociale Zaken en volksgezondheid (Wet op de
gevaarlijke werktuigen) ("Wogw1I), is aan de minister de
bevoegdheid verleend diensten, instellingen, onderzoeksbureaus
en in bijzondere gevallen ondernemingen aan te wijzen, die met
betrekking tot door hem te bepalen soorten van gevaarlijke
werktuigen en beveiligingsmiddelen bevoegd zijn tot het ver-
richten van keuringen, tot het afgeven van certificaten van
goedkeuring en tot het aanbrengen van merken van goedkeuring.
a. Het Liftinstituut is aangwezen bij MB van 23 augustus 1956
(Stcrt. 168).
b. De KEMA is aangewezen bij MB van 11 november 1958 (Stcrt.
223).
C. Het IMAG is aangewezen bij MB van 1 juli 1958 (Stcrt. 128).
d. Het DG Arbeid is aangewezen bij MB van 19 april 1967 (Stcrt.
81) en bij MB van 28 december 1967 (Stcrt. 252).
e. De Arbeidsinspectie is aangewezen bij MB van 26 april 1973
(Stcrt. 84)
Wogw .
~iftenbesluit I; KB van 23 maart 1956 (Stb. 167) ("Lfb-I").
Dorsgarniturenbesluit; KB van 21 maart 1956 (Stb. 150)
( IIDogtb" ) .
~esluit spanninggevers voor schrikdraden; KB van 28 augustus
1958 (Stb. 449) (llBsvsll).
Besluit schiethamers; KB van 23 februari 1967 (Stb. 142)
( IfBshl1 ) .
Besluit acetyleenontwikkelaars; KB van 14 november 1967
(Stb. 578) ("Bat~w~~).
Besluit verplaatsbare transporteurs; KB van 13 december 1972
(Stb. 520) (llBvptpgl).
MB van 23 augustus 1956 (Stcrt. 168).
MB van 1 juli 1958 (Stcrt. 128).
MB van 11 november 1958 (Stcrt. 223).
MB van 19 april 1967 (Stcrt. 81).
MB van 28 december 1967 (Stcrt. 252).
MB van 26 april 1973 (Stcrt. 84).
Doelstellingen en taken
Het keuren van gevaarlijkse werktuigen en beveiligingsmiddelen
of van types daarvan en het zonodig verrichten van bijzondere
of periodieke herhalingskeuringen met het oog op voorschriften
vastgesteld in het belang van de veiligheid en de gezondheid,
alsmede het afgeven van keuringsbewijzen.

Voorschriften voor
werktuigen e.d.
als basis voor
keuringen
Voorschriften voor
keuringen
Bevoegdheden
1 Algemene-basis
Bij AMvB worden in het belang van de veiligheid en de gezondheid
voorschriften vastgesteld, waaraan gevaarlijke werktuigen en
beveiligingsmiddelen moeten voldoen. Deze voorschriften kuven
onder meer betreffen:
a. de aard, de soort, de eigenschappen en de behandeling van
het materiaal;
b. de constructie;
c. de beveiliging;
d. de op een gevaarlijk werktuig of een beveiligingsmiddel aan
te brengen kentekenen (art. 2 Wogw):
Bij AMvB worden voorschriften vastgesteld betreffende het
keuren van gevaarlijke werktuigen en beveiligingsmiddelen.
Daarbij kan mede worden bepaald in welke gevallen kan worden
volstaan met keuring van Ben of meer het type kenmerkende
monsters. Indien ingevolge de voorlaatste volzin voor een
gevaarlijk werktuig of een beveiligingsmiddel een bijzondere of
perdiodiek te herhalen keuring is voorgeschreven, kan bij AMvB
tevens worden vastgesteld, aan welke voorschriften het gevaar-
lijke werktuig, onderscheidenlijk het beveiligingsmiddel bij de
tweede en de daarop volgende keuringen moet voldoen (art. 3
wogw .
Nadat een keuring als bovenbedoeld heeft plaatsgehad, wordt
voor een gevaarlijk werktuig of een beveiligingsmiddel een
certificaat van goedkeuring afgegeven, indien het naar het
oordeel van degene, die de keuring verrichtte, voldoet aan de
vervaardigingsvoorschriften of de voorschriften gegeven met het
oog op een herhalingskeuring.
De minister van SoZa kan ten aanzien van bepaalde soorten van
gevaarlijke werktuigen en beveiligingsmiddelen het bepaalde in
de bovenstaande volzin niet van toepassing verklaren. Zodanige
werktuigen en beveiligingsmiddelen worden, indien zij, naar het
oordeel van degene die de keuring verrichtte, voldoen aan de
vervaardigingsvoorschriften of de voorschriften gegeven met het
oog op de herhalingskeuring.
Indien voor een het type kenmerkend monster een certificaat van
goedkeuring is afgegeven, worden alle gevaarlijke werktuigen of
beveiligingsmiddelen, welke geheel overeenkomstig dit monster
zijn vervaardigd, zonder nadere keuring van een merk van goed-
keuring voorzien. De minister van SoZa kan bepalingen vast-
stellen betreffende aard, inhoud, vorm en geldigheidsduur van
certificaten en merken van goedkeuring (art. 4, eerste t/m
derde lid en vijfde lid, Wogw).
Bevoegdheden m . b . t . a. Als instelling bedoeld in de Wogw, welke'ten aanzien van
liften liften beviegd is tot het verrichten van keuringen en tot
het afgeven van certificaten van goedkeuring, wordt aan-
gewezen de Stichting Nederlands Instituut voor Lifttechniek
(Liftinstituut), gevestigd te Amsterdam. De aangewezen
instelling is bevoegd bij de afgifte van een certificaat van
goedkeuring voor een lift een op dit lift aangebracht merk
van afkeuring te verwijderen (art. 2, eerste lid aanhef, en
derde lid, MB van 23 augustus 1956).
Liften moeten jaarlijks gekeurd worden. Indien bij een
keuring blijkt, dat een lift voldoet aan de voorschriften
gegeven in het Lfb I, wordt een certificaat van goedkeuring
afgegeven.
Nadat een lift door de daartoe ingevolge de Wogw door de
minister van SoZa aangewezen ambtenaren van een merk van
afkeuring is voorzien (het betreft hier een in de Wogw
geformuleerde bevoegdheid van controle-ambtenaren), kan dit
merk, behalve door genoemde ambtenaren, mede verwijderd
worden door de diensten, instellingen of onderzoekings-

ureaus, die ingevolge de wogw door de minister zijn aan-
gewezen, indien en voor zover zulks bij die aanwijzing is
bepaald (art. 17 en art. 18, eerste lid, Lfb I ) .
~~voegdheden m.b.t. b. Als instelling bedoeld in de Wogw welke ten aanzien van
dorsgarni turen dorsmachines, stropersen en strobinders bevoegd is tot het
verrichten van keuringen en tot het afgeven van certificaten
Bevoegdheden m.b.t.
schiethamers
van goedkeuring, wordt aangewezen de Stichting Instituut
voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen (IMAG), gevestigd te
Wageningen. De aangewezen instelling is bevoegd bij de
afgifte van een certificaat van goedkeuring voor een dors-
machine, stropers of strobinder een op die dorsmachine,
stropers of strqbinder aangebracht merk van afkeuring te
verwijderen (art. 2, eerste lid aanhef, en tweede lid, MB
van 1 juli 1958).
Dorsmachines, stropersen en strobinders moeten gekeurd
worden. Indien bij de keuring blijkt, dat een dorsmachine,
stropers of strobinder voldoet aan de voor het desbetref-
fende werktuig geldende voorschriften, genoemd in het Dgtb,
wordt :
a. een certificaat van goedkeuring afgegeven volgens een
door de minister van SoZa vastgesteld model;
b. het numrner van het bovenbedoelde certificaat ingeslagen
in de koperen plaat die op de desbetreffende machine moet
zi jn aangebracht .
Nadat een dorsmachine, stropers of strobinder door de daar-
toe ingevolge de Wogw door de minister aangewezen ambtenaren
van een merk van afkeuring voorzien is, kan dit merk, behalve
door genoemde ambtenaren, mede verwijderd worden door de
diensten, instellingen of onderzoekingsbureaus, die ingevolge
de Wogw door de minister zijn aangewezen, indien en voor
zover zulks bij die aanwijzing bepaald is (art. 58 en art.
59, eerste lid, Dgtb).
c. Als instelling bedoeld in de Wogw, die met betrekking tot
spanninggevers bevoegd is tot het verrichten van keuringen
en tot het afgeven van certificaten van goedkeuring wordt
aangewezen de N.V. tot Keuring van Electrotechnische
Materialen te Arnhem (KEMA) (art. 2, aanhef, MB van 11
november 1958).
Een spanninggever moet worden gekeurd. De keuring van een
spanninggever geschiedt aan twee het type kenmerkende
monsters, waarvan ieder exemplaar wordt getoetst aan ver-
schillende voorschriften van het Bsvs. Indien bij de keuring
blijkt dat beide monsters voldoen aan de met betrekking tot
die monsters genoemde voorschriften, wordt een certificaat
van goedkeuring afgegeven (art. 26 Bsvs).
d. Tot het verrichten van keuringen en tot het afgeven van
certificaten van goedkeuring met betrekking tot schiethamers
en splinterkappen is bevoegd het Directoraat-Generaal van de
Arbeid. Een certificaat van goedkeuring voor een het type
kenmerkend monster van een schiethamer of splinterkap wordt
opgemaakt overeenkomstig het bij deze beschikking als
bijlage gevoegde model. Een goedgekeurd monster wordt
gewaarmerkt (art. 2, art. 3 en art. 4, eerste lid, m van 19
april 1967).

De keuring van een schiethamer en van een splinterkap
geschiedt door de keuring van een het type kenmerkend
monster. Indien de keuringsinstantie vaststelt,.dat het
monster voldoet aan de voorschriften van Bsh, worden het
nummer van het in de Wogw bedoelde certificaat van goed-
keuring met cijfers van tenminste 5 mm hoogte en een merk
van goedkeuring ingeslagen op de daarvoor bestemde plaats
(art. 12, eerste en vierde lid, Bsh).
Bevoegdheden m . b . t. e. Tot het verrichten van keuringen en tot het afgeven van
acetyleenontwikke- certificaten van goedkeuring met betrekking tot acetyleen-
laars ontwikkelaars, terugslagveiligheden en reduceertoestellen is
bevoegd het Directoraat-Generaal van de Arbeid. Een certifi-
caat van goedkeuring voor een het type kenmerkend monster
van een acetyleenontwikkelaar, terugslagveiligheid of
reduceertoestel wordt opgemaakt overeenkomstig het bij deze
beschikking gevoegde model. Een goedgekeurd monster wordt
gewaarmerkt (art. 2, art. 3 en art. 4, eerste lid, MB van 28
december 1967).
Het keuren van acetyleenontwikkelaars, terugslagveiligheden
en reduceertoestellen geschiedt door keuring van een het
type kenmerkend monster (art. 38, eerste lid, Batow).
Bevoegdheden m . b . t . f. Als dienst aan te wijzen op basis van de Wogw wordt ten
verplaatsbare aanzien van transporteurs aangewezen de Arbeidsinspectie,
transporteurs met dien verstande dat de keuring moet worden aangevraagd
bij het districtshoofd der Arbeidsinspectie, in wiens
district de te keuren transporteur zich bevindt. Een
certificaat van goedkeuring voor een transporteur heeft een
bepaald model, dat staat beschreven in de beschikking (art.
2 en art. 4 MB van 26 april 1973).
Geen bijzondere
vereisten
Overdracht deel
keuringstaak
Indien van een transporteur meerdere onderling gelijke
exemplaren worden vervaardigd, kan worden volstaan met
keuring van een het type kenmerkend monster (art. 24 Bvptp).
Samenstelling en benoeminq
a. De Wogw en haar uitvoeringsvoorschriften stellen geen
bijzondere eisen met betrekking tot de organisatie van de
betrokken privaatrechtelijke rechtspersonen.
b. Het DG Arbeid en de Arbeidsinspectie maken deel uit van het
ministerie van SoZa. Het betreft hier dus een vorm van
deconcentratie.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Een ingevolge de Wogw aangewezen dienst, instelling,
onderzoekingsbureau of onderneming is bevoegd om met inacht-
neming van de door de minister van SoZa hieromtrent gegeven
aanwijzingen, beproevingen, welke een onderdeel vormen van
de keuring, door anderen te doen verrichten (art. 5, tweede
lid, Wogw).
Medewerking betrok- b. De meeste KBten ter uitvoering van de Wogw bevatten bepalin-
kenen bi j keuring gen die ertoe strekken dat de betrokkene zijn medewerking
verleent bij de keuring, bijvoorbeeld door het ter beschik-
king stellen van een werktuig of van constructietekeningen.

Mededeling negatief
keuringsresultaat
Geheimhouding
Aanwijzingen bij
overdracht deel
keuringstaak
Overleg met D-G van
arbeid over voor-
schriften
c. Indien een werktuig of beveiligingsmiddel bij keuring niet
voldoet aan de gestelde voorschriften, doet de keurings-
instantie daarvan, onder gelijktijdige toezending van het
desbetreffende keuringsrapport, onverwijld mededeling aan de
belanghebbende (art.. 2, onder d, MB van 11 november 1958; de
betreffende verplichting is alleen uitdrukkelijk gefor-
muleerd met betrekking tot de KEMA).
d. Ieder, die op enige wijze is verbonden aan een ingevolge de
Wogw aangewezen dienst, instelling, onderzoekingsbureau of
onderneming is, behoudens tegenover hen, aan wier bevelen
hij uit hoofde van zijn bij die dienst, die instelling, dat
onderzoekingsbureau of die onderneming beklede ambt of
betrekking is onderworpen, verplicht tot geheimhouding van
hetgeen hem bij het verrichten van zijn taak ingevolge de
Wogw omtrent de wijze van uitoefening van enig bedrijf of
beroep of de samenstelling, eigenschappen en wijze van
vervaardigen der door hem onderzochte voorwerpen en
materialen is bekend geworden (art. 22 Wogw).
Politick-bestuurlijke controle
a. Een ingevolge de Wogw aangewezen dienst, instelling,
onderzoekingsbureau of onderneming is bevoegd om met
inachtneming van de door de minister van SoZa hieromtrent
gegeven aanwijzingen, beproevingen, welke een onderdeel
vormen van de keuring, door anderen te doen verrichten (art.
5, tweede lid, Wogw).
Zo dikwijls de toepassing van de voorschriften metbetrekking
tot liften of met betrekking tot dorsmachines, stropersen of
strobinders daartoe aanleiding geeft, treedt de keuringsinstantie
in overleg met de Directeur-Generaal van de Arbeid
(art. 2, eerste lid onder h., MB van 23 augustus 1956; art.
2, eerste lid onder g., MB van 1 juli 1958).
Zo dikwijls de toepassing van de voorschriften met betrekking
tot spanninggevers daartoe aanleiding geeft en meer in
het bijzonder indien een voorschrift voor tweeerlei uitleg
vatbaar blijkt, dan we1 een spanninggever, die niet aan de
voorschriften blijkt te voldoen, niettemin geen gevaar voor
de veiligheid of de gezondheid oplevert, treedt de KEMA in
overleg met de Directeur-Generaal van de Arbeid (art. 2,
onder g., MB van 11 november 1958). ,
, Mededelingen aan c.q. d Indien bij een keuring blijkt, dat een lift zodanig afwijkt
overleg met ambte-
van de gestelde voorschriften, dat daardoor ernstig gevaar
lijke instanties
dreigt voor het leven of de gezondheid van de gebruiker,
m.b.t. zeer gevaar- wordt daarvan onverwijld mededeling gedaan aan het
lijke werktuigen
districtshoofd van de arbeidsinspectie (art. 2, eerste lid
onder d., MB van 23 augustus 1956).
e. Indien bij keuring blijkt, dat een dorsmachine, stropers of
strobinder voldoet aan de gestelde voorschriften, doch door

Mededeling plaats en
tijd eerste keuring
aan arbeidsinspectie
Mededeling afgifte
goedkeuringscerti-
ficaten aan D-G
van arbeid
~aandeli j kse opgave
goedgekeurde werktuigen
aan ambtelijke
instanties
Financiele verant-
woording
een afwijking van de gebruikelijke constructie of anderszins
ernstig gevaar dreigt voor het leven of de veiligheid van
personen, is de keuringsinstelling verplicht onverwijld
overleg te plegen met de Directeur-Generaal van de Arbeid
(art. 2, eerste lid onder d., MB van 1 juli 1958)'.
Tenminste 7 dagen voordat de eerste keuring van een lift
wordt verricht, wordt aan het districtshoofd der arbeids-
inspectie mededeling gedaan van plaats, datum en aanvangsuur
van deze keuring (art. 2, eerste lid onder f., MB van 23
augustus 1956 ) .
Wanneer voor een spanninggever een certificaat van
goedkeuring is afgegeven, doet de KEMA daarvan mededeling
aan de Directeur-Generaal van de Arbeid (art. 2, onder e.,
MB van 11 november 1958).
Aan het districtshoofd van de arbeidsinspectie wordt
maandelijks opgave gedaan van de in diens district gelegen
liften, waarvoor een certificaat van goedkeuring is
afgegeven (art. 2, eerste lid onder g., MB Van 23 augustus
1956).
De keuringsinstantie is verplicht maandelijks aan de
Directeur-Generaal van de Arbeid opgave te doen van de
dorsmachines, stropersen en strobinders, waarvoor een
certificaat van goedkeuring is afgegeven (art. 2,,eerste lid
onder f., MB van 1 juli 1958).
Aan het districtshoofd van de arbeidsinspectie worden op
zijn verzoek de keuringsrapporten van een door hem aan-
geduide lift onverwijld toegezonden (art. 2, eerste lid
onder e., MB van 23 augustus 1956).
De keuringsinstantie is verplicht aan de Directeur-Generaal
van de Arbeid op zijn verzoek van een door hem aangeduide
dorsmachine, stroper of strobinder onverwijld het keurings-
rapport toe te zenden (art. 2, eerste lid onder g., MB van 1
juli 1958).
De KEMA zendt aan de Directeur-Generaal van de Arbeid op
zijn verzoek onverwijld het keuringsrapport van een door hem
aangeduid type spanninggever (art. 2, onder f., MB van 11
november 1958).
Jaarlijks worden door de keuringsinstanties voor liften
en voor dorsmachines, stropersen en strobinders v06r 1
februari de begroting voor het lopende jaar en v06r 1 juni
de exploitatierekening van het afgelopen jaar, voor zover
deze stukken verband houden met de ingevolge de betreffende
beschikking verrichte werkzaamheden, bij de minister van
SoZa ingediend (art. 2, eerste lid onder i., MB van 23
augustus 1956; art. 2, eerste lid onder h., MB van 1 juli

Beroep op minister
van SoZa
Liftinstituut, KEMA
en IMAG: rechtspersoon
Rechtsbescherminq
! Iedere belanghebbende kan beroep instellen bij de minister
van SoZa tegen een beslissing, waarbij de afgifte van een
certificaat van goedkeuring of het aanbrengen van een merk van
goedkeuring is geweigerd. Wordt in beroep bepaald, dat een
certificaat of merk van goedkeuring, alsnog zal worden ver-
leend, dan geschiedt de afgifte of het aanbrengen daarvan door,
onderscheidenlijk op last van de minister (art. 13, eerste lid
onder a., en tweede lid, Wogw).
~echtspersoonlijkheid
a. Het Liftinstituut, de KEMA en het IMAG zijn rechtspersoon
in de zin van Boek 2 BW.
DG Arbeid en Arbeids- b. Het 'DG Arbeid en de Arbeidsinspectie bezitten geen rechts-
inspectie: ambtelijke persoonlijkheid.
diensten
Financien
Tarieven voor 1 a. Voor de door de aangewezen diensten, instellingen,
keuringen onderzoekingsbureaus of ondernemingen te verrichten werk-
zaamheden is een vergoeding verschuldigd volgens een door de
minister van SoZa vastgesteld tarief (art. 5, vierde lid,
Wogw). De hoogte van de diverse tarieven ligt vast in de
hierboven reeds ter sprake gekomen MBten.
b. Vereist het onderzoek in beroep het doen van beproevingen,
dan worden de daaraan verbonden kosten door degene, die het
beroep instelde, bij vooruitbetaling voldaan, bij gebreke
waarvan het beroep niet ontvankelijk is. Indien het beroep
gegrond wordt bevonden, wordt het bovenbedoelde bedrag aan
degene, die het beroep instelde, terugbetaald (art. 14,
vierde en vijfde lid, Wogw).
SoZa I .6-1
Samenstelling
bestuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste j aarverslag
Feitelijke gegevens
LIFTINSTITUUT
Leden
ir. N.J. Blokker (VDEN), ir. P.F. Derkx (NNI), ir. C. Frankfoort
(voorzitter; DG Arbeid), ir. G.W. Hietkamp (eigenaar, RGD), ir.
G.A. Kalkhoven (ONRI), ing. D. Kat (DG Arbeid), P.G. Mulder
(penningmeester/secretaris; Liftenvereniging), H.H. Posthumus
(BNA), prof .ir. G. Prins (KIVI ), D. Stoop (Liftenvereniging),
ir. H. van der Veen (eigenaar, Philips), ir. W.T. de Waard
(ONRI ) .
Geen opgave.
Uitgaven worden gefinancierd uit de opbrengsten van de keuringen.
Apparaatskosten f 5.000.000,--.

SoZa I. 6-2 KEMA
Samenstelling
bestuur
Secretariaat
Financien
Laatste jaarverslag
SoZa I .6-3
Samenstelling
bestuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Leden
ir. J.H. Bakker (voorzitter), ir. R. van Erpers Royaards.
De KEMA heeft 1121 werknemers.
Omzet 1980: f 128.000.000,--.
Geen winst of verlies over 1980.
1981.
IMAG
SoZa I. 6-4 ' DG ARBE ID
SoZa I. 6-5
Leden
prof.ir. A. Moens (LH Wageningen), ir. P.P. Koks (L&V), dr.ir
H.P.F. Curfs (L&V), prof.ir. W.A. Segeren (L&V), ir. A. van
Ittersum (VoRO), ir. A. Hagting (V&W), ir. H.E. Clevering
(voorzitter; Landbouwschap), D.J.G. van de Kolk (Landbouw-
schap), J.J.A. Hagens (Landbouwschap), ir. V. Geling (Land-
bouwschap), ir. L. Noordermeer (Landbouwschap), B.A.W.M. van
Meer (agrarische handel en industrie), J. Geschiere (agrarische
handel en industrie), H. van Dam (Landbouwschap), ir. P.M.
Lageweg (agrarische bouwwereld).
Adv. leden
H. Lems (Fed. "It Landbo~wwerktuig~~), B. Miedema (NVFL), E.
Strooker (L&V) .
Waarnemers
ir. F. Coolman'(secretaris).
235 formatieplaatsen; het personeel is aangesteld bij het
ministerie van LW.
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van L&V (92,7%);
b. het bedrijfsleven (0,7%);
c. verkopen (3,2%);
d. doorberekende kosten (3,4%).
- Personeelskosten .: f 16.500.000,--;
- Materieelkosten : f 5.173.000,--.
1981.
Geen gegevens.
ARBEIDSINSPECTIE
~een gegevens.

Wet inzake gevaar-
lijke werktuigen
Andere keurings-
taken Liftinstituut
SoZa I. 7-1
SoZa I. 7-2
Adres/telefoon
Instelling RvA
Oprichting RvA
Instelling en
oprichting SVB
Regelingen
Uitvoering volks-
verzekeringen
opmerkingen
Naast de Wogw bestaat de Wet inzake de gevaarlijke werktuigen
(wet van 6 februari 1974; Stb. 162). Zij bevat eveneens een
juridische basis voor bevoegdheden van autoriteiten, openbare
diensten of particuliere instellingen tot het verrichten van
keuringen met de daaraan verbonden rechtsgevolgen. Deze wet is
echter tot op heden niet in werking getreden.
Het Liftinstituut verricht ook keuringen van liften op basis
van gemeentelijke liftenverordeningen; zij keurt ook liften en
dergelijke op schepen (art. 45, zesde lid, Schepenbesluit 1965;
KB van 5 augustus 1965 (Stb. 367) jo. Bekendmaking aan de
Scheepvaart van het Hoofd der Scheepvaartinspectie, d.d. 28
november 1975 (Stcrt. 237)); het Liftinstituut keurt ook liften
op vrijwillige basis.
RADEN VAN ARBEID (RvA)
Er zijn 21 Raden van Arbeid. Hun adressen en telefoonnummers
zi jn vermeld onder "Feitelij ke gegevenstt
.
SOCIALE VERZEKERINGSBANK (SVB)
Apollolaan 15, Amsterdam (Postbus 77000, 1007 MG Amsterdam)/
(020) 5729111.
Instelling en oprichtinq
De RvA-en zijn ingesteld bij wet van 17 november 1933 (Stb.
598), ondertekend door de minister van SoZa (Wet op de Sociale
Verzekeringsbank en de Raden van Arbeid) (tlWSVBtl).
De RvA-en zijn bij KB in het leven geroepen op grond van de
organisatieregel in de WSVB.
Als oprichtingsdatum geeft de Vereniging van Raden van Arbeid 1
januari 1919 op.
De SVB is ingesteld en opgericht bij WSVB.
I
WSVB.
Algemene ouderdomswet; wet van 31 mei 1956 (Stb. 281)
( "AOWtt ) .
Algemene weduwen- en wezenwet; wet van 9 april 1959 (Stb.
139) ("AWW").
Algemene kinderbijslagwet; wet van 26 april 1962 (integrale
tekst in ,Stb. 1980, nr. 1) (IIAKWtt).
Doelstellingen en taken
De SVB en de RvA-en zijn belast met de uitvoering van AOW, de
AWW en de AKW. De heffing en de inning van premies zijn echter
aan de Rijksbelastingdienst opgedragen.

Taak SVB
Taak RvA
De SVB is belast met:
a. het beheer van de omslagfondsen, ingesteld bij de drie
genoemde wetten;
b. het toekennen, herzien en intrekken van pensioenen krachtens
de AOW of de AWW indien de aanvrager in het buitenland woont
en in de gevallen waarbij een verdrag of verordening-EEG
moet worden toegepast;
c. het periodiek - als regel maandelijks - betaalbaarstellen
van de uitkeringen (exclusief kinderbijslagen);
d. het toelaten tot en de administratie verbonden aan het
vrijwillig betalen van premie AOW en AWW;
e. het toezicht op de Raden van Arbeid.
De RvA-en zijn belast met:
a. het toekennen en betaalbaarstellen van kinderbijslagen;
b. het toekennen, herzien en intrekken van ~ensioenen krachtens
de AOW of ,AWW met uitzondering van pensibenen die door de
SVB worden behandeld;
c. de premie-incasso voor de vrijwillige ouderdomsverzekering.
Territoriale grenzen Iedere RvA werkt binnen een bij AMvB aangewezen gebied.
RvA-en
Bevoegdheden
I.
Toekenning van ouder- a. Krachtens art. 11 en art. 14 AOW is de SVB bevoegd tot het
domspensioen aan toekennen, intrekken en herzien van pensioenen. Op grond
(ander dan) recht- van art. 5 AOW kan de minister van SoZa echter bevoegdheden
hebbende van de SVB laten uitoefenen door de RvA. Krachtens het MB
Betaalbaarstelling
pensioenen
Fondsbeheer
van 17 september 1956 (Stcrt. 186) worden de bevoegdheden
tot toekenning, intrekking en herziening van pensioenen
uitgeoefend door de RvA met uitzondering van bijzondere
gevallen - gevallen waarin tevens een recht op rente bestaat
ingevolge oudere sociale wetgeving, waarin men gewoond of
gewerkt heeft in het buitenland, etc. - waarin deze bevoegd-
heden door de SVB uitgeoefend worden.
Het pensioen van een gehuwde gepensioneerde man kan voor ten
hoogste de helft toegekend worden aan diens echtgenote (art.
16, tweede lid, AOW).
Bij geestesziekte of zwakzinnigheid of in andere bijzondere
gevallen kan het pensioen toegekend worden aan een daartoe
aan te wijzen persoon of instelling (art. 17, eerste lid,
AOW) .
Een eigen bijdrage ingevolge de AWBZ verschuldigd kan recht-
streeks toegekend worden aan de Ziekenfondsraad (art. 17,
tweede lid, AOW).
b. De betaalbaarstelling van de pensioenen geschiedt door de
SVB (art. 16, eerste lid, AOW jo. art. 1, eerste lid, MB van
17 september 1956).
c. Het Ouderdomsfonds wordt beheerd door de SVB (art. 24,
eerste lid, AOW) .
Vaststelling premie- d. Het premiepercentage wordt door de SVB onder goedkeuring
percentage van de minister van SoZa, gehoord de SVR, telkens voor vijf
jaar vastgesteld (art. 28, eerste lid, AOW).
Aantekening van e. Indien een verzekerde nalatig is gebleven de over een
schuldige nala- ,bepaald jaar verschuldigde premie geheel of gedeeltelijk
tigheid te betalen, houdt de SVB, indien zij beslist, dat van een
schuldig nalaten sprake is, daarvan aantekening.

Vrijstelling wegens
gemoedsbezwaren
Toekenning van pen-
sioen aan (ander
dan) rechthebbende
Betaalbaarstelling
pensioenen
Fondsbeheer
Vaststelling pre-
miepercentage
Vrijstelling wegens
gemoedsbezwaren
Alsdan wordt, voor zover de premie bij wege van aanslag in
een bedrag is geheven met de ingevolge de AWW, de AAW, de
AWBZ en de AKW verschuldigde premies, elke betaling anders
dan ten laste van het Rijk op die aanslag achtereenvolgens
toegerekend aan de ingevolge de AKW, de AAW, de AWBZ, de AWW
en de ingevolge de AOW verschuldigde premie (art. 33, eerste
lid, AOW).
Indien de SVB niet heeft beslist, dat van een schuldig
nalaten sprake is komt de ingevolge de AOW verschuldigde
premie, voor zover deze niet is betaald, ten laste van het
Rijk (art. 33, tweede lid, AOW).
Bij schuldige nalatigheid wordt een korting toegepast op het
ouderdomspensioen (zie art. 10 AOW).
De RvA beslist over de (intrekking van) vrijstelling van
wettelijke verplichtingen wegens gemoedsbezwaren (art. 36,
eerste lid, jo. art. 5, eerste lid, AOW jo. art. 2 ME3 van 17
september 1956 ) .
Aww
De RvA is bevoegd tot het toekennen, intrekken en herzien
van weduwenpensioenen c.q. tijdelijke weduwenuitkeringen
c.q. wezenpensioenen. In bijzondere gevallen - verblijf
buiten Nederland, renterechten op grond van oudere sociale
wetgeving, weduwenpensioen op grond van invaliditeit -
worden deze bevoegdheden echter uitgeoefend door de SVB
(art. 23 AWW; art. 26 jo. art. 6, eerste lid, AWW jo. art. 1
en art. 2 ME3 van 23 rnei 1959 (Stcrt. 100)).
Het wezenpensioen kan, voor zover nodig na ingewonnen advies
van een raad voor de kinderbescherming, toegekend worden aan
een ander dan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind
(art. 31, eerste lid, AWW).
Bij geestesziekte of zwakzinnigheid of in andere bijzondere
gevallen kan het pensioen aan een daartoe aan te wijzen
persoon of instelling toegekend worden (art. 32, eerste lid,
AWW) .
Een eigen bijdrage ingevolge de AWBZ verschuldigd kan recht-
streeks worden toegekend aan de Ziekenfondsraad (art. 33,
tweede lid, AWW).
De betaalbaarstelling van de pensioenen en uitkeringen
geschiedt door de SVB (art. 28, eerste lid, AWW jo. art. 1,
eerste lid, en art. 2, eerste lid, KB van 23 rnei 1959).
Het Weduwen- en wezenfonds wordt beheerd door de SVB (art.
39, eerste lid, AWW).
Het premiepercentage wordt door de SVB onder goedkeuring
van de minister van SoZa, gehoord de SVR, telkens voor vijf
jaar vastgesteld (art. 42, eerste lid, AWW).
De RvA beslist over de (intrekking van) vrijstelling van
wettelijke verplichtingen wegens gemoedsbezwaren (art. 48,
eerste lid, jo. art. 6, eerste lid, AWW jo. art. 3 ME3 van 23
rnei 1959).

Toekenning kinder-
bijslag aan (ander
dan) rechthebbende;
betaalbaarstelling
kinderbi j slag
Fondsbeheer
Vaststelling
percentage
b.
premie- c.
Vri j stelling wegens d.
gemoedsbezwaren
Samenstelling en
benoeming SVB
Samenstelling en
benoeming RvA
De RvA is bevoegd tot het toekennen en betaalbaarstellen van
kinderbijslagen. De RvA is bevoegd, voor zover nodig na
ingewonnen advies van een raad voor de kinderbescherming,
de kinderbijslag toe te kennen aan een ander dan de
rechthebbende. Indien degene die aanspraak maakt op kinder-
bijslag in het buitenland woont en tevens aanspraken doet
gelden op basis van bepaalde andere sociale verzekerings-
wetten, worden deze bevoegdheden uitgeoefend door de SVB
(art. 14, eerste lid, en art. 17, eerste lid, jo. art. 5,
eerste lid, AKW jo. MB van 10 april 1975 (Stcrt. 78)).
Het Algemeen Kinderbijslagfonds wordt beheerd door de SVB
(art. 24, eerste lid, AKW).
De SVB stelt onder goedkeuring van de minister van SoZa,
gehoord de SVR, het premiepercentage vast (art. 27, tweede
lid, AKW).
De RvA geeft vrijstelling van premiebetaling vanwege
gemoedsbezwaren (art. 26, eerste lid, AKW jo. art. 32 AWBZ
jo. art. 2 MB van 10 april 1975).
Samenstelling en benoeming
De SVB bestaat uit een voorzitter en vijftien leden.
De minister van SoZa benoemt de voorzitter en vijf leden. Van
deze vijf leden is er een een vertegenwoordiger van de minister;
twee leden zijn personen die uit hoofde van hun 3:stenschappe-
lijke hoedanigheid of hun plaats in het maatschappelijk leven
vraagstukken betreffende de sociale verzekering kunnen beoor-
delen; twee leden zijn personen uit landelijke, represen-
tatieve, maatschappelijke organisaties, andere dan werkgevers-
of werknemersorganisaties.
Vijf leden worden aangewezen door de naar het oordeel van de
minister algemeen erkende centrale en andere representatieve
organisaties van werkgevers en vijf leden worden aangewezen
door de naar het oordeel van de minister algemeen erkende
centrale organisaties van werknemers. De minister bepaalt
hoeveel leden door elke organisatie worden aangewezen (art. 6
WSVB) .
De RvA bestaat uit de voorzitter en drie werkgevers-leden (met
plaatsvervangers) en drie werknemers-leden (met plaatsvervangers)
(art. 19, eerste lid, WSVB). De Kroon benoemt de voorzitter
(art. 29, eerste lid, WSVB). De werkgevers-leden onderscheiden-
lijk de werknemers-leden worden benoemd door de minister van
SoZa op aanbeveling van de door deze aan te wijzen voornaamste
centrale organisaties van werkgevers en werknemers (art. 20
WSVB); de RvA-leden moeten hetzij werkgever of werknemer zijn
hetzij bestuurslid van een belangenvereniging van werkgevers of
werknemers (art. 22, eerste lid, WSVB).

Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
I.
a. Onder verantwoordelijkheid van het SVB-bestuur is een
directie werkzaam van ten hoogste drie leden. Directieleden
worden door het bestuur benoemd na overeenstemrning vooraf
met de minister van SoZa (art. 8 WSVB). Het SVB-bestuur
regelt, onder goedkeuring van de SVR, de bezoldiging van de
directie en het overige personeel en in het algemeen hun
rechten en verplichtingen. De minister kan gehoord de SVR
voorschriften geven waaraan die regeling moet voldoen (art.
10 WSVB) .
Reglement van werk- b. Het SVB-bestuur stelt onder goedkeuring van de minister
zaamheden SVB-bestuur een reglement voor zijn werkzaamheden vast. Daarin kan
worden bepaald dat het bestuur zich kan splitsen in kamers
en dat bepaalde bestuursbevoegdheden kumen worden over-
gedragen aan de voorzitter, aan een kamer, aan de directie
of aan een directielid, alsmede dat bepaalde bevoegdheden
van de voorzitter kunnen worden overgedragen aan de directie
of aan een directielid. In het reglement kan worden voorzien
in de benoeming van plaatsvervangende voorzitters, alsmede
Samenwerking met
Ned. Bank
Vergaderen
Reglement van orde
Taak RvA-voorzitter
Gemeenschappelijke
regelingen
in de instelling van een dagelijks bestuur (art. 9 WSVB).
c. De Nederlandse Bank is kassier der SVB en belast met de
bewaring van alle beleggingen en andere waardepapieren der
SVB en van de door haar in pand genomen waarden. De kantoren
der posterijen zijn tevens kantoren van de SVB en van de
RvA-en (art. 18 WSVB).
a. De RvA mag niet beraadslagen of besluiten, zo hij niet
voltallig is (art. 27 WSVB).
b. Het reglement van orde door de RvA voor zijn vergaderingen
vast te stellen behoeft de goedkeuring van de minister van
SoZa en moet daarna aan het SVB-bestuur medegedeeld worden
(art. 28 WSVB).
c. De RvA heeft een bezoldigde voorzitter die de RvA-besluiten
uitvoert en die gemachtigd kan worden spoedeisende zaken af
te doen. De voorzitter is belast met de zorg voor het archief
en vertegenwoordigt de RvA in en buiten rechte (zie art. 31
t/m 35 WSVB).
Weigert de RvA de van hem bij wet of AMvB gevorderde mede-
werking, dan voorziet, indien en voor zover zulks nodig is
voor een geregelde loop van zaken, de voorzitter daarin
tenzij de wet anders bepaalt. Tenzij de wet anders bepaalt
voorziet de voorzitter eveneens in de van de RvA gevorderde
medewerking indien niet mag worden beraadslaagd of besloten,
indien voor een bepaald lidmaatschap niemand is benoemd of
indien er gedurende de zittingstijd een aantal plaatsen
onbezet zijn (art. 39, eerste en derde lid, WSVB).
d. Twee of meer RvA-en kunnen gemeenschappelijke zaken in
onderling overleg regelen. Tenzij de wet, tot uitvoering
waarvan de regeling getroffen is, anders bepaalt, behoeft

RvA ambtenaren
Geheimhouding
Informatieverstrek-
king aan overheids-
organen
Informatieverstrek-
king aan pensioen-
fondsen
Mededelingsplicht
uitkeringsgenieter
Recht op inlichtin-
gen en boekeninzage
Medewerking BV/GAK/
burgerli j ke stand
zodanige regeling de goedkeuring van het SVB-bestuur (art.
41, eerste en tweede lid, WSVB).
e. De RvA heeft ambtenaren in dienst die door haar worden
benoemd (art. 29, derde lid, WSVB). De RvA regelt de bezol-
digingen van alle aan hem ondergeschikte ambtenaren en in
het algemeen hun rechten en verplichtingen. Bij AMvB kunnen
voorschriften worden gegeven voor zo'n regeling. De regeling
wordt aan het SVB-bestuur medegedeeld (art. 47 WSVB).
I I I. SVB en RvA
a. De voorzitters en de (plaatsvervangende) leden van het
SVB-bestuur en van de RvA-en benevens alle aan deze organen
ondergeschikte personen zijn verplicht tot geheimhouding van
alle zaken, ten aanzien waarvan door of vanwege het be-
trokken orgaan geheimhouding is opgelegd of waarvan zij het
vertrouwelijk karakter moeten begrijpen (art. 72, eerste
lid, WSVB) .
b. Het SVB-bestuur en de RvA zijn bevoegd aan overheidsorganen
mededeling te doen van de door deze in het belang van hun .
taakuitvoering gevraagde gegevens die in het bezit zijn van
de SVB c.q. de RvA betreffende personen die ingevolge een
wettelijke regeling verzekerd zijn of in het genot zijn van
een geldelijke uitkering (art. 72, tweede lid, WSVB).
c. Het SVB-bestuur en de RvA verstrekken aan het bestuur van
een verplicht gesteld bedrijfspensioenfonds kosteloos alle
inlichtingen welke dat fonds voor de toepassing van haar
statuten en reglementen verlangt, voor zover deze inlich-
tingen kunnen worden ontleend aan de administratie ten
behoeve van de uitvoering van de WSVB of de wetten waarvan
de uitvoering aan de SVB en de RvA is opgedragen (art. 72,
derde lid, WSVB).
d. Uitkeringsgenieters zijn verplicht aan het orgaan dat de
uitkering of het pensioen heeft toegekend schriftelijk
mededeling te doen van feiten en omstandigheden welke tot
intrekking of vermindering van de uitkering of het pensioen
aanleiding kunnen geven (art. 37 AOW; art. 49 AW).
e. Ieder is verplicht aan de SVB en de RvA of aan de door deze
instanties aangewezen personen de verlangde inlichtingen te
geven of inzage te verlenen in boeken en bescheiden (art. 38
AOW; art. 50 AW; art. 28 AKW).
f. De Sedrijfsverenigingen (BV-en) en het Gemeenschappelijk
Administratiekantoor (GAK) verstrekken aan de SVB en de
RvA-en of aan de door deze instanties aangewezenen alle
verlangde informatie. Publiekrechtelijke lichamen zijn
verplicht kosteloos hun medewerking te verlenen tot het
verkrijgen van de inlichtingen benodigd voor de uitvoering
van de betreffende wet. Alle ambtenaren, tot afgifte van
uittreksel uit registers van de burgerlijke stand bevoegd,
zijn verplicht aan de SVB en de RvA-en de door deze
'

Toezicht door SVB
SVB-aanwijzingen
m.b.t. RvA-
administratie
SVB-voorschriften
m.b.t. wets-
uitvoering
Schorsing of ver-
nietiging van be-
sluiten door Kroon
Kennisgeving door
RvA-voorzitter van
mogeli jke stri jd
met wet, AMvB of
algemeen belang
Verzoek SVB-bestuur
om schorsing of
vernietiging
Afschrift van be-
I sluiten naar SVB
gevraagde uittreksels uit de registers kosteloos toe te
zenden (art. 39 AOW; art. 51 AWW; art. 29 AKW).
politick-bestuurlijke controle
I.
a. Het toezicht op de RvA-en is opgedragen aan het SVB-bestuur
(art. 65, eerste lid, WSVB).
b. Het SVB-bestuur kan een of meer van zijn leden machtigen om
ten behoeve van de toezichtsuitoefening mondeling of schrif-
telijk inlichtingen in te winnen of een onderzoek in te
stellen, het opnemen van boeken daaronder begrepen (art. 66,
eerste lid, WSVB).
c. De voorzitter en de leden van de RvA alsmede de aan de RvA
ondergeschikte ambtenaren zijn verplicht aan het SVB-bestuur
of de door hem gemachtigden alle gevraagde inlichtingen te
verschaffen en alle gevraagde medewerking te verlenen indien
een onderzoek wordt ingesteld (art. 67 WSVB).
d. De RvA is met betrekking tot de inrichting van de admini-
stratie van de Raad verplicht de aanwijzingen te volgen van
de SVB-bestuur (art. 68 WSVB).
e. Het SVB-bestuur is bevoegd, gehoord de Sociale Verzekerings-
raad, aan de RvA voorschriften te geven omtrent toepassing
van een bepaling, voorkomende in een der door haar uit-
gevoerde wetten en in de WSVB, of in een tot uitvoering van
die wetten strekkend besluit. De RvA is verplicht zich naar
zodanig voorschrift te gedragen (art. 69 WSVB).
f. De besluiten van de RvA en van de voorzitter van de RvA
kunnen, voor zover zij met de wet, een AMvB of het algemeen
belang strijden, door de Kroon worden geschorst of ver-
nietigd (art. 73, eerste lid, WSVB).
g. Tenzij de wet tot welker uitvoering het besluit genomen
is anders bepaalt, geeft de voorzitter, wanneer een besluit
van de RvA naar zijn oordeel strijdig is met de wet, een
AMvB of het algemeen belang, van dit gevoelen binnen 2 x
24 uur na het nemen van het besluit kennis aan de RvA en aan
het bestuur der SVB, dat daarvan terstond aan de Kroon
verslag doet. Tenzij de wet, tot welker uitvoering het
besluit genomen is, anders bepaalt, kan in dit geval het
besluit eerst worden uitgevoerd, wanneer 30 dagen na de
dagtekening der kennisgeving zijn verlopen en geen schorsing
of vernietiging is bevolen (art. 37 WSVB).
h. Het SVB-bestuur vraagt van de Kroon de schorsing of
vernietiging der besluiten van een RvA of van de voorzitter
van die RvA, die met de wet, een AMvB of het algemeen belang
strijdig voorkomen (art. 65, tweede lid, WSVB).
i. De RvA zendt aan het SVB-bestuur afschrift van alle door
hem genomen besluiten met uitzondering van die, welke voor
beroep bij de Raden van Beroep vatbaar zijn (art. 44 WSVB).

Goedkeuring of op-
he f f ing gemeen-
schappelij ke re-
geling door SVB
SVB-goedkeuring
financieel belang-
ri j ke besluiten
SVB-bemoeienis met
RvA-begroting
j. Een regeling, waarbij twee of meer RvA-en gemeenschappelijke
zaken in onderling overleg regelen, behoeft v66r inwerking-
treding de goedkeuring van het SVB-bestuur. Een gemeen-
schappelijke regeling tussen twee of meer RvA-en kan te
allen tijde door het SVB-bestuur a1 dan niet op verzoek van
een of meer der betrokken RvA-en bij een met redenen omkleed
besluit worden opgeheven (art. 41, eerste t/m derde lid,
WSVB). Tegen besluiten houdende weigering van goedkeuring of
(weigering van) opheffing kan ieder van de betrokken RvA-en
bij de minister in beroep komen (art. 41, vierde lid, WSVB).
k. De RvA behoeft, tenzij de wet anders bepaalt, de goedkeuring
van het SVB-bestuur voor allerlei besluiten, die vanuit
financieel oogpunt bezien zeer belangrijk zijn, zoals het
kopen van onroerend goed, het voeren van rechtsgedingen, en
dergeli j ke.
Bij het aanvragen der goedkeuring voor het voeren van een
rechtsgeding deelt de RvA het te dien aanzien door hem
ingesteld rechtskundig onderzoek aan het SVB-bestuur mede.
Tegen de weigering van goedkeuring kan de RvA bij de
minister in beroep komen (art. 43 WSVB).
1. De RvA dient jaarlijks haar begroting van inkomsten en
uitgaven in bij het SVB-bestuur (art. 50 WSVB). .De begroting
behoeft om te werken de goedkeuring van het SVB-bestuur. Het
SVB-bestuur kan in de indeling der begroting wijziging
brengen (art. 54 WSVB). Het SVB-bestuur verleent of onthoudt
zijn goedkeuring aan de begroting in haar geheel, zoals zij
door de RvA.is vastgesteld.
Is de goedkeuring niet verleend v66r de aanvang van het jaar
waarvoor zij moet dienen, dan machtigt het SVB-bestuur de
RvA over het gehele bedrag van die posten te beschikken,
waartegen bij hem geen bedenking bestaat. In spoedeisende
gevallen echter kan het bestuur de RvA machtigen tot op een
door het bestuur te bepalen bedrag uitgaven te doen uit die
posten der begroting, waartegen bedenking bestaat (art. 56
WSVB) .
m. Tegen de beslissing van het SVB-bestuur kan de RvA bij de
minister voorziening vragen (art. 57, eerste lid, WSVB).
n. Buiten de begroting kan geen uitgaaf worden gedaan dan met
afzonderlijke voorafgaande machtiging van het SVB-bestuur.
Het onder m. opgemerkte is van overeenkomstige toepassing
(art. 58, eerste lid, WSVB).
Verantwoordings- en o. De RvA is verantwoordelijk en rekenplichtig aan het SVB-
rekenplicht t. a.v. bestuur (art. 49 WSVB). De RvA doet van de inkomsten en
SVB-bestuur uitgaven over elk dienstjaar verantwoording aan het SVB-
bestuur onder overlegging van een rekening.
De RvA zendt de rekening en de daarbij behorende bescheiden
binnen de door het SVB-bestuur vast te stellen termijn aan
het bestuur in.
Het SVB-bestuur sluit de rekening v66r het einde van het
jaar volgende op dat, waarop zij betrekking heeft, en stelt
het bedrag der ontvangsten en uitgaven vast (art. 60,
eerste, derde en vierde lid, WSVB).

Bericht en raad aan
SVB-bestuur en
departementen
sVB-oplossing of
ministeriele be-
slissing RvA-
geschillen
Voorschriften m. b. t.
gemeenschappelij ke
regelingen
Ministeriele goed-
keuring reglement
van orde
Jaarverslag naar
minister
Oplegging van uit-
gaven
Optreden RvA-voor-
zitter bi j RvA-
taakverwaarlozing
SVB-goedkeuring RvA-
bevoegdheids-
uitoefening
p. Over alle zaken, zijn werkkring betreffende, dient de RvA
indien dit wordt verlangd van berlcht en raad aan de
departementen van algemeen bestuur en aan het SVB-bestuur
(art. 45 WSVB).
q. Het SVB-bestuur tracht alle geschillen tussen de RvA-en
in der minne te doen bijleggen. Indien het daarin niet
slaagt, draagt het het geval aan de minister van SoZa
ter beslissing voor (art. 65, derde lid, WSVB). De RvA-en
gedragen zich naar hetgeen de minister heeft beslist (art.
70 WSVB).
r. Door de minister van SoZa kunnen voorschriften gegeven
worden omtrent gemeenschappelijke regelingen tussen alle
RvA-en (art. 41, derde lid, WSVB).
s. Het reglement van orde, door de RvA voor zijn vergaderingen
vast te stellen, behoeft de goedkeuring van de minister van
SoZa (art. 28 WSVB).
t. De RvA zendt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden
aan de minister van SoZa. De inrichting van deze verslagen
en het tijdstip, waarop zij worden ingezonden, worden door
de minister vastgesteld (art. 46 WSVB).
u. Bij AMvB kunnen aan de RvA uitgaven worden opgelegd tot
betaling van rente en aflossing van voorschotten, welke'hij
van enig ander publiekrechtelijk lichaam heeft ontvangen.
Bovenbedoelde uitgaven worden in elk geval evenals de bij
andere wettelijke voorschriften aan de Raad opgelegde uit-
gaven op de begroting van uitgaven gebracht. Dit geschiedt
door het SVB-bestuur, indien de RvA weigert aan zijn ver-
plichtingen te voldoen (art. 52 WSVB).
v. Weigert de RvA de van hem bij wet of AMvB gevorderde
medewerking, dan voorziet, indien en voor zover zulks voor
een geregelde loop van zaken nodig is, de voorzitter daarin
tenzij de wet anders bepaalt. De voorzitter geeft, indien
zich een dergelijk geval voordoet, hiervan onmiddellijk
kennis aan de minister van SoZa (art. 39, eerste en vierde
lid, WSVB).
w. Wanneer aan de RvA de uitoefening van enige bevoegdheid
is opgedragen behoudens goedkeuring van het SVB-bestuur,
wordt deze goedkeuring, tenzij anders is bepaald, geacht te
zijn verleend indien binnen 30'dagen na die, waarop zij is
gevraagd, geen beslissing of geen bericht, de beslissing
verdagende, aan de RvA is ingezonden. Van een weigerende
belissing van het bestuur staat beroep op de minister van
SoZa open (art. 40, eerste en derde lid, WSVB).

Toezicht door SVR
Verantwoordings- en
rekenplicht t.0.v.
SVR/minister
Beslui ten ter kennis
SVR/minister
Jaarverslag naar
SVR/minister van
SoZa
Ministeriele beleg-
gingsvoorschriften
Schorsing of ver-
nietiging van be-
sluiten door Kroon
AMvB-voorzieningen
bi j taakverwaar-
lozing
Overeenstemming met
minister omtrent
directiebenoeming
Ministeriele goed-
keuring reglement
van werkzaamheden
De SVR is belast met het toezicht op de SVB en op de wets-
uitvoering door de SVB (art. 16, eerste lid, WSVB).
Het SVB-bestuur is verantwoordelijk en rekenplichtig aan de
SVR. Ten aanzien van ten laste van het Rijk komende uitgaven
is het SVB-bestuur verantwoordelijk en rekenplichtig aan de
minister van SoZa (art. 15, eerste lid, WSVB).
Het SVB-bestuur brengt volgens door de SVR te stellen regels
besluiten van algemene strekking of belangrijke aard ter
kennis van de minister van SoZa en van de SVR. Onverminderd
bovenstaande wordt een besluit van het SVB-bestuur terstond
ter kennis gebracht van de minister of van de SVR, wanneer
deze zulks verzoeken.
Het SVB-bestuur brengt binnen een jaar na het einde van
een boekjaar een verslag van zijn werkzaamheden, alsmede
omtrent de werkzaamheden der RvA-en uit aan de minister van
SoZa en aan de SVR. De minister brengt dit verslag ter
kennis van de Kroon en ter kennis van de beide Kamers der
Staten-Generaal.
de minister van SoZa stelt voorschriften vast met betrekking
tot de belegging van gelden van het door de SVB te beheren
Ouderdomsfonds, het Weduwen- en Wezenfonds en het Algemeen
kinderbijslagfonds (art. 25 AOW; art. 40 AWW; art. 24,
vierde lid, AKW; de ministeriele voorschriften zijn gegeven
in het MB van 10 april 1974 (Stcrt. 77)).
Het SVB-bestuur moet aan de SVR een kwartaalopgave doen van
de stand der middelen en beleggingen. De SVR kan bindende
aanwijzingen geven ter zake van een redelijk beleggings-
beleid (art. 3 en art. 4 MB van 10 april 1975).
De besluiten van het SVB-bestuur kunnen, voor zover zij met
de wet, een AMvB of het algemeen belang strijden door de
Kroon worden vernietigd of geschorst (art. 73, eerste lid,
WSVB) .
Bij AMvB kunnen voorzieningen worden getroffen voor het
geval het bestuur van de SVB naar het oordeel van de Kroon
zijn taak niet naar behoren of niet in overeenstemming met
de bij of krachtens de wet vastgestelde regelen vervult
(art. 17, eerste lid, WSVB).
Omtrent de benoeming van directieleden moet overeenstemming
zijn verkregen met de minister van SoZa (art. 8 WSVB).
j. Het SVB-bestuur stelt onder goedkeuring van de minister van
SoZa een reglement voor zijn werkzaamheden vast (art. 9
WSVB ) .
575

Controle m.b.t.
rechtspositie SVB-
personeel
Ministeriele regels
m.b.t. registratie
van administratie
van verzekerden
Ministeriele
beslissing geschil
SVB en RvA
Beroep op
RvB en CRvB
Beroep op
RvB en CRvB
k. Het SVB-bestuur regelt, onder goedkeuring van de SVR, de
bezoldiging van de directie en van het overige personeel
en in het algemeen hun rechten en verplichtingen. De minister
van SoZa kan, gehoord de SVR, voorschriften geven, waaraan
bedoelde regeling moet voldoen (art. 10 WSVB).
1. Voor zover de uitvoering van de in de AOW of AWW geregelde
verzekering geschiedt door de SVB, kan de minister van SoZa
nadere regels stellen met betrekking tot de te voeren
administratie en de registratie van de verzekerden (art. 5,
tweede lid, WSVB) .
m. De SVB en de RvA gedragen zich naar hetgeen door de minister
van SoZa wordt beslist in geschillen tussen de SVB en een
RvA ( art. 70 WSVB ) .
Rechtsbescherminq
I.
Aan belanghebbenden wordt schriftelijk kennis gegeven van een
beslissing ingevolge deze wet welke a. verband houdt met het
recht op en de uitbetaling van ouderdomspensioen en vakantie-
uitkering; b. betrekking heeft op een aantekening van schuldig
nalatig zijn. Een kennisgeving vermeldt beslissingsgronden
alsmede - behoudens als het betreft een beslissing ingevolge
.... (hier volgf een specifieke aanduiding van een aantal
artikelen) naam en adres van het beroepscollege en aanduiding
beroepstermijn. In bepaalde gevallen is het bovenstaande
-slechts van toepassing indien belanghebbende zulks verzoekt
(art. 40 AOW).
Tegen een beslissing waarvan ingevolge bovenstaande
schriftelijk kennis gegeven wordt, staat - behoudens uit-
zonderingen -voor belanghebbende beroep open. Over het beroep
wordt geoordeeld door de Raden van Beroep en door de Centrale
Raad van Beroep, bedoeld in de Beroepswet. Tegen uitspraken van
de CRvB kan in bepaalde gevallen door ieder van de partijen
beroep in cassatie ingesteld worden. Deze cassatieprocedure
loopt parallel met de cassatieprocedure in belastingzaken met
dien verstande dat de CRvB de plaats inneemt van een gerechts-
hof (art. 41 AOW).
Het opgemerkte bij de AOW-beroepsprocedure is van
overeenkomstige toepassing op de AWW-beroepsprocedure. Beroepen
tegen besluiten met betrekking tot een aantekening van schuldig
nalatig zijn treft men hier echter niet aan (art. 52 en 53
AWW) .
Aan belanghebbende wordt, desverlangd, schriftelijk kennis
gegeven van een beslissing ingevolge deze wet welke verband
houdt met het recht op en de uitbetaling van kinderbijslag. Een
kennisgeving vermeldt beslissingsgronden, naam en aders van het
beroepscollege en de beroepstermijn.

Beroep op
RvB en CRvB
Beroep op belas-
tingrechter
Herzienings-
verzoek bij SVR
SVB en RvA zijn
rechtspersoon
Vergoedingen SVB-
bestuursleden
Bezoldiging
RvA-voorzitter/
vergoedingen
overige RvA-leden
SVB-beheerskos ten
RvA-beheers kos ten
Kosten uitkeringen
en pensioenen
Tegen een beslissing waarvan schriftelijk kennis gegeven wordt
staat beroep open voor belanghebbende. Over het beroep wordt
geoordeeld door de,RvBfen en de door de CRvB. In bepaalde
gevallen is cassatieberoep mogelijk.
IV. AOW, AWW en AKW
---------------
In de sfeer van de premieheffing zijn de rechtsmiddelen van de
belastingwetgeving van toepassing (art. 42 AOW; art. 54 AWW;
art. 32 AKW jo. art. 61 AWBZ).
Van een beslissing van de RvA waarbij een vrijstelling vanwege
gemoedsbezwaren wordt geweigerd of ingetrokken kan de betrokkene
bij de SVR herziening vragen. De RvA moet zijn beslissing
motiveren en aan de betrokkene mededeling doen van zijn bevoegdheid
herziening te verzoeken (art. 17 Besluit van 20 december
1956 (Stb. 626)).
Rechtspersoonlijkheid
De SVB en de RvA bezitten rechtspersoonlijkheid (art. 1 en
art. 2 WSVB).
Financien
Aan de voorzitter en de (plaatsvervangende) leden van het.
SVB-bestuur kan, volgens door dat bestuur te stellen regels,
een geldelijke vergoeding worden toegekend. Deze regels
behoeven de goedkeuring van de SVR (art. 7, derde lid,
WSVB) .
De voorzitter van de RvA is bezoldigd. De voorzitter en de
leden-werkgever en -werknemer van de RvA en de aan de RvA
ondergeschik.te ambtenaren hebben in de gevallen en volgens
regelen bij 'AMVB vast te stellen, aanspraak op vergoeding
van reis- en verblijfkosten; de werkgever- en de werk-
nemerleden-leden van de RvA hebben bovendien aanspraak op
vergoeding voor tijdverzuim (art. 31 en 32 WSVB).
De kosten van het beheer der SVB worden verdeeld tussen de
door de SVB beheerde fondsen naar regelen door de minister
van SoZa, gehoord de SVR, te stellen (art. 13 WSVB).
De kosten van het beheer van de RvA worden jaarlijks door
het SVB-bestuur vastgesteld en tussen de SVB-fondsen ver-
deeld naar regelen door de minister van SoZa te stellen
(art. 62 WSVB).
De kosten van uitkeringen en pensioenen op basis van de AOW,
AWW en AKW 'en de kosten verbonden aan de uitvoering van die
wetten komen'ten laste van de onderscheiden fondsen. Het
Ouderdomsfonds wordt gevoed met premies en een rijksbijdrage
(art. 24 AOW). Het Weduwen- en wezenfonds wordt gevoed met
premies (art. 39 AWW). Het Algemeen Kinderbijslagfonds wordt
gevoed met premies (werkgever betaalt voor werknemer, geen
inhouding door werkgever; art. 25, eerste lid sub b, AKW) en
met een rijksbijdrage (art. 24 AKW).

SoZa I. 7-1
SoZa 1.7-la
Adres/telefoon
Samenstelling
SoZa 1.7-lb
Adres/telefoon
Samenstelling
SoZa 1.7-lc
Adres/telefoon
Samenstelling
SoZa 1.7-ld
Adres/telefoon
Samenstelling
SoZa 1.7-le
Adres/telefoon
Samenstelling
SoZa I .7-lf
Adres/telefoon
f. Rechtens niet invorderbare premies of rechtens verschoonbare
nalatigheid komt ten laste van het rijk. Incidenteel kunnen
de fondsen van het rijk een bijdrage krijgen ter vermindering
van de premiedruk.
Feitelij ke gegevens
RADEN VAN ARBEID
ALKMAAR
Helderseweg 1, 1815 AB Alkmaar/(072) 122330
Voorzitter: H.Th.J. Amerika.
Werkgeversleden: R.J. van Gulick, J.F. Bueters, C. Keesman.
Werknemersleden: W.M.J. Korthout, M. de Jonge, C.A.L. Kemper.
AMERS FOORT
Prins Frederiklaan 4, 3818 KC Amersfoort/(033) 11614.
Voorzitter: G.J. Vunderink.
Werkgeversleden: A. van Keulen, ing. J.H. Bongaards, G.E.
Schnabel .
Werknemersleden: H. Berends, N.J. Post, G. van ~elzenis.
AMSTERDAM
Rhijnspoorplein 1, 1091 GC Amsterdam/(O20) 912345.
Voorzitter: L. Opheikens.
Werkgeversleden: H.J.M. van Steijn, A.H.Th. Bijvank, J.M. van
der Meer.
Werknemersleden: A.A. Andeweg, J.W. Nieuwendijk, F.W. Roco.
ARNHEM
Markt 13, 6811 GC Arnhem/(085) 437915.
Voorzitter: drs. Joh. Boers.
Werkgeversleden: G.M. Paap, F.J.W. Huisman, mevr. Th.J.M.
Hendrickx.
Werknemersleden: W. Janssen, P.A. van den Oever, H. Bekker.
ASSEN
Stationstraat 23-25, 9401 KX Assen/(05920) 11644.
Voorzitter: J. Loman.
Werkgeversleden: T. Oosterloo, ing. J. Hingstman, J. Louissen.
Werknemersleden: T. Schrama-Wever, G. Molenaar, H. Oosting.
BREDA
Markendaalseweg 45, 4811 KA ~redaj(076) 223711.

SoZa 1.7-lq
Adres/telefoon
Samenstelling
SoZa 1.7-lh
Adres/tele foon
Samenstelling
SoZa I .7-li
Adres/tele foon
Samenstelling
SoZa I .7-li
~dres/telefoon
Samenstelling ,
SoZa I -7-lk
Adres/telefoon
Samenstelling
SoZa 1.7-11
Adres/telefoon
Voorzitter: mevr. mr. A. Oudkerk.
Werkgeversleden: C.Th.G.M. de Wit, J. Schellekens, J.I.
Heymeijer.
Werknernersleden: J.W.F. van Berkom, F.C.M. Wierckx, A. Ham.
DORDRECHT '
V. Godewijckstraat 15, 3331 GX Dordrecht/(078) 130577.
Voorzitter: R. Baarda.
Werkgeversleden: H.J. van Gent, A.H.Th. van Mook, Jhr. mr. W.H.
de Savorin Lohman.
Werknemersleden: P.J. Wetselaar, A.G. Bierman, G.A. van
Waardhuizen.
E I NDHOVEN
Statumsedijk 28 A, 5611 NE Eindhoven/(040) 116125
Voorzitter: F. van Bakel.
Werkgeversleden: mr. J.L.M. Faassen, G.L.M. den Blanken, H.E.
Fuchs .
Werknemersleden: H.G. Cleven, J. van Slooten, H. de Wit.
's- GRAVENHAGE
Raamweg 9-11, 2596 HL 's-Gravenhage/(070) 624441.
Voorzitter: L.C. van Dalen.
Werkgeversleden: W. van Ling, mr. R.M.J. Breukers, mr. J.C. van
Gorkom.
Werknernersleden: B.L. Nieuwenhuizen, J. van Steenhoven, W.P.
van Leeuwen.
GRON INGEN
Nieuwe Boteringestraat 28, 9712 PM Groningen/(050) 182425.
Voorzitter: drs. P.A. Gille.
Werkgeversleden: F.A. Vogd, C. Timmer, vacature.
Werknemersleden: P.A. Vliegers, S.Th. van Wering, P.W.H.
Drenth .
HAARLEM
Staten Bolwerk 1, 2011 MK Haarlem/(O23) 319216.
Voorzitter: S. Iedema.
Werkgeversleden: mr. Th.H.C.M. ~onsioen, A. ~ackwitsz, F.J.
Wi j khuizen.
Werknemersleden: C.A. Steenken, P.C. van Dongen, D.H.A.
Ederveen.
HENGELO
Wolter ten Catestraat 59, 7551 HX Hengelo/(05400) 15988.

Samenstelling
SoZa 1.7-lm
Adres/telefoon
Samenstelling
SoZa 1.7-ln
Adres/telefoon
SoZa I .7-lo
Adres/telefoon
Samenstelling
SoZa 1.7-lp
Adres/telef oon
Samenstelling
SoZa I .7-lq
Adres/telefoon
Samenstelling
SoZa 1.7-lr
Adres/telefoon
Samenstelling
SoZa I .7-1s
Adres/telef oon
Voorzitter: H.F. Heijmans.
Werkgeversleden: J.W. Stemerdink, P.J. Sluis, mr. Th. Enklaar.
Werknernersleden: R. van Dongen, G.H.W. Hoytink, J. de Jong.
's-HERTOGENBOSCH
Vughterstraat 164, 5211 GN +s-Hertogenbosch/(073) 125141.
Voorzitter: A.P.A. Riemen.
Werkgeversleden: mr. J. Swinkels, vacature, drs. A. van den
Elzen.
Werknemersleden: J.L. Smulders, M.C.H. Wayers, G.C.H.
Vermeulen.
LEEUWARDEN
Tesselschadestraat 5, 8913 HA Leeuwarden/(058) 131100.
Voorzitter: J. Schaafsma.
Werkgeversleden: A.D. de Vries, F. Schaaf, W. Kranenburg
Werknernersleden: P. van Elst, P. Boonstra, J.F. Janssen.
LEI DEN
Hoge Rijndijk 306, 2314 AM Leiden/(071) 121541.
Voorzitter: W.G.H. van Hoogevest.
Werkgeversleden: ir. J. Driesen, J. Lijten, L.J. van Velzen.
Werknernersleden: C. Kiel, C.J.J.M. Pepermans, Th. de Wilde.
MAASTRICHT
Brusselsestraat 84, 6211 PH Maastricht/(043) 54333.
Voorzitter: mr. L. Boumans.
Werkgeversleden: J.P.W. Gilissen, W.J. de Haas, L.J. de Vries.
Werknernersleden: J.G.H. Bogaert, A. Booy, B.G.L. Slosser.
MIDDELBURG
Spanjaardstraat 51-53, 4331 EP Middelburg/
Voorzitter: drs. G.J. Hendriks.
Werkgeversleden: mr. J. Quast, L. Wattel, A. de Bree.
Werknernersleden: A. van Aalst, L. J. ~ ei jgersberg, vacature.
NI JMEGEN
Keizer Karelplein 32, 6511 HN Nijmegen/(OBO) 228332
Voorzitter: W.A. van Uden.
werkgeversleden: mevr. A.C.M. Smits-Post, J.A.L.M. van den
Bergh, A.B. Ackerman.
Werknemersleden: J. ten Hove, J. Tetterode, J.J.G. Verburgh.
ROTTERDAM
Schepenstraat 100, 3039 AC Rotterdam/(010) 670011.

Samenstelling
SoZa 1.7-lt
Adres/telefoon
Samenstelling
SoZa 1.7-lu
Adres/telefoon
Samenstelling
Secretariaten RvA-en
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
SoZa I .7-2
Samenstelling
bestuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Functie Bureau voor
Duitse Zaken
Functie Bureau voor
Voorzitter: E.G.W. van der Spek.
Werkgeversleden: J. Meijer, L. Knappe, mr. C.H. Dobbinga.
Werknemersleden: M.H. Hesper, H. Beenhakker, vacature.
UTRECHT
Wolvenplein 8, 3512 CJ Utrecht/(035) 333521.
Voorzitter: B. Mulder.
Werkgeversleden: E. van ~eijtenbeek, G. Remmert, H.C. de Wit.
Werknemersleden: B.A. Beek, M. Sies, mevr. J. Steijger.
VENLO
Nassaustraat 36, 5911 BV Venlo/(077) 17651.
Voorzitter: mevr. G.S.H.M. Kok.
Werkgeversleden: drs. B.Th.H.M. Buskes, drs. P.J.M. Teeuwen,
Th.G.J. Schaeffers.
Werknemersleden: J. Looye, L.J.H.'van Bergen, J.A. Neijs.
Totaal 2646 personen, in dienst van de Raden.
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van SoZa;
b. premies.
Apparaatskosten : f 158.057.000,--;
Uitkeringen/pensioenen : f 29.000.000.000,--.
1980.
SVB
Leden
mevr. J. van Leeuwen (voorzitter), mevr. mr. V. Domela
Nieuwenhuis (FNV), mevr. M. Kotte-Bergsma (FNV), drs. N. Gans
(FNV), mr. C.C.H.J. Driessen (FNV), J. Hogenes (CNV), F.W.M.
Vloemans,(VNO), J.A. Reijntjes (VNO), J. de Boer (u
voorzitter; NCW), drs. G.W.J. Vlek (KNOV/NCOV), drs. J.P. de
Hei j (centrale landbouworganisaties ) , J. Favier ( SoZa) , drs.
R.C.A. Jongstra, drs. J.H.C. Jansen, mevr. N.G. Barendrecht,
mr. H.L. de Haas.
1183 personen, in dienst van de SVB.
Uitgaven ten laste van:
a. de begroting van SoZa (20%);
b. inkomen uit eigen vermogen (1%);
c. premies (79%).
Totaal f 31.000.000.000,--.
Opmerkingen
Zie llOpmerkingenu bij SoZa I. 1.
Zie I1Opmerkingens1 bij SoZa I .l.

CRM 1.1
Adres/telefoon
5.12 MINISTERIE VAN CULTUUR, RECREATIE EN MAATSCHAPPELIJK
WERK
BUITENGEWONE PENSIOENRAAD
Honigmanstraat 108, Heerlen (Postbus 4480, 6401 CZ
Heerlen) /(O45) 792561
Instelling en oprichtinq
Instelling en oprichting Ingesteld en opgericht bij wet van 22 augustus 1947 (Stb.
H 313), ondestekend door de minister van BiZa (Wet Buiten-
gewoon Pensioen 1940-1945) ("Wbp 40-45").
Regelingen
Verzorging buitengewone
pensioenen oud-verzets-
mensen en zeelieden-
oorloqsslachtoffers en
nagelaten betrekkingen
Toepassing wets-
bepalingen
Toekenning pensioenen
aan verzetsmensen en
zeelui:
Recht op pensioen
- Wbp 40-45.
- Wet buitenqewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers;
wet van 11 december 1947 (Stb. H 420) ("Wbp z-0").
Doelstellingen en taken
Toekennen van buitengewone pensioenen aan oud-verzetsstrijders
en aan zeelieden-oorlogsslachtoffer~, indien zij in verband
met die hoedanigheid verwonding of verminking hebben bekomen
of ziekten of gebreken hebben welke het gevolg zijn van die
hoedanigheid, en aan hun nagelaten betrekkingen bij overlijden.
Bevoegdheden
a. De toepassing van de Wbp 40-45 en van de Wbp z-o (art. 21,
eerste lid, Wbp 40-45, art. 20a Wbp 2-0).
Bij de toekenning van buitengewone pensioenen aan verzets-
deelnemers en zeelieden dient de raad een aantal zaken in
haar beschouwingen te betrekken:
De verzetsdeelnemer heeft recht op buitengewoon pensioen in
geval van:
- verwonding of verminking, in verband met het verzet
bekomen;
- ziekten en gebreken, welke zijn te beschouwen als een
gevolg van het verzet; een en ander onder voorbehoud,
dat de toestand van de belanghebbende ten gevolge van
bovenstaande een invaliditeit van ten minste 10%
oplever t.
Het verband of gevolg als bovenbedoeld wordt geacht aan-
wezig te zijn indien de verzetsdeelnemer :
- tijdens de bezetting of in aansluiting daarop in verband
met het verzet drie maanden of langer in qevangenschap
heeft doorgebracht dan we1 naar het oordeel van de
Buitengewone Pensioenraad, de Stichting 1940-1945
gehoord, in verband met de aard van zijn verzets-activi-
teiten aan buitengewoon zware en langdurige spanningen
heeft blootgestaan en
- voor ten minste 60% invalide is en deze invaliditeit
niet duidelijk uit andere oorzaken dan het verzet is
ontstaan (art. '4, eerste en derde lid, Wbp 40-45).
Het pensioenrecht van de zeeman is op soortqelijke wijze
geformuleerd, waarbij de qezondheidsproblemen een zeker
verband moeten houden met de vaarplicht of de oorloq
(art. 3, eerste en derde lid, Wbp 2-0).

Voet van pensioenver- b. Blijvend of voorlopig toekennen van het buitengewoon
lening pensioen, afhankelijk van de vraag of verandering van het
invaliditeitspercentage aannemelijk wordt geacht (art. 5
t/m 7 Wbp 40-45, art. 4 t/m 6 Wbp 2-0).
Vaststelling pensioen- C. Ingeval krachtens de Wbp 40-45 dan we1 de Wbp 2-0 aanspraak
qrondslag op buitengewoon pensioen ontstaat wordt door de Pensioen-
raad de pensioengrondslag vastgesteld, waarnaar het buiten-
gewone pensioen moet worden berekend (art. 8, eerste lid,
Wbp 40-45, art. 7 Wbp 2-0).
De grondslag van het pensioen van de verzetsdeelnemer wordt
vastgesteld aan de hand van het jaarinkomen dat de verzets-
man bij validiteit zou hebben kunnen genieten in het tweede
jaar voorafgaande aan het jaar van de indiening van de
pensioenaanvrage - het zogenaamde peiljaar -. Op verzoek
van betrokkene kan echter een ander jaar als peiljaar
worden aangewezen indien dit voor hem gunstiger is. Om de
pensioengrondslag af te kunnen leiden wordt het peiljaar-
inkomen met toepassing van een op de indexcijfers der lonen
gebaseerde rekenfactor herleid tot een inkomen tot tijde
van het inwerkingtreding van de Wbp 40-45 (art. 8, eerste,
tweede, derde en vijfde lid, Wbp 40-45).
De grondslag van het pensioen van de zeeman wordt afgeleid
van het jaarinkomen dat hij bij validitieit zou hebben
kunnen genieten ten tijde van het in werking treden van de
Wbp z-o (art. 7, tweede lid, Wbp 2-0).
Indien de gepensioneerde gedurende ten minste drie jaar
werkzaamheden heeft verricht, welke hem meer inkomsten
hebben opgeleverd dan de inkomsten in verband waarmee de
pensioengrondslag is vastgesteld, en hij deze werkzaamheden
als gevolg (van verergering) van zijn invaliditeit beeft
moeten staken wordt op zijn verzoek de pensioengrondslag
opnieuw vastgesteld, daarbij rekening houdende met de
inkomsten van die werkzaamheden. In dat geval zal ook voor
de zeeman het peiljaarinkomen herleid moeten worden op de
bovenomschreven wijze (art. 41a Wbp 40-45, art. 35d Wbp
2-0).
Ber ekening pens ioen- d. Het buitengewoon pensioen bedraagt zoveel procent van het
bedrag bedrag van de pensioengrondslag als het voor de belang-
hebbende vastgestelde invaliditeitspercentage beloopt.
Invaliditeitspercentages boven 10% worden naar boven afge-
rond in veelvouden van 10%.
Bij een percentage van minder dan 10% wordt invaliditeit
dan we1 arbeidsongeschiktheid geacht niet te bestaan
(art. 9 Wbp 40-45, art. 8 Wbp 2-0).
Bij bepaalde ernstige onvolkomenheden wordt het pensioen
met een bepaald percentage van de pensioengrondslag ver-
meerderd (art. 10 en art. 11 Wbo 40-45, art. 9 en art. 10
Wbp 2-0).
Wanneer aan de verzetsdeelnemer op grond van verwonding,
verminking, ziekten of gebreken, als hierboven reeds ter
sprake gebracht, een buitengewoon pensioen wordt toegekend
en uit hoofde van die verwonding, verminking, ziekten of
gebreken behandeling of verpleging is vereist, wordt aan de
gepensioneerde ter zake daarvan vergoeding verleend volgens
bij AMvB te stellen regels (art. lla Wbp 40-45) .
Het recht op buitengewoon pensioen houdt voor de zeeman
mede het recht in op geneeskundige behandeling en ver-
pleging ten laste van het Rijk, terzake van de verwonding,
verminking, ziekten of gebreken, waardoor het recht op
buitengewoon pensioen is ontstaan volgens nader bij AMvB
vast te stellen regels (art. 3, zesde lid, Wbp 2-0).
De Wbp 40-45 en de Wbp z-o bevatten de nodige bepalingen
met betrekking tot de verrekening van inkomsten, die de

gepensioneerde heeft met zijn buitengewoon pensioen
(art. 12 Wbp 40-45 en art. 11 Wbp 2-01.
De pensioenbedragen wotden a1 naar gelang de ontwikkeling
van het algemene loonniveau verhoogd of verlaaqd. De pen-
sioenbedragen worden ieder half jaar door de minister her-
zien (art. 31, eerste en tweede lid, Wbp 40-45, art. 28a
Wbp 2-01.
Indien de invaliditeit, dienende als rechtsg'rond voor de
pensioentoekenning, de pensioengerechtigde in een toestand
brengen, die, had deze op het tijdstip van de toekenning
bestaan, hem recht zouden hebben gegeven op een hoger
buitengewoon pensioen dan verleend werd, wordt hij alsnog
in het genot gesteld van dat pensioen (art. 41 Wbp 40-45,
art. 35c Wbp 2-01 .
Toekenning pensioen aan e. Bij de toekenning van buitengewone pensioenen aan nagelaten
nagelaten. betrekk ingen: betrekkingen dient de raad een aantal zaken in haar
beschouwingen te betrekken:
Recht op pensioen Indien de verzetsdeelnemer dan we1 de zeeman heeft verloren
in verband met het verzet dan we1 de vaarplicht of de oor-
log, dan we1 is overleden aan de gevolgen van verwondinq,
verminking, ziekten of gebreken, als boven omschreven, is
de kring van nagelaten betrekkingen, die pensioengerechtiqd
zijn, groter dan zij zou zijn, indien de betrokkene als
pensioengerechtigde is overleden als gevolg van andere
*orzaken dan bovengenoemd. Zo hebben de weduwe en de
wettige kinderen, voor zover ongehuwd en nog 21 jaar, in
beide gevallen recht op pensioen, maar de ouders, voor wie
de overledene als kostwinner fungeerde, hebben bijvoorbeeld
alleen in het eerste geval recht op pensioen (art. 14 en
art. 15 Wbp 40-45, art. 14 en art. 15 Wbp 2-01.
Pensioenberekening f. In de meeste qevallen dient de raad bij haar pensioen-
berekeningen de pensioengrondslag te betrekken, zoals die
gold of zou hebben gegolden voor de pensioenberekening van
de overledene; in bepaalde gevallen dient de raad echter
bij haar pensioenberekeningen het pensioen te betrekken,
zoals de overledene die op het moment van overlijden genoot
of had kunnen genieten.
Zo bedraagt het buitengewoon pensioen voor de weduwe, wier
echtgenoot het leven heeft verloren in verband met het
verzet dan we1 de vaarplicht of de oorlog, dan we1 is over-
leden aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten
of gebreken als boven omschreven, alsmede voor de weduwe
van de verzetsdeelnemer dan we1 de zeeman, die is overleden
door andere oorzaken dan hierboven genoemd en wiens invali-
diteit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was
of zou zijn berekend, ten minste 60% van de pensioenqrond-
slag, die voor de echtgenoot heeft of zou hebben gegolden,
indien deze als verzetsdeelnemer dan we1 zeeman recht op
buitengewoon pensioen had of zou hebben gehad. Het buiten-
gewoon pensioen van de weduwe van de verzetsdeelnemer dan
we1 van de zeeman, die het leven heeft verloren door andere
oorzaken dan verwonding, verminking, ziekten of gebreken,
als boven omschreven, en wiens invaliditeit dan we1 wiens
arbeidsongeschiktheid, waarnaar zijn buitengewoon pensioen
laatstelijk was of zou zijn berekend, minder dan 60%
bedroeg, bedraagt 65% van het pensioen, waarop de verzets-
deelnemer dan we1 de zeeman op het tijdstip van zijn over-
lijden recht had of zou hebben gehad.
Voor de berekening van buitengewone pensioenen van nage-
. laten betrekkingen heeft de wetgever minima .en maxima vast-
gesteld (art. 17 t/m 19 Wbp 40-45, art. 17 t/m 19 Wbp 2-0).
De Wbp 40-45 en de Wbp z-o bevatten de nodige bepalingen
met betrekking tot de verrekening van inkomsten, die gepen-
sioneerde heeft, met zijn buitengewoon pensioen (art. 20
Wbp 40-45, art. 20 Wbp 2-01.
De pensioenbedragen worden aangepast aan het algemene loonniveau
op de boven omschreven wijze.

Vervallen verklar ing g. Het buitengewoon pensioen wordt door de Pensioenraad verval-
pensioenrechten len verklaard:
- wanneer gedurende vijf achtereenvolgende jaren na de
eerste dag, waarop een termijn daarvan kan worden gelnd,
iedere invordering achterwege is gebleven;
- wanneer de gepensioneerde:
1. van Nederlandse nationaliteit zijnde, zonder toestem-
ming van de Kroon zich in vreemde krijgsdienst of
vreemde burgerlijke overheidsdienst begeeft;
2. niet van Nederlandse nationaliteit zijnde, zich in
vreemde krijgsdienst of vreemde burgerlijke over-
heidsdienst bevindt of begeeft bij een mogendheid,
die met Nederland in oorlog is, ook a1 is die mogend-
heid zijn eigen vaderland.
In bijzondere gevallen kan een op basis van bovenstaande
vervallen buitengewoon pensioen na door de Kroon te ver-
lenen machtiging door de Pensioenraad opnieuw worden toege-
kend (art. 34 Wbp 40-45, Art. 31 Wbp 2-0).
Achterwege blijven Het buitengewoon pensioen van de weduwe en dat van een gewezen
uitbetaling aan echtgenote worden niet uitbetaald over de tijd, gedurende welke
nagelaten betrekking de vrouw in concubinaat leeft (art. 29 Wbp 40-45, art. 26
Wbp 2-0) .
Het buitengewoon pensioen, van personen die als ouders, of bij
ontstentenis daarvan als grootouders, of als schoonouders van
een overleden verzetsdeelnemer dan we1 van een overleden zee-
man buitengewoon pensioengerechtigd zijn wordt niet, dan we1
slechts ten dele, uitbetaald over de tijd, gedurende welke op
grond van de omstandigheden waarin die personen verkeren, voor
uitbetaling, dan we1 voor volledige uitbetaling qeen noodzaak
bestaat (art. 29a Wbp 40-45, art. 26a Wbp 2-0).
Achterwege blijven De gepensioneerde, die is veroordeeld tot een vrijheidsstraf
uitbetaling bij onder- van drie maanden, tot plaatsing in een Rijkswerkinrichting,
gaan strafrechtelijke tot plaatsing in een tuchtschool voor dr ie maanden, of tot
sancties en maatregelen enige zwaardere straf, of op bevel van de rechter ter beschik-
king van de Regering is gesteld, mist over de tijd gedurende
welke hij zi'jn straf ondergaat of van Regeringswege in zijn
opvoeding wordt voorzien, of gedurende welke hij zich door de
vlucht aan de tenuitvoerlegging van het vonnis onttrekt, het
genot van buitengewoon pensioen (art. 33, eerste lid,
Wbp 40-45, art. 30, eerste lid, Wbp 2-0)
Uitbetaling aan ander h. Indien een buitengewoon pensioengerechtigde in een inrich-
dan rechthebbende ting ter verpleging van geesteszieken of zwakzinnigen is
opgenomen, of, niet opgenomen zijnde in een zodanige
inrichting, op grond van geestelijke gestoordheid niet in
staat is kwijting te verlenen voor de uitbetaling van zijn
buitengewoon pensioen, is de Pensioenraad bevoegd het
buitengewoon pensioen uit te betalen aan een door hem aan
te wijzen pkrsoon of instelling. In andere bijzondere
gevallen is de Raad eveneens bevoegd het buitengewoon pen-
sioen in plaats van aan de pensioengerechtigde zonder diens
machtiging uit te betalen aan een door hem - in overleg met
de Stichting 1940-1945; deze zinsnede staat alleen in de
Wbp 40-45, schr. - aan te wijzen persoon of instel-
ling (art. 35 Wbp 40-45, art. 31a Wbp 2-0).

Vergoeding AOW/AWW-premies
Voor zover van een persoon ter zake van het genot van een
buitengewoon pensioen premie wordt geheven ingevolge de
Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281) en de Algemene
Weduwen- en Wezenwet (Stb. 1959, 139) wordt geheven, wordt
hem ten laste van het Rijk een vergoeding verleend (art. 1,
eerste lid, wet van 14 juli 1966, Stb. 357).
Afzien van vordering/- i. De Pensioenraad is bevoegd krachtens machtiging van de
kwijtschelding van
minister geheel of'gedeeltelijk van invordering af te zien,
vorder ing
van aan het Rijk toekomende vorderingen uit de toepassing
van de Wbp 40-45 en de Wbp z-o voortvloeiende, dan we1 deze
Besliss ing op
bezwaarschriften
vorderingen bij gemotiveerde beschikking geheel of gedeel-
telijk kwijt te schelden (art. 35a Wbp 40-45, art. 31b
Wbp 2-01.
Zie onder rechtsbescherming.
Herzien van beslissingen Zie onder rechtsbescherming.
Samenstelling en
benoeming
Samenstelling en benoeminq
De Buitengewone Pensioenraad bestaat uit een door de Kroon aan-
gewezen lid van de directie van het Algemeen Burgerlijk
Pensioenfonds als voorzitter, tevens lid en twee leden, die
door de Kroon worden benoemd, geschorst en ontslagen. De voor-
zitter van de Buitengewone Pensioenraad kan zich doen ver-
vangen door een der andere leden van de bovenbedoelde directie
van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Bij ontstentenis
van deze plaatsvervanger wordt de voorzitter vervangen door de
oudstbenoemde der overige leden van de Buitengewone Pensioen-
raad en, indien deze bij hetzelfde besluit benoemd zijn, door
degene, die in het besluit het eerst genoemd is.
De Kroon wijst plaatsvervangende leden van de Buitengewone
Pensioenraad aan, die door de Kroon worden geschorst en ont-
slagen (art. 21, eerste t/m derde lid, Wbp 2-0).
Bijkomende bevoegdheden en plichten: werkwijze
Bijstand van Algemeen a. De Buitengewone Pensioenraad wordt bijgestaan door een door
Burgerlijk Pensioenfonds de directie van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds aan-
gewezen onder haar werkzame ambtenaar als secretaris en
door de geneeskundig adviseur van de directie van het ABP
en diens plaatsvervanger.
De Kroon kan de Buitengewone Pensioenraad doen bijstaan
door meerdere plaatsvervangers van de geneeskundig
adviseur, die door de Kroon worden benoemd, geschorst en
ontslagen.
Het personeel van het ABP is mede werkzaam voor de Buiten-
gewone Pensioenraad (art. 22 Wbp 40-45).
Regeling werkzaamheden De voor z itter van de Buitengewone Pens ioenraad regelt de
werkzaamheden van die Raad (art. 21, vierde lid, Wbp 40-45) .
Quorum Aan de beslissingen van de Pensioenraad werken ten minste
twee leden mede (art. 21, vijfde lid, Wbp 40-45).

Horen van de Stichting b. Met betrekking tot een aantal onderwerpen geregeld in de
1940-1945
Wbp 40-45 - bijv. met betrekking tot de vraag of een verzetsman
aan langdurige spanningen heeft blootgestaan -
dient de Pensioenraad de Stichting 1940-1945 te horen
(art. 4, derde lid, onder a, art. 30a, vijfde lid, en
art. 35 Wbp 40-45).
Pensioenaanvrage door c. Verzetsdeelnemers alsmede hun nagelaten betrekkingen dienen
verzetsmensen of nage- bij hun pensioenaanvrage een verklaring van de Stichting
laten betrekkingen onder 1940-1945 over te leggen dat zij of de overledene behoord
overlegging verklaring
Stichting 1940-1945
Pens ioenaanvrage door
zeelieden of nagelaten
betrekkingen
Betrekken resultaten
geneeskundig onderzoek
bi j beslissing
hebben tot de deelnemers van het verzet en, dat een omstan-
digheid van nationaal onwaardig gedrag niet aanwezig isr
alsmede de voor de regeling van het buitengewoon pensioen
benodigde bij AMvB aan te wijzen stukken, welke vrij zijn
van leges.
Voor toekenning van buitenqewoon pensioen komen niet in
aanmerking zij, die zich tijdens de vijandelijke bezetting
van het Rijk in Europa uit Nederlands nationaal oogpunt
beschouwd onwaardig hebben gedragen. Evenmin komen in aan-
merking de nagelaten betrekkingen, voorzover niet vallende
onder de vorige zinsnede, van de deelnemers aan het verzet
op wie de vorenbedoelde omschr ijving van toepassing is,
art. 2, tweede lid, Wbp 40-45.
Indien de Stichtinq 1940-1945 de bovenbedoelde verklarinq
niet afgeeft, kan de Pensioenraad niettemin een buiten-
gewoon pensioen verlenen, indien naar zijn oordeel de
belanghebbende daarop anders aanspraak had kunnen maken.
Het bedrag van dit buitengewoon pensioen zal gelijk zijn
aan het bedrag, waarop de belanghebbende recht zou hebben,
wanneer de Stichting 1940-1945 de bedoelde verklaring had
afgegeven (art. 24, eerste en tweede lid, Wbp 40-45).
d. Zeelieden alsmede hun nagelaten betrekkingen dienen bij hun
pensioenaanvrage een verklaring over te leggen ten genoege
van de Buitengewone Pensioenraad, waaruit blijkt of zij a1
dan niet aanspraak hebben op een uitkering krachtens de
Zeeongevallenwet 1919, de Liquidatiewet ongevallenwet of de
Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (art. 21,
eerste lid, Wbp 2-0).
e. Een buitengewoon verzetsdeelnemers- dan we1 zeemanspensioen
wordt eerste verleend of gewijzigd, nadat over het ontstaan,
de aard en de gevolgen van de verwonding, verminking,
ziekten of gebreken, welke recht geven op buitengewoon
pensioen, een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad en
daarbij het invaliditeitspercentage. is vastgesteld. Het
geneeskundig onderzoek zal op last van de Buitengewone
Pensioenraad &nmaal worden herhaald, indien de belangheb-
bende daartoe de wens te kennen geeft in zijn bezwaar-
schrift, zoals hieronder ter sprake zal worden gebracht, en
voorts in elk geval waarin een herhaling door het Rijk (Wbp
40-45) dan we1 door de Raad (Wbp 2-0) wenselijk wordt
geacht (art. 13 Wbp 40-45, art. 13 Wbp 2-0).

Verstrekken van
inlichtingen
f. Ieder dient aan een door of vanwege de Pensioenraad gedaan
verzoek om inlichtingen gehoor te geven. Het weigeren aan
een dergelijk verzoek gehoor te geven, alsmede het opzette-
lijk verstrekken van mededelingen, die door onvolledigheid
of onwaarachtigheid de werkelijkheid geweld aandoen, worden
beschouwd als strafbare feiten (art. 43 en art. 44
Wbp 40-45, art. 36 en art. 37 Wbp 2-0).
Motivering en medede- g. Omtrent elke buitengewone pensioenaanvrage wordt'door de
1 ing van besliss ing Pensioenraad een met redenen omklede beslissinq genomen.
Voorzover een zodanige beslissing strekt tot toekenning van
een buitengewoon pensioen, worden daarin in elk geval ver-
meld de gronden, waarop het buitengewoon pensioen wordt
verleend, de wetsartikelen, welke daarbij toepassing hebben
gevonden, en de grondslag, waarnaar het buitengewone pen-
sioen is berekend.
De met redenen omklede beslissing wordt door de Pensioen-
raad aan de belanghebbende - en de Stichting 1940-1945;
deze zinsnede komt alleen voor in de Wbp 40-45, schr. mede-
gedeeld (art. 25 Wbp 40-45 en art. 22 Wbp 2-0).
Verlenen van voorschot- h. Wanneer als gevolg van omstandigheden, waaraan de belang-
ten hebbende geen schuld draagt, de regeling van zijn buiten-
gewoon pensioen wordt vertraagd, kan hem, indien de
Pensioenraad zulks nodig oordeelt , een voorschot op zijn
buitengewoon pensioen worden verleend.
Indien door de Stichting 1940-1945, de Stichting Friesland
1940-1945, de Stichting Sneek 1940-1945 aan de verzetsdeel-
nemer of zijn nagelaten betekkfngen of indien door het
Prinses Margrietfonds aan de zeeman of zijn nagelaten
betrekkingen of indien door de overheid of enig door de
overheid ingesteld of erkend orgaan aan de verzetsdeelnemer
of zijn nagelaten betrekkingen of aan de zeeman of zijn
nagelaten betrekkingen een uitker ing of onderstand is ver-
leend over een tijdvak waarover later met terugwerkende
kracht buitengewoon pensioen wordt verleend, worden deze
als voorschotten aangemerkt, en'wordt de som hiervan zonder
enige beperking op het bedrag van het pensioen ingehouden
ten gunste van het fonds, de overheid of de organen als
bedoeld (art. 24, vijfde lid, Wbp 40-45, art. 21, vierde en
vijfde lid, Wbp 2-0).
Politiek-bestuurlijke controle
Afschrift van beslis- a. De beslissingen van de Pensioenraad worden in afschrift aan
singen aan minister de minister gezonden.
Minister kan inzage b. De minis,ter kan, indien hij daartoe aanleiding aanwezig
vorderen in bescheiden acht, van de Pensioenraad inzage vorderen van de bescheiden
die tot enige beslissing van de Pensioenraad hebben geleid.
Minister kan Om c. Indien de minister daartoe aanleiding aanwezig acht, ver-
inlichtingen vragen strekt de Buitengewone Pensioenraad hem op zijn verzoek
schriftelijk inlichtingen omtrent de achtergronden die tot
enige beslissing hebben geleid.

Minister voert overleg d. De minister voert, indien hij daartoe aanleiding aanwezig
over beslissingen acht, ter zake overleg met de Buitengewone Pensioenraad.
Indien bovenbedoeld overleg niet tot overeenstemming leidt
beslist de Pensioenraad dat de oorspronkelijke beslissing
blijft gehandhaafd, dan we1 wordt herzien. Hiervan doet de
Pensioenraad terstond, met redenen omkleed, schr iftelijk
mededeling aan de minister.
Voorgaande vindt geen toepassing indien en voor zolang geen
beslissing is genomen ter zake van een bezwaarschrift, als
hieronder ter sprake zal worden gebracht, dan we1 een
beroep, als hieronder ter sprake zal worden gebracht, ten-
zij de minister om inlichtingen heeft verzocht ter zake van
een uitspraak of een onderdeel daarvan waartegen het
bezwaarschrift of het beroep zich niet richt (art. 21
Wbp 40-45, art. 20b Wbp 2-0).
Beroep in te stellen e. Binnen drie maanden na de dagtekening van een beslissing van
door minister de Pensioenraad kan de minister, in het belang van een
goede uitvoering van de Wbp 40-45 dan we1 van de Wbp z-o,
daartegen beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.
De minister kan bepalen dat het beroep schorsende werking
heeft. Van het ingestelde beroep doet de minister terstond
mededeling aan de belanghebbende en a& de Pensioenraad
(art. 39 Wbp 40-45, art. 35 Wbp 2-0).
Uitbrengen jaarverslag f. De Pensioenraad brengt jaarlijks van zijn werkzaamheden aan
de Kroon verslag uit dat aan de Staten-Generaal wordt mede-
gedeeld (art. 21, zesde lid, Wbp 40-45).
Machtiging van Kroon g. In bijzondere gevallen kan een vervallen verklaard buiten-
gewoon pensioen na machtiging van de Kroon door de
Pensioenraad opnieuw worden toegekend (art. 34 Wbp 40-45,
art. 31 Wbp 2-0) .
Machtiging van minister h. Krachtens machtiging van de mcnister kan de Pensioenraad
van vorderingen afzien of deze kwijtschelden (art. 35a
Wbp 40-45, art. 31b Wbp 2-0).
Goedkeuring van minister i. Met goedkeuring van de minister kan de Pensioenraad in
bijzondere gevallen het recht op buitengewoon pensioen
toekennen aan een zeeman, op wie de wetsbepalingen regelen-
de het recht op pensioen niet (geheel) van toepassing
zijn (art. 3, vijfde lid, Wbp 2-01.
Financieel ,toezicht j. De minister houdt toezicht op de uitgaven, welke zijn ver-
bonden aan de uitvoering van de Wbp 40-45 dan we1 van de
Wbp 2-0. De minister stelt te dien aanzien nadere regelen
(art. 45 Wbp 40-45, art. 38 '~bp 2-0).

Bezwaar bij
Pensioenraad
Beroep op CRvB
Rechtsbescherminq
....................
I. Bezwaar en beroep
Hij, die bezwaar heeft tegen een te zijnen aanzien genomen
definitieve beslissing van de Buitengewone Pensioenraad, kan
binnen drie maanden na de datum van verzendinq van die beslis-
sing bij deze raad een bezwaarschrift indienen.
Een na de indieningstermijn ingediend bezwaarschrift wordt
geacht tijdig te zijn ingekomen, indien de belanghebbende
aantoont, dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend binnen
drie maanden na de dag waarop hij van de bestreden beslissing
redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
De Pensioenraad is bevoegd bi j gemotiveerde beslissinq te
verklaren dat een na de indieningstermijn ingekomen bezwaar-
schrift geacht wordt tijdig te zijn ontvangen, indien de
belanghebbende redelijkerwijs niet geacht kan worden in ver-
zuim te zijn geweest.
De beslissing van de Pensioenraad wordt genomen binnen zes
maanden na de datum, waarop het bezwaarschrift bij de Raad is
ingekomen, en is met redenen omkleed. De met redenen omklede
beslissing wordt door de Buitengewone Pensioenraad bij aange-
tekende brief in afschrift aan de reclamant qezonden, en aan
de minister medegedeeld.
Beslist de Centrale Raad van Beroep, in afwijking van de
Buitengewone Pensioenraad, dat het bezwaarschrift tijdig is
ingediend, dan stelt de Centrale Raad van Beroep de stukken in
handen van de Pensioenraad, ten einde op het bezwaarschrift
alsnog een beslissing te geven (art. 37 Wbp 40-45, art. 33
Wbp 2-0).
Hi], die bezwaar heeft tegen de beslissing op een bezwaar-
schrift, als hierboven bedoeld, kan binnen een maand, nadat
het afschrift van die beslissing door de Pensioenraad ter post
is bezorgd, daarvan in beroep komen bij de Centrale Raad van
Beroep (art. 38 Wbp 40-45, art. 34 Wbp 2-0).
II:-Rechtaherstel-Gcor-RaaG-e!!-CRvB
Gronden voor herziening Een definitieve beslissing van de Pensioenraad kan door hem in
en rechtsgevolgen voor het nadeel van de bij die beslissing betrokkenen worden herzien
betrokkene op grond van:
a. gebleken onjuistheid van aan die beslissing ten grondslag
gelegen feiten;
b. gegevens die niet bekend waren ten tijde van het nemen van
die beslissing, en die, zo zij we1 gekend geweest waren,
tot een andersluidende beslissing zouden hebben geleid.
Indien deze herziening zou leiden tot intrekking van het
recht op buitengewoon pensioen, wordt de herzieningsbeslis-
sing eerst genomen nadat de betrokkene door de Pensioenraad
is gehoord.
Uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kunnen in het
nadeel van de betrokkene worden herzien in de gevallen en
volgens de regels daarvoor gesteld in de Beroepswet.
Voorts kan de minister aan de Centrale Raad van Beroep

Geen rechtspersoon- Geen.
lijkheid
verzoeken een door hem gedane uitspraak in het nadeel van
de betrokkene te herzien op grond van hierboven onder a. en
b. genoemde gronden.
De Buitengewone Pensioenraad is bevoegd, op daartoe door of
vanwege de belanghebbende gedane aanvraag, een door die
Raad of de Centrale Raad van Beroep gegeven definitieve
beslissing in het voordeel van de bij die beslissing
betrokkene te herzien.
Indien een ingevolge de Wbp 40-45 dan we1 de Wbp z-o
genomen definiteive beslissing in het nadeel van de belang-
hebbende wordt herzien, wordt hetgeen reeds was uitbetaald
ingevolge die beslissing niet teruggevorderd of verrekend,
tenzij in de herzieningsbeslissing is uitgesproken, dat de
gebleken onjuistheid van de aan de oorspronkelijke beslis-
sing ten grondslag gelegde feiten was te wijten aan opzet
dat we1 grove nalatigheid van de betrokkene (art. 42
Wbp 40-45, art. Wbp 2-0).
Rechtspersoonlijkheid
Financien
Individuele vergoedingen De Kroon regelt de vergoeding voor de werkzaamheden van de
apparaatskosten leden en de plaatsvervangende leden van de Buitengewone
Pensioenraad. Deze vergoeding en verdere kosten, aan de werk-
zaamheden van de Buitengewone Pensioenraad verbonden, komen
ten laste van het Rijk (art. 23 Wbp 40-45).
Dekking pensioenkosten Ten laste van het Rijk wordt buitengewoon pensioen verleend
aan deelnemers van het verzet, alsmede aan hun nagelaten
betrekkingen dan we1 aan zeelieden, alsmede hun nagelaten
betrekkingen (art. 2, eerste lid, Wbp 40-45, art. 2, eerste
lid, Wbp 2-0).
Kosten bezwaar en beroep Van hem die bij de Pensioenraad een bezwaarschrift indient of
bij de Centrale Raad van Beroep beroep instelt, wordt ten
,behoeve van het Rijk een recht geheven van onderscheidenlijk
f 7,50 en f IS,--.
Onvermogenden zijn van het betalen van zodanig recht vrijge-
steld. De Voorzitter van de Buitengewone Pensioenraad of de
Voorzitter van de Centrale Raad van Beroep beslist over het
geldelijke onvermogen van klager.
Het betaalde recht van f 7,50 wordt aan hem wiens bezwaren
hetzij door de Pensioenraad, hetzij in beroep door de Centrale
Raad van Beroep geheel of gedeeltelijk gegrond worden ver-
klaard, terugbetaald.
Hetzelfde heeft plaats ten opzichte van het betaalde recht van
f 15,--, indien de bezwaren van klager door de Centrale Raad
van Beroep geheel of gedeeltelijk gegrond zijn verklaard
(art. 40a Wbp 40-45, art. 35b Wbp 2-0).
Hij, die het verschuldigde recht niet voldoet, is in het
indienen van het bezwaarschrift of in het beroep niet ant-
vankelijk.

Samens tell ing
Feitelijke gegevens
leden
G.W.D. Soeteman R.A. (voorzitter; Directie ABP) (plv: mr. P.J.
Bezemer) , drs. A. J. van Raalte (plv: J.D. de Kleijn) , W.
Wier inga (plv: dr. H.M. Franssen) .
Bureau 86 medewerkers. Deze medewerkers vormen de Afdeling Buiten-
gewone Pensioenen van het ABP.
Financien Uitgaven ten laste van de begroting van CRM.
Begrote uitgaven 1982 Apparaatskosten: f 11.226.500.
Laatste jaarverslag 1979/1980.
CRM 1.2
Adres/telefoon
Oprichting
Regelingen
Pensioenlast : f 420.000.000.
Opmerkingen
Het verschijnsel van herziening van besluiten is zowel onder
"Bevoegdheden" als onder "Rechtsbescherming" aan de orde
gekomen. In het eerste geval ligt de nadruk op de eigen
bevoegdheden van de BPR, in het tweede geval op het feit dat
rechtsherstel plaatsvindt met daaraan voor de betrokkene personen
rechtens verbonden gevolgen.
COMMISSIE ALGEMENE OORLOGSONGEVALLENREGELING INDONESIE
(Commiss ie AOR)
Sir Winston Churchilllaan 362, Rijswijk (ZH) , (Steenvoordelaan
370, 2284 EH Rijswijk)/(070) 949393
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij besluit van de minister van Maatschappelijk
Werk (MW) d.d. 3 juni 1954 (nr. U 7736) ("MB").
- MB.
- Algemene Oorlogsongevallenregeling; ordonnantie der
Luitenant-Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indie (Ind.
Stb. 1942, nr..59; laatst,elijk herzien bij Ind. Stb. 1948,
nr. 164) ("AOR").
- Toepassing der Algemene Oorlogsongevallenregeling op
slachtoffers der ongeregeldheden ontstaan na de capitulatie
van Japan; ordonnantie der Luitenant-Gouverneur-Generaal
van Nederlands-Indie van 5 nov. 1946 (Ind. Stb. 1946, nr.
118) ("Toepassing AOR") .
Doelstellingen en taken
Uitvoering oorlogs- a. Uitvoering geven aan de AOR en de daarmee samenhangende
ongevallenregelingen ordonnanties c.q. verordeningen voor wat betreft oorlogsslachtoffers
en hun nagelaten betrekkingen van Nederlandse
nationaliteit, daarvoor richtlijnen geven en beschikkingen
nemen (art. 1, onder a MB) .

De ordonnanties en verordeningen zijn regelingen van het
gouvernement van het voormalig Nederlands-Indie. Nederland
heeft bij overeenkomst d.d. 12 jan. 1954 met Indonesie op
zich genomen uitkeringen ingevolge deze regelingen over te
nemen.
Advisering aan minister b. Voorstellen doen aan de minister van MW/CFW tot het treffen
van verd'ere nodige voorzieningen, waartoe de overname door
Nederland van de onderhavige verzorging aanleiding geeft
(art. 1, onder b MB) .
Verr ichten van
keur ingen
Toekennen van
uitkeringen
Omvang
Vertegenwoordiging
Bevoegdheden
Verrichten van bekeuringen ter vaststelling van oorlogsletsel
en de graad van invaliditeit in de zin van de AOR.
Toekennen van uitkeringen en bekostigen van (invalidi-
teits-)voorzieningen.
Samenstelling en benoeminq
De commissie bestaat uit vijf gewone leden, twee adviserende
leden en 66n waarnemer.
De voorzitter heeft zitting op persoonlijke titel; de overige
gewone leden vertegenwoordigen CRM (2 leden), BiZa (1) en Fin.
(1).
De adviserende leden zijn artsen waarvan 66n CRM vertegenwoordigt.
De waarnemer vertegenwoordigt de Stichting "Pelita" (art. 2
MB) .
De leden worden benoemd door de minister van CRM (eigen
opgave) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Secretar is
De commissie heeft een eerste en een tweede secretaris, beide
vertegenwoordigende het departement van CRM (art. 2 MB). Aan
de secretaris zijn bevoegdheden van de commissie gedelegeerd,
welke echter niet in een regeling zijn' neergelegd.
Deskundige bijstand De voorzitter kan deskundigen uitnodigen om voorlichting te
geven of om deel te nemen aan beraadslagingen der commissie
(art. 3 MB) .
Besluitvorming Besluitvorming bij gewone meerderheid van stemmen; bij staken
der stemmen beslist de stem van de voorzitter; voor zover de
besluiten voorstellen of adviezen betreffen aan de minister is
elk lid bevoegd van zijn afwijkend gevoelen in een afzonderlijk
advies blijk te geven (art. 4 MB).
Politiek-bestuurlijke controle
Minister iele Goedkeuring door ae minister van besluiten van de commissie is
goedkeur ing nodig in die gevallen waar in de AOR niet voorziet (eigen
opgave) .
Minister iele aanwij- De minister kan aanwi jzingen geven (eigen opgave) .
z ingen

openbaarheid 0.9 .vde
WOB
Besluiten van de commissie zijn, behoudens enkele onderdelen,
openbaar op grond van de WOB (eigen opgave) .
~inister iele De commissie is verantwoording schuldig aan de minister van
verantwoordelijkheid CRM (eigen opgave) .
Rechtsbescherminq
Informele toets ings- Formeel is er geen bezwaar- of beroepsmogelijkheid, doch elk
mogeli jkheid
bezwaar wordt steeds aan het oordeel van de commissie getoetst
(eigen opgave) .
Geen rechts-
persoonlijkheid
Alle uitgaven ten
laste van Rijk
Samens tell ing
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
Zowel de apparaatskosten als de te verstrekken uitkeringen en
voorzieningen komen ten laste van het Rijk (eigen opgave) .
Feiteli jke gegevens
Led en
Mr. H. J. ten Houten (voorzitter) , A. J.M. Kalkers (plv. voor-
zitter, CRM), H.J.H. Meiners (BiZa), drs. W.F. Schutte (CRM),
mevr. mr. M.E. van ~ijn-van der Tas (Fin.).
Adviserende leden
E.H. Chardon, arts; J.J. de Lima, arts (CRM); D. Piersma (plv.
secretaris); mevr. A.Th. Sonneville (secretaris).
Waarnemer
mevr. H.G. M. Wichers-Duthil (Stichting Pelita) .
Bureau - 2 medewerkers bi j het Bureau van de Medisch Adviseur AOR;
- 5 medewerkers bij de Stichting 1940-1945;
- 5 medewerkers (incll secr. en plv. secr.) bij de Directie
V6V van CRM.
Financien Uitgaven ten laste van de begroting van CRM.
Begrote uitgaven 1982 Apparaatskosten: f 100.000
Uitkeringen : f 18.300.000
Laatste jaarverslag Gecombineerd over 1975, 1976 en 1977.
Opmerkingen
Geen.

CRM I. 3
CRM 1.3-1
Instelling en
oprichting
Regelingen
BESTUREN van de FONDSEN VOOR SCHEPPENDE KUNSTEN
BESTUUR van het FONDS VOOR DE SCHEPPENDE TOONKUNST i.0.
Instelling en opr ichtinq
Instelling en oprichting bij AMvB op grond van de wet van
21 mei 1981 (Stb. 3551, ondertekend door de minister van CRM
(Fondsenwet voor de scheppende kunsten) ("Fsk") .
Op basis van de Fsk kan de Kroon de minister van CRM bij AMvB
machtigen tot (mede-)oprichting van een fonds; een ontwerp van
een dergelijke AMvB wordt zo mogelijk met ontwerp-statuten
bekend gemaakt in de Staatscourant; een ieder kan daarna
adressen indienen bij de minister, die ontwerp en adressen
zendt naar de Raad van de Kunst om advies uit te brengen; een
RMvB die machtigt tot fondsoprichting bevat bepalingen omtrent
de statuten van het fonds en de bevoegdheid tot vaststelling
en wijziging daarvan en omtrent de opheffing van het fonds.
Met betrekking tot de oprichting van een fonds voor de schep-
pende toonkunst is een ontwerp-besluit gepubliceerd.
- Fsk.
- Ontwerp-besluit Fonds voor de scheppende toonkunst (Stcrt.
1981, nr. 12) .
Doelstellingen en taken
Bevordering ontwikke- De Fsk verstaat onder een fonds een rechtspersoon die ten doe1
ling scheppende kunsten heeft het tot stand komen en het voor gebruik gereed maken van
werken van scheppende kunst te bevorderen door daartoe finan-
ciele uitkeringen te verstrekken (art. 1, aanhef onder b Fsk).
Een AMvB, die de minister machtigt tot oprichting of mede-
oprichting van een fonds, bevat tenminste een omschrijving van
het doe1 van het fonds (art. 3, aanhef Fsk).
Bevoegdheden
Subsidiering met oog Een RMvB die de minister machtigt tot oprichting of
op doelstelling mede-oprichting van een fonds, bevat bepalingen omtrent de
bevoegdheden van het bestuur (art. 3, aanhef onder b Fsk).
Aangezien de Fsk onder de doelstelling van de fondsen voor de
scheppende kunsten rekent het verstrekken van financiele uit-
keringen - zie art. 1, aanhef onder b Fsk - zal hierbij
gedacht kunnen worden aan subsidiebevoegdheden.
Samens t ell ing en benoeminq
Betrokkenheid doel- Een AMvB, die de minister machtigt tot oprichting of
groep bi j beleid mede-oprichting van een fonds, bevat bepalingen omtrent de
Werkwijze/
openbaarheid
samenstelling van het bestuur en de wijze waarop vervaardigers
en gebruikers van werken van scheppende kunst bij het beleid
worden betrokken (art. 3, aanhef onder b en d Fsk) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Een AMvB, die de minister machtigt tot oprichting of
mede-oprichting van een fonds, bevat bepalingen omtrent de
werkwijze en de openbaarheid (art. 3, aanhef onder c en f Fsk).

Verslaglegging en
financieel beheer
Bezwaar bij bestuur
AROB-voor z iening
Politiek-bestuurli jke controle
Een AMvB, die de minister machtigt tot oprichting of tot
mede-oprichting van een fonds, bevat bepalingen omtrent de
verslaglegging en het financiele beheer (art. 3, aanhef onder
e en f Fsk).
Rechtsbescherminq
Een AMvB, die de minister machtigt tot oprichting of mede-
oprichting van een fonds, bevat bepalingen omtrent de wijze
waarop bij het bestuur bezwaar kan worden gemaakt tegen
beslissingen van een fonds (art. 3, aanhef onder h Fsk)
Over de mogelijkheid in beroep te gaan tegen besluiten van
besturen van fondsen merkt men in de Memorie van Toelichting
bij het wetsontwerp-Fsk het volgende op. In het ontwerp is
geen bepaling opgenomen omtrent de mogelijkheid op enigerlei
wijze in beroep te gaan tegen een beslissing van een fonds.
Immers, zoals uit het voorgaande volgt, zal een fonds met door
de rijksoverheid beschikbaar gestelde gelden taken gaan ver-
richten die als overheidstaken beschouwd kunnen worden. De
conclusie is daarom gerechtvaardigd dat een fonds een admini-
stratief orgaan in de zin van artikel 1 van de Wet administra-
tieve rechtspraak overheidsbeschikkingen is en dat derhalve
tegen beslissingen van een fonds beroep kan worden ingesteld
bij de Afdeling rechtspraak van de Raad van State. Het spreekt
vanpelf, dat de uiteindelijke beslissing hierover bij de
Afdeling rechtspraak ligt (11, zitting 1979-1980, 15 997, nr.
3, blz. 10).
Rechtspersoonlijkheid
Fondsen zijn privaat- De Fsk verstaat onder een fonds een privaatrechtelijke
rechtelijke rechts- rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die ten doe1
personen heeft het tot stand komen en het voor gebruik gereedmaken van
werken van scheppende kunst te bevorderen door daartoe finan-
ciele uitkeringen te verstrekken (art. 1, aanhef onder b Fsk).
Het betreft hier dus rechtspersonen in de zin van boek 2 BW.
Financien
Rijksbijdragen ter Met betrekking tot de financiering van de activiteiten van de
financiering fondsen fondsen voor de scheppende kunsten bevat de Fsk geen speci-
f ieke bepalingen.
Over de financiering van de fondsactiviteiten merkt de Memorie
van Toelichting bij het wetsontwerp-Fsk het volgende op.
Het betreft hier fondsen - gedoeld wordt op de drie fondsen
voor scheppende kunsten, welke op instigatie van de rijksover-
heid tot stand zijn gekomen voor de inwerkingtreding van de
Fsk, schr. - die rechtspersoonlijkheid bezitten en waaraan
binnen door de overheid te stellen grenzen voor onderdelen van
het kunstenterrein de uitvoering wordt opgedragen van bepaalde
taken op het vlak van de kunstbevordering. Voor zover de wet-
gever in de begroting daartoe mogelijkheden biedt, ontvangen
zij jaarlijks een bijdrage van de rijksoverheid. Daarvan zijn
zij geheel of in overwegende mate afhankelijk voor het uit-
oefenen van hun taak. Ieder jaar besteden zij met inachtneming
van de gestelde voorwaarden deze bijdrage voor de in de
statuten gestelde doeleinden. Kapitaalvorming met behulp van
overheidsgelden wordt niet toegestaan. Ook derden kunnen bij-
dragen aan zulke fondsen. Daarbij kan worden gedacht aan cul-
turele instellingen, aan bedrijven en aan personen, aan wie de
doelstelling van zulk een fonds ter harte gaat (11, zitting
1979-1980, 15 997, nr. 3, blz. 3; hoewel deze passage slaat op

CRM 1.4
fondsen die reeds voor de inwerkingtreding van de Fsk tot
stand zijn gekomen, moet worden aangenomen dat deze passage
ook zal slaan op fondsen die op basis van de Fsk tot stand
zullen komen; vgl. de onder de rubriek rechtsbescherming reeds
ter sprake gekomen zinsnede "zal een fonds met door de rijks-
overheid beschikbaar gestelde gelden taken gaan verrichten",
MvT blz. 10).
Fei telijke gegevens
Geen.
Opmerk ingen
Geen.
NEDERLANDSE FILMKEURING
Adres/telefoon Johan van Hoornstraat 1, 2595 HP Is-Gravenhage (070) 852606
Instelling en oprichtinq
Instelling en oprichting Ingesteld en opgericht bij wet van 5 januari 1977 (Stb. 170),
Regelingen
Beoordeling films op
schadeli jkheid voor
jeugdigen
Toelating films - in a1
dan niet geknipte
versie - voor vertoning
aan bepaalde of alle
lee£ ti jdsgroepen
Rechtsgevolgen
ondertekend door de staatssecretaris van CRM,en de minister
van BiZa (Wet op de f ilmvertoningen) ("Wet fv") .
- Wet fv.
- . Besluit op de filmvertoningen; KB van 30 juni 1977
(Stb. 385) ("Besluit fv") .
Doels tell ingen en taken
Beoordelen of de vertoning van een haar ter keuring voorgelegde
film a1 dan niet schadelijk is te achten voor personen beneden
de leeftijd van twaalf, onderscheidenlijk zestien jaar
(art. 2, eerste lid, Wet fv).
Een film onder opgaaf van redenen:
a. toelaten voor vertoning aan personen van alle leeftijden;
b. toelaten voor vertoning aan personen van alle leeftijden, op
voorwaarde dat nader omschreven beelden of passages uit de
film worden geknipt;
c. toelaten voor vertoning aan personen boven de leeftijd van
twaalf jaar;
d. toelaten voor vertoning aan personen boven de leeftijd van
twaalf jaar, op voorwaarde dat nader omschreven beelden of
-' passages uit de film worden geknipt;
e. niet toelaten voor vertoning aan personen beneden de leef-
tijd van zestien jaar (art. 2, tweede lid, Wet fv).
De rechtsgevolgen van deze beschikkingen zijn de volgende.
a. In een openbare voorstelling toegankelijk voor of bijge-
woond door personen beneden de leeftijd van twaalf jaar
worden uitsluitend films vertoond die door de filmkeuring
zijn toegelaten voor vertoning aan personen van alle leef-
tijden.
b. In een openbare voorstelling, toegankelijk voor of bijge-
woond door personen van twaalf tot zestien jaar worden
behalve boven bedoelde films uitsluitend films vertoond die

door de filmkeuring zijn toegelaten voor vertoning aan
personen boven de leeftijd van twaalf jaar.
mnduiding toeganke- ,qp duideli jk waarneembare wi jze wordt aan de inqang van de
lijkheid
plaats waar een openbare filmvoorstelling gegeven wordt, alsmede
in de aankondigingen van een openbare filmvoorstelling,
vermeld of zij a1 dan niet toegankelijk is voor personen
beneden de leeftijd van twaalf, onderscheidenlijk zestien jaar.
Indien een film zoals hij wordt vertoond niet is toegelaten
voor vertoning aan personen van alle leeftijden, onderscheidenlijk
voor vertoning aan personen boven de leeftijd van
twaalf jaar, mag hij niet worden aangekondigd als toegankelijk
voor personen beneden de leeftijd van twaalf onderscheidenlijk
zestien jaar.
Voor een overtreding van bovenstaande regels is aansprakelijk
de ondernemer van de voorstelling (art. 1 Wet fv).
Samenstelling
Benoeming
~amenstellinq en benoeminq
De f ilmkeuring bestaat uit een lid-voorzitter en minimaal 20
en maximaal 40 andere leden (art. 2 Besluit fv) .
Bij het openvallen van een plaats maakt de minister de vaca-
ture openbaar en nodigt ieder, die voor de vacature in aanmer-
king wenst te komen of een ander daarvoor in aanrnerking wenst
te brengen, uit dit aan hem te berichten (art. 3, eerste en
vierde lid, Wet fv).
De leden worden benoemd, geschorst en ontslagen door de
minister van CRM.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Interne organisatie: De filmkeuring heeft als organen:
-algemene vergadering - de algemene vergadering; bestaande uit alle leden van de
filmkeuring; haar taak is het vaststellen van een ont-
-dageli j k s bestuur
-herkeuringscommissie -
-bijzondere commissies -
werp-reglement op basis waarvan de minister van CRM het
reglement vaststelt, het jaarlijks vaststellen van de
beleidslijnen, behandeling van andere onderwerpen niet
behorende tot de competentie van andere organen, benoeming
van de herkeuringscommissie (art. 7, eerste en tweede, lid
Beslui t f v) ;
de voorzitter; de voorzitter van de filmkeuring leidt de
bijeenkomsten van de algemene vergadering, van het dage-
lijks bestuur envan de herkeuringscommissie (art. 8, .
eerste lid, Besluit fv);
dagelijks bestuur; voorzitter van de filmkeuring en ten
hoogste vijf andere leden te benoemen door en uit de alge-
mene vergadering; het dagelijks bestuur heeft de dagelijkse
leiding van de f ilmkeuring (art. 9 Besluit fv) ;
keuringscommissie; de commissie bestaat uit vijf leden, zij
kiest uit haar midden een voorzitter. De wijze van samen-
stellen van een keuringscommissie geschiedt volgens bij het
reglement te stellen regels (art. 10 Besluit fv);
herkeuringscommissie; de algemene vergadering benoemt de
commissie, bestaande uit de voorzitter en zes andere leden
van de filmkeuring (art. 11 Besluit fv) ;
bijzondere commissies; door de algemene vergadering in te
stellen onder goedkeuring van de minister van CRM; de

commissies, waarin niet-leden zitting kunnen hebben, advi-
seren over onderscheiden onderwerpen verband houdende met
de taak der filmkeuring (art. 12 Besluit fv);
-commissie voor de - commissie voor de nadere beoordeling; de nadere beoordeling
nadere beoordel ing van een film geschiedt door een commissie uit de film-
Secretariaat
Besluitvorming
Reglement
Publikatie van
beweegcedenen
keuring van zeven leden, welke daartoe door het dagelijks
bestuur telkens wordt ingesteld (art. 21 Besluit fv) .
Aan de filmkeuring wordt een bureau toegevoegd; het bureau
voert het secretariaat van de filmkeuring en verricht voorts
de taken door het dagelijks bestuur aan het bureau opgedragen,
waartoe in ieder geval behoren:
a. de zorg voor de geregelde gang van de werkzaamheden van de
f ilmkeur ing;
b. het beheer der inkomsten en uitgaven van de filmkeuring
voor zover dit niet aan anderen is opgedragen.
De minister van CRM benoemt, schorst en ontslaat, gehoord het
dagelijks bestuur, de directeur en de overige ambtenaren van
het bureau.
De directeur is hoofd van het bureau (art. 13 Besluit fv).
De aanvrager van de keuring biedt zijn film aan vergezeld van
een schr ifteli jke toelichting . De keur ing vindt plaats door de
keur ingscommissie. Herkeur ing vindt plaats:
a. indien tenminste twee leden van de keuringscommissie in het
keuringsverslag doen opnemen, dat zij tegen de uitslag der
keuring zo overwegend bezwaar hebben, dat zij een her-
keuring noodzakelijk achten;
b. indien de herkeuring schriftelijk is aangevraagd door de
aanvragec van de keuring.
Wanneer het dagelijks bestuur van oordeel is, dat bij een
(her)keucing onregelmatigheden hebben plaatsgehad, welke op de
uitslag van invloed kunnen zijn geweest, kan het besluiten dat
tot nadere beoordeling van de film wordt overgegaan (zie para-
graaf 3 t/m 5 Besluit fv).
De algemene vergadering stelt een ontwerp-reglement vast. Dit
ontwerp dient onder andere een aantal procedurebepalingen te
bevatten. De minister van CRM stelt het reglement vast dat zal
worden geplaatst in de Nederlandse Staatscourant (art. 22
Besluit fv).
Indien de filmkeuring een ander besluit neemt dan het zonder
coupures toelaten van een film voor vertoning aan personen van
alle leeftijden, dan dient zij de redenen van dit besluit te
doen vermelden in de Nederlandse Staatscourant (art. 2, derde
lid, Wet fv) openbaarmaking van jaarverslag en beleidslijnen.
Publikatie jaarverslag Het jaarverslag alsmede de beleidslijnen voor het komende jaar,
en beleidslijnen wocden op in het reglement aangegeven wijze openbaar gemaakt
(art. 7, vierde lid, Besluit fv).
r,

Politick-bestuurlijke controle
Geen contr ole bepal ingen Geen bijzondere controlebepalingen.
Herkeuring binnen
organ isatie
AROB-voorziening
Geen rechtspersoonlijk-
he id
Vergoeding keur ings-
kos ten
Individuele ver-
goed ingen
Samenstell ing
Bureau
Financien
Rechtsbescherminq
Voor de aanvrager van een keuring bestaat de mogelijkheid om
binnen de filmkeuring herkeuring aan te vragen (art. 16 onder b
Besluit fv). Tegen besluiten van de filmkeuring staat beroep
open op de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State op basis
van de Wet Administratieve Rechtspraak Overheidsbeschikkingen
(eigen opgave) .
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
Ter bestrijding van de kosten van de keuring betaalt de belanghebbende
een door de minister vast te stellen vergoeding bij
het aanbieden van de film.
De opbrengst komt ten bate van het Rijk (art. 2, vierde lid,
Wet fv).
De leden van de filmkeuring en haar commissies ontvangen vergoeding
van reis- en verblijfkosten benevens vacatiegelden.
Het Reisbesluit 1971 en 'het Vacatiegeldenbesluit 1970 zijn van
'toepassing. In overeenstemming met de minister van Fin. kan de
minister hun in bijzondere gevallen daarnaast een toelage
toekennen (art. 5 Besluit fv) en op in het reglement aangegeven
wijze openbaar gemaakt (art. 7, vierde lid, Besluit fv).
Feitelijke gegevens
Leden
H.H. Ahaus, F. Bruinsma, mevr. M.H.P.M. Bijlsma-Leemans, C.N.
Craus, A.P. Dekker, M.J. Druif, mevr. mr. W.C.E.
hammer stein-Schoonderwoerd (plv. voorzitter) , mevr. A. Hoek ,
D. van der Horst, mevr. S.L. Ie, L.Ch. Ju, dr. J. Lievense,
prof .dr. H.P.M. Litjens, mevr. J.S. Mantel-Klompmaker, mevr.
S.D.M. Meddens, mevr. drs. C. Minder, A. van Moock, mevr. drs.
H.J. van der Noordaa-Kukler, E.F. Nijborg, mevr. Y.S.A. van
Oosten-Kennes, F.J. Pattenier, mevr.drs. P.B.M. Quant-Worm,
R. van Rees, mevr. P.C. Rooyaards-Knegtmans, mevr. M.L.J.
Rijntjes- de Leeuw (2e plv. voorzitter) , mr. E.D.F.E.M.
Scheidius, Chr. Scholte, mevr. M.L.C. Smit, P. SGrensen, mevr.
E. de Swart, mevr. E.H. Taverne-Haighton, mevr. M. de Vreede,
S.P.M. de Vries, mevr. A.M.E. van Vught-Toonen, F.M. van
Waard, mevr. H.A. van der Wal, B. Walpot (voorzitter) , mevr.
drs. A.C. Warringa-Vroome, d'rs. H.O. Westbroek, mevr. drs.
K.E. de Wilde-Dogger .
5 medewerkers.
Uitgaven ten laste van hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting.

Begrote uitgaven 1982 Gegevens op 14 mei 1982 nog niet te verstrekken.
Laatste jaarverslag 1981.
Opmerkinqen
Versluierd begr ip U i t de Wet fv en het Besluit fv valt niet eenduidig op te maken
administratief orgaan welke groep (natuurli jke) personen als administratief orgaan
dient te worden aangemerkt. De wet spreekt over de filmkeuring
CRM I. 5
Adres/telefoon
Instelling
Opr ichting
Regelingen
als een groep personen bevoegd tot het toelaten van films; het
KB spreekt echter over de filmkeuring als een organisatie met
organen.
BESTUUR van de NEDERLANDSE OMROEPSTICHTING (NOS)
Sumatralaan 45, Hilversum (Postbus 10, 1200 JB
Hilversum) (035) 779111
Instelling en oprichtinq
Ingesteld bij wet van 1 maart 1967 (Stb. 136), ondertekend
door de minister van CRM, laatstelijk gewijzigd bij wet van
1 september 1979 (Stb. 557) (Omroepwet).
Opgericht bij de Omroepwet en bij notariele akte (zie ook
onder Opmerkingen) .
- Omroepwet.
- Statuten, laatstelijk gewijzigd op 14 december 1979.
- Omroepbesluit .
Doelstellingen en taken
Optreden als samen- De NOS is onder meer belast met:
werkingsorgaan der a. de behartiging van aangelegenheden die van gemeenschappelijk
z endgemachtigden belang zijn voor de instellingen die zendtijd hebben ver-
kregen;
b. het voorbereiden, samenstellen en uitvoeren van haar
radio- en televisieprogramma's;
c. de coordinatie van de programma's van de instellingen die
zendtijd hebben verkregen;
d. het iedere drie maanden openbaar maken van verslagen,
waarin de door de omroeporganisaties en aspirant-omroepor-
ganisaties uitgezonden programma-onderdelen worden opgesomd
en ingedeeld overeenkomstig de in de Omroepwet bedoelde
omschrijving;
e. het oprichten, in stand houden, beheren en regelen van het
gebruik van radio- en televisiestudio's met dien verstande,
dat radiostudio's slechts worden opgericht voor zover
hierin niet door de omroeporganisaties wordt voorzien;
f. het inrichten, in stand houden, beheren en het regelen van
het gebruik van organen, diensten en hulpmiddelen die nodig
zijn voor een goede verzorging van de programma's ten
behoeve van de instellingen die zendtijd hebben verkregen;

g. het in samenwerking met de Wereldomroep binnen de grenzen
van de goedgekeurde begroting sluiten van collectieve
arbeidsovereenkomsten onder goedkeuring van de minister van
CRM in overeenstemming met de minister van SoZa;
h. bet in samenwerking met de Wereldomroep, onder voorbehoud
van goedkeuring door de minister van CRM, vaststellen van
normen voor de honorering van losse medewerkers aan de
instellingen die zendtijd hebben verkregen en de Wereld-
omroep, voorzover op hen niet een collectieve arbeidsover-
eenkomst als bedoeld onder g. van toepassing is;
i. de vertegenwoordiging, in overleg met de minister van CRM,
van de instellingen die zendtijd hebben verkregen en de
Wereldomroep als geheel in internationale organisaties Op
het gebied van radio en televisie door middel van zenders
en in vergaderingen of bijeenkomsten die ten doe1 hebben
een zodanige organisatie in het leven te roepen;
j. het ter beschikking stellen van programma's aan het buiten-
land (art. 39, tweede lid, Omroepwet; art. 3, tweede lid,
Statuten).
Het bestuur van de NOS heeft de leiding van de stichting
(art. 41, eerste lid, Omroepwet; art. 7, eerste lid, Statuten).
Bevoegdheden
Verplicht gebruik NOS Iedere omroeporganisatie en aspirant-omroeporganisatie, die
facili teiten/onder- zendtijd heeft verkregen, is verplicht gebruik te maken van
worpenheid aan NOS- de studio's, inrichtingen en overige hulpmsddelen die de NOS
statu ten ter beschikking stelt, en zich te onderwerpen'aan de statuten
van de NOS (art. 25 Omroepwet) . -
Bindende besluiten De besluiten van het bestuur van de NOS zijn bindend voor alle
NOS-bestuur instellingen die zendtijd hebben verkregen, voor zover deze
hun aangaan (art. 42, eerste lid).
Omvang
Benoeming
Samenstell ing en benoeminq
Het bestuur bestaat uit een voorzitter tevens lid en een door
de minister van CRM vast te stellen aantal leden.
a. De voorzitter van het bestuur wordt door de Kroon benoemd,
geschorst en ontslagen. Voor zijn benoeming kan het bestuur
een aanbeveling van ten hoogste drie personen bij de
minister van CRM indienen.
b. De helft van het aantal bestuursleden wordt benoemd door de
omroeporganisaties, die zendtijd hebben verkregen, in dier
voege, dat elk dezer organisaties een gelkjk aantal leden
benoemt .
c. Een vierde gedeelte van het aantal leden wordt na overleg
met de minister van CRM, benoemd door representatieve
organisaties op cultureel en maatschappelijk gebied, die
daartoe door hem zijn aangewezen.
d. Een vierde van het aantal leden wordt door de Kroon benoemd
en ontslagen.

Raad van Beheer
e. Elk der aspirant-omroeporgan isaties, die zendtijd hebben
verkregen, kan een lid met raadgevende stem aanwijzen.
Indien een of meer organisaties in gebreke blijven een of meer
bestuursleden te benoemen, kan het bestuur niettymin zi jn
bevoegdheden uitoefenen.
Het bestuur kiest uit zijn midden een vice-voorzitter en wijst
een secretaris aan (art. 41 Omroepwet) .
Bijkomende bevoeqdheden en plichten; werkwijze
a. De Raad van Beheer van de NOS is belast met de dagelijkse
leiding van de werkzaamheden van de stichting en de uit-
voering van de besluiten van het bestuur; het college is
ter zake verantwoording schuldig aan het bestuur (art. 43,
eerste lid, Omroepwet) .
Programmaraden voor b. De programmaraden geven, elk op hun gebied, richtlijnen en
radio en voor televisie aanwijzingen ten aanzien van de gezamenlijke programma's
ten behoeve van de leden van de Raad van Beheer, die belast
zijn met de behartiging van de programmazaken (art. 44,
eerste en tweede 1 id, Omroepwet) .
Programmacoordinatie- c. Programmacoordinatiecommissies voor de radio en voor de
commissies voor radio televisie dragen er zorg voor dat de uitzendingen van de
en voor televis ie instellingen die zendtijd hebben verkregen gecoordineerd
worden; de commissies dragen er voorts zorg voor, dat ver-
strooiende programma's zoveel mogelijk geconcentreerd
worden op een radiozendernet. De commissies nemen geen
beslissingen dan na de betrokken programmamakende instel-
lingen te hebben gehoord. De commissies zijn verantwoording
schuldig aan het NOS-bestuur; dit bestuur kan beslissingen
van de commissies vernietigen (art. 45, eerste t/m vijfde
lid, Omroepwet) .
Rechtspositieregels De minister van CRM kan, het bestuur gehoord, ten laste van de
begroting van de NOS de rechtspositie regelen van de leden van
de organen van de stichting. Deze regeling kan voorzien in een
schadeloosstelling terzake van hun werkzaamheden in die
colleges (art. 46, eerste lid, Omroepwet).
Publikatie jaarverslag Het bestuur maakt jaarlijks een verslag van werkzaamheden der
stichting openbaar (art. 39, derde lid, Omroepwet).
Politiek-bestuurlijke controle
Goedkeuring statuten De statuten van de stichting alsmede wijzigingen daarin,
(wi jzigingen) treden niet in werking dan nadat zij door de minister van CRM
zijn goedgekeurd (art. 40, eerste lid, Omroepwet).
Schorsing of vernieti- De Kroon kan, het NOS-bestuur gehoord, de voor de omroepen ver-
ging besluiten NOS- bindende besluiten.van het NOS-bestuur op voordracht van de
bestuur minister van CRM bij een met redenen omkleed, in het Staats-
blad te plaatsen besluit vernietigen, wegens strijd met de

Financiele controle
wet, met de statuten of reglementen van de instelling of met
het algemeen belang .
De minister van CRM kan de omroepen verbindende besluiten van
het NOS-bestuur schorsen voor ten hoogste 66n jaar op dezelfde
gronden, die aanleiding kunnen geven tot vernietiging .
Is er binnen de voor de duur der schorsing bepaalde tijd geen
vernietiging uitgesproken, dan vervalt het schorsingsbesluit
(art. 42, tweede t/m vijfde lid, Omroepwet).
De begroting en de jaarrekening behoeven de goedkeuring van de
minister van CRM; hij vergoedt slechts uitgaven voor zover
door hem goedgekeurd (art. 58, vijfde lid, en art. 59, eerste
lid, Omroepwet) .
Door de minister van CRM of de Algemene Rekenkame'r aangewezen
personen hebben inzage in boeken en bescheiden; zij kunnen
inlichtingen verlangen en hebben toegang tot studio's enzo-
voort (art. 59, vierde lid, Omroepwet).
Rechtsbescherminq
Geen rechtsbescher- Geen bijzondere rechtsbeschermingsregeling met betrekking tot
mingsregeling de omroepen bindende besluiten van het NOS-bestuur.
Rechtspersoonli jkheid
NOS is privaatrechte- De NOS is een stichting in de zin van Boek 2 Burgerlijk
li jke stichting Wetboek.
Financien
Financiering van omroep De instellingen die zendtijd hebben verkregen ontvangen van de
Samenstell ing
minister van CRM een vergoeding, gelijk aan het totaal van hun
rechtstceeks met de omroep verband houdende uitgaven, voor
zover het door hem goedgekeurde uitgaven betreft. De minister
vergoedt de uitgaven van de NOS ten aanzien waarvan op grond
van bovenstaande geen recht op vergoeding bestaat, voor zover
de uitgaven door hem zijn goedgekeurd en niet uit andere
hoofde worden gedekt (art. 58, eerste en vijfde lid, Omroep-
wet).
De minister van CRM kan aan de stichting toestaan reservefond-
sen te vormen en kan regels vaststellen voor het beheer en
gebruik' daarvan. Stortingen in deze fondsen behoeven zijn
goedkeuring (art. 59, derde lid, Omroepwet).
Feitelijke gegevens
Leden
mr. E.C.M. Jurgens (voorzitter), drs. M. Dijkstra (Nationaal
Overleg voor Gewestelijke Cultuuc), P.J. Beugels (NCVO),
mevr.prof .mr. M. Rood-de Boer (NCGV) , drs. J.H.A.M. Goudberg
(NRMW), drs. Ch.E. van der Ploeg (NSF), R. Sinaasappel
(Federatie van Kunstenaarsverenigingen), mevr. M.'J. Daamen-van
Houte (consumentenbond) , J.C. Wilmans (Overleg der Centrale
Beraden), drs. J.A.M.H. Damoiseaux, prof. S.J. Doorman, drs.

A.J. van Dulst, mevr.drs. J.C. Meyer, drs. C.G.G. Spaan, mevr.
G.J. Strikwerda-van Klinken, mevr.drs. G.J. Zonhoven-Brijers,
vacature, G.C. Wallis de Vries (AVRO), T. Nieuwenhuisen
(AVRO), D.Jan Bruijn (EO), drs. L.P. Dorenbos (EO), R.G.H.
Schoonhoven (KRO) , P. Westerhoud (KRO) , mr.drs. A.W.W. van den
Bos (NCRV) , drs. Th.D. Jansen (NCRV), drs. C.J. Baay (TROS) I
F.H.F. van der Elst (TROS), dr. A.H. van den Heuvel (VARA),
J.L. de Troye (VARA), mr. W.J.M. Bordewijk (VOO), mevr.mr. A.
Kappeyne van de Coppello (VOO) I mr. M. J.E. M. de Jager (VPRO) I
F. de Smi t (VPRO) .
Bureau 212 medewerkers, in dienst van de NOS zelf.
Financien Inkomsten: 71,6% omroepbijdragen.
28,4% inkomsten STER.
Uitgaven ten laste van de begroting van CRM.
Begrote uitgaven 1982 Apparaatskosten: f 768.155.500.
Laatste jaarverslag 1980.
CRM 1.6
Adres/telefoon
Storting investeringsfonds: f 40.000.000.
Opmerkingen
De NOS is bij wet ingesteld en opgericht als samenwerkingsor-
gaan van de omroeporganisaties en adspirant-omroeporganisa-
ties. Deze organisaties worden geacht de NOS te hebben opge-
richt zolang zij zendtijd hebben. Daarnaast is de NOS een
stichting. Z i j dankt haar rechtsvorm dus zowel aan de Omroep-
wet als aan het passeren van een notariele oprichtingsakte.
RECLAMERAAD
Florapark 11, Haarlem (postbus 254, 2000 AG Haarlem) /(O23)
315622.
Instelling en oprichtinq
Instelling en oprichting Ingesteld en opgericht bij KB van 11 november 1965 (Stb. 486),
Regelingen
Zorg voor verantwoorde
ether reclame
ondertekend door de ministers van CRM, V&W en Fin. (Besluit
Instelling Reclameraad) .
- Omroepwet; wet van 1 maart 1967 (Stb. l76), laatstelijk
gewijzigd bij wet van 1 September 1979 (Stb. 557).
- Instructie Reclameraad; KB van 25 januari 1980 (Stb. 17)
("Instructie") .
Doelstellingen en-taken
a. Voorschriften geven omtrent de inhoud van de uitzendingen
van de Stichting Ether Reclame.
b. Toezicht houden op de uitvoering van de bovenbedoelde voor-
schriften.

voorschriften m.b. t.
reclame/toezicht op
uitvoering daarvan
Omvang
Benoeming
Secretar iaat
Reglement van orde
c. De bevoegde instanties eigener beweging of op hun verzoek
adviseren met betrekking tot zaken op het gebied van de
reclame-uitzendingen.
(art. 49, eerste lid, Omroepwetl.
Bevoegdheden
De Raad geeft voorschriften omtrent de inhoud van de uitzendingen
van de STER en houdt toezicht op de uitvoering van deze
voorschriften (art. 49, eerste lid onder a en b, Omroepwet).
Samenstell ing en benoeminq
De raad bestaat uit een voorzitter tevens lid en uit een door
de minister te bepalen aantal leden.
De voorzitter wordt door de Kroon benoemd.
De leden worden door de minister benoemd en ontslagen. De
benoeming van de helft van de leden geschiedt op aanbeveling
van de door de minister aan te wijzen instellingen.
De benoeming van de voorzitter en van de leden geschiedt
volgens regels bij AMvB te stellen (art. 49, vierde t/m
zevende lid, Omroepwet) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
De minister van CRM kan aan de raad een secretaris toevoegen
(art. 49, negende lid, Omroepwet) .
De raad stelt een reglement van orde vast (art. 8, eerste lid,
Instructie) .
Regels m.b.t. werkwijze: De raad stelt, a1 dan niet in het reglement van orde, regels
klachtenprocedure vast omtrent zijn werkwijze bij de uitvoering van zijn toezichthoudende
taak (art. 9, eerste lid, Instructie).
Instellen commissies:
voorschriftencommissie
Instellen college met
externe leden: college
van bijstand
De raad heeft op basis hiervan de mogelijkheid geopend om
klachten in te dienen inhoudende dat reclameboodschappen niet
voldoen aan de door haar gegeven voorschriften (art. 31 Voor-
schriften voor de Nederlandse Etherreclame).
De raad kan uit zijn midden commissies vormen die belast
worden met de voorbereiding van de behandeling van daartoe
door de raad aangenomen onderwerpen (art. 6 Instructie). De
raad heeft een voorschriftencommissie in het leven geroep'en
(eigen opgave) .
De raad kan voorzien in de instelling van een college, geheel
of ten dele bestaande uit personen die geen lid zijn van de
raad, dat de raad kan bijstaan bij de uitvoering van zijn
toezichthoudende taak (art. 9, tweede lid, Instructie) .
De raad heeft een College van Bijstand in het leven geroepen
(art. 24 en art. 25 Voorschriften voor de Nederlandse Ether-
reclame) .
\

Publikatie in Staats-
courant
Waar nemers
Instructie van Kroon
-verklaring van geen
bezwaar
Financieel toezicht
Aanwijzingen of richt-
lijnen/verantwoordi,ngs-
plicht
Beslissing minister bij
meningsverschil
Onderzoeksprocedures
De voorschriften omtrent de inhoud van reclameboodschappen en
de regels betreffende de uitvoering van de toezichthoudende
taak worden bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant
(art. 2, eerste lid, en art. 9, vierde lid, ~nstructie).
Politiek-bestuurli jke controle
De ministers van CRM en van EcZa en de NOS kunnei waarnemers
aanwijzen, die hen bij de raad vertegenwoordigen. Deze waar-
nemers hebben een raadgevende stem (art. 49, achtste lid,
Omroepwet) .
De Kroon stelt een instructie voor de raad vast (art. 49,
eerste lid, Omroepwet).
Deze instructie bevat de volgende toezichtbepalingen:
het reglement van orde en de regels met betrekking tot de
werkwijze bij de uitvoering van de toezichthoudende taak,
alsmede wijzigingen in dit reglement en in deze regels
treden in werking nadat de minister van CRM niet van
bezwaren heeft doen blijken (art. 8, derde lid, en art. 9,
derde lid, Instructie) ;
de raad brengt jaarlijks aan de minister van CRM een ver-
slag van zijn werkzaamheden uit. Dit verslag is openbaar
(art. 5 Instructie).
raad dient een begroting in van zijn uitgaven en'legt reke-
ning en verantwoording af van zijn financieel beheer. De
begroting en de jaarrekening behoeven de goedkeuring van de
minister van CRM (art. 49, elfde lid, Omroepwet) .
De minister van CRM kan aanwijzingen of richtlijnen geven. De
raad is formeel verantwoording schuldig aan hem (eigen opgave).
Rechtsbescherminq
Bij verschil van mening tussen de Reclameraad en de STER
beslist de minister van CRM (art. 49, tweede lid, Omroepwet) .
Alvorens een reclameboodschap toe te laten dient de STER eerst
zelf na te gaan of de aangeboden boodschap in strijd is met de
Voorschriften der Nederlandse Etherreclame. Komt de STER tot
de conclusie dat een reclameboodschap niet toelaatbaar is dan
deelt zij dit mede aan de adverteerder, die dan in beroep kan
komen bij de Reclameraad.
Een onderzoek naar reeds uitgezonden reclame kan plaatsvinden
op een klacht of ambtshalve.
In alle gevallen wordt het College van Bijstand ingeschakeld
bi j de procedures, die licht moeten werpen op de vraag of de
reclameboodschap a1 dan niet in strijd is met de voorschriften
van de Reclameraad met betrekking tot de inhoud van reclameboodschappen.
(Hfdst. I1 en Hfdst. I11 voorschriften voor de
Nederlandse Etherreclame) .

Rechtspersoonlijkheid
Geen rechtspersoonlijk- Geen.
heid
Financien
Individuele vergoedingen De minister van CRM kan aan de voorzitter, de leden en de
secretaris van de raad een schadeloosstelling toekennen
(art. 49, tiende lid, Omroepwet).
Dekk ing kosten raad De door de minister van CRM goedgekeurde uitgaven van de raad,
met inbegrip van bovenbedoelde schadeloosstelling, komen ten
laste van de STER (art. 49, twaalfde lid, Omroepwet).
Samenstell ing
Feitelijke gegevens
Leden
jhr .mr. L.H.N.F.M. Bosch, Ridder van Rosenthal (voorzitter) ,
prof.dr. J.P.I. van der Wilde (plv. voorzitter), mevr.mr. E.
Dil-Stork, mevr.mr. L. Dommering-van Rongen, drs. J.C. Enters,
mevr .mr. J.M. van Gilst-Heester , prof .dr . ir . R. J. J. Hermus,
mr. J.J.C. Kabel, mevr.drs. R. de Kanter, drs. F. Kempers,
mevr.mr. Th.F. Lemaire, mevr. J.P. Merjenberg-van Ringen, mr.
G.J. Ribbink, drs. J. Scholten, H. Schrevel, drs. L. de Vries,
dr. R.J. van Zonneveld.
adv. leden
mr. M.M.L.G.M. Custers (ministerie van CRM)
(plv. :, B.P. Kortland) .
Bureau 3 medewerker s .
Financien
Uitgaven ten laste van de STER.
Begrote uitgaven 1982 ,Apparaatskosten: f 416.236.
Laatste jaarverslag 1980.
Opmerk ingen
Geen.
CRM 1.7 REGERINGSCOMMISSARIS VOOR DE OMROEP
Adres/telefoon Koninginneweg 8, 1217 KX Hilversum/(035) 162553.
Instelling en opr ichtinq
Instelling en oprichting Ingesteld en opgericht bij wet van 1 maart 1967 (Stb. 176),
ondertekend door de minister van CRM, ,laatsteli jk gewi jzigd
bij wet van 1 september 1979 (Stb. 557) (Omroepwet) .
Voorloper van de huidige Regeringscommissar is is de bi j
besluit van de minister van OK&W van 15 januari 1947 inge-
stelde Regeringscommissaris voor het Radiowezen.
Regelingen - Omroepwet.
- Instructie voor de ~egeringscommissaris en de Adjunct-rege-
ringscommissaris; besluit van de minister van CRM 1969
(Stcrt. 1969, 150) ("Instructie").

Toezicht op omroep
Geven van bindende
aanwi jzingen
Benoeming
Bijstand van en ver-
vanging door adjunct-
reger ingscommissar is
Personeel
Bijwonen van vergade-
ringen van derden
Inlichtingen/inzage in
boeken/toegang tot
gebouwen
Openbaarheid
Minister iele instructie
Rapportering aan de
minister van CRM
Doelstell ingen en taken
Vanwege de minister van CRM volgens een door deze vast te
stellen instructie toezicht houden op de omroep (art. 6,
eerste lid, Omroepwet) .
Bevoegdheden
Ter uitoefening van het toezicht op de naleving van bij of
krachtens de Omroepwet gestelde bepalingen geven van aanwij-
zingen die bindend zijn voor de instellingen die zendtijd
hebben verkregen, alsmede voor de Wereldomroep (art. 7, eerste
lid, Omroepwet).
Samenstell ing en benoeminq
De Kroon benoemt en ontslaat de regeringscommissaris op voor-
dracht van de minister van CRM (art. 6, tweede lid, Omroepwet).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De minister van CRM kan de regeringscommissaris bij de uit-
oefening van zijn taak doen bijstaan en vervangen door een
adjunct-regeringscommissaris, die door de minister van CRM
wordt benoemd en ontslagen en wiens bezoldiging door de
minister van CRM wordt vastgesteld (art. 6, derde lid,
Omroepwet) .
b. De regeringscommissaris benoemt en ontslaat de leden van
het personeel van zijn dienst. De minister van CRM stelt
hun bezoldiging vast (art. 6, vierde lid, Omroepwet) .
c. De regeringscommissaris kan de vergaderingen bijwonen van
de bestuurlijke colleges van de Nederlandse Omroep Stich-
ting en de Wereldomroep, alsook die van de commissie van
samenwerk ing tussen beide instellingen, en van de Reclame-
raad (art. 7, tweede lid, Omroepwet).
d. De instellingen, die zendtijd hebben verkregen, alsmede de
Wereldomroep zijn verplicht de regeringscommissaris alle
door hem gevraagde inlichtingen, die hij voor zijn taak
nodig heeft, te verstrekken, hem te allen tijde toegang te
geven tot alle gebouwen, die zij voor de vervulling. van hun
omroeptaak in gebruik hebben, en hem inzage te verschaffen
in alle boeken en bescheiden, die op deze taak betrekking
hebben (art. 7, derde lid, Omroepwet).
Geen bepal ingen .
De vraag ri jst of de WOB van toepassing is op de besluiten van
de regeringscommissaris en daarmee of zij, op grond van de
WOB, openbaar zijn. Daarover is reeds geruime tijd overleg
gaande met CRM. Tot een eensluidende conclusie is het nog niet
gekomen (eigen opgave) .
Politiek-bestuurlijke controle
a. De minister van CRM stelt een instructie voor de regeringscommissar
is vast (art. 6, eerste lid, Omroepwet) .
b. De regeringscommissaris brengt, zo vaak als hij nodig oordeelt,
verslag van zijn werkzaamheden uit aan de minister

van CRM en verstrekt hem alle door deze gewenste inlichtin-
gen (art. 2 Instructie).
~inisteriele goedkeuring c. Besluiten van de regeringscommissaris behoeven goedkeuring
in die gevallen - in het bijzonder begrotingswijzigingen
NOS/Radio Nederland Wereldomroep - die met de minister van
CRM zijn overeengekomen (eigen opgave) .
Formele verantwoordings- d. De regeringscommissaris voor de omroep is formeel verant-
plicht woording verschuldigd aan de minister van CRM (eigen
opgave) .
Controle rekenkamer e. De Algemene Rekenkamer oefent toezicht op de uitgaven van
de reger ingscommissar is (eigen opgave) .
Rechtsbescherminq
'Beroep op minister van Van de beslissingen van de regeringscommissaris staat beroep
CRM open op de minister van CRM, die op dat beroep beslist, de
Rechtspersoonlijkheid
Geen rechtspersoonlijk- Geen.
he id
Omroepraad gehoord (art. 7, vierde lid, Omroepwet).
Hoewel in dit vierde lid niet uitdrukkelijk is vermeld welke
belanghebbende(n1 beroep kan (kunnen) instellen moet uit de
samenhang met de daaraan voorafgaande artikelleden afgeleid
worden dat deze beroepsmogelijkheid uitsluitend betrekking
heeft op zendgemachtigde instellingen (eigen opgave).
Financien
Bezoldiging van De Kroon stelt de bezoldiging van de regeringscommissaris
(adjunct-) reger ings vast; de minister van CRM stelt de bezoldiging van de
commissaris en bureau adjunct-regeringscommissarissaris vast, indien deze is aangesteld;
de minister van CRM stelt de bezoldiging vast van de perso-
neelsleden (art. 6, tweede, derde en vierde lid, Omroepwet) .
Kosten regeringscommis- De kosten van de regeringscommissaris komen op de begroting
saris op begroting CRM van CRM, doch niet ten laste van de algemene middelen maar van
de omroepgelden (eigen opgave).
Namen
Feitelijke qegevens
mr. M.M.L.G.M. Custers (Reger ingscommissar is) ; B.P. Kortland
(adjunct-regeringscommis).
Bureau 14 medewerker s.
Begrote uitgaven 1982 - Apparaatskosten f 1.383.920.
- Onvoorzien f 17.000.
Laatste jaarverslag Nooit jaarverslag uitgebracht.
Opmerkingen
Betrokkenheid bij werk De regeringscommissaris is lid van de Raad van Beheer van de
NOZEMA Nederlandse Omroep Zender Maatschappij (NOZEMA), die de eige-
nares is van de radio- 'en televisiezender in Nederland en
ressorteert onder het ministerie van V&W (eigen opgave).

Gemandateerde dan we1 De Omroepwet is niet geheel duidelijk met betrekking tot de
geattributeerde bevoegd- vraag of de bevoegdheden van de regeringsc~mmi~~ari~ gemandaheden
en consequenties teerde of geattributeerde bevoegdheden betreffen. Ener zi jds
voor omvang ministe- spreekt artikel 6, eerste lid, over "toezichtsuitoefening
riele verantwoordelijk- vanwege de minister" hetgeen wijst op een mandaatsfiguur,
heid anderzijds spreekt artikel 7, vierde lid, Omroepwet over het
"openstaan van beroep van beslissingen van de regeringscommissaris
op de minister", hetgeen wijst op een attributie van
bevoegdheden aangezien het inconsistent lijkt beroep op de
minister open te stellen van besluiten waar deze zelf (for-
Deconcentrat ie?
CRM I. 8
Adr es/telef oon
Opr icht ing
Regelingen
meel) voor verantwoordelijk is.
De vraag of het hier attributie dan we1 mandaat betreft is van
belang voor de beantwoording van de vraag naar de aard van de
bestuurlijke verhouding tussen minister en regeringscommis-
saris en voor de kwestie welke bePnvloedingsmogelijkheden de
minister rechtens heeft ten opzichte van de regeringscommis-
saris en welke verantwoordelijkheid hij dientengevolge heeft
tegenover de volksvertegenwoordiging met betrekking tot het
functioneren van de regeringscommissaris.
Het is niet duidelijk of de regeringscommissaris voor de
omroep gezien moet worden als een departementale ambtenaar met
eigen bevoegdheden (deconcentratie) of als een zelfstandig
66nhoofdig orgaan.
BESTUUR van de STICHTING FONDS VOOR DE LETTEREN
Huddestraat 7, 1018 HB Amsterdam/(020) 225822.
Instellingen en opr ichtinq
De stichting is opgericht bij notariele akte van 28 juli 1965
door de Staat der Nederlanden/minister van CRM.
Statuten van de stichting, laatstelijk gewijzigd bij akte van
4 mei 1982.
Doelstellingen en taken
Bevordering Nederlandse De stichting heeft ten doe1 het bevorderen van de Nederlandse
letteren letteren (art. 2 statuten).
Bevoegdheden van de stichtinq
Belangenbehartig ing a. Behartigen van de belangen van het schrijverschap.
Opdrachten verlenen b. Verlenen van opdrachten.
Toekennen van gelden; c. Met een ideeel doe1 toekennen van werkbeurzen en additio-
subsidiering nele honoraria.
d. Gebruiken van andere wettige manieren om het doe1 te
bereiken.

Bestuursbevoegdheden
Vermogensbeheer a. Beheren van het vermogen.
Besturen van de stich- b. Besturen van de stichting.
t ing
Omvang
Benoeming door minister
Benoeming (8 leden) op
voordracht van bepaalde
organisaties
Benoeming (2 leden)
quali ta te qua
Benoeming 2 leden op
bestuursvoordracht
Benoeming voorzitter en
penningmeester op
bestuursvoordracht
Samenstelling en benoeminq
Het bestuur bestaat uit ten hoogste 12 leden.
Indien de voorzitter en de penningmeester niet uit deze maxi-
maal 12 leden van het bestuur benoemd worden, bestaat het
bestuur uit maximaal 14 leden.
Alle bestuursleden worden benoemd en ontslagen door de
minister van CRM.
Acht leden worden benoemd uit schriftelijke voordrachten, opge-
s teld door :
a. de Raad voor de Kunst voor drie zetels;
b. de Vereniging van Letterkundigen/Vakbond van Schrijvers
voor vi jf zetels.
Deze acht leden dienen het schrijverschap te beoefenen. De
voordrachten worden in overleg tussen de Raad voor de Kunst
en de Vereniging van Letterkundigen/Vakbond van Schrijvers
aldus opgesteld dat er onder hen zijn drie schrijvers van
literair proza, waarvan een essayist en voorts een dichter,
een toneel-, radio- of televisieschrijver , een schrijver
van kinder- of jeugdboeken en twee literaire vertalers.
Twee bestuurszetels worden ingenomen door de voorzitter,
eventueel de vice-voorzitter van de co'mmissie Letteren van de
afdeling Media en Letteren van de Raad voor de Kunst, en door
de voorzitter, eventueel vice-voorzitter van de Vereniging van
Letterkundigen/Vakbond van Schrijvers.
Het bestuur draagt zelf twee leden voor benoeming voor.
Deze bestuursleden zijn afkomstig uit sectoren van de maat-
schappij die voor de letterkunde van belang zijn, zoals de
uitgeverswereld, het bibliotheekwezen, het onderwijs, en der-
gelijke.
De voorzitter en de penningmeester van de stichting worden
benoemd uit een voordracht van twee personen, opgemaakt door
het bestuur van de stichting. De bestuursleden wijzen uit hun
midden een vice-voorzitter aan die de voorzitter bij diens
afwezigheid vervangt (art. 5, eerste t/m zesde lid, statuten) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Secretariaatsbureau a. De stichting heeft een secretariaatsbureau dat het bestuur
bijstaat ter verwezenlijking van het stichtingsdoel. Het
hoofd van het secretariaatsbureau fungeert in die hoedanigheid
als secretaris van het bestuur.
Secretaris is adviserend b. De secretaris woont de bestuursvergaderingen bij. Hij heeft
lid van het bestuur het recht daarin het woord te voeren en heeft daarin een

Hu ishoudeli jk reglement
Besluitvorming in het
algemeen
Besluitvorming bi j
statutenwijziging of
stichtingsontbinding
Vertegenwoordiging van
de stichting
Deskundige bijstand
Openbaarheid
adviserende stem over alle zaken die rechtstreeks verband
houden met de toekenning van werkbeurzen en additionele
honoraria en de vezlening van opdrachten.
c. Benoeming, schorsing en ontslag van het hoofd van het
secretariaatsbureau alsmede van de overige personeelsleden
geschiedt door het bestuur (art. 8, eerste t/m derde lid,
statuten).
De rechtspositie van het hoofd en het personeel van het
bureau wordt door het bestuur voor zoveel mogelijk met
inachtneming van de ter zake bij het Rijk geldende normen
geregeld (zie art. 9, vierde t/m zesde lid, statuten).
d. Het bestuur kan bij huishoudelijk reglement nadere regelen
stellen omtrent onderwerpen die in de statuten niet of niet
voldoende geregeld zijn. Dit reglement mag geen bepalingen
bevatten die met de statuten in strijd zijn (art. 7, eerste
lid, sta tuten) .
e. Behoudens uitzondezingen worden de besluiten genomen met
volstrekte meerderheid van stemmen. Geen geldig besluit kan
worden genomen, indien niet ten minste de helft van de
leden aanwezig is (aet. 5, tiende lid, statuten) .
f. Een bestuursbesluif tot statutenwijziging kan slechts
genomen worden met een meerderheid van ten minste 2/3 van
de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin
ten minste 2/3 van het aantal bestuursleden aanwezig is.
Bij gebreke van dif quorum kan tot statutenwijziging worden
besloten tijdens een volgende, ten minste 14 en ten hoogste
30 dagen na de eerste vergadering te houden vergadering,
ongeacht het aantal aanwezige leden. Ook in dat geval kan
het besluit tot statutenwijziging slechts worden genomen
met een meerderheid van 2/3 van de geldig uitgebrachte
stemmen (art. 7, derde lid, statuten).
g. Een bestuursbesluit tot ontbinding der stichting wordt op
dezelfde wijze genomen als een besluit tot statutenwijziging
(art. 9, eerste lid, statuten).
h. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd
door de voorzitter en de penningmeester te zamen, respectieveli
jk hun plaa tsvervangers.
i. Het bestuur is bevoegd tot het verrichten van een aantal
nader aangeduide rechtshandelingen.
j. Het bestuur is bevoegd het hoofd van het secretariaatsbureau
of diens plaatsvervanger volmacht te verlenen tot
het verrichten van de gebruikelijke rechtshandelingen die
de normale gang van het secretariaat betreffen (art. 6,
eerste t/m derde lid, statuten).
k. Het bestuur is bevoegd zich bij de uitvoering van zijn taak
door deskundigen te doen bijstaan (art. 5, negende lid,
statuten).
Zie "politick-bestuurlijke controle" onder jaarverslag.

Ministeriele waarnemer
Politiek-bestuurlijke controle
a. Namens de minister van CRM worden de algemene vergaderingen
van het bestuur bijgewoond door een ambtenaar van het
departement en/of diens plaatsvervanger (art. 5, zevende
lid, statuten) .
Concrete voorschriften b. De minister van CRM kan aan het bestuur concrete voorschrif-
van minister ten of opdrachten geven binnen het kader van de doelstel-
lingen en de werkwijze van de stichting (art. 7, tweede
lid, statuten).
Ministeriele goedkeuring c. Ministeriele goedkeuring is nodig ten aanzien van:
- het verrichten van een aantal rechtshandelingen door het
bestuur (art. 6, tweede lid, statuten) ;
- het huishoudelijk reglement (art. 7, eerste lid,
statuten) ;
- het besluit tot statutenwijziging (art. 7, derde lid,
statuten) ;
- de bestuursbesluiten betrekking hebbende op de formatie
en de rechtspositie van het personeel van het secre-
tariaatsbureau (art. 8, vierde t/m zesde lid, statuten) ;
- het bestuursbesluit tot ontbinding van de stichting
(art. 9 , tweede lid, statuten) .
Begrotingsindiening d. Het bestuur dient jaarlijks een begroting met toelichting
daarop in bij de minister van CRM (art. 5, twaalfde lid,
statuten) .
Rekening en verantwoor- e. Het bestuur doet jaarlijks, onder overlegging van de jaar-
ding rekening voorzien van een verklaring van een register-
accountant, rekening en verantwoording over zijn gevoerde
financiele beheer (art. 5, dertiende lid, statuten) .
Jaarverslag Het bestuur brengt jaarlijks verslag uit over de werkzaamheden
van het fonds en over het gevoerde beleid. In dit verslag dat
door het fonds openbaar gemaakt wordt, wordt vermeld aan wie
en tot welke bedragen in dat jaar opdrachten, werkbeurzen en
andere uitkeringen zijn verleend (art. 5, veertiende lid,
statu ten) .
Stichtingsontbinding I De stichting kan worden ontbonden door een besluit van de
door minister minister gehoord het bestuur (art. 9, derde lid, statuten) .
Studie naar beroeps-
mogel i j kheden
Rechtsbescherminq
Het fondsbestuur heeft een commissie ingesteld die de mogelijk-
heden onderzoekt tot instelling van een juridische beroeps-
mogeli jkheid (eigen opgave) .
Rechtspersoonlijkheid
Fonds is privaatrechte- Het fonds is een stichting in de zin van Boek 2 Burgerlijk Wet-
lijke stichting boek.

Geldmiddelen der
stichting
Financien
Individuele vergoedingen De bestuursleden en de leden van de adviescommissies ontvangen
uit de middelen van het fonds een vergoeding voor reis- en
Samenstell ing
verblijfkosten en een vacatiegeld of vaste beloning volgens de
voor de Rijksoverheid geldende regels (art. 6, vierde lid,
statuten) .
De geldmiddelen der stichting bestaan uit:
a. het bij haac oprichting afgezonderde kapitaal;
b. subsidies uit openbare geldmiddelen;
c. bijdragen van instellingen en particulieren;
d. erfstellingen en legaten;
e. op andere wettige wijze te verkrijgen baten.
(art. 4 statuten).
Feitelijke gegevens
Led en
G.J. Verrips (voorzitter), vacature (ondervoorzitter,
Vereniging van Letterkundigen/VvS), J. van der Vegt (penninq-
meester), mevr. A.J. Weeda-van de Pol (plv. ondervoorzitter,
Vereniging van Letterkundigen/VvS) , mevr .drs. T.
Beckman-Petie, P. Brinkman, dr. H. van den Bergh (Vereniging
van Letterkundigen/VvS) , J. Hamelink (Vereniging van Letter-
kundigen/VvS), W.P. Nijmeijer (Vereniging van Letterkundi-
gen/VvS) , T. Reimsma (Vereniging van Letterkundigen/VvS) , dr.
W.A.M. de Moor (voorzitter Commissie Letteren van de Raad voor
de Kunst), A. Walrecht.
Adv. leden
mevr. W. Lelieveld (secretar is) .
Waar nemer s
mr. S.P. Berger (ministerie van CFW) .
Bureau - 1 medewerker in dienst van de stichting.
- 2 medewerkers in dienst van het ministerie van CRM.
Financien Uitgaven van de stichting komen volledig voor rekening van de
centrale overheid en komen ten laste van de begroting van CRM.
Begrote uitgaven 1982 - Apparaatskosten: f 181.303.
- Subsidies: f 3.165.687.
Laatste jaarverslag 1980.
Opmer kingen
Gezagsfunctie stich- In het verleden heeft de ~fdeling Rechtspraak van de Raad van
t ingsbes tuur State het bestuur van de Stochting Fonds voor de Letteren niet
beschouwd als een administratief orgaan (+tB/S, jur. I,
blz. 19). Het fonds valt echter we1 binnen de gestelde onder-
zoekscriteria, in die zin dat de stichting overheidsgelden
besteed en dat de overheid een overwegende invloed heeft
binnen de structuur van de rechtspersoon, bijvoorbeeld door de
benoeming der bes tuursleden.

Fondsen voor filmproduk- Het Produktiefonds voor de Film (J. Luykenstraat 2, 1071 CM
ties en voor kunste- Amsterdam/(O20) 799261; betrokken ministerie CRM) en de
naar svoor zieningen Stichting Voorzieningenfonds voor Kunstenaars (Noordeinde 94a,
CRM 1.9 UITKERINGSRAAD
2514 GM 's-Gravenhage/ (070) 460826; betrokken minister ies SoZa
en CRM) zijn wat betreft taakstelling (enigszins) te verge-
lijken met de Stichting Fonds voor de Letteren; de overheids-
invloed binnen de structuur van deze stichtingen is echter
(nog) niet zo groot als bij laatstgenoemde stichting.
Adres/telefoon Kinderen van Versteegplein 11, 2713 HB Zoetermeer/(079) 511881.
Instelling en oprichting
Instelling en oprichting Ingesteld en opgericht bij wet van 22 november 1972 (Stb.
669), ondertekend door de minister van CRM (Wet uitkeringen
vervolgingssl,achtoffers 1940-1945) ("WUV") .
Regel ingen WUV.
Doelstellingen en taken
Doen van uitkeringen Verstrekken van uitkeringen aan vervolgingsslachtoffers en aan
aan vervolgingsslacht- hun nagelaten betrekkingen.
offers en nagelaten
betrekkingen
Er bestaat een aanspraak op een uitkering bij gederfde
inkomsten uit beroep of bedrijf vanwege ziekten of gebreken
ten gevolge van vervolging in de oorlog (Hoofdstuk 11, para-
graaf 1 t /m 3, WUV).
Verlenen van vergoe- Verlenen van vergoedingen ter dekking van de kosten van genees-
dingen kundige behandeling en verpleging in verband met ziekten of
gebreken ten gevolge van vervolging in de oorlog (art. 20 WUV).
Verlenen van tegemoet-
komingen
Verlenen van tegemoetkomingen in de kosten van voorzieningen,
strekkende tot verbetering van levensomstandigheden in geval
van ziekten of gebreken ten gevolge van vervolging in de
oorlog (art. 21 WUV).
Bevoegdheden
Verstrekken van uit- a. De raad kent uitkeringen toe, zij vergoedt kosten en zij
keringen/vergoedingen/ kan tegemoetkomingen verlenen (art. 7, art. 20, art. 21 en
tegemoetkomingen art. 21b WUV) .
Vergoedingverlening Vergoeding van kosten van geneeskundige behandeling en ver-
ondanks z iekenfonds- pleging worden slechts verleend voor zover zij niet ten
of ziektekostenverzeke- laste kunnen worden gebracht van een ziekenfondsverzekering
ring of van ziektekostenverzekering, indien een zodanige ver-
zekering is of zou zijn afgesloten.
De raad kan van deze regel afwijken, indien, gezien de
individuele omstandigheden van de aanvrager, naar het oor-
deel van de raad daartoe gegronde redenen aanwezig zijn
(art. 20, vierde lid, WUV).

Erkenning als vervolgde b. Degene die in verband met de ~ervolgingsomstandigheden
verwacht te eniger tijd aanspraken aan de WUV te kunnen
Toepassing "anti-hard-
heidsclausule"
ontlenen, kan bij de raad een schriftelijk verzoek indienen
om als vervolgde te worden erkend (art. 22 WUV).
De raad kan, na verkregen instemming van de minister van
CRM, met de vervolgde gelijkstellen de persoon ten aanzien
van wie het niet toepassen van de WUV een klaarblijkelijke
hardheid zou zijn (art. 3, tweede lid, WUV).
Uitbetaling bij vrij- c. Bij vrijheidsbeneming op grond van een rechterlijke uit-
he idsbeneming spraak voor de duur van drie maanden of voor een langere
tijd mist men het genot van de uitkering. De raad kan in
Beslissen op bezwaar- Zie onder rechtsbescherming.
schr if ten
Herzien van beslissingen Zie onder rechtsbescherming .
Omvang
Benoeming
Werkwijze van Raad
dat geval het uitkeringsbedrag aan of ten behoeve van diens
gezinsleden doen uitbetalen. Indien de uitkering niet is
uitbetaald ten behoeve van de gezinsleden, kan de raad een
gedeelte van de uitker ing na de vr i jhe idsbeneming alsnog
uitbetalen aan de uitkeringsgerechtigde (art. 37 WUV).
Samenstell ing en benoeminq
De raad bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste vijftien
leden, onder wie een voorzitter.
De Kroon benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter en de
overige leden (art. 24, eerste en tweede lid, WUV) .
,Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De raad is bevoegd zijn werkzaamgeden te regelen naar een
door hemzelf vastgesteld reglement (art. 25 WUV) .
Aan de beslissingen van de raad werken ten minste drie
leden mee (art. 26 WUV) .
Administratieve voor- b. Voor de administratieve voorbereiding en uitwerking van
bereiding en uitwerking zi jn beslissingen wordt de raad bijgestaan door:
a. een secretariaat en ten minste een geneeskundig adviseur;
b. de Stichting 1940-1945 te Amsterdam.
De minister van CRM benoemt, schorst en ontslaat de secre-
taris en ander personeel van het secretariaat, alsmede de
geneeskundig adviseurs.
De minister van CRM regelt, gehoord de raad, de taken van
de organen, genpemd onder a. en b., en van de geneeskundig
adviseurs.
Het Rijk vergoedt de kosten verbonden aan de uitvoering der
taken van de bovengenoemde organen. De minister van CRM
stelt terzake nadere regelen (art. 28 WUV) .

~eslui tvormingsproce- C. De toekenning van een ui tker ing , vergoeding of tegemoe t-
koming geschiedt naar aanleiding van een daartoe bij de
raad ingediende aanvraag.
De ontvangst van de aanvraag wordt de aanvrager schrifte-
lijk bevestigd. Daarbij wordt hem voorlichting gegeven over
de verdere procedure. De minister van CRM kan nadere
regelen stellen met betrekking tot de bij de behandeling
van de aanvraag over te leggen bescheiden (art. 30, eerste,
tweede, derde en vijfde lid, WUV).
Alvorens op een aanvraag wordt beslist, wordt een rapport
opgesteld omtrent de aard en de gevolgen van de vervolging
en de levensomstandigheden van de betrokkene. Het rapport
bevat een advies met betrekking tot de met toepassing van
deze wet te treffen voorzieningen.
Naar keuze van de belanghebbende wordt het rapport owe-
s teld door :
a. de Stichting Joods Maatschappelijk Werk te Amsterdam;
b. de Stichting Pelita te 's-Gravenhage;
c. de Stichting 1940-1945 te Amsterdam.
De raad kan, op verzoek van de belanghebbende, bepalen dat
op andere wijze in het opstellen van het rapport wordt
voor z ien .
Het Rijk vergoedt de kosten verbonden aan het opstellen van
het rapport, voor zover daarin niet op andere wijze wordt
voorzien. De minister van CRM stelt terzake nadere regelen
(art. 31, eerste, tweede, derde en vijfde lid, WUV).
Gemotiveerde schrifte- d. De raad neemt op elke aanvraag een met redenen omklede
1 i j ke e indbesl iss ing besl issing. Voor zover een zodanige besl issing strekt tot
toekenning van een uitkering, een vergoeding of een tege-
moetkoming, vermeldt hij in elk geval de gronden waarop
deze wordt verleend, de artikelen der wet welke daarbij
toepassing hebben gevonden en de grondslag waarnaar de
uitkering is berekend (art. 32, eerste lid, WUV).
Mededeling van beslis- De beslissing wordt medegedeeld aan de belanghebbende en
sing aan het orgaan dat het rapport heeft opgesteld. Bij de
beslissing wordt mededeling gedaan van de mogeli jkheid tot
het indienen van een bezwaarschrift (art. 32, tweede en
derde lid, WUV) .
Verlangen van inlich- e. Een ieder is verplicht aan de raad de nodige inlichtingen
t ingen te verstrekken, indien de raad daarom verzoekt. Weigert de
aanvrager de nodige inlichtingen te verstrekken dan kan de
raad beslissen de aanvrage af te wijzen (art. 39 WUV).
De uitkeringsgerechtigde en de persoon aan wie wordt uitbe-
taald doen aac de raad mededeling van veranderde feiten en
omstandigheden, welke de raad aanleiding kunnen geven een
eerder genomen beslissing te herzien (art. 40 WUV) .
Alle ambtenaren, tot afgifte van uittreksels uit de
registers van de burgerlijke stand bevoegd, zijn verplicht
aan de raad de door deze gevraagde uittreksels uit de
registers kosteloos toe te zenden (art. 41 WUV) .

Doen verrichten van
medisch onderzoek
Overleg met minister
Ministerieel beroeps-
recht met schorsende
werking
Ministeriele instemming
toepassing "anti-hard-
heidsclausule"
Nadere minister iele
regels
f. De vervolgde is gehouden medewerking te verlenen aan een
medisch onderzoek, indien de Uitkeringsraad zulks nodig
oordeelt. Indien de vervolgde weigert zijn medewerking te
verlenen aan dit onderzoek, kan de Uitkeringsraad beslissen
de aanvrage af te wi jzen (art. 58 WUV) .
3
politick-bestuurlijke controle
a. De beslissingen van de raad worden in afschrift aan de
minister van CRM gezonden. Deze kan indien hij daartoe
aanleiding aanwezig acht, van de raad inzage vorderen van
de bescheiden, die tot enige beslissing van de raad hebben
geleid.
Indien de minister van CRM daartoe aanleiding aanwezig
acht, verstrekt de raad hem op zijn verzoek schriftelijke
inlichtingen omtrent de achtergronden die tot enige beslis-
sing hebben geleid.
De minister van CRM voert, indien hij daartoe aanleiding
aanwezig acht, ter zake overleg met de raad. Indien het
over leg niet tot overeenstemming leidt, beslist de raad dat
de oorspronkelijke beslissing gehandhaafd blijft dan we1
herzien wordt. Hiervan doet de raad terstond, met redenen
omkleed, schriftelijk mededeling aan,de minister (art. 28,
eerste t/m vijfde lid, WUV) .
b. De minister van CRM kan, in het belang van een goede uitvoe-
ring van de wet, beroep instellen bij de Centrale Raad van
Beroep. De minister kan bepalen dat het beroep schorsende
werking heeft. Van het ingestelde beroep doet de minister
terstond mededeling aan de belanghebbende en aan de raad
(art. 45 WUV) .
c. De minister van CRM moet instemmen met het voornemen van de
raad de "anti-hardheidsclausule" toe te passen (zie
"Bevoegdheden", onder b.) (art. 3, tweede lid, WUV) .
d. In het belang van een goede uitvoering van de WUV kan de
minister van CRM nadere regelen stellen (art. 55, eerste
lid, WUV) . Ingevolge diverse specif ieke wettelijke bepalin-
gen kan de minister nadere regelen stellen.
Ministerieel toezicht op e. De minister van CRM houdt toezicht op de uitgaven welke
u i tgaven . zijn verbonden aan de uitvoering van de WUV. Hij stelt ten
dien aanzien nadere regelen (art. 53 WUV) .
Rechtsbescherminq
1. Bez~a~~-en-beroee
Indiening bezwaren bij a. Tegen een beslissing ter zake van een uitkering, een vergoe-
Raad ding of tegemoetkoming, alsmede ter zake van een erkenning
kan de belanghebbende een bezwaarschri.ft indienen bij de
raad (art. 42, eerste lid, WUV). De beslissing op het

Beroep op CRvB
bezwaarschrift wordt met redenen omkleed. De beslissing
wordt bij aangetekende brief aan de belanghebbende
gezonden. Daarbij wordt mededeling gedaan van de mogelijk-
heid van beroep (art. 43 WUV) .
b. Tegen een beslissing op een bezwaarschrift kan de belang-
b
hebbende Schriftelijk beroep instellen bij de Centrale Raad
van Beroep (art. 44, eerste lid, WUV).
11. Rzchtsherstzl-!oor-Ra~!-e2-CRI!B
Herziening van de a. De Uitkeringsraad kan een beslissing ten nadele van de
beslissing door de Raad betrokken vervolgde herzien op grond van
1. onjuistheid van aan die beslissing ten grondslag
liggende gegevens, of
2. gegevens die ten tijde van het nemen van de beslissing
niet bekend waren en die - indien bekend - tot een
andersluidende beslissing zouden hebben geleid.
Indien herziening zou leiden tot intrekking van het recht
op uitkering, wordt de herzieningsbeslissing eerst genomen
nadat de betrokkene door de Uitkeringsraad gehoord is
(art. 61, eerste lid, WUV) .
Herziening van de uit- Uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kunnen in het
spraak van de CRvB nadeel van de betrokkene worden herzien in de gevallen en
volgens de regelen van de artt. 153-159 van de Beroepswet, en
op verzoek van de minister van CRM op grond van onjuistheid
van of onbekendheid met gegevens (art. 61, tweede lid, WUV).
Hierzien van beslis- b. De Uitkeringsraad is bevoegd, op aanvraag door of vanwege
sing van CRvB door Raad de belanghebbende daartoe gedaan, een beslissing van de
Geen rechtspersoonlijk- Geen.
heid
Kosten uitkeringen ten
late van Rijk
Samenstelling
Centrale Raad van Beroep ten voordele van de betrokkene te
herzien (art. 61, derde lid, WUV).
Rechtspersoonlijkheid
Financien
De uitkeringen, vergoedingen en tegemoetkomingen ingevolge de
WUV verstrekt komen ten laste van het Rijk (art. 6 WUV).
Feitelijke gegevens
Leden
A.J. van der Leeuw (voorzitter), C.F. Kleisterlee (plv. voor-
zitter) , drs. H. Horneman (Stichting Joods Maatschappelij k
Werk) , mr. J.A.B. Gomperts (Stichting Joods Maatschappelijk
Werk), drs. C.J.F. Stuldreher (RIOD), mr. N.G. Quik (Stichting
pelita) , mevr.mr. G.K.J. Nooy (Stichting Pelita) , vacature.
Plv. leden
drs. N. Boeken (Stichting Joods Maatschappelijk Werk) , W.C.
Lemaire (Stichting Pelita), dr. R. de Bruin (RIOD).

Bureau + 135 medewerkers.
-
Financien Uitgaven ten laste van de begroting van CRM.
Begrote uitgaven 1982 - Apparaatskosten: f 13.412.000.
- Verstrekkingen: f 335.000.000.
Laatste jaarverslag 1973 en 1974.

VoMil I .1
Adres/telefoon
~nstelling en
oprichting
Regelingen
Bevordering
tbc-onderzoek
Toestemming tot
verrichten tbc-
onderzoek
Omvang
Samenstelling en
benoeming
5.13 MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID EN MILIEUHYGIENE
CENTRAAL COLLEGE VOOR BEVOLKINGSONDERZOEK OP TUBERCULOSE
(Centraal college bevolkingsonderzoek; CCBO)
Soestdijkseweg 165, 3721 AB Bilthoven/(030) 783935.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 13 juli 1951 (Stb. 288),
ondertekend door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
(Wet bevolkingsonderzoek op tuberculose) (Wbo-tb~~~), in
werking getreden op 1 september 1952.
- wbo-tbc.
- Besluit bevolkingsonderzoek op tuberculose; KB van 4 juni
1952 (Stb. 325) ("Bbo-tbctl).
Doelstellingen en taken
Het college heeft tot taak de bevordering van het tuberculose-
onderzoek (art. 3 wbo-tbc).
a. Het college heeft een coordinerende en adviserende taak
t.a.v. alle werkzaamheden op het gebied van het onderzoek;
b. het college bevordert met de daartoe dienstig geachte
middelen het doen verrichten van periodieke onderzoeken door
de daartoe in aanmerking komende organisaties, instellingen
en personen;
c. het college draagt er zorg voor dat een centrale weten-
schappelijke verwerking van de uit de onderzoeken verkregen
gegevens plaats heeft;
d. het college adviseert de minister van VoMil op diens verzoek
of uit eigen beweging.omtrent alle op het onderzoek batrek-
king hebbende aangelegenheden (art. 12 Wbo-tbc).
Bevoegdheden
Onderzoek mag niet plaatsvinden dan met toestemming van het
Centraal college. Aan de toestemming verbindt het college
voorwaarden met betrekking tot het te verrichten onderzoek en
ter bevordering van de volksgezondheid in het algemeen (art.
14, eerste en tweede lid, Wbo-tbc).
Samenstelling en benoeminq
Het college bestaat uit negen leden.
Vier leden worden door de minister van VoMil benoemd op
voordracht van de door de Kroon aan te wijzen op het gebied van
tuberculosebestrijding werkzame centrale organisatie. Een lid
wordt benoemd door de minister op voordracht van de door de
Kroon aan te wijzen organisatie van geneeskundigen, werkzaam op
consultatiebureaus voor tuberculosebestrijding. De overige
leden worden door de minister benoemd op voordracht van de door
de Kroon aan te wijzen landelijke organisaties en instellingen,
welke werkzaam zijn op het gebied van het onderzoek (art. 4,
eerste lid, Wbo-tbc).

Informatieverkri j -
ging
Secretariaat
Dageli j ks bestuur
Richtlijnen
administrering
onderzoeksresul-
taten
Taakoverdracht
Stemmen
Vereisten m.b.t.
te nemen besluiten
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Een verzoek om toestemming tot het (doen) verrichten van
een onderzoek gaat gepaard met een aantal gegevens (art. 15
Wbo-tbc jo. art. 6, eerste lid, Bbo-tbc).
b. Het college.benoemt, schorst en ontslaat zijn secretaris en
stelt diens bezolding vast. Het college stelt een instructie
voor de secretaris vast (art. 5, tweede lid, Wbo-tbc).
c. De voorzitter van het college - door het college uit zijn
midden gekozen - vormt met twee door en uit het college aan
te wijzen leden het dagelijk bestuur. De secretaris van het
college is tevens secretaris van het dagelijks bestuur (art.
6 Wbo-tbc).
d. Het college zal bij het verlenen van toestemming tot het
(doen) verrichten van onderzoek (0.a.) als algemene
voorwaarde stellen dat de resultaten van het onderzoek aan
het desbetreffende consultatiebureau voor tuberculose-
bestrijding en aan het college zullen worden doorgegeven,
waarbij ter waarborging van een eenvormige administratie de
door het college gegeven richtlijnen in acht zullen worden
genomen (art. 7, eerste lid onder c, Bbo-tbc).
e. Het college is bevoegd de behandeling van bepaalde zaken aan
het dagelijks bestuur over te dragen (art. 9 Wbo-tbc).
f. Besluitvorming bij meerderheid van stemmen; bij staking van
de stemmen beslist de voorzitter; bij staking van de stemmen
bij een voorzittersverkiezing beslist het lot. Geen besluiten
kunnen worden genomen wanneer niet tenminste vijf leden
aanwezig zijn (art. 8 Wbo-tbc).
g. Iedere beslissing op een verzoek om toestemming tot het
(doen) verrichten van onderzoek wordt in afschrift aan de
verzoeker medegedeeld.
Indien de toestemming wordt geweigerd, uitsluitend of mede
op grond dat niet is voldaan aan de bijzondere opleidings-
eisen voor de verantwoordelijke arts, wordt de beslissing
bovendien medegedeeld aan degene door wie of onder wiens
verantwoordelijkheid het onderzoek zou worden verricht (art.
.16, eerste en tweede lid, Wbo-tbc).
Motivering besluiten h. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de beslissing
met redenen omkleed (art. 16, eerste lid, Wbo-tbc).
Melden van
besluiten
Politiek-bestuurlijke controle
a. Iedere beslissing op een verzoek om toestemming tot het
(doen) verrichten van een onderzoek wordt direct in
afschrift aan de Hoofdinspecteur van de volksgezondheid
toegezonden (art. 16, eerste lid, Wbo-tbc).

Indiening begroting b. Het college dient jaarlijks bij de minister van VoMil een
en j aarrekening
begroting in van de kosten van het volgend jaar, onder
overlegging van een rekening en verantwoording van het
gevoerde financiele beheer over het voorafgaande jaar (art.
10, tweede lid, Wbo-tbc).
verantwoordings-,
informatie- en
jaarverslagplicht
Ministeriele aan-
wi j zingen
Waarnemers bij
vergaderingen
Ministeriele
goedkeuring
Voorziening bi j
minister
~ee'n rechtspersoonlij
kheid
Kosten college ten
laste van Rijk
Samenstelling
d. Het college is voor zijn beleid verantwoordelijk aan de
minister van VoMil, verstrekt hem alle gevraagde
inlichtingen over dat beleid en biedt hem jaarlijks een
verslag van werkzaamheden aan (art. 11, eerste lid, Wbo-
tbc) .
d. Het college neemt bij zijn werkzaamheden de aanwijzingen
van de minister van VoMil in acht (art. 11, tweede lid,
Wbo-tbc) .
e. De Geneeskundig Hoofdinspecteur voor de Volksgezondheid
dan we1 een door hem aan te wijzen plaastvervanger is be-
voegd de vergaderingen van het college en het dagelijks
bestuur met adviserende stem bij te wonen (art. 7 Wbo-tbc).
f. De benoeming, de schorsing en het ontslag, alsmede de
vaststelling van een bezoldiging van de secretaris behoeven
de goedkeuring van de minister van VoMil (art. 5, tweede
lid, Wbo-tbc).
Rechtsbescherminq
Van een beslissing van het college op een verzoek tot het
verkrijgen van de bovengenoemde toestemming kan de verzoeker,
voorziening bij de minister van VoMil vragen. Gelijke bevoegd-
heid komt toe aan hem, door wie of onder wiens verantwoordelijk-
heid het onderzoek zou worden verricht, indien de toestemming
uitsluitend of mede wordt geweigerd op grond, dat hij niet
voldoet aan de eisen van een bijzondere opleiding (art. 17
Wbo-tbc) .
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
De kosten van het college komen ten laste van de Rijksbegroting
(art. 10, eerste lid, Wbo-tbc).
Feitelijke gegevens
Leden
dr. D.P. Huisken, longarts (voorzitter; Kon. Ned. Centr. Ver.
tot bestrijding der tuberculose KNCV), dr. R.B. Spanjaard,
longarts (secretaris; KNCV), dr. M.A. Bleiker, arts (KNCv),
mevr. J.C.H.M. Schepp-Beelen, longarts (KNCV), T.L. Mellema,
longarts (Ver. van artsen v.d. consultatiebureaus voor tbc-
bestrijding), W.J.M. Creyghton, arts (Centr. Bureau voor

keuringen op medisch-hygienisch gebied), A. pieron, arts
(Centr. Bureau voor keuringen), N.A. Meursing, arts (Ned. Ver.
voor Arbeids- en ~edrijfsgeneeskunde NVAB), dr. J. Stumphius,
arts (plv. voorzitter; NVAB).
Plv. leden
dr. P.B. Ornee, arts (KNCV), A. ~aminiau, longarts (KNCV), mr.
W.S.C. ~eijll (KNCV), dr. L. van der Drift, arts (KNCV), A.
Bijl, longarts (Ver. van artsen v.d. consultatiebureaus),
J.P.M. Wagemans (Centr. Bureau voor keuringen), D. van Leeuwen,
arts (Centr. Bureau voor keuringen), J. Kruyt, arts (NVAB), W-
Ouwehand, arts (NVAB) .
Adv. leden
dr. H.A. van Geuns, longarts (Geneeskundig Hoofdinspecteur voor
de Volksgezondheid), drs. F.M. Cline (VoMil).
Bureau/secretariaat 1 medewerker .
Financien Uitgaven ten laste van de begroting van VoMil.
Begrote uitgaven * f 25.000,--. , .
1982
Laatste jaarverslag 1980.
VoMil 1.2-1
Adres/telefoon
Instelling
Aanwi jzing
Regelingen
Opmerkingen
Geen.
CENTRAAL ORGAAN ZIEKENHUISTARIEVEN (COZ)
Churchilllaan 11 (eerste etage), utrecht (Postbus 3017, 3502 GA
Utrecht/(030) 910383.
Per 1 januari 1982 was de Stichting COZ nog bevoegd tot het
goedkeuren van ziekenhuistarieven. Haar bevoegdheden zijn
gedeeltelijk met ingang van 7 februari 1982 overgegaan op het
Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (COTG).
Instelling en oprichtinq
Bij wet van 29 april 1965 (Stb. 190), ondertekend door de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, zijn bevoegd-
heden toebedeeld aan een organisatie die daartoe door die
minister als centraal orgaan in de zin van die wet is aange-
wezen (Wet ziekenhuistarieven) ("Wzht").
De stichting COZ is bij MB van 25 mei 1965 (nr. 100.455) als
centraal orgaan aangewezen.
- Wzht.
- MB van 25 mei 1965.

Bevordering tot-
standkoming van
verantwoorde
ziekenhuistarieven
Goedkeuring zieken-
huistarieven
Representativiteit
aan te wijzen
organisatie
Mededeling
besluiten
Geheimhouding
Melden van besluiten
Schorsing of
vernietiging van
besluiten
Doelstellingen en taken ,
Het centraal orgaan heeft tot taak de bevordering van de
vaststelling van verantwoorde ziekenhuistarieven (art. 2,
eerste lid, Wzht).
a. Het centraal orgaan brengt advies uit aan de minister van
VoMil m.b.t. door ziekenhuizen bij hem aangemelde verhoogde
of nieuwe tarieven. Daarna kan de minister op grond van
overwegingen ontleend aan het algemeen belang, tegen zo'n
nieuw of verhoogd tarief bezwaar maken (art. 3, eerste lid
sub b, art 4, derde lid, en art. 5, tweede lid, Wzht).
b. Het centraal orgaan brengt advies uit aan de Ziekenfondsraad
m.b.t. aanvragen om nieuwe of verhoogde door de ziekenhuizen
aan de ziekenfondsen in rekening te brengen tarieven goed te
keuren. De betreffende aanvragen kunnen de Ziekenfondsraad
rechtstreeks bereiken of via het centraal orgaan (art. 6
Wzht ) .
c. Het centraal orgaan keurt verhoogde of nieuwe door de zieken-
huizen in rekening te brengen tarieven goed, met uitzonde-
ring van tarieven in rekening te brengen aan de ziekenfondsen
(art. 3, eerste lid onder a, en art. 6, eerste lid, Wzht).
Bevoegdheden
Het is degene, die een ziekenhuis beheert, verboden een
verhoogd of nieuw tarief in rekening te brengen, tenzij dit is
goedgekeurd door het centraal orgaan (art. 3, eerste lid onder
a, Wzht). Bovenstaande regel is niet van toepassing ten aanzien
van aan ziekenfondsen in rekening te brengen tarieven (art. 6,
eerste lid, Wzht) .
Samenstelling en benoeminq
De aan te wijzen rechtspersoon dient opgericht te zijn door
organisaties van ziekenhuizen, van ziekenfondsen en van andere
belanghebbenden en dient naar het oordeel van de minister van
VoMil voldoende representatief te zijn (art. 2, eerste lid,
Wzht) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Het centraal orgaan doet van zijn beslissing inzake
goedkeuring mededeling aan de betrokkene (art. 4, eerste
lid, Wzht).
b. Alle betrokkenen bij de Wzht-uitvoering zijn verplicht tot
geheimhouding (art. 14 Wzht).
Politick-bestuurlijke controle
a. Van een beslissing houdende goedkeuring van een tarief doet
het centraal orgaan mededeling aan de minister van VoMil
(art. 4, eerste lid, Wzht).
b. De minister van VoMil kan een beslissing van het centraal
orgaan, houdende goedkeuring van een tarief, schorsen of
wegens strijd met het algemeen belang vernietigen. De
minister kan bij zi jn besluit een tarief aangeven wat ten
hoogste in rekening mag worden gebracht (art. 5, eerste en
derde lid, Wzht). Tegen een vernietigingsbesluit kan de

Intrekking bevoegd-
heid
Geen rechtsbescher-
mingsregeling
Privaatrechtelij ke
stichting
Geen f inanciele
bepalingen
VoMil 1.2-2
Adres/telef oon
Instelling en
oprichting
Regelingen
Bevordering tot-
standkoming
verantwoorde
tarieven voor
gezondheidszorg
betrokkene beroep instellen bij het College van Beroep voor
het bedrijfsleven (art. 9, eerste lid, Wzht).
c. De minister van VoMil kan de aanwijzing tot centraal Orgaan
intrekken, indien het orgaan naar zijn oordeel:
a. niet meer voldoet aan de toelatingseisen;
b. nalatig is in de uitvoering van de hem krachtens de Wzht
toekomende taak (art. 2, tweede lid, Wzht).
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere regeling.
~echtspersoonlijkheid
Het aangewezen centraal orgaan is rechtspersoon in de zin van
Boek 2 BW.
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Feitelij ke gegevens
Geen .
\
Opmerkingen
Bij wet van 20 november 1980 (Wet tarieven gezondheidszorg
(Stb. 646)) is de Wzht ingetrokken en is bijgevolg de bevoegd-
heid van het COZ vervallen. De Wtg is per 7 februari 1982
volledig in werking getreden.
CENTRAAL ORGAAN TARIEVEN GEZONDHEIDSZORG (COTG)
Churchilllaan 11 (eerste etage), Utrecht (Postbus 3017, 3502 GA
Utrecht)/(030) 910383.
Het COTG komt in plaats van het COZ (zie VoMil 1.2-1). Het COTG
krijgt ruimere bevoegdheden. Per 1 januari 1982 oefende het
COTG de toegekende bevoegdheden nog niet volledig uit.
~nstelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 20 november 1980 (Stb. 646),
ondertekend door de staatssecretaris van VoMil en de minister
van EZ (Wet tarieven gezondheidszorg) ( WTG" ) .
wtg, volledig in werking getreden per 7 februari 1982.
Doelstellingen en taken
a. ~eslissen over het a1 dan niet goedkeuren of vaststellen
van tarieven.
b. ~ichtlijnen vaststellen inzake de hoogte, de opbouw en de
wijze van berekening van een tarief of onderdelen van een
tarief.

Goedkeuring of
vaststelling van
tarieven
Gevallen van
goedkeuring van
tarieven
Gevallen van
vaststelling van
tarieven
c. De minister van VoMil alleen of te zamen met de minister die
het mede aangaat, op zijn onderscheidenlijk hun verzoek dan
we1 uit eigen beweging van advies te dienen over onderwerpen
die verband houden met tarieven.
d. Andere werkzaamheden, hem bij of krachtens de wet opgedragen,
uitvoeren (art. 19 WTG).
Bevoegdheden
a. Het is verboden een tarief in rekening te brengen, dat niet
overeenkomstig de WTG is goedgekeurd of vastgesteld.
De goedkeuring of vaststelling van een tarief geschiedt door
het centraal orgaan (art. 2 WTG).
Bij zijn beslissingen ter zake van goedkeuring of vast-
stelling van tarieven neemt het centraal orgaan de daartoe
geldende richtlijnen in acht (art. 13 WTG; de richtlijnen
komen hieronder onder b. ter sprake).
Indien een orgaan voor gezondheidszorg - hieronder verstaat
de WTG zowel de instellingen voor gezondheidszorg als de
zelfstandige beoefenaren van een medisch of daarmede verwant
beroep (art. 1, eerste lid onder f, WTG) - .met een ziekte-
kostenverzekeraar - hieronder verstaat de WTG zowel de
ziekenfondsen als de particuliere ziektekostenverzekeraars
als de organen die een publiekrechtelijke ziektekosten-
regeling voor ambtenaren uitvoeren (art. 1, eerste lid onder
e, WTG) - een tarief is overeengekomen, kumen zij het
centraal orgaan verzoeken dat tarief goed te keuren. Een op
bovenbedoeld verzoek verleende goedkeuring geldt voor alle
gevallen waarin het orgaan voor gezondheidszorg het tarief
in rekening brengt aan de ziektekostenverzekeraar of aan
degene die bij deze voor de prestatie waarop het tarief van
toepassing is, is verzekerd (art. 4 WTG).
Indien overleg over een tarief tussen een representatieve
organisatie - onder representatieve organisatie verstaat de
WTG een organisatie die op zijn verzoek door de minister van
VoMil is aangewezen om een bepaalde categorie organen voor
gezondheidszorg of een bepaalde categorie ziektekosten-
verzekeraars te vertegenwoordigen bij het tarievenoverleg
(art. 3, eerste lid, WTG) - van organen voor gezondheidszorg
en een representatieve organisatie van ziektekostenverzeke-
raars of tussen een orgaan voor gezondheidszorg en een
representatieve organisatie van ziektekostenverzekeraars dan
we1 tussen een representatieve organisatie van organen voor
gezondheidszorg en een ziektekostenverzekeraar tot overeen-
stemming heeft geleid kumen zij het centraal orgaan ver-
zoeken dat tarief goed te keuren. Een op bovenbedoeld ver-
zoek verleende goedkeuring geldt voor alle gevallen waarin
het orgaan voor gezondheidszorg dat het tarief is overeen-
gekomen dan we1 bij het tarievenoverleg werd gerepresenteerd,
het tarief in rekening brengt aan de ziektekostenverzekeraar
die bij tarievenoverleg werd gepresenteerd, dan we1 aan
degene die bij deze voor de prestatie waarop het tarief van
toepassing is, is verzekerd (art. 5 WTG).
Het centraal orgaan kan, in afwachting van de beslissing op
een verzoek om tariefsgoedkeuring, op verzoek van partijen
of van een van hen een voorlopig tarief vaststellen. Het
voorlopig vaststellen van een tarief brengt dezelfde rechts-
gevolgen met zich mee als het goedkeuren van een tarief. Het
voorlopig tarief geldt totdat een beslissing, houdende
verlening van goedkeuring, tot stand is gekomen dan wel,
indien op het verzoek om goedkeuring afwijzend is beslist,
totdat een beslissing tot vaststelling van een (definitief)
tarief tot stand is gekomen (art. 7 WTG).
Indien op een verzoek om goedkeuring van een tarief afwijzend
wordt beslist, wordt op verzoek van partijen of van een van
hen dan we1 ambtshalve een tarief door het centraal orgaan
vastgesteld. Het vaststellen van een tarief brengt dezelfde
rechtsgevolgen mee als het goedkeuren van een tarief (art.
8, eerste lid, WTG).

Vaststellen van
richtlijnen
Instemmen met
bepaalde rechts-
handelingen van
organen van gezond-
heidszorg met het
oog op tariefsgoed-
keuring of tariefs-
vaststelling
OP verzoek van een orgaan van gezondheidszorg, van een
ziektekostenverzekeraar of van een organisatie die voor een
van beide representatief is, wordt voorts een tarief door
het centraal orgaan vastgesteld, indien een overeenkomst
niet tot stand komt of het overleg waarbij (een) represen-
tatieve organisatie(s) betrokken is (zijn) niet tot over-
eenstemming leidt. Daarbij wordt bepaald in welke gevallen
het vastgestelde tarief geldt (art. 8, tweede lid, WG).
Op verzoek van een orgaan voor gezondheidszorg of van een
representatieve organisatie van organen van gezondheidszorg
dan we1 ambtshalve stelt het centraal orgaan een tarief
vast, a1 dan niet gelijk aan een voor dat orgaan of die
organen goedgekeurd tarief, dat geldt in alle gevallen
waarin het in rekening wordt gebracht aan iemand die voor de
prestatie waarop het tarief van toepassing is, niet is
verzekerd bij een ziektekostenverzekeraar. Daarbij kunnen
met betrekking tot de kring van hen aan wie het tarief
rechtsgeldig in rekening kan worden gebracht, beperkingen
worden gesteld (art. 8, derde lid, WG).
Het centraal orgaan kan ter vervanging van een reeds goed-
gekeurd of vastgesteld tarief ambtshalve een ander tarief
vaststellen indien een richtlijn dat vordert. Daarbij wordt
bepaald in welke gevallen het tarief geldt (art. 8, Gierde
lid, WG).
Het centraal orgaan stelt richtlijnen vast inzake de hoogte,
de opbouw en de wijze van berekening van een tarief of van
onderdelen van een tarief. ~aarbij wordt aangegeven of de
richtlijn geldt voor een daarbij gestelde termijn, dan we1
voor onbepaalde tijd (art. 11, eerste lid, WG).
Indien een Kamer van oordeel is dat een richtlijn dient te
worden vastgesteld, adviseert zij daartoe het centraal
orgaan (de Kamers komen onder "Bijkomende bevoegdheden en
plichten; werkwijzen aan de orde).
Vaststelling van een richtlijn zonder dat een Kamer uit
eigen beweging het centraal orgaan daartoe geadviseerd heeft
geschiedt slechts nadat de ter zake bevoegde Kamer is ge-
hoord. Dit horen van de ter zake bevoegde Kamer blijft
achterwege indien de totstandkoming van een richtlijn naar
het oordeel van het centraal orgaan geen uitstel gedoogt.
Indien het centraal orgaan een richtlijn vaststelt welke
afwijkt van een door de Kamer ter zake uitgebracht advies,
wordt zulks met redenen omkleed aan de desbetreffende Kamer
medegedeeld.
Met de vaststelling van een richtlijn wordt gelijkgesteld de
wijziging van een richtlijn (art. 11 WG).
De minister van VoMil kan, in overeenstemming met de
minister van EZ en de minister die het op grond van zijn
verantwoordelijkheid voor het beleid ten aanzien van een
categorie van organen voor gezondheidszorg mede aangaat,
bepalen dat de kosten van door hem aangewezen rechts-
behandelingen waaruit financiele verplichtingen voor een
orgaan voor gezondheidszorg kunnen voortvloeien, bij de
beoordeling van een verzoek om goedkeuring of vaststelling
van een tarief niet in aanmerking worden genomen, indien het
verzoek niet vergezeld gaat van een verklaring van het
centraal orgaan dat het met het verrichten van de rechts-
handeling heeft ingestemd (art. 17, eerste lid, WG).
Indien een besluit van de minister als bovenbedoeld wordt
voorbereid wordt de zakelijke inhoud van het voorgenomen
besluit schriftelijk medegedeeld aan de beide Kamers der
Staten-Generaal. Het besluit wordt niet eerder uitgevoerd
dan nadat 10 dagen zijn verstreken na die mededeling (art.
17, vierde lid, WG).

amens st el ling en
benoeming
Incompatibiliteiten
Verbod op
ruggespraak
Ministeriele
instelling van
Kamers
Taak van Kamers
Benoeming leden
van Kamers
Voorzitterschap
van Kamers
amens st el ling en benoeminq
Het centraal orgaan bestaat uit een door de minister van VoMil
te bepalen aantal van ten hoogste achttien leden en een gelijk
aantal plaatsvervangende leden. Zij worden benoemd door de
minister van VoMil (art. 20, eerste lid, WG). Zij worden
benoemd voor de tijd van vier jaren. Zij zijn terstond, doch
niet meer dan tweemaal , herbenoembaar . Zi j kunnen tussenti jds
worden geschorst of ontslagen (art. 20, zesde lid, WG).
De miniser van VoMil benoemt een derde gedeelte der (plaats-
vervangende) leden in overeenstemming met de minister van EZ.
Uit deze leden wijst hij in overeenstemming met de minister van
EZ een (plaatsvervangend) voorzitter van het centraal orgaan
aan (art. 20, tweede lid, WTG). Hij benoemt twee (plaatsver-
vangende) leden na overleg met de naar zijn oordeel algemeen
erkende centrale organisaties van werkgevers (art. 20, derde
lid, WTG). Hij benoemt twee (plaatsvervangende) leden na over-
leg met de naar zijn oordeel algemeen erkende centrale organi-
saties van werknemers (art. 20, vierde lid, WTG). Hij benoemt
de overige (plaatsvervangende) leden voor de helft na overleg
met de organisaties van organen voor gezondheidszorg en voor de
helft na overleg met de organisaties van ziektekostenverzeke-
raars (art. 20, vijfde lid, WTG).
Onverenigbaar met het lidmaatschap of het plaatsvervangend
lidmaatschap zijn functies bij of ten behoeve van represen-
tatieve organisaties van organen van gezondheidszorg en van
ziektekostenverzekeraars, die betrokken zijn bij het overleg
over de tarieven, alsmede bij of ten behoeve van naar het
oordeel van de minister van VoMil representatieve organisaties
van ziektekostenverzekeraars en van organen van gezondheidszorg
op wier voordracht een of meer leden in een Kamer zijn benoemd
(art. 20, achtste lid, WG).
De (plaatsvervangende) leden oefenen hun taak uit zonder last
van of ruggespraak met de organisaties of groeperingen waarmede
overleg is gepleegd omtrent hun benoeming (art. 20, negende
lid, WTG).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. de minister van VoMil stelt per door hem aan te wijzen
categorie van organen voor gezondheidszorg Kamers in.
Alvorens een Kamer wordt ingesteld wordt het centraal orgaan
gehoord (art. 23, eerste lid, WG).
De Kamers hebben tot taak het eigener beweging of desgevraagd
uitbrengen van advies aan het centraal orgaan over
het vaststellen dan we1 wijzigen van richtlijnen (art. 23,
tweede lid, WTG; zie mede onder "Be~oegdheden~~).
Het centraal orgaan benoemt de helft van de leden van de
Kamers op voordracht van de voor de betreffende Kamer naar
het oordeel van de minister van VoMil representatieve
organisaties van ziektekostenverzekeraars en de andere helft
op voordracht van de voor die Kamer naar diens oordeel
representatieve organisaties van organen voor gezondheidszorg
(art. 23, derde lid, WTG; de leden der ~&ners behoeven
dus niet noodzakelijk leden van het orgaan te zijn).
Een Kamer wordt voorgezeten door een door het centraal
orgaan uit de leden, die benoemd zijn in overeenstemming met
de minister van EZ, aan te wijzen lid van het centraal
orgaan (art. 23, vierde lid, WTG).

Reglement van
orde Kamer
Secretariaat
Het centraal orgaan stelt ten behoeve van de Kamers een
reglement van orde vast (art. 23, vijfde lid, WG).
b. Het centraal orgaan heeft een secretariaat, dat bestaat uit
een algemeen secretaris en andere medewerkers. Het centraal
orgaan benoemt, schorst en ontslaat de medewerkers. Over de
benoeming van de algemeen secretaris moet overeenstemming
met de minister van VoMil zijn verkregen. Het centraal
orgaan stelt over benoeming, schorsing en ontslag alsmede
over het loon en andere arbeidsvoorwaarden van de mede-
werkers regelen vast (art. 24 WG).
Vertegenwoordiging c. De voorzitter vertegenwoordigt het centraal orgaan in en
van centraal orgaan buiten rechte, voor zover deze bevoegdheid niet krachtens
het reglement van orde aan anderen is overgedragen (art. 22
WG) .
Reglement van orde d. Het centraal orgaan stelt een reglement van orde vast.
Daarin kan worden bepaald, dat het centraal orgaan daarin
aan te wijzen bevoegdheden, behoudens bevoegdheden tot het
nemen van beslissingen over het a1 dan niet goedkeuren of
vaststellen van tarieven en tot het vaststellen van richt-
lijnen, overdraagt aan de voorzitter, aan een commissie of
aan de algemeen secretaris (art. 25, eerste lid, WG).
Instellen commissies e. Het centraal orgaan is bevoegd voor bepaalde onderwerpen
commissies, waarin ook personen buiten het centraal orgaan
zitting kunnen hebben, in te stellen (art. 25, derde lid,
WG) .
Des kundige
bijstand
f. Het centraal orgaan en de door haar ingestelde commissies
kunnen zich doen bijstaan door deskundigen. Deze hebben in
de door hen bijgewoonde vergaderingen een raadgevende stem ~
(art. 25, vierde lid, WG).
Regels m.b.t. indie- f. Het centraal orgaan stelt regelen over de wijze waarop een
ning verzoeken verzoek om tariefsgoedkeuring wordt ingediend en over de
wijze waarop een verzoek om tariefsvaststelling wordt inge-
diend. Deze regels worden in de Nederlandse Staatscourant
bekend gemaakt.
Het verzoek om tariefsgoedkeuring of om tariefsvaststelling
dat niet aan de daarvoor geldende regelen voldoet, wordt
niet in behandeling genomen. Het centraal orgaan stelt
degenen die het verzoek hebben ingediend hiervan in kennis
(art. 6, eerste en tweede lid, en art. 9, eerste lid, WG).
h. Bij een besluit van de minister van V OM~~,
waarin instemming
van het centraal orgaan met bepaalde rechtshandelingen van
organen voor gezondheidszorg met het oog op tariefsgoed-
keuring of tariefsvaststelling geeist wordt, worden regelen
gesteld over de wijze waarop een verzoek om een verklaring
van instemming wordt ingediend en over de procedure volgens

welke het centraal orgaan op een zodanig verzoek beslist
(art. 17, tweede lid, WTG).
schriftelijke
i. Het centraal orgaan zendt zo spoedig mogelijk na de
bevestiging van
ontvangst van een verzoek om goedkeuring van een tarief een
verzoeken
schrifteli,jke bevestiging daarvan aan degenen die het verzoek
hebben ingediend (art. 6, derde lid, WTG).
~oezending af schrift j. Het centraal orgaan zendt zo spoedig mogelijk na de
van verzoeken
ontvangst van een verzoek om tariefsvaststelling een afschrift
daarvan aan het betrokken orgaan voor gezondheidszorg
of de betrokken representatieve organisatie van organen
voor gezondheidszorg dan wel, indien een orgaan voor gezondheidszorg
of een representatieve organisatie daarvan het
verzoek heeft ingediend, aan de betrokken ziektekostenverzekeraar
of de betrokken representatieve organisatie van
ziektekostenverzekeraars (art. 9, tweede lid, WTG).
Horen van betrok-
kenen
Mededeling van
besluiten
Publikatie tariefs-
vaststelling voor
niet-verzekerden
k. Indien degenen die een verzoek om goedkeuring van een tarief
hebben ingediend, daarbij vragen om door het centraal orgaan
te worden gehoord, stelt het centraal orgaan hen daartoe in
de gelegenheid voordat het een beslissing op het verzoek
neemt (art. 6, vierde lid, WTG).
1. Voordat het centraal orgaan ambtshalve een tarief vaststelt,
stelt het het betrokken orgaan voor gezondheidszorg, de
betrokken ziektekostenverzekeraar en de betrokken represen-
tatieve organisaties van organen voor gezondheidszorg en van
ziektekostenverzekeraars in de gelegenheid door hem te
worden gehoord (art. 9, derde lid, WTG).
Het centraal orgaan deelt zijn beslissing op een verzoek om
goedkeuring van een tarief schriftelijk en aangetekend mee
aan degenen die het verzoek hebben ingediend. Ingeval van
weigering van de goedkeuring is de beslissing gemotiveerd
(art. 6, vijfde lid, WTG).
Het centraal orgaan deelt zijn beslissing ter zake van de
vaststelling van een tarief schriftelijk en aangetekend
mede aan het betrokken orgaan voor gezondheidszorg, de
betrokken ziektekostenverzekeraar en de betrokken represen-
tatieve organisaties. Ingeval op een verzoek om vaststelling
afwijzend wordt beslist, is de beslissing gemotiveerd (art.
10, eerste lid, WTG).
o. De minister van VoMil draagt zorg dat een beslissing van het
centraal orgaan tot vaststelling van een tarief dat geldt
in alle gevallen waarin het in rekening wordt gebracht aan
iemand die voor de prestatie waarop het tarief van toepas-
sing is, niet is verzekerd bij een ziektekostenverzekeraar,
in de Nederlandse Staatscourant wordt bekendgemaakt (art.
10, tweede lid, WTG).
Verstrekking van p. De organen voor gezondheidszorg en de z iektekostengegevens
verzekeraars zijn verplicht gegevens te verstrekken ter zake
van goedkeuring of vaststelling van een tarief, alsmede

Geheimhouding
Publikatie van
richtlijnen
Goedkeuring regels
m.b.t. indiening
van verzoeken
Toezending afschrift
van beslissing op
verzoek om tariefs-
goedkeuring of
ter zake van vast-
stelling van een
tarief
Goedkeuring van
richtlijnen
gegevens welke voor een verdere goede uitvoering van deze
wet nodig zijn.
Bij AMvB worden bepaald:
a. de doeleinden waarvoor de gegevens dienen te worden
verstrekt;
b. de aard van de gegevens die voor de te onderscheiden
organen voor gezondheidszorg of ziektekostenverzekeraars
dienen te worden verstrekt;
c. de tijdvakken waarop de gegevens betrekking dienen te
hebben;
d. de termijn waarbinnen de gegevens dienen te worden ver-
strekt.
Bij een AMvB als hierboven bedoeld wordt tevens bepaald
welke van de bovenbedoelde gegevens worden verstrekt aan het
centraal orgaan, de minister van VoMil, de minister van EZ
of aan de minister die het op grond van zijn verantwoorde-
lijkheid voor het beleid ten aanzien van een categorie van
organen van gezondheidszorg mede aangaat (art. 30, eerste
t/m derde lid, WG) .
q. De organen voor gezondheidszorg en de ziektekostenverzeke-
raars zijn verplicht aan de minister van VoMil of het
centraal orgaan of aan de door de minister aangewezen
toezichtsarnbtenaren de ten behoeve van het toezicht op de
naleving van de WTG van hen verlangde inlichtingen volledig
en naar waarheid te verstrekken (art. 32, eerste lid, WG).
r. Ieder die betrokken is of is geweest bij de uitvoering van
de W G, is verplicht tot geheimhouding van a1 hetgeen hem in
zijn hoedanigheid is bekend geworden, voor zover hij niet in
zijn hoedanigheid tot mededeling daarvan bevoegd of ver-
plicht is (art. 42 WG).
s. De minister van VoMil draagt zorg voor de bekendmaking in de
Nederlandse Staatscourant van de richtlijnen, nadat deze
door hem zijn goedgekeurd of vastgesteld (art. 12, zesde
lid, WG).
Politick-bestuurlijke controle
a. Regels over de wijze waarop een verzoek om goedkeuring van
een tarief of om vaststelling van een tarief moet worden
ingediend, behoeven de goedkeuring van de minister van VoMil
(art. 6, eerste lid, en art. 9, eerste lid, WG).
Beslissingen op verzoeken om goedkeuring van een tarief en
beslissingen ter zake van de vaststelling van een tarief
worden in afschrift gezonden aan de minister van EZ en
aan de minister die het op grond van zijn
verantwoordelijkheid voor het beleid ten aanzien van een
categorie van organen voor gezondheidszorg mede aangaat
(art. 6, vijfde lid, en art. 10, eerste lid, WG).
c. Een richtlijn van het centraal orgaan behoeft de goedkeuring
van de minister van VoMil. Hij beslist op een verzoek om
goedkeuring in overeenstemming met de minister van EZ en de
minister die het op grond van zijn verantwoordelijkheid voor

Aanwijzingen m.b.t.
inhoud richtlijnen
Aanwijzingen m.b.t. e
inhoud inzake norm-
inkomens zelf stan-
dige beroepsuit-
oef enaren
het beleid ten aanzien van een categorie van organen voor
gezondheidszorg mede aangaat.
De beslissing over het a1 dan niet goedkeuren van een richt-
lijn wordt genomen binnen twee maanden na de dag waarop de
richtlijn door de minister van VoMil is ontvangen; hij kan
deze termijn met ten hoogste een maand verlengen, in welk
geval hij daarvan mededeling doet aan het centraal orgaan.
De minister deelt een beslissing over het a1 dan niet goed-
keuren van een richtlijn terstond mede aan het centraal
orgaan. Onthouding van goedkeuring geschiedt bij een met
redenen omkleed besluit. Ingeval van onthouding van goed-
keuring aan een richtlijn stelt het centraal orgaan met
inachtneming van het besluit een nieuwe richtlijn vast.
Indien binnen twee maanden na de onthouding van de goed-
keuring het centraal orgaan niet een nieuwe richtlijn ter
zake ter goedkeuring heeft voorgelegd, kan door de minister
van VoMil in overeenstemming met de minister van EZ en de
minister die het op grond van zijn verantwoordelijkheid voor
het beleid ten aanzien van een categorie van organen voor
gezondheidszorg mede aangaat, ter zake een richtlijn worden
vastgesteld (art. 12, eerste t/m vijfde lid, WTG).
d. Indien een aanwijzing met betrekking tot de inhoud van
richtlijnen, a1 dan niet inzake de norminkomens, wordt
voorbereid, wordt de zakelijke inhoud van het voorgenomen
besluit schriftelijk medegedeeld aan de beide Kamers der
Staten-Generaal. Het besluit wordt niet eerder uitgevoerd
dan nadat 10 dagen zijn verstreken na die mededeling (art.
16 WTG).
De ministers van VoMil en van EZ te zamen kunnen aan het
centraal orgaan aanwijzingen geven met betrekking tot de
inhoud van richtlijnen. Alvorens een dergelijke aanwijzing
wordt gegeven, wordt het centraal orgaan gehoord, tenzij de
vereiste spoed zich naar het oordeel van de genoemde
ministers daartegen verzet.
Het centraal orgaan wijzigt betstaande richtlijnen ten einde
deze in overeenstemming te brengen met latere aanwijzingen.
Indien binnen zes maanden na de bekendmaking van een aan-
wijzing het centraal orgaan niet een richtlijn of een w
ijziging van een bestaande richtlijn ter zake heeft vast-
gesteld, kan een richtlijn worden vastgesteld door de
ministers van VoMil en van EZ.
De minister van VoMil draagt zorg voor de bekendmaking in de
Nederlandse Staatscourant van de hier bedoelde aanwijzingen.
De ministers van Vomil en van EZ oefenen de hier bedoelde
bevoegdheden uit, te zamen met de minister die het op grond
van zijn verantwoordelijkheid voor het beleid ten aanzien
van een categorie van organen van gezondheidszorg mede
aangaat (art. 14, eerste t/m derde lid, vijfde en zesde lid,
WTG) .
De ministers van VoMil en van EZ te zamen geven aanwijzingen
met betrekking tot de inhoud van richtlijnen inzake de
norminkomens van de onderscheiden categorieen van zelf-
standige beroepsuitoefenaren en de voor de tarieven in
aanmerking te nemen kosten welke uit deze norminkomens
voortvloeien.
Onder wnorminkomen" verstaat de WTG het inkomen dat bij een
bepaalde omvang van te verrichten werkzaamheden voor een
categorie van zelfstandige beoefenaren van een medisch of
daarmede verwant beroep als norm geldt voor de tariefstel-
ling; zie art. 1, eerste lid onder j, WTG.
Met het oog op het geven van de bovenbedoelde aanwijzingen
pleegt de minister van VoMil overleg omtrent de norminkomens

Overeenstemming
omtrent secretaris-
benoeming
Goedkeuring rechts-
positieregels mede-
werkers
Goedkeuring regle-
ment van orde
Waarnemers van-
wege onderschei-
den instanties bij
vergadering
Verantwoording aan
minister
(Overige) ministe-
riele aanwijzingen/
ter kennis brengen
van besluiten/ver-
strekken van in-
lichtingen
Goedkeuring
begroting en
rekening
en de voor de tarieven in aanmerking te nemen kosten welke
uit deze norminkomens voortvloeien, met de representatieve
organisaties van de onderscheiden categorieen van zelf-
standige beroepsuitoefenaren.
De ministers van VoMil en van EZ oefenen hun bovenbedoelde
bevoegdheid uit in overeenstemming met de minister van soza
en de minister die het op grond van zijn verantwoordelijk-
heid voor het beleid ten aanzien van een categorie van
organen van gezondheidszorg mede aangaat (art. 15 WTG).
f. Over de benoeming van de algemeen secretaris door het
centraal orgaan moet overeenstemming met de minister van
VoMil zijn verkregen (art. 24, tweede lid, WTG)
g. De regelen die het centraal orgaan stelt over benoeming,
schorsing en ontslag alsmede over het loon en andere
arbeidsvoorwaarden van de medewerkers, behoeven de goed-
keuring van' de minister van VoMil (art. 24, derde lid, WTG).
h. Een besluit van het centraal orgaan tot vaststelling of tot
wijziging van het reglement van orde behoeft de goedkeuring
van de minister van VoMil en wordt in de Nederlandse Staats-
courant bekendgemaakt (art. 25, tweede lid, WTG).
i. De ministers van VoMil en van EZ, de door de Kroon aan te
wijzen ministers, de Ziekenfondsraad en het College voor
Ziekenhuisvoorzieningen kunnen personen aanwijzen, die
bevoegd zijn in de door de ministers van VoMil en van EZ
overeenstemming met de door de Kroon aangewezen ministers
vast te stellen gevallen de vergaderingen van het centraa
orgaan en door het centraal orgaan ingestelde Kamers en
commissies als waarnemer bij te wonen. Zij hebben in deze
vergaderingen een raadgevende stem. Aan de bovenbedoelde
instanties en aan de door deze instantie aangewezen personen
wordt tijdig kennisgegeven van de betreffende vergaderingen
(art. 25, zesde en zevende lid, WTG).
j. Het centraal orgaan is verantwoordelijk aan de minister van
VoMi 1.
k. Naast de reeds ter sprake gebrachte aanwijzingen kan- de
minister van VoMil het centraal orgaan aanwijzingen geven
met betrekking tot diens taak, behalve voor zover die taak
I
bestaat uit het beslissen over het a1 dan niet goedkeuren
of vaststellen van tarieven en uit het vaststellen van
richtli jnen.
1. Het centraal orgaan brengt voor zover de wet niet anders
bepaalt, de besluiten die het neemt, ter kennis van de
minister van VoMil volgens door deze vast te stellen regelen.
Ook overigens verstrekt het centraal orgaan de minister
alle gevraagde inlichtingen over zijn beleid (art. 26 WTG).
m. De begroting en de rekening van het centraal orgaan behoeven
de goedkeuring van de minister van VoMil gehoord de
~iekenfondsraad. Bij de goedkeuring kan worden bepaald dat
deze niet geldt voor daarbij aangewezen onderdelen (art. 28,
tweede lid, WTG).

Uitbrengen j aar-
verslag
Schorsing en
vernietiging van
besluiten door de
Kroon
Beroep op CBB
Het centraal orgaan brengt jaarlijks v66r 1 juli aan de
minister van VoMil verslag uit van zijn werkzaamheden over
het afgelopen kalenderjaar. Het stelt dit verslag algemeen
verkrijgbaar. Door de minister kunnen voorschriften worden
gegeven over de inrichting van het verslag en de daarin of
daarbij te verwerken gegevens (art. 29 WTG).
Een beslissing van het centraal orgaan op een verzoek tot
goedkeuring of tot vaststelling van een tarief en een
beslissing van het centraal orgaan tot ambtshalve
vaststelling van een tarief kunnen binnen drie maanden nadat
deze beslissing door het centraal orgaan ter kennis is
gebracht van de minister van VoMil door de Kroon worden
geschorst of vernietigd wegens strijd met de wet of het
algemeen belang. De bovengenoemde termijn kan door de Kroon
eenmaal met een zelfde termijn worden verlengd. De voor-
dracht tot een schorsings- of een vernietigingsbesluit wordt
de Kroon gedaan door de ministers van VoMil en van EZ in
overeenstemming met de minister die het op grond van zijn
verantwoordelijkheid voor het beleid ten aanzien van een
categorie van organen van gezondheidszorg mede aangaat.
Een beslissing waartegen beroep aanhangig is of open staat
kan, zolang dit het geval is, niet worden vernietigd. Beroep
stuit het verloop van de termijn waarbinnen geschorst of
vernietigd kan worden (art. 37 WTG). Schorsing kan niet
langer duren dan de termijn waarbinnen geschorst of ver-
nietigd kan worden. In het schorsingsbesluit wordt een
tarief aangegeven, dat gedurende de schorsing in de plaats
treedt van het tarief dat bij de geschorste beslissing was
goedgekeurd of vastgesteld (art. 38 WTG).
Vernietiging brengt mede vernietiging van alle daarvoor
vatbare gevolgen van de vernietigde beslissing voor zover
bij het KB niet anders is' bepaald. In het KB tot vernieti-
ging worden voor zover nodig richtlijnen gegeven, met in-
achtneming waarvan het centraal orgaan een nieuwe beslissing
neemt. Daarin kan, indien nodig, tevens een tarief worden
aangegeven, dat totdat het centraal orgaan een nieuwe be-
slissing heeft genomen, in de plaats treedt van het tarief
dat in de vernietigde beslissing was goedgekeurd of vast-
gesteld (art. 39 WTG).
Een besluit tot schorsing of vernietiging of tot verlenging
van de termijn waarbinnen geschorst of vernietigd kan worden,
wordt gemotiveerd en wordt door de minister van VoMil aan
het centraal orgaan meegedeeld. Het centraal orgaan brengt
dat besluit ter iennis van de belanghebbenden (art. 40 WTG).
Rechtsbescherminq
Tegen een beslissing van het centraal orgaan op een verzoek tot
goedkeuring of tot vaststelling van een tarief, tot ambtshalve
vaststelling van een tarief of tot weigering van een verklaring
van instemming met het verrichten van bepaalde rechtshandelin-
gen kan het orgaan voor gezondheidszorg of de representatieve
organisatie van organen voor gezondheidszorg dan we1 de ziekte-
kostenverzekeraar of de representatieve organisatie van ziekte-
kostenverzekeraars, die daardoor rechtstreeks in zijn belang is
getroffen, beroep instellen bij het College van Beroep voor het
Bedrijfsleven. Een aantal artikelen van de Wet administratieve
rechtspraak bedrijfsorganisatie (Stb. 1954, 416) is van over-
eenkomstige toepassing verklaard (art. 35 WTG).

Centraal orgaan
is rechtspersoon
Vergoedingen
leden centraal
orgaan
Vergoedingen
leden der Kamers
Vergoedingen aan
externe commissie-
leden en deskun-
digen
Rechtspersoonlijkheid
Het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg is rechtspersoon
(art. 18 WTG).
Financien
a. De leden en de plaatsvervangende leden van het centraal
orgaan kunnen worden bezoldigd. In dat geval wordt hun
bezoldiging door de minister van voMil vastgesteld. Indien
een lid of een plaatsvervangend lid niet wordt bezoldigd,
kunnen aan hem overeenkomstig door Be minister goedgekeurde
regelen vacatiegelden worden verleend. Tevens kunnen aan de
leden en de plaatsvervangende leden vergoedingen voor reis-
en verblijfkosten worden verleend overeenkomstig de algemene
regelen welke te dien aanzien voor het burgerlijk rijks-
personeel zijn gesteld (art. 21 WTG).
b. Aan de leden van de Kamers kunnen vergoedingen voor reis-
en verblijfkosten worden verleend overeenkomstig de algemene
regelen welke te dien aanzien voor het burgerlijk rijks-
personeel zijn gesteld, alsmede vacatiegelden volgens door
het centraal orgaan te stellen regels. Deze regels behoeven
de goedkeuring van de minister van VoMil (art. 23, zesde
lid, WTG).
c. Aan de personen buiten het centraal orgaan die zitting
hebben in commissies, en aan de deskundigen die het centraal
orgaan en/of haar commissies bijstand verlenen, kunnen
vergoedingen voor reis- en verblijfkosten alsmede vacatie-
gelden worden verleend volgens door het centraal orgaan te
stellen regels. Deze regels behoeven de goedkeuring van de
minister van VoMil (art. 25, vijfde lid, WTG).
Dekking kosten cen- d. De kosten van het centraal orgaan komen ten laste van het in
traal orgaan uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten bedoelde Algemeen
Algemeen Fonds Fonds Bijzondere Ziektekosten (art. 27, eerste lid, WTG).
Bijzondere Ziekte- Op grond van de goedgekeurde begroting van het centraal
kosten orgaan worden maandelijks uit het Algemeen Fonds Bijzondere
Ziektekosten voorschotten verleend (art. 28, derde lid,
WTG) .
Samenstelling
Feitelijke gegevens
Leden
dr. J.W. de Pous (voorzitter) (plv.: prof.dr. R.H. Bredero),
prof.drs. H. ter Heide (plv. voorzitter) (plv.: prof.dr. J.J.
van Duyn), ir. A.W.M. van Bijsterveldt (plv.: drs. J.P. van der
Reijden (tot 1 april 1982)), J. van Dijck (plv.: vacature), J.
de Graaf (plv.: vacature), M. Groen (plv.: ir. F.N. Sikkes),
A.M. Grundemann, arts (plv.: J.R. Bausch), drs. P.W. van der
Heide (plv.: drs. A.Th.J. Poels), J.W. Jacobze, arts (plv.:
mevr. mr. J.M. Corver-van Haaften), B. van Loen (plv.:
vacature), drs. M.F. van Lunen (plv.: drs. J. Maat), D.E.
Renzenbrink (plv.: drs. G.J. Eijsink), mevr. A.J.M.L. Smulders-
Jacques (plv.: mevr. A.J. Levert), dr. H.C. van Straaten (plv.:

Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
,Laatste j aarverslag
VoMil 1.3
Adres/telefoon
Instelling en
oprichting
Regelingen
~egistratie van
geneesmiddelen
Voorstellen aan
minister van
VoMil
Vergunningverle-
ning voor produk-
tie van en handel
mevr. J. Janssen-Vrij), dr. L.B.J. Stuyt (plv.: drs. J.A.M.H.
Damoiseaux), mr. M. Swenker (plv.: drs. P. Beintema), drs. B.H.
Weustink (plv.: H. Hemesath), ir. J. de Wit (plv.: mr.dr. J.
Vermei j den) .
Waarnemers
drs. R.N. van Alem (Just.) (plv.: drs. J.R.W.B. van Swigchum),
A.J.M. van Dam (College voor Ziekenhuisvoorzieningen) (plv.:
P.J. van Leeuwen), ir. D.F. Goudzwaard (SoZa), D. Goudzwaard
(CRM), L.L. Marselis (Ziekenfondsraad) (plv.: E. Brouwer), drs.
H. de.Ruijter (EZ), drs. E.A.L. Sanders (Def.), drs. J.G.A.
Stiphout (VoMil), drs. J.F. Streur (O&W).
46 medewerkers. ,
Uitgaven ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziekte-
kosten .
Apparaatskosten : f 7.035.000,--.
Nooit een jaarverslag uitgebracht; voor 1981 is ontheffing
verkregen van de verslagplicht.
Opmerkingen
Geen .
COLLEGE TER BEOORDELING VAN GENEESMIDDELEN
Koopmansstraat 1, 2280 HV Rijswijk (ZH)/(070) 949505.
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 28 juli 1958 (Stb. 408),
ondertekend door de minister van Sociale Zaken en Volksgezond-
heid (Wet op de Geneesmiddelenvoorziening) ("WGv").
Doelstellingen en taken
a. Het college is belast met de registratie van geneesmiddelen,
de schorsing en de doorhaling van die registratie (art. 29,
eerste lid, WGv).
b. Het college doet de minister van VoMil op verzoek of uit
eigen beweging voorstellen met betrekking tot maatregelen,
welke met het oog op het voorkomen van schade voor de ge-
zondheid van de mens bij gebruik van geneesmiddelen nood-
zakelijk zijn (art. 29, eerste lid, WGv).
Bevoegdheden
a. Het college houdt de registers bij van geneesmiddelen, welke
mogen worden bereid en afgeleverd. Het college beslist op
aanvragen tot inschrijving; het college beslist op verzoeken

in geneesmiddelen
Advisering minister b
m.b.t. geneesmiddelenverstrekking
op recept
tot verlenging van de termijn, waarvoor de inschrijving
geldt; het college kan beslissen tot schorsing of doorhaling
van inschrijvingen (art. 3, eerste, tweede en derde lid,
WGv) .
De minister hoort het college wanneer hij bepaalt welke
geneesmiddelen uitsluitend op recept mogen worden afgeleverd
(art. 4, derde lid, WGv).
amens st el ling en benoeminq
Samenstelling en Het college bestaat uit een voorzitter, tevens lid, en
benoeming minimaal negen en maximaal achttien andere leden (art. 3,
eerste lid, KB van 21 juni 1963 (Stcrt. 124)). Benoeming en
ontslag van de leden en de secretaris geschiedt door de Kroon
(art. 29, eerste lid, WGv).
Inwinnen van
in£ ormatie
Deskundige bijstand b.
(van rijksinstituten)
Reglement van orde
Instellen van
commissies
Stemmen
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De aanvrager van een inschrijving moet een aantal gegevens
overleggen (art. 3, eerste lid sub a, WGv). Het college kan
nadere schrifteli j ke inlichtingen verlangen of de toezending
van monsters (art. 7, eerste en tweede lid, KB van 8
september 1977 (Stb. 537)).
Het college kan nodig geachte onderzoekingen doen verrichten;
het kan zich daartoe alle in de handel gebrachte farmaceu-
tische produkten door middel van aankoop verschaffen.
De onderzoekingen worden verricht door het Rijksinsituut
voor Geneesmiddelenonderzoek of het Rijksinstituut voor de
Volksgezondheid. Voor onderzoek door personen of andere
instellingen heeft het college de toestemming van de
minister van VoMil nodig (art. 9a KB van 21 juni 1963).
Het college en haar commissies kunnen zich door deskundigen
doen bijstaan (art. 8 KB van 21 juni 1963).
Het college stelt een reglement van orde vast ter regeling
van haar werkzaamheden en die van haar commissies en zij
stelt een instructie voor de secretaris vast (art. 10,
eerste lid, KB van 21 juni 1963).
De voorzitter vormt na overleg in het college een vaste
commissie ter voorbereiding van beslissingen met betrekking
tot de registratie en een vaste commissie, belast met de
beoordeling van bijwerkingen van geneesmiddelen. De voor-
zitter kan commissies vormen ter bestudering van bepaalde
onderwerpen (art. 7, eerste, tweede en derde lid, KB van 21
juni 1963).
De Kroon kan bij benoeming van leden bepalen, welke leden in
college- en commissievergaderingen alleen een r&adgevende
stem hebben (art. 4, tweede lid, KB van 21 juni 1963).

Geheimhouding
Besluitvormings-
termi jn
~ennisgeving aan
betrokkene
Motivering
besluiten
Publikatie van
besluiten
Mededeling beslui-
ten aan inspectie
Jaarverslag
Toestemming voor-
onderzoek door
derden
Kroonberoep
Besluitvorming geschiedt bij volstrekte meerderheid van
stemmen onder aanwezigheid van tenminste de helft van het
aantal stemhebbende leden. Staken de stemmen in twee opeen-
volgende vergaderingen dan is een voorstel verworpen (art.
9, tweede en derde lid, KB van 21 juni 1963).
Leden en secretaris van het college houden geheim, hetgeen
hun uit hoofde van hun functie bekend is geworden omtrent de
samenstelling of de bereiding van of de handel in genees-
middelen (art. 29, derde lid, WGv).
Op een inschrijvingsaanvraag wordt beslist binnen 120 dagen
na de datum van ontvangst van de aanvraag of van nadere
bescheiden of inlichtingen (art. 8 KB van 8 september 1977).
Beslissingen tot inwilliging of weigering van aanvragen of
tot schorsing of doorhaling van inschrijvingen worden aan de
betrokkene medegedeeld (art. 3, vierde lid, WGV).
Beslissingen tot weigering, tot schorsing of tot doorhaling
worden met redenen omkleed (art. 3, vierde lid, WGv).
Een inschrijving geschiedt ten name van de aanvrager (art.
9, derde lid, KB van 8 september 1977).
Besluiten tot inschrijving of weigering daarvan, tot
schorsing of tot opheffing daarvan, of tot doorhaling worden
gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant (art. 14, derde
lid, KB van 8 september 1977).
Politick-bestuurlijke controle
Besluiten tot inschrijving, tot weigering, schorsing (of
opheffing daarvan) of doorhaling van inschrijvingen of
besluiten inhoudende een goedkeuring wijzigingen met
betrekking tot een geneesmiddel aan te brengen worden mede-
gedeeld aan de Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid (art.
14, eerste en tweede lid, en art. 17, achtste lid, KB van 8
september 1977).
Jaarverslag wordt uitgebracht aan de minister van VoMil, die
bevoegd is tot (gedeeltelijke) publikatie (art. 11 KB van 21
juni 1963).
Voor het doen verrichten van onderzoek door derden of andere
instellingen dan het Rijksinstituut voor Geneesmiddelen-
onderzoek of het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid is
toestemming van de minister van VoMil nodig (art. 9a, tweede
lid, KB van 21 juni 1963).
Rechtsbescherming
Tegen een beslissing tot weigering of doorhaling van een
inschrijving kan de betrokkene bij de Kroon in beroep komen
(art. 3, vierde lid, WGv).

Geen rechtsper-
soonli j kheid
Vergoeding regi-
stratie
Vergoeding aan
leden en des-
kundigen
Samenstelling
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
Voor de registratie moeten aan het college bepaalde
vergoedingen betaald worden (art. 26, sub f, jo. art. 4,
art. 15, art. 18, eerste lid, art. 23, vijftiende lid, art.
25, eerste lid, en art. 27, dertiende lid, KB van 8
september 1977 jo. par. 2 en art. 14, tweede lid, MB van 15
september 1977 (Stcrt. 251)).
De leden genieten jaarlijks een door de minister van ~oMil
vast te stellen vergoeding voor buiten de vergaderingen
verrichte werkzaamheden. De minister kan aan de aangetrokken
deskundigen vergoedingen verlenen. De leden en deskundigen
genieten naar de regelen, welke te dezer zake van rijkswege
zijn of zullen worden gesteld:
a. vacatiegeld;
b. vergoeding van reis- en verblijfkosten (art. 12 KB van 21
juni 1963).
Feitelijke gegevens
Leden
dr. J. Bijlmer (bacterioloog), dr. W.S. Cost (internist),
prof.dr. T. Huizinga (apotheker), prof. H. de Jonge (statisti-
cus), prof.dr. W. Lammers, arts (farmacoloog), dr. J.F.F.
Lekkerkerker (internist), dr. A. Manten (bacterioloog),
prof.dr. F.A. Nelemans, arts (farmacoloog), dr. J. van Noord-
wij k, arts ( farmacoloog) , drs. O.A. ~ingele&erg (apotheker) ,
drs. H.M. Smits (apotheker), prof.dr. H. Wesseling, arts, dr.
G.A. Teijgeler (voorzitter; apotheker), dr. M.N.G. Onkes (&
voorzitter) .
Adv. leden
drs. R.A. Drost, apotheker (secretaris), dr. M. ten Ham,
farmacoloog (adj. secretaris), drs. H. de Ru (adj. secretaris).
Secretariaat 13 medewerkers .
Financien Uitgaven ten laste van de begroting van VoMil.
Begrote uitgaven Geen opgave; zij zijn opgenomen in afd. 11, paragraaf 4 van de
1982 begroting van VoMil.
Laatste j aarverslag 1980.
Opmerkinqen
Geen.

Instelling en
oprichting
Regelingen
Beslissing m.b.t.
bevoegdheid van
artsen geneesmiddelen
te bereiden
en af te leveren
COMMISSIES VOOR DE GEBIEDSAANWIJZING (CoGeBa; CGA)
Er zijn elf commissies, een in iedere provincie. Adressen en
telefoonnummers zijn vermeld onder "Feitelijke gegevens".
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 28 juli 1958 (Stb. 408),
ondertekend door de minister van Sociale Zaken en Volksgezond-
heid (Wet op de geneesmiddelenvoorziening) ("WGv").
De commissies geven als oprichtingsdatum 1 September 1963 op.
- WGV.
- Besluit op de commissies voor de gebiedsaanwijzing; KB
van 2 mei 1961 (Stcrt. 90) (llBcga'l).
Doelstellingen en taken
De commissies beheren de geneesmiddelenvoorziening in hun
ambtsgebied door het nemen van beslissingen die de bevoegd-
heid van geneeskundigen om geneesmiddelen te bereiden en
af te leveren raken (art. 6, vierde en vijfde lid, WGv).
Territoriale grenzen De taak van iedere commissie vindt zijn territoriale
begrenzing in de provinciegrenzen.
Beslissingen m.b.t.
bevoegdheid van
artsen tot het
houden van een
huisapotheek
Bevoegdheden
a. De commissies zijn, indien zij dit in het belang van de
geneesmiddelenvoorziening noodzakelijk oordelen, elk voor
haar gebied bevoegd, aan een geneeskundige bij diens
vestiging een groter of kleiner gebied als hieronder
bedoeld aan.te wijzen (art. 6, vierde lid, WGv).
b. De commissies zijn, indien zij dit in het belang van de
geneesmiddelenvoorziening noodzakelijk oordelen, elk voor
haar gebied bevoegd, aan een geneeskundige ingeval van
vestiging binnen een gemeente, waar een apotheker gevestigd
is, of in een der aan zodanige gemeente grenzende gemeenten,
op diens verzoek een vergunning te verlenen tot uitoefening
der artsenijbereidkunst in de gemeenten of gedeelten van
gemeenten, welke in de vergunning zijn aangewezen (art. 6,
vierde lid, WGV)
De tot uitoefening der geneeskundfge praktijk bevoegde
geneeskundige, die zich vestigt, is, behoudens bevoegdelijk
door de commissie te nemen besluiten, daarnevens bevoegd tot
uitoefening der artsenijbereidkunst in een uitsluitend aan
hem toebehorende apotheek ten behoeve van de tot zijn prak-
tijk behorende personen, indien zijn vestiging niet ge-
schiedt in een gemeente, waar een apotheker gevestigd is, of
in een der aan zodanige gemeente grenzende gemeente. Deze
bevoegdheid geldt voor elk gebied liggende buiten de
gemeenten, waar een apotheker gevestigd is op het tijdstip
dat de geneeskundige zich vestigt en de aan zodanige
gemeenten grenzende gemeenten (art. 6, eerste lid, WGv).

Beslissingen m.b.t.
bevoegdheid van
artsen gebruik te
maken van huis-
apotheek van associe
Benoeming
Samenstelling
Desku ~ndige bi j sta
Vaststelling werk-
wijze
Horen van personen
Stemmen
Besluitvormings-
termi j n
Ondertekening en
toezending besluiten
Motivering besluiten
c. Aan een geneeskundige kan op zijn verzoek door de bevoegde
commissie in het belang der geneesmiddelenvoorziening
vergunning worden verleend de geneesmiddelen, ten behoeve
der door hem behandelde patienten voorgeschreven, in een
apotheek van een apotheekhoudend geneeskundige met wie hij
gezamenlijk de praktijk uitoefent, te bereiden en af te
leveren, mits deze patienten hun woonplaats hebben in het
gebied waarin deze apotheekhoudend geneeskundige bevoegd is
tot het uitoefenen der artsenijbereidkunst (art. 6, vijfde
lid,. WGV) .
Samenstelling en benoeminq
De leden en de secretaris van de commissies worden door de
Kroon benoemd en ontslagen.
De commissies bestaan uit een voorzitter, die noch apotheker,
noch geneeskundige is, een pharmaceutische en een geneeskundige
inspecteur van de volksgezondheid en vier andere leden. Van de
vier andere leden worden twee benoemd op voordracht van de
minister van VoMil na de door hem aangewezen organisatie van
apothekers en twee op voordracht van de minister van VoMil na
de door hem aangewezen organisatie van geneeskundigen te hebben
gehoord (art. 28, eerste en tweede lid, WGv).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De commissies kunnen zich door deskundigen doen bijstaan
(art. 4 Bcga).
b. De commissies stellen tot nadere regeling van hun werkzaam-
heden een reglement van orde vast, alsmede een instructie
voor de secretaris (art. 6, eerste lid, Bcga).
c. Een beslissing met betrekking tot een gebiedsaanwijzing
wordt genomen nadat de geneeskundige en de apotheker(s) wie
het aangaat, door de commissie zijn gehoord, althans be-
hoorlijk opgeroepen (art. 6, zesde lid, WGv).
d. Besluitvorming geschiedt bij volstrekte meerderheid der
stemmen onder aanwezigheid van tenminste de helft van het
aantal leden. Staken de stemmen in twee opeenvolgende ver-
gaderingen, dan beslist de stem van de voorzitter (art. 5,
derde en vierde lid, Bcga).
e. Op verzoeken om de in de WGV bedoelde vergunningen beslist
de commissie zo snel mogelijk (art. 5, tweede lid, Bcga).
f. De in de WGV aangeduide beslissingen worden schriftelijk
genomen en aan de betrokkenen toegezonden (art. 6, zesde en
zevende lid, WGv). Beslissingen worden ondertekend door
voorzitter en secretaris (art. 5, vijfde lid, Bcga).
g. Beslissingen moeten de gronden vermelden waarop zij berusten
(art. 5, vijfde lid, Bcga).

Bekendmaking
besluiten en
mededelingen
Goedkeuring
werkwij ze
Ministeriele
aanwi j zingen of
richtli jnen
Beroep op minister
van VoMil
Geen rechtspersoon-
li jkheid
Individuele
vergoedingen
VoMil 1.4-1
Adres/telefoon
Samenstelling
h. De commissie maakt haar beslissingen, alsmede de
mededelingen, waarvan kennisneming voor anderen van belang
is, bekend op de wijze welke haar het meest doeltreffend
voorkomt (art. 5, zesde lid, Bcga).
Politick-bestuurlijke controle
a. Het reglement van orde en de instructie voor de secretaris
treden niet in werking dan nadat zij door de minister van
VoMil zijn goedgekeurd (art. 6, tweede lid, Bcga).
b. De minister van VoMil kan aanwijzingen of richtlijnen geven
(eigen opgave van sommige commissies).
Rechtsbescherminq
a. Van een beslissing met betrekking tot een gebiedsaanwijzing
kunnen de betrokken geneeskundige en de betrokken apotheker(s)
bij de minister van VoMil in beroep komen, die beslist
gehoord de Centrale Adviescommissie voor Gebiedsaanwijzing.
Het beroep heeft schorsende werking (art. 6, zesde en
achtste lid, WGv).
b. Van een beslissing tot afwijzing van een verzoek om een
vergunning om geneesmiddelen te bereiden in de apotheek van
een associe of tot intrekking van een zodanige vergunning
kan de geneeskundige wie het aangaat bij de minister van
VoMil in beroep komen, die beslist, gehoord de Centrale
Adviescommissie voor gebiedsaanwijzing (art. 6, zevende en
achtste lid, WGv).
Rechtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
Aan de leden, de secretaris en de adjunct-secretaris(sen),
alsmede aan eventuele deskundigen, kan naar regelen, welke te
dezer zake door de Kroon zijn of zullen worden gesteld, worden
toegekend:
a. vacatiegeld;
b. vergoeding van reis- en verblijfkosten (art. 7 KB van 2 mei
1961 (Stcrt. 90)).
Feiteli j ke gegevens
DRENTHE
Westerbrink 1, 9405 BJ Assen/(05920) 55544.
Leden
mr. E.J. van der Blom (voorzitter) (plv.: mr. J.C.F. Semmelink),
drs. G.W. Kaufmann (Inspectie Pharmacie) (plv. : H. van der
Meer), H.W.J. Broers, arts (Geneeskundige Inspectie) (plv.:
H.T. Kijlstra, arts), H.J. Otten, apotheker (Kon. Ned. Mij ter
bevordering van de Pharmacie KNMP) (plv.: K. Themmen, apotheker),
W. van der Weerd, apotheker (KNMP) (plv. : H. Schaarsman, apo-

VoMil 1.4-2
Adres/telefoon
Samenstelling
VoMil 1.4-3
Adres/telefoon
Samenstelling
VoMil 1.4-4
Adres/telefoon
Samenstelling
VoMil 1.4-5
Adres/telefoon
Samenstelling
theker), J.F.A. Idema, arts (Kon. Ned. Mi]. ter bevordering van
de Geneeskunst KNMG) (plv.: J.Th. Hoving, arts), J.H. Magendans,
arts (KNMG) (plv.: J.B. Hoving, arts).
FRIESLAND
Tweebaksmarkt 52, Leeuwarden (Postbus 20120, 4800 HM
Leeuwarden)/(058) 441214.
Leden
mr. P.E. van Krevelen (voorzitter) (plv.: mr. C.O. Rommerts),
L.H.J. Bogtstra, arts (LHV) (plv.: J.L. Bieringa), R.G. Boiten,
apotheker (KNMP) (plv.: mevr. E.H.M. Broek-De Vries), E. Ebels,
apotheker (KNMP) (plv.: H.C.A. Berkkemer), G.W. Kaufmann
(Inspectie Pharmacie) (plv. : H. van der ~eer), H.T. Kijlstra
(Geneeskundige Inspectie) (plv.: H.W.J. Broers), H. Vochteloo
(LHV) (plv.: R. Bonsma).
GELDERLAND
Markt 11, 6811 CG Arnhem/(085) 592165.
Leden
mr. G. van der Linde (voorzitter) (plv.: mr. E. Huber), drs. H.
van der Meer (Inspectie Pharmacie) (plv.: drs. J. Tjoeng), drs.
C.W.C. Deurman (Geneeskundige Inspectie) (plv.: dr. A.C. van
der Gugten), P.B. Frank, apotheker (KNMP), (plv.: mevr. K.
Lichtenbelt-Van Puffelen, apotheker), H.R. Danser, apotheker
(KNMP) (plv. : Ch.W. Duijne, apotheker ) , R.A. Soeters, arts
(KNMG) (plv.: B.A.M. Eijkelkamp, arts), F.N.M. Bierens, arts
(KNMG) (plv.: K.C. Sorgedrager, arts).
GRON I NGEN
Martinikerkhof 12, 9700 AP Groningen/(050) 164051.
Leden
mr. P.S. Bakker (voorzitter) (plv.: mr. J.C. Koppenol), G.W.
Kaufmann (Inspectie Pharmacie) (plv.: H. van der Meer), H.W.S.
Broers, arts (Geneeskundige Inspectie) (plv.: H.T. Kijlstra),
M. Kunst, apotheker (KNMP) (plv.: J.K.G. v.d. Molen), K.J.
Keuning, apotheker (KNMP) (plv.: J.D. Beintema), F.G.H. de
Noord, arts (KNMG) (plv.: A.L.J. Gerritsen), H.J. Skiding, arts
(KNMG) (plv.: H.L. Bankma).
L IMBURG
Bouillonstraat 3, 6211 LH Maastricht/(043) 849999.
Leden
mr. A.H.G.M. Houben (voorzitter) (plv.: mr. H.M. Pijls), drs.
J. Tjoeng (Inspectie Pharmacie) (plv.: drs. H. van der Meer),
drs. F.J.B. Pijnenborg (Geneeskundige Inspectie) (plv.: drs.
A.W.J. Hanekamp), drs. N.H.M. van de Wouw (KNMP) (plv.: drs.
J.W.P. Hupperetz), mevr. drs. M.C.H.J. van Zijl (KNMP) (plv.:

VoMil 1.4-6
Adres/telefoon
Samenstelling
VoMil 1.4-7
Adres/telefoon
Samenstelling
VoMil 1.4-8
Adres/telefoon
Samenstelling
VoMil 1.4-9
Adres/telefoon
Samenstelling
drs. R.C.J.J.M. Legein), drs. P.J.F. Athmer (~andelijke Huis-
artsenvereniging LHV) (plv.: drs. C.J. van der Harten), vaca-
ture (LHV) (plv.: drs. L.J.H.M. Smeets).
NOORD-BRABANT
Brabantlaan 1, ls-Hertogenbosch (Postbus 90151, 5200 MC
1s-Hertogenbosch)/(073) 125454.
Leden
jhr. mr. W.J.Th. Serraris (voorzitter) (plv.: mr. G.J.A. van
Unnik), drs. J. Tjoeng (Inspectie Pharmacie) (plv.: dr. W.W.
Sillevis Smitt), J.W. Schaper, arts (Geneeskundige Inspectie)
(plv.: J.W.M. Remmen, arts), drs. B.A.J.F. van den Brekel,
apotheker (KNMP) (plv.: drs. R.H.D. Doppen, apotheker), drs.
J.W.J. van Nunen, apotheker (KNMP) (plv.: drs. A. van Zijl,
apotheker), C.H. Juten, arts (KNMG) (plv. : F.E.V. van Hootegem,
arts), P.J.G. van Diggelen, arts (KNMG) (plv.: M.G.M.L. van
Oirschot, arts).
NOORD-HOLLAND
Dreef 3, Haarlem (Postbus 123, 2000 MD Haarlem)/(023) 169933.
Leden
mr. B.M. Keulen (voorzitter) (plv.: mr. J.W. Rutgers), dr. H.I.
Hannema (Inspectie Pharmacie) (plv.: dr. W.W. Sillevis Smitt),
L. Bienfait (Geneeskundige Inspectie) (plv.: Th.J.J. van Baar),
J. Vermet (KNMP) (plv.: M. Mater), dr. E.H. Cohen (KNMF') (plv.:
J.J.W. Meurs), B. van Brussel (LHV) (plv.: J. Kos), H. Hoek
(LW) (plv.: H.J. Krom).
OVER1 JSSEL
Luttenbergstraat 2, 8012 EE Zwolle/(05200) 77177.
Leden
mr. M.G.L. van Schouwenburg (voorzitter) (plv.: mr. A. Baron
Baud), dr. T. Landheer, arts (Geneeskundige Inspectie) (plv.:
H.F. Jansma, arts), drs. G.W. Kaufmann, apotheker (Inspectie
Pharmacie) (plv.: drs. H. van der Meer), drs. D. Neef,
apotheker (KNMP) (plv.: drs. G.C. Dijkhuizen, apotheker), drs.
P.J. Feteris, apotheker (KNMP) (plv.: drs. J.J.M. van Hagen,
apotheker), G.J.P. Tinselboer, arts (KNMG) (plv.: G.J. Itjes-
horst, arts)., vacature (KNMG) (plv.: vacature).
UTRECHT
Achter St. Pieter 20, 3512 HT Utrecht/(030) 321632.
Leden
mr. W.G. Kloos (voorzitter) (plv.: mr. J.P. Bulte), drs. H. van
der Meer (Inspectie Pharmacie) (plv.: dr. W.W. Sillevis Smitt),
W.J.A. Oostendorp (Geneeskundige Inspectie) (plv.: L. Bienfait),
J.M.J. Blom (KNMP) (plv.: O.P. Hofkes), E.L. Ahlrichs (KNMP)

VoMil 1.4-10
Adres/telefoon
Samenstelling
VoMil 1.4-11
Adres/telefoon
Samenstelling
(plv.: C.J. Koopman), H.S. Nauta (LHV) (plv.: P. van der Zwaag),
J.C. den Toom (LHV) (plv.: J.H.A. Boersema).
ZEELAND
Sint Pieterstraat 42, Middelburg (Postbus 6001, 4330 LA
Middelburg)/(01180) 27351.
Leden
mr. B.S. Sieperda (voorzitter) (plv.: mr. W.F. van Solinge),
dr. W.W. Sillevis Smitt (Inspectie Pharmacie) (plv.: drs. J.
Tjoeng), S. Lelie, arts (Geneeskundige Inspectie) (plv.: L.C
Buysert, arts), drs. A.F.J. Hamann (KNMP) (plv.: C.C.H.W.
Verschuren), vacature (KNMP) (plv.: A.J. Klaassen), M.C.I.M.
Dierick, arts (LHV) (plv.: P.K. Noorlander, arts), P. Polderman,
arts (LHV) (plv.: M. Jongsma, arts).
ZUID-HOLLAND
Koningskade 1-2, 2596 AA 's-Gravenhage/(070) 2641 11.
Leden
mr. C.F.M. van Vliet (voorzitter). dr. W.W. Sillevis Smitt
(Inspectie Pharmacie), L.C. Buysert, arts (Geneeskundige
Inspectie), P.B.J. Lanser, apotheker (KNMP), S.A. Nieuwenhuis,
apotheker (KNMP), R.P. Boot, arts (KNMG). A.M. van der Poel
(KNMG) -
Secretariaat
Administratieve ondersteuning wordt verzorgd vanuit de provinciale
griffies; de secretarissen en adjunct-secretarissen zijn
of waren ambtenaren, aangesteld bij de provincies.
Financien
Uitgaven komen ten laste van de begroting van VoMil. De kosten
bestaan uit vacatie- en reisgelden (door VoMil aan de leden te
betalen) en f 750,-- per genomen beschikking (door VoMil aan de
provincie in kwestie uit te keren).
Begrote uitgaven Geen opgaven.
1982
Laatste jaarverslag Nooit jaarverslagen uitgebracht.
VoMil 1.5
Adres/telefoon
Instelling
Opmerkingen
Geen .
COMMISSIE EX ARTIKEL 14 VAN HET SERA- EN VACCINBESLUIT
Prinses Margrietplantsoen 20, Is-Gravenhage (Postbus 95379,
2509 CJ Is-Gravenhage)/(O70) 371441.
Instelling en oprichtinq
Bij wet van 21 april 1927 (Stb. 91), ondertekend door de
minister van SoZa (Wet op de sera en vaccins), is aan de Kroon
de bevoegdheid gegeven regels te stellen.

Oprichting
Regelingen
Bewaking kwaliteit
sera en vaccins
Bij AMvB van 10 maart 1934 (Stb. 104) (Sera en vaccinsbesluit
1934) ("Svb") zijn enige bevoegdheden aan een commissie uit de
gezondheidsraad toebedeeld.
De gezondheidsraad en zijn commissies zijn opgericht bij wet
van 18 j anuari 1956 (Stb. 51 ) (Gezondheidswet) ( "Gzhw" ) ; deze
Wet vervangt de ~ezondheidswet 1919 (Stb. 784).
- Svb, in werking getreden op 1 mei 1934.
- Gzhw.
Doelstellingen en taken
commissie is belast met:
het toezicht op de bereiding, de deugdelijkheid, de bewaring,
het vervoer en de aflevering van sera en vaccins en stoffen
waarin sera en vaccins zijn verwerkt;
het keuren van in het buitenland bereide en in Nederland is
te voeren sera en vaccins en van bijzondere in Nederland
bereide sera en vaccins;
het verlenen van invoervergunningen voor in het buitenland
bereide sera en vaccins en het verkrijgen van hoeveelheden
bijzocder in Nederland bereid serum en vaccin.
Bevoegdheden
Verlenen van invoer- a. Hij die sera en vaccins wil invoeren behoeft voor die invoer
vergunningen voor toestemming vooraf van de commissie. Deze toestemming kan
in het buitenland
door de commissie met inachtneming van de bepalingen van
bereide sera en
het Svb worden verleend voor hoeveelheden, die niet kleiner
vaccins
mogen zijn dan door de minister van VoMil te bepalen minima,
beneden welke de invoer van stoffen, waarop het Svb van
toepassing is, behoudens in bijzondere, door de commissie te
beoordelen omstandigheden, niet wordt toegelaten (art. 8,
tweede lid, Svb).
Vrijgeven hoeveel-
heden in Nederland
bereid serum of
vaccin waaromtrent
speciale ministe-
riele eisen bestaan
Een monster uit de in te voeren hoeveelheid wordt door de.
commissie aan een onderzoek onderworpen. Indien het onder-
zoek ten genoege van de commissie een gunstig resultaat
heeft opgeleverd, wordt toestemming tot invoer verleend,
nadat de verschillende onderdelen van de hoeveelheid zijn
voorzien van een rijks-controlemerk (art. 9, tweede lid,
Svb) .
De importeur moet ingevoerde sera en vaccins bewaren onder
het rijks-controlemerk (art. 11, tweede lid, Svb). Het
vervoer binnen het rijk mag slechts geschieden onder het
rijks-controlemerk (art. 12, tweede lid, Svb). Af te leveren
ingevoerde sera en vaccins moeten voorzien zijn van het
rijks-controlemerk (art. 13, tweede lid, Svb).
b. Hoeveelheden bereid serum of vaccin, waaromtrent speciale
ministeriele eisen bestaan, worden door de commissie aan
een onderzoek onderworpen. Levert het onderzoek ten genoege
van de commissie een gunstig resultaat op, dan worden de
hoeveelheden vrijgegeven, nadat de verschillende onderdelen
van een rijks-controlemerk zijn voorzien (art. 10 Svb).
Deze speciale sera en vaccins mogen slechts vervoerd worden
indien zij voorzien zijn van het rijks-controlemerk (art.

Vorming commissie
vanuit Gezond-
he idsraad
Inwinnen van
informatie
Betreden van
plaatsen
Deskundige
bi j stand
12, eerste lid onder b, Svb). Bij aflevering van deze
speciale sera en vaccins moeten zij voorzien zijn van het
ri jks-controlemerk (art. 13, tweede lid, Svb) .
Samenstelling en benoeminq
De voorzitter van de Gezondheidsraad kan uit de leden van de
raad een commissie vormen. Indien de voorzitter van de raad lid
is van een commissie, is hij tevens voorzitter van die commissie
(art. 27 en art. 28, eerste lid, Gzhw).
De Gezondheidsraad heeft als leden:
a. de voorzitter van de raad;
b. de Directeur-Generaal van de Volksgezondheid, de hoofd-
inspecteurs, de algemene directeur van het Rijksinstituut
voor de Volksgezondheid, de voorzitter van de Centrale Raad
voor de Volksgezondheid en andere door de Kroon aan te
wijzen ambtenaren of functionarissen;
c. andere leden.
De Kroon benoemt de voorzitter en de andere leden (art. 23,
art. 24, eerste lid, en art. 25, eerste lid, Gzhw).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Hij die een hoeveelheid serum of vaccin wenst in te voeren,
geeft daarvan kennis aan de commissie (art. 9, tweede lid,
Svb). Hi] die binnen het Rijk een hoeveelheid bijzonder
serum of vaccin heeft bereid, geeft van de aanwezigheid
ervan direct kennis aan de commissie (art. 10 Svb).
b. De leden van de commissie en haar vertegenwoordigers hebben
toegang tot de plaatsen, waar sera of vaccins worden bereid,
bezwaard of afgeleverd (art. 14, eerste lid, Svb).
c. Ten genoege van de commissie wordt onderzoek verricht (art.
9, tweede lid en art. 10 Svb). De voorzitter van de Gezond-
heidsraad is bevoegd deskundigen op een bijzonder gebied van
de volksgezondheid tot het deelnemen aan de vergaderingen
van de commissies uit de raad uit te nodigen (art. 29 Gzhw)
Eisen m.b.t. rijks- d. Uit het rijks-controlemerk moet blijken dat aan de gestelde
controlemerk voorwaarden is voldaan; het merk vermeldt tevens de datum en
het nummer van het onderzoek (art. 9, tweede lid, en art. 10
Svb) .
Kosteloze medewer- e. Voor alle onderzoekingen moet het materiaal, inclusief
king van betrokkene grondstoffen, instrumenten en hulpmiddelen kosteloos worden
afgestaan (art. 15 Svb).
Politick-bestuurlijke controle
Waarnemers vanuit a. De voorzitter van de Gezondheidsraad, de Directeur-Generaal
Gezondheidsraad van de Volksgezondheid of een door hem aan te wijzen plaats-
vervanger en de voorzitter van de Centrale Raad voor de
Volksgezondheid zijn bevoegd de vergaderingen van de onder-
scheiden commissie, waarvan zij geen lid zijn, bij te wonen
en aan de beraadslagingen deel te nemen (art. 28, derde lid,
Gzhw ) .

Jaarverslag als
onderdeel j aarver-
slag Gezondheids-
raad
Geen rechtsper-
soonlijkheid
Individuele
vergoedingen
Jaartaks voor
importeur van sera
en vaccins
Vergoeding
onderzoekskosten
b. De Gezondheidsraad brengt een jaarverslag uit aan de
minister van VoMil (art. 34 Gzhw). Voor de commissie geldt
geen speciale jaarverslagplicht.
Rechtsbescherminq
Op grond van de Wet AROB is beroep mogelijk op de afdeling
Rechtspraak van de Raad van State (eigen opgave).
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
a. Aan de leden van de Gezondheidsraad, die anders dan uit
hoofde van hun ambt zitting hebben in de conunissies uit de
raad, worden vacatiegelden toegekend. De Kroon bepaalt het
bedrag van deze gelden. Aan deskundigen worden voor het
bijwonen van vergaderingen gelijke vacatiegelden toegekend
(art. 35 Gzhw). Ter zake van andere werkzaamheden dan ver-
gaderingen kan de minister aan de leden en deskundigen een
beloning uit Is Rijks kas toekennen.
b. Ieder aan wie de wettelijke vergunning tot bereiding van
sera en vaccins is verleend, en ieder die, ter beoordeling
van de commissie, gewoon is in de uitoefening van zijn
beroep sera en vaccins in te voeren en ter aflevering aan
wederverkopers in voorraad te houden, stort jaarlijks
f 20,-- in de kas van de conunissie.
c. Bovendien zijn verschuldigd de door de minister van VoMil
vast te stellen bedragen voor onderzoek, ongeacht de uitslag
daarvan, ter beantwoording van de vraag of hoeveelheden in
het rijk bereide sera en vaccins kunnen worden vrijgegeven,
voor onderzoek, ongeacht de uitslag daarvan, ter beantwoor-
ding van de vraag of toestenuning kan worden verleend tot
invoer van sera en vaccins, en voor andere soorten van
onderzoek, indien blijkt dat het onderzochte niet aan de
gestelde eisen voldoet (art. 15 Svb).
Feitelijke gegevens
Samenstelling Leden
dr. H. Cohen (voorzitter; Algemeen Directeur van het Rijks-
instituut voor de Volksgezondheid), dr. C.A. Teygeler (plv.
voorzitter; hoofdinspecteur voor de geneesmiddelen), W.J.Chr.
van Gestel, arts (geneeskundig hoofdinspecteur), prof.dr. N.
Mazurel, prof.dr. J. van der Veen.
Adv. leden
dr. H. Bijkerk (geneeskundige hoofdinspectie), mr. J.A.
Briinings (VoMil), H.P. Lansberg (Rijkscontrolelaboratorium).

Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Niet Gezondheids-
raad, doch commis-
sie is orgaan
VoMil 1.6
Instelling
Twee , wi j zen van
examinering:
a. examinering geln-
tegreerd in een
onderwi j soplei-
ding
Administratieve ondersteuning wordt verleend door het secrets-
riaat van de Gezondheidsraad.
Uitgaven ten laste van de begroting van VoMil.
Geen opgave. De uitgaven van de commissie zijn gelncorporeerd
in die van de Gezondheidsraad.
1980 (onderdeel van het jaarverslag van de Gezondheidsraad).
Opmerkingen
Hoewel ook de Gezondheidsraad zelf enkele malen in dit
overzicht ter sprake is gekomen mag daaruit niet de C O ~ C ~ U S ~ ~
worden getrokken dat de Gezondheidsraad zelf als administratief
orgaan dient te worden beschouwd. Het blijft immers de commissie,
die de verantwoordelijkheid draagt voor de uitoefening'van
bovengenoemde bevoegdheden. De Gezondheidsraad komt echter daar
ter sprake waar dat verhelderend kan zijn voor het inzicht in
het functioneren van de commissie.
De hier aan de orde komende bevoegdheden betreffen alle een
beoordeling van personen op hun kunnen of kennen met de gevolgen
die het recht daaraan verbindt. Voor het verkrijgen van een
goed inzicht in de aard van deze bevoegdheden en de wij'ze
waarop zij uitgeoefend worden is een volledige opsomming van
alle examens niet nodig, zodat hier volstaan wordt met het
geven van voorbeelden.
Instelling en oprichtinq
De bevbegdheden van de examinatoren en examencommissies berusten
op examenregelingen (KB, MB) die hun basis vinden in wettelijke
regelingen. Voorbeelden daarvan zijn:
a. Wet tot bescherming van het diploma van verpleegkundige; wet
van 2 mei 1921 (Stb. 702);
b. Wet tot regeling van de toelating van in Indonesie bevoegde
Nederlandse tandartsen en vroedvrouwen tot de uitoefening
van de praktijk in Nederland; wet van 18 december 1957 (Stb.
589).
Er zijn twee methoden waarop d.m.v. examinering rechtsgevolgen
in het leven kunnen worden geroepen:
a. De examinering is gelntegreerd in een onderwijsopleiding,
zodat een keten van opeenvolgende beslissingen en/of
feitelijke handelingen leidt tot een uiteindelijk rechts-
gevolg. Als voorbeeld geven wij de regeling voor het examen
als A-verpleegkundige:
Diploma's, gevende de bevoegdheid de titel van verpleeg-
kundige te voeren worden slechts uitgereikt aan hen, die een
examen hebben afgelegd volgens een programma, dat de
ministers met de uitvoering van deze wet belast, vast-
stellen, en die in een der door de voornoemde ministers
erkende inrichtingen zijn opgeleid op de wijze door de
ministers'vast te stellen. Het examen wordt afgenomen en het
diploma wordt uitgereikt door een commissie, samengesteld
uit deskundigen, welke aan de inrichting verbonden zijn, en
Ben of meer deskundigen, door de ministers met de uitvoering
van deze wet belast, aan te wijzen. De ministers zijn bevoegd
te bepalen, dat in deze commissie ook zitting hebben ken of
meer deskundigen, verbonden aan andere inrichtingen (art. 3,

. Examinering in
het buitenland
Regelingen
eerste lid, en art. 4, eerste lid, Wet tot bescherming van
het diploma van verpleegkundige).
Op bovenstaande wettelijke bepalingen is de regeling
opleiding diploma A-verpleegkundige (MB van 28 december 1973
(Stcrt. 1974, 12)) gebaseerd:
De opleiding geschiedt in erkende inrichtingen. Tot de
opleiding wordt men toegelaten indien men bepaalde diploma's
bezit en een goede gezondheid geniet en blijkens een ver-
klaring afgegeven op grond van een door de hoofdinspecteur
omschreven onderzoek niet lijdt aan t.b.c..
Het bestuur van de inrichting kan de opleiding doen plaats-
vinden in samenwerking met een school of een bepaald onder-
deel van de opleiding in een andere inrichting doen plaats-
vinden. Het theoretisch gedeelte van de opleiding omvat een
aantal lessen in een aantal nauwkeurig omschreven vakken.
Het praktisch gedeelte van de opleiding bestaat uit het
werken op verschillende ziekenhuisafdelingen in een aantal
minimaal daarvoor genoemde weken. De praktische opleiding
dient te geschieden onder begeleiding van een verpleeg-
kundige die een geeigende opleiding heeft genoten. In het
Overzicht Praktische Opleiding houdt een door of vanwege de
voor de opleiding verantwoordelijk gestelde persoon aan-
tekening bij van de beoordeling van de praktische werk-
zaamheden, de verpleging van patienten, het bijwonen van
operaties en bevallingen, het verrichten van verpleegkundige
handelingen.
Aan het einde van het eerste en tweede leerjaar zijn er
overgangsexamens. Het eindexamen bestaat uit een eindgesprek
en vijf landelijke tentamens in vijf omschreven vakken. De
leerling die tentamens wil aanvragen moet de voorgeschreven
praktijkperiode en het voorafgaande theoretische onderwijs
doorlopen hebben en de beoordeling daarvan moet tenminste
voldoende zijn. Na het met gunstig gevolg afleggen volgt een
eindgesprek. Het eindgesprek vindt plaats onder verantwoor-
delijkheid van een examencommissie, bestaande uit het hoofd
van de opleiding die tevens als voorzitter optreedt en twee
leden, die als docent aan de opleiding verbonden zijn. Als
alle examenonderdelen met gunstig gevolg zijn afgelegd wordt
het diploma uitgereikt met de onderscheidingstekenen (korte
samenvatting van het MB).
b. Buitenlandse diploma's kumen rechtens in Nederland erkend
zijn, zodat men aan een in het buitenland met succes afge-
legd examen in Nederland bevoegdheden kan ontlenen.
Een voorbeeld is de Wet toelating van in Indonesie bevoegde
Nederlandse tandartsen en vroedvrouwen. Een tweede voorbeeld
is het volgende .
De minister van VoMil kan diploma's, a1 dan niet in het
buitenland verkregen op een andere wijze dan in de Wet
bescherming diploma verpleegkundige vermeld, aanwijzen die
onder door hem te bepalen voorwaarden de bevoegdheid geven
de titel van verpleegkundige a1 of niet met een bijzondere
aanduiding te voeren (art. 5 Wet bescherming diploma van
verpleegkundige).
De minister van VoMil heeft een aantal buitenlandse
diploma's aangewezen zoals Nederlands-Indische (MB van 5 mei
1927 (Stcrt. 98)), Belgische (MB van 23 november 1951
(Stcrt. 236)) en Surinaamse (MB van 15 april 1966 (Stcrt.
78)).
Examenregelingen voor een aantal beroepen:
- Vroedvrouw; MB van 5 december 1974, (Stcrt. 241).
- Aantekening kraamverpleging; MB van 30 januari 1948 (Stcrt.
23).
- Aantekening kinderverpleging; MB van 8 mei 1959 (Stcrt. 91).
- A-verpleegkundige; MB van 28 december 1973 (Stcrt. 1974,
12).
- B-verpleegkundige; ME3 van 30 mei 1975 (Stcrt. 111).
- 2-verpleegkundige; ME3 van 10 januari 1978 (Stcrt. 19).

Beoordeling van
personen ti jdens
de opleiding
Verschillende
rechtsgevolgen:
Diploma verlos-
kundige
Diploma verpleeg-
kundige (met of
zonder bi jzondere
aanduiding)
Diploma zieken-
verzorg(st)er
- Ziekenverzorg(st)er; MB van 23 juni 1965 (Stcrt. 133).
- Oefentherapeut-Mensendieck; KB van 18 maart 1972 (Stb. 224).
- Oefentherapeut-Cesar; KB van 18 maart 1972 (Stb. 225).
- Dietist; KB van 7 september 1972 (Stb. 487).
- Mondhygienist; KB van 13 maart 1974 (Stb. 151).
- Orthoptist; KB van 15 maart 1975 (Stb. 178).
- Radiodiagnostisch en radiotherapeutisch laborant; KB van 2
juli 1976 (Stb. 400).
Doelstellingen en taken
Het opleiden van kandidaten met een onderzoek naar de voort-
gang der kandidaten tijdens de opleiding en met een afrondend
onderzoek aan het eind van de opleiding.
Bevoegdheden
De verschillende diploma's kumen verschillende rechtsgevolgen
in het leven roepen. Hieronder volgt een aanduiding.
De bevoegdheid tot het verlenen van verloskundige raad en
bijstand'als vroedvrouw wordt verkregen door het met gunstig
gevolg afleggen van het examen als vroedvrouw (art. 16, eerste,
lid, Wet regeling voorwaarden verkrijging bevoegdheid van
(tand)arts, apotheker(sbediende) en vroedvrouw; wet van 25
december 1978 (Stb. 222)).
De bevoegdheid de titel van verpleegkundige met of zonder
nadere aanduiding of toevoeging te voeren komt slechts toe aan
hen, wien overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze
wet een diploma van verpleegkundige is uitgereikt. Een diploma
van verpleegkundige kan zijn een diploma A-verpleegkundige, een
diploma B-verpleegkundige, een diploma Z-verpleegkundige, een
diploma middelbare beroepsopleiding verpleegkundige of een
diploma hogere beroepsopleiding verpleegkundige, a1 naar gelang
de gevolgde opleiding.
De Kroon behoudt zich het recht voor bijzondere onderdelen der
verpleegkunde aan te wijzen, ten aanzien waarvan op de door de
Kroon te bepalen voorwaarden aantekeningen op het desbetref-
fende diploma kumen worden gegeven. Slechts zij, op wier
diploma zulk een aantekening voorkomt, zijn bevoegd de titel
van verpleegkundige inet een bijzondere aanduiding te voeren
voor dat onderdeel der verpleegkunde, waarvoor de aantekening
gegeven is (art. 1 en 2 Wet tot bescherming van het diploma van
verpleegkundige).
Alleen zij, die in het bezit zijn van een diploma, verworven
overeenkomstig de bepalingen van deze wet zijn gerechtigd zich
ziekenverzorger of ziekenverzorgster te noemen en gebruik te
maken van het onderscheidingsteken wat hen van rijkswege in
bruikleen wordt afgestaan na de verwerving van het betreffende
diploma (art. 2 Wet op de ziekenverzorgers en ziekenverzorg-
sters; wet van 13 juni 1963 (Stb. 289)).
Diploma paramedisch De bevoegdheid tot het uitoefenen van een paramedisch beroep
beroep (oefenthe- bezit slechts degene, wie die bevoegdheid krachtens deze wet
rapeut, dietist, volgens voor dat beroep bij AMvB te stellen regels is toegekend.
orthopetist, etc. ) De bevoegdheid kan slechts worden toegekend op grond van het
met gunstig gevolg afleggen van een examen en het afleggen van
een belofte van geheimhouding. Bij deze AMvB kumen voorts
bepalingen worden vastgesteld inzake het voeren van een titel
of beroepsaanduiding en inzake het gebruik van een bepaald
omschreven herkemingsteken (art. 2, eerste lid en derde lid
onder b, Wet op de paramedische beroepen; wet van 21 maart 1963
(Stb. 113)).

Betrokkenheid
docenten
Regelingen op
diverse punten
Aanwezigheid
gecommitteerden
Aanwezigheid
inspecteurs
Verslag doen aan
bestuurli j ke
instantie
Samenstelling en benoeminq
Bij examinering gelntegreerd in een opleiding zullen de
beoordelingen geschieden door docenten van de opleiding. In de
eindexamencommissie zal vaak de directeur van de opleiding als
voorzitter optreden en andere docenten als leden. (zie bijv.
art. 31 Besluit oefentherapeuten-Cesar).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
De desbetreffende examenreglementen kunnen bepalingen bevatten
met betrekking tot vrijstellingen voor bepaalde vakken, de
wijze van beoordeling van examenresultaten, toekenning van
herexamens, etcetera.
Politick-bestuurlij ke controle
a. Bij de meerste examens zijn gecommitteerden aanwezig.
De inspecteur wfjst voor ieder examen voor A-verpleegkundige
een gecommitteerde aan die niet verbonden is aan de betref-
fende inrichting en die tijdens het examen aanwezig zal zijn
en die zijn functie vervult volgens een door de minister van
VoMil vastgestelde instructie (art. 20, tweede lid, examen-
regeling A-verpleegkundige).
De examens voor oefentherapeut-Cesar worden door de examen-
commissies afgenomen in tegenwoordigheid en onder toezicht
van gecommitteerden, die door de minister van VoMil worden
benoemd. De gecommitteerden zijn bevoegd de kandidaten
vragen te stellen; zij beoordelen mede het schriftelijk werk
van de kandidaten. Bij verschil van mening omtrent een toe
te kennen cijfer of omtrent de uitslag van een examen
beslissen de gecommitteerden (art. 31, derde t/m zesde lid,
examenregeling oefentherapeut-Cesar.
b. Soms kunnen inspecteurs vergaderingen bijwonen
De hoofdinspecteur zomede een door hem in het algemeen of
bijzonder geval aan te wijzen ambtenaar zijn bevoegd het
examen als vroedvrouw bij te wonen (art. 9 examenregeling
vroedvrouw).
Bij de opleiding voor A-verpleegkundige heeft de (hoofd)-
inspecteur of een daartoe aangewezen ambtenaar van het
staatstoezicht het recht de lessen, de overgangsexamens,
tentamens en eindexamens bij te wonen.
Met de opleiding belaste personen zijn verplicht aan de
(hoofd)inspecteur of een daartoe aangewezen ambtenaar van
het staatstoezicht alle gewenste inlichtingen te verstrekken
(art. 25, examenregeling A-verpleegkundige).
c. In vee1,gevallen moet aan een bestuurlijke instantie verslag
gedaan worden van het verloop van het examen.
Binnen 14 dagen na de afloop van het examen als vroedvrouw
zendt het hoofd van de opleiding een opgave in tweevoud aan
de hoofdinspecteur, ondertekend door de voorzjtter van de
examencommissie en de gecommitteerde(n), waarin een over-
zicht wordt verstrekt van de resultaten van het examen per
kandidaat. Binnen 14 dagen na afloop van het examen brengen
de gecommitteerden aan de minister van VoMil en aan de
hoofdinpecteur een rapport uit over het verloop van het
examen (art. 8 examenregeling vroedvrouw).
De voorzitters van de commissies voor de examens voor mond-
hygienist en de gecommitteerden brengen van de gehouden
examens verslag uit aan de minister van VoMil (art. 17
examenregeling mondhygienist).

Instelling examen-
commissie door
minister bi j te
geringe examencapa-
citeit
Geen rechtsbescher-
mingsregeling
Geen rechtsper-
soonli j kheid
Individuele vergoe-
dingen gecommit-
teerden
Examengelden
VoMil 1.7
VoMil 1.7-1
Adres/telefoon
Instelling
d. Extra examenmogelijkheid bij te geringe examencapaciteit
van bestaande instellingen treft men veel aan bij examens
voor paramedische beroepen.
Ingeval naar het oordeel van de minister van VoMil door de
aangewezen instellingen tot opleiding van mondhygienisten te
weinig kandidaten kunnen worden geexamineerd, draagt hij er
zorg voor dat tevens examen wordt afgenomen door een door
hem ingestelde commissie (art. 14, zesde lid, examenregeling
mondhygienist).
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere beroepsmogelijkheden.
Rechtspersoonlijkheid
De examinerende instanties bezitten als zodanig geen rechts-
persoonlijkheid.
Financien
a. Gecommitteerden kunnen vergoedingen van reis- en
verblijfkosten genieten en indien het niet-ambtelijke
gecommitteerden betreft tevens vacatiegelden (zie bijv. art.
31 Besluit oefentherapeuten-Mensendieck).
b. In de meeste gevallen moet examengeld betaald worden ten
bate van 's Rijks kas (zie bijv. art. 12 Voorwaarden voor de
opleiding en het examen in de kinderverpleging).
Feitelijke gegevens
Geen. De hier bedoelde opleidingen vallen onder het sociaal-
pedagogisch beroepsonderwijs. Cijfermatige gegevens hierover
worden door het CBS verzameld en gepubliceerd.
Adressen en telefoonnummers van de opleidingsinstituten zijn te
verkrijgen via de gemeente-secretarieen en bij het ministerie
van O&W.
Opmerkingen
Geen .
KEURINGSINSTANTIE AMBULANCE-AUTO'S
RIJKSDIENST VOOR HET WEGVERKEER (RDW)
Fruitweg 262, Is-Gravenhage (Postbus 20909, 2500 EX
Is-Gravenhage)/(070) 889466.
Instelling en oprichtinq
Bij wet van 23 april 1971 (Stb. 369), ondertekend door de
ministers van VoMil en van V&W (Wet ambulancevervoer), is de
'Kroon gemachtigd tot het stellen van regels. Bij KB van 6 juli
1976 (Stb. 414) zijn deze regels gesteld (Eisenbesluit
ambulancevervoer ) ( "Eb-avJ' ) .

Aanwi j z ing
Regelingen
Keuren van ambu-
lance-auto's
Eerste keuring
en keuring vanwege
tij dsverloop
Vervroegde keuring
Departementale
dienst
~ i het j Eb-av zijn bevoegdheden toebedeeld aan een door de
ministers van VoMil en van V&W aan te wijzen instantie; zij
hebben de RDW aangewezen.
- Eb-av.
- Wet ambulancevervoer.
~oelstellingen en taken
Het keuren van ambulance-auto's ter beantwoording van de vraag
of zij voldoen aan de eisen zoals gesteld in het Eb-av (art. 12
Eb-av) .
Bevoegdheden
a. Een ambulance-auto mag slechts voor ambulancevervoer worden
gebruikt indien de auto met gunstige uitslag gekeurd is en
het terzake afgegeven keuringsbewijs zijn geldigheid niet
heeft verloren (art. 11 Eb-av).
Voldoet de auto bij onderzoek aan de gestelde eisen, dan
geeft de keuringsinstantie aan de betrokkene een keurings-
bewi js af of plaatst op een bij een vroegere keuring
afgegeven keuringsbewijs een desbetreffende aantekening en
stelt voor de geldigheid van dat bewijs een termijn vast.
De keuringsinstantie kan tevens in het belang van de veilig-
heid van het vervoer beperkende voorwaarden stellen,
inhoudende het aantal personen en de hoeveelheid zaken die,
gelet op de in de auto aanwezige ruimte ten hoogste mogen
worden vervoerd, alsmede, gelet op de uitvoering van de
auto, de maximaal toegestane belasting (art. 14, tweede lid,
Eb-av) .
b. Ingeval ter kennis van de keuringsinstantie is gekomen dat
een ambulance-auto voor het verstrijken van bovenbedoelde
termijn beschadigd is geraakt door een aanrijding of een
ander ongeval of een wijziging of ingrijpende herstelling
heeft ondergaan, dan we1 dat de gestelde voorwaarden niet
zijn nageleefd, alsmede in andere gevallen waarin zij om
redenen van veiligheid daartoe aanleiding ziet, kan de
keuringsinstantie:
1. het keuringsbewijs terstond ongeldig verklaren, dan we1
2. de vervoerder oproepen om de auto nog voor het verstrijken
van de geldigheidsduur van het keuringsbewijs aan een
nieuwe keuring te onderwerpen.
Verschijnt de vervoerder niet voor de vervroegde herkeuring
met zijn auto of blijkt dat de auto bij die keuring niet aan
de eisen voldoet, dan geeft de keuringsinstantie alsnog
toepassing aan de maatregel genoemd onder 1. (art. 15,
eerste en vierde lid, Eb-av).
Samenstelling en benoeminq
De rijksdienst voor het wegverkeer maakt deel uit van het
ministerie van V&W.

Plaats van onder-
zoek
Medewerking van
betrokkene
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De keuring wordt verricht in een door de keuringsinstantie
aangewezen keuringscentrum. In daartoe naar haar oordeel in
aanmerking komende gevallen kan de keuringsinstantie evenwel,
op verzoek van de vervoerder, de keuring op een andere
plaats doen verrichten (art. 14, eerste lid, Eb-av).
b. De vervoerder dient aan de keuringsinstantie alle voor een
goede beoordeling redelijkerwijs nodige gegevens - waaronder
tekeningen - over te leggen die de keuringsinstantie van hem
verlangt. Indien reeds eerder een keuringsbewijs is uit-
gereikt, dient dit bewijs tevens te worden overlegd.
Zolang de gegevens niet zijn verstrekt of het bewijs niet is
overgelegd, vindt er geen keuring plaats (art. 13, art. 14,
vierde lid, Eb-av).
De vervoerder is gehouden van een beschadiging door een
aanrijding of een ander ongeval of een wijziging of een
ingrijpende herstelling, onverwijld schriftelijk kennis te
geven aan de keuringsinstantie (art. 15, derde lid, Eb-av).
Vereisten keurings- c. Het bewijs vermeldt in ieder geval het kenteken van de auto,
bewi j s de datum waarop de geldigheid van het bewijs afloopt alsmede
de gestelde voorwaarden. De keuringsinstantie stelt voor de
keuringsbewijzen een formulier vast (art. 14, derde lid,
Eb-?V ) .
Kennisgeving aan
betrokkene
Kennisgeving aan
bestuurli j ke
instanties
Geen controle-
bepalingen
d. Van de ongunstige uitslag van een keuring geeft de keurings-
instantie de vervoerder zo spoedig mogelijk bij gedagtekend
schrijven kennis (art. 14, vijfde lid, Eb-av). Bij gedag-
tekend schrijven geeft de keuringsinstantie aan de vervoer-
der kennis van een beslissing tot ongeldigverklaring van het
keuringsbewijs. Van een beslissing tot het oproepen voor een
vervroegde keuring geeft de keuringsinstantie bij gedag-
tekend schrijven kennis aan de vervoerder onder vermelding
van plaats en tijdstip van keuring.
e. De keuringsinstantie doet zo spoedig mogelijk opgave aan het
Staatstoezicht op de Volksgezondheid en aan de betrokken
colleges van Gedeputeerde Staten van:
a. elke keuring van een auto met een gunstige uitslag;
b. elke keuring met ongunstige uitslag;
c. elke ongeldigverklaring van een keuringsbewijs;
d. het verstrijken van de geldigheidstermijn van een
keuringsbewijs zonder dat een nieuwe keuring heeft
plaatsgevonden (art. 16 Eb-av).
De hoofdinspecteur, de inspecteurs en de onder hun bevelen
werkzame ambtenaren van het Staatstoezicht op de Volks-
gezondheid, die door de minister van VoMil zijn aangewezen,
zijn ingevolge de Wet ambulancevervoer belast met het
toezicht op de naleving van het bij of krachtens die wet
bepaalde. GS verlenen ingevolge de Wet ambulancevervoer
vergunning tot het verrichten van ambulancevervoer.
Politiek-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.

Geen rechtsbescher-
rningsregeling
Geen rechtsper-
soonli j kheid
Keuringsvergoeding
VoMil 1.8
VoMil 1.8-1
Adres/tele foon
Instelling
Aanwijzing
Regelingen
Onderzoek medische
hulpmiddelen
Kwaliteitsonder-
zoek medische
hulpmiddelen
~echtsbescherrninq
Geen bijzondere rechtsbescherrningsrnogelijkheid.
~echtspersoonlijkheid
Geen .
Financien
Een keuring vindt niet plaats zolang de verschuldigde ver-
goeding niet is betaald (art. 13, tweede lid, Eb-av).
Feiteli j ke gegevens
Geen.
Opmerkingen
Geen .
KEURINGSINSTANTIES MEDISCHE HULPMIDDELEN
LABORATORIA CONDOOMCONTROLE
Geen opgaven .
Instelling en oprichtinq
Bij en krachtens wet van 15 januari 1970 (Stb. 53), ondertekend
door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (Wet op
de medische hulpmiddelen) ("Wmh") zijn bevoegdheden toegekend.
De bevoegde instanties zijn aangewezen bij AMvB van 18 augustus
1979 (Stb. 498) (Rubbercondomenbesluit); aangewezen zijn door
de minister van VoMil daartoe erkende laboratoria.
- Wmh.
- Rubbercondomenbesluit.
Doelstellingen en taken
Het onderwerpen van bepaalde soorten medische hulpmiddelen
aan een kwaliteitsonderzoek.
Bevoegdheden
Bij AMvB kan in het belang van de Volksgezondheid worden
bepaald, dat het verboden is medische hulpmiddelen van een bij
die AMvB aangewezen soort in te voeren, voorhanden te hebben,
af te leveren of toe te passen, onder meer indien zij niet
voorzien zijn van een bewijs, dat zij door een bij of krachtens
die AMvB aangewezen dienst of instelling zijn goedgekeurd, dan
we1 indien zij niet voorzien zijn van een bewijs, dat zij
overeenstemmen met een door zodanige dienst of instelling
goedgekeurd monster (art. 3, eerste lid onder b., mh).
Bij of krachtens AMvB worden de bij de keuring te hanteren
maatstaven vastgesteld (art. 3, tweede lid, Wmh).

Samenstelling en
benoeming
~oedkeurings-
bewi j zen
Regels betref fende
keuring
Geen controle-
bepal ingen
Kroonberoep
Rechtspersoonlijk-
heid afhankelijk
van erkenning
Keurloon
VoMil 1.9
Instelling
Aanwijzing
Samenstelling en benoeminq
Samenstelling en benoeming zijn afhankelijk van het
instellingsbesluit van het laboratorium dat erkend kan worden
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Bij of krachtens AMvB worden regels gesteld omtrent de
bewijzen van goedkeuring (art. 3, tweede lid, Wmh).
Bij of krachtens AMvB kunnen verder regels, de keuring
betreffende worden gesteld (art. 3, tweede lid, Wmh).
Politick-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherminq
Tegen een beschikking inzake goedkeuring kan ieder die daardoor
rechtstreeks in zijn belang is getroffen, beroep instellen bij
de Kroon (art. 10, tweede lid, Wmh).
~echtspersoonlijkheid
Rechtspersoonlijkheid is afhankelijk van het instellingsbesluit
van het laboratorium dat kan worden erkend.
Financien
Bij AMvB kan worden bepaald dat ter zake van de keuring een
keurloon overeenkomstig de bij die AMvB gestelde regels ver-
schuldigd is (art. 3, tweede lid, Wmh).
Feitelij ke gegevens
Geen .
Opmerkingen
Wij hebben geen opgave gekregen welke laboratoria aangewezen
zi jn.
KEURINGSINSTANTIES PERIODIEKE KEURING GELUIDHINDER
Instelling en oprichtinq
Bij en krachtens wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), onder-
tekend door de minister van VoMil (Wet geluidhinder) ("Wgh")
zijn bevoegdheden toegekend.
De bevoegde instantie wordt aangewezen door de minister van
VoMil te zamen met de daartoe bij AMvB aangewezen minister. Er
is nog geen instantie aangewezen.
Regelingen Wgh; deze is slechts voor een gedeelte in werking getreden.
Doelstellingen en taken
Periodiek keuren Het periodiek keuren van toestellen van een bepaalde categorie
ter bestri j ding ter voorkoming of ter beperking van geluidhinder.
geluidhinder

periodiek keuren
van toestellen
Samenstelling en
benoeming
Keuringswijze
Geen controle-
bepalingen
Beroepsmogelijk-
heid
Rechtspersoonlijk-
heid afiankeli j k
van aanwijzing
Bevoegdheden
In het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder
kunnen bij AMvB regels worden gesteld omtrent:
a. het vervaardigen, invoeren, in voorraad hebben, te koop
aanbieden, afleveren of vervoeren van toestellen;
b. het gebruiken van toestellen, anders dan in particuliere
huishoudens.
Hiertoe kunnen regels behoren onder meer inhoudende een verbod
een toestel, behorende tot een bij de betreffende AMvB aan-
gewezen categorie, te gebruiken indien niet het bewijs kan
worden overgelegd dat het binnen een bij de AMvB bepaalde
voorafgaande termijn bij een keuring, verricht aan de hand van
de bij of krachtens de AMvB daartoe vastgestelde voorschriften
is goedgekeurd (art. 2, eerste lid en tweede lid onder e.,
Wgh .
Een AMvB met regels ter voorkoming of ter beperking van geluid-
hinder kan de verplichting inhouden te voldoen aan door over-
heidsorganen die bij die maatregel zijn aangewezen omtrent
onderwerpen die in die maatregel zijn geregeld, aan de betrok-
kene gestelde nadere eisen. Bij het stellen van zodanige eis
wordt tevens het tijdstip bepaald waarop ten aanzien van die
eis de verplichting ingaat (art. 3 Wgh).
Samenstelling en benoeminq
Samenstelling en benoeming zijn afhankelijk van het
instellingsbesluit van het orgaan dat kan worden aangewezen.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Bij of krachtens AMvB worden regels gesteld ten aanzien van de
wijze waarop de keuringen plaatshebben (art. 6 Wgh).
Politiek-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherminq
Bij een AMvB krachtens de Wgh kan worden bepaald dat in daarbij
aangewezen gevallen iedere belanghebbende tegen een krachtens
die AMvB genomen besluit, waarvan de bepalingen geen algemeen
verbindende voorschriften zijn, in beroep kan komen. Bij toe-
passing van de vorige volzin stelt de maatregel tevens regels
betreffende de wijze waarop de voorziening wordt gevraagd en de
rechtsgang ter zake. In een AMvB die de bevoegdheid toekent tot
het stellen van nadere eisen wordt in ieder geval een beroeps-
mogelijkheid geschapen met betrekking tot besluiten waarbij
dergelijke nadere eisen worden gesteld (art. 146, eerste lid en
tweede lid onder b., Wgh).
Rechtspersoonlijkheid
Rechtspersoonlijkheid is afhankelijk van het instellingsbesluit
van het orgaan dat kan worden aangewezen.

Keuringsvergoe-
dingen
VoMil 1-10
Instelling
Aanwi j zing
Regel ingen Wlv .
Financien
Bij of krachtens AMvB worden regels gesteld ten aanzien van de
voor de keuringen verschuldigde vergoedingen (art. 6 Wgh).
Feitelijke gegevens
Geen .
Opmerkingen
Geen .
KEURINGSINSTANTIES PERIODIEKE KEURING LUCHTVERONTREINIGING
Instelling en oprichtinq
Bij en krachtens wet van 26 november 1970 (Stb. 580), ondertekend
door de minister van Sociale Zaken en ~olksgezondheid ,
(Wet inzake de luchtverontreiniging) ( "W~V~~) zijn bevoegdheden
toegekend.
De bevoegde instantie wordt aangewezen door de minister van
VoMil en de ministers wie het mede aangaat. Er is nog geen
instantie aangewezen.
Doelstellingen en taken
Periodiek keuren Het periodiek keuren van toestellen van een bepaalde categorie
ter beperking lucht- ter beperking van luchtverontreiniging.
verontreinging
Bevoegdheden
Periodiek keuren Bij AMvB kunnen in het belang van het voorkomen of beperken
van toestellen van luchtverontreinging regelen worden gesteld met betrekking
tot toestellen, brandstoffen en verontreinigende handelingen.
Hiertoe kunnen behoren regelen onder meer inhoudende een verbod
een toestel, behorende tot een bij de betreffende AMvB aan-
gewezen categorie, te gebruiken indien niet het bewijs kan
worden overlegd dat het binnen een bij de AMvB bepaalde voor-
afgaande termijn bij een keuring, verricht aan de hand van de
bij of krachtens de AMvB daartoe vastgestelde voorschriften, is
goedgekeurd (art. 13, eerste lid en tweede lid onder e., Wlv).
Samenstelling en
benoeming
Een AMvB, die regels stelt met betrekking tot toestellen,
brandstoffen of verontreinigende handelingen, kan tevens de
verplichting inhouden, te voldoen aan door overheidsorganen die
bij de AMvB zijn aangewezen, omtrent onderwerpen die in de
maatregel zijn geregeld, aan de betrokkene gestelde nadere
eisen. Bij het stellen van zodanige eis wordt tevens het tijd-
stip bepaald waarop ten aanzien van die eis de verplichting
ingaat (art. 14 Wlv).
Samenstelling en benoeminq
amens st el ling en benoeming zijn afhankelijk van het
instellingsbesluit van het orgaan dat kan worden aangewezen.

Keuringswijze
Geen controle-
bepalingen
Rechtspersoonlijk-
heid afhankeli j k
van aanwi jzing
Geen financiele
bepalingen
VoMil 1.11
VoMil 1.11-1
Adres/telefoon
Instelling
Aanwi j zing
Regelingen
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Bij of krachtens AMvB worden regelen gesteld ten aanzien van de
wijze waarop de keuringen plaatshebben (art. 17 Wlv).
politick-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherminq
Belanghebbenden kunnen bij de Kroon beroep instellen van een
beslissing inzake een keuring op basis van Hoofdstuk 5, para-
graaf 3 van de Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiene (Stb.
1979, 442) (art. 72, eerste en vierde lid, Wlv).
Bij een AMvB op grond van de Wlv ten gevolge waarvan een over-
heidorgaan de bevoegdheid toekomt tot het stellen van nadere
eisen, kan worden bepaald dat ten aanzien van gestelde eisen
niet de beroepsprocedures van de Wet Algemene Bepalingen
Milieuhygiene gevolgd moeten worden, doch dat beroep kan worden
ingesteld bij Gedeputeerde Staten (art. 72, vijfde lid, Wlv).
'Rechtspersoonlij kheid
Rechtspersoonlijkheid is afhankelijk van het instellingsbesluit
van het orgaan dat kan worden aangewezen.
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Feitelij ke gegevens
Geen.
Opmerkingen
Geen .
KEURINGSINSTANTIE TYPEKEURING GELUIDHINDER
RIJKSDIENST VOOR HET WEGVERKEER (RDW)
Fruitweg 262, Is-Gravenhage (Postbus 20909, 2500 EX
1s-Gravenhage)/(070) 889466. ,
Instelling en oprichtinq
Bij en krachtens de wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), onder-
tekend door de minister van VoMil (Wet geluidhinder) (WghI1)
.zijn bevoegdheden toegkend.
De bevoegde instantie wordt aangewezen door de minister van
VoMil te zamen met de daartoe bij AMvB aangewezen minister.
De RDW zal worden aangewezen als keuringsinstantie.
- wgh; deze is slechts voor een gedeelte in werking getreden.
- Ontwerpbesluit geluidproductie motorvoertuigen, gepubliceerd
in de Stcrt. 1981, 10.

Typekeuring ter be-
strijding geluid-
hinder
Keuring types van
toestellen
Departementale
dienst
Keuringswijze
Geen controlebe-
palingen
Beroepsmogelijkheid
Geen rechtsper-
soonlij kheid
Doelstellingen en taken
Het keuren van types van toestellen ter voorkoming of ter
beperking van geluidhinder.
Bevoegdheden
In het belang van het voorkornen of beperken van geluidhinder
kunnen bij AMvB regels worden gesteld orntrent:
a. het vervaardigen, invoeren, in voorraad hebben, te koop
aanbieden, afleveren of vervoeren van toestellen;
b. het gebruiken van toestellen, anders dan in particuliere
huishoudens.
Hiertoe kunnen regels behoren onder meer inhoudende een verbod
zulks te doen indien het toestel niet behoort tot een type dat
bij een keuring, verricht aan'de hand van de bij of krachtens
de maatregel vastgestelde voorschriften is goedgekeurd (art. 2,
eerste lid en tweede lid onder d, Wgh).
Een AMvB met regels ter voorkorning of beperking van geluid-
hinder kan de verplichting inhouden te voldoen aan door over-
heidsorganen die bij die maatregel zijn aangewezen omtrent
onderwerpen die in die maatregel zijn geregeld, aan de
betrokkene gestelde nadere eisen. Bij het stellen van zodanige
eis wordt tevens het tijdstip bepaald waarop ten aanzien van
die eis de verplichting ingaat (art. 3 Wgh).
Samenstelling en benoeminq
De Rijksdienst voor het Wegverkeer maakt deel uit van het
rninisterie van V&W.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Bij of krachtens AMvB worden regels gesteld ten aanzien van de
wijze waarop keuringen plaats hebben (art. 6 Wgh).
Politick-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherming
Bij een AMvB krachtens de Wgh kan worden bepaald dat in daarbij
aangewezen gevallen iedere belanghebbende tegen een krachtens
die AMvB genomen besluit, waarvan de bepalingen geen algemeen
verbindende voorschriften zijn, in beroep kan komen. Bij toe-
passing van de vorige volzin stelt de maatregel tevens regels
betreffende de wijze waarop de voorziening wordt gevraagd en de
rechtsgang ter zake. In een AMvB die de bevoegdheid toekent tot
het stellen van nadere eisen wordt in ieder geval een beroeps-
mogelijkheid geschapen met betrekking tot besluiten waarbij
dergelijke nadere eisen worden gesteld (art. 146, eerste lid en
tweede lid onder b, Wgh).
~echtspersoonlijkheid
Geen .

Keuringskosten
VoMil 1.12
VoMil 1.12-1
Adres/telefoon
Instelling
Aanwijzing
Regelingen
Typekeuring ter be-
perking luchtver-
ontreiniging
Typekeuring toe-
stellen algemeen
Financien
Bij of krachtens AMvB worden regels gesteld ten aanzien van de
voor de keuringen verschuldigde kosten (art. 6 Wgh).
Feitelijke gegevens
Geen.
Opmerkingen
Geen .
KEURINGSINSTANTIE TYPEKEURING LUCHTVERONTREINIGING
RIJKSDIENST VOOR HET WEGVERKEER (RDW)
Fruitweg 262, Is-Gravenhage (Postbus 20909, 2500 EX
Is-Gravenhage)/(070) 889466.
Instelling en oprichtinq
Bij en krachtens wet van 26 november 1970 (stb. 580), ondertekend
door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
(Wet inzake de luchtverontreiniging) ( "W~V~~) zijn bevoegdheden
toegekend.
De bevoegde instantie wordt aangewezen door de minister van
VoMil te zamen met de minister die het mede aangaat. De RDW is
als keuringsinstantie aangewezen.
- w1v.
- Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging; KB
van 18 juli 1973 (Stb. 356) (llBtml").
Doelstellingen en taken
Het keuren van types van toestellen ter beperking van
luchtverontreiniging.
Bij AMvB kunnen in het belang van het voorkomen of beperken
van luchtverontreiniging regelen worden gesteld met betrekking
tot toestellen, brandstoffen en verontreinigende handelingen.
Hiertoe kunnen behoren regelen inhoudende onder meer een verbod
zulks te doen indien het toestel niet behoort tot een type dat
bij een keuring, verricht aan de hand van de bij of krachtens
de AMvB daartoe vastgestelde voorschriften, is goedgekeurd
(art. 13, eerste lid en tweede lid onder d, Wlv).
Bij of krachtens AMvB worden voorschriften vastgesteld aan de
hand waarvan gekeurd wordt (art. 13, tweede lid onder d, Wlv).
Een AMvB, die regels stelt met betrekking tot toestellen,
brandstoffen of verontreinigende handelingen, kan tevens de
verplichting inhouden te voldoen aan door overheidsorganen die

ij de AMvB zijn aangewezen, omtrent onderwerpen die in de
maatregel zijn geregeld, aan de betrokkene gestelde nadere
eisen. Bij het stellen van zodanige eis wordt tevens het tijd-
stip bepaald waarop ten aanzien van die eis de verplichting
ingaat (art. 14 Wlv).
11. Eeurins-van-moto~riituigen-in het-biizonder
Typekeuring motor- Het is verboden bedrijfsmatig motorrijtuigen met een benzine-
ri j tuigen of dieselmotor te vervaardigen of in te voeren, die niet be-
horen tot een type dat onder meer is goedgekeurd bij een
keuring, door een door de ministers van VoMil en van V&W aan-
gewezen instantie verricht aan de hand van de daarvoor vast-
gestelde voorschriften (art. 2, eerste lid onder a en tweede
lid onder a, Btml).
Departementale
dienst
Geen bi j zondere
bepalingen
Omschrijving keu-
ringsproces
Keuringsreglement
Keuringssymbool
Motivering be-
slissing
De ministers van VoMil en van V&W stellen de voorschriften vast
aan de hand waarvan gekeurd wordt. De voorschriften hebben
uitsluitend betrekking op de eigenschappen of onderdelen van
motorrijtuigen, die bepalend zijn voor de door deze veroor-
zaakte luchtverontreiniging (art. 5 Btml).
Samenstelling en benoeming
De Rijksdienst voor het Wegverkeer maakt deel uit van het
ministerie van V&W.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
1. Eeurins-van-toestelien-i!!-het-a1semee~
De Wlv bevat op dit punt geen bijzondere bepalingen.
a. De keuringsvoorschriften van de ministers van VoMil en van
V&W omvatten mede een beschrijving van het keuringsproces
(art. 5 Btml).
b. De keuringsinstantie stelt een reglement vast ter zake van
de keuringen. Dit reglement bevat in elk geval bepalingen
omtrent :
1. de bij een aanvrage om een keuring te verstrekken gege-
vens ;
2. de wijze waarop en de staat waarin het motorrijtuig tot
de keuring ter beschikking dient te worden gesteld;
3. de voor de keuring verschuldigde vergoeding (art. 13
Btml ) .
c. Het is verboden een auto van een goedgekeurd type te ver-
handelen indien daarop geen symbool is aangebracht betrek-
king hebbende op de bevindingen tijdens de keuringen (art.
3a, eerste lid, Btml).
d. Ingeval goedkeuring wordt geweigerd wordt de beslissing met
redenen omkleed (art. 9, eerste lid, Btml).

geen bijzondere
bepalingen
~oedkeuring keu-
ringsreglement
Mededeling van be-
sluiten en regels
omtrent vastlegging
daarvan
Toepassing
WabMil
Geen rechtsper-
soonli j kheid
Geen bijzondere
bepalingen
Keuringsvergoeding
VoMil 1-13
Politiek-bestuurlijke controle
1- Eeurins-van-toestel1en-i!!-het-ai9emee!!
De Wlv bevat op dit punt geen bijzondere bepalingen
11. Eeurins-van-motorriituigen-if!-!!ett12iizo!!ger
a. Het keuringsreglement behoeft de goedkeuring van de ministers
ministers van VoMil en van V&W te zamen (art. 13 Btml).
b. De keuringsinstantie zendt zijn besluiten toe aan de
ministers van VoMil en van V&W.
Deze kunnen met betrekking tot het vastleggen van beslis-
singen gezamenlijk regels stellen (art. 9, eerste en tweede
lid, Btml).
Rechtsbescherminq
Belanghebbenden kunnen bij de Kroon beroep instellen van een
beslissing inzake een keuring op basis van Hoofdstuk 5, paragraaf
5 van de Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiene (Stb.
1979, 442) (art. 72, eerste en vierde lid, Wlv).
Bij een AMvB op grond van de Wlv ten gevolge waarvan een overheidsorgaan
de bevoegdheid toekomt tot het stellen van nadere
eisen, kan worden bepaald dat ten aanzien van gestelde eisen
niet beroepsprocedures van de Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiene
gevolgd moeten worden, doch dat beroep kan worden
ingesteld bij Gedeputeerde Staten (art. 72, vijfde lid, Wlv).
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
1- Eeu~ins_van-toestel1e!!-i!!-het-ai9emee!!
De Wlv bevat op dit punt geen bijzondere bepalingen.
Het keuringsregelement bevat regels met betrekking tot de
verschuldigde vergoeding voor een keuring (art. 13 Btml). Een
aanvrage wordt geacht niet te zijn ingediend, zolang de ver-
schuldigde vergoeding niet is betaald (art. 8 Btml).
Feitelij ke gegevens
Geen.
Opmerkingen
Geen.
KEURINGSRAAD VOOR DE AANPRIJZING VAN GENEESMIDDELEN
De keuringsraad is in publiekrechtelijke vorm nooit in het
leven geroepen. Er bestaat we1 een privaatrechtelijke instantie;
zie hiervoor onder "Opmerkingen".

Instelling
Oprichting
Regelingen
Beoordeling genees-
middelen reclame
Beoordeling aanprij-
zing farmaceutische
specialites
Benoeming
Samenstelling
Werkwi j ze
Geen controlebe-
palingen
Beroep op minister
van VoMil
Geen rechtspersoon-
lijkheid
Individuele ver-
goedingen
Instelling en oprichtinq
Ingesteld bij de wet van 28 juli 1958 (Stb. 408), ondertekend
door de minster van Sociale Zaken en ~olksgezondheid (Wet op de
geneesmiddelenvoorziening) ( "WGv" )
De Wgv geeft organisatieregels voor de keuringsraad.
WGV .
Doelstellingen en taken
De Raad is belast met beoordeling van de aanprijzing van
farmaceutische specialites (art. 30, eerste lid, WGV).
Bevoegdheden
De Raad is belast met de beoordeling van de aanprijzing van
van farmaceutische specialites volgens de bij of krachtens de
WGV gegeven voorschriften (art. 30, eerste lid, WGv).
Samenstelling en benoeminq
a. De Kroon benoemt de leden van de Raad op voordracht van de
door de minister van VoMil aangewezen organisaties en
instellingen.
b. In de Raad hebben in elk geval zitting vertegenwoordigers
van een of meer organisaties van fabrikanten, groothande-
laren en kleinhandelaren in farmaceutische specialites
alsmede van een of meer organisaties, welke zich op het
gebied der publiciteit begeven.
c. De Kroon geeft nadere voorschriften voor de samenstelling
van de Raad (art. 30, eerste, tweede en derde lid, WGv).
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
De Kroon geeft nadere voorschriften voor de werkwijze van de
Raad (art. 30, derde lid, WGv).
Politiek-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherminq
Van de beslissingen van de Raad staat voor belanghebbende
beroep open bij de minister van VoMil volgens bij AMvB te
stellen regelen. De minister beslist niet, dan nadat hij over-
leg heeft gepleegd met de minister van EZ (art. 30, vierde lid,
WGv) .
Rechtspersoonlijkheid
Geen.
Financien
De Kroon bepaalt bij zijn nadere voorschriften voor de
samenstelling en de werkwijze van de Raad tevens de vergoeding,
welke door de leden en de secretaris terzake van hun werk-
zaamheden kan worden genoten (art. 30, derde lid, WGv).

Problemen met pre-
ventieve controle
op reclame
Privaatrechtelijke
keuringsraad
Instelling
Regelingen
Controle op
warenbereiding
~eitelijke gegevens
Geen; zie onder "Opmerkingen" .
Opmerkingen
a. Een verbod om reclame te maken zonder toestemming van de
Raad achtte men destijds niet mogelijk in verband met de
grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van drukpers (infor-
matie van privaatrechtelijke keuringsraad). Men zij echter
gewezen op art. 1.7, vierde lid, van de Nieuwe Grondwet
waarbij de vrijheid van meningsuiting niet van toepassing
wordt verklaard op het maken van handelsreclame.
b. De met zaken van gezondheidszorg belaste minister deelde
destijds aan de (privaatrechtelijke) ~euringsraad Openlijke
Aanprijzing Geregistreerde Geneesmiddelen mede het in het
leven roepen van een raad, als bedoeld in art. 30 WGV,
overbodig te achten, omdat naar zijn overtuiging de (privaat-
rechtelijke) Keuringsraad reeds een verantwoord preventief
toezicht uitoefende op de aanprijzing van geneesmiddelen
(schrijven d.d. 5 juli 1961). De privaatrechtelijke keurings-
raad heeft ten doe1 enerzijds de farmaceutische industrie de
openlijke aanprijzing mogelijk te maken en anderzijds het
publiek te beschermen tegen ongewenste reclame op het gebied
van geneesmiddelen en geneeswijzen. Zij wil zowel de produ-
cent als de eonsument terzijde staan. De naam en het adres
van de privaatrechtelijke keuringsraad is thans:
Keuringsraad Openlijke Aanprijzing Geneesmiddelen en Genees-
wijzen, Koningslaan 2, 1075 AC Amsterdam; (020) 766911.
PARTICULIERE LABORATORIA OF CONTROLEDIENSTEN TOEZICHT BEREIDING
VAN WAREN
Instelling en oprichtinq
Bij en krachtens wet van 28 december 1935 (Stb. 793), onder-
tekend door de minsters van Kolonien, van BuZa, van Just. van
BiZa, van O&W, van Fin., van Def., van Waterstaat, van Handel,
Nijverheid en Scheepvaart, van Landbouw en Voedselvoorziening
en van SoZa (Warenwet) ("Ww"), zijn bevoegdheden toegekend.
De bevoegde instanties worden door de Kroon dan we1 door een
door de Kroon aan te wijzen minister erkend. Er is nog geen
instantie erkend.
Ww, laatstelijk gewijzigd bij wet van 21 december 1972 (Stb.
730).
Doelstellingen en taken
De desbetreffende laboratoria of controlediensten zijn belast
met de controle op de bereiding van bepaalde waren of artikelen.

Controle op waren-
bereiding met het
oog op beziging
handelsaanduiding
Samenstelling en
benoeming
Geen bepalingen
Geen controlebepa- '
1 ingen
Geen rechtsbescher-
mingsbepalingen
Rechtspersoonlijk-
heid afhankelijk
van erkenning
Geen f inanciele
bepalingen
Bevoegdheden
Bij AMvB kunnen in het belang van de volksgezondheid of van
de eerlijkheid in de handel aanduidingen worden vastgesteld,
welke in de handel voor waren en andere artikelen, die voor
de handel bestemd of in de handel gebracht zijn:
a. uitsluitend mogen worden gebezigd, indien die waren of
artikelen van een in die AMvB aangegeven aard of samen-
stelling zijn, of indien hun bereiding heeft plaatsgehad
onder een bij AMvB geregeld toezicht;
b. niet mogen worden gebezigd, indien die waren of artikelen
van een in die AMvB aangegeven aard of samenstelling zijn,
of indien hun bereiding niet heeft plaatsgehad onder een bij
AMvB geregeld toezicht;
c. moeten worden gebezigd, indien die waren of artikelen van
een in die AMvB aangegeven aard of samenstelling zijn, of
indien hun bereiding niet heeft plaatsgehad onder een bij
AMvB geregeld toezicht (art. 14, eerste lid onder a t/m c,
ww).
Bij AMvB als bovenbedoeld kan een particulier laboratorium of
een particuliere controledienst als orgaan belast met het
toezicht op de bereiding van een bepaalde waar of een bepaald
artikel worden erkend, dan we1 aan door de Kroon daarbij aan te
wijzen ministers de bevoegdheid tot zodanige erkenning worden
verleend (art. 14, derde lid, Ww).
Samenstelling en benoeminq
amens st el ling en benoeming zijn afhankelijk van het instellings-
besluit van het orgaan dat kan worden erkend.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Geen bi j zonder bepalingen.
Politick-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtspersoonlijkheid
Rechtspersoonlijkheid is afhankelijk van het instellings-
besluit van het orgaan dat kan worden erkend.
Financien
Geen bijzondere bepalingen.
Feitelijke gegevens
Geen.
Opmerkingen
Geen;

~nstelling
~anwijzing
Regelingen
Vergunningafgifte
vergunningafgifte
ter bestri j ding
geluidhinder
Vergunningsvoor-
schriften met even-
tuele nadere eisen
van andere organen
ORGAAN VERGUNNINGVERLENING GELUIDHINDER
Instelling en oprichtinq
Bij wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), ondertekend door de
minister van VoMil (Wet geluidhinder) ("Wgh"), zijn bevoegd-
heden toegekend.
De bevoegde instantie wordt bij AMvB aangewezen. Er is nog geen
orgaan aangewezen.
Wgh; deze wet is slechts voor een gedeelte in werking getreden.
Doelstellingen en taken
Het afgeven van vergunningen zonder welke het verboden is
toestellen te verhandelen of te gebruiken anders dan in
particuliere huishoudens (art. 2, eerste lid een tweede lid
onder b, Wgh).
Bevoegdheden
a. In het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder
kunnen bij AMvB regels worden gesteld omtrent:
a. het vervaardigen, invoeren, in voorraad hebben, te koop
aanbieden, afleveren of vervoeren van toestellen;
b. het gebruiken van toestellen, anders dan in particuliere
huishoudens.
Hiertoe kunnen behoren regels inhoudende onder meer een
verbod zulks te doen zonder vergunning, verleend door een
bij die AMvB aangewezen orgaan (art. 2, eerste lid en tweede
lid onder b, Wgh).
Aan een vergunning kunnen in het belang van het voorkomen of
beperken van geluidhinder voorschriften worden verbonden. De
voorschriften kunnen voor zover bij de betreffende AMvB niet
anders is bepaald, de verplichting inhouden te voldoen aan
door overheidsorganen die bij het voorschrift zijn aan-
gewezen, in het belang van het voorkomen of beperken van
geluidhinder gestelde nadere eisen. Bij het stellen van
zodanige eis wordt tevens het tijdstip bepaald, waarop ten
aanzien van die eis de verplichting ingaat (art. 5, vierde
lid, Wgh) .
Vergoeding van kosten b. Voor zover zulks bij AMvB is bepaald, kan een vergunning
dan we1 schade worden gewijzigd en ingetrokken.
Intrekking kan slechts geschieden:
1. indien de vergunningsvoorschriften niet worden nageleefd,
of
2. indien het toestel ontoelaatbare geluidhinder veroorzaakt
en wijziging of aanvulling van de aan de vergunning
verbonden voorschriften redelijkerwijs geen oplossing kan
bieden (art. 5, vijfde en zesde lid, Wgh).
In gevallen als hierboven bedoeld onder 2. kan het orgaan
dat de vergunning intrekt aan degene, wiens vergunning zij
intrekt, een vergoeding van gemaakte kosten of gelden schade
toekennen, indien die kosten of die schade redelijkerwijs
niet (geheel) te zijnen laste behoren te blijven (art. 124,
vierde lid Wgh).

Bij AMvB kunnen ter zake van de bij de toekenning van schade-
vergoeding te hanteren maatstaven nadere regels worden
gesteld (art. 124, zesde lid, Wgh).
Samenstelling en benoeminq
Samenstelling en Samenstelling en benoeming zijn afhankelijk van het instellings-
benoeming besluit van het orgaan dat kan worden aangewezen.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
Vergunningaan- a. Bij of krachtens AMvB worden regels gesteld betreffende
vraag onder over-
de wijze waarop de aanvraag om een vergunning dient te
legging gegevens
geschieden en de gegevens die van de aanvrager kunnen worden
verlangd (art. 5, eerste lid, Wgh).
Toezending beslissing b. Het besluit houdende de beslissing op een aanvraag om een
op aanvraag vergunning wordt de aanvrager bij aangetekende brief toege-
zonden. In geval van weigering is de beslissing met redenen
omkleed (art. 5, derde lid, Wgh).
Besluit inzake
schadevergoeding
Geen controle-
bepalingen
Beroepsregeling
Rechtspersoonlijk
heid onbekend
Schadevergoeding
ten laste milieu-
heffing
c. De schadevergoeding kan worden toegekend hetzij bij een
besluit betreffende de vergunningintrekking, hetzij bij
afzonderlijk besluit en is met redenen omkleed (art. 124,
vijfde lid, Wgh).
Politiek bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherminq
Bij een AMvB krachtens de Wgh kan worden bepaald dat in daarbij
aangewezen gevallen iedere belanghebbende tegen een krachtens
die AMvB genomen besluit waarvan de bepalingen geen algemeen
verbindende voorschriften zijn, in beroep kan komen. Bij de
toepassing van de vorige volzin stelt de AMvB tevens regelen
betreffende de wijze waarop de voorziening wordt gevraagd, en
de rechtsgang ter zake. In een AmvB dat een orgaan aanwijst om
vergunningen af te geven wordt in ieder geval een beroeps-
mogelijkheid geschapen met betrekking tot besluiten op die
vergunningen betrekking hebbende en met betrekking tot
besluiten waarbij nadere eisen worden gesteld (art. 146, eerste
lid en tweede lid onder a, Wgh).
Rechtspersoonlijkheid
Rechtspersoonlijkheid is afhankelijk van het instellingsbesluit
van het orgaan dat kan worden aangewezen.
Financien
Bij AMvB worden heffingen ingesteld ter bestrijding van de
kosten verbonden aan het toekennen van schadevergoedingen
(art. 132, eerste lid onder a, Wgh).
Feitelij ke gegevens
Geen.

Instelling
Aanwij zing
Regelingen
Vergunningafgifte
Vergunning afgifte
ter bestrij ding
luchtverontreini-
gin9
Stellen van nadere
eisen
Vergunningsvoor-
schriften met even-
tuele nadere eisen
van andere organen
Vergoeding van
kosten dan we1
schade
Opmerkingen
Geen .
ORGAAN VERGUNNINGVERLENING LUCHTVERONTREINIGING
Instelling en oprichtinq
Bij en krachtens wet van 26 novenber 1970 (Stb. 580), onder-
tekend door de minister van Sociale Zaken en ~olksgezondheid
(Wet inzake de luchtverontreiniging) ("Wlv"), zijn bevoegdheden
toege kend .
De bevoegde instantie wordt bij AMvB aangewezen. Er is nog geen
orgaan aangewezen.
Wlv.
Doelstellingen en taken
Het afgeven van vergunningen zonder welke het gebruik van
toestellen en brandstoffen en het plegen van verontreinigende
handelingen verboden is (art. 13, eerste lid en tweede lid
onder b, wlv) .
Bevoegdheden
a. Bij AMvB kunnen in het belang van het voorkomen of beperken
van luchtverontreiniging regelen worden gesteld met
betrekking tot toestellen, brandstoffen en verontreinigende
handelingen. Hiertoe kunnen behoren regelen inhoudende onder
meer een verbod zulks te doen zonder vergunning verleend
door een bij die AMvB aangewezen orgaan (art. 13, eerste lid
en tweede lid onder b., Wlv).
Een AMvB, die regels stelt met betrekking tot toestellen,
brandstoffen of verontreinigende handelingen, kan tevens de
verplichting inhouden te voldoen aan door overheidsorganen
die bij de AMvB zijn aangewezen, omtrent onderwerpen die in
de maatregel zijn geregeld, aan de betrokkene gestelde
nadere eisen. Bij het stellen van zodanige eis wordt tevens
het tijdstip bepaald waarop ten aanzien van die eis de
verplichting ingaat (art. 14 Wlv).
Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
De voorschriften kunnen voor zover bij de betreffende AMvB
niet anders is bepaald, de verplichting inhouden te voldoen
aan door overheidsorganen, die bij het voorschrift zijn
aangewezen, gestelde nadere eisen. Bij het stellen van
zodanige eis wordt tevens het tijdstip bepaald, waarop ten
aanzien van die eis de verplichting ingaat (art. 16, vierde
lid, Wlv).
b. Aan degene die in het bezit is van een vergunning kan het
gezag dat die vergunning intrekt of wijzigt, indien een
AMvB althans die intrekking of wijziging mogelijk maakt, een
vergoeding van gemaakte kosten of geleden schade toekennen,
indien die kosten of die schade redelijkerwijs niet (geheel)
te zijnen laste behoren te blijven (art. 63, tweede lid
onder a., jo. art. 16, vijfde lid, Wlv).

amens st ell in^' en
benoeming
Totstandkoming
beslissing op ver-
gunningsaanvraag
Procedure intrek-
king of wijziging
vergunning
Gemotiveerd besluit
bij schadevergoeding
Geen controle-
bepalingen
Kroonberoep; vol-
gen procedures
Wabmil
Kroonberoep; volgen
procedures Wabmil
Beroep op GS in
plaats van op
Kroon
Rechtspersoonli j k-
heid onbekend
Samenstellinq en benoeminq
Samenstelling en benoeming zijn afhankelijk van het instellings-
besluit van het orgaan dat kan worden aangewezen.
Bij komende bevoegdheden en plichten; werkwi j ze
a. Op aanvragen om een vergunning zijn de coordinatieregeling
en de inspraakprocedure van de Wet algemene bepalingen
milieuhygiene (Stb. 1979, 442) van toepassing, behoudens in
bij AMvB aan te wijzen uitzonderingsgevallen (art. 16,
eerste t/m derde lid, Wlv).
b. Indien de betreffende AMvB de mogelijkheid opent tot
intrekking of wijziging van een vergunning, dan dient
daarbij, behoudens uitzonderingen te maken in die AMvB, de
bezwarenprocedure van de Wet algemene bepalingen milieu-
hygiene te worden gevolgd (art. 16, vijfde lid, Wlv).
c. Een besluit inzake het toekennen van een schadevergoeding
is met redenen omkleed (art. 63, vijfde lid, Wlv).
Politick-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherminq ,
a. Tegen een besluit dat is genomen krachtens een AMvB op grond
van de Wlv en waarvan de bepalingen geen algemeen verbindende
voorschriften zijn, kan beroep worden ingesteld. Beroep kan
worden ingesteld bij de Kroon, waarbij de procedures van de
Wet algemene bepalingen milieuhygiene gevolgd dienen te
worden. Zijn bij de totstandkoming van een besluit de proce-
dures van de Wet algemene bepalingen milieuhygiene gevolgd
dan is de kring van beroepsgerechtigden beperkter dan
wanneer die procedures niet gevolgd zijn (art. 72, eerste
t/m vierde lid, Wlv) .
b. Alle belanghebbenden kunnen beroep instellen bij de Kroon
tegen een besluit houdende een beslissing op een verzoek om
schadevergoeding. De procedure van de Wet algemene bepalin-
gen milieuhygiene is van toepassing (art. 69, eerste lid
onder f. en tweede lid, Wlv).
c. Bij een AMvB op grond van de Wlv ten gevolge waarvan aan een
overheidsorgaan de bevoegdheid toekomt tot het stellen van
nadere eisen, kan worden bepaald dat niet de beroeps-
procedures van de Wet algemene bepalingen milieuhygiene
gevolgd moeten worden, doch dat beroep kan worden ingesteld
bi j Gedeputeerde Staten (art. 72, vi j fde lid, Wlv) .
Rechtspersoonlijkheid
Rechtspersoonlijkheid is afhankelijk van het instellings-
besluit van het orgaan dat kan worden aangewezen.

Schadevergoeding
ten laste van
milieuheffing
VoMil 1.17-1
VoMil 1.17-2
Instelling
Aanwijzing
Regelingen
Afgifte van ver-
gunningen of ver-
lening onthef fingen
Vergunningafgifte
produktie medische
hulpmiddelen
Vergunningaf gi fte
handel in medische
hulpmiddelen
Ontheffingverlening
Financien
De kosten van toegekende schadevergoedingen worden betaald uit
de opbrengst van de heffingen, geheven op basis van de Wlv,
voor zover de toekenning is geschied met instemming van de
minister van VoMil of indien de vergoeding in beroep is
toegekend (art. 66, tweede lid, Wlv).
Feiteli j ke gegevens
Geen .
Opmerkingen
Geen.
ORGAAN VERGUNNINGVERLENING MEDISCHE HULPMIDDELEN
ORGAAN MET GEDELEGEERDE BEVOEGDHEID ONTHEFFINGVERLENING MEDISCHE
HULPMIDDELEN
Instelling en oprichtinq
Bij en krachtens wet van 15 januari 1970 (Stb. 53), ondertekend
door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (Wet op
de medische hulpmiddelen) ("Wmh" ) zi jn bevoegdheden toegekend.
De bevoegde instantie wordt bij AMvB aangewezen (VoMil 1.17-1)
of ontvangt een door de minister van VoMil gedelegeerde bevoegd-
heid (VoMil 1.17-2). Er is nog geen orgaan aangewezen c.q. er
is nog geen orgaan waaraan de bevoegdheid gedelegeerd is.
Wmh .
Doelstellingen en taken
Het afgeven van vergunningen of het verlenen van ontheffingen
voor de produktie, invoer, aflevering en dergelijke van medische
hulpmiddelen.
Bevoegdheden
a. Bij AMvB kan in het belang van de volksgezondheid worden
bepaald, dat het verboden is medische hulpmiddelen van een
bij die AMvB aangewezen soort te vervaardigen onder meer
zonder vergunning van een bij die AMvB aangewezen orgaan van
de centrale overheid (art. 2, onder a, Wrnh).
b. Bij AMvB kan in het belang van de volksgezondheid worden
bepaald, dat het verboden is medische hulpmiddelen van een
bij die AMvB aangewezen soort in te voeren, voorhanden te
hebben, af te leveren of toe te passen onder meer zonder
vergunning van een bij die AMvB aangewezen orgaan van de
centrale overheid (art. 3, eerste lid onder b, Wmh).
c. De minister van VoMil kan de hem ingevolge de Wmh toekomende 3
ontheffingsbevoegdheid in een door hem te bepalen omvang

Samenstelling
en benoeming
Nadere regels
Verstrekken van
gegevens
Geen controle-
bepalingen
Kroonberoep
Rechtspersoonlijk-
heid onbekend
Vergoeding behan-
deling aanvrage
Instelling
I
overdragen aan een bij zijn besluit aangewezen ander orgaan ,
van de centrale overheid. Hij kan bij zijn besluit omtrent
de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid regels stel-
len. Zijn besluit wordt in de Staatsco'urant bekend gemaakt ,
(art. 8, tweede en derde lid, Wmh).
samenstelling en benoeminq
samenstelling en benoeming zi jn 'afhankelijk van het \
instellingsbesluit van het orgaan dat kan worden aangewezen. .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Bij of krachtens AMvB kunnen nadere regels gesteld worden
met betrekking tot ontheffingen en vergunningen (art. 8,
tweede lid, Wh).
b. Het is verboden ter zake van een aanvrage om vergunning
of ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens te ver-
strekken (art. 9, derde lid, Wmh).
Politick-bestuurlijke controle
Geen bijzondere bepalingen.
Rechtsbescherminq
Tegen een beschikking, een vergunning of een ontheffing betref-
fende, kan ieder die daardoor rechtstreeks in zijn belang is
getroffen, beroep instellen bij de Kroon (art. 10, tweede lid,
wmh) .
Rechtspersoonlijkheid
Rechtspersoonlijkheid is afhankelijk van het instellings-
besluit van het orgaan dat kan worden aangewezen.
Financien
Bij AMvB kan worden bepaald, dat ter zake van de behandeling
van een aanvrage om vergunning of ontheffing een vergoeding
overeenkomstig bij die AMvB gestelde regels verschuldigd is
(art. 9, tweede lid, Wmh).
Feitelijke gegevens
Geen.
' Opmerkingen
Geen.
BESTUUR van het PRAEVENTIEFONDS
Frankenstraat 3, 2582 SC 's-Gravenhage/(070) 540300.
Instelling en oprichtinq
Het Praeventiefonds is ingesteld bij wet van 22 juni 1950 (Stb.
K 259), ondertekend door de minister van Sociale Zaken en
i

Oprichting
Ziektenpraeventie
en gezondheids-
bevordering
Subsidieverlening
door fondsbestuur
~etrokkenheid
sociale partners
Samenstelling
Benoeming
Volksgezondheid (Wet op het Praeventiefonds) ("Wprf"); als
orgaan van het Praeventiefonds is bij Wprf haar bestuur aan-
gewezen .
Het praeventiefonds is in het leven geroepen bij AMvB van
14 augustus 1950 (stb. K 357) (Besluit op het Praeventiefonds)
("Bprfl') op grond van voorschriften in de Wprf.
- Wprf.
- Bprf.
Doelstellingen en taken
De gelden van het Praeventiefonds zullen worden bestemd tot het
nemen of bevorderen van maatregelen, welke strekken om ziekte
te voorkomen of de gezondheid te bevorderen (art. 1, eerste
lid, Wprf).
Bevoegdheden
Het Praeventiefonds wordt beheerd door een bestuur, dat tevens
is belast met het geven van bestemming aan en het toezicht op
de besteding van gelden van het Praeventiefonds (art. 3, eerste
lid, Wprf).
Samenstelling en benoeminq
De Kroon regelt de samenstelling en de wijze van benoeming
van het bestuur met dien verstande, dat daarin in elk geval
vertegenwoordigd zullen zijn de daartoe door de minister van
VoMil aan te wijzen centrale organisaties van werkgevers en
werknemers (art. 3, tweede lid, Wprf).
Het bestuur bestaat uit tenminste zeventien leden.
Leden zijn: de Directeur-generaal van de Volksgezondheid; de
Geneeskundig Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid; de Genees-
kundig Hoofdinspecteur voor de Geestelijke Volksgezondheid; de
voorzitter en een lid van de Centrale Raad voor de Volksgezond-
heid; de voorzitter van de Ziekenfondsraad; twee vertegen-
woordigers van de ziekenfondsen; een vertegenwoordiger van het
Arbeidsongeschiktheidsfonds; een vertegenwoordiger van de
bedrijfsverenigingen bedoeld in de Organisatiewet Sociale
Verzekering (Stb. 1952, 344); een geneeskundige; drie ver-
tegenwoordigers van de naar het oordeel van de minister van
VoMil in aanmerking komende centrale organisaties van werk-
gevers en drie vertegenwoordigers van de naar het oordeel van
de minister in aanmerking komende centrale organisaties van
werknemers (art. 1, eerste lid, Bprf).
De minister van VoMil benoemt het lid van de Centrale Raad voor
de Volksgezondheid, de vertegenwoordigers van de ziekenfondsen,
de vertegenwoordiger van het Arbeidsongeschiktheidsfonds, de
vertegenwoordiger van de bedrijfsverenigingen, de geneeskundige
en de vertegenwoordigers van de centrale organisaties van
werkgevers en van werknemers na onderscheidenlijk te hebben
gehoord de Centrale Raad voor de Volksgezondheid, het Gemeen-

Toevoeging extra
leden
Aanwijzing
voorzitter
Secretariaat
Reglement m.b.t.
werkwi j ze
Stemmen
Vertegenwoordiging
van het fonds
Inlichtingen/jaar-
verslag/rekening en
verantwoording
Goedkeuring regle-
ment
Mededeling bestem-
ming fondsgelden
Vernietiging mede-
gedeeld besluit
schappelijk Overleg van Ziekenfondsorganisaties, het Bestuur
van het ~rbeidsongeschiktheidsfonds, de Federatie van Bedrijfs-
verenigingen, de Koninklijke Nederlandse ~aatschappij tot
Bevordering der Geneeskunst en de Stichting van de Arbeid (art.
1, tweede lid, Bprf) .
De minister van VoMil is bevoegd naast de bovengenoemde leden
ten hoogste drie leden aan het bestuur toe te voegen. Hij kan
in plaats van de directeur-generaal van de Volksgezondheid een
andere hoofdambtenaar van zijn departement als lid aanwijzen
art. 1, derde lid, Bprf).
De minister van VoMil wijst een van de leden als voorzitter
en een ander als plaatsvervangend voorzitter van het bestuur
aan (art. 1, derde lid, Bprf).
; a. De minister van VoMil voegt aan het bestuur een secretaris
en verder personeel toe, wier bezoldiging ten laste van het
fonds komt (art. 3, derde lid, Wprf).
b. Het bestuur stelt met betrekking tot zijn werkwijze een
reglement vast, waarin tevens de tijdelijke belegging van de
beschikbare gelden wordt geregeld (art. 5 Bprf).
c. Het bestuur mag niet besluiten zo niet tenminste 2/3 van het
aantal leden ter vergadering aanwezig is. Besluiten worden
genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen (art. 6
Bprf) .
Het Praeventiefonds wordt in en buiten rechte vertegen-
woordigd door de voorzitter van het bestuur en een door het
bestuur aan te wijzen lid. Bij onstentenis van de voorzitter
of het lid worden deze vervangen door onderscheidenlijk de
plaatsvervangend voorzitter en een ander door het bestuur
aan te wijzen lid (art. 1, derde lid, Wprf).
Politick-bestuurlijke controle
a. Het bestuur verstrekt aan de minister van VoMil alle
gevraagde inlichtingen en brengt hem onder overlegging van
een rekening en verantwoording jaarlijks verslag uit van
zijn werkzaamheden (art. 7 Bprf).
b. De minister van VoMil keurt het reglement met betrekkking
tot de werkwijze goed (art. 5 Bprf).
C. Van alle besluiten waarbij aan fondsgelden een bestemming
wordt gegeven doet het bestuur schriftelijk mededeling aan
de minister van VoMil (art. 4 Wprf).
d. De minister van VoMil is bevoegd besluiten, waarbij aan
fondsgelden een bestemming wordt gegeven, te vernietigen.

Geen rechtsbescher-
mingsregeling
Fonds = rechts-
persoon
Bijdrage van /
AWBZ-fonds
Individuele ver-
goedingen
Samenstelling
bestuur
Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
Een beschikking tot vernietiging is met redenen omkleed
(art. 4 Wprf).
Rechtsbescherminq
Geen bijzondere regeling.
Rechtspersoonlijkheid
Het Praeventiefonds bezit rechtspersoonlijkheid (art. 1,
tweede lid, Wprf).
Financien
a. De middelen van het fonds worden verkregen door bijdragen
uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (art. 2,
eerste lid, Wprf) .
b. De leden van het bestuur ontvangen vergoeding van reis- en
verblijfkosten. Niet-ambtelijke leden ontvangen bovendien
vacatiegelden. Deze vergoedingen en vacatiegelden komen ten
laste van het fonds (art. 3 Bprf).
Feitelijke gegevens
Leden
mr. J.Th.M. de Vreeze (voorzitter), mr. J. Kramer (plv.
voorzitter; werkgevers), J. van Londen, zenuwarts (Directeur-
generaal v.d. Volksgezondheid), W.J.Chr. van Gestel, arts
(Geneeskundig Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid), mevr.
dr. H.J.A. Verhagen (Geneeskundig Hoofdinspecteur van de
Geestelijke Volksgezondheid), J.P.M. Hendriks (voorzitter van
de Centrale Raad voor de Volksgezondheid), C.A. Vermeulen, arts
(lid van de Centrale Raad voor de Volksgezondheid), H. Berends
(voorzitter Ziekenfondsraad), H.J. Anbeek (Ziekenfondsen), C.
Landheer jr. (Ziekenfondsen) J.C. Streng, arts (AOF), dr. W.
Boersma (bedrijfsverenigingen), F.N.M. Bierens, mevr. W.E. de
Quant (werkgevers), drs. J.P. de Heij (werkgevers), mevr. mr
V. Domela Nieuwenhuis (werknemers), B. Madlener (werknemers),
J. Hogenes (werknemers), H.J. Kuiper, P. Staverman.
6 personen, in dienst van het Praeventiefonds.
Uitgaven ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziekte-
kosten .
Voor subsidies beschikbare bedrag: f 32.700.000,--.
Opmerkingen
Geen .

VoMil 1.19 UITVOERENDE ORGANEN AWBZ
Instelling
Aanmelding
Regelingen
"Uitvoerende organen AWBZ" zijn organen, die een publiek-
rechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren uitvoeren en
als zodanig de wettelijke verzekering tegen bijzondere ziekte-
kosten uitvoeren. Adressen en telefoonnummers van de 13 organen
zijn onder "Feitelijke gegevensH opgenomen.
Instelling en oprichting
Bij wet van 14 december 1967 (Stb. 655), ondertekend door de
ministers van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van CRM
(Algemene wet bi j zondere ziektekosten) (llAWBZtl ) , zi jn bevoegdheden
toegekend.
De instanties die willen optreden als uitvoerend orgaan AWBZ
dienen zich aan te melden bij de minister van VoMil.
- Ziekenfondswet; wet van 15 oktober 1964 (Stb. 392) ("ZFW").
- AWBZ.
- Inschrijvingsbesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering; KB
van 12 januari 1968 (Stb. 12) ("IbBZtl).
- Besluit regeling administratie verstrekkingen Bijzondere
Ziektekostenverzekering; KB van 12 januari 1968 (Stb. 13)
( "Brav-BZ" ) .
Doelstellingen en taken
Zorg voor tot gel- De uitvoerende organen dragen zorg dat de aanspraak op
ding kunnen brengen verstrekkingen op basis van de AWBZ-verzekering door de
van aanspraken deelnemers aan de betreffende publiekrechtelijke ziekte-
kostenregeling voor ambtenaren tot gelding kan worden gebracht
(art. 6, eerste lid, AWBZ).
Taakbegrenzing
Inschrijving van
verzekerden
Verlening van
verstrekkingen
De uitvoerende organen voeren de AWBZ-verzekering alleen uit
voor de deelnemers aan de betreffende publiekrechtelijke ziekte-
kostenregeling voor ambtenaren.
Bevoegdheden
a. V~or~degene, die deelnemer is aan een publiekrechtelijke
ziektekostenregeling voor ambtenaren geldt het deelnemerschap
tevens als inschrijving voor de toepassing van de AWBZ
(art. 9, eerste lid, AWBZ).
b. De AWBZ-verzekerden hebben aanspraak op verstrekkingen zoals
die hun basis vinden in de AWBZ. De uitvoerende organen
dragen zorg dat deze aanspraak tot gelding kan worden gebracht
(art. 6, eerste lid, AWBZ)
--
De verzekerde, die zijn aanspraak op een yerstrekking
geldend wil maken, wendt zich daartoe tot een persoon of
inrichting, met wie of met welke het uitvoerend orgaan tot
dat doe1 een overeenkomst heeft gesloten (art. 10, eerste
lid, AWBZ; de desbetreffende hulpverlenende instanties
worden vaak aangeduid met de term llmedewerkerstl).
Omtrent de inhoud van medewerkersovereenkomsten vindt
collectief overleg plaats tussen organisaties van organen,
die de AWBZ uitvoeren en organisaties van medewerkers
(Hfdst. VI AWBZ). .

verlenen van kosten-
vergoedingen
~nning van premies
door belastingdienst
Samenstelling en
benoeming
Inwinnen van in-
f ormatie
Vereisten m.b.t.
te nemen besluiten
Ondersteunende werk-
zaamheden/taakver-
lichting
Mededelingsplicht
tegenover minister
van VoMil
Informatieplicht
tegenover Zieken-
fondsraad
Regels van Zieken-
fondsraad
In bijzondere gevallen kunnen verzekerden aanspraak hebben
op een kostenvergoeding in plaats van op een verstrekking
(art. 12, eerste lid, AWBZ).
C. De uitvoerende organen zijn niet bevoegd tot het innen van
premies; deze bevoegdheid wordt uitgeoefend door de
belastingdienst.
Samenstelling en benoeming
Samenstelling en benoeming vinden hun basis in de organisatie-
besluiten van de instanties die optreden als uitvoeringsorgaan.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Informatieplicht van de verzekerde tegenover het uitvoerend
orgaan (art. 5 en 7 IbBZ, jo. art. 71 AWBZ).
b. Aan de belanghebbende wordt, desverlangd, schriftelijk door
het uitvoerend orgaan kennis gegeven van een beslissing
betreffende :
a. een inschrijving als verzekerde;
b. het verlenen van een verstrekking of een vergoeding.
Een kennisgeving is gedagtekend, vermeldt de gronden waarop
de beslissing berust, alsmede naam en adres van het beroeps-
college en de beroepstermijn. Indien eerst advies moet
worden gevraagd aan de Ziekenfondsraad, wordt tevens de
procedure daarvan vermeldt (art. 58 AWBZ).
c. De Stichting Administratiekantoor AWBZ treedt op als centraal
betaalkantoor (art. 16, eerste lid, AWBZ, jo. Brav.BZ jo. MB
van 5 februari 1968 (Stcrt. 29)).
Politiek bestuurlijke controle
a. Het uitvoerend orgaan brengt de publiekrechtelijke
ziektekostenregeling, alsmede wijzigingen daarin ter kennis
van de minister van VoMil (art. 38, tweede lid, AWBZ).
b. Indien de ziekenfondsraad (ZFR) zulks nodig acht voor zijn
taakvervulling, verschaft het uitvoerend orgaan hem (of zijn
gemachtigden) alle gevraagde inlichtingen of gegevens en
geeft hij inzage in boeken en bescheiden, betrekking hebbend
op gevoerd beheer en verrichte werkzaamheden (art. 39 AWBZ).
c. De ZFR kan regels stellen met betrekking tot:
a. minimum-eisen, waaraan de administratie van de uit-
voerende organen ook voor wat betreft de registratie van
de verzekerden voor de uitvoering van deze wet moet
voldoen, inclusief het verzamelen van statistische
gegevens ;
b. inhoud, vorm en tijdstip van het door de uitvoerende
organen bij de ZFR in te dienen jaarlijks verslag van
werkzaamheden voor de AWBZ-uitvoering met inbegrip van

Goedkeuring uit-
komst collectief
overleg/goedkeuring
overeenkomst met
medewerker
Uitspraak Zieken-
fondsraad
financiele gegevens betreffende de in deze wet geregelde
verzekering (art. 40 AWBZ).
d. Indien het collectief overleg over de inhoud van mede-
werkingsovereenkomsten tot overeenstemming heeft geleid,
wordt de uitkomst daarvan, voor zover deze geen betrekking
heeft op het tarief, bedoeld in de Wet tarieven gezond-
heidszorg (stb. 1980, 646), onderworpen aan de goedkeuring
van de Ziekenfondsraad. Een uitvoerend orgaan zendt aan de
ziekenfondsraad een door hem gewaarmerkte kopie van elke
overeenkomst gesloten met een medewerker.
e. De medewerkingsovereenkomsten behoeven, voor zover deze geen
betrekking hebben op de tarieven, bedoeld in de Wet tarieven
gezondheidszorg, de goedkeuring van de Ziekenfondsraad.
Een overeenkomst, die overeenstemt met een goedgekeurde
uitkomst van een collectief overleg, wordt geacht stil-
zwijgend de goedkeuring van de Ziekenfondsraad te hebben
verkregen, indien de Raad niet binnen een bepaalde termijn
aan partijen bij de overeenkomst heeft medegedeeld de over-
eenkomst alsnog aan zijn uitdrukkelijke goedkeuring te
zullen onderwerpen.
Indien bij een medewerkingsovereenkomst is bepaald, dat
rechten en verplichtingen van een van de partijen of van
beide partijen worden vastgesteld door een derde, behoeft
het door de derde genomen besluit als zodanig eveneens de
goedkeuring van de Ziekenfondsraad, behoudens wanneer het
tarieven in de zin van de Wet tarieven gezondheidszorg of
uitspraken in geschillen betreft. (art. 43, tweede t/m
vijfde lid, AWBZ).
f. De ZFR kan uitspreken, dat een besluit of een handeling van
een uitvoerend orgaan of het achterwege blijven daarvan in
strijd is met:
a. in de uitspraak te noemen wettelijke voorschriften,
inclusief voorschriften van de Raad;
b. het belang van de AWBZ-verzekering of het belang van de
gezondheidszorg.
De uitspraak wordt niet gedaan indien een wettelijke voor-
ziening openstaat.
De verzekeraar handelt, tenzij hij zich tot de Kroon wendt
om een voorziening, overeenkomstig de uitspraak van de Raad
en maakt, voor zover mogelijk, ongedaan hetgeen in strijd
met de uitspraak is. geschied. Beslissingen tot toekenning
van verstrekkingen of vergoedingen worden niet ingetrokken
of gewijzigd. Indien het uitvoerend orgaan aan het boven-
staande niet voldoet, kan de Raad de nodige maatregelen
treffen om de naleving daarvan te verzekeren. De kosten
daarvan komen voor rekening van het uitvoerend orgaan
(art. 48, vierde lid, AWBZ jo. art. 68, eerste, tweede,
vierde, vijfde en zesde lid, ZFW).
Beoordeling verant- g. Bij het doen van uitkeringen aan de uitvoerende organen
woord karakter laat de Ziekenfondsraad uitgaven die zij onverantwoord acht
ui tgaven buiten beschouwing (zie l'FinancienN).
Beroep op RvB
en CRvB
Rechtsbescherminq
Beroep op de Raden van Beroep en de Centrale Raad van Beroep
is mogelijk ten aanzien van

~echtspersoonlij k-
heid afhankelij k van
betreffend organisatiebesluit
Financiering
AWBZ-verzekering
VoMil 1.19-1
VoMil 1.19-2
Adres/telefoon
VoMil 1.19-3
Adres/telefoon
VoMil 1.19-4
Adres/telefoon
VoMil 1.19-5
Adres/telefoon
VoMil 1.19-6
in Adres/telefoon
VoMil 1.19-7
~dres/tel&oon
a. een beslissing met betrekking tot een inschrijving als
verzekerde ;
b. een beslissing met betrekking tot een verlening van een
vergoeding of een verstrekking.
Voor de belanghebbende staat beroep open indien schriftelijk
van het betreffende besluit is kennisgegeven.
Alvorens beroep in te stellen m.b.t. een beslissing betreffende
verlening van verstrekkingen of vergoedingen, wint de verzekerde
het advies in van de Ziekenfondsraad. De Raad zendt zijn advies
aan de betrokken verzekerde en aan de verzekeraar. Bij het in
beroep gaan legt de verzekerde bij zijn klaagschrift het Raads-
advies over.
Er zijn beperkte mogelijkheden tot het instellen van cassatie. 1
De procedure is als in belastingzaken (art. 58, art. 59, eerste,
tweede, vierde en vijfde lid, en art. 60 AWBZ).
Rechtspersoonlijkheid
Rechtspersoonlijkheid is afhankelijk van de organisatieb~sluiten
/
van de instanties die optreden als uitvoeringsorgaan.
/ 1
Financien
In afwachting van de AMvB, bedoeld in art. 54 AWBZ, doet de
Ziekenfondsraad uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten
uitkeringen aan de uitvoeqende organen ter dekking van de
kosten van de AWBZ-verhekering. Onverantwoord geachte uitgaven
blijven buiten beschodwing ' (art. 78, eerste lid, AWBZ) .
Een Kroonvoorziening kan gevraagd worden van een Raadsbeslissing
(art. 62, onder a, AWBZ).
Feitelijke gegevens I
INSTITUUT ZIEKTEKOSTENVOORZIENING AMBTENAREN (IZA) in NOORD-
HOLLAND
Jan ~uikenstraat 2,
IZA in
Nieuwe
IZA in
Nieuwe
ZUID-HOLLAND
Plantage 28,
ZEELAND
Plantage 28,
IZA in UTRECHT
Biltstraat 95, 3572
IZA in NOORD-BRABANT !
Eekbrouwersweg 10, Is-Hertogenbosch (Postbus 90118, 5200 MA
's-Hertogenbosch)/(O73) 414335.
IZA in LIMBURG
Valkstraat 69, 6135 GB Sittard/(04490) 14556.
IZA in GELDERLAND
Sonsbeekweg 32, 6814 BD Arnhem/(085) 229034.

VoMil 1.19-8 IZA in OVERIJSSEL
Adres/telefoon Burg. Wallerstraat 179, 7574 AN 0ldenzaa1/(05410) 4067
VoMil 1.19-9 IZA in GRONINGEN EN DRENTE
Adres/telefoon ~oterdiep 49, 9712 LK Groningen/(050) 135546.
VoMil 1.19-10 IZA in FRIESLAND
Adres/telefoon ,Badweg 1, 8934 BW Leeuwarden/(05100) 22329.
VoMil 1.19-11 INTERPROVINCIALE ZIEKTEKOSTENREGELING (IZR)
Adres/telefoon I Nobeldwarsstraat 37, 3512 EW Utrecht/(035) 317446.
I
VoMil I. 19-12 I DIENST GVP
Adres/telefoon Kaap Hoorndreef 60, Utrecht (Postbus 9234, 3506 GE Utrecht)/
(030) 620877.
VoMil 1.19-13 / STICHTING "ZIEKENFONDS T.B.V. HET PERSONEEL IN DIENST DER
I GEMEENTE HEERLENu;
Adres/telefoon , Promenade 54, 6411 JK Heerlen/(045) 765555.
Overige feiteli jke Geen.
gegevens .
VoMil I .20
Instelling
Toelating
Regelingen
Opmerkingen
Geen.
BESTUREN van de ZIEKENFONDSEN
Er zijn 66 ziekenfondsen met in totaal 69 vestigingen. Hun
namen en adressen zijn vermeld onder I1Feitelijke gegevens".
Instelling en oprichtinq
Bij wet van 15 oktober 1964 (Stb. 392), ondertekend door de
minister van Soci,ale Zaken en Volksgezondheid (Ziekenfondswet)
( "ZFW" ) , zijn bevoegdheden toebedeeld aan privaatrechteli j ke
organisaties.
De bevoegde instanties worden toegelaten als ziekenfonds door
de minister van VoMil gehoord de Ziekenfondsraad. Er zijn 66
organisaties toegelaten.
Toe te laten organisaties moeten aan de volgende eisen voldoen:
a. rechtspersoonlijkheid met volledige rechtsbevoegdheid bezit-
ten;
b. geen commercieel karakter hebben;
c. voldoen aan andere bij of krachtens de wet ten aanzien van
de ziekenfondsen gestelde eisen (bijv. het in stand houden
van een afdeling vrijwillige verzekering, welke aan de te
stellen eisen voldoet); I
d. voldoende waarborgen bezitten voor een redelijke mate van
invloed van1 de verzekerden op het bestuur;
e. opgewassen zi jn iegen ziekenfondstaak;
f. redeli j ke statuten en reglementen hedben.
(art. 34, eerste en derde lid, ZFW). /
- ZFW
- Algemene wet bijzondere ziektekosten; wet van 14 december
1967 (Stb. 655) ("AWBZ").

zorg voor tot
gelding kunnen
brengen van aan-
spraken
Territoriale en
functionele
grenzen
Verplichte zieken-
fondsverzekering
Bej aardenver-
zekering
Vrijwillige ver-
zekering
Doelstellingen en taken
De ziekenfondsen dragen zorg dat de aanspraak, die de bij hen
ingeschreven verzekerden hebben op verstrekkingen in hun
geneeskundige verzorging ingevolge de ZFW, tot gelding kan
worden gebracht.
De ziekenfondsen dragen zorg dat de aanspraak op verstrekkingen
op basis van de AWBZ-verzekering door de bij hen ingeschreven
verzekerden tot gelding kan worden gebracht.
De ZFW kent drie verschillende soorten verzekeringen:
de verplichte verzekering (Hfdst. 11, par. 1, ZFW), de bejaar-
denverzekering (Hfdst. 11, par. 2, ZFW) en de vrijwillige
verzekering (Hfdst. 11, par. 3, ZFW).
De fondsen voeren de ZFW-verzekeringen en de AWBZ-verzekering
alleen uit voor de bij hen ingeschreven verzekerden.
De fondsen voeren hun werkzaamheden uit in een gemeente of in
meerdere gemeenten (art. 34, tweede lid, ZFW).
Bevoegdheden
1 - Inschfiiving-van-verzekerden
a. De verzekerde, die de aanspraken, welke hem en zijn
medeverzekerden toekomen geldend wil maken, meldt zich
daartoe bij een ziekenfonds, werkend in de gemeente of in
het deel van de gemeente waar hij woont, welk ziekenfonds
verplicht is hem als zodanig in te schrijven (art. 5, eerste
lid, ZFW).
b. De verzekerde bejaarde die de aanspraken, welke hem en
zijn medeverzekerden toekomen, geldend wil maken, meldt zich
daartoe aan bij een ziekenfonds, werkende in zijn woon-
plaats, welk ziekenfonds verplicht is hen in te schrijven
(art. 22, eerste lid, ZFW).
c. Voor de vrijwillige verzekering kan men, indien men voldoet
aan de wettelijke eisen, aan een ziekenfonds, werkende in
zijn woonplaats, verzoeken met hem een overeenkomst te
sluiten welke hem recht geeft op ziekenfondsverstrekkingen
(art. 27, eerste lid, ZFW).
Artikel 27, tweede lid, ZFW spreekt over het recht tot het
sluiten van een overeenkomst. Artikel 27, vierde lid, ZFW
bepaalt dat een ziekenfonds in zijn statuten of reglementen
niet kan bepalen dat overeenkomsten van de vrijwillige
verzekering niet worden gesloten met personen, wier gezond-
heidstoestand een sterk verhoogd ziekterisico oplevert, dan
we1 dat het recht van zodanige personen op verstrekkingen
aan beperkingen onderhevig is.
d. Inschrijving bij een ziekenfonds op basis van de ZFW geldt
tevens als inschrijving op basis van de AWBZ (art. 9, eerste
lid, AWBZ). Een persoon die als AWBZ-verzekerde zijn aan-
spraken geldend wil maken en die noch is ingeschreven bij
een ziekenfonds, noch is verzekerd bij een particuliere
ziektekostenverzekeraar noch deelneemt aan een publiek-
rechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, meldt zich
bij een ziekenfonds werkend in de gemeente of het deel van

de gemeente waar hij woont (of bij een ziektekostenverzeke-
raar). Deze zijn verplicht hem voor dit doe1 in te schrijven
(art. 9, tweede lid, AWBZ).
Zorg voor tot gel- a. De verplicht verzekerden, de bejaardenverzekerden en de
ding kunnen brengen vrijwillig verzekerden c.q. de AWBZ-verzekerden hebben
van aanspraken aanspraak op verstrekkingen zoals die hun basis vinden in de
ZFW c.q. in de AWBZ. De ziekenfondsen dragen zorg dat deze
aanspraak tot gelding kan worden gebracht (art. 8, eerste
lid, art. 24, eerste lid, en art. 30, eerste lid, ZFW;
art. 6, eerste lid, AWBZ).
De verzekerde, die zijn aanspraak op een verstrekking
geldend wil maken, wendt zich daartoe tot een persoon of
instelling (de AWBZ spreekt van inrichting i.p.v. instel-
ling), met wie of met welke het ziekenfonds, waarbij hij is
ingeschreven, tot dat doe1 een overeenkomst heeft gesloten
(art. 9, eerste lid, art. 24, tweede lid, en art. 30, tweede
lid, ZFW; art. 10, eerste lid, AWBZ; de desbetreffende
hulpverlenende instanties worden vaak aangeduid als "mede-
werkersl1.
Omtrent de inhoud van medewerkersovereenkomsten vindt collec-
tie£ overleg plaats tussen organisaties van organen die de
ZFW c.q. de AWBZ uitvoeren en organisaties van medewerkers
(Hfdst. IV ZFW; hfdst. VI AWBZ).
Verlenen van kosten- b. In bijzondere gevallen kunnen verzekerden aanspraak
vergoeding hebben op een kostenvergoeding in plaats van op een ver-
strekking (art. 11, eerste lid, art. 24, eerste lid, en
art. 30, eerste lid, ZFW; art. 12, eerste lid, AWBZ).
Verplichte zieken-
fondsverzekering
Vrijwillige ver-
zekering
Invloed van ver-
zekerden
a. Ziekenfondsen hebben ten aanzien van verplicht verzekerden
geen inningsbevoegdheden; de premies worden geind door de
.bedrijfsverenigingen. Een uitzondering is de Stichting
Algemeen Ziekenfonds voor Zeelieden te Amsterdam (art. 15,
zesde lid, ZFW jo. KB van 12 februari 1968 (Stb. 60)). Dit
ziekenfonds beheert een eigen kas (art. 71, derde lid, ZFW
jo. KB van 17 december 1965 (Stb. 562)).
b. De ziekenfondsen heffen van de verzekerde bejaarden een
premie, waarvan het bedrag jaarlijks door de minister van
VoMil wordt vastgesteld. (art. 25, eerste lid, ZFW).
c. De vrijwillige verzekerde betaalt aan het ziekenfonds
een premie volgens een door dat ziekefonds, onder vooraf-
gaande goedkeuring van de Ziekenfondsraad, vastgesteld
tarief (art. 32, eerste en tweede lid, ZFW).
d. Ziekenfondsen hebben met betrekking tot de AWBZ-verzekering
geen inningsbevoegdheden; de belastingdienst int de premies.
Samenstelling en benoeminq
Samenstelling en benoeming hangen samen met de interne structuur
van de rechtspersoon.

Inwinnen van in-
formatie
Artikel 34, vierde lid onder d., ZFW stelt als toelatingseis
dat de rechtspersoon voldoende waarborgen moet bieden voor een
redelijke mate van invloed van de verzekerden op het bestuur.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Informatieplicht van de verzekerden tegenover het fonds
(art. 5 en 7 KB van 21 januari 1968 (Stb. 12) jo. art. 71
AWBZ) .
~nformatieplicht van (gewezen) verzekerden, van (gewezen)
medeverzekerden en van (gewezen) werkgevers tegenover het
fonds (art. 14, eerste lid, en art. 23 KB van 28 december
1965 (SF. 653) jo. art. 84 ZFW).
Vereisten m.b.t. te ' b. Aan de belanghebbende die in beroep kan komen wordt de
nemen besluiten beslissing door het ziekenfonds die deze nam, desverlangd
schriftelijk en met redenen omkleed gegeven.
De kennisgeving vermeldt de dagtekening van de beslissing,
naam en adres van het beroepscollege en de beroepstermijn.
Indien eerst advies moet worden gevraagd aan de Ziekenfonds-
raad, wordt tevens de procedure daarvan vermeld (art. 80
ZFW; art. 58 AWBZ) .
Ondersteunende werk- c. De Stichting Nederlandse ~anatoriumverzekering verricht werk-
zaamheden taakver- zaamheden ten aanzien van administratie en controle met
lichting betrekking tot verstrekkingen in t.6.c.-sanatoria (art. 14
ZFW jo. KB van 17 maart 1966, Stb. ,124).
d. De Stichting Centraal Administratiekantoor AWBZ treedt op
als centraal betaalkantoor (art. 16, eerste lid, AWBZ jo. KB
van 21 januari 1968 (Stb. 13) jo. MB van 5 februari 1968
(Stcrt. 29).
~oelatingsvoor-
waarden/toelatings-
intrekking
Mededeling van
besluiten aan
Ziekenfondsraad
Politick-bestuurlijke controle
a. De minister van VoMil kan aan een toelating als ziekenfonds
voorwaarden verbinden; op een later tijdstip kan hij alsnog,
gehoord het fonds en de Ziekenfondsraad (ZFR), voorwaarden
stellen dan we1 voorwaarden wijzigen of aanvullen (art. 35,
eerste en tweede lid, ZFW).
b. De minister trekt, gehoord de Ziekenfondsraad, een toelating
in :
a. op verzoek;
b. bij het niet meer voldoen aan de toelatingsvoorwaarden;
c. bij in ernstige mate in strijd handelen met wettelijke
voorschriften of niet naar behoren taak veniullen (art.
36 ,I eerste lid, ZFW) . 1
c. Wijzigingen van statuten en reglementen worden tenminste een
maand v06r inwerkingtreding aan de ZFR overlegd (art. 38,
eerste lid, ZFW).
De Raad kan bepalen, dat door hem aan te wijzen besluiten
van algemene strekking en belangrijke aard, genomen door de
algemene vergadering of het bestuur van een fonds, tenminste
een maand voor inwerkingtreding aan de Raad worden medege-
deeld (art. 38, tweede lid, ZFW).

~nformatieplicht
van fondsen tegen-
over Ziekenfondsraad
Regelstelling van
Ziekenfondsraad
Goedkeuring uitkomst f
collectief overleg/
goedkeuring over-
eenkomst met
medewerker
Onverminderd bovenstaande wordt een besluit van de algemene
vergadering of het bestuur van een fonds terstond ter kennis
gebracht van de Raad, indien deze zulks verzoekt (art. 38,
derde lid, ZFW) .
Indien de ZFR zulks nodig acht voor haar taakvervulling,
verschaft het fonds(bestuur) hem (of zijn gemachtigden) alle
gevraagde inlichtingen of gegevens en geeft zij inzage in
boeken en bescheiden, betrekking hebbend op gevoerd beheer
en verrichte werkzaamheden (art. 39 ZFW; art. 39 AWBZ).
De ZFR kan regels stellen met betrekking tot:
a. minimum-eisen, waaraan de fondsadministratie (ook m.b.t.
verzekerdenregistratie, .alleen AWBZ) moet voldoen, inclu-
sief de verzameling van statistische gegevens;
b. inhoud, vorm en tijdstip van het door de fondsen bij de
Raad in te dienen jaarlijks verslag van werkzaamheden,
inclusief financiele gegevens;
c. arbeidsvoorwaarden van het fondspersoneel (art. 40 ZFW;
art. 40 AWBZ).
Indien het collectief overleg over de inhoud van
medewerkingsovereenkomsten tot overeenstemming heeft geleid,
wordt de uitkomst daarvan, voor zover deze geen betrekking
heeft op het tarief, bedoeld in de Wet tarieven gezondheids-
zorg (Stb. 1980, '646), onderworpen aan de goedkeuring van de
Ziekenfondsraad. Een ziekenfonds zendt aan de Ziekenfonds-
raad een door hem gewaarmerkte copie van elke overeenkomst
gesloten met een medewerker.
De medewerkingsovereenkomsten behoeven, voor zover deze geen
betrekking hebben op de tarieven, bedoeld in de Wet tarieven
gezondheidszorg, de goedkeuring van de Ziekenfondsraad. Een
overeenkomst, die overeenkomt met een goedgekeurde uitkomst
van een collectief overleg, wordt geacht stilzwijgend de
goedkeuring van de Ziekenfondsraad te hebben verkregen,
indien de Raad niet binnen een bepaalde termijn aan partijen
bij de overeenkomst heeft medegedeeld de overeenkomst alsnog
aan zijn uitdrukkelijke goedkeuring te zullen onderwerpen.
Indien bij een medewerkingsovereenkomst is bepaald, dat
rechten en verplichtingen van een van de partijen of van
beide partijen worden vastgesteld door een derde, behoeft
het door de derde genomen besluit als zodanig eveneens de
goedkeuring van de Ziekenfondsraad, behoudens wanneer het
tarieven in de zin van de Wet tarieven gezondheidszorg of
uitspraken in geschillen betreft (art. 45, tweede t/m vijfde
lid, ZFW; art. 43, tweede t/m vijfde lid, AWBZ).
Goedkeuring Zieken- g. De goedkeuring van de Ziekenfondsraad is nodig voor de
fondsraad van premie vaststelling van een tarief voor de premie voor de
vrijwillige Zieken- vrijwillige ziekenfondsverzekering (art. 32, tweede lid,
fondsverzekering ZFW) .
Uitspraak Zieken- h. De Raad kan uitspreken, dat een besluit of een handeling
f ondsraad van een fonds of het achterwege blijven daarvan in strijd is
met:
a. in de uitspraak te noemen wettelijke voorschriften,
inclusief voorschriften van de Raad;

Beoordeling ver-
antwoord karakter
uitgaan
Verplichte zieken-
fondsverzekering
b. het belang van de ziekenfondsverzekering of het belang
van de gezondheidszorg.
De uitspraak wordt niet gedaan indien een wettelijke voor-
ziening openstaat.
Het fonds handelt, tenzij het zich tot de Kroon wendt om een
voorziening, overeenkomstig de uitspraak van de Raad en
maakt, voor zover mogelijk, ongedaan hetgeen in strijd met
die uitspraak is geschiedt. Beslissingen tot toekenning van
verstrekkingen of vergoedingen worden niet ingetrokken of
gewijzigd. Indien een fonds aan bovenstaande niet voldoet,
kan de Raad de nodige maatregelen treffen om de naleving
daarvan te verzekeren. De kosten daarvan komen voor rekening
van het fonds (art. 68, eerste, tweede, vierde, vijfde en
zesde lid, ZFW; art. 48, vierde lid, AWBZ).
i. Bij het doen van uitkeringen aan de ziekenfondsen laat de
Ziekenfondsraad uitgaven, die hij onverantwoord acht, buiten
beschouwing (zie "Finan~ien'~).
Rechtsbescherminq
1. Beroe~-o~-de-Ra!en-~a~-Ee~~!e~-e~-Z!~-!e~CenLr~~e-R~~
Be_roeE
a. Met betrekking tot de verplichte ziekenfondsverzekering
staat beroep open tegen:
1. een beslissing met betrekking tot de inschrijving voor de
aanvrager van die inschrijving;
2. een beslissing 'met betrekking tot de vaststelling der
premie voor de betalingsplichtige werkgever of voor
degene die anderzins de premie verschuldigd is, in de
overige gevallen voor de verzekerde;
3. een beslissing met betrekking tot de verlening van een
verstrekking of een vergoeding voor de verzekerde.
Het beroepsrecht bestaat alleen bij het besluiten met
schriftelijke kennisgeving.
Alvorens beroep in te stellen met betrekking tot een beslis-
sing betreffende verlening van verstrekkingen of vergoedin-
gen, wint de verzekerde het advies in van de Ziekenfondsraad.
De Raad zendt zijn advies aan de betrokken verzekerde en aan
het fonds. Bij het in beroep gaan legt de verzekerde bij
zijn klaagschrift het Raadsadvies over (art. 74, eerste lid,
art. 75, eerste lid, en art. 76 ZFW).
b. Met betrekking tot de AWBZ-verzekering staat beroep open
tegen :
1. een beslissing met betrekking tot de inschrijving als
verzekerde ;
2. een beslissing met betrekking tot de verlening van een
vergoeding of een verstrekking.
Voor de belanghebbende staat berqep open indien schriftelijk
van het betreffende besluit kennis is gegeven. In de ge-
vallen vallend onder 2. moet op dezelfde wijze als bij de
verplichte ziekenfondsverzekering advies worden ingewonnen
van de Ziekenfondsraad. Er is een beperkte mogelijkheid tot
het instellen van cassatie. De procedure is als in belas-
tingzaken (art. 58, art. 59, eerste, tweede, vierde en
vijfde lid, en art. 60 AWBZ).

Bej aardenver-
zekering en
vri jwillige
verzekering
Ziekenfondsen zi j n
privaatrechtelijke
rechtspersonen
Financiering ver-
plichte zieken-
fondsverzekering
Financiering be-
jaardenverzekering
Financiering vrij-
willige verzekering
Financiering AWBZ-
verzekering
Bij de bejaardenverzekering en de vrijwillige verzekering
kan door de belanghebbende de tussenkomst van de Ziekenfonds-
raad worden gevraagd bij een geschil over:
a. de inschrijving als verzekerde;
b. de vaststelling van de premie;
C. de verlening van een verstrekking of een vergoeding.
De Raad hoort zonodig beide partijen en doet van zijn opvatting
mededeling aan de belanghebbende en het ziekenfonds (art. 74,
tweede lid, ZFW).
Rechtpersoonlij kheid
Een ziekenfonds dient om toegelaten te worden privaatrechtelijke
rechtspersoonlijkheid te bezitten (art. 34, eerste lid, ZFW).
Een ziekenfonds dat een vereniging in de zin van het BW is, is
een onderlinge waarborgmaatschappij (art. 34a ZFW).,
Financien
a. In afwachting van de AMvB, bedoeld in art. 19 eerste lid,
ZFW, doet de Ziekenfondsraad uit de Algemene Kas aan de
ziekenfondsen jaarlijks uitkeringen tot zodanige bedragen,
dat kosten door de ziekenfondsen gemaakt ten behoeve van de
verplichte verzekering, door de uitkeringen worden gedekt.
Onverantwoord geachte uitgaven laat de Raad daarbij buiten
beschouwing (art. 101, eerste lid, ZFW). Tegen de beslissing
tot uitkeringsvaststelling kan bij de Kroon voorziening
worden gevraagd (art. 77, onder a, ZFW).
b. Uit het Fonds Bejaardenverzekering doet de Ziekenfondsraad
aan de ziekenfondsen jaarlijks uitkeringen tot zodanige
bedragen, dat de kosten van de bejaardenverzekering, ver-
minderd met de door de fondsen geheven premies, door de
uitkeringen worden gedekt. Onverantwoord geachte uitgaven
blijven buiten beschouwing (art. 26, tweede lid, ZFW). Tegen
een Raadsbeslissing kan Kroonvoorziening worden gevraagd
(art. 77, onder a, ZFW).
c. Financiering van de vrijwillige verzekering geschiedt uit
premie-opbrengsten van de fondsen (art. 32, eerste lid,
ZFW) .
d. In afwachting van de AMvB, bedoeld in art. 54, AWBZ, doet
de Ziekenfondsraad uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziekte-
kosten uitkering aan de ziekenfondsen ter dekking van de
kosten van AWBZ-verzekering. Onverantwoord geachte uitgaven
blijven buiten beschouwing (art. 78, eerste lid, AWBZ). Een
Kroonvoorziening kan gevraagd worden van een Raadsbeslissing
(art. 62, onder a. AWBZ).

VoMil 1.20-1
Adres/telefoon
VoMil 1.20-2
Adres/telefoon
VoMil I .20-3
Adres/telef oon
VoMil 1.20-4
VoMil 1.20-5
Adres/telefoon
VoMil 1.20-6
VoMil 1.20-7
Adres/telefoon
VoMil 1.20-8
Adres/telefoon
-.
VoMil I .20-9
Adres/telef oon
VoMil 1.20-10
Adres/telefoon
VoMil 1.20-11.1
Adres/telefoon
Feitelijke gegevens
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ALGEMEEN ZIEKENFONDS
"ALKMAAR-DEN HELDER EN OMSTREKEN" U . A.
Costerstraat 28 Alkmaar (Postbus 276, 1800 BJ Alkmaar)/(072)
118540.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET ALGEMEEN ZIEKENFONDS
"ALPHEN EN OMSTREKEN" U.A.
Aarplein 6, Alphen aan den Rijn (Postbus 23, 2400 AA Alphen aan
den Rijn)/(01720) 93951.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ZIEKENFONDS "AMERSFOORT EN
OMSTREKEN" U .A.
Van Asch van Wijckstraat 55, Amersfoort (Postbus 19, 3800 HA
Amersfoort)/(033) 646911.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ "CENTRAAL ZIEKENFONDS VOOR
HAARLEMMERMEER, RIJNLAND EN AANGRENZENDE GEBIEDEN" U.A.
Welzijn 1-3, 1181 VW Amstelveen/(020) 459988.
STICHTING ALGEMEEN ZIEKENFONDS VOOR AMSTERDAM (AZA)
Baarsjesweg 224, 1058 AA Amsterdam/(020)'838311.
ZIEKENZORG, ALGEMENE AMSTERDAMSE ONDERLING VERENIGING VOOR
GENEES-, HEEL-, EN VERLOSKUNDIGE HULP U.A.
Keizersgracht 719, Amsterdam (Postbus 15050, 1001 MB Amsterdam)/
(020) 231050.
AMSTERDAMS ONDERLING ZIEKENFONDS U.A. (AOZ)
Keizersgracht 243-245, 1016 EA Amsterdam/(020) 262488.
STICHTING ALGEMEEN ZIEKENFONDS VOOR ZEELIEDEN
Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam (Postbus 8300, 1005 CA
Amsterdam)/(020) 879111.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ZIEKENFONDS APELDOORN EN
OMSTREKEN U.A.
Vlijtseweg 1, Apeldoorn (Postbus 223, 7300 AE Apeldoorn)/
(055) 788295.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ANOZ RAYON APELDOORN
Sophiaplein 15, Apeldoorn (Postbus 27, 7300 AD Apeldoorn/
(055) 788220.
STICHTING ALGEMEEN ZIEKENFONDS "ONDERLINGE HULP" VOOR APELDOORN
EN OMSTREKEN
Vlijtseweg 1, Apeldoorn (Postbus 223, 7300 AE Apeldoorn)/
(055) 788295.

VoMil I .20-11.2
Adres/telefoon
VoMil I .20-12
Adres/telefoon
VoMil 1.20-13
Adres/telefoon
VoMil I .20-14
Adres/telefoon
VoMil 1.20-15
Adres/telefoon
VoMil 1.20-16
Adres/telefoon
VoMil 1.20-17
Adres/telefoon
VoMil 1.20-18
Adres/telefoon
VoMil 1.20-19
Adres/telefoon
VoMil 1.20-20
Adres/telefoon
VoMil 1.20-21
Adres/telefoon
VoMil 1.20-22
Adres/telefoon
STICHTING ALGEMEEN ZIEKENFONDS "ONDERLINGE HULP" VOOR EERBEEK
EN OMSTREKEN
Vlijtseweg 1, Apeldoorn (Postbus 223, 7300 AE Apeldoorn)/
(055) 788295.
STICHTING ZIEKENFONDS VOORZORG
Velperweg 9, Arnhem (postbus 9020, 5800 EA Arnhem)/(085)
629135.
STICHTING ZIEKENFONDS MZB
Peter vineloolaan 4 (Plein XIII), 9611 AN Bergen op Zoom/
(01640) 37950.
STICHTING ALGEMEEN ZIEKENFONDS "BREDA EN OMSTREKEN", AZBO
Karnemelkstraat 9, Breda (Postbus 90150, 4800 RB Breda)/(076)
222061.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ GEMEENTE ZIEKENFONDS VOOR
WEST-BRABANT EN ZEEUWSCH-VLAANDEREN; U.A.
Ginnekenweg 139, Breda (Postbus 616, 4803 AP Breda)/(076)
224433.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET ZIEKENFONDS WESTELIJKE
ZUID-HOLLANDSE EILANDEN (WZE)
Nic. Pieckstraat 12, Brielle (Postbus 9, 3230 AA Brielle)/
(01810) 2577.
ALGEMEEN ZIEKENFONDS DELFT EN OMSTREKEN
Mart. Nijhofflaan 2, Delft (Postbus 342, 2600 AH Delft)/ (015)
569390.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ A.N.O.Z. RAYON: "ZIEKENZORG"
Noordeinde 6, 2611 KH Delft/(Ol5) 120682.
VERENIGD DEVENTER ZIEKENFONDS (VDZ) U.A.
Brink 40, Deventer (Postbus 166, 7400 AD Deventer)/ (05700)
16345.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ "REGIONAAL ZIEKENFONDS
RIJNSTREEK" U.A.
Houtsniplaan 1, Doorwerth (gem. Renkum), (Postbus 103, 6865 ZM
Doorwerth)/(085) 338855.
"DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ZIEKENFONDS DORDRECHT U.A."
Noordendijk 189, Dordrecht (Postbus 45, 3300 AA Dordrecht)/
(078 ) 138500.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ALGEMEEN ZIEKENFONDS VOOR
EINDHOVEN EN OMGEVING U.A. (AZEO)
Geldropseweg 82c, Eindhoven (Postbus 445, 5600 AK Eindhoven)/
(040) 116344.

VoMil 1.20-23
Adres/telefoon
VoMil 1.20-24
Adres/telefoon
VoMil 1.20-25
Adres/telefoon
VoMil 1.20-26
Adres/telef oon
VoMil 1.20-27
Adres/telefoon
VoMil 1.20-28
Adres/telefoon
VoMil 1.20-29
Adres/tele foon
VoMil 1.20-30
Adres/telefoon
VoMil 1.20-31
Adres/telefoon
VoMil I. 20-32
Adres/telefoon
VoMil 1.20-33
Adres/tele foon
VoMil 1.20-34
Adres/telefoon
STICHTING EINDHOVENS ALGEMEEN ZIEKENFONDS (EAZ)
Willemstraat 31a, 5611 HB Eindhoven/(040) 444011.
ZIEKENFONDS DE STICHTING ZIEKENZORG DER N.V. PHILIPS'
GLOEILAMPENFABRIEKEN
Willemstraat 22a, 5611 HD Eindhoven/(040) 755212.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET "REGIONAAL ZIEKENFONDS
OOST-GELDERLAND EN ZUID-OVERIJSSEL U.A."
Grotestraat 92, Goor (Postbus 19, 7470 AA Goor)/(05470) 3305.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ZIEKENFONDS "GORINCHEM EN
OMSTREKEN"
Burgstraat 59, Gorinchem (Postbus 38, 4200 AA Gorinchem)/
(01830) 31877 en (uitsluitend AWBZ) 35555.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ "REGIONAAL ZIEKENFONDS GOUDA
U.A." (RZG)
Harderwijkerweg 1, Gouda (Postbus 201, 2800 AE Gouda)/ (01820)
26622.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET ALGEMEEN ZIEKENFONDS
HAAGLANDEN U.A.
Loosduinseweg 9, 's-Gravenhage (Postbus 60702, 2506 LS
's-Gravenhage)/(070) 924331.
AZIVO - ALGEMEEN ZIEKENFONDS DE VOLHARDING
Oude Haagweg 128, Is-Gravenhage (Postbus 13731, 2 501'~~
's-Gravenhage)/(070) 254108.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET ALGEMEEN STADS- EN
PROVINCIAAL GRONINGER ZIEKENFONDS ZIEKEWLP U.A.
Zuiderpark 16-17, Groningen (Postbus 64, 9700 MD Groningen)/
(050) 189111.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ A.N.O.Z. RAYON GRONINGEN
Ubbo Enniussingel 112, 9711 BK Groningen/(050) 183141.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET ZIEKENFONDS "SPAARNELAND"
U.A.
Oostvest 60, Haarlem (Postbus 532, 2003 RM Haarlem)/(O23 )
319316.
STICHTING "ALGEMEEN ZIEKENFONDS VOOR DE MIJNSTREEK, AZM"
Akerstraat 27, Heerlen (Postbus 4416, 6401 CX Heerlen)/ (045)
737777.
"ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ REGIONAAL ZIEKENFONDS TWENTE
U.A." (RZT)
Paul Krugerstraat 44, Hengelo (Postbus 188, 7550 AD Hengelo)/
(074) 455555.

VoMil 1.20-35.1
Adres/telef oon
VoMil I .20-35.2
Adres/telefoon
VoMil 1.20-36
Adres/telefoon
VoMil 1.20-37
Adres/telefoon
VoMil 1.20-38
Adres/telefoon
VoMil 1.20-39
Adres/telefoon
VoMil 1.20-40
Adres/telefoon
VoMil 1.20-41
Adres/telefoon
VoMil 1.20-42.1
Adres/telef oon
VoMil 1.20-42.2
Adres/telef oon
VoMil 1.20-43
Adres/telefoon
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET zIEKENFONDS MIDDEN-
BRABANT U. A.
Pieter vreedeplein 40, Tilburg (postbus 200, 5000 AE Tilburg)/
(013 ) 430000.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET ZIEKENFONDS MIDDEN-BRABANT
U.A.
Nieuwstraat 33, Is-Hertogenbosch (Postbus 1022, 5200 BA
s-Hertogenbosch)/(073) 123301.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ZIEKENFONDS "HET GOO1 EN
OMSTREKEN" U . A.
Emmastraat 62, Hilversum (Postbus 269, 1200 AG Hilversum)/
(035) 41655.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET ZIEKENFONDS "WEST-
FRIESLAND" U.A.
Nieuwe Steen 2 (gebouw D), Hoorn (Postbus 51, 1620 AB Hoorn)/
(02290) 36564.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ A.N.O.Z. RAYON LINGESTREEK
Prins Mauritsstraat 17, Leerdam (Postbus 128, 4140 AC Leerdam)/
(03451) 4541.
"ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ZIEKENFONDS LEEUWARDEN-SNEEK"
U.A.
Eewal 63, Leeuwarden (Postbus 1102, 8900 CC Leeuwarden)/
(05100) 31225.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ "ALGEMEEN PROVINCIAAL FRIES
ZIEKENFONDS" U.A.
Tweebaksmarkt 70, Leeuwarden (Postbus 121, 8900 AC Leeuwarden)/
(05100 ) 31316.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ A.N.O.Z. RAYON FRIESLAND
Lange Marktstraat 26, Leeuwarden (Postbus 297, 8901 BB
Leeuwarden)/(05100) 22143.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ZIEKENFONDS LEIDEN EN OMSTREKEN
(ZLO) U.A.
Postbus 400, 2300 AK Leiden/(071) 311141.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ZIEKENFONDS LEIDEN EN OMSTREKEN
(ZLO) U.A.
Witte de Withlaan 1, Voorschoten (Postbus 400, 2300 AK Leiden)/
(071) 311141.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ REGIONAAL ZIEKENFONDS "ZUID-
LIMBURG U.A. " (ZZL)
Adelbert van Scharmlaan 170, Maastricht (Postbus 4182, 6202 PB
Maastricht)/(043) 625140.

VoMil 1.20-44
VoMil 1.20-45
Adres/telefoon
VoMil 1.20-46
Adres/telefoon
VoMil 1.20-47
Adres/telefoon
VoMil 1.20-48
Adres/telefoon
VoMil 1.20-49
Adres/telefoon
VoMil 1.20-50
Adres/telefoon
VoMil 1.20-51
Adres/telefoon
VoMil 1.20-52
Adres/telefoon
VoMil 1.20-53
Adres/tele foon
VoMil 1.20-54
Adres/telefoon
VoMil 1.20-55
Adres/telefoon
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ZIEKENFONDS DRENTE-NOORD-
OVERIJSSEL U.A. (DNO)
Werkhorst 36, 7944 AV Meppe1/(05220) 50933.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ZIEKENFONDS MIDDEN-ZEELAND
Achter de Hauttuinen 8, Middelburg (Postbus 41, 4330 AA
Middelburg)/(01180) 11551.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ A.N.O.Z. AFD. NIJKERK
Meinsstraat 2, Nijkerk (Postbus 83, 3860 AB Nijkerk)/ (03494)
53345.
STICHTING REGIONALE ZIEKENFONDS B.A.Z. NIJMEGEN EN OMSTREKEN
Stationsplein 26, Nijmegen (Postbus 9039, 6500 JX Nijmegen)/
(080) 226845.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ "ALGEMEEN ZIEKENFONDS
PURMEREND EN OMSTREKEN" U.A.
Purmerweg 19a, Purmerend, (Postbus 16, 1440 AA Purmerend)/
(02990) 20931.
STICHTING ZIEKENFONDS ROTTERDAM (SZR)
Mathenesserlaan 321, Rotterdam (Postbus 1311, 3000 BH
Rotterdam)/(OlO) 777888.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET ALGEMEEN ZIEKENFONDS
SCHIEDAM-VLAARDINGEN MAASSLUIS (SVM) U.A.
Is-Gravelandseweg 565, Schiedam (Postbus 173, 3100 AD
Schiedam)/(010) 734555.
STICHTING CENTRAAL ZIEKENFONDS IN HET BISDOM ROERMOND
Wilhelminastraat 39, Sittard (Postbus 55, 6130 MA Sittard)/
(04490) 15451.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ZIEKENFONDS "SLIEDRECHT EN
OMSTREKEN" U . A.
Rembrandtlaan 8, Sliedrecht (Postbus 23, 3360 AA Sliedrecht)/
(01840) 12855.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET ZIEKENFONDS "TEXEL U.A."
Jonkerstraat 6, Den Burg (Texel) (Postbus 18, 1790 AA Den Burg)/
(02220) 2375.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ALGEMEEN TIELS ZIEKENFONDS
U.A.
Stationsstraat 39, 4100 CD Tie1/(03440)'15144.
ST1 CHTING "HET CENTRAAL ZIEKENFONDS"
Stationsstraat 22, Tilburg (Postbus 90152, 5000 LD Tilburg)/
(013) 427333.

VoMil 1.20-56
Adres/telefoon
VoMil 1.20-57
Adres/telefoon
VoMil I .20-58
Adres/telefoon
VoMil 1.20-59
Adres/telefoon
VoMil 1.20-61
Adres/telef oon
VoMil 1.20-62
Adres/telef oon
VoMil I. 20-63
Adres/telefoon
VoMil 1.20-64
Adres/telef oon
VoMil 1.20-65
VoMil 1.20-66
Adres/telefoon
Samenstelling be-
sturen
Bureau/secretariaat
"ONDERLING ALGEMEEN UTRECHTS ZIEKENFONDSN ZIEKENZORG U.A.
Catharijnesingel 56, Utrecht (Postbus 19020, 3501 DA ~trecht)/
(030) 332216.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ALGEMEEN NEDERLANDS ONDERLING
ZIEKENFONDS U.A. (ANOZ)
Kaap Hoorndreef 24-28, Utrecht (Postbus 9069, 3506 GB Utrecht)/
(030) 618881.
"STICHTING REGIONAAL ZIEKENFONDS MIDDEN-NEDERLAND" (RZMN)
Kaatstraat 1, Utrecht (Postbus 8125, 3503 RC Utrecht)/ (030)
332244.
STICHTING ALGEMEEN ZIEKENFONDS "NOORD-LIMBURG" ZNL
Drie Decembersingel 50, Venlo (Postbus 9001, 5900 MB Venlo)/
(077) 79391.
ALGEMEEN ZIEKENFONDS "WOERDEN EN OMSTREKEN"
Stationsweg 13, Woerden (Postbus 2092, 3440 DB Woerden)/
(03480) 13947.
ALGEMEEN ZIEKENFONDS "WORMER EN OMSTREKEN" U .A.
Dorpsstraat 136, Wormer (Postbus 34, 1530 AA Wormer)/ (02982)
1243.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET ZIEKENFONDS ZAANLAND U.A.
Bristolroodstraat 164, Zaandam (Postbus 62, 1500 EB Zaandam)/
(075) 352131.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET ZIEKENFONDS "SCHOUWEN-
DUIVELAND" U.A.
Havenpark 8, Zierikzee (Postbus 178, 4300 AD Zierikzee)/
(01110) 4855.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ A.NO.Z. RAYON "DE IJSSELSTREEK"
Marspoortstraat 9, 7201 JA Zutphen/(05750) 10650.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET REGIONAAL ZIEKENFONDS
ZWOLLE U.A. (RZZ)
Zwartewaterallee 25, Zwolle (Postbus 631, 8000 AP Zwolle)/
(05200) 71188.
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ HET ZIEKENFONDS "ZUID-
HOLLANDSCHE EILANDEN" U. A.
Koninginneweg 1, Zwijndrecht (Postbus 23, 3330 AA Zwijndrecht)/
(078) 126766.
Geen opgave
Totaal f 7000 medewerkers, in dienst van de ziekenfondsen.
\

Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
VoMil 1.21
Adres/telefoon
Instelling en op-
richting
Regelingen
Advisering aan
Kroon en minister
Toezicht op beheer
en administratie van
uitvoeringsorganen
Beheer verzekerings-
kassen
Goedkeuring overeen-
komsten met medewer-
kers
uitgaven ten laste van:
a. de begroting van VoMil (10%);
b. premies voor de vrijwillige verzekering (15%);
c. Algemene Kas Verplichte Verzekering en Fonds Bejaarden-
verzekering (75%).
- Apparaatskosten : f 610.000.000,--;
- Verstrekkingen + uitvoering
verzekeringen : f 12.400.000.000,--.
1981.
Opmerkingen
Geen .
ZIEKENFONDSRAAD (ZFR)
Prof. J.H. Bavincklaan 2, Amstelveen (Postbus 396) 1180 BD
Amstelveen/ (020) 434747
Instelling en oprichtinq
Ingesteld en opgericht bij wet van 15 oktober 1964 (Stb. 392)
ondertekend door de minister van Sociale Zaken en Volksgezond-
heid (Ziekenfondswet) ("ZFW" ) .
- ZEW.
- Algemene wet bijzondere ziektekosten; wet van 14 december
1967 (Stb. 655) ("AWBZ").
Doelstellingen en taken
De Ziekenfondsraad is belast met de volgende taken.
a. Het desgevraagd of uit eigen beweging uitbrengen van adviezen
of het geven van voorlichting over onderwerpen welke de
ziekenfonds- c.q. de AWBZ-verzekering raken aan de Kroon en
de minister van VoMil (art. 67, eerste lid onder a, ZFW;
art. 48, eerste lid onder a, AWBZ).
b. Het houden van toezicht op het beheer en de administratie
van de ziekenfondsen en van de uitvoerende organen en de
ziektekostenverzekeraars, voor zover zij de AWBZ-verzekering
uitvoeren (art. 67, eerste lid onder b, ZFW art. 48, eerste
lid onder b, AWBZ).
c. Het beheren van de Algemene Kas, het Fonds
Bejaardenverzekering en het Algemene Fonds Bijzondere Ziektekosten
(art. 72, eerste lid, ZFW; art. 51, eerste lid,
AWBZ) .
d. Het goedkeuren van overeenkomsten gesloten tussen instanties
uitvoerende de ZEW en/of de AWBZ en personen, instellingen
of inrichtingen, die de verstrekkingen kunnen verlenen (de
llmedewerkersll) (art. 45, vierde lid, ZEW; art. 43, vierde
lid, AWBZ).

Goedkeuring premie e. Het goedkeuren van een tarief voor de premiebetaling met
vri jwillige zieken- betrekking tot de vrijwillige ziekenfondsverzekering (art.
f ondsverzekering 32, tweede lid, ZFW).
Advisering in beroeps- f. Het advies uitbrengen aan verzekerden, alvorens deze beroep
zaken verstrekkings- kunnen instellen tegen een beslissing met betrekking tot de
geschillen
Beslissing in
administratief
beroep
Verstrekken van
subsidies
Financiering Prae-
ventiefonds
Optreden als ver-
bindingsorgaan
Verrichten van
incidentele taken
Geven van (nadere)
uitvoeringsregels
Informatieplicht
uitvoeringsorganen
tegenover Raad
verlening van een verstrekking of een vergoeding op basis
van de ZFW c.q. de AWBZ (art. 76 ZFW; art. 60 AWBZ) en het
op verzoek van belanghebbende tussenkomst verlenen bij
geschillen met betrekking tot de bejaardenverzekering en de
vrijwillige ziekenfondsverzekering (art. 74, tweede lid,
ZFW) .
g. Het nemen van een beslissing indien deze wordt ingeroepen
bij een weigering van een ZFW- en/of AWBZ-uitvoeringsorgaan
een overeenkomst met een medewerker te sluiten of bij een
weigering van een medewerker een gelijke overeenkomst te
sluiten met een ZFW- en/of AWBZ-uitvoeringsorgaan als deze
reeds met een ander ZFW- en/of AWBZ-uitvoeringsorgaan heeft
gesloten (art. 79 ZFW; art. 64 AWBZ).
h. Het verstrekken van subsidies uit de Algemene Kas c.q. het
Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten ter bevordering van
wetenschappelijke onderzoekingen en publikaties, welke naar
haar oordeel voor het ziekenfondswezen c.q. voor de AWBZvoorzieningen
van belang zijn (art. 73, eerste lid onder d,
ZFW, art. 52, eerste lid onder e, AWBZ).
i. Het financieren van het Praeventiefonds met gelden van het
Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (art. 82 AWBZ).
j. Het optreden als verbindingsorgaan sociale zekerheidsverdragen
(eigen opgave).
k. het verrichten van tal van incidentele bij de ZFW en de AWBZ
aan de Raad opgedragen taken, zoals het stellen van regels
ter zake van arbeidsvoorwaarden van het personeel van uitvoeringsorganen,
belast met werkzaamheden voor de uitvoering
van de ZFW en/of de AWBZ (art. 40, onder c, ZFW; art. 40,
onder c, AWBZ).
1. Het geven van (nadere) regels ter uitvoering van het bij
en/of krachtens de ZFW en de AWBZ gestelde.
Voorbeelden hiervan zijn:
1. Nadere regeling inschrijving ziekenfondsverzekering
(Stcrt. 1966, 153).
2. Vergoeding kosten medische hulp in bijzondere omstandig-
heden (Stcrt. 1968, 18).
3. Nader besluit inkomstenvaststelling vrijwillige zieken-
fondsverzekering (Stcrt. 1971, 191).
4. Besluit nadere regelen vergoeding bijzondere ziektekosten-
verzekering (Stcrt. 1971, 169).
a. Indien de Raad zulks nodig acht voor haar taakvervulling,
verschaffen de uitvoeringsorganen de Raad (of zijn ge-
machtigden) alle gevraagde gegevens en geven zij inzage in

Nadere regels van
Raad
Mededeling van
besluiten aan de
Raad
Goedkeuring premie
vrijwillige zieken-
fondsverzekering
Toetsing uitgaven
uitvoeringsorganen
op verantwoord ka-
rakter
boeken en bescheiden, betrekking hebbend op gevoerd beheer
verrichte werkzaamheden (art. 39 ZFW; art. 39 AWBZ).
Raad kan regels stellen met betrekking tot:
minimum-eisen, waaraan de administratie van de uitvoeringsorganen
(ook m.b.t. de verzekerdenregistratie,
alleen AWBZ) moet voldoen, inclusief de verzameling van
statistische gegevens;
inhoud, vorm en tijdstip van het door de uitvoeringsorganen
bij de Raad in te dienen jaarlijks verslag van
werkzaamheden, inclusief financiele gegevens;
arbeidsvoorwaarden van het ziekenfondspersoneel en van
het personeel van ziektekostenverzekeraars, dat werkzaamheden
verricht ter uitvoering van de AWBZ (art. 40
ZFW; art. 40 AWBZ) .
Wijziging van de statuten en reglementen van een ziekenfonds
of een ziektekostenverzekeraar worden tenminste een maand
v66r hun inwerkintreding aan de Ziekenfondsraad overgelegd.
(art. 38, eerste lid, ZFW; art. 37 eerste lid, AWBZ).
De Raad kan bepalen, dat door hem aan te wijzen besluiten
van algemene strekking en belangrijke aard, genomen door de
algemene vergadering of het bestuur van het ziekenfonds, ten
minste een maand voor hun inwerkingtreding aan de Zieken-
fondsraad worden medegedeeld. Onverminderd het bovenstaande
wordt een besluit van de algemene vergadering of het bestuur
van een ziekenfonds terstond ter kennis gebracht van de Raad
wanneer deze zulks verzoekt (art. 38, tweede en derde lid,
ZFW) .
De Raad kan bepalen, dat door hem aan te wijzen, op de
uitvoering van de AWBZ betrekking hebbende besluiten van
algemene strekking of belangrijke aard van een ziekte-
kostenverzekeraar ten minste een maand v6or hun inwerking-
treding aan de Raad worden medegedeeld. Onverminderd het
bovenstaande wordt een op de uitvoering van de AWBZ betrek-
king hebbend besluit van een ziektekostenverzekeraar ter-
stond ter kennis gebracht van de Raad wanneer deze zulks
verzoekt (art. 37, tweede en derde lid, AWBZ).
Goedkeuring van de Raad is nodig voor de vaststelling
van een tarief voor de premie voor de vrijwi'llige ziekenfondsverzekering
door de ziekenfondsen (art. 32, tweede lid,
ZFW) .
Alvorens de Raad uitkeringen verstrekt aan de uitvoerings- ,
organen ter dekking van de kosten der diverse verzekeringen, '
gaat zij na of de uitvoeringsorganen onverantwoorde uitgaven j
hebben gedaan. Bij verstrekken van een uitkering aan de
uitvoeringsorganen laat de Raad onverantwoord geachte uitgaven
buiten beschouwing (art. 26, tweede lid, en art. 101,
eerste lid, ZWF; art. 78, eerste lid, AWBZ).

Goedkeuring uit-
komst collectief
overleg/goedkeuring
overeenkomst met
medewerker
Beheer Algemene Kas
Beheer Fonds Bejaar-
denverzekering
Indien het collectief overleg over de inhoud van medewerkings-
overeenkomsten tot overeenstemming heeft geleid, wordt de
uitkomst daarvan, voor zover deze geen betrekking heeft op het
tarief, bedoeld in de Wet tarieven gezondheidszorg (Stb. 1980,
646), onderworpen aan de goedkeuring van de Ziekenfondsraad.
Een uitvoeringsorgaan zendt aan de Ziekenfondsraad een door hem
gewaarmerkte kopie van elke overeenkomst gesloten met een
medewerker. De medewerkingsovereenkomsten behoeven, voor zover
deze geen betrekking hebben op de tarieven, bedoeld in de Wet
tarieven gezondheidszorg, de goedkeuring van de Ziekenfonds-
raad.
Een overeenkomst, die overeenstemt met een goedgekeurde uit-
komst van een collectief ocerleg, wordt geacht stilzwijgend de
goedkeuring van de Ziekenfondsraad te hebben verkregen, indien
de Ra'ad niet binnen een bepaalde termijn aan partijen bij 3e
overeenkomst heeft medegedeeld de overeenkomst alsnog aan zijn
uitdrukkelijke goedkeuring te zullen onderwerpen. 1ndien bij
een medewerkingsovereenkomst is bepaald, dat rechten en ver-
plichtingen van een van de partijen of van beide partijen
worden vastgesteld door een derde, behoeft het door de derde
genomen besluit als zodanig eveneens de goedkeuring van de
Ziekenfondsraad, behoudens wanneer het tarieven in de zin van
de Wet tarieven gezondheidszorg of uitspraken in geschillen
betreft (art. 45, tweede t/m vijfde lid, ZFW: art. 43, tweede
t/m vijfde lid, AWBZ).
a. Middelen van de Algemene Kas: de door de bedrijfsverenigingen
geheven premies (deze premie wordt voor de helft door de
verzekerde en voor de helft door de werkgever betaald) ter
zake van de ziekenfondsverzekering worden in de Kas gestort
(art. 71, eerste lid, ZFW).
b. Aanwending van de middelen van de Algemene Kas (art. 73
ZFW):
1. dekking van de kosten van de verplichte ziekenfonds-
verzekering (de Raad doet kostendekkende uitkeringen aan
de ziekenfondsen toekomen (art. 101, eerste lid, ZFW));
2. het doen van uitgaven voor de verplichte verzekering,
voortvloeiende uit enige andere wettelijke regeling of
uit overeenkomsten;
3. bevordering van onderzoek en publikaties (de Raad neemt
een maximum-subsidiebedrag op in zijn begroting);
4. andere door de Raad aan te geven doeleinden, verband
houdende met de ziekenfondsverzekering of met de volks-
gezondheid in het algemeen;
5. reservevorming.
c. Middelen van het Fonds ~ejaardenverzekering: in het fonds
worden bijdragen van het Rijk en van de Algemene Kas gestort
(art. 71, tweede lid, ZFW).

Beheer Algemeen
Fonds Bijzondere
Ziektekosten
Samenstelling op
basis van de ZFW
d. Aanwending van de ~ondsmiddelen: de Raad doet aan de zieken-
fondsen jaarlijks uitkeringen tot zodanig bedragen, dat de
kosten welke de ziekenfondsen geacht worden te hebben ge-
maakt voor de bejaardenverzekering, verminderd met de ge-
heven premie, door de uitkeringen worden gedekt (art. 26,
tweede lid, ZFW).
e. Middelen van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten:
de door de Rijksbelastingdienst geheven premies ter zake
van de AWBZ-verzekering en de Rijksbijdrage worden in het
fonds gestort (art. 4, art. 17 en art. 18 AWBZ).
f. Aanwending van de middelen van het fonds (art. 52 AWBZ):
1. dekking van de kosten van de AWZ-verzekering (de Raad
doet kostendekkende uitkeringen aan de AWBZ-uitvoerings-
organen toekomen (art. 78, eerste lid, AWBZ);
2. het doen van uitgaven voor de AWBZ-verzekering, voort-
vloeiende uit enige andere wettelijke regeling (het Fonds
dekt bijv. de kosten van het Centraal Orgaan Tarieven
Gezondheidszorg, art. 27 Wet tarieven Gezondheidszorg
(Stb. 1980, 646)) of uit overeenkomsten;
3. bevordering van onderzoek en publikaties (de Raad neemt
een maximum subsidiebedrag op in zijn begroting);
4. andere door de Raad aan te geven doeleinden verband
houdende met de AWBZ-verzekering of met de volksgezond-
heid in het algemeen;
5. reservevorming.
De Raad stort jaarlijks een bepaald bedrag uit het fonds in
het Praeventiefonds (art. 82 AWBZ).
Samenstelling en benoeming
a. De Raad bestaat uit een door de minister van VoMil te bepalen
aantal van ten hoogste 35 leden.
De minister wijst een vijfde gedeelte der leden aan.
Een vijfde gedeelte der leden wordt aangewezen door elk van
de navolgende groepen van organisaties:
a. de naar het oordeel van de minister algemeen erkende
centrale en andere representatieve organisaties van
werkgevers;
b. de naar het oordeel van de minister algemeen erkende
centrale organisaties van werknemers;
c. de naar het oordeel van de minister representatieve
organisaties van ziekenfondsen;
d. de naar het oordeel van de minister representatieve
organisaties van ZFW-medewerkers.
De minister bepaalt het aantal leden dat door elke organisa-
tie wordt aangewezen (art. 51, ZFW).
De voorzitter van de Raad wordt benoemd door de Kroon uit de
door de minister aangewezen leden. De voorzitter heeft vier .
plaatsvervangers, die door de Raad uit zijn midden worden
benoemd en door de Raad kunnen worden ontslagen. De benoe-
ming van de plaatsvervangende voorzitters geschiedt zodanig

Samenstelling
op basis van de
AWBZ
Geheimhouding
Commissies
Reglement van
werkzaamheden
Vast te leggen
stemverhoudingen
dat uit de leden, behorende tot elk van de hierboven onder
a. t/m d. aangeduide groepen, een hunner wordt benoemd (art.
52 ZFW).
b. Voor de uitvoering van AWBZ-taken wordt een door de minister
van VoMil te bepalen aantal leden aan de Raad toegevoegd.
Deze leden worden aangewezen:
1. door elk van de beide navolgende groepen van organisa-
ties :
a. de naar het oordeel van de minister representatieve
organisaties van ziektekostenverzekeraars;
b. de naar het oordeel van de minister representatieve
organisaties van AWBZ-medewerkers.
De minister bepaalt het aantal leden dat door elke
organisatie wordt aangewezen.
2. door de ministers van VoMil en van BiZa uit de uit-
voerende organen ( art. 48, tweede lid, AWBZ) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De voorzitter en leden van de Raad(scommissies) en de per-
soneelsleden houden zaken met een begrijpelijkerwijs ver-
trouwelijk karakter geheim. Geheimhouding kan ook opgelegd
worden (art. 54 ZFW; art. 48, tweede lid, AWBZ).
b. De Raad kan commissies instellen met externe leden (art. 55
ZFW; art. 48, tweede lid, AWBZ).
c. Op verzoek van de minister van VoMil stelt de Raad commis-
sies in ter behandeling van bepaalde onderwerpen. De samen-
stelling van deze commissies waarin ook externe leden
zitting kunnen hebben, geschiedt in overleg met de minister.
De Raad legt desgevraagd bij zijn eigen advies het betref-
fende commissie-advies over.
De minister kan rechtstreeks aan een commissie advies
vragen. Van het advies wordt kennisgegeven aan de Raad (art.
56 ZFW; art. 48, tweede lid, AWBZ) .
d. De Raad kan, tenzij de minister van VoMil anders heeft
verzocht, commissies machtigen namens hem te handelen.
Zo'n machtiging wordt niet verleend voor een op verzoek van
de minister uit te brengen advies, indien de minister het
advies van de Raad zelf wil hebben (art. 57 ZFW; art. 48,
tweede lid AWBZ).
e. De Raad stelt onder goedkeuring van de minister van VoMil
een reglement van werkzaamheden vast met een eventuele
mogelijkheid van delegatie van bevoegdheden aan de voor-
zitter, een raadscommissie of de algemeen secretaris (art.
58 ZFW; art. 48, tweede lid, AWBZ).
In het reglement van werkzaamheden worden voorzieningen
getroffen om te bereiken dat het aantal stemmen dat door elk
van de vijf groeperingen, zoals die samen op basis van de
ZFW de Raad samenstellen, in totaal kan worden uitgebracht
een gelijke waarde vertegenwoordigt.

secretariaat
Verkri jgbaarstelling
j aarverslagen
Publikatie algemeen
verbindende
besluiten
Inwinnen van
inlichtingen/inzage
in boeken
Medewerking van
andere instanties
Ter toepassing van deze bepaling in een uitgebreide samen-
stelling van de Raad worden de leden, aangewezen door de
ziektekostenverzekeraars en de leden, aangewezen uit de
uitvoerende organen geacht te behoren tot de ziekenfonds-
groepering en de leden aangewezen door AWBZ-medewerkers tot
de groepering van ZFW-medewerkers (art. 48, tweede lid,
AWBZ) ,
f. De Raad heeft een secretariaat, bestaande uit een algemeen
secretaris, zonodig een of meer secretarissen en ander
personeel. Indienstneming en ontslag van de algemeen
secretaris en de secretarissen geschiedt door de Raad.
Omtrent de benoeming van een algemeen secretaris moet vooraf
overeenstemming zijn bereikt met de minister van VoMil. De
Raad regelt de rechtspositie van zijn personeel onder goed-
keuring van de minister (art. 60 ZFW).
g. De jaarverslagen van de Raad (zowel die m.b.t. zijn ZFW-/
AWBZ-werkzaamheden in het algemeen als die m.b.t. de
toestand van de door hem beheerde ZFW-/AWBZ-fondsen) worden
algemeen verkrijgbaar gesteld (art. 62, tweede lid, ZFW;
art. 49, tweede lid, AWBZ; art. 72, vierde lid, ZFW; art.
51, vierde lid, AWBZ).
h. Raadsbesluiten, welke van algemeen verbindende aard zijn,
worden in de Staatscourant geplaatst (art. 64 ZFW; art. 49,
tweede lid, AWBZ).
i. Ieder is verplicht aan de Raad (of zijn gemachtigden) ten
behoeve van de AWBZ-uitvoering op zijn verzoek (schrifte-
lijke) inlichtingen en/of inzage in boeken en bescheiden te
geven (art. 56 AWBZ).
j. Indien nodig voor een goede AWBZ-uitvoering geven bedrijfs-
verenigingen en het Gemeenschappelijk Administratiekantoor
aan de Raad (of zijn gemachtigden) gratis inlichtingen,
verlenen publiekrechtelijke lichamen aan de Raad (of zijn
gemachtigden) gratis medewerking tot het verkrijgen van
informatie, zenden de betreffende ambtenaren aan de Raad (of
zijn gemachtigden) gratis uittreksels uit de registers van
de burgerlijke stand (art. 58 AWBZ).
Politick-bestuurlijke controle
Verantwoording aan a. De Raad is aan de minister van VoMil verantwoordelijk. De
minister/aanwijzingen minister kan aan de Raad aanwijzingen geven omtrent de
uitoefening van diens taken (art. 61 ZFW; art. 49, eerste
lid, AWBZ).
Ministeriele
waarnemers
b. Door de minister van VoMil aangewezen personen zijn bevoegd
de vergaderingen van de Raad en zijn comissies met raad-
gevende stem bij te wonen (art. 59 ZFW; art. 48, tweede lid,
AWBZ) .

Mededeling besluiten/ c.
inlichtingen
Jaarverslag
Overeenstemming
met minister m.b.t.
benoeming alg.
secretaris
Ministeriele
goedkeuring
Toezicht op beheer g.
der fondsen/functie
College van Toezicht
Jaarverslagen van
de fondsen
De Raad brengt, volgens door de minister van VoMil te stellen
regels en behoudens daarbij te bepalen uitzonderingen, de
besluiten welke hij neemt ter kennis van de minister. Ook
overigens verstrekt de Raad aan de minister alle gevraagde
inlichtingen over zijn beleid (art. 62, eerste lid, ZFW;
art. 49, tweede lid, AWBZ).
De Raad biedt jaarlijks aan de minister een verslag van
werkzaamheden aan, dat algemeen verkrijgbaar wordt gesteld
(art. 62, tweede lid, ZFW; art. 49, eerste lid, AWBZ).
Over de benoeming van een algemeen secretaris dient over-
eenstemming te zijn bereikt met de minister van VoMil (art.
60, tweede lid, ZFW).
Ministeriele goedkeuring is nodig ten aanzien van:
- het reglement van werkzaamheden (art. 58 ZFW; art. 48,
tweede lid, AWBZ);
- de regels omtrent indienstneming en ontslag, alsmede
omtrent het loon en de andere arbeidsvoorwaarden van het
personeel (art. 60, derde lid, ZFW);
- uitgaven uit de Algemene Kas en het Algemeen Fonds
Bijzondere Ziektekosten voor door de Raad aan te geven
doeleinden (art. 73, tweede lid, ZFW; art. 52, tweede
lid, AWBZ).
Voor het beheer van de Algemene Kas, het Fonds
Bejaardenverzekering en het Algemeen Fonds Bijzondere
Ziektekosten is de Raad verantwoordelijk en rekenplichtig
aan de minister van VoMil. De minister kan de Raad aan-
wijzingen geven met betrekking tot het te voeren beheer
(art. 72, eerste lid, ZFW; art. 51, eerste lid, AWBZ).
De Kroon kan een college instellen, dat ten behoeve van de
minister toezicht uitoefent op het door de Raad gevoerde
beheer op bovengenoemde fondsen.
Bij of krachtens AMvB kunnen omtrent de instelling van dit
college nadere regels worden gesteld. De kosten van het
college en haar toezicht komen ten laste van de verschil-
lende verzekeringen waarvoor de onderscheiden fondsen zijn
ingesteld. De Raad verschaft de minister van VoMil en het
college alle gevraagde inlichtingen over het beheer (art.
72, tweede en derde lid, ZFW; art. 51, tweede en derde lid,
AWBZ) .
Het betreffende college is ingesteld met de naam College van
Toezicht. Het college kan tevens via tussenkomst van de Raad
informatie verkrijgen van instellingen waarover het toezicht
van de Raad zich uitstrekt. Het college brengt ter kennis
van de minister van VoMil dat wat hem onjuist of onvoldoende
voorkomt inzake het beheer van de Raad (zie KB van 1 juni
1966 (Stb. 245)).
h. De Raad biedt de minister van VoMil jaarlijks verslagen aan
omtrent de toestand van de verschillende fondsen, met de
rekening over het afgelopen jaar. De rekening moet goed-
gekeurd worden door de minister. Voor zover zij goedgekeurd

Ministeriele beleg-
gingsvoorschriften
Vernietiging of
schorsing van
besluiten door de
Kroon
Voorzieningen bij
taakverwaarlozing
Ministeriele be-
moeienis met over-
eenkomstenoverleg
Voorziening bij
de Kroon
Raad = rechts-
persoon
is strekt zij tot decharge van de Raad. De verslagen worden
algemeen verkrijgbaar gesteld (art. 72, vierde lid, ZFW;
art. 51, vierde lid, AWBZ).
De minister kan voorschriften vaststellen met betrekking
tot de belegging van de gelden van het Algemeen Fonds Bij-
zondere Ziektekosten (art. 53 AWBZ).
Een besluit van de Raad, van een commissie, van de voor-
zitter of van de algemeen secretaris, kan voor zover strijdig
met de wet of het algemeen belang, door de Kroon worden
geschorst of vernietigd (art. 81, eerste lid, ZFW en art. 65
AWBZ) .
Bij AMvB kunnen, voor zoveel nodig in afwijking van het
wettelijk bepaalde, voorzieningen worden getroffen, voor het
geval de Raad zijn wettelijke verplichtingen naar het oor-
deel van de Kroon niet naar behoren nakomt. Hetzelfde geldt
indien de aanwijzing van leden door de verschillende
representatieve organisaties achterwege blijft (art. 63 ZFW;
art. 49, tweede lid, AWBZ).
Indien overeenkomsten, welke nodig zijn voor het verlenen van
een bepaalde verstrekking niet of niet in een voldoend
aantal tot stand komen dan we1 indien deze overeenkomsten
niet de vereiste goedkeuring verwerven, of indien het
besluit tot goedkeuring door de Kroon wordt vernietigd, kan
de minister van VoMil bepalen, dat overeenkomsten ten aan-
zien van de bedoelde verstrekking slechts mogen worden
gesloten met inachtneming van door hem te stellen richt-
lijnen. Alvorens een dergelijk besluit te nemen, wint de
minister het advies in van een door hem te benoemen com-
missie (art. 49, eerste en tweede lid, ZFW; art. 47, eerste
en tweede lid, AWBZ).
Rechtsbescherminq
Bij de Kroon kan door iedere belanghebbende voorziening worden
gevraagd :
- van raadsbesluiten tot het doen van uitkeringen uit de
diverse fondsen aan de uitvoeringsorganen ter dekking van de
kosten van de verschillende verzekeringen;
- van uitspraken van de Raad in het kader van het toezicht op
de uitvoeringsorganen;
- van raadsbeslissingen genomen in administratief beroep zoals
onder llDoelstellingen en taken1' beschreven onder punt g.
(art. 77, onder a. en d., en art. 62, onder a., AWBZ).
Rechtspersoonlijkheid
De Ziekenfondsraad is rechtspersoon (art. 50, tweede lid, ZFW).

Financien
Individuele vergoe- a. De voorzitter van de Raad kan worden bezoldigd. Voorzitter
dingen en leden kunnen vergoedingen krijgen, volgens door de Raad
onder goedkeuring van de minister van VoMil te stellen
regels (art. 53, derde lid, ZFW en art. 48, tweede lid,
AWBZ) .
Apparaatskosten
b. De kosten van de Raad en zijn secretariaat, gemaakt ten
behoeve van de verschillende verzekeringen, komen ten laste
van de geldmiddelen van de verschillende verzekeringen (art.
65, eerste lid, ZFW; art. 50 AWBZ).
Samenstelling
Feitelijke gegevens
Leden
H. Berends (voorzitter; VoMil) (plv.: mr. H.J. Muller), H.A.
Bode (plv. voorzitter; werknemers) (plv.: N. Ruiter), H.J.
Anbeek (plv. voorzitter; Vereniging van Nederlandse Zieken-
fondsen VNZ) (plv.: H.H. Boven), J. Soesman (plv. voorzitter;
medewerkers) (plv.: drs. E.H.J. de Jong), mr. J. Kramer (&
voorzitter; werkgevers) (plv.: drs. W. van den Ende), vacature
(VoMil) (plv.: prof.dr. J.P. Kuiper), drs. B. Combee (VoMil)
(plv.: prof.dr. A.Th.L.M. Mertens), A.F.J. Gentis, arts (VoMil)
(plv.: mevr. N.A. den Haan-Groen), H.J. Tuntler, arts (VoMil)
(plv.: mr. J. Hekkelman), L. Opheikens (VoMil) (plv.: prof.dr.
H.J.J. Leenen), mr. F.H. Piket (VoMil) (plv.: prof.dr. J. de
Wit), drs. Chr.R.J. Laffree (werkgevers) (plv.: mevr. mr. W.L.
Hekket), mr. H. van Brussel (werkgevers) (plv.: mr. H.J.A.M.
Vinkesteijn), drs. D.E. Cnossen (werkgevers) (plv.: mr. J.
Klok), G.J.D. Franken (werkgevers) (plv.: dr. J.C. Sanders,
apotheker), drs. G.W.J. Vlek (werkgevers) (plv.: J.H. Zwarts),
drs. N.A. Vaandrager (werkgevers) (plv.: drs. J.P. de Heij),
mevr. drs. M.J.Ph.A. Clerx (werknemers) (plv.: vacature), drs.
N. Gans (werknemers) (plv.: C.C.H.J. Driessen), mevr. mr. V.
Domela Nieuwenhuis (werknemers) (plv.: mr. M. de Leeuw), mr.
W.G. Poiesz (werknemers) (plv.: A.J. Vulink), A.J. Molendijk
(werknemers) (plv.: J. Hogenes), drs. P.M. de Jong (werknemers)
(plv.: F.J.G. Werter), J. de Vries (VNZ) (plv.: C. Landheer),
A.H. Slotboom (VNZ) (plv.: mr. N. de Jong), drs. F.H. Werkman
(VNZ) (plv.: drs. J.G. Werkhoven), mr. L.B.J.J. Andriessen
(VNZ) (plv.: W.D.N. Snooij), mr. J.J. Reijerkerk (VNZ) (plv.:
F.A. Oude Groen), mr. M. Swenker (VNZ) (plv.: drs. D. Blanken),
J. Heckman, arts (medewerkers) (plv.: dr. A.F.P.M. Verhoeven),
S. van Randen, arts (medewerkers) (plv.: drs. H.H.M. Willems),
W. Derksen, arts (medewerkers) (plv.: J.B. Schueler, arts), dr.
E.H. Cohen, apotheker (medewerkers) (plv.: mr. E.D. Harder-
wijk), drs. A.C. Lips (medewerkers) (plv.: L.J.A. Straathof),
drs. C.M. Beumer (medewerkers) (plv.: mevr. N.F. Lugtenburg).
Uitbreiding op grond van de AWBZ
mr. H.J. Nijland (ziektekostenverzekeraars) (plv.: mevr. C.
Dalmeijer-Henneke), W. Wieringa (uitvoerende organen AWBZ/geen
ziekenfonds) (plv.: J.L. Nieuwkamer), drs. B. Heeringa

Secretariaat
Financien
Begrote uitgaven
1982
Laatste jaarverslag
VoMil 1.22
Instelling
Toelating
Regelingen
Zorg voor tot gel-
ding kunnen brengen
van aanspraken
Taakbegrenzing
(organisaties ex art. 42 AWBZ) (plv.: H. Diemers), G.A. Mak,
arts (organisaties ex art. 42 AWBZ) (plv.: J. Kerssies).
324 medewerkers
Uitgaven worden gefinancierd uit de premie-opbrengsten voor de
ziektekostenverzekeringen.
- Kosten voor de ZFR f 1.112.000,--;
- Kosten voor het secretariaat f 29.083.000,--;
- Verstrekkingen:
a. verplichte verzekering ZFW f 9.532.600.000,--;
b. bejaardenverzekering ZFW f 3.334.300.000,--;
c. AWBZ
1980.
f 8.483.600.000,--.
Opmerkingen
Geen .
BESTUREN van de rechtspersonen, optredend als ZIEKTEKOSTEN-
VERZEKERAAR AWBZ
Er zijn 82 toegelaten ziektekostenverzekeraars. Zij worden
onder meer opgesomd in de Nederlandse Staatswetten, editie
Schuurman en Jordens, nr. 166 (e),
blz. 347-353.
Instelling en oprichtinq
Bij wet van 14 december 1967 (Stb. 655), ondertekend door de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten) (I1AWBZ"), zijn bevoegdheden toebedeeld
aan privaatrechtelijke ziektekostenverzekeringsmaatschappijen.
De bevoegde maatschappijen worden door de minister van VoMil,
gehoord de Ziekenfondsraad, toegelaten.
Toelatingseisen zijn:
a. rechtspersoonlijkheid met volledige rechtsbevoegdheid
bezitten;
b. voldoen aan bij of krachtens de wet ten aanzien van de
ziektekostenverzekeraars-AWBZ gestelde eisen;
d. opgewassen zijn tegen de taak als ziektekostenverzekeraar-
AWBZ ;
e. redelijke statuten en reglementen bezitten (art. 33, eerste
en vierde lid, AWBZ).
AWBZ .
Doelstellingen en taken
De ziektekostenverzekeraars dragen zorg dat de aanspraak op
verstrekkingen op basis van de AWBZ-verzekering door de bij
hen ingeschreven verzekerden tot gelding kan worden gebracht
(art. 6, eerste lid, AWBZ).
De ziektekostenverzekeraars voeren de AWBZ-verzekering alleen
uit voor de bij hen ingeschreven verzekerden (art. 6, eerste
lid, AWBZ).

~nschrijving van
verzekerden
Inning van premies
door belasting-
diens t
Samenstelling en
benoeming
Inwinnen van infor-
matie
Vereisten m . b . t . te
nemen besluiten
Onders teunende
werkzaamheden/
taakverlichting
Toelatingsvoor-
waarden/toelatings-
intrekking
Bevoegdheden
a. Het verzekerd zijn bij de ziektekostenverzekeraar op basis
van een privaatrechtelijke overeenkomst geldt als inschrij-
ving voor de toepassing van de AWBZ (art. 9, eerste lid,
AWBZ) .
Een persoon die als AWBZ-verzekerde zijn aanspraken geldend
wil maken en die noch is ingeschreven bij een ziekenfonds,
noch is verzekerd bij een particuliere ziektekosten-
verzekeraar noch deelneemt aan een publiekrechtelijke ziekte-
kostenregeling voor ambtenaren, meldt zich bij een ziekte-
kostenverzekeraar (dan we1 bij een ziekenfonds werkend in de
gemeente of het deel der gemeente waar hij woont). Deze is
verplicht hem in te schrijven (art. 9, tweede lid, AWBZ).
b. De ziektekostenverzekeraars zijn niet bevoegd tot het innen
der AWBZ-premies; deze bevoegdheid wordt uitgevoerd door de
belastingdienst.
Samenstelling en benoeminq
Samenstelling en benoeming hangen samen met de interne
'structuur van de toegelaten rechtspersoon. De A ~ stelt Z geen
eisen omtrent de invloed van verzekerden op het bestuur.
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. Informatieplicht van de verzekerden tegenover de verzekeraar
(art. 5 en 7 KB van 21 januari 1968 (Stb. 12) jo. art. 71
AWBZ) .
b. Aan de belanghebbende wordt, aesverlangd, schriftelijk door
de verzekeraar kennis gegeven van een beslissing betref-
f ende :
a. een inschrijving als verzekerde;
b. het verlenen van een verstrekking of een vergoeding.
Een kennisgeving is gedagtekend, vermeldt de gronden waarop
de beslissing berust, alsmede naam en adres van het beroeps-
college en de beroepstermijn. Indien eerst advies moet
worden gevraagd aan de Ziekenfondsraad, wordt tevens de
procedure daarvan vermeld (art. 58 AWBZ).
c. De Stichting Centraal Administratiekantoor AWBZ treedt op
als centraal betaalkantoor (art. 16, eerste lid, AWBZ jo.
KB van 12 januari 1968 (Stb. 13) jo. MB van 5 februari 1968
(Stcrt. 29)).
Politick-bestuurlijke controle
a. De minister van VoMil kan aan toelating als ziektekosten-
verzekeraar voorwaarden verbinden; op een later tijdstip .
kan hij alsnog, gehoord de verzekeraar en de Ziekenfonds-
raad, voorwaarden stellen dan we1 voorwaarden wijzigen (art.
34, eerste en tweede lid, AWBZ).
b. De minister van VoMil trekt, gehoord de Ziekenfondsraad, een
toelating in:
a. op verzoek van de verzekeraar;
b. bij het niet meer voldoen aan de toelatingsvoorwaarden;

Mededeling van
besluiten aan
Ziekenfondsraad
Informatieplicht
van verzekeraars
tegenover Zieken-
f ondsraad
Regels van Zieken-
fondsraad
Goedkeuring uit-
komst collectief
overleg/goedkeuring
overeenkomst met
medewerker door
Ziekenfondsraad
c. bij het in ernstige mate in strijd handelen met wette-
lijke voorschriften of niet naar behoren vervullen van de
taak (art. 35, eerste lid, AWBZ).
c. Wijzigen van statuten en reglementen worden tenminste een
maand voor inwerkingtreding aan de Ziekenfondsraad
overgelegd (art. 37, eerste lid, AWBZ).
De Raad kan bepalen, dat door hem aan te wijzen, op de
uitvoering van deze wet betrekking hebbende besluiten van
algemene strekking of van belangrijke aard van een ver-
zekeraar tenminste een maand voor inwerkingtreding aan de
Raad worden medegedeeld (art. 37, tweede lid, AWBZ). Onver-
minderd bovenstaande wordt een op de uitvoering van deze wet
betrekking hebbend besluit van een ziektekostenverzekeraar
terstond ter kennis gebracht van de Raad, wanneer deze dit
verzoekt (art. 37, derde lid, AWBZ).
d. Indien de Ziekenfondsraad zulks nodig acht voor zijn
taakvervulling, verschaft de verzekeraar hem (of zijn
gemachtigden) alle gevraagde inlichtingen of gegevens en
geeft hij inzage in boeken en beschei.den, betrekking hebbend
op gevoerd beheer en verrichte werkzaamheden (art. 39 AWBZ).
e. De Ziekenfondsraad kan regels stellen met betrekking tot:
a. minimumeisen waaraan de administratie van de verzekeraars
ook voor wat betreft de registratie van verzekerden voor
de AWBZ-uitvoering moet voldoen, inclusief het verzamelen
van statistische gegevens;
b. inhoud, vorm en tijdstip van het door de verzekeraars bi j
de raad in te dienen jaarlijks verslag van hun werkzaam-
heden voor de uitvoering van de AWBZ inclusief financiele
gegevens met betrekking tot de AWBZ-verzekering;
c. de arbeidsvoorwaarden van het personeel der verzekeraars,
belast met werkzaamheden voor de AWBZ-uitvoering (art. 40
AWBZ) .
f. Indien het collectief overleg over de inhoud van
medewerkingsovereenkomsten tot overeenstemming heeft geleid,
wordt de uitkomst daarvan, voor zover deze geen betrekking
heeft op het tarief, bedoeld in de Wet tarieven gezondheids-
zorg ( Stb. 1980, 646), onderworpen aan de goedkeuring van de
Ziekenfondsraad. Een verzekeraar zendt aan de Ziekenfonds-
raad een door hem gewaarmerkte copie van elke overeenkomst
gesloten met een medewerker.
De medewerkingsovereenkomsten behoeven, voor zover deze geen
betrekking hebben op de tarieven, bedoeld in de Wet tarieven
gezondheidszorg, de goedkeuring van de Ziekenfondsraad. Een
overeenkomst, die overeenstemt met een goedgekeurde uitkomst
van een collectief overleg, wordt geacht stilzwijgend de
goedkeuring van de Ziekenfondsraad te hebben verkregen,
indien de Raad niet binnen een bepaalde termijn aan partijen
bij de overeenkomst heeft medegedeeld de overeenkomst alsnog
aan zijn uitdrukkelijke goedkeuring te zullen onderwerpen.
Indien bij een medewerkingsovereenkomst is bepaald, dat
rechten en verplichtingen van een van de partijen of van
beide partijen worden vastgesteld door een derde, behoeft
het door de derde genomen besluit als zodanig eveneens de
goedkeuring van de Ziekenfondsraad, behoudens wanneer het

Uitspraak Zieken-
f ondsraad
Beoordeling verant-
woord karakter
uitgaven
Beroep op RvB en
CRvB
Ziektekostenver-
zekeraars zijn pri-
vaatrechtelijke
rechtspersonen
Financiering
AWBZ-verzekering
tarieven in de zin van de Wet tarieven gezondheidszorg of
uitspraken in geschillen betreft (art. 43, tweede t/m vijfde
lid, AWBZ).
g. De Ziekenfondsraad kan uitspreken, dat een besluit of een
handeling van een verzekeraar of het achterwege blijven
daarvan in strijd is met:
a. in de uitspraak te noemen wettelijke voorschriften,
inclusief voorschriften van de Raad;
b. het belang van de AWBZ-verzekering of het belang van de
gezondheidszorg.
De uitspraak wordt niet gedaan indien een wettelijke voor-
ziening openstaat.
De verzekeraar handelt, tenzij hij zich tot de Kroon wendt
om een voorziening, overeenkomstig de uitspraak van de Raad
en maakt, voor zover mogelijk, ongedaan hetgeen in strijd
met de uitspraak is geschied. Beslissing tot toekenning van
verstrekkingen of vergoedingen worden niet ingetrokken of
gewijzigd. Indien de verzekeraar aan bovenstaande niet
voldoet, kan de Raad de nodige maatregelen treffen om de
naleving daarvan te verzekeren. De kosten daarvan komen voor
rekening van de verzekeraar (art. 48, vierde lid, AWBZ jo.
art. 68, eerste, tweede, vierde, vij fde en zesde lid,
Ziekenfondswet (Stb. 1964, 392)).
h. Bij het doen van uitkeringen aan de ziektekostenverzekeraars
laat de Ziekenfondsraad uitgaven, die zij verantwoord acht
buiten beschouwing (zie "Financien").
Rechtsbescherminq
Beroep op de Raden van Beroep en de Centrale Raad van Beroep is
mogelijk ten aanzien van:
1. een beslissing met betrekking tot een inschrijving als
verzekerde;
2. een beslissing met betrekking tot een verlening van een
vergoeding of een verstrekking.
Voor de belanghebbende staat beroep open indien schriftelijk
van het betreffende besluit is kennis gegeven. Alvorens beroep
in te stellen m.b.t. een beslissing betreffende verlening van
verstrekkingen of vergoedingen, wint de verzekerde het advies
in van de Ziekenfondsraad. De raad zendt zijn advies aan de
betrokken verzekerde en aan de verzekeraar. Bij het in beroep
gaan legt de verzekerde bij zijn klaagschrift het raadsadvies
over. Er is een beperkte mogelijkheid tot het instellen van
cassatie. De procedure is als in belastingzaken (art. 58, art.
59, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en art. 60, AWBZ).
Rechtspersoonlijkheid
Een instantie, die wenst toegelaten te worden als ziektekosten-
verzekeraar-AWBZ, dient rechtspersoonlijkheid te bezitten.
Financien
In afwachting van de AMvB, bedoeld in art. 54 AWBZ, doet de
Ziekenfondsraad uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten
uitkeringen aan de ziektekostenverzekeraars ter dekking van de
kosten van de AWBZ-verzekering. Onverantwoord geachte uitgaven

lijven buiten beschouwing (art. 78, eerste lid, AWBZ). Een
Kroonvoorziening kan gevraagd worden van een raadsbeslissing
(art. 62, onder a, AWBZ).
Feitelij ke gegevens
Geen .
Opmerkingen
Geen.

BIJLAGE 1
LIJST VAN CONTACTPERSONEN VAN DE DEPARTEMENTEN
Ministerie van Algemene Zaken: mr. H.D. Tjeenk Willink
Ministerie van Buitenlandse Zaken: R. Berqmann.
Ministerie van Justitie: mr. W.J. van Eijkern.
Ministerie van Binnenlandse Zaken: drs. E. van der
Putten.
Minister ie van Onderwijs en Wetenschappen: mr. A. M.J. J.
Goossens.
Ministerie van Financien:. mr. drs. J.A.Z.H. van der Poel.
Ministerie van Defensie: mr. M.J.J. van den Honert.
Ministerie van Volkshuisvesting en Huimtelijke Ordeninq:
mr. F.R. Hasselaar.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat: mr. K.F.
Westerouen van Meeteren.
10. Ministerie van Economische Zaken: mr. W. de Boer.
11. Ministerie van Landbouw en Visserij: mevr. mr. C.P.
Ves ters.
12. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: P.J.L.
Geerlings.
13. Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
,Werk: drs. R.H. Boelhouwer.
14. Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhyqiene: mevr.
drs. J.H.W. Kits Nieuwenka~np - jkvr. Storm van
Is-Gravesande.

BIJLAGE 2
De publiekrechteli jke orden
In teqenstellinq tot de hiervoor in dit overzicht opqenomen
organen met openbaar qezaq hebben de publiekrechtelijke orden
we1 een grondwettelijke basis. In het bijzonder de reqelqe-
vende bevoeqdheden van de Nederlandse Orde van Advocaten en
van het Nederlands Instituut voor Registeraccountants vinden
hun basis in de artikelen 159-161 Grondwet (nieuwe Grondwet:
art. 7.12).
De orden functioneren enerzijds als een belanqenorqanisatie,
anderzijds hebben zij een functie ter zake van het vaststellen
van een beroepscode en het verzorqen van tuchtrechtspraak. De
leden van de orde zijn van rechtsweqe lid, zodra als zij tot
de beroepsuitoefening zijn toeqelaten. Gelet op hun in de
Grondwet qereqelde positie worden de orden, als vormen van
functionele decentralisatie, niet qerekend tot de centrale
overheid.
(ORGANEN van de) NEDERLANDSE OHDE VAN ADVOCATEN
(Orde; NOVA)
't Hoenstraat 1, 's-Gravenhaqe (Postbus 90614, 2509 LP
's-Gravenhaqe) /(070)6459OO.
(ORGANEN van de) OHDEN VAN ADVOCATEN IN DE ARRONDISSEMENTEN
Er zijn 19 orden van a'dvocaten in de arrondissementen; hun
adressen en telefoonnummers zijn vermeld onder "Feitelijke
gegevens" .
Instelling en oprichtinq
Instelling en oprich- De orden zijn ingesteld en opqericht bij wet van 23 juni 1952
tinq orden (Stb. 365), ondertekend door de minister van Just. (Advocaten-
wet) ("Avcw") .
De qezamenlijke advocaten, die in Nederland zijn inqeschreven,
vormen de Nederlandse orde van advocaten. Deze orde is een
publiekrechtelijk lichaam als bedoeld in het vijfde hoofdstuk
van de Grondwet.
De qezamenli jke advocaten, die bi j eenzelfde rechtbank zi jn
inqeschreven, vormen de orden van advocaten in het arrondissement
(art. 17, eerste en tweede lid, Avcw) .
Inscell inq oryanen Bij Avcw zijn voor de Nederlandse orde en voor de orden de
nodiqe orqanen inqesteld. Voor de Nederlandse orde zijn dit:
- de verqaderinq der Nederlandse orde,
- de alqemene raad, en
- het colleqe van afqevaardiqden.

Reqelinqen
Voor de orden zijn dit:
- de orden (in verqaderinq bijeen),
- de raden van toezicht (hierna te noemen raden), en
- de dekens (Zie par. 3, afd. 1, Avcw).
AVCW, in werkinq qetreden op 1 oktober 1952.
Doelstellingen en taken
1. De Nederlandse orde
1. oe-versaderins-van-de-orde
Beraadslaqen over De verqaderinq der Nederlandse orde van advocaten beraadslaaqt
alqemene onderwerpen over onderwerpen, die voor advocaten en rechtzoekenden van
belanq zijn (art. 25 Avcw) .
11. oe-algemene-raad
zorq voor eer der advo- a. De alqemene raad staat aan het hoofd van de Nederlandse orde
catenstand/beheer van (art. 18, eerste lid, Avcw).
vermoqen der orde b. De alqemene raad neemt maatreqelen om een behoorlijke
praktijkuitoefeninq te bevorderen; hij is belast met de
zorq voor de eer van de stand der advocaten; hij komt op
voor de rechten en belanqen der advocaten en ziet toe op de
nalevinq van hun plichten (art. 26 Avcw) .
c. De alqemene raad verteqenwoordiqt de Nederlandse advocaten
overal, waar daartoe aanleidinq bestaat, ook indien het
belanq der Nederlandse orde daarbij niet rechtstreeks
betrokken is (art. 27 Avcw) .
d. De alqemene raad verteqenwoordiqt de Nederlandse orde in en
buiten rechte (art. 31 Avcw) .
e. De alqemene raad bestuurt de Nederlandse orde en beheert
haar vermoqen (art. 32, eerste lid, Avcw) .
f. De alqemene raad houdt het bureau van de Nederlandse orde
in stand en qeeft voorlichtinq over onderwerpen die voor
advocaten van belany kunnen zijn (art. 33 Avcw).
q. De alqemene raad ontwerpt verordeninqen (art. 28, tweede
lid, Avcw).
111. college-van-afsevaarrligden
Vaststellinq verorde- a. Het colleqe kan verordeninqen vaststellen die verbindend
ninqen/vaststellinq zijn voor de leden van de Nederlandse orde (art. 28, eerste
bi jdraye/qoedkeurinq lid, jo. art. 29, eerste lid, Avcw).
rekeninq b. Het college stelt de bijdraqe vast die ten behoeve van de
Nederlandse orde worden qeheven (art. 32, tweede lid, Avcw).
c. Het college keurt de rekeninq van de alqemene raad qoed
(art. 32, derde lid, Avcw).
2. Orden in de arrondissementen
1. De-ocde-lis-versadecins-biieeni
Vaststellinq bijdraqe/ a. De verqaderinq der orde stelt de bijdraqe vast die wordt
qoedkeur inq rekeninq qeheven ten behoeve van de orde (art. 32, tweede lid, Avcw).
b. De orde keurt de rekeninq van de Haad qoed (art. 32, derde
lid, Avcw) .

zorq voor eer der a.
advoca tenstand/beheer
vermoqen der orde b.
Voorlichtinq en
bemiddelinq
~lqemene beraad-
slaqinqen
Zorq voor eer van de
stand
De Kaad staat aan het hoofd der orde (art. 22, eerste lid,
Avcw) .
De Kaad is bevoeqd tot het nemen van alle maatreqelen, die
een behoorlijke praktijkuitoefeninq kunnen bevorderen. Hij
is belast met de zorq voor de eer van de stand der advoca-
ten. Hij komt op voor de rechten en belanqen en ziet toe op
de nalevinq van de plichten van de advocaten als zodaniq
(art. 26 Avcw).
De Haad verteqenwoordiqt de orde in en buiten rechte (art.
31 Avcw).
De Raad bestuurt de orde en voert het beheer over haar
vermoqen (art. 32, eerste lid, Avcw).
De Raad kan zich verzetten teqen inschrijvinq van een advo-
caat bij de rechtbank en de Haad kan qedurende een jaar na
beediqinq van een advocaat beslissen dat hij van het
tableau zal worden qeschrapt (art. 4, eerste lid, en art.
9, eerste lid, Avcw) .
De Raad kan een advocaat, die weqens lichaams- of zielsqe-
breken niet in staat is tot een behoorlijke praktijkuitoe-
feninq, voor onbepaalde tijd schorsen in de uitoefeninq van
die praktijk (art. 16, tweede lid, Avcw) .
De tuchtrechtspraak ten aanzien van advocaten wordt in
eerste instantie uitqeoefend door de Raden (art. 46, eerste
lid, Avcw) .
De deken licht de leden voor over hetqeen verband houdt met
de praktijkuitoefeninq en de handhavinq van de eer der
stand. Hij kan bemiddelinq verlenen tot het bijleqqen van
qeschillen (art. 35, eerste lid, Avcw) .
Klachten teqen advocaten worden inqediend bij de deken, die
de klacht kan afwijzen op kennelijke onqeqrondheid en die
kan trachten de zaak in der minne tot een oplossinq te
brenqen (art. 46a, eerste lid, Avcw).
De deken kan een advocaat aanwijzen ten behoeve van een
rechtzoekende die qeen bereidwilliqe advocaat kan vinden
(art. 13, eerste en tweede lid, Avcw).
Bevoeqdheden
1. De Nederlandse orde
1. ~e-versaderiny-van-de-Orde
De verqadering beraadslaaqt over onderwerpen, die voor
advocaten en rechtzoekenden van belanq zijn (art. 25 Avcw).
11. De-algemene-raad
a. De alqemene raad is bevoeqd tot het nemen van alle maatre-
qelen, die een behoorlijke praktijkuitoefeninq kunnen
bevorderen. Hij is belast met de zorq voor de eer der advo-
catenstand. Hij komt op voor de rechten en belanqen en ziet

Verteqenwoordiqinq
Bestuur en beheer
Voorlichtinq
Ontwerpen van
verordeninqen
Vaststellen van
verordeninqen
toe op de nalevinq van de plichten van de advocaten als
zodaniq (art. 26 Avcw) .
De alqemene raad verteqenwoordiqt de Nederlandse advocaten
overal, waar daartoe aanleidinq bestaat, ook indien het
belanq der Nederlandse orde daarbij niet rechtstreeks
betrokken is (art. 27 AvCw). De alqemene raad verteqenwoor-
diqt de Nederlandse orde in en buiten rechte (art. 31 Avcw).
De alqemene raad bestuurt de Nederlandse orde en voert het
beheer over haar vermoqen, daaronder beqrepen handelinqen
als het vervreemden van qoederen en derqelijke (art. 32,
eerste lid, Avcw) .
De alqemene raad houdt het bureau van de Nederlandse orde
in stand en qeeft door middel daarvan voorlichtinq ten
aanzien van a1 die onderwerpen, waarvan de wetenschap voor
de advocaat van belanq is, streeft de eenheid van beroeps-
qenoten na en bevordert de behandelinq van wetenschappe-
lijke en praktische vraaqstukken in alqemene verqaderinqen
van advocaten (art. 33 Avcw) .
De verordeninqen die .bet colleqe van afqevaardiqden kan
vaststellen, worden ontworpen door de alqemene raad.
Alvorens een ontwerp-verordeninq bij het colleqe van afqe-
vaardiqden in te dienen kan de alqemene raad de raden der
orden uitnodiqen hun oordeel kenbaar te maken (art. 28,
tweede lid, Avcw) .
111. college-van-afrevaar_di9cn
a. Het colleqe kan verordeninqen vaststellen in het belanq van
de qoede uitoefeninq van de praktijk en van de eer van de
stand der advocaten, daaronder beqrepen verordeninqen
betreffende de verzorqinq van advocaten bij hoqe leeftijd
en qehele of qedeeltelijke arbeidsonqeschiktheid en van de
nabestaanden van overleden advocaten. Het colleqe stelt
voorts de nodiqe verordeninqen vast betreffende de huishou-
dinq en de orqanisatie van de Nederlandse orde (art. 28,
eerste lid, Avcw).
De verordeninqen zijn slechts verbindend voor de leden van
de Nederlandse orde. Z i j moqen qeen bepalinqen inhouden
omtrent punten, waarin door of krachtens de wet is voor-
zien, noch treden in aanqeleqenheden, die zich ten qevolqe
van het uiteenlopen van de omstandiqheden in de arrondisse-
menten niet lenen voor alqemene voorzieninqen. De bepalin-
yen van verordeninqen, in welker onderwerp door of krach-
tens de wet wordt voorzien, houden van rechtsweqe op te
qelden (art. 29 Avcw) .
Vaststellen bijdraqe b. Het colleqe stelt jaarlijks het bedraq vast dat stemqerech-
tigde advocaten ter dekkinq van de door de Nederlandse orde
te maken kosten moeten bijdraqen (art. 32, tweede lid,
Avcw) .
Goedkeur inq reken inq c. De alqemene raad doet jaarlijks rekeninq en verantwoordinq
van haar geldelijk beheer.

Deze rekeninq en verantwoordinq wordt onderzocht door een
commissie van drie leden door het colleqe uit haar midden
aan te wijzen. De commissie brenqt verslaq uit aan het
colleqe. Goedkeuring van de rekeninq door het colleqe
strekt de algemene raad tor d6charqe (art. 32, derde lid,
Avcw) .
2. De orden in de arrondissementen
1. De-orde-lin-vergadeci~g~biieen1
Vaststellinq bijdrage a. De verqaderinq der orde stelt jaarlijks het bedraq vast dat
de stemqerechtiqde advocaten ter dekkinq van de door de
orde te maken kosten moeten bijdraqen (art. 32, tweede lid,
Avcw) .
Goedkeuring rekeninq b. De Raad doet jaarlijks rekeninq en verantwoordinq van haar
zorq voor eer van de
stand
Verteqenwoordiqinq
Bestuur en beheer
Verzet teqen inschrij-
vinq/schrappinq van het
tableau binnen een jaar
na beediqinq
qeldelijk beheer. Deze rekeninq en verantwoordinq wordt
onderzocht door een commissie van drie leden door de orde
uit haar midden aan te wijzen. De commissie brenqt verslaq
uit aan de orde. Goedkeurinq van de rekeninq door de orde
strekt de Raad tot d6charqe (art. 32, derde lid, Avcw).
11. ge-_Kagd
a. De Kaad is bevoeqd tot het nemen van alle maatreqelen, die
een behoorlijke uitoefeninq der praktijk kunnen bevorderen.
Hij is belast met de zorq voor de eer der stand der advo-
caten. Hij komt op voor de rechten en belanqen en ziet toe
op de nalevinq van de plichten van de advocaat als zodaniq
(art. 26 Avcw).
b. De Kaad verteqenwoordiqt de orde in en buiten rechte
(art. 31 Avcwl.
c. De Raad bestuurt de orde en voert het beheer over haar
vermoqen, daaronder beqrepen handelinqen als het vervreem-
den van qoederen en derqelijke (art. 32, eerste lid, Avcw).
d. De verzoeker van een inschrijvinq als advocaat wordt niet
toeqelaten tot beediqinq (de akte van beediqinq is noodza-
kelijk om op tableau qesteld te worden; art. 8, eerste lid,
Avcw)), indien de Kaad binnen zes weken na indieninq van
het verzoek bij met redenen omklede beslissinq verklaart
teqen de inschrijvinq verzet te doen.
Deze beslissinq kan alleen worden qenomen op 66n der na te
noemen qronden:
- dat de verzoeker niet voldoet aan de vereisten die in de
~vcw qeformuleerd staan met het ooq op de vakkundiqheid
van betrokkene;
- dat qeqronde vrees bestaat, dat de verzoeker als advocaat
inbreuk zal maken op de voor de advocaten qeldende
wetten, verordeninqen en besluiten of dat zijn inschrijvinq
uit andere hoofde de eer van de stand der advocaten
zal schaden.
Indien de Raad binnen die termijn qeen verzet heeft qedaan,
of voor de afloop daarvan verklaart qeen bezwaar teqen
beediqinq te hebben, kan de beediqinq, mits binnen een jaar
na de indieninq van het verzoek, qeschieden (art. 4 Avcw).
e. De Raad kan qedurende een jaar nadat de advocaat beediqd
is, beslissen dat hij van het tableau zal worden qeschrapt,
wanneer hetzij de advocaat de Raad of het hof van disci-

Schorsinq weqens
lichaams- of
zielsqebreken
Tuchtrechtspr aak
Voorlichting aan
ordeleden/bemiddel ing
Verwerking binnen-
qekomen klachten
pline (het hof van discipline is de beroepsinstantie bij
verzet tegen de inschrijvinq; art. 5, tweede lid, Avcw) zo
onjuiste of onvolledige inlichtinqen heeft verstrekt, dat
hi j, ware de juiste toedracht van zaken de Raad of het hof
van discipline bekend qeweest, niet tot de beediqinq zou
zijn toeyelaten, hetzij de advocaat zich in het tijdvak
tussen het verzoek tot inschrijvinq en de beediqing aan een
zo ernstiqe misdraqinq heeft schuldiq qemaakt, dat hem,
indien hij na de beediging zich daaraan zou hebben schuldiq
qemaakt, de straf van schrappinq van het tableau zou zijn
opgeleqd (art. 9, eerste lid, Avcw) .
f. Een advocaat, die weqens lichaams- of zielsqebreken niet
in staat is tot behoorlijke uitoefeninq van de praktijk.
kan door de Raad voor onbepaalde tijd in de uitoefeninq van
de praktijk worden qeschorst. Op verzoek van de advocaat
kan de Haad te allen tijde de schorsinq opheffen (art. 16,
tweede lid, Avcw) .
q. De tuchtrechtspraak wordt in eerste aanleq uitqeoefend door
de naden. De tuchtrechtspraak heeft ten doe1 het weren en
beteuqelen van misslaqen, door advocaten in de uitoefeninq
van hun praktijk beqaan, en van inbreuk op verordeninqen
van de Nederlandse orde en op de eer van de stand der advo-
caten (art. 46, eerste lid, Avcw) .
De Raad zal de navolqende straffen kunnen opleqqen:
- enkele waarschuwinq;
- berispinq;
- schorsinq in de uitoefeninq van de praktijk ten hooqste
gedurende een jaar;
- schrappinq van het tableau.
Bij beslissiny houdende opleqginq van een der laatstgenoemde
drie straffen kan de Raad tot openbaarmakinq van de
straf, a1 dan niet met de qronden op welke zij berust, op
de door hem te bepalen wijze besluiten. In qeval van
schorsinq kan de Haad tevens bepalen, dat de qeschorste de
titel van advocaat qedurende de schorsinq niet zal moqen
voeren.
Schorsinq in de uitoefeninq van de praktijk brenqt mede
verlies van de betrekkinqen, waarbij de hoedaniqheid van
advocaat vereiste voor verkiesbaarheid of benoembaarheid is
(art. 48, eerste t/m derde lid, Avcw) .
111. "-"e"'"
a. De deken der orde licht de leden voor over a1 hetqeen
verband houdt met de wijze van uitoefeninq van de praktijk
en de handhavinq van de eer van de stand der advocaten. Hij
kan zijn bemiddelinq verlenen tot het bijleqqen van qeschil
len tussen advocaten onderlinq of tussen advocaten en
derden (art. 35, eerste lid, Avcw) .
b. Klachten teqen advocaten worden inqediend bij de deken der
orde. De deken wijst kennelijk ongeqronde klachten af en
tracht klachten, die daarvoor naar zijn oordeel in aanmer-
kinq komen, in der minne tot een oplossinq te brenqen. Hij
brenqt klachten, welke hi j niet als kennelijk onqeqrond
afwijst, noch in der minne oplost, ter kennis van de Raad
(art. 46a, eerste lid, Avcw) .

Toewijzinq afvocaat aan c. De rechtzoekende die niet of niet tijdiq een advocaat
rechtzoekende zonder bereid vindt hem zijn diensten te verlenen in een zaak,
advocaa t waarin verteqenwoordiqinq door een advocaat is voorqeschre-
Gezamenlijke Neder-
landse advocaten
ven dan we1 bijstand uitsluitend door een advocaat of
procureur kan qeschieden, kan zich wenden tot de deken der
orde van advocaten in het arrondissement waar de zaak moet
dienen, met'het verzoek een advocaat aan te wijzen. De
deken kan het verzoek alleen weqens qeqronde redenen
afwijzen. H i j kan een aanwijzinq op qrond van bijzondere
redenen wi jziqen of intrekken. De aangewezen advocaat is
verplicht zijn diensten te verlenen (art. 13, eerste,
tweede en vierde lid, Avcw) .
Samenstellinq en benoeminq
1. De Nederlandse Orde
1. De-vergaderins-van-C1e-Orde
De qezamenlijke advocaten, die in Nederland zijn inqeschreven,
vormen de Nederlandse orde van advocaten (art. 17, eerste lid,
Avcw) .
11. Elsernene-raad~-onde_~~wie~de~deken
Omvang a. De alqemene raad bestaat uit neqen leden, onder wie de
deken (art. 128, eerste lid, Avcw) .
Samenstellinq d.m.v. b. De deken en de overiqe leden van de alqemene raad worden
ver k iezinq door qekozen door een colleqe van afqevaardiqden, dat daartoe
colleqe van ieder jaar in de maand november bijeenkomt. Het lidmaatschap
afgevaardigden van de alqemene raad is niet vereniqbaar met het lidmaat-
schap van het colleqe van afqevaardiqden.
Ver k iez ing door
plaatselijke orden
Jaarlijks treden twee leden volqens een door de alqemene
raad vast te stellen rooster af (art. 19, eerste t/m derde
lid, Avcw).
111. cnllese-van-afgevaardigden
De afgevaardiqden en hun plaatsvervangers worden voor de tijd
van drie jaren qekozen in verqaderinqen van de orden in de
arrondissementen in de maand oktober te houden; zij zijn her-
kiesbaar. De aantallen afqevaardigden en plaatsvervanqers
bedraqen:
- 66n voor orden, bestaande uit niet meer dan 50 advocaten,
- twee voor orden, bestaande uit 51-150 advocaten,
- drie voor orden, bestaande uit 151-300 advocaten,
- vier voor orden, bestaande uit 301 of meer advocaten (art.
20, eerste en tweede lid, Avcw) .
2. Orden in de arrondissementen
1- De-ofde
Gezamenlijke advocaten De gezamenlijke advocaten, die bi j eenzelfde rechtbank zijn
in arrondissement inqeschreven, vormen de orde van advocaten in het arrondisse-
ment (art. 17, tweede lid, Avcw).

Omvanq
11- De-Raad~-onder-wie_de-!ske-G
a. In arrondissementen, waarin 151 of meer advocaten de
prakti jk uitoefenen, bestaat de Raad uit zeven leden onder
wie de deken. In andere arrondissementen bestaat de Raad
uit vijf leden onder wie de deken.
Verkiezing door b. De deken en de overiqe leden van de Raad worden qekozen in
plaatseli jke orden de jaarlijkse verqaderinq der orde, te houden in de maand
. oktober.
Jaarlijks treden twee leden volqens door ,de Haad vast te
stellen rooster a£. De deken is herkiesbaar. Een lid van de
Raad kan steeds tot deken qekozen worden. De leden van de
Raad zijn niet herkiesbaar, tenzij het huishoudelijk reqle-
ment anders bepaalt (art..22, eerste, tweede en vierde lid,
Avcw) .
Bijkomende bevoeqdheden en plichten; werkwijze
Bureau der Nederlandse a. De alqemene raad houdt het bureau van de Nederlandse orde in
orde/secretaris der stand en qeeft door middel daarvan voorlichtinq ten aanzien
(alqemene) raad van a1 die onderwerpen, waarvan de wetenschap voor de advo-
Huishoudelijke
reqlementen
Verqader inqen/
s temminqen
caat van belanq is, streeft de eenheid van de beroepsqe-
noten na en bevordert de behandeling van wetenschappelijke
en praktische vraaqstukken in alqemene verqaderinq van
advocaten (art. 32, Avcw) .
b. De alqemene raad benoemt en ontslaat zijn secretaris, die
niet lid van de alqemene raad kan zijn. Slechts advocaten
kunnen secretaris van de alqemene raad zijn. De secretaris
van de alqemene raad heeft de leidinq van het bureau van de
orde; de alqemene raad stelt zijn salaris vast, reqelt de
voorwaarden onder welke hij werkzaam zal zijn en voorziet
in zijn vervanqinq bij verhinderinq of afwezigheid. Hij kan
tevens yriffier van het hof van discipline zijn (art. 34
Avcw) .
c. De secretaris van de alqemene raad treedt op als secretaris
van de vergaderinq van het college van afqevaardiqden (art.
21, zesde lid, Avcw) .
d. De Raad van de orde in het arrondissement wijst uit zijn
midden een secretaris en een penninqmeester aan (art. 23,
tweede lid, Avcw) .
e. De Nederlandse orde, de alqemene raad, het college van
de orden en de Raden kunnen huisho.udelijke reqlementen
vaststellen (art. 36 Avcw) .
f. De Avcw bevat de nodiqe bepalinqen met betrekkinq tot
verqaderinqen en de wijze van stemmen in die verqaderinqen
(zie par. 3, afd. 2, Avcw).
q. In de verqaderinqen der orden zijn alleen stemqerechtiqd de
advocaten die lanqer dan drie jaar binnen het Rijk op het
tableau inqeschreven zijn qeweest (art. 40, eerste lid,
Avcw) .

Getuiqen en deskundiqen
Niet-openbaarheid
tuchtzaken
Horen van betrokkenen
Motiverinq van besluiten
Kennisqevinqen
h. Aan de behandelinq van tuchtzaken wordt op straffe van
nietiqheid deelqenomen door tenminste drie leden van een
Raad, bestaande uit vijf leden en door tenminste vijf leden
van een Raad, bestaande ut zeven leden (art. 47, eerste
lid, Avcw) .
i. In tuchtzaken kan de Raad qetuiqen en deskundiqen oproepen
en horen (art. 49, derde lid, Avcw) .
j. De terechtzittinqen van de Kaad zijn niet openbaar (art. 49,
tiende lid, Avcw).
k. Een beslissinq tot het doen van verzet teqen inschrijvinq
kan alleen worden qenomen na verhoor of behoorlijke oproe-
pinq van de verzoeker (art. 4, tweede lid aanhef, Avcw).
1. De Raad beslist niet tot schrapping van het tableau binnen
een jaar na beediqinq dan na verhoor of behoorlijke oproe-
pinq van de betrokken advocaat (art. 9, tweede lid, Avcw) .
m. De raad beslist niet tot schorsinq in de uitoefeninq van de
praktijk weqens lichaams- of zielsqebreken dan na verhoor
of behoorlijke oproepinq van de betrokken advocaat (art.
16, tweede lid, Avcw) .
n. De Raad neemt, indien een klacht is inqediend, en de klaqer
daartoe de wens te kennen heeft qeqeven, qeen beslissinq
dan na verhoor of behoorlijke oproepinq van de klaqer. De
Haad leqt qeen straf op dan na verhoor of behoorlijke
oproepinq van de betrokken advocaat. Deze is bevoeqd, zich
bij de behandelinq van een klacht door een advocaat te doen
bijstaan (art. 49, eerste en tweede lid, Avcw) .
0. In een aantal qevallen is motivering van besluiten expli-
ciet voorqeschreven zoals bij het doen van verzet teqen een
inschrijvinq, bij het afwijzen van een verzoek tot toewij-
zinq van een advocaat van een rechtzoekende die qeen
bereidwilliqe advocaat kan vinden en bij het opleqqen van
straf (art. 4, eerste lid, art. 13, derde lid, en art. 48,
vierde lid, Avcw).
p. De Avcw bevat de nodiqe bepalinqen met betrekkinq tot
kennisqevinqen aan betrokkenen (zie art. 5, eerste lid,
art. 9, vijfde lid, en art. 50, eerste lid, Avcw).
Indien beslist wordt naar aanleidinq van een klacht, wordt
ook aan de klaqer een afschrift van de beslissinq qezonden,
.tenzij de Kaad termen aanweziq acht de klaqer schriftelijk
.kennis te qeven uitsluitend van dat deel der beslissinq,
dat voor de klaqer van belanq is (art. 50, tweede lid,
Avcw) .
Publikatie verordeninqen q. De verordeninqen van het college van afqevaardiqden worden
afqekondiqd in de Nederlandse Staatscourant (art. 28, derde
lid, Avcw).

Deleqatie door deken
der orde
Mededelinq veror-
deninqen aan minister
Schorsinq/vernietiqinq
van besluiten
Beroep teqen besluiten
van de raad door de
deken der Nederlandse
orde
r. De deken der orde kan een deel van zijn bemoeiinqen aan een
ander lid van de Raad opdraqen (art. 35, tweede lid, Avcw).
s. De deken is bevoeqd een klacht teqen een advocaat te
verwijzen naar een ander lid van de Raad, ten einde haar te
onderzoeken en zo moqelijk af te handelen (art. 46, tweede
lid, Avcw).
politick-bestuurlijke controle
a. De verordeninqen van het colleqe van afqevaardiqden worden
na de vaststellinq onverwijld medeqedeeld aan de minister
van Just. (art. 38, derde lid, Avcw).
b. eesluiten van het colleqe van afqevaardiqden of van de
alqemene raad kunnen, zover zij met de wetten of het alqe-
meen belanq strijden, door de Kroon worden qeschorst of
vernietiqd.
De schorsinq of vernietiqinq qeschiedt binnen zes maanden
na de bovenbedoelde mededelinq aan de minister van Just.
of, wanneer het een besluit van de alqemene raad betreft,
binnen zes maanden'nadat het besluit 'ter kennis van de
minister is qekomen, bij een met redenen omkleed besluit,
dat, in qeval van schorsinq, de duur daarvan bepaalt.
Schorsinq stuit onmiddellijk de werkinq van qeschorste
bepalinqen. Zij kan, ook na verlenqinq, niet lanqer dan een
jaar duren.
Is binnen de voor schorsinq bepaalde tijd de vernietiqinq
door de Kroon niet uitqesproken, dan wordt het qeschorste
besluit qeacht qeldiq te zi jn.
Vern ietiq inq brenqt mede vern ietiqinq van alle daarvoor
vatbare qevolqen der vernietiqde bepalinqen, voor zover bij
het KB niet anders is bepaald (art. 30 Avcw) .
c. Van alle (tuchtrechtelijke) beslissinqen van de raad en van
raadsbeslissinqen tot schorsinq weqens lichaams- of
zielsqebreken of op een verzoek tot opheffinq van een
zodaniqe schorsinq kan bij het hof van discipline beroep
worden inqesteld door de deken der Nederlandse orde (art.
56, tweede lid, en art. 16, vierde lid, Avcw).
Rechtsbescherminy
Beklaq doen bij c.q. Beklaq of beroep is moqelijk in de volqende qevallen.
beroep instellen bij het - De verzoeker om een inschrijvinq kan met betrekkinq tot een
hof van discipline beslissinq van de Haad, houdende verzet teqen de inschrijvinq,
beklag doen bij het hof van discipline (art. 5,
tweede lid, Avcw).
- Van een beslissinq van de Kaad tot schrappinq van het
tableau binnen een jaar na,beediqinq kan de betrokken advocaat
in hoger beroep komen bij het hof van discipline (art.
9, vierde lid, Avcw) .
- Van een beslissinq tot afwijzinq van een verzoek tot
toewijzinq van een advocaat aan een rechtzoekende, die qeen
bereidwilliqe advocaat kan vinden, kan de rechtzoekende
beklaq doen bij het hof van discipline (art. 13, derde lid,
Avcw) .

Nederlandse orde en
plaatseli jke orden
zijn rechtspersoon
- Teqen een beslissinq, waarbij schorsinq weqens lichaams- of
zielsqebreken is uitqesproken of op een verzoek tot opheffinq
van een zodaniqe schorsinq, kan de betrokken advocaat
in hoqer beroep komen bij het hof van discipline (art. 16,
vierde lid, Avcw).
- De tuchtrechtspraak wordt in hoqer beroep en tevens in
hooqste ressort uitqeoefend door het hof van discipline
(art. 46, eerste lid, Avcw).
- Van de beslissinqen van de Raad waarbij een straf wordt
opqeleqd, kan de betrokken advocaat hoqer beroep instellen
bij het hof van discipline (art. 56, eerste lid, Avcw).
Het hof van discipline bestaat uit drie door de Kroon
benoemde leden, waaronder de voorzitter en twee ledenadvocaten,
alsmede uit door de Kroon benoemde plaatsvervanqende
leden en plaatsvervanqende leden-advocaten, tot het door de
Kroon, onderscheidenlijk door het colleqe van afqevaardiqden
nodiq qeacht aantal.
Rechtspersoonlijkheid
De Nederlandse orde van advocaten en de orden van advocaten in
de arrondissementen zijn rechtspersonen (art. 17, derde lid,
Avcw) .
Kosten der Nederlandse
Financien
Naast de kosten van haar eiqen functioneren heeft de
orde en der Nederlandse orde noq kosten te draqen verbonden aan het
plaatsel i jke orden functioneren van het hof van discipline.
- Orden 1.1
Samenstellinq
a lqemene r aad
Bureau
Financien
20 ontvanqen de leden-adyocaten en plaatsvervanqende leden-ad-
vocaten en de qriffier van het hof verqoedinq van reis- en
verblijfkosten en verdere voorschotten van de Nederlandse orde
(de door de Kroon benoemde (plaatsvervanqende) leden ontvanqen
verqoedinqen uit 's uijks kas), ontvanqt de qriffier bovendien
een verqoediny van de Nederlandse orde, waarvan het bedraq
wordt vastqesteld door de alqemene raad, en komen de overiqe
kosten van het hof ten laste van de Nederlandse orde (zie art.
60 Avcw).
Het college van afgevaardiqden en de vergaderinq der orde in
het arrondissement stellen jaarlijks de bedraqen vast, die de
stemqerechtiqde advocaten ter dekkinq van de door de Nederlandse
orde van advocaten, onderscheidenlijk door de orde te
maken kosten moeten bijdraqen (art. 32, tweede lid, Avcw).
Feitelijke geqevens
NEDERLANDSE OHDE VAN ADVOCATEN
Leden
mr. P.C. van de Hoek (deken), mr. J.H. Glasz (wnd. deken),
mevr. mr. A.S.M. ~cckers-~erqmans, mr. B.Ch. Romijn, mr. 3.G.
de Vries ~obbh, mr. F.H. Koster, mr. D.A. van der Stelt, mr.
J.Ch.P. Ekerinq, mr. J.B. Bitter.
18 personen, in dienst van de orde.
Uitqaven ten laste van
a) inkomen uit eiqen vermoqen (l%),
b) de leden van de Orde (99%).

Beqrote uitqaven 1982 Totaal f 2.253.000,--.
Laatste jaarverslag 1981.
Orden 1.2 MDEN VAN TOEZICHT van de OHDEN VAN ADVOCATEN IN DE ARRONDIS-
SEMENTEN
- Orden 1.2-1
ALKMAAH
Adres/telefoon Burqemeester Palinqstraat 2, 1812 HE Alkmaar/(072) 112824.
Samenstellinq
Samenstell inq
Samenstell inq
Samens tell inq
Samenstellinq
Samenstell inq
mr. H.J. Knuwer (deken) , mr. M.H. Schenkeveld (wnd. deken) ,
mr. M.J. van Erp Taalman Kip (secretaris), mevr. mr. B.J.
Honinq (penningmeester), mevr: mr. C.H. Leesberq-van Oppen
ALME LO
Wierdensestraat 39, 7607 GE Almelo/(05490) 12528.
mr. B.A. Brummelhuis (deken), mr. F.A. Harmelink (secretaris-
penninqmeester) , mr. M.G. Jacobs (wnd. deken) , mr. H.W.
Kesler, mr. J. Lanqeler.
AMSTERDAM
Hokin 92-96, 1012 KZ Amsterdam/(020) 214321.
mr. H.M. Voetelink (deken), mr. J.M.F.X. van Veqqel (secreta-
r is-penningmeester) , mr. J. H. Branberqen (wnd. deken) , mevr.
mr. A.M. Gerritsma, mr. H.L. de Haas, mr. K.B. Meyer ~wantGe,
mr. J.N. Knipscheer, mevr. mr. N; van 't Hooqerhuijs (adjunct-
secretar is) .
AHNHEM
Izaak Evertslaan 1, 6814 JH Arnhem/(085) 45682.
mr. J.W. Bijvanck (deken), mr. P.A. van ~oorst van Beest
(secretaris), mr. C.H.B. Winters (wnd. deken), mevr. mr. G.
Feddes, mr. J. S. Soons, mr. J.M. J. Huver , mr. J. van der Tas.
ASSEN
Wilhelminastraat 96, 7811 J N Emmen/(05910) 16800.
mr. N.N. van Houten (deken) , mr. J.H. Homveld (wnd. deken;
secretaris), mr. H. van der Molen (penninqmeester), mr. P.E.
Bergsma, mr. P.J. van Steen.
BREDA
Nieuwlandstraat 5, 5038 SP ~ilburq/(013j 321281.
mr. J.F.H. van den Heuvel (deken), mr. P.C.E. vam Wijmen (&
deken), mr. A.J.M. Poelman (secretaris), mr. L.J.D. Smits
(penningmeester), mr. E.J.O. Horbach, mevr. mr. J.M.W.Th.
Bary-van der Putt, mr. F.A. van der Reijt.

Samens t ell inq
Samens tellinq
Samens tellinq
Samenstellinq
Samens tellinq
Samenstellinq
Samenstell inq
DOKDRECHT
Wolwevershaven 34, 3311 AW Dordrecht/(078) 134962.
mr. C.J. Bleeker (deken) , mr. H.J.L. Bouman (wnd. deken) , mr.
E.D. Rentema (secretaris), jhr. mr. O.J.L. van Nispen tot
Sevenaer (penninqmees ter) , mr . M. I. Hooqenboom.
s-GRAVENHAGE
Hoqe Nieuwstraat 30, 2514 EL Is-Gravenhaqe/(070) 469733.
mr. F.N. Meijer (deken), mr. H.P. Utermark (wnd. deken), mr.
T.G. Scheer (secretar is) , mr. S. E. Gratama (penningmeester) ,
mr. K.F. Foortse, mr. H.H. Barendrecht, mr. J.G. Geelkerken,
mevr. mr. M. de Leeuw (adjunct-secretar is).
GRON INGEN
Schuitendiep 47, 9711 RB Groninqen/(050) 183144.
mr. F. Hamminga (deken) , mr. E.G. Yspeert (wnd. deken;
penningmeester) , mevr. mr. W. van Houtum (secretaris) , mr.
H.J. Overes, mr. T.S. Plas.
HAARLEM
Oude Groenmarkt 18, 2011 HL Haarlem/(023) 319182.
mevr. mr. S. Boekman (deken), mr. G.A.P. de Kort (wnd. deken),
mr. P. Heidinqa (secretaris) , mr. J.J. van der Valk (penninqmeester),
mr. A.J.T. Karskens.
Is-HERTOGENBOSCH
St. Jorisstraat 11, 5211 HA Is-Hertoqenbosch/(073) 128741.
mr. M.P.C.A. Mol (deken) , mr. J.E.C. van der Laan (wnd.
deken) , mr. G. D. Noordi jk (secretar is-penningmeester) , mr .
A.J. Brouwers, mr. J.B.A.C.M. Kin, mr. W.M.C. van der Eerden,
mr. A.A.M. Deterink
LEEUWARDEN
Willemskade 28a, 8911 BB Leeuwarden/(058) 22548.
mr. J.J. Keuninq (deken), mr. W. Brouwer (wnd. deken), mr.
H.N.M. van Wilqenburg (secretaris), mr. H.N. Laaqland
(~enningmeester), mr. J.A.IJ. van Giffen
MAASTRICHT
Spoorweqlaan 12, 6221 BS Maastricht/(043) 16943.
mr. F.M.J.J. Duynstee (deken), mr. J.H.F. Wijnen (secretarispenningmeester),
mr. H.K. van Oppen, mr. M.J. van Kan, mr.
F.M.H. Thuis, mr. J.J.M. Goumans, mr. J.W.H. Kempen

Orden 1.2-14
Adres/telefoon
Samenstell inq
Orden 1.2-15
Adres/telefoon
Samenstellinq
- Orden 1.2-16
Adres/telefoon
Samens tell inq
- Orden 1.2-17
Adres/telefoon
Samens tell inq
- Orden 1.2-18
Adres/telefoon
Samens tell inq
- Orden 1.2-19
Adres/telefoon
Samens telling
MIDDELWHG
Hooqstraat 16, 4331 CK Middelburq/(01180) 16155.
mr. J.J. van der Wee1 (deken) , mr. H.A. R. de ~ u (wnd. l deken) ,
mr. E.H.A. Schutte (secretaris-penninqmeester), mr. E.N.J.H.
de Kechter, mr. J. van der Wijst.
ROERMOND
van Ni jvenheimstraat 114 , 5912 BP Venlo/(077) 13431.
mr. G. van Hilten (deken), mr. M.D. Blom (secretaris), mr.
J.Th.A.G. Jansen (2e secretaris-penninqmeester), mr. H.J. van
Boven jr., mr. G.M.H. Thijssen.
ROTTERDAM
Mathenesserlaan 23, 3021 GL Rotterdam/ (010) 760055.
mr. W.A.P. Smit (deken), mr. G.J. Hemmelink (wnd. deken), mr.
A.M. Mout (secretaris-penninqmeester), mr. M.A. van Peski, mr.
L. Kruidenier, mr. F. Meeter, mevr. mr. G.H. Varekamp-Vos,
mevr. mr. L.J. Bakker-Sarlemijn.
UTKECHT
Zamenhofdreef 35, 3511 LB Utrecht/(030) 636636.
mr. L.H.A.J.M. Quant (deken) , mr. W.D. Louman (wnd. deken) ,
mr. P.F.J. Rive (secretaris) , mr. W.M.J. Bekkers (penninq-
meester), mr. C.C. Bosselaar, mevr. mr. G.C. van
Kalmthout-Daniels, mr. J. Bijkerk, mevr. mr. J.R.A.
Schoonderbeek (adjunct-secretaris) .
ZUTPHEN
Javastraat 7, 7101 AM Winterswijk/(05430) 13084.
mr. G.J. van Frankenhuyzen (deken), mr. W.J.J.M. Onland
(secretaris), mevr. mr. H. Kavenshorst, mr. R.A.F. van
Lonkhuyzen, mr. H.Chr. van Herksen.
ZWOLLE
Eekwal 8, 8011 LD Zwolle/(05200) 13518.
mr. J. in 't Veld (deken), mr. J.F.M. van Weqen (wnd. deken) I
mevr. mr. B.J. Jeelof-de Jonq (secretaris), mr. C. van
Zalinqen (penningmeester), mr. J.F.E. Lunenberq.
Opmerkinqen
Waken teqen vertraqinq Een bijzondere bevoeqdheid van het hof van discipline betreft
tuchtzaken door hof het waken teqen vertraqinq van tuchtrechtelijk onderzoek.
van discipline Art. 55 Avcw bepaalt in dit verband het volqende:

Adr es/telefoon
Instell inq en
opr ichtinq NIVHA
Instellinq orqanen
Reqelinqen
"Het hof van discipline waakt teqen nodeloze vertraqinq van
het onderzoek door de Raden. Het kan zich de stukken doen ,
overleqqen en een termijn stellen, binnen welke de beslissinq
moet zijn qenomen. Indien de Raad hieraan niet voldoet, kan
het hof de behandelinq van de zaak aan zich trekken en in het
hooqste ressort beslissen."
(ORGANEN van de) ORDE NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTER-
ACCOUNTANTS (Nederlands Instituut van Reqisteraccountantst;
N I VKA)
Mensinqe 2, Amsterdam (Postbus 7984, 1008 AD Amsterdam)/(020)
440222.
Instellinq en opr ichtinq
De orde is inqesteld en opqericht bij wet van 28 juni 1962
(Stb. 258), ondertekend door de ministers van EZ, van Just. en
van O&w (Wet op de Registeraccountants) ("Wra") .
Er is onder de naam Nederlands Instituut van Reqisteraccountants
een orde van reqisteraccountants. De orde heeft tot
leden deqenen, die in het accountantsregister inqeschreven
zijn. De orde is een publiekrechtelijk lichaam in de zin van
de artikelen 159-161 van de Grondwet (art. 1, eerste en tweede
lid, Nra).
Bij Wra zijn voor de orde een ledenverqaderinq, een bestuur en
een voorzitter inqesteld.
Nra, in werkinq qetreden op 6 maart 1967.
Doelstellingen en taken
I. NIVKfi
Zorq voor beroep van De orde heeft tot taak:
reqisteraccountant a. 3e bevorderinq van een qoede beroepsuitoefeninq door reqisteraccountants;
b. de behartiqinq van hun qemeenschappelijk belang;
c. de zorq voor de eer van de stand van de reqisteraccountants;
d. het verzorqen van de opleidinq tot reqisteraccountant;
e. het meewerken aan het afnemen van het in de Wra bedoelde
accountantsexamen (art. 1 en art. 76 Wra) .
vaststellen verorde-
11. @egye~gadeti~g
a. De ledenverqaderinq maakt de verordeninqen, die zij nodiq
ninqen, waaronder die oordeelt ter vervullinq van de taak der orde (art. 19,
ter instellinq van raad eerste lid, Wra).
of raden van tucht en b. De ledenverqaderinq voorziet bij verordeninq in de instelter
vaststellinq van ling van een of meer raden van tucht (art. 36, eerste lid,
contributiebedraq Wra). De ledenverqadering stelt bij verordeninq nadere
reqelen (naast de wetelijke reqelen) met betrekkinq tot de
rechtsqanq bi j tuchtrechteli jke procedures (art. 44, eerste
lid, Wra).

Vaststellen van beqro- c. In een aantal qevallen is reqelinq van zaken bij verorde-
tinq en rekeninq ninq in de Wra voorqeschreven, zoals het per boekjaar vast-
stellen van het contributiebedraq (art. 27 Wra).
d. De ledenverqaderinq stelt de beqrotinq en de rekeninq der
orde vast (art. 25 en art. 26, vierde lid, Wra).
111. ge~tuug
Bestuur en beheer/ a. Het bestuur bestuurt de Orde en voert het beheer over haar
bekendmakinq ontwerp- vermoqen (art. 20 Wra) .
verordeninqen/inschrij- b. Het bestuur maakt ontwerp-verordeninqen bekend en brenqt
vinq reqisteraccountants eventueel inqekomen bezwaren ter kennis van de leden der
orde. Verordeninqen worden door het bestuur afqekondiqd
Verteqenwoordiqinq
(art. 23 Wra).
C. Het bestuur kan de krachtens de Wra aan de orde verschul-
diqde bedraqen bij dwanqbevel invorderen (art. 29, eerste
lid, dra).
d. Het bestuur schrijft reqisteraccountants in in het accoun-
tantsreqister en het kan een inschrijvinq doorhalen
(art. 62 en art. 63 Wra).
IV. voogzitteg
De voorzitter verteqenwoordiqt de orde in en buiten rechte
(art. 21 Wra).
Bevoegdheden
1. Grdei-ledenversadnr!n9-va'1!-de-Orde
Vaststellen van verorde- a. De ledenverqaderinq maakt de verordeninqen, die zij ter
ninqen vervullinq van de boven omschreven taakstellinq nodiq
oordeelt. Voor zover uit de Wra niet anders blijkt, zijn de
verordeninqen van de orde slechts verbindend voor haar
leden en orqanen.
De ledenverqadering kan de bevoeqdheid tot het qeven van
nadere voorschriften omtrent door haar bij verordeninq
qereyelde onderwerpen overdraqen aan het bestuur.
Indien een verordeninq aan een orqaan van de orde de
bevoeqdheid toekent teqenover leden van de orde besluiten
met individuele strekking te nemen, reqelt die verordeninq
tevens - zoveel moqelijk overeenkomstiq de bepalinqen die
in de Wra qeqeven zijn met betrekkinq tot beroep teqen
beslissinqen van het bestuur op aanvraqen om inschrijvinq
in het accountantsreqister - de wijze, waarop de betrokkene
teqen zodaniq besluit beroep kan instellen bij de bij de
Wra inqestelde raad van beroep alsmede de rechtsqanq ter
zake (art. 19 dra) .
Reqelqevinq t .a .v. : Verordende bevoeqdheden op diverse terreinen:
- bevorderinq qoede 1 Op het terrein van de bevorderinq van een qoede beroeps-
beroepsuitoefeninq en uitoefeninq door de reqisteraccountants en de behartiqinq
belanqenbehartiqinq van hun qemeenschappelijk belanq is niet voorqeschreven
, dat de ledenverqaderinq bepaalde verordeninqen moet vast-
stellen. De ledenverqaderinq heeft op dit terrein onder
andere verordeninqen vastqesteld met qedraqs- en beroeps-
reqels voor registeraccountants (verordeninq van
- zorq voor eer van de
stand
8 november 1973; Stcrt. 236).
2 De ledenverqaderinq voorziet bij verordeninq in de instel-
linq van een of meer raden van tucht (in het laatste
qeval onder aanwijzinq van het rechtsqebied van elk
dezer) en reqelt daarbi j hun samenstellinq.

De voorzitter en de plaatsvervanqend voorzitter van elke
raad van tucht moeten voldoen aan de vereisten voor
benoembaarheid tot rechter in een arrondissementsrecht-
bank en met eniqe bij de wet inqestelde rechtspraak
belast zijn of yeweest zijn (art. 36, eerste en tweede
lid, Wra).
De tuchtrechtspraak heeft tot doe1 het weren en beteuqe-
len van misslaqen van reqisteraccountants in de uitoefe-
ninq van hun beroep en van inbreuken op verordeninqen van
de orde en op de eer van de stand van de reqisteraccoun-
tants (art. 33, eerste lid, wra). .
De tuchtrechtspraak wordt in eerste aanleq uitqeoefend
door een of meer raden van beroep. Het berechtende
college zal, indien het oordeelt dat het teqen de betro-
kken reqisteaccountant qerezen bezwaar qeqrond is, een
der volqende maatreqelen kunnen opleyqen:
1. schriftelijke waarschuwinq;
2. schriftelijke berispinq;
3. schorsinq als reqisteraccountant voor ten hoogste zes
maanden;
4. doorhalinq van de inschrijvinq in het accountants-
reqister (art. 33, tweede lid, en art. 34, eerste lid,
Wra) .
De ledenveryaderinq stelt bij verordeninq nadere reqels
(naast de in de wra qenoemde) met betrekkinq tot de
rechtsyanq, welke waarborgen qeven voor een deuqdelijke
berechtinq.
De ledenverqaderinq kan bij verordeninq reqels qeven met
betrekkinq tot een door de raad in te stellen vooronder-
zoek. Indien de raad op qrond van een vooronderzoek tot
het oordeel komt, dat het bezwaar kennelijk onqeqrond of
van niet voldoende betekenis is, dan we1 dat de feiten,
waarop het bezwaar steunt, te ver in het verleden liqqen
om termen voor berechtinq op te leveren, beslist hij 3at
berechtinq achterweqe blijft (art. 44, eerste en tweede
lid, Wra).
Gerezen bezwaren worden in behandeling qenomen hetzij op
een inqediende klacht, hetzij op verzoek van het bestuur,
hetzij ambtshalve (art. 40, eerste lid, Wra).
Zie nader omtrent het bovenstaande de verordeninq van 7
oktober 1967 (Stcrt. 1968, 33).
- opleidinq en exami- 3 Op het qebied van opleidinq en examinerinq van aanstaande
nering van aanstaande beroepsqenoten is niet voorqeschreven dat verordeninqen
beroepsqenoten moeten worden vastqesteld met uitzonderinq van een veror-
deninq waarbij het te betalen examenqeld wordt vastqe-
steld (art. 73, eerste lid, Wra). De orde heeft een
verordeninq met betrekkinq tot de opleidinq vastqesteld
(verordening van 13 december 1973; Stcrt. 1974, 3). M e t
betrekking tot het afnemen van het accountantsexamen
bepaalt de Wra dat de orde daartoe de vereiste medewer-
king verleent (art. 71, tweede lid, Wra) . Er is een exa-
menbureau, waarvan de minister van O&W het aantal leden
bepaalt en deze benoemt uit de in Nederland woonplaats
hebbende leden van de orde onder aanwijzin van de voor-
zitter uit de leden van het bureau. De minister stelt een
beschikkinq krachtens bovenstaande volzin niet vast dan
in overeenstemming met de minister van EZ en na het
bestuur van de orde en het curatorium qehoord te hebben
(art. 74, eerste en tweede lid, Wra). Het examenbureau
reqelt de inrichtinq van het examen, terwijl een AMvs de
omvanq'van het examen vaststelt en reqels stelt met
betrekkinq tot de eisen voor de toelating tot het afleq-
gen van het examen alsmede die voor het verkrijqen van
vrijstelling voor bepaalde onderdelen daarvan (art. 77,
eerste lid, en art. 72, eerste lid, Wra). Het examenbu-
reau is belast met de uitvoerinq van de door haar vastqe-
stelde regelinq met betrekkinq tot de inrichtinq van het
examen; zij benoemt de examinatoren en heeft de leidinq
van het examen en brenqt ieder jaar verslaq uit aan het
bestuur van de orde (art. 78 en art. 80, eerste lid, Wra).
- orqanisator ische en 4 Op het qebied van orqanisatorische en financiele zaken is
financiele zaken vaak voorgeschreven dat de orde de nodige verordeninyen
moet vaststellen (zie hieronder).

Vaststellen van b. Voor de aanvanq van het boekjaar stelt de ledenverqaderinq
beqrotinq en rekeninq de beyrotinq van de orde vast.
nestuur en beheer
Het bestuur dient daartoe een ontwerp-beqrotinq in, verqe-
zeld van de nodiqe toelichtinq. Het ontwerp wordt door het
bes tuur , tenminste veertien daqen voor de behandel inq daar-
van door de ledenverqaderinq, aan de leden toeqezonden
(art. 25 wra).
Voor elk boekjaar benoemt de ledenverqaderinq uit de leden
een accountant, die belast is met de controle op de finan-
ciele verantwoordinq, benevens een plaatsvervanqer voor
deze. De accountant brenqt binnen drie maanden na afloop
van het betrokken boekjaar een rapport uit aan het bestuur.
Binnen vier maanden na afloop van het boekjaar doet het
bestuur aan de ledenverqaderinq rekeninq en verantwoordinq
van zijn beheer, onder overleqqinq van een balans, een
staat van baten en lasten en het.rapport van de accountant
en onder vermeldinq van heqeen het bestuur tot zijn verant-
woordinq dienstiq acht. De rekeninq en verantwoordinq wordt
door het bestuur, tenminste veertien daqen voor de behande-
linq daarvan door de ledenverqaderinq, aan de leden toeqe-
zonden.
De ledenverqaderinq stelt de rekeninq vast. De vaststellinq
strekt tot d6charqe van het bestuur, behoudens in qeval van
later qebleken valsheid in bewijsstukken of andere onreqelmatiqheden
(art. 26 wra).
11. gt?s?ugr
a. Het bestuur bestuurt de orde en voert het beheer over haar
vermoqen (art. 20 Wra).
Bekendmakinq ontwerp- b. De ontwerpen van verordeninqen worden door het bestuur op
verordeninqen/afkondi- bij AMvB te bepalen wijze bekend qemaakt. Een ieder kan
qinq van verordeninqen qedurende drie weken na de bekendmakinq van een ontwerp aan
het bestuur schriftelijk bezwaren inzenden. Het bestuur
brenqt de inqekomen bezwaren ter kennis van de leden.
c. De verordeninqen worden door het bestuur op bij AMvB te
bepalen wijze atqekondiqd. Indien zij de qoedkeurinq van
een minister behoeven, qeschiedt de afkondiqinq niet dan
nadat de yoedkeurinq is verleend en wordt bij de afkondiqinq
aan de voet van de verordeninq het besluit vermeld,
waarbij deze is qoedqekeurd. De verordeninqen treden,
indien zij niet anders bepalen, in werkinq met inqanq van
de daq na die der afkondiqinq (art. 23 Wra; bij KB van 1
juni 1967 (Stb. 300) is bepaald dat de bekendmakinq,
respectievelijk afkondiqinq qeschiedt door publikatie in de
Nederlandse Staatscourant).
Invorderinq van
verschuldiqde bedraqen
d. Het bestuur kan de brachtens de Wra aan de orde verschuldiqde
bedraqen, verhooqd met de op de invorderinq vallende
kosten, bij dwanqbevel medebrenqende het recht van parate
executie, invorderen. Geen invorder in.q qesch iedt dan nadat
de nalatiqe schuldenaar door het bestuur bij aanqetekende
brief tot betalinq is aanqemaand, doch in qebreke is qebleven
binnen de in de aanmaninq qestelde termijn, die ten-

Beheer van het accoun- e.
tantsreqister, waaronder
inschrijving in het
reqister
Verteqenwoordiqinq orde
Be kleden
voorzitterschap
Gezamenli jke reqister-
accountants
Verkiezinq door
ledenvergaderinq
minste drie dagen moet bedraqen, aan zijn verplichtinq te
voldoen (art. 29, eerste lid, Wra).
Het bestuur van de orde is belast met het beheer van het
accountantsreqister. ~ o het t beheer behoort het inschr i jven
in het reqister, het doorhalen van een inschrijvinq, het
aantekenen van een scho4sinq en het verstrekken van inlichtinqen
aan een ieder, d{e zulks verlanqt, met betrekkinq
tot de vraaq of een per$oon in het reqister staat inqe-
schreven en met betrekkinq tot de vraaq of een inqeschre-
I
vene als reqisteraccountant is qeschorst. Het a1 dan niet
I
inqeschreven dan we1 qesichorst zijn is van invloed op het
recht de titel reyisteraccountant te moqen voeren en een
schrif teli jke verklar inq van qetrouwheid te moqen afqeven
(Titel 111, paraqraaf 1, Wra).
In het accountantsreqister worden inqeschreven zij, die met
qoed qevolq hebben afqel'eqd hetzi j het accoun tan tsexamen
aan een der in de Wet op het wetenschappelijk onderwijs
yenoemde universiteiten en hoqescholen, hetzij het in de
Wra bedoelde accountantsexamen (art. 58 Wra).
Inschrijvinq wordt yeweiqerd (1) indien de aanvraqer niet
voldoet aan de in de vorige volzin qenoemde eis, (2) indien
hij krachtens rechterlijke uitspraak in staat van faillis-
sement verkeert, onder curatele is qesteld of ontzet is uit
het recht het accountantsberoep uit te oefenen, (3) indien
qeqronde vrees bestaat, dat de aanvraqer als reqisterac-
countant inbreuk zal maken op de wettelijke voorschriften,
de registeraccountants betreffende, of dat zijn inschrij-
vinq uit andere hoofde de eer van de stand der reqisterac-
countants zal schaden (art. 59 Wra).
Een inqediende aanvraqe wordt door het bestuur op bij AMvB
te bepalen wijze bekend qemaakt (bekendmakinq in de Staats-
courant; KB van 1 juni 1967 (Stb. 300)) waarna een ieder
bij het bestuur schriftelijke bezwaren kan indienen (art.
60, vijfde lid, Wra).
Het bestuur haalt een inschrijvinq door in qeval van over-
lijden, op verzoek, bij faillissement, onder curatelestel-
ling of ontzettinq uit de beroepsuitoefeninq of als qevolq
van een daartoe strekkende tuchtrechtelijke maatreqel (art.
63, eerste lid, Wra).
111. !Jqprzitter
a: De voorzitter verteqenwoordiqt de orde in en buiten rechte
(art. 21 Nra).
b. De voorzit~er van de orde bekleedt in bijeenkomsten van de
ledenverqaderinq en in de bestuursverqaderinqen het voorzitterschap
(art. 9 Wr,a).
Samenstellinq en benoeminq
1. 9rdei-ledenvecgaderi~g-va!!-de-Ocde
De orde heeft tot leden deqenen, die in het accountantsreqister
zijn inqeschreven (art. 1, eerste lid, Wra).
11. ges_tuuc
Het aantal bestuursleden wordt door de ledenverqaderinq
bepaald, doch bedraaqt ten ministe zeven. De bestuursleden

Benoeminq door
ledenverqaderinq
Bureau
Geheimhoudinq
worden door de ledenverqaderinq uit de in Nederland woonplaats
hebbende leden van de orde voor vier jaar benoemd. Jaarlijks
treedt een deel der bestuursleden volgens een door de leden-
verqaderinq vast te stellen rooster a£. Dat rooster wordt
zodanig inqer icht, dat voor zover moqeli jk telkenmale hetzelf-
de aantal bestuursleden aftreedt. De aftredenden zijn niet
terstond herbenoembaar.
De jaarlijkse benoeminq van de bestuursleden ter vervullinq
van inqevolqe bovenstaande reqels openvallende plaatsen
qeschiedt in de bijeenkomst van de ledenverqaderinq. waarin de
rekeninq en verantwoordinq van het bestuur wordt behandeld
(art. 3, eerste, tweede en vijfde lid, Wra).
111. yoogzjttgg
De voorzitter en een plaatsvervanqende voorzitter worden door
de ledenverqaderinq uit de bestuursleden telkens voor een jaar
benoemd. Behoudens ter vervullinq van een tussentijds openval-
lende plaats qeschiedt de benoeminq in de bijeenkomst van de
ledenverqaderinq, waarin de rekeninq en verantwoordinq van het
bestuur wordt behandeld (art. 6, eerste lid, Nra).
Bijkomende bevoeqdheden en plichten; werkwijze
a. Het personeel, dat de orde en de bij of krachtens de Wra
inqestelde colleqes voor de vervullinq van hun taak behoe-
ven, wordt door of namens de orde in dienst qenomen op
arbeidsovereenkomst naar burqerlijk recht. De ledenverqade-
rinq reqelt bij verordeninq de voorwaarden, waaronder de
indienstneminq qeschiedt (art. 7, eerste en tweede lid,
Wra) .
b. De leden van het bestuur en de'(p1aatsvervanqende) voor-
zitter zijn verplicht tot qeheimhoudinq van alle zaken- en
beroepsqeheimen, welke zij in hun hoedaniqheid vernemen en
voorts van alle aanqeleqenheden, ten aanzien waarvan het
bestuur of de voorzitter qeheimhoudinq heeft opqeleqd of
waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten beqrijpen
(art. 5 Wra).
werkwijze leden- c. De Wra bevac de nodiqe bepalinqen met betrekkinq tot
verqaderinq en bestuur verqaderinqen en stemminqen.
Zo verqadert hec bestuur niet, wanneer niec tenminste de
helft van het aantal zittinq hebbende leden is opqekomen,
en stemmen de bestuursleden zonder last of ruqqespraak; zo
is een stemminq in een bijeenkomst van de ledenverqaderinq
nietiq, indien niet meer dan de helft van het aantal blij-
kens de presentielijst opqekomen stemqerechtiqde leden
eraan heeft deelqenomen; zo qeldt een soortqelijke bepalinq
ten aanzien van stemminqen in bestuursverqaderinqen (art.
10, art. 12 en art. 15, eerste en tweede lid, Wra).
d. De ledenverqaderinq kan bij verordeninq (naast de wette-
lijke reqels) nadere reqels stellen betreffende haar werk-

wijze en die van het bestuur. Het bestuur kan (naast de
wettelijke reqels) nadere reqels stellen betreffende zijn
werkwijze, voor zover niet de ledenvergaderinq bij veror-
deninq daarin heeft voorzien (art. 18 Wra) .
eekendmakinq ontwerp- e. Ontwerp-verordeninqen worden bekend qemaakt met de moqelijk-
verordeninqen afkondi- heid bezwaren in te dienen en vastqestelde verordeninqen
qing verordeningen worden afqekondigd door publikatie in de Nederlandse
Staatscourant (zie onder "Bevoegdheden") .
~uchtr echtel i j ke
procedure
f. Een zaak wordt behandeld hetzij op een inqediende klacht,
hetzij op verzoek van het bestuur, hetzij ambtshalve (art.
40, eerste lid, Wra).
q. De leden van de raad van tucht dienen een zo onparti jdiq
moqelijke houdinq aan te nemen en kunnen zich verschonen en
kunnen qewraakt worden (art. 39 en art. 40, eerste lid,
Wra) .
h. De betrokken registeraccountant wordt opqeroepen evenals in
voorkomend geval het bestuur of de klaqer. Tenzij de raad
van tucht beveelt dat de betrokkene in persoon verschijnt
kan deze zich doen verteqenwoordiqen door een qemachtiqde
(art. 42, eerste en tweede lid, Wra).
i. De raad van tucht kan qetuiqen en deskundiqen oproepen en
horen (art. 43, eerste lid, Wra).
j. De ledenvergaderinq stelt bij verordening nadere reqels met
betrekkinq tot de rechtsqang, welke waarborqen qeven voor
een deugdelijke berechtinq. De ledenvergadering kan bij
verordening regelen qeven met betrekking tot een door de
raad van tucht in te stellen vooronderzoek (art. 4, eerste
en tweede lid, Wra) .
Procedure inschrijving k. De indiening van een aanvraqe wordt door het bestuur ten
in het accountants- spoedigste op bij AMvB te bepalen wijze bekend qemaakt
register (publikatie in de Nederlandse Staatscourant; KB van 1 juni
motiver ing van
besluiten
1967 (Stb. 300) ). Een ieder kan binnen twee maanden na die
bekendmaking bij het bestuur schriftelijk bezwaren teqen
inschrijving indienen. Het bestuur beslist na afloop van
bovengenoemde termijn ten spoedigste op de aanvraqe, na
verhoor van hen die het dienstig acht te horen. Een beslis-
sinq tot weigerinq van een inschrijvinq wordt niet qenomen
dan na verhoor, althans oproeping bij aangetekende brief,
van de aanvraqer (art. 60, vijfde en zesde lid. Wra) .
1. De beslissing van de raad van tucht aangaande een teqen een
registeraccountant qerezen bezwaar is met redenen omkleed
(art. 45, eerste lid, Wra). De beslissing van het bestuur
tot weigering van de inschrijvinq is met redenen omkleed
(art. 61, eerste lid, Wra).

Bekendmakinq van
besluiten, niet inhou-
dende vaststellinq van
een verordeninq
Ministers van
bericht dienen
Toezicht op examen
door curatorium
Uitbrenqen jaarverslaq
Schorsinq en vernieti-
qinq van besluiten
De raad van tucht kan bij zijn beslissinq bepalen, dat
deze, a1 dan niet met de qronden waarop zij berust, qeheel
of qedeeltelijk zal worden openbaar qemaakt. Het bepaalt
daarbij tevens de wijze, waarop de openbaarmakinq zal
qeschieden. Bovenstaande qeldt niet, voor zover de beslis-
sinq strekt tot qeqrondverklarinq van het bezwaar met
opleqqinq van de maatreyel van schr iftelijke waarschuwinq
of zonder opleqqinq van eniqe maatreqel (art. 34, derde en
vierde lid, Wra).
Elke inschrijvinq in het accountantsreqister en elke door-
halinq van een inschrijvinq worden door het bestuur op bij
AMvB te bepalen wijze bekend qemaakt (publikatie in de
Nederlandse Staatscourant; KB van 1 juni 1967 (Stb. 300))
(art. 65 Wra).
Politick-bestuurlijke controle
Het bestuur dient de betrokken ministers desqevraaqd van
bericht en desqevraaqd of uit eiqen beweqinq van raad over
alle zaken, de orde betreffende (art. 22 Wra).
Er is een curatorium. De minister van O&W bepaalt het
aantal leden en benoemt deze. Hij wijst uit hun midden de
voorzitter aan. De qenoemde minister stelt een beschikkinq
krachtens bovens taande niet vast dan in overeenstemminq met
de minister van E2 en na het bestuur te hebben qehoord
(art. 75, eerste en tweede lid, Wra) .
~et'curatorium oefeit toezicht uit op het examen (art. 79
Wra) .
De reqelinq van het examenbureau met betrekkinq tot de
inrichtinq van het examen behoeft de qoedkeurinq van het
curatorium (art. 77, tweede lid, Wra) . Het examenbureau
benoemt in oevereenstemminq met het curatorium de examina-
toren (art. 78 Wra).
Ieder jaar brenqt het curatorium aan de ministers van O&W
en van E2 verslaq uit omtrent zijn werkzaamheden (art. 80,
tweede lid, Wra) .
Het bestuur brenqt jaarlijks aan de minister verslaq uit
omtrent de werkzaamheden van de orde in het afqelopen boek-
jaar. D i t verslaq wordt, teqen betalinq der kosten, alqe-
meen verkrijqbaar qesteld (art. 32 Wra).
Verordeningen en andere besluiten van de orde kunnen, voor
zover zij met de wet of het alqemeen belanq strijden, door
de Kroon worden qeschorst of vernietiqd.
Schorsinq of vernietiqinq qeschiedt bij een met redenen
omkleed, in het Staatsblad te plaatsen besluit, dat, in
qeval van schorsinq, de duur hiervan bepaalt. Schorsinq
kan, ook na verlenqinq, niet lanqer duren dan een jaar.
Indien binnen de voor de schorsinq bepaalde tijd vernieti-
qinq der bepalinqen door de KrOOn niet is uitqesproken,
worden deze qeacht qeldiq te zijn. Het achterweqe blijven
van vernietiqinq wordt, voor zover het een afqekondiqd

Goedkeur inq van
verordeninqen
besluit betreft, doot het bestuur op bij AMvB te bpalen
wijze bekend qemaakt - publikatie in de Nederlandse Staats-
courant; KB van 1 juni 1967 (Stb. 300) (art. 31 Wra).
e. Indien een verordeninq van de orde de qoedkeurinq van een
minister behoeft, wordt deze alleen qeweiqerd weqens strijd
met de wet of het alqemeen belanq. De desbetreffende
minister maakt zijn beslissinq bekend binnen twee maanden
na de daq, waarop het besluit hem ter qoedkeurinq is voor-
qeleyd. Hij kan de beslissinq bij binnen die tijd te nemen,
met redenen omkleed besluit verdaqen. De qoedkeurinq wordt
verleend of onthouden aan de verordeninq in haar qeheel,
zoals zij door de ledenverqaderinq is vastqesteld (art. 30
wra) .
Goedkeurinq behoeven verordeninqen inhoudende:
- indienstneminqsvoorwaarden voor het personeel (art. 7,
tweede lid, Wra);
- instellinq van een of meer raden van tucht (art. 36,
derde lid, wra) ;
- regols voor verqoedinqen voor leden van de raden van
tucht (art. 38, tweede lid, Wra);
- nadere reqels met betrekkinq tot de rechtsqanq bij de
raden van tucht en met betrekkinq tot een eventueel door
de raad in te stellen vooronderzoek (art. 44, derde lid,
Nra) ;
- vaststellinq van de hooqte van het tarief te betalen als
verqoedinq voor het verstrekken van inlichtinqen uit het
accountantsreqister (ar. 56, derde lid, Wra) ;
- vaststellinq van het te betalen examenqeld (art. 73,
tweede lid, Wra);
- reyels voor verqoedinqen voor leden van het examenbureau
en van het curatorium (art. 76, tweede lid, Wra);
- vaststellinq van het inschrijvinqsqeld (art. 60, tweede
lid, wra).
Hechtsbescherminq
Beroep m.b.t. tucht- a. Teqen een beslissinq van de raad van tucht aanqaande een
rechtelijke besluiten teqen een req is teraccountant qerezen bezwaar kan beroep
worden inqesteld bij de raad van beroep
- door de betrokken reqisteraccountant,indien het bezwaar
qeheel of qedeetelijk qeqrond is verklaard;
- door de klaqer, indien zijn bezwaar qeheel of qedeelte-
lijk onqeqrond is verklaard;
- door het bestuur.
Het voorgaande is niet van toepassiny ten aanzien van
beslissinqen tot het achterweqe laten van berechtinq , (art,
52, eerste en derde lid, Wra).
Van deze raad van beroep worden drie leden, onder wie de
voorzitter en een plaatsvervanqende voorzitter en dr ie
plaatsvervanqende leden door de minister van Just. benoemd
uit de leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak
belast. De ledenverqaderinq benoemt in de raad acht leden
uit de in Nederland woonplaats hebbende leden van de orde.
Voor elke te behandelen zaak worden twee door de ledenver-
qaderinq benoemde leden, daartoe aan te wijzen door de
voorzitter van de raad, aan de drie zittende leden, benoemd
door de minister van Just., toeqevoeqd. De minister benoemt
een secretaris van de raad (art. 46 Wra).
Beroep teqen weiqerinq b. Teqen een beslissinq van het bestuur tot weiqerinq van
inschri jvinq inschrijvinq in het accountantsreqister kan de aanvraqer

eroep instellen bij bovenbedoelde raad van beroep. Indien
het bestuur niet binnen redelijke tijd op een aanvraqe om
inschrijvinq heeft beslist, kan de aanvraqer daarteqen
. eveneens bkroep instellen bij de raad van beroep. Het
instellen van zodaniq beroep is niet aan een termijn qebon-
den (art. 66 wra).
Hechtspersoonlijkheid
Orde is rechtspersoon De Orde is rechtspersoon (art. 1, tweede lid, Wra).
Individuele
verqoedinqen
Financien
a. De leden van het bestuur en de voorzitter en de
plaatsvervanqende voorzitter ontvanqen verqoedinq van
reis- en verblijfkosten (art. 4 en art. 6, tweede lid, Wra).
b. De leden van de raden van tucht ontvanqen vergoeding van
reis- en verblijfkosten en kunnen verqoeding voor tijdver-
zuim ontvanqen, een en ander volqens reqelen, door de
ledenverqaderinq bij verordeninq te stellen (art. 38,
eerste lid, Wra).
c. De leden van het examenbureau en van het curatorium ont-
vanqen verqoedinq van reis- en verblijfkosten en kunnen
veryoedinq voor tijdverzuim ontvanqen, een en ander volqens
reqelen, door de ledenverqaderinq bij verordeninq te
stellen (art., 76, eerste lid, Wra).
Dekkinq kosten der orde d. De orde draaqt alle kosten en is qerechtigd tot alle baten,
uit de uitvoerinq van de Wra voortvloeiende (art. 28 Wra).
Samenstellinq
bestuur
Tot de baten der orde behoren:
1 contributie: de orde kan van haar leden jaarlijks een
bijdraqe heffen, waarvan het bedrag voor elk boekjaar
afzonderlijk door de ledenverqaderinq bij verordeninq
wordt vastqesteld. Het bedrag kan voor verschillende
cateqorieen van leden verschillend zijn (art. 27 Wra) .
2 netributie voor inlichtinqen uit reqister: teqen betalinq
van een verqoediny volqens een door de ledenverqaderinq
bij verordening vast te stellen tarief wordt aan een
ieder die zulks verlanqt schriftelijk mededelinqen qedaan
uit het accountantsreqister. Ten dienste van het rijk, de
provincies, de yemeenten en andere publiekrechteli jke
lichamen worden deze schrifelijke mededelinqen kosteloos
verstrekt (art. 56, eerste en tweede lid, Wra).
3 inschrijvinqsverqoedinq: de aanvraqer van een inschrij-
ving in het accountantsreqister dient een bij verordeninq
der ledenvergadering te bepalen bedraq te betalen. Zolanq
dit bedrag niet is betaald wordt de aanvraqe qeacht niet
te zijn ingediend (art. 60, eerste en vierde lid, Wra).
4 examenqeld: zij, die zich aan het examen of bepaalde
onderdelen daarvan wensen te onderwerpen, worden hiertoe
niet toegelaten dan na betalinq van een door de ledenver-
qader inq bi j verordening vast te stellen examenqeld (art.
73, eerste lid, Wra).
Feitelijke qeqevens
Leden
drs. K. Kruisbrink (voorzitter), W.P. Moleveld (plv.
voorzitter), prof. dr. C.A. Buninqh, C.A.A. van Donqen, H.D.
Gelderloos (penninqmeester), M. Hildebrand, H.M. Jorritsma,

Bureau
Financien
A.W. Knol, H.G. Koolen, A. Korvinq, H.G. Kuiper, drs. J.G.
Lekanne Deprez, drs. J. Liethof, J.P. van Hossem, J.J.
Rijpstra, L.J. Sprinqelinq, drs. J.A. Steermeijer, H.J.J.
U i j terwaal.
Onqeveer 85 personen, in dienst van het NIVRA.
Uitqaven komen ten laste van
a) de beqrotinq van 0&W (10%);
b) les- en examenqelden (53%) ;
C) contributies van de leden (30%) ;
d) andere inkomsten (7%).
Beqrote uitqaven 1982 - Apparaatskosten (waarvan 54% kosten voor verzorqen van
opleidinq en examens)
f 8.380.000,--;
- zorq voor de eer van de stand f 170.000,--;
- Behartiqinq qemeenschappelijke belanqen f 1.527.000,--;
- Examens en opleidinqen f 9.049.000,--.
Laatste jaarverslaq 1980/1981.
Opmerkinqen
Waken teqen vertraqinq Een bijzondere bevoeqdheid van de raad van beroep betreft het
tuchtzaken door raad waken teqen vertraqinq van tuchtrechtelijk onderzoek. Art. 51
van beroep Wra bepaalt in dit verband het volgende:
-- Orden 3
Adres/telefoon
Ins telling en
opr ichtinq orde
Instellinq orqanen
"De raad van beroep waakt teqen nodeloze vertraqinq van het
onderzoek door de raden van tucht. De raad van beroep kan zich
de stukken doen overleqqen en een termijn stellen, binnen de
welke de beslissinq moet zijn qenomen. Indien een raad van
tucht hieraan niet voldoet, kan de raad van beroep de behande-
ling van de zaak aan een andere raad van tucht opdraqen of, zo
qeen andere raad van tucht is inqesteld, die behandelinq aan
zich trekken en in het hooqste ressort beslissen."
(ORGANEN van de) ORDE VAN OCTROOIGEMACHTIGDEN
Raamweq 44, 2596 HN 's-~ravenhaqe/(070) 461705.
Instelling en oprichtinq
De orde is ,inqesteld en opqericht bij KB van 5 mei 1936 (Stb.
642), ondertekend door de minister van EZ, qeqeven ter uitvoe-
rinq van bepalingen van de Ri jksoctrooiwet (wet van 7 november
1910 (Stb. 313)) (Octrooiqernachtiqdenreqlement) ("Oqr").
"Er zal een Orde van octrooiqernachtqden zijn, die alle
octrooiqemachtiqden omvat" (art. 13, eerste lid, Oqr).
De Kroon heeft voor de orde de volqende orqanen inqesteld:
- de orde (in verqaderinq bijeen) , , ,
- het bestuur der orde,
- de raad van toezicht voor de octrooiqemachtiqden (zie art.
13 t/rn art. 15 Octrooiqemachtiqdenreqlement) .

Reqelinqen Oqr .
I. ~e-orde-jin-y~rga~ering-bIleenl
Verkiez inq andere a. De orde stelt in een huishoudelijk reqlement reqels met
orqanen
vastste
eestuur
Doelstellinqen en taken
der orde/ betrekkinq tot
llinq contributie - de te betalen contributie
- de verkiezinq van de leden van het bestuur der orde en van
de raad van toezicht (art. 13, derde lid, art. 14, tweede
lid, en art. 15, vierde lid, Oqr).
b. Door de orde wordt uit de leden der orde het bestuur en de
raad van toezicht qekozen (art. 14, eerste lid, en art. 15,
eerste lid, Oqr) .
11. Get-bestuur-len-haar-~!oorzi_tt~rl
en vertegen- a. Het bestuur bestuurt de orde.
woordiqinq der orde b. De voorzitter van het bestuur verteqenwoordiqt de orde in
en buiten rechte (art. 14, derde lid, Oqr) .
111. k+agd-ypp-Tpezicht
Zorq voor standseer De raad van toezicht is belast met de zorq voor de eer der
Tuchtrechtspr aak
Verzet teqen
inschrijvinq
stand der octrooiqemachtiqden; hij houdt toezicht op de wijze,
waarop de octrooiqemachtiqden hun beroep uitoefenen, neemt
kennis van klachten en treedt onder meer op, inqeval een
octrooiqemachtiqde zich in strijd met zijn plicht of op
onwaardiqe wijze qedraaqt (art. 16, eerste lid, Oqr).
Bevoeqdheden
1. De-orde-lin-versaderins-biieen
Zie "Doelstellinqen en taken".
11. Heg-bestuur
Zie "Doelstellinqen en taken".
111. +pd-ypp-'pgzichg
a. De raad neemt een teqen een octrooiqemachtiqde qerezen
bezwaar in behandelinq hetzij op een bij die raad inqe-
diende schriftelijke klacht, hetzij ambtshalve. De raad kan
aan de octrooiqemachtiqde, naar qelanq van de omstandiq-
heden, een der volqende straffen opleqqen:
- waarschuwinq;
- berispinq;
- schorsinq in de uitoefeninq van het recht om als qemach-
tiqde op te treden;
- ontzettinq uit het recht als qemachtiqde op te treden
(art. 18, eerste en tweede lid, Oqr).
b. De raad kan zich verzetten teqen een inschrijvinq in het
- register. van de octrooiqemachtiqden door de voorzitter van
de octrooiraad. De inschrijvinq blijft dan achterweqe.

Ophef f inq schorsinq
Gezamenli jk.e
qemachtiqden
Verkiezinq door orde
Verkiezinq door orde
Horen van betrokkenen
door raad
Oproepen qetuiqen en
deskundiqen door raad
Motiverinq van
besluiten door raad
Kennisqevinq van
besluiten door raad
Het verzet kan alleen qedaan worden indien de verzoeker om
inschrijvinq niet voldoet aan de qestelde eisen met betrek.
king tot vakbekwaamheid of indien qeqronde vrees bestaat
dat de inschrijvinq de eer van de stand van de octrooiqe-
machtigden zal schaden (art. 5, tweede lid, en art. 6,
eerste lid, Oqr).
c. Indien een qemachtiqde van rechtsweqe qeschorst is in de
uitoefeninq van zijn functie, aanqezien hij in staat van
faillissement verkeert of onder curatele qesteld is, kan de
raad op verzoek van de curator de schorsinq opheffen (art.
11, tweede lid, Oqr).
Samenstell ing en benoeminq
1. De-erde
De orde omvat alle octrooiqemachtiqden (art. 13, eerste lid,
Oqr) .
11. iie&-big;ggr
Het bestuur der orde bestaat uit ten hooqste neqen leden,
welke uit en door de orde qekozen worden. De leden treden om
de twee jaren af en zijn terstond herkiesbaar. De verkiezinq
van de leden van het bestuur wordt qereqeld in het huishoude-
lijk reqlement der orde (art. 14 Oqr).
111. hgd-yan-Toezjch&
De raad bestaat uit vijf leden en vijf plaatsvervanqende
leden, die worden qekozen door de orde uit de leden van de
orde. De raad kiest uit zijn midden een voorzitter en een
sectetaris. De leden en de plaatsvervanqende leden treden om
de twee jaren af en zijn terstond herkiesbaar; de wijze van
hun verkiezinq wordt qereqeld in het huishoudelijk reqlement
der 0rd2 (art. 15, eerste t/m vierde lid, Oqr) .
Bijkomende bevoegdheden en plichten; werkwijze
a. De Kaad van Toezicht neemt qeen besluiten in het kader van
bovenomschreven bevoeqdheden dan na verhoor, althans
behoorli jke oproepinq van de betrokkene (n) , die zich ter
zittinq kunnen doen bijstaan of verteqenwoordiqen (art. 6,
tweede lid, art. 11, derde lid, en art. 18, derde lid, Oqr).
b. Indien in een tuchtrechtzaak de klaqer daartoe de wens te
kennen qeeft, hoort de raad qetuiqen en deskundiqen. In de
overiqe qevallen kan de raad qetuiqen en deskundiqen horen
(art. 6, tweede lid, art. 11, derde lid, en art. 18, derde
lid, Ogr).
c. Besluiten van de raad in het kader van bovenomschreven
bevoeqdheden zijn met redenen omkleed (art. 5, derde lid,
art. 11, derde lid, en art. 18, vijfde lid, Oqr).
d. Het Oqr bevat de nodige bepalinqen met betrekkinq tot
kennisqevinq van besluiten aan betrokkenen (art. 6, derde
lid, art. 11, vierde lid, en art. 18, zesde lid, Oqr).

Openbaarheid straf tot
schorsinq of ontzettinq
Goedkeuring huishoude-
lijk reqlement der orde
Beroep bij raad van
beroep
Herzieninq van tucht-
rechtelijk ontzettinqs-
besluit na vi jf jaar
Orde is rechtspersoon
Contr ibutie
e. Indien de Opgeleqde straf bestaat in schorsinq of
ontzettinq, wordt daarvan, zodra de daartoe strekkende
beslissinq onherroepelijk is qeworden, door de Voorzitter
van de Octrooiraad openbare kennisqevinq qedaan. Van de
aanvanq en het einde van een schorsinq wordt door hem
aantekeninq qedaan in het register van octrooiqemachtiqden
(art. 18, zevende lid, Oqr).
Politiek-bestuurlijke controle
Het huishoudelijk reqlement der orde behoeft de qoedkeurinq
van de minister van EZ (art. 14, tweede lid, Oqr) .
Rechtsbescherminq
a. Van een beslissinq van de raad van toezicht in een
tuchtrechtelijke zaak kan de betrokken octrooiqemachtiqde
en, in voorkomend qeval, de klaqer in beroep komen bij de
raad van beroep inzake het toezicht op de octrooiqemach-
tiqden.
Deze raad van beroep heeft drie leden: de voorzitter van de
octrooiraad is voorzitter van de raad van beroep; een lid
is afkomstiq uit de qewone rechterlijke macht; een lid is
afkomstiq uit de orde der octrooiqemachtiqden (art. 19,
eerste en tweede lid, Oqr).
b. Van een beslissinq tot het doen van verzet teqen een
inschrijvinq kan de verzoeker in beroep komen bij de raad
van beroep (art. 7, eerste lid, Oqr).
c. Van een beslissinq inzake de opheffinq van een schorsinq
bij faillissement of onder curatele stelling kan de betrokkene
of de curator in beroep komen bij de raad van beroep
(art. 11, vijfde lid, Oqr).
d. Van een beslissinq van de raad van toezicht in een
tuchtrechtelijke zaak en van een beslissinq van de raad van
beroep in een tuchtrechtelijke zaak kan herzieninq worden
qevraaqd, indien ernstiq vermoeden bestaat, dat op qrond
van eniqe omstandiqheid, waarvan bij het nemen der beslissing
niet is qebleken, een andere beslissinq zou zijn qenomen,
indien die omstandigheid bekend zou zijn qeweest. De
herzieninq qeschiedt door de Raad van beroep op verzoek van
deqene, teqen wie de beslissinq is qenomen. 2ij kan niet
tot verzwarinq van de straf leiden (art. 21, Ogr).
Rechtspersoonlijkheid
De orde van octrooiqemachtiqden bezit rechtspersoonlijkheid
(art. 13, eerste lid, Oqr).
Financien
De leden van de orde zijn als zodaniq aan de orde een contributie
verschuldiqd. In het huishoudelijk reqlement der orde

worden nadere regels qeqeven omtrent het bedraq van die
contributie en omtrent de termijn, waarbinnen deze moet worden
voldaan (art. 13, derde lid, Oqr).
Feitelijke geqevens
Geen opgave.
Opmer kingen
Geen.

BIJLAGE 3
AMBTENAREN OP AMUTELIJKE DIENSTEN MET GEDELEGEERDE OF
GEATTRIBUEERDE OVEHHEIDSBEVOEGDHEDEN (deconcentratie)
Onder deconcentratie wordt verstaan het krachtcns attributie
of dslegatie uitoofenen van bepaalde overheidsbevoegdheden
door higrarchisch aan de minister ondergeschikte ambtenaren.
Ook zijn hier opgenomen de ambtenaren die over een wettelijk
toegeksnde adviesbevoegdheid beschikken. Een belangrijk
gedeslte van de bevoegdheden van deze ambtenaren bestaat uit
politiebevoegdheden, dat zijn bevoegdheden om inlichtingen
te vragen, gebouwen te betreden en dergelijke. Deze bijlage
bevat gegsvens die reeds eerder, meer uitvoerig, zijn ver-
schenen in Inventarisatie deconcentratie (door F.A.M .
Stroink; Zwolle 1977). Het betreft ambtenaron van departe-
mentale inspecties, staatsbedrijven, departementale diensten
en rijksinstituten, aan wie bij of krachtens de wet over-
heidsbevoegdheden zijn toegekend. De gegevens uit do hier-
voor yenoemde inventarisatie zijn goactualiseerd aan de hand
van de informatie van de in bijlage 1 genoemde contactamb-
tenaren.
- BuZa
Geen.
Just.
1. Openbaar ministerie (Wet op de rechterlijke organisatie)
2. Opsporingsambtenaren van rijks- en gemeentepolitie (0.a.
Wetboek van strafvordsring)
BiZa
Inspectie voor het brandweerwezen (Brandweerwet)
Rijksinspectie bevolkingsregisters (Wet bevolkinys- en
verblijf sregister)
Commissarissen des Konings in de provincien (Besluit van
13 januari 1966)
Inspectie van het onderwijs, onder te verdelen in:
Inspectie van het kleuteronderwijs (Kleuteronderwijswet)
Inspectie van het lager onderwijs (Lager-Onderwijswet)
Inspectie van het voortgezet onderwijs (Wet op het
voortgezet onderwi js)
Inspectie van het leerlingwezen (Wet op het leerling-
wezen)
Inspectie van de erkende instellingen voor schriftelijk
onderwijs (Wet erkenning instellingen schrif teli jk
onderwi js)
Inspectie van het wetenschappelijke onderwijs (in de
toekomst in te voeren) (Ontwerp-wet op het wetenschappe-
lijk onderwijs)

- Fin.
1. Kantoren van Waarborg (Waarborgwet)
2. Inspecteurs die inzake andere rijksbelastingen dan
invoerrechten en accijnzen bevoegd zijn en overige ambtenaren
van de r i jksbelastingdiont (Alqemene Wet inzake
r i jksbelastingen)
3. Inspecteurs der invoerrechten en accijnzen, en de inzake
de invosrrechten an accijnzen bevoegde ambtenaren van
's Rijksbelastingdienst (Algemene Wet inzake de deviezen
en acci jnzen)
- ~ e. f
1. Koninklijke marechaussee (Wetboek van strafvordering)
-
Vo RO
1. Inspectie ruimtelijke ordening (Wet op de ruimtelijke
ordening)
2. Staatstoezicht op de volkshuisvesting (Woningwet)
3. Dienst van het kadaster en de openbare registers (BW)
- V&W
Dienst van het 100d~~~Zen (Loodswet)
Rijkshoofdinspecteurs van het verkeer en ambtenaren van
de Rijksverkeersinspectie (0.a. Spoorwegwet)
Directeur-generaal der PTT (0.a. Telegraaf en Telefoon-
wet)
Directeur van de Kijksdienst voor het wegverkeer (0.a.
Wet autovervoer personen)
Commandant en ambtenaren van het Korps controleurs
gevaarlijke stoffen (Wet gevaarlijke stoffen)
Directeur-generaal, Hoofdingenieurs-directeuren van de
regionale directies en Dienstkringhoofden van de Hijks-
waterstaatsdienst (0.a. Waterstaatswet)
Directeur-generaal, plv. Directeur-yeneraal en ambte-
naren van de Rijksluchtvaartdienst (Luchtvaartwet)
Directeur van het Rijksinstituut voor de zuivering van
afvalwater (Hinderbesluit)
Ambtenaren van de scheepvaartinspectie (Schepenw-t)
Dienst van het IJkwezen (IJkwet)
Staatstoezicht op de mijnen (Mijnwet)
Economische controledienst (0.a. Wet economische
delicten)
- L&V
1. Inspectie van het landbouwonderwijs (0.a. Wet op het
voo-rtgezet onderwijs)
2. Veeartsenijkundig staatstoezicht (Veewet)
3. Rijksbijenteeltconsulenten (Bijenwet)
4. Contactambtenaren faunabeheer (Jachtwet)
5. Algemene inspectiedienst (Opsporingsbevoegd op grond van
een groot aantal wetten)
6. (De directeur van de) Plantenziektenkundige dienst
(Plantenziektewet)

7. (De directeur van het) Staatsbosbeheer (Boswet)
SoZa
1. (~istrictshoofden en ambtenaren van de) Arbeidsinspectie
(0.a. Veiligheidswet)
2. (Districtshoofden en ambtenaren van de) Inspectie van de
havenarbeid (Stuwadoorswet)
3. Loontechnische dienst (0.a. Wet op de loonvorming)
4. Dienst collectieve arbeidsvoorwaarden (Wet op de loonvorming)
5. (Districtshoofden en ambtenaren van de) Dienst voor het
stoomwezen (Stoomwet)
6. Rijksconsulentschappen voor sociale voorzieningen (Wet
sociale werkvoorziening)
7. Directeuren van de gewestelijke arbeidsbureaus (0.a.
Buitengewoon besluit arbeidsverhoudingen)
8. Inspecteur van de beroepskeuzevoorlichting (Wet op de
Haad voor de ber~oepskeuzevoorlichting)
- CRM
1. Bijstandsconsulenten (Algemene bijstandswet)
2. Regeringscommissaris voor de omroep (Omroepwet)
3. Rijksinspectie voor het openbare bibliotheekwerk (Wet op
het openbare bibliotheekwerk)
4. Ri j ksarchivar is (Archiefwet)
VoM il
1. Staatstoezicht op de volksgezondheid (Algemene basis:
Gezondheidswet), onder te veraelsn in:
1.1 Geneeskundige hoofdinspectie van de volksgezondheid
(0.a. Wet regelende de uitoefening van de geneeskunst)
1.2 Geneeskundige hoofdinspectie van de geestelijke volksgezondheid
(Krankzinnigenwet)
1.3 Hoofdinspectie voor de gen~esmiddelen (Wet op de geneesmiddelenvoorziening)
1.4 Hoofdinspectie van de volksgezondheid, belast met het
toezicht op de hygisne van het milieu (0.a. Hinderwet)
1.5 Hoofdinspectie van de volksgezondheid, belast met het
toezicht op de levensmiddelen (Warenwet)
1.6 Veterinaire Hoofdinspectie van de volksgezondheid
(Vleeskeur ingswet)
1.7 Inspectie voor de Drankwetgeving (Drank- en Horecawet)

BIJLAGE 4
Lijst van vigerende Bijzondere Wetten waaraan een strafsanc-
tie verbonden is, met vermelding van de daarvoor geldende
regeling der opsporingsbevoegdheid
Esise-kant tekenissen
1. Als aanvulling op bijlage 3 bevat deze bijlage een over-
zicht van vigerende bijzondere wetten, waaraan een
strafsanctie verbonden is, met vermelding van de daar-
voor geldende regeling van de opsporingsbevoegdheid. Het
resultaat is een overzicht van de enorme verscheidenheid
aan opsporingsambtenaren die jegens burgers bevoegdheden
uitoefenen. De lijst is opgesteld door mr. F. Perrick.
2. De lijst is ,samengesteld aan de hand van:
1. Overzichten in de bijlagen van het Pre-advies
Mostert, Ned.-Juristen-Vereniging 1968.
2. De inhoud van politie-uitgaven als Het Handboek
voor de Politie van Stapel en De Koning en van de
Justitie-uitgave "Verzameling Wetten ten dienste
van de politie".
3. Inhoudsopgaven van de Wettenverzamelingen van
Schuurman&Jordens en de Kluwer-uitgaven.
4. Overzichten verkregen van diverse geynterviewde
departementale functionarissen.
Deze simpele werkwijze heeft natuurlijk niet de preten-
tie van wetenschappelijkheid noch volledigheid.
3. De hierboven staande titel doet wat wijdlopig aan. Een-
voudiger zou zijn geweest te spreken van "strafrechte-
lijke wetten" doch dit zou een afwijking betekenen van
het normale juridische spraakgebruik.
Hoewel de hier opgevoerde wetten ofwel zelf strafbepa-
lingen inhouden ofwel daarvoor de wettelijke grondslag
leggen, zijn, zij overwegend "administratieve" wetten,
terwijl het een contradictio in terminis zou zijn om
Boek.2 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan een reeks
bepalingen in de Wet op de Economische Delicten (arti-
kel 1) hun strafsanctie krijgen onder het begrig
"Strafrechteli jke Wetten" te brengen.
Ons overzicht van wetten met strafbepalingen is dus in
zeer ruime zin op te vatten.
4. Onder de in de lijst opgenomen wetten is een drietal
groepen te onderscheiden, waarvan de strafsanctie en/of
opsporingsreyeling groepsgewijze in een andere wet is
neergelegd. Het betreft hier :

1. wetten houdende sconomische delicten, waarop de Wet
op ~conomische Uelicten (W.E.D. ) inclusief de daar-
in gegeven regeling van de opsporingsbevoegdheid
van toepassing is verklaard;
2. een groep fiscale wetten, waarvoor de Algemene Wet
Ri jksbelastingen (A.W.R. ) geldt en
3. een groep fiscale wetten, die op de genoemde punten
beheerst worden door de Algemene Wet Douane en
Accijnzen (I4.W.D.A)
In de lijst wordt volstaan met naar deze drie wetten te
verwijzen. Hierbij valt tweegrlei te bedenken.
Allereerst is er een aantal wetten, die zowel econo-
mische als andere strafbare feiten inhouden. Om de zaak
niet nodeloos ingewikkeld te maken is ook in deze
gemengde gevallen met verwljzing naar de W.E.D. volstaan.
Vervolyens, onder de fiscale wetten is er een deel dat
uitsluitend de strafsancties van A.W.R. of A.W.D.A.
kent, terwijl oen ander deel daarnaast eigen strafbepa-
lingen telt. Voor ons doe1 haa het geen zin daarin te
onderscheiden.
5. In ons overzicht wordt het beyrip "opsporing" en
"opsporingsambtenaar" in strikte zin gebezigd en is,
tenzij uitdrukkelijk anders gesteld, toezicht op uit-
voering op naleving daaronder niet begrepen. Voorts
heeft het niet de pretentie de opsporingsambtenaren
volledig te omschrijven. Het beperkt zich tot de formele
wetten, omdat niet-inachtneming van deze beperking te
ver zou voeren.
6. Diverse wetten spreken nog van "de minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid" zonder rekening te houden met
het bij KB dd. 6 juli 1970, Stbl. 451 ingestelde depar-
tement van Volksgezondheid en Milieuhygiene. In dit
besluit wordt de minister van Volksgezondheid en Milieu-
hygiene - in algemene zin - belast met alle aangelegen-
heden op het gebied van de volksgezondheid en milieu-
hygiene behorende tot de taak van het departement van
Sociale Zaken en Volksgezondheid en met de coordinatie
op het gebied van de milieuhygiene.
In ons overzicht is hiermee rekening gehouden door het
niet meer competente departement tussen haakjes te
plaatsen.
7. Qua volgorde hebben wij die naar "trefwoorden" de voor-
keur gegeven boven de chronologische, ons overigens we1
bewust dat dit meermalen tot een subjectieve keuze leidt.
Maart 1980, mr. F. Perrick.

1. Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen, Wet -
Opsporingsambtenaren (art. 37):
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren, aangewezen ingevolge art. 42 Wegenver-
keerswet.
2. Aardgasprijzen, Wet -
Wet Economische Delicten van toepassing.
3. Aardolieprodukten, Wet voorraadvorminq
Wet Economische Delicten van toepassing.
4. Absintwet
Opspor ingsarnbtenaren (art. 3) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Hijks- en Gemeentepolitie
3. de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Volksgezond-
4. die van Invoerrechten en Accijnzen.
5. Accountants-administratie-consulenten, Wet op de -
Geen eigen opsporingsregeling.
6. Accijns van Suiker, Wet op de -
A.W.D.A. toepasselijk.
7. Accijns van Alcoholhoudende Stoffen, Wet op de -
A.W.D.A. van toepassing.
8. Accijns van alcoholvrije dranken, Wet op de -
A. W.D.A. van toepassing.
9. Accijns van bier, Wet op de -
A.W.D.A. van toepassing.
10. Accijns van minerale align, Wet op de -
A.W.D.A. van toepassing..
11. Accijns van tabaksfabrikaten, Wet op de -
A.W.D.A. van toepassing.
12. Afbetalingsstelsel, Wet op het -
W.E.D. van toepassing.
13. Afvalstoffen, Wet Chemische -
w.E.D. van toepassinq.
14. Afvalstoffenwet
Opsporingsambtenaren (art. 86) :
I. W.E.D. ten dele van toepassing.

11. Andersdeel zijn mede (wellicht is bedoeld naast de alge-
mene van 141 Sv) met opsporing belast de door de
minister van ust ti tie in overeenstemming met de minister
van Volksgezondheid en Milieuhygiene aangewezen ambte-
naren, die ingevolge art. 68 met toezicht op naleving
zijn belast te weten:
1. de door de minister van Volksgezondheid en Milieu-
hygiene, in overeenstemming met de bij A.M.v.B.
aangewezen andere ministers aangewezen ambtenaren
2. de door Gedeputeerde Staten respectievelijk B en w
aangewezen ambtenaren.
15. Algemene Arbeidsongeschiktheidswet
Geen eigen opspor ingsregeling .
16. Algemene Bijstandswet
Geen eigen regeling opsporingsbevoegdheid.
17. Algemene Ouderdomswet
Opsporingsambtenaren (art. 55) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door minister van Sociale Zaken aangewezen personen.
18. Algemene Weduwen- en Wezenwet
Opsporingsambtenaren (art . 66) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door minister van Sociale Zaken aangewezen p,ersonen.
19. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Opsporingsambtenaren (art. 73) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door minister van Sociale Zaken aangewezen personen.
20. Ambtenarenwet
Ge~n eigen regeling opsporingsambtenaren.
21. Ambulancevervoer, Wet -
Spreekt niet over opsporing.
Met toezicht op naleving zijn belast (art. 20):
1. de hoofdinspecteur, de inspecteurs en de onder hun
bevelen werkzame ambtenaren van het Staatstoezicht op de
Volksgezondheid voor zover door de minister van Volksge-
zondheid en Milieuhygiene aangewezen;
2. de door minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen
ambtenaren;
3. de door GS aangewezen ambtenaren.
22. Antibioticawet
Opsporingsambtenaren (art. 7) :
1. die ex art. 141 Sv

2. de door da minister van Landbouw en Visserij aangewezen
personen.
23. Arbeids- en rusttijden zeescheepvaart, Wet -
Opsporingsambtenaren (art. 8) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen
ambtenaren.
24. Arbeidskrachten, Wet op het ter beschikking stellen van -
W.E.D. van toepassing.
25. ~rbeidsongeschiktheidsverzeker ing , Wet op de -
Geen eigen regeling opspor ingsambtenaren.
26. Arbeidsvoorziening, Noodwet -
Opsporingsambtenaren (art. 60) :
1. die ex art. 141 Sv
2. da door minister van Justitie aangawezen ambtenaren, die
door de minister van Sociale Zaken met een uitvoerings-
taak zijn belast.
27. Arbeidsvoorwaarden buiten collectieve arbeidsovereenkom-
sten, de Wet tijdelijke voorzieningen -
W. E. D. van toepassing.
28. Arbeidswet 1919
Opsporingsambtenaren (art. 84) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de door de minister van Sociale Zaken aangewezen ambte-
naren der Arbeidsinspectie.
29. Archiefwet 1962
Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
30. ~ssurantiebemlddeling, Wet'-
W.E.D. van toepassing.
31. Auteurswet 1912
Geen eigen opsporingsregeling.
32. ~utovervoer Goederen, Wet -
W.E.D. van toepassing.
33. ~utovervoer Personen, Wet -
W.E.D. van toepassing.

34. Bedrijfsorganisatie, Wet op de -
(Houdt zelf geen strafbepalingen in. Vormt we1 grondslag
voor verordeningen van de S.E.R. en van produkt-, hoofd-
bedrijf- en bedrijfschappen).
W.E.D. van toepassing.
35. Bedrijfspensioenfonds, Wet betreft verplichte deelneminq
in een -
Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
36. Bedrijfstellinqenwet
Geen eigen opsporingsregeling.
37. Bedri jf svergunningenwet
W.E.D. van toepassing.
38. Bejaardenoorden, Wet op de -
Opspor ingsa~nbtenaren (art. 32) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door G.S. met toezicht belaste ambtenaren.
39. Belemmeringenwet Privaat'recht
Geen eigen regeling opsporingsbevoegdheid.
40. Beroepspensioenregeling, Wet betreft verplichte
deelneming in een -
Geen eigen regeling opsporingsbevoegdheid.
41. Beroepswet
Opsporingsambtenaren (art. 163) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de voorzitter, ondervoorzitters, leden, griffier en
subst. griffiers van de Centrale Raad van Beroep
3. de voorzitters, ondervoorzitters, griffiers en subst.
griffiers van de Raden van beroep
4. de burgemeesters
5. de ambtenaren bedoeld in art. 77 Arbeidswet.
42. Bescherrning Bevolking, Wet -
Opsporingsambtenaren (art. 32) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de overige ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de overige militairen van de Koninklijke Marechaussee
4. de door de Burgemeester respectievelijk de Kringraad
aangewezen personen in dienst van de gemeente respec-
tievelijk Kring.
43. Besmettinqsqevaar, Wet bescherrning leerlingen tegen -
Opsporingsambtenaren (art. 13) :
1. die ex art. 141 Sv

2. de geneeskundige inspecteur (van de volksgezondheid)
3. de inspecteur van het onderwijs.
44. Bestrijdingsmiddelenwet 1962
W.E.D. van toepass'ing.
45. Betalingsverkeer Zuid-Rhodesie, Wet -
W.E. D. van toepassing.
46. Bevoegdhedenwet Waterschappen
Opsporingsa~btenaren (ingeval Provinciale Staten het toe-
zicht op de naleving van in reglementen of in provinciale
vekordeningen opgenomen politiebepalingen opdragen aan het
dageLi jks bestuur) (art. 3) :
1. de,voorzitter en leden van het dagelijks bestuur
2. de. door het dagelijks bestuur aangewezen en beedigde
ambtenaren van het betrokken waterschap.
47. Bevolkings- en Verblijfreqisters, Wet -
Zelf geen opsporingsregeling, ook geen strafbare feiten we1
basis voor strafbaar stelling door Kroonregeling.
48. Bevolkingsonderzoek Tuberculose, Wet -
Opsporingsambtenaren (art. 21) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de geneeskundige hoofdinspecteur en de geneeskundige
inspecteurs van de Volksgezondheid.
49. Binnenaanvaringswet
Geen regeling opsporingsbevoegdheid.
Geen strafbare feiten, we1 grondslag voor nadere reglementen.
50. Binnenvaartrampenwet
Geen specifieke opsporingsregeling
(Bij de uitvoering is Hoofdinspecteur voor de Scheepvaart
centrale figuur) .
51. Bloembollenziektenwet 1937
W.E.D. van toepassing.
52. Bodemmaterialen Noordzee, Wet -
W.E.D. van toepassing.
53. Bodemproductiewet 1939
W.E. D. van toepassing.
54. Boswet
W.E.D. van toepassing.

55. Brandweerwet
Opsporingsambtenaren (art. 10) :
1. die ex art. 141 sv
2. de door de minister van Binnenlandse Zaken aangewezen
ambtenaren.
56. ~uitengewoon Besluit ~rbeidsverhoudingen
W.E.D. van toepassing.
57. '~uitengewone Bevoegdheden Burgerlijk Gezag, Wet -
We1 autoriteiten geen opsporingsambtenaren aangewezen.
58. Buitenlandse werknemers, Wet arbeid -
W.E.D. van toepassing.
59. Burgerlijk Wetboek
(Voor wat betreft een aantal, in de Wet Economische Delicten
genoemde voorsch;iften uit Boek I1 (rechtspersonen))
W.E.D. van toepassing.
60. Bijenwet
W.E.D. van toepassing.
61. Cadeaustelsel, Wet beperking -
W.E.D. van toepassing.
62. Colportagewet
W.E.D. van toepassing.
63. Delfstoffen, Wet opsporing -
W.E.D. van toepassing.
64. Destructiewet .
W.E.D. van toepassing.
65. Deviezenbesluit 1945
W.E.D. van toepassing.
66. Dienstplichtwet
Opspor ingsambtenaren (art. 47) :
1. die van 141 Sv
2. de Marechaussee, de Militairen der politistroepen
3. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie.
67. Dierenbescherming, Wet op de -
Opsporingsambtenaren (art. 4) :
1. de bezoldigde ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
2. de door minister van Justitie aangewezen onbezoldigde
ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie.

68. Diergeneeskunst, Wet Op de uitoefening van de -
Opsporingsambtenaren (art. 18) :
"Mede" de door minister van Landbouw en Visserij aangewezen
ambtenaren.
69. Dierenvervoer, Wet -
W.E.D. van toepassing.
70. Dierenwet, Nuttige -
Opsporingsambtenaren (art. 3) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtsnaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen.
71. Diersoorten, Wet bedreigde uitheemse -
Opsporingsambtenaren (art. 8) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door minister van CHM aangewezen ambtenaren
3. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen.
72. Diploma van verpleegkundige, Wet tot bescherming van
het -
Opsporingsambtenaren (art. 9) :
1. die ex art. 141 Sv
2. alle ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de door de Kroon aan te wijzen ambtenaren van het
Staatstoezicht op de Volksgezondheid.
73. Distributiewet 1939
W.E.D. van toepassing.
74. Dividendbelasting 1965, Wet op de -
A. W.R. van toepassing.
75. Douane en Accijnzen, Algemene Wet inzake - (AWDA)
Opsporingsambtenaren (art. 203):
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren der invoerrechten en accijnzen.
76. Drank- en Horecawet
Opsporingsambtenaren (art. 61) :
1. die ex art. 141 SV
2. de door minister van (Sociale Zaken en) Volksgezondheid
aangewezen Inspecteur en ambtenaren van het Staatstoe-
zicht op de Volksgezondheid
3. de door minister van (Sociale Zaken en) Volksgezondheid
en van Economische Zaken te zamen aangewezen andere
ambtenaren
(2 en 3 voor zover door minister van Justitie aangewezen).

77. Economische Delicten, Wet Op de
Opspor ingsambtenaren (art. 17) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door de minister van Justitie, in overeenstemming met
de andere betrokken ministers aangewezen ambtenaren
3. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen.
78. Economische Mededinging, Wet -
W.E.D. van toepassing.
79. Effectenvernieuwingswet
Geen eigen opspor ingsregeling .
80. Electriciteitswet
Opspor ingsambtenaren (art. 18) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Hijks- en Gemeentepolitie
3. de door de Kroon aan te wijzen ambtenaren.
81. Emigratiewet
Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
82. Filmvertoningen, Wet op de -
Opspor ingsambtenaren (art. 5) :
de in art. 141 Sv bedoelde personen.
83. Financieel Verkeer, Noodwet -
W.E.D. van toepassing.
84. Fiscaal Noodrecht, Wet vervanging -
Opsporingsambtenaren (art. 16) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van de Rijksbelastingsdienst.
85. Geldkrediet, Wet op het consumptief -
W.E. D. van toepassing.
86. Geldzuivering, Machtigingsbesluit -
W.E. D. van toepassing.
87. Geneeskundigen, Noodwet -
Opspor ingsambtenaren (art. 46) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door minister van Justitie aangewezen ambtenaren die
door minister van Volksgezondheid met een uitvoerings-
taak zijn belast.
88. Geneeskunst, Wet uitoefening -
Geen expliciete regeling opsporingsambtenaren.
(Met toezicht op handhaving is belast de Inspecteur van het
Staatstoezicht op de Volksgezondheid).

89. Geneesmiddelenvoorziening, Wet op de -
Opsporingsambtenaren (art. 33) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de hoofdinspecteur, de inspecteurs en 'de aan deze hoofd-
inspecteur en inspecteurs (van gezondheid) toegevoegde
ambtenaren
3. de door de minister van Volksgezondheid en ~ilieuhygiene
aangewezen personen.
90. Gevaarlijke Stoffen 1963, Wet -
Opspor ingsambtenaren (art. 11) :
1. die ex art. 141 Sv
2. zij, die met de zorg voor de naleving belast zijn, te
weten
a. de Commandant en Controleurs van het Korps Contro-
leurs Gevaarlijke Stoffen;
b. de ambtenaren, bedoeld in art. 77 Arbeidswet en
art. 17 Stuwadoorswet;
c. de hoofden van laboratoria en de ambtenaren van
Keuringsdiensten van Waren, met opsporing van
feitan ingevolge de wet belast;
d. de Inspecteurs Volksgezondheid, belast met toezicht
op de hygigne van het milieu;
e. andere door minister van Verkeer en Waterstaat, van
(Sociale Zaken en) Volksgezondheid of van Defensie
aangewezen ambtenaren.
3. de door minister van Verkeer en Waterstaat in overeen-
stemming met de minister van Binnenlandse Zaken aange-
wezen ambtenaren van de Inspectie van het Brandweerwezen
voor daarbij aan te wijzen feiten.
91. Gevaarlijke werktuigen, Wet inzake -
Opsporingsambtenaren (art. 12) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren der Arbeidsinspectie en van de Inspectie
van de Havenarbeid
3. de ambtenaren van de Dienst van het Stoomwezen
4. de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen
5. de ambtenaren der scheepvaartinspectie
6. de door de minister van Sociale Zaken aangewezen ambte-
naren.
92. Gevaarlijke werktuigen, Wet op de -
Opsporingsambtenaren (art. 16) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren der Arbeidsinspectie en van de Inspectie
Havenarbeid
3. de ambtenaren van het Rijkstoezicht op het Stoomwezen
4. de ambtenaren der Scheepvaartinspectie
5. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie

6. de door de minister van sociale Zaken aangewezen ambte-
naren.
93. Gewetensbezwaren ~ilitaire dienst, Wet -
~psporingsambtenaren (art. 56):
1. die ex art. 141 sv
2. de door minister van sociale Zaken aangewezen personen.
94. Gezondheidswet
Spreekt niet van opsporinq.
Met handhavinq van wettelijke voorschriften op het gebied
der volksgezondheid zijn belast: de Hoofdinspecteurs, de
Inspecteurs en de.onder hun bevelen werkzame ambtenaren van
het Staatstoezicht op de Volksgezondheid (art. 36).
95. Goederenvervoer Binnenscheepvaart, Wet -
W.E.D. van toepassing.
96. Grondbelasting, Wet op de -
A.W.R. van toepassing.
97. Grondwaterwet waterleidingbedrijven
Opspor ingsambtenaren (art. 26) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door minister van (Sociale Zaken en) Volksgezondheid
aangewezen personen.
98. Hamsterwet
W.E.D. van toepassing.
99. Handelsnaamwet
Geen eigen opsporingsregeling.
100. Handelsregisterwet
Opsporingsambtenaren (art. 36) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door minister van Economische Zaken in overeenstem-
ming met de minister van Justitie aangewezen ambtenaren.
101. Handwapenen, Wet wering ongewenste -
Opspor ingsambtenaren (art. 6) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
3. andere door minister van Justitie aangewezen ambtenaren.
102. Havennoodwet
Opsporingsambtenaren (art. 19) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door de minister van Verkeer en Waterstaat
aangewezen personen.

103. Hinderwet
Opsporingsambtenaren (art. 33):
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de ambtenaren bedoeld bij art. 77 Arbeidswet 1919
4. de door het gemeentebestuur aangewezen gemeente-ambte-
naren
5. de door de minister van Sociale Zaken (en Volksgezond-
heid) aangewezen ambtenaren
6. de door minister van Oorlog of van Marine aangewezen
officieren.
104. Hygiene en Veiligheid Zweminrichtingen, Wet -
Opsporingsambtenaren (art. 15) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de Hoofdinspecteur, Inspecteurs en de door minister van
Volksgezondheid aangewezen, onder hun bevelen werkzame
andere an~btenaron van Staatstoezicht op de Volksgezond-
heid
3. de door Gedeputeerde Staten en door B en W met toezicht
belaste ambtenaren.
Wat 2 en 3 betreft, voor zover zij door de minister van
Justitie daartoe zijn aangewezen.
105. Hygiene Kampeerplaatsen, Wet -
Opsporingsambtenaren (art. 14) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de Hoofdinspecteur, de Inspecteurs en de door de
minister van Volksgezondheid aangewezen onder hun
bevelen staande andere ambtenaren van het
Staatstoezicht op .de Volksgezondheid
3. de door G.S. resp.B en W aangewezen ambtenaren.
Wat 2 en 3 betreft, voor zover zij door'de minister van
Justitie zijn aangewezen.
106. Huisarbeidswet 1933
Opspor ingsambtenaren (art. 18) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Kijks- en Gemeentepolitie
3. de door de minister van Sociale Zaken aangewezen ambte-
naren der Arbeidsinspectie.
107. In- en Uitvoerwet
W.E.D. van toepassing.
108. Infectieziekten, Wet bestrijding en opsporinq
ziekte-oorzaken
Opsporingsambtenaren (art. 34) :
1. die ex art. 141 Sv

2. de hoofdinspecteur, de inspecteur en de aan dezen
toegevoegde ambtenaren van het Staatstoezicht op de
Volksgezondheid
3. de directeuren van gemeentelijke of intergemeentelijke
gezondheidsdiensten
4. de ambtenaren der Invoerrechten en Accijnzen.
109. Inkomstenbelasting 1964, Wet op de -
A.W.R. van toepassing.
110. ~nkwartieringswet
Geen cigen opsporingsregeling
111. Internationaal Energieprogramma, Wet uityoering -
W.E.D. van toepassing.
112. Invaliditeitswet
Opsporingsambtenaren (art. 401) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door de minister van Sociale Zaken aangewezen
per sonen.
113. Investeringsregeling, Wet selectieve -
W.E.D. van toepassing.
114. Invester ingsrekening, Wet -
(Voor fiscalc gedeelte) A.W.R. van toepassing.
115. Jachtwet
Opsporingsambtenaren (art. 73) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren .van Invoerrechten en Accijnzen
3. de door de minister van Landbouw en Visserij aangewezen
ambtenaren.
116. Kansspelbelasting, Wet op de -
A.W.R. van toepassing.
117. Kansspelen, Wet op de -
Opsporingsambtenaren (art. 37) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de directeur van de Staatsloterij
3. de door minister van Financien aan te wijzen ambtenaren.
118. Kernencrgiewet
Opsporingsambtenaren (art. 83):
Mede met opsporing belast de krachtens art. 58 aangewezen
ambtenaren, voor zover zij door de minister van Justitie
daartoe zijn aangewezen.
(Artikel 58 belast met toezicht Op naleving

1. de ambtenaren, aangewezen door de ministers die het
aangaat met dien verstande dat de minister (van Sociale
Zaken en) Volksgezondheid, in overeenstemming met
eerdergenoemde ministers de ambtenaren aanwijst, belast
met het meten van doses ioniserende stralen en het
bepalen van de radio-actieve besmetting en de
registratie daarvan
2. voorts de door B en W respectievelijk G.S. aangewezen
ambtenaren van een gemeentelijke respectievelijk pro-
vinciale Keuringsdienst van Waren).
119. Keurenwet 1895
Opsporingsambtsnaren met betrekking tot keuren op politie-
verordeningen (art. 15) :
1. de voorzitter en de leden van het met de zorg voor de
uitvoering der keuren op politieverordeningen belaste
bestuur;
2. de beedigde beambten der instelling
3. het bestuur van het waterschap zelf.
120. Kieswet
Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
121. Kinderbijslagwet, Algemene -
Opsporingsambtenaren (art. 45) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door de minister van Sociale Zaken aangewezen
personen.
122. Kinderbijslagwet voor kleine zelfstandigen
Opsporingsambtenaren (art. 21) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door minister van Sociale Zaken aangewezen personen.
123. Kippen- en eendeneieren, Wet 31 mei 1929 betreft in- en
uitvoer van -
W.E.D. van toepassing.
124. Kleuteronderwijswet
Opsporingsambtenaren (art. 110) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de hoofdinspecteurs en inspecteurs van het onderwijs
3. de burgemeesters, de wethouders en de door de gemeente-
raden ter verzekering van het toezicht aangestelde amb-
tenaren, ieder binnen de grenzen van zijn ambtsgebied.
125. Krankzinnigenwet
. Geen eigen opsporingsregeling

126. Kredietwezen, Wet toezicht -
W.E.D. van toepassing.
127. Landbouwuitvoerwet 1929
w.E.D. van toepasing (met uitzondering van art. 5 W.E.D.).
128. Landbouwuitvoerwet 1938
w.E'.D. van toepassing.
(art. 5 W.E.D. is niet toepasselijk verklaard).
129. Landbouwwet
Overwegend beheerst door W.E.D.
130. Levensverzekeringsbedrijf, Wet op het -
Geen eigen opsporingsregeling.
131. Loonbelasting, Wet op de - 1964
A.W.R. van toepassing.
132. Loonvorming, Wet op de -
W.E.D. van toepassing.
133. Landbouwkwaliteitswet
W.E.D. van toepassing.
134. Leerplichtwet 1969
Toezicht op naleving is opgedragen aan B en W, die daartoe
een of meer ambtenaren aanwijzen, die ook processen-verbaal
kunnen opmaken.
Overigens geen opsporingsambtenaren aangewezen
(art .en 16 en 22) .
135. Levensverzekeringsbedri jf, Wet op het -
Geen eigen regeling opsporingsarnbtenaren.
136. Locaalspoor- en Trarnweqwet
Opsporingsarnbtenaren (art. 10) :
1.
2.
3.
137.
Geen
138.
Geen
die ex art. 141 Sv
de door de Kroon tot uitoefening van toezicht
aangewezen arnbtenaren
de beedigde bearnbten en bedienden van de Spoorweg.
Loodswe t
eigen regeling opsporingsambtenaren.
Luchtvaartrarnpenwet
eigen regeling opsporingsambtenaren.

139. Luchtvaartwet
Opspor ingsambtenaren (art. 70) :
1. die ex art. 141 Sv
2. alle overige ambtenaren van Hijks- en Gemeentepolitie
3. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
4. de door minister van Verkeer en Waterstaat aan te
wijzen personen.
140. Luchtverontreiniging, Wet inzake de -
Opsporingsambtenaren (art. 96) :
M e (bedoeld is wellicht naast de algelnene opsporingsambte-
naren) zijn met opsporing belast de krachtens art. 75
aangewezen ambtenaren, voor zover door de minister van
Justitie daartoe aangewezen.
(In art. 75 zijn met toezicht belast de door de minister van
(Sociale Zaken en) Volksgezondheid en door andere ministers,
die het aangaat, aangewezen ambtenaren).
141. Lijkbezorging, Wet op de -
Geen eigen opsporingsregeling.
142. Marine Scheepsongevallenwet
Geen eigen opsporingsregeling.
143. Machtigingswet inkomensvorming en bescherminq
werkgelegenheid 1974
W.E.D. van toepassing.
144. Medische hulpmiddelen, Wet op de -
W.E.D. van toepassing.
145. Meetbrievenwet 1948
Opsporingsambtenaren (art. 9) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de ambtenaren van de Scheepsmetingsdienst
4. de ambtenaren van do Scheepvaartinspectie
5. de Nederlandse diplomatieke en consulaire ambtenaren.
146. Meststoffenwet 1947
W.E.D. van toepassing.
147. Monumentenwet
Opsporingsambtenaren (art. 31) :
1. de door minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap-
pen aangewezen personen belast met het toezicht op de
uitvoering van deze wet.
148. Motorrijtuiqenbelasting 1966, Wet op de -
A.W.R. van toepassing.

149. Mijnwet 1903
Opspor ingsambtenaren (art. 11) :
uitsluitend (!) de bij AMvB aangewezen ambtenaren (Staats-
toezicht op de Mijnen) .
150. Mi jnwet continentaal plat
W.E.D. van toepassing.
151. Natuurbeschermingswet
opsporingsambtenaren (art. 28) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de personen, aangewezen door de minister van Cultuur,
Recreatie en Maatschappelijk Werk.
152. Natuurschoonwet 1928
A. W.R. van toepassing.
153. Nertsenziektenwet
Geen eigen opspor ingsregeling .
154. Noodvoorzieningen Scheepvaart, Rijkswet -
Opspor ingsambtenaren (art. 32) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de Officieren der Koninklijke Marine, door minister van
Defensie aangewezen
3. de ambtenaren der Scheepvaartinspectie
4. de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het
ministerie van Landbouw en Visserij
5. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
6. de ambtenaren van de buitenlandse dienst
7. de door de minister van Verkeer en Waterstaat
aangewezen .ambtenaren
8. de ambtenaren van Suriname.en de Nederlandse Antillen
door de betrokken gouverneurs aangewezen.
155. Noodwachten, Wet op de -
. Opsporingsambtenaren (art. 118) :
1 die ex art. 141 Sv
2. de door of vanwege de minister van Binnenlandse Zaken
aangewezen personen.
156. Notarisambt, Wet op het -
Opsporingsambtenaren (art. 59) :
de ambtenaren van de Rijksbelastingsdienst.
157. Olicverontreiniging Zeewater, Wet -
Opsporingsambtenaren (art. 13) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van de ~cheepvaartinspcctie.

158. Omroepbijdragen, Wet op de -
Opsporingsambtenaren (art. 26) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de directeur, de chef van de buitendienst en zijn
plaatsvervanger alsmede de in de buitendienst werkzame
controle-ambtenaren van de met inning van de omroepbij-
dragen belaste dienst van het Staatsbedrijf der PTT,
die door de Directeur-Generaal als zodanig zijn beedigd.
159. Omzetbelasting 1968, Wet op de -
A.W.R. van toepassing.
160. Ondernemingsraden, Wet op de -
W.E.D. van toepassing.
161. Ontgrondingenwet
Opsporingsambtenaren (art. 25) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door minister van Verkeer en Waterstaat aan te
wijzen ambtenaren van de Rijkswaterstaat
3. de door G.S. aan te wijzen ambtenaren van de provincie.
162. Oorlogswet voor Nederland
Opsporingsambtenaren (art. 74) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door het Militair Gezag aangewezen en beedigde per-
sonen.
163. Openbare verkopingen, Wet ambtelijk toezicht bij -
W.E.D. van toepassing.
164. Openbare Vervoermiddelen, Wet -
Opsporingsambtenaren (art. 13) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de hoofdingenieurs, ingenieurs, adjunct-ingenieurs,
hoofdopzichters, technische ambtenaren en opzichters
van de Rijkswaterstaat en van de provinciale waterstaat
4. de door de Kroon aangewezen ambtenaren van Hijksver-
keersinspectie.
165. Opiumwet 1928
Opsporingsambtenaren (art. 8) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de personen, bij art. 40 Gezondheidswet aangewezen
3. de ambtenaren der Invoerrechten en Accijnzen.
166. Ouderdomswet 1919
Opsporingsambtenaren (art. 43) :
1. die ex art. 141 Sv

2. de door de minister van Sociale Zaken aangewezen
personen.
167. Overdruk, Wet op werken onder -
Opsporingsambtenaren (art. 15) :
die ex art. 141 Sv
de ambtenaren bedoeld in art. 77 Arbeidswet en in art.
17 Stuwadoorswet (d.w.2. de door de minister van
Sociale Zaken aangewezen ambtenaren van de Arbeids-
inspect ie .
Paardenwet 1939
W.E.D. van toepassing.
169. Pachtwet
W.E.D. van toepassing.\
\
170. Pandhuiswet \
Opsporingsambtenaren (art. 53) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de arnbtenaren van,Rijks- en ~emeente~olitie
171. Paramedische beroepenk Wet op de -
Opsporingsarnbtenaren (art. 38) :
die ex art. 141 Sv
de bevoegde hoofdinspecteur en inspecteurs van de
Volksgezondheid alsmede de aan dezen toegevoegde
ambtenaren.
Personele belasting 1950, Wet op de -
A.W.K. toepasselijk.
173. Phosphorluciferswet
Opsporingsambtenaren (art. 5) :
1. die ex art. 8 Wetboek van Strafvordering (oud)
2. de Marechaussee en alle ambtenaren van Rijks- en
Gerneentepolitie
3. de arnbtenaren bedoeld in art. 77 Arbeidswet (d.w.2. de
door de minister van Sociale Zaken aangewezen ambtenaren
van de Arbeidsinspectie voor wat betreft overtreding
van art. 2 Phosphorluciferswet, verbiedende het
opzettelijk vervaardigen of doen vervaardigen van
phosphorlucifers)
4. de arnbtenaren van Invoerrechten en Accijnzen (v.w.b.
overtreding van art. 3, verbiedende het vervoeren,
invoeren of voor verkoop voorhanden hebben van
phosphorlucifers in grotere hoeveelheden dan 100 gram
tegelijk) .

174. Postwet 1954
Opsporingsambtenaren (art. 12) :
1. die ex art. 141 SV
2. de ambtenaren van 's Rijksbelastingen
3. de ambtenaren van het Staatsbedrijf der PTT, belast met
uitvoering van de postdienst.
175. Plantenziektenwet 1951
Opsporingsbevoegdheid ingevolge Wet Economische Delicten.
176. Pleegkinderenwet
Opsporingsambtenaren (art. 22) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van de Raad voor de Kinderbescharming.
177. Prijzenwet
w.E.D. van toepassing.
178. Quarantainewet
Impliciet als opsporingsambtenaren te beschouwen de met de
uitvoering belaste functionarissen, te weten (art. 33):
1. de burgemeester
2. de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Volksgezond-
heid
3. alle andere ambtenaren, die met uitvoering ingevolge de
Internationale Sanitaire Regeling en ingevolge deze wet
zijn belast.
179. Rechtsverkeer, Wet op belastingen van -
A.W.R. van toepassing.
180. Registeraccountants, Wet op de -
Geen eigen opsporingsregeling.
181. Registratiewet 1970
A. W.R. van toepassing.
182. Rivierenwet
Opsporingsambtenaren (art.. 12) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door de Kroon aan te wijzen ambtenaren en beambten
van de Rijkswaterstaat.
183. Runderhorzelwet
Opsporingsambtenaren (art. 6 van deze wet jo art. 76 Veewet):
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
4. de door'minister van Landbouw en Visserij aangewezen
ambtenaren.

184. Ruimtelijke Ordening, Wet op de -
opsporingsambtenaren (art. 63):
1. die ex art. 141 Sv
2. de door de Commissaris der Koningin aan te wijzen
ambtenaren
3. de door de burgemeester aan te wijzen ambtenaren.
185. Rustdag voor toonkunstenaars, Wet 13 juli 1951 betr.
een wekelijkse -
Opsporingsambtenaren (art. 5):
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van de Arbeids- en Havenarbeidsinspectie
3. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie.
186. Kijksbelastingen, Algemene Wet inzake - (A.W.R.)
Opsporingsambtenaren (art. 80) :
(primair ten aanzien van alle belastingwetten, die rijks-
belastingen heffen behalve invoerrechten en accijnzen)
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van de rijksbelastingdienst.
187. Rijksoctrooiwet
Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
188. 's-Rijks Waterstaatswerken, Wet vaststelling bepalingen
betref fende -
Spreekt niet over opsporingsambtenaren doch verklaart de
door'aan te wijzen ambtenaren, waar nodig bijgestaan door de
ambtenaren van de Rijks- en Gemeentepolitie bevoegd tot het
uitoefenen van politiedwang (art. 3) en zich aan boord van
de vaartuigen en vlotten, die zich in wateren onder beheer
van het Rijk bevinden, te begeven (art. 6).
189. Rijkswegenfonds, Wet op het -
Opsporingsambtenaren (art. 10):
1. die ex art. 141 Sv
2. de door de minister van Verkeer en Waterstaat als tol-
gaarder aangewezen personen.
19.0. Rij-onderricht Motorrijtuigen, Wet -
Geen eigen regeling opsporingsbevoegdheid.
191. Rijtijdenwet
Opsporingsambtenaren (art. 8):
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren, bedoeld bij art. 77 Arbeidswet 1919
. 3. de door de minister van Verkeer en Waterstaat
aangewezen ambtenaren van de ~ijksverkeersinspectie.

192. Sanctiewet 1977
W.E.D. van toepassing.
(N.B. Door deze wet dd. 15 februari 1980 die nog niet in
werking is getreden (einde maart 1980) zijn de Uitvoerver-
bodenwet 1935 alsmede de Sanctiewet 1935 voor Nederland
buiten werking gesteld).
193. Schadeverzekeringsbedrijf, Wet op het -
Geen eigen opspor ingsregeling .
194. Scheepsruimte, Wet behoud -
opspor ing'sambtenaren (art. 7) :
die ex art. 141 Sv
de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
de Qfficieren der Koninklijke Marine behorende tot het
Korps Zee-officieren en de in werkelijke dienst zijnde
tot dit korps behorende Officieren der Koninklijke
Marine Reserve
de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie
de ambtenaren van de Verkeersinspectie
de ambtenaren van Rijkswaterstaat
de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
de Nederlandse consulaire ambtenaren
de arnbtenaren in de overzeese gebiedsdelen, daartoe
door de overzeese overheden aangewezen.
195. Schepenwet
Opsporingsambtenaren (art. 10) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de arnbtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
4. de ambtenaren door de overheden in Suriname of de
Nederlandse Antillen aangewezen
5. de arnbtenaren der Scheepvaartinspectie en de ambtenaren
van andere dienstvakken, die ter beschikking van de
Scheepvaartinspectie zijn gesteld.
196. School- en cursusgeldwet 1972
A.W.R. van toepassing.
197. Sera en Vaccins, Wet -
Opsporingsarnbtenaren (art. 6) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Volksgezond-
heid
3. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
4. de ambtenaren van Rijks- en Gerneentepolitie.

198. Silicosewet
Opsporingsambtenaren (art. 9) :
die. ex art. 141 SV
de ambtenaren van Rijks- en ~emeentepolitie
de anbtenaren bedoeld in art. 77 Arbeidswet en arti-
kel 17 stuwadoorswet (d.w.2. de door de minister van
Sociale Zaken.aangewezen ambtenaren van de Arbeids-
inspectie)
de andere door de minister van Sociale Zaken aangewezen
ambtenaren.
Sloopregeling Binnenvaart, Wet -\
Opspor ingsambtenaren (art. 18)':
1. die ex art. 141 Sv .
' \
\
2. de door de minister van Verkeer en Waterstaat
aangewezen ambtenaren. ? '\ \>
200. Sociale Verzekering, Coordinatiewet -
Opsporingsambtenaren (art. 18) : \
(Met betrekking tot het enige strafbare feit)
1. die ex art. 141 Sv
2. de door de minister van Sociale Zaken aangewezen
per sonen.
201. Sociale verzekering, Organisatiewet -
Opsporingsambtenaren (art. 56) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door minister van Sociale Zaken aangewezen personen.
202. Spoorwegwet
Opsporingsambtonaren (art. 72) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de personen aangewezen voor het uitoefenen van toezicht
(d.w.2. de Rijksverkeersinspectie)
3. de beedigde beambten en bedienden van de Spoorweg.
203. Statistieken, Wet Economische -
Geen eigen opsporingsregeling.
204. Statistiekwet 1950
A.W.D.A. van toepassing.
205. Steenhouwerswet
Opspor ingsambtenaren (art. 23) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de ambtenaren, bedoeld in art. 77 Arbeidswet.
\

206. Stoomwet
Opsporingsambtenaren (art. 15) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van de Dienst van het Stoomwezen
3. andere door de minister van Sociale Zaken aan te wijzen
ambtenaren.
207. Stuwadoorswet
Opspor ingsambtenaren (art. 22) :
1. die aangewezen in art. 141, nrs. 1 en 3-6 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de door de minister van Sociale Zaken aangewezen ambte-
naren
4. voor wat betreft het opsporen in bepaalde gemeenten, de
door de Kroon aangewezen ambtenaren.
208. Successiewet 1956
A.W.R. van toepassing.
209. Tandheelkundige inrichtingen, Wet op de -
Geen expliciete regeling opsporingsbevoegdheid.
(Geeft we1 bevoegdheden ter opsporing aan de ambtenaren van
het Staatstoezicht op de Volksgezondheid en aan de in art.
141 Sv genoemde personen) (art. 8).
210. Tandheelkunst, Wet inzake uitoefening der -
Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
211. Telegraaf en Telefoonwet 1904
Opsporingsambtenaren (art. 20, bis) :
1. die ex 'art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. alle andere door minister van Verkeer en Waterstaat
aangewezen personen.
212. Tuberculinewet
W.E.D. van toepassing.
213. Tuinbouw, Wet erkenningen -
W.E.D. van toepassing.
214. Tijdelijke Verstrekkinqenwet Maatschappelijke
dienstverleninq
Opspor ingsambtenaren (art. 37
1. die ex art. 141 Sv
2.. de door minister van CRM aangewezen personen.
215. Uitverkopenwet 1956
W.E.D. van toepassing.

,216. Vaarplichtwet
Opsporingsambtenaren (art. 24) :
die ex art. 141 Sv
de door de minister van Defensie aangewezen Officieren
der Koninklijke Marine
de ambtenaren van de Scheepvaarinspectie
de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
de ambtenaren van de buitenlandse dienst
de door de minister van Verkeer en Waterstaat
aangewezen ambtenaren.
Veewet
Opspor ingsambtenaren (art. 76) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
4. de door de minister van Landbouw en Visserij aangewezen
ambtenaren.
218. Veiligheidswet 1934
Opspor ingsambtenaren (art. 32) :
die ex art. 141 Sv
de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
de door de minister van Sociale Zaken aangewezen ambte-
naren der Arbeidsinspectie
(voor feiten ingevolge regelingen ter beveiliging van
het vervoer te water en laden en lossen van andere dan
zeeschepen) de door de Kroon aangewezen ambtenaren.
Vennootschapsbelasting, 1969 Wet op de -
A. W.R. van toepassing.
220. Vereniging en ~ergaderinq', Wet -
Geen eigen regeling opsporingsbevoegdheid als zodanig we1
over bevoegdheden der politie (art.en 19 en 22).
221. Verenwet
Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
222. Verkeerswet tegen lintbebouwinq
Opsporingsambtenaren,(art. 15):
1. die ex art. 141 Sv
2. de door de Kroon aan te wijzen ambtenaren van de Rijks-
waterstaat.
223. Vermogensbelasting 1964, Wet -
A.W.R. van toepassing.

224. Verontreiniying Oppervlaktewateren, Wet -
W.E.D. van toepassing.
225. Verontreiniging Zeewater, Wet -
W.E.D. van toepassing.
226. Verordening, no. 11 van de Raad van de EEG, Wet
uitvoering -
W.E.D. van toepassing.
227. Verplaatsing Bevolking, Wet -
Opsporingsambtenaren (art. 23) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de overige ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de overige militairen van de Koninklijke Marechaussee
4. de door de burgcmeester aangewezen personen, in dienst
van de gemeente
(voor een enkel geval: de transportleiders).
228.Vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen, Wet
grensoverschrijdend -
W.E.D. van toepassing.
229. Vervoer van Kolen en Staal, Wet vrachtprijzen -
W.E.D. van toepassing.
230. Vervoersnoodwet
Opsporingsambtenaren (art. 24) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen
personen.
231. Vestigingswet Bedrijven
W.E.D. .van toepassing.
232. Vestigingswet Detailhandel
W.E.D. van toepassing.
233. Visserijverdrag 1967, Uitvoeringswet -
Opsporingsambtenaren (art. 12) :
1. die ex art. 141 en 539 d Sv aangewezen ambtenaren
2. de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie.
234. Visserijwet
Opsporingsambtenaren (art. 59) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren.van Invoerrechten Accijnzen
3. de door de minister van Landbouw en Visserij aangewezen
ambtenaren.

235. Vleeskeuringswet
W.E.D. van toepassing.
236. Voedselvoorziening, Noodwet -
W.E.D. van toepassing.
237. Vogelwet 1936
Opsporingsambtenaren (art. 30) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
4. de door de Minister van Landbouw en Visserij aangewezen
ambtenaren.
238. Vogelziektenwet
Opsporingsambtenaren (art. 4) :
1. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
2. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
3. de door de minister van Landbouw en Visserij aangewezen
ambtenaren.
239. Vorderingswet
Opsporingsambtenaren (art. 33): ,
1. die ex art. 141 Sv ,
2. de door minister van Justitie, in overeenstemming met
betrokken andere ministers, aangewezen ambtenaren.
240. Vreemdelingenwet
Opsporingsambtenaren (art. 44) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen
of met de grensbewaking
Met toezicht op vreemdelingen zijn belast (art. 4):
1. de hoofden van plaatselijke politie
2. de tot opsporing van strafbare feiten bevoegde ambte-
naren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de door de Kroon aangewezen andere ambtenaren
Met grensbewakinq zijn belast (art. 20) :
1. de ambtenaren der Koninklijke Marechaussee
2. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
3. de ambtenaren van de gemeentepo1itie.Rotterdam.
241. Vuurwapenwet
Opsporingsambtenaren (art. 14) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door het militaire gezag aangewezen en daartoe
beedigde personen
3. de Commandant Korps Controleurs Gevaarlijke Stoffen
4. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
5. de ambtenaren van Inoverrechten en Accijnzen

6. de ambtenaren bekleed met militair gezag krachtens art.
7 Wet van 23 mei 1899
7. alle andere door minister van Justitie aangewezen
ambtenaren
(N.B. De Wet van 23 mei 1899 is vervangen door de Oorlogswet
voor Nederland).
242. Waarborqen buitenlandse verzekeraars, Wet 23 mei 1917
tot het stellen van waarborgen dat buitenlandse
verzekeraars de hun bij de Successiewet opgelegde
verplichtingen nakomen
A.W.R. van toepassing.
243. Waarborgwet 1950
A.W.D.A. van toepassing.
244. Walvisvangst 1960, Wet op de -
W.E.D. van toepassing.
245. Wapenwet
Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
246. Warenwet 1935
Opsporingsambtenaren (art. 18) :
1. mede belast (aan te nemen is naast de algemene
opsporingsambtenaren ex art. 141 Sv) de door de Kroon
aangewezen Inspecteur van de Volksgezondheid
2. idem binnen het gebied van de Keuringsdienst het Hoofd
van het Laboratorium en de door B en W aangewezen
ambtenaren van de Kour ingsdienst
Niet opsporen van overtredingen ingevolge Verordeningen van
een produktschap, hoofdbedrijfschap of bedrijfschap kunnen
door de Kroon mede worden belast het hoofd van het Labora-
torium en de andere genoemde door B en W aangewezen ambte-
naren van de Keuringsdienst.
247. Waterleidingwet
Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
248. Waterstaatswerken, Wet bescherming - in oorlogstijd
'Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
249. Waterstaatswet 1900
Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
250. Wederopbouwwet
Opsporingsambtenaren met betrekking tot feiten strafbaar
gesteld bij artikel 25 (art. 28) :
1. die ex art. 141 Sv

2. alle ambtenaren van Rijks- en Gerneentepolitie
3. de door de burgerneester aangewezen ambtenaren van toe-
zicht, bedoeld in art. 13 Woningwet.
Opsporingsarnbtenaren met betrekking tot overtreding van
verbod, gesteld in art. 17 (economisch delict) (art. 29):
1. de ambtenaren ex art. 141 Sv
2. de door de minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting
aangewezen ambtenaren.
251. Wedervergeldingswet Zeescheepvaart
W.E.D. van toepassing.
252. Weerkorpsen, Wet op de -
Geen eigen regeling opsporingsarnbtenaren.
253. Wegenverkeerswet
Opsporingsarnbtenaren (art. 42) :
1. die ex art. -141 Sv
2. de verkeersschouten
3. de door de Kroon aan te wijzen ambtenaren van de Rijks-
belastingdienst
4. de door de Kroon aan te wijzen ambtenaren van de
Rijks- en Provinciale Waterstaat
5. de door de Kroon aan te wijzen arnbtenaren van Verkeers-
inspecties
6. de door de Kroon aan te wijzen beambten en bedienden
van de Spoorweg.
254. Werkloosheidsvoorziening, Wet -
Geen eigen regeling opsporingsbevoegdheid.
255. Werkloosheidswet
Geen eigen regeling opspor ingsbevoegdheid .
256. Wetenschappelijk onderwijs, Wet op het -
~een eigen opsporingsregeling.
257. Winkelsluitingswet 1976
W.E.D. van toepassing.
258,. Wisselkoers van de gulden, Wet inzake de -
W.E.D. van toepassing.
259. Woningwet
Opsporingsambtenaren (art. 100):
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Volkshuis-
vesting
3. de door de burgemeester aangewezen ambtenaren van
bouw- en woningtoezicht.

260. Woonruimtewet 1947
Opsporingsambtenaren (art. 26) :
1. die ex art. 141 SV
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de door minister van Binnenlandse Zaken aan te wijzen
personen
4. de door de burgemeester aan te wijzen personen in
dienst van de gemeente.
2 61. Woonwagenwe t
(Stelt Wet op Woonwagens en Woonschepen 1918 buiten werking
v.w.b. woonwagens)
Opsporingsambtenaren (art. 58) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door G.S. aangewezen ambtenaren van de provincie.
262. Woonwagens en Woonschepen 1918, Wet -
Opsporingsambtenaren (art. 27) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen.
263. Wrakkenwet
Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
264. IJkwet
Opsporingsambtenaren (art. 29) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door de minister van Economische Zaken aangewezen
ambtenaren.
265. Zaaizaad- en Plantgoedwet
W.E.D. van toepassing.
,266. Zee-aanvaringswet
Opsporingsambtenaren (art. 4) :
1. de ambtenaren, naar de wetten daartoe bevoegd
2. de Officieren der Koninklijke.Nederlandse Marine en de
loodsen.
267. Zeebrievenwet
Opsporingsambtenaren (art. 19) :
1. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
2. de diplomatieke en consulaire ambtenaren.
268. Zeevaartdiploma's 1935, Wet op de -
Opsporingsambtenaren (art. 21) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen

4. de ambtenaren van de ~cheepvaartinspectie
5. de Nederlandse consulaire ambtenaren
6. de ambtenaren, door de overheid in Suriname en op de
Nederlandse Antillen aangewezen.
269. Zeevisvaartdiplomals 1935, Wet op de -
Opsporingsambtenaren (art. 17) :
1. dieexart. 141Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie
3. de ambtenaren van Invoerrechten en Accijnzen
4. de antbtenaren der Scheepvaartinspectie
5. de Nederlandse consulaire ambtenaren.
270. Ziekenfondswet
Opsporingsambtenaren (art. 91) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de door de minister van Sociale Zaken aangewezen
personen.
271. Ziekenhuistarieven, Wet -
W.E.D. van toepassing.
272. Ziekenhuisvoorzieningen, Wet -
W.E.D. van toepassing.
273. Ziekenverzorgers en Ziekenverzorgster, Wet -
Opsporingsambtenaren (art. 6) :
1. die ex art. 141 Sv
2. de geneeskundige hoofdinspecteur en inspecteurs Volks-
gezondheid en de aan deze toegevoegde ambtenaren
3. de door minister van Justitie in overeenstemming met de
minister (van Sociale Zaken en) Volksgezondheid aange-
wezen personen.
274. Ziektewet
Geen eigen regeling opsporingsambtenaren.
275. Zondagswet
Opsporingsambtenaren (art. 11) :
1. dieexart. 141 Sv
2. de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie.

BIJLAGE 5
INSTANTIES BELAST MET RECHTSBESCHERMING
In deze bijlage is een overzicht opgenomen van rechts-
beschermingsinstanties, zoals deze verspreid in ae admini-
stratieve wetgeving voorkomen. Het zijn instanties die
geroepen worden een geschil te beslechten inzake een door
een met openbaar gezag bekleed persoon of college genomen
rechtsbeslissing. De lijst bevat enerzijds instanties die
gerekend kunnen worden tot het administratief beroep, ander-
zijds komen daarop instanties voor die gelet op de mate van
onafhankelijkheid gerekend kunnen worden tot colleges,
geheel of ten dele met rechtspraak belast.
BuZa
1. Adviescollege Voorlichting en Bewustwording Ontwikkelingssamenwerking
(MB van 31-8-1979, Stcrt. 198, Wijziging
mandaat en samenstelling van het Adviescollege).
Just.
1. Sectie gevangeniswezen van de Centrale Raad van Advies
voor het gevangeniswezen, de Psychopatenzorg en de
Reclassering (Gevangenismaatregel).
- BiZa
1. Commissie van beroep dienst geneeskundige verzorging
politie (Besluit geneeskundige verzorging politie 1971;
deze colnmissie is een commissie in de zin van artikel 3
Ambtenarenwet).
2. Spaarraad (Premiespaarregeling Rij ksambtenaren 1968) .
- O&W
Onderwijsraad (Wet op het voortgezet onderwijs, Wet op
het lager onderwijs, Wet op het kleuteronderwijs).
Commissies van beroep rechtspositie personeel bij bijzonder
onderwijs (Wet op het voortgezet onderwijs, Wet
op het lager onderwijs, Wet op het kleuteronderwijs, Wet
op het leerlingwezen) .
~eroe~commissies universitaire examens (Wet universitaire
bestuurshervorming 1970).
Universitaire Kiesraad (Wet universitaire bestuurs-
hervorming 1970).
Commissie van beroep verlenging inschrijvingsduur (Wet
op het wetenschappelijk onderwijs).
Commissie van beroep aanmelding en plaatsing aanstaande
eerstejaarsstudenten (Machtigingswet inschrijving
studenten).

7. Commissies van drie taxateurs bepaling waarde niet meer
voor onderwijsdoeleinden te gebruiken gebouwen (Wet op
het voortgezet onderwijs, Wet op het leerlingwezen,
Besluit vormingswerk voor jeugdigen) .
- Fin.
Geen.
- Def .
1. Centrale herkeuringsraad voor de dienstplicht (Dienstplichtwet).
VoRO
-
1. Comrnissie van beroep vergoedingen woonruimtevorderingen
(Woonruimtewet 1947) .
V&W
-
1. Voorzitter Raad voor de Scheepvaart (Schepenwet).
EZ
-
1. Commissie van beroep inschrijving accountants-adrnini-
stratieconsulenten (Wet op de accountants-adrnini-
stratieconsulenten) .
-
L&V
1. Centrale Grondkarner (Pachtwet) .
2. Raad van beroep voor de uitvoercontrole-instellingen
(Landbouwuitvoerbesluit).
3. Comrnissies van beroep keuring van hengsten (Paardenwet).
4. Cornmissies van beroep inzake keuringen teeltmateriaal
(Zaaizaad- en plantgoedwet, commissies statutair te
regelen)
5. Raden van beroep inzake de keuringsinstellingen teeltmateriaal
(Zaaizaad- en plantgoedwet, raden statutair te
regelen).
SoZa
Geen.
- CRM
Geen.
VoM i 1
Geen.

BIJLAGE 6
INSTANTIES BELAST MET TUCHTRECHTSPRAAK
Deze bijlage bevat instanties die met tuchtrechtspraak
belast zijn, zoals zij verspreid in de administratieve wet-
geving voorkomen. Als een instantie met tuchtrechtspraak
belast wordt aangemerkt de instantie die na een procedure
van hoor en wederhoor beslist over het opleggen van een
tuchtrechtelijke straf. Niet daartoe zijn gerekend de
organen, die bij wege van administratieve sanctie jegens een
bepaald persoon een tuchtmaatregel bevoegd zijn te nemen.
- BuZa
Geen.
Just.
1. Raden van toezicht (Advocatenwet).
Hof van discipline (Advocatenwet).
2. Kamers van toezicht (Wet op het nbtarisambt) .
- BiZa
Geen.
-
O&W
1. universitaire tuchtcolleges (Wet universitaire bestuurshervorming)
.
College van beroep universitair tuchtrecht bij de
Academische Raad (Wet universitaire bestuurshervorming).
-
Fin.
Geen.
- Def.
Geen.
- VORO
Geen.
- V&W
1. Raad voor de Luchtvaart (Luchtvaartrampenwet).
2. Raad voor de Scheepvaart (Schepenwet).
3. Tuchtcollege vervoer over de weg (Wet autovervoer
goederen) .
- EZ
1. Raad van toezicht (Octrooigemachtigdenreglement)
2. Raad van tucht (Wet op de accountants-administratie-
consulenten) .
3. Raad van tucht (Wet op de registeraccountants).
Raad van beroep in tuchtzaken (Wet op de register-
accountants).
1
.

- L&V
1. Keuringsinstellingen teeltmateriaal (tuchtrecht te
regelen in statuten, Zaaizaaden Plantgoedwet).
2. Landbouwuitv~ercontrole-instellingen (tuchtrecht te
regelen in statuten, Landbouwuitvoerbesluit (Algemene
Voorwaarden) ) .
3. ~andbouwkwaliteitscontrole-instellingen (tuchtrecht,
eventueel in twee instanties, te regelen in statuten,
Landbouwkwaliteitswet/Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet).
- SoZa
Geen.
- CRM
Geen.
VoM i 1
1.- Colleges voor medische tuchtrechtspraak (Medische tucht-
wet).
Centraal College voor medische tuchtrechtspraak
(Medische tuchtwet) .
2. College (s) voor paramedische tuchtrechtspraak (Wet op de
paramedische beroepen) .
Centraal College voor paramedische tuchtrechtspraak (Wet
op de paramedische beroepen).

BIJLAGE 7
SPECIFIEKE BEVOEGDHEIDSUITOEFENING IN NOODSITUATIES
Deze bijlage bevat een lijst van personen en colleges, die
hun openbaar gezag ontlenen aan bepalingen van noodrecht.
Volstaan is met een korte aanduiding van punten, die meer
licht werpen op de betreffende bevoegdheidsuitoefening. In
vele gevallen is uit de naamgeving van de organen niet af te
leiden of de betrokken ambtsdragers in een hierarchische
relatie staan tot de minister of een ander overheidsorgaan.
Veelvuldig komt het voor dat instanties die noodbevoegdheden
uitoefenen, worden bemand met ambtenaren of met 66nhoofdige
organen als burgemeesters of commissarissen van de koningin,
hoewel de wettelijke regeling dat niet expliciet voor-
schrijft. Meestal ontstaan de bevoegdheden voor de hier
bedoelde instanties pas, wanneer de Kroon of de minister op
grond van een geconstateerde noodsituatie een bepaald
rechtsregime in werking hebben gesteld.
Aan het slot van deze bijlage zijn twee wetten opgenomen, op
grond waarvan bijzondere organen, behorend tot de lagere
overheden, met de uitoefening van bevoegdheden in nood-
situaties kunnen worden belast.
Bodemproduktiewet 1939 van 24-6-1939, Stb.632
1. Regeringscommissaris voor de bodemproduktie
- instelling: door formele wetgever (art. 5)
- taak: - bi jstand aan minister van L&V (art. 5)
- voorzitterschap adviescommissie voor de
bodemproduktie (art. 6)
- bevoegdheid: politiebevoegdheden, als betreden van gronden
en binnengaan van gebouwen (art. 10)
- benoeming: door Kroon (art. 5)
- toezicht: instructie van Kroon (art. 5)
Havennoodwet van 9-5-1963, Stb. 222
1. College van Bewindvoering Havens
- instelling: door formele wetgever; bij inwerkingtreding
van betreffend recht roept Kroon organisatie
in leven (art. 5)
b 1.
- task : zorg voor een doelmatig gebruik van de havens
(art. 5)
- bevoegdheid: - geven van aanwijzingen aan districtshaven-
commissarissen en in voorkomend geval aan
lokale havencommissarissen (art. 10)
- vaststellen van tarieven en voorwaarden
voor diensten verleend ingevolge een minis-
teriele anwijzing bij gebreke van rechtens

geldende of gebruikelijke tarieven; vast-
stellen van voorschriften ter aanvulling of
ter vervanging van rechtens geldende of
gebruikelijke tarieven en voorwaarden (art.
13)
- samenstelling en benoeming :
2 vertegenwoordigers van V&W en 2 vertegen-
woordigers van Def; benoeming door Kroon op
voordracht betrokken minister (art. 5)
- toezicht: werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van
de minister van V&W (art. 5)
2. Districtshavencommissarissen
- instelling: door formele wetgever (art. 10)
- taak: havenbeheer in betrokken havendistrict (art.
10)
- bevoegdheid: - namens minister van V&W geven van aanwijzingen
aan autoriteiten en personen
betrokken bij havenbeheer dan we1
havengebruik (art. 10 jo. art. 6)
- namens minister van V&W regelen, beperken
of verbieden van havengebruik (art. 10 jo.
art. 8)
- recht op inlichtingen van autoriteiten of
personen betrokken bij havenbeheer (art. 12)
- benoeming: door de ministers van V&W en Def. (art. 10)
- toezicht: aanwijzingen van het college van bewindvoe-
ring havens (art. 10)
3. Lokale havencommissarissen
- instelling: door formele wetgcver (art. 10)
- taa k: havenbeheer in daartoe aangewezen gebied
- bevoegdheid: - namens minist~r van V&W gcven van aan-
wijzingen van autoriteiten en personen
betrokken bij havenbeheer dan we1
havengebruik (art. 10 jo. art. 6)
- namens minister van V&W regelen, beperken
of verbieden van havengebruik (art. 10 jo.
art. 8)
- recht op inlichtingen van autoriteiten of
personen betrokken bij havenbeheer (art. 12)
- benoeming: door de minister van V&W en Def. (art. 10)
- toezicht: aanwijzingen van districtshavencommissaris
dan well bij ontstentenis van deze of indian
het college van bewindvoering havens zulk be-
paalt, aanwijzingen van het college (art. 10)
Inkwartieringswet van 18-6-1953, Stb. 305/Inkwartierings-
besluit, KB van 20-7-1953, Stb. 342
1. Vorderingsbevoegde officieren
- instelling: door formele wetgever (art. 28 wet)

- taak: voorzien in behoeften aan inkwartiering,
onderhoud, transporten en leverantign (art.
28 wet)
bevoegdheid: voorzieningen worden, zoveel raogelijk in
overleg met de burgemeester, getroffen door
vordering of in spoedeisende gevallen door
ingebruik- of ineigendomneming; naast rechtstreekse
vorderingen kunnen ook vorderingen
door tussenkomst van de burgemeester worden
gedaan (art. 28 en art. 29 wet)
aanwijzing: de minister van Def. wijst de betreffende
officieren bij de zee-, land- en luchtstrijdkrachten
aan (art. 28 wet)
toezicht: inachtneming van regelen van een daartoe door
de minister van Def.,aangewezen militaire
autoriteit, die door de minister van Def. van
een instructie is voorzien (art. 28 wet)
Vorderingscommissaris motorrijtuigen
instelling: door Kroon (art. 40 KB)
taak: leiding van de voorbereiding en de uitvoering
van de algemene vordering van motorrijtuigen
(art. 40 KB)
- bevoegdheid:- bepaling welke auto's moeten worden gekeurd
door een onder zijn instructie werkende
keuringscommissar is en daarbi j tevens
moeten worden getaxeerd door een onder zijn
instructie werkende taxateur (art. 42 en
art. 49 t/m 59 KB)
- aanwijzing auto's, die gevorderd zullen
worden, met bepaling van de vordering
waaronder zij zullen vallen - de auto's
welke het gemakkelijkst kunnen worden
gemist, worden het eerst gevorderd (art. 60
t/m art. 62 KB)
- beslissen op verzoeken om vrijstelling van
vordering (art. 63 en art. 64 KB)
- benoeming: door de minister van Def. (art. 40 KB)
3.~Vorderingscommissaris
- instelling: door Kroon (art. 82d KB)
- taak: leiding van de voorbereiding en de uitvoering
van de algemene vordering van roerende zaken,
met uitzondering van motorrijtuigen (art. 82d
KB )
- bevoegdheid: - doen keuren van goederen (art. 82i t/m 82k
KB )
- aanwijzing van inwoners van wie goederen
gevorderd zullen worden (art. 821 KB)
- beslissen op verzoeken om vrijstelling van
vordering (art. 82m en art. 82n KB)
- aanwijzing: door de minister van Def. (art. 82d KB)

4. Vorderingsof f icieren
- instelling:
- taak:
- bevoegdheid:
- aanwijzing:
- beroep:
door Kroon (art. 104 KB)
vaststellen en uitkeren van middelgrote
schade100SStellingen (art. 104 KB jo. art. 44
wet)
vaststellen en uitkeren van schadeloosstel-
lingen, voor zover het niet betreft schade-
loosstellingen, waarvoor de minister tarieven
heeft vastgesteld, en schadeloosstellingen
voor bedrijfsschade (art. 104 KB jo. art. 44
wet)
de minister van Def. wijst de betreffende
officieren aan (art. 104 KB)
bezwaarschrift naar minister, die indien hij
niet geheel aan de ingebrachte bezwaren tege-
moet komt, de beslissing inroept van een door
de Kroon in te stellen of aan te wijzen
commissie; de commissie bestaat uit een door
de minister van Def. aan te wijzen militaire
commissaris en de burgemeester van de gemeen-
te waar rechthebbende woont; bij verschil van
mening wijzen beide leden samen een derde
persoon aan die voor dat geval als commissie-
lid optreedt; slaagt men er niet in gezamen-
lijk een derde persoon aan te wijzen, dan
wijzen zij ieder een persoon aan en beslist
het lot wie van beiden toegevoegd wordt (art.
47 wet jo. art. 1 KB van 7-4-195.4, Stb. 159)
Noodwet arbeidsvoorzieninq van 23-4-1971, Stb. 448
1. Hoofd Arbeidsvoorziening
- instelling: door formele wetgever (art. 1)
- taak: voorzien in arbeidskrachten ten behoeve van
de volkshuishouding, de landsverdediging en
de overheidsdienst
- bevoegdheid: - vergunningverlening tot begindiging
arbeidsverhoudingen (art. 7)
- vergunningverlening tot aangaan arbeids-
verhoudingen (art. 10)
- onmisbaarverklaring van werknemers mede-
brengende een verbod arbeidsverhouding te
beeindigen (art. 13)
- bestemmen van burgerdienstplichtigen voor
daartoe aangewezen arbeid in loondienst of
voor te volgen scholing met genot van een
toelage; oproepen van burgerdienstplichti-
.gen tot het verrichten van werkzaamheden
overeenkomstig aangegeven bestemming, mede-
brengende een arbeidsovereenkomst tussen
werknemer en werkgever (art. '23 en art. 24)

- recht op inlichtingen, op overlegging van
bescheiden en op medewerking aan arbeids-
geschiktheidsonderzoek in verband met
burgerdienstplicht (art. 42)
- aanwijzing: als Hoofd Arbeidsvoorziening treedt op de
Directeur-Generaal voor de Arbeidsvoorzie-
ning; de minister van SoZa kan echter
autoriteiten aanwijzen, die, elk voor zover
zulks in zijn beschikking is bepaald, in de
plaats van de Directeur-Generaal van de
Arbeidsvoorziening optreden als Hoofd
Arbeidsvoorziening (art. 1 en art. 4) .
- toezicht: bevoegdheidsuitoefening met inachtneming van
de door de minister van SoZa in overeenstem-
ming met het gevoelen van de Haad van ministers
gestelde regelen en van de door de
minister van SoZa gegeven aanwi jzingen
(art. 5)
- beroep: tenzij beroep op de ambtenarenrechter moge-
lijk is, kan bij bezwaarschrift voorziening
worden gevraagd bij het Hoofd Arbeidsvoorzie-
ning; bij gegrondachting der bezwaren neemt
het Hoofd een beslissing; bij niet terstond
gegrondachting wint het Hoofd het advies in
van een commissie met in ieder geval ver-
tegenwoordigers van werkgevers en werknemers.
Is het Hoofd het eens met dit advies dan
neemt hij een dienovereenkomstige beslissing;
is hij het niet eens met het advies, clan
zendt hij het advies met zijn oordeel ter
zake aan de minister van SoZa die een
beslissing neemt; tegen een door het Hoofd
ingevolge bovenstaande genomen beslissing kan
bij de minister van SoZa beroep worden
ingesteld (art. 36, art. 38, art. 40)
Noodwet geneeskundigen van 23-4-1971, Stb. 396
1. Bevoegd gezag
- instelling: door formele wetgever (art. 1)
- taak: voorzien in geneeskundige, tandheelkundige,
verloskundige en farmaceutische hulp ten
behoeve van de bevolking
- bevoegdheid: - vergunningverlening voor staken praktijk-
uitoefening, voor vestiging ter prakti j k-
uitoefening en voor praktijkwaarneming
gedurende langere tijd door geneeskundigen
(art. 8)
- vergunningverlening voor beeindiging of
aangaan van arbeidverhoudingen tot
uitoefening van beroepswerkzaamheden door
geneeskundigen (art. 9)
\

- opleggen van Verplichtingen aan geneeskundigen
met betrekking tot te verrichten
werkzaarnheden (art. 13)
- recht op inlichtingen, op overlegging van
bescheiden en op medewerking aan yeschiktheidsonderzoek
met betrekking tot te
verrichten werkzaamheden (art. 30)
- aanwijzing: als bevoegd gezag treedt op de Directeur-
Generaal van de Volksgezondheid; de minister
van VoMil kan echter autoriteiten aanwijzen,
die, elk voor zover zulks in zijn beschikking
is bepaald, in plaats van de Directeur-Generaal
van de Volksgezondheid optreden als
bevoegd gezag (art. 1 en art. 5)
- toezicht: bevoegdheidsuitoefening met inachtneming van
de door de minister van VoMil in overeenstemming
met het gevoelen van de Raad van ministers
gestelde regels en van de door de minister
van VoMil gegeven aanwijzingen (art. 6)
- beroep: tenzij beroep op de ambtenarenrechter mogelijk
is, kan bij bezwaarschrift voorziening
worden gevraagd bij het bevoegd gezag; bij
gegrondachting der bezwaren neemt het bevoegd
gezag een beslissing; bij niet terstond
gegrondachting wint het bevoegd gezag het
advies in van een commissie met in ieder
geval vertegenwoordigers van diverse organisaties
van geneeskundigen. Is het bevoegd
gezag het eens met dit advies dan neemt hij
een dienovereenkomstige beslissing; is hij
het niet eens met dat advies, dan zendt hij
het advies met zijn oordeel ter zake aan de
minister van VoMil die een beslissing neemt;
tegen een door het bevoegd gezag ingevolge
bovenstaande genomen beslissing kan bij de
minister van VoMil beroep worden ingesteld
(art. 23, art. 25, art. 27)
Noodwet voedselvoorzieninq van 12-12-1962, Stb. 566
1. Voedselcommissarissen
- instelling: door formele wetgever (art 2, art. 3)
- taak: zorg voor maatregelen ter verzekering van de
voedselvoorziening in zijn ambtsgebied, a1
dan niet samenvallend met het gebied van een
provincie
- bevoegdheid: tenzi j tegendeel blijkt, uitvoering van
krachtens de noodwet voedselvoorziening
vastgestelde regelen, die veelal beper-
kingen zullen inhouden van de vrijheid van
het agrarisch bedrijfsleven (Hfdst. 11 en
HfdSt. 111)

- benoeming: benoeming door Kroon (art. 2) of aanwijzing
door minister van L&V (art. 3)
- toezicht: de door de Kroon benoemde commissaris werkt
onder bevelen van de minister van L&V (art. 3)
- beroep: tegen de meeste besluiten beroep op het
College van Beroep voor het Bedrijfsleven
(art. 19)
Oorlogswet voor Nederland van 16-7-1964, Stb. 337
1. Militair gezag
- instelling: door formele wetgever (art. 9)
- taak: treffen van maatregelen voor de uitvoering
van de militaire taak ter handhaving van
uit- en inwendige veiligheid
- bevoegdheid tijdens staat van oorlog (Hfdst. I1 par. 1):
- bij verordening algemeen verbindende voor-
schriften van andere organen dan die van
het openbaar lichaam Staat mede vaststel-
len, buiten werking stellen, aanvullen of
wi jzigen
- buiten werking stellen maatregelen burger-
li jk gezag "
- opdrachten aan burgerlijk gezag
- regeling of wijziging dienst der politie en
brandweer
- aan zich trekken bevoegdheden burgemeester
in verband met openbare orde
- beperken van eigendomsrechten, beperking
van bewegingsvrijheid, opleggen van
plichten tot verrichten van werkzaamheden
door burgers, enzovoort
- bepaalde wettelijke bepalingen buiten
werking stellen, wijzigen of aanvullen
- uitoefening politiedwang
- bevoegdheid tijdens staat van beleg (Hfdst. III., par. 1):
- aanwijzingen aan organen van burgerlijk
gezag en in burgerlijke overheidsdienst
zijnde personeel
- voorzien in uitoefening van bevoegdheden
van CdK en burgemeester voor zover betreft
openbare orde
- beschikken over PTT-diensten, onderscheppen
en openen van brieven enzovoort; wettelijke
bepalingen met betrekking tot de geheim;
houding van (te1efoon)gesprekken buiten
werking stellen, wijzigen of aanvullen
- buiten werking stellen, aanvullen of
wijzigen wettelijke bepalingen met betrekking
tot li jkbezorging
,

- beperking vrijheid van meningsuiting;
vergunningverlening voor beleggen van
vergader ingen
- oproepen burgers om deel uit te maken van
krijgsmacht; verbieden burgers, nuttig voor
verdediging, gebied te verlaten
- fouilleren van personen, betreden van
plaatsen en woningen, huiszoeking;
inbeslagname van voorwerpen
- beperking bewegingsvrijheid van personen,
vermoedelijk gevaarlijk voor uit- en
inwendige veiligheid, in bewaring nemen van
deze personen
- aanwi j zing: de bevoegdheden, welke cie wet aan het militair
gezag toekent, worden uitgeoefend door
militaire autoriteiten, die de Kroon, of met
machtiging van de Kroon de minister van Def,
als militaire gezagsdragers aanwijzen;
bij die aanwijzing wordt tevens geregeld de
hierarchische verhouding van de militaire
gezagsdragers met betrekking tot de
uitoef ening van die bevoegdheden (art. 9)
- toezicht: de Kroon stelt op voordracht van de
Minister-President een instructie voor het
militair gezag vast; de minister van Def. is
bevoegd aanwijzingen te geven ter uitvoering
van deze instructie (art. 10)
Vervoersnoodwet van 5-12-1962, Stb. 571
1. College van Bewindvoering Binnenlands Vervoer
- instelling: door formele wetgever; bij inwerkingtreding
van betreffend recht roep Kroon organisatie
in leven (art. 6)
- taak: zorg voor de instandhouding van het vervoer
te land en op de binnenwateren en voor een
doelmatig gebruik der vervoermiddelen (art. 6)
- bevoegciheid: - geven van aanwijzingen aan de Directeur
Binnenlands Vervoer; zolang geen Directeur
benoemd is, worden de betreffende bevoegd-
heden uitgeoefend door het College (art. 7)
- vaststellen van tarieven en voorwaarden
voor diensten verleend ingevolge een daar-
toe strekkende aanwijzing bij gebreke van
rechtens geldende of gebruikelijke tarieven
en voorwaarden; vaststellen van voorschrif-
ten ter aanvulling of ter vervanging van
rechtens geldende of gebruikelijke tarieven
en voorwaarden (art. 11)
- geven van aanwijzingen aan spoor- en tram-
wegondernemers met betrekking tot het bij

voorrang vervoeren van bij de aanwijzing
vermelde personen of goederen en met
betrekking tot te treffen voorzieningen met
het oog op dat vervoer (art. 13)
- samenstelling en benoeming:
3 vertegenwoordigers van V&W en 1 vertegenwoordiger
van Def.; benoeming door Kroon
op voordracht betrokken minister (art. 6)
- toezicht: werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van
de minister van V&W (art. 6)
2. Directeur Binnenlands Vervoer
- instelling: door formele wetgever (art. 7)
- taak: bijstand verlenen aan het College van
Bewindvoer ing Binnenlands Vervoer (art. 7)
- bevoegdheid : - vergunningverlening voor vervoer van
personen en goederen en gebruik van
vervoermiddelen en voor verwijdering van
vervoermiddelen van aangewezen lig- of
standplaatsen (art. 8)
- aanwijzingen aan houders van vervoermidde-
len daarmede bepaalde soorten van vervoer
te bewerkstelligen en de vervoermiddelen
ter beschikking te stellen (art. 10)
- ontheffingverlening onderhoudsplicht
vervoermiddelen; aanwijzingen tot het
verrichten van herstelwerkzaamheden en het
aanbrengen van veranderingen aan
vervoermiddelen, tot het (doen) uitrusten
van vervoermiddelen en tot het (doen)
verplaatsen van vervoermiddelen (art. 12)
- vergunningverlening voor het overdragen van
vervoermiddelen, tot het buiten Nederland
brengen van vervoermiddelen, tot het
onbruikbaar maken van vervoermiddelen, tot
het aanbrengen van veranderingen aan
vervoermiddelen, tot het gebruiken van
vervoermiddelen als opslagplaats en tot het
doen verrichten van deze handelingen
(art. 17)
- toezicht: aanwijzingen van het College van Bewindvoer
ing Binnenlands Vervoer (art. 7)
Wet verplaatsing bevolkinq van 10-7-1952, Stb. 406
1. Aangewezen autoriteit
- instelling: door formele wetgever (art. 8)
- taak: aanwi jzing van bijzondere verblijfplaatsen
bij evacuatie van bevolking (art. 8)
- bevoegdheid: in het belang van de volksgezondheid, dan we1
met het oog op de gezondheid, de leeftijd of
het gedrag van de verplaatste persoon, aan

deze, en zo nodig ook aan degenen die met hem
samenwonen, een bijzondere verblijfplaats
aanwijzen en het verblijf aldaar aan
voorschriften onderwerpen (art. 8)
- aanwijzing: door de minister van BiZa (art. 8)
- beroep: beroep op een door de Kroon ingestelde
commissie (art. 8, art. 17)
2. (Substituut) Commissarissen Verplaatsing Bevolking
- instelling: door formele wetgever
- taak: voorzien in de evacuatie van de bevolking in
de betreffende provincie (art. 15)
- bevoegdheid: de minister van BiZa bedient zich (bij de
uitoefening van zijn bevoegdheden) in elke
provincie van 66n of meet Commissarissen
Verplaatsing Bevolking en Substituut
Commissarissen Verplaatsing Bevolking; deze
commissarisen hebben toegang tot plaatsen,
voor zover nodig voor een goede taakvervul-
ling (art. 15 en art. 18)
- benoeming: door de Kroon (art. 15)
- toezicht: instructie van minister van BiZa en Def.
(art. 15)
NOODWETGEVING: Medebewindsorqanen
Wet verplaatsing bevolkinq van 10-7-1952, Stb. 406
1. Transportleiders evacuatie bevolking
Distributiewet 1939 van 24-6-1939, Stb. 633
1. Distributiediensten
NOODWETGEVING: Rechtsbeschermingsinstanties
Inkwartieringswet van 18-6-1953, Stb. 305
1. Commissie van beroep schadeloosstellingen
Vervoersnoodwet van 5-12-1962, Stb. 571
1. Commissie van beroep vergoedingen en uitkeringen
Wet bescherming bevolkinq van 10-7-1952, Stb. 404
1. Commissies van beroep vorderingen en vergoedingen (beheer
provincie)
Wet ter verzekering van het beschikbaar blijven van goederen
van 10-7-1952, Stb. 407
1. Commissie van beroep schadeloosstellingen
Wet verplaatsing bevolkinq
1. Commissies van beroep vorderingen en vergoedingen (beheer
provincie)
2. Commissie van beroep aanwijzingen en voorschriften bij
evacuatie

BIJLAGE 8
SPECIFIEKE MEDEBEWINDSOHGANEN ONDER VERANTWOORDELIJKHEID VAN
LAGERE PUBLIEKHECHTELIJKE LICHAMEN
In vele wetten worden organen van de lagere overheden met de
uitoefening van overheidsbevoegdheden belast (medebewind).
In de meeste gevallen worden do taken opgedragen aan de
organen, zoals deze in de Gemeentewet, de Provinciewet, e.d.
zijn genoemd. In enkele wetten komt men echter specifieke
organen tegen. Het gaat dan om instanties, waarvan de inrichting
in handen ligt van de lagere overheden, terwijl ook
de benoeming of aanwijzing van de ambtsdragers geschiedt
door organen van lagere overheden. Deze organen kunnen niet
tot de centrale overheid worden gerekend. Bijlage 8 bevat
een overzicht van deze specifieke medebewindsorganen.
- BuZa
Geen.
- Just
1. Hoofd der plaatselijke politie (Vreemdelingenwet).
2. Hoofd der plaatselijke politie (Vuurwapenwet).
Biza
1. Stembureaus bij verkiezingen Tweede Kamer, Provinciale
Staten en gemeenteraad (Kieswet) .
2. Hoofdstembureaus bij verkiezingen Provinciale Staten en
gemeenteraad (Kieswet) .
Fin.
Geen.
Def .
Geen.
- VoRO
Geen.
- V&W
Geen.
- E Z
Geen.
- L&V
1. Plaatselijke commissies (Ruilverkavelingswet).
2. Hoofd der plaatselijke politie (Jachtwet).
3. Hoofd der plaatselijke politie (Paardenwet).
4. Taxateur (Veewet; Vogelziektewet).
- SoZa
1. Bedrijf scommissies (Wet op do ondernemingsraden) .
- cm
Geen.

Keur ingsdicnsten van vlees (Vleeskeur ingswet) .
Keuringsdiensten van waren (Warenwet).
Leiders centrale posten ambulance-vervoer (Wet
ambulancevervoer).
Als Rijkskeuringsdierenartsen fungerende dierenartsen
verbonden aan vleeskeuringsdiensten, binnen wier gebied
een eerste kantoor van vleesinvoer ligt (Vleeskeurings-
wet).
Aangewezen geneeskundigen (Wet bestri jding infectie-
ziekten en opsporing ziekteoorzaken).
Provinciale geluidmetingsdiensten (Wet geluidhinder; nog
niet geheel in werking).

In de reeks 'Voorstudies en achtergronden' zijn tot nu toe verschenen:
In de eerste Raadsperiode:
V 1 W. A. W. van Walstijn e.a.: Kansen op Onderwijs; een literatuurstudie
over ongelijkheid in het Nederlandse onderwijs (1975)*
V 2 1. J. Schoonenboorn en H. M. in 't Veld-Langeveld: emancipatie van de
vrouw (1976)*
V 3 G. R. Mustert: Van dubbeltjes en kwartjes: een literatuurstudie over
ongelijkheid in de Nederlandse inkornensverdeling (1976)
V 4 IV Allnstituut voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek van de
Katholieke Hogeschool Tilburg: De verdeling en de waardering van
arbeid: een studie over ongelijkheid in het arbeidsbestel (1976)
V 5 'Adviseren aan de overheid', met bijdragen van econornische, juridische
en politicologische bestuurskundigen (1977)
V 6 Verslag Eerste Raadsperiode: 1972-1 977
In de tweede Raadsperiode:
V 7 J. J. C. Voorhoeve: Internationale macht en interne autonornie - Een
verkenning van de Nederlandse situatie (1978)
V 8 W. M. de Jong: Techniek en wetenschap als basis voor industriele
innovatie - Verslag van een reeks van interviews (1978)
V 9 R. Gerritsellnstituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven: De
publieke sector: ontwikkeling en waardevorming - Een vooronderzoek
(1 979)
V10 Vakgroep Planning en Beleid/Sociologisch lnstituut Rijksuniversiteit
Utrecht: Konsurnptieverandering in rnaatschappelijk perspectief (1979)
V11 R. Penninx: Naar een algemeen etnisch minderhedenbeleid? Opgeno-
men in het rapport nr. 17 (1979)
V12 De quartaire sector -Maatschappelijke behoeften en werkgelegenheid -
Verslag van een werkconferentie (1979)
V13 W. Driehuis en P. J. van den Noord: Produktie, werkgelegenheid en
sectorstructuur in Nederland 1960-1985
Modelstudie bij het rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse
industrie (1 980)
V14 S. K. Kuipes, J. Muysken, D. J. van den Berg en A. H. van Zon: Sector-
structuur en economische groei: een eenvoudig groeirnodel met zes
sectoren van de Nederlandse economie in de periode na de tweede
wereldoorlog
Modelstudie bij het rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse
industrie (1980)
V15 F. Muller, P. J. J. Lesuis en N. M. Boxhoorn: Een rnultisectormodel
voor de Nederlandse economie in 23 bedrijfstakken
F. Muller: Veranderingen in de sectorstructuur van de Nederlandse
economie 1950-1 990
Modelstudie bij het rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse
industrie (1 980)
Uitverkocht

V16 A. B. T. M. van Schaik: Arbeidsplaatsen, bezettingsgraad en werkgele-
genheid in dertien bedrijfstakken
Modelstudie bij het rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse
industrie (1980)
V17 A. J. Basoki, A. Budd, A. Kalff, L. B. M. Mennes, F. Racke en J. C.
Ramaer: Exportbeleid en sectorstructuurbeleid
Preadviezen bij het rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse
industrie (1980)
V18 J. J. van Duijn, M. J. Ellman, C. A. de Feyter, C. Inja, H'. W. de Jong, M.
L. Mogendorff eri P. Verloren van Themaat: Sectorstructuurbeleid: mo-
gelijkheden en beperkingen
Preadadviezen bij het rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse
industrie (1980)
V19 C. P. A. Bartels: Regio's aan het werk: ontwikkelingen in de ruimtelijke
spreiding van economische activiteiten in Nederland
Studie bij het rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse industrie
(1 980)
V20 M. Th. Brouwer, W. Driehuis, K. A. Koekoek, J. Kol, L. B. M. Mennes,
P. J. van den Noord, D. Sinke, K. Vijlbrief en J. C. van Ours: Raming
van de finale bestedingen en enkele andere grootheden in Nederland in
1985
Technische nota's bij het rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse
industrie (1980)
V21 J. A. H. Bron: Arbeidsaanbod-projecties 1980-2000 (1980)
V22 P. Thoenes, R. J. in 't Veld, I. Th. M. Snellen, A. Faludi:
Benaderingen van planning
Vier preadviezen over beleidsvorming in het openbaar bestuur (1989
V23 Beleid en toekomst
Verslag van een symposium over het rapport
Beleidsgerichte toekomstverkenning deel 1 (1981 )
V24 L. J. van den Bosch, G. van Enckevort, Ria Jaarsma, D. B. P. Kallen,
P. N. Karstanje, K. B. Koster: Educatie en welzijn (1981
V25 J. C. van Ours, D. Hamersma, G. Hupkes, P. H. Admiraal: Consumptie-
beleid voor de werkgelegenheid
Preadviezen bij het rapport Vernieuwingen in het arbeidsbestel (1 982)
V26 J. C. van Ours, C. Molenaar, J. A. M. Heijke: De wisselwerking tussen
schaarsteverhoudingen en beloningsstructuur
Preadviezen bij het rapport Vernieuwingen in het arbeidsbestel (1982)
V27 A. A. van Duijn, W. H.. C. Kerkhoff, L. U. de Sitter, Ch. J. de Wolff,
F. Sturmans: Kwaliteit van arbeid
Preadviezen bij hetrapport Vernieuwingen in het arbeidsbestel (1982)
V28 J. G. Lambooy, P. C. M. Huigsloot, R. E. van de Lustgraaf: Greep op de
stad?
Een institutionele visie op stedelijke ontwikkeling en de beinvloedbaar-
heid daarvan (1982)

J. C. Hess, F. Wielenga: Duitsland in de Nederlandse pers - altijd een
probleem?
Drie dagbladen over de Bondsrepubliek 1969-1980 (1982)
C. W. A. M. van Paridon, E. K. Greup, A. Ketting: De handelsbetrekkingen
tussen Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland (1982)
W. A. Smit, G. W. M. Tiemessen, R. Geerts: Ahaus, Lingen en Kalkar;
Duitse nucleaire installaties en de gevolgen voor Nederland (1983)
J. H.von Eije: Geldstromen en inkomensverdeling in deverzorgingsstaat
(1 982)
Verslag van de tweede Raadsperiode 1978-1979 (1982)
P. den Hoed, W. G. M. Salet, H.van dersluijs: Planning alsonderneming
(1 983)
H. F. Munneke e.a.: Organen en rechtspersonen rondom de centrale
overheid; twee delen (1983)
M.C. Brands, H. J. G. Beunders, H. H. Selier: Denkend aan Duitsland;
Een essay over moderne Duitse geschiedenis en enige hoofdstukken
over de Nederlands-Duitse betrekkingen in de jaren zeventig (1983)
De serie Voorstudies en achtergronden mediabeleid bestaat uit de volgende
delen:
J. M. de Meij: overheid en uitingsvrijheid (1982)
E. H. Hollander: Kleinschalige massacommunicatie: lokale omroepvor-
men in West-Europa(l982)
L. J. Heinsman/NOS: De kulturele betekenis van de instroom van
buitenlandse televisieprogramma's in Nederland - Een literatuurstu-
die(1982)
L. P. H. Schoonderwoerd, W. P. Knulst/Sociaal en Cultureel Planbureau:
Mediagebruik bij verruiming van het aanbod (1982)
N. Boerma, J. J, van Cuilenburg, E. Diemer, J. J. Oostenbrink, J. van
Putten: De omroep: wet en beleid; Een juridisch-politicologische
evaluatie van de Omroepwet (1982)
lntomart b.v.: Etherpiraten in Nederland (1982)
P. J. Kalff/lnstituut voor Grafische Techniek TNO: Nieuwe technieken
voor produktie en distributie van dagbladen en tijdschriften (1982)
J. J. van Cuilenburg, D. McQuail: Media en pluriformiteit; Een beoor-.
deling van de stand van zaken (1982)
K. J. Alsem, M. A. Boorsma, G. J. van Helden, J. C. Hoekstra, P. S. H.
Leeflang, H. H. M. Visser: De aanbodstructuur van de periodiek
verschijnende pers in Nederland (1982)
MI0 W. P. Knulst/Sociaal en Cultureel planbureau: Mediabeleid en cultuur-
beleid; Een studie over de samenhang tussen de twee beleidsvelden
(1982)

M1 1 A. P. Bolle: Het gebruik van glasvezelkabel in lokale telecommunicatie-
netten (1 982)
M12 P. te Nuyl: Structuur en ontwikkeling van vraag en aanbod op de
markt voor televisieprodukties (1982)
M13 P. J. M. Wilms/lnstituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven:
Horen, zien en betalen; Een inventa'riserende studie naarde toekomstige
kosten en bekostiging van de omroep (1982)
M14 W. M. de Jong: lnformatietechniek in beweging; consequenties en
mogelijkheden voor Nederland (1982)
M15 J. C. van Ours: Mediaconsumptie; een analyse van het verleden, een
verkenning van de toekomst (1982)
M16 J. G. Stappers, A. D. Reijnders, W. A. J. Moller, De werking van
massamedia; Een overzicht van inzichten (1983)
M17 F. J. Schrijver: De invoering van kabeltelevisie in Nederland (1983)

De Raad heeft tot nu toe de volgende Rapporten aan de Regering uitgebracht:
In de eerste Raadsperiode:
1. Europese Unie
2. Structuur van de Nederlandse econornie
3. Energiebeleid
Gebundeld in Ben publikatie (1974)*
4. Milieubeleid (1974)*
5. Bevolkingsprognose (1974)*
6. De organisatie van het openbaar bestuur (1975)*
7. Buitenlandse invloeden op Nederland: Internationale rnigratie (1976)
8. Buitenlandse invloeden op Nederland:
Beschikbaarheid van wetenschappelijke en technische kennis (1976)
9. Cornrnentaar op de Discussienota Sectorraden (1976)
10. Cornrnentaar op de nota Contouren van een toekornstig onderwijsbestel
(1 976)
11. Overzicht externe adviesorganen van de centrale overheid (1976)
12. Externe adviesorganen van de centrale overheid (1977)
13. Maken wij er werk van?
Verkenningen orntrent de verhouding tussen actieven en niet-actieven
(1 977)
14. Interne adviesorganen van de centrale overheid (1977)
15. De kornende vijfentwintig jaar - Een toekornstverkenning voor Nederland
(1 977)
16. Over sociale ongelijkheid - Een beleidsgerichte probleernverkenning
(1 977)
In de tweede Raadsperiode:
17. Etnische rninderheden (1979)*
A. Rapport aan de Regering
B. Naar een algerneen etnisch rninderhedenbeleid?
18. Plaats en toekornst van de Nederlandse industrie (1980)
19. Beleidsgerichte toekornstverkenning
Deel 1: Een poging tot uitlokking (1980)
20. Dernocratie en geweld
Probleernanalyse naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam
op 30 april 1980
21. Vernieuwingen in het arbeidsbestel (1981)
22. Herwaardering van welzijnsbeleid (1982) '
23. Onder invloed van Duitsland
Een onderzoek naar gevoeligheid en kwetsbaarheid in de betrekkingen
tussen Nederland en de Bondsrepubliek (1982)
24. Sarnenhangend rnediabeleid (1982)
Uitverkocht
Alle publikatiesvan de Raad zijn verkrijgbaarvia de Staatsuitgeverij, Christoffel
Plantijnstraat 1, Postbus 20014, 2500 EA 's-Gravenhage, tel. 070-78 99 11 of
in de boekhandel.

ISBN 90 12 04310 7