JAARVERSLAG 2008 - Alamire Foundation

JAARVERSLAG 2008 - Alamire Foundation JAARVERSLAG 2008 - Alamire Foundation

alamirefoundation.org
from alamirefoundation.org More from this publisher
08.12.2012 Views

3.1.3. Doctoraatsonderzoek & Onderzoeksproject 3.1.3.1. Het Liedboek van Zeghere van Male Projectomschrijving Promotor Ignace BOSSUYT Co‐promotoren Eugeen SCHREURS David BURN Projectverantwoordelijke en ‐ medewerker Nele GABRIËLS Projectmedewerker Jobstudente Sofie TAES Pauline JOCQUE 22 Jaarverslag 2008 Titel Het liedboek van Zeghere van Male (Cambrai, Médiathèque Municipale MSS 125‐8): Onderzoek naar inhoud, vorm en betekenis van een uitzonderlijk muziekhandschrift met polyfonie binnen de ‘Townscape – Soundscape’ van Renaissancistisch Brugge [The Partbooks of Zeghere van Male (Cambrai, Médiathèque Municipale MSS 125‐8): Study of Content, Form and Meaning of an extraordinary Music Manuscript within the ‘Townscape – Soundscape’ of Renaissance Bruges] Dit project is mogelijk dankzij de financiële steun van het Onderzoeksfonds K.U.Leuven en het F.W.O.‐ Vlaanderen Inleiding Het doel van het onderzoeksproject is tweevoudig. Enerzijds is er de gedetailleerde studie van het Liedboek van Zeghere van Male (Cambrai, Médiathèque Municipale, MSS 125‐8; hierna vermeld als CA 125‐8) en de situering ervan in zowel de burgerlijke context als in de context van gelijkaardige Europese muziekbronnen; anderzijds beoogt het inzicht te verwerven in de specificiteit van het stedelijke muziekleven te Brugge tijdens de eerste helft van de 16de eeuw. Beide onderzoeksgebieden worden simultaan behandeld. Vorderingsstaat van het onderzoek a) Studie van CA 125‐8 Tot op heden spitste de studie van het eigenlijke liedboek zich in de eerste plaats toe op de fysieke aspecten van het handschrift. In een eerdere fase werd de scribent van de teksten reeds geïdentificeerd als Zeghere van Male zelf, de eigenaar van de stemboeken. Een gedetailleerde studie van het muziekhandschrift – met name van de ductus van bepaalde symbolen zoals mensuratietekens, sleutels, fermata en custodes – toonde nu echter aan dat Zeghere van Male ook de muziek eigenhandig noteerde. Vermoedelijk verzamelde de Brugse handelaar dan ook zelf alle 229 werken. Zijn betrokkenheid gaat echter nog verder: er zijn duidelijke aanwijzingen dat hij ook de verluchtingen verzorgde. Tekst en beeld zijn niet enkel inhoudelijk maar ook ruimtelijk erg op elkaar betrokken en soms ook letterlijk verbonden, vb. initialen die een ligatuur vormen met de tekst. Verder komt de inkt van tekst en muziek soms boven, soms onder the waterverf te liggen, wat erop wijst dat de verschillende

23 Jaarverslag 2008 fasen van de creatie van het handschrift niet strikt gescheiden waren. Scheiding van de notatie‐ en verluchtingsfasen zijn echter een voorwaarde voor het uitbesteden van het nog onversierde handschrift aan een externe illuminator. Ook de katernenstructuur bevestigt dat het handschrift eerder organisch ontstond en niet zozeer in afzonderlijke fasen. Zo wordt zelden met een nieuwe grote compositie begonnen op de eerste folio van een nieuwe katern, en loopt de katernenstructuur van de tenor niet parallel met die van de overige stemboeken. Comparatief onderzoek van gedrukte werken uit de periode 1520‐1560 wijst er op dat Zeghere van Male zich voor de belangrijkste van de vier gebruikte types initialen liet inspireren door de initialen uit het drukwerk van Hubrecht de Croock, Brugs drukker en figuursnijder werkzaam tussen 1518 en 1542. Hoewel deze piste bij voorkeur verder uitgediept wordt via een vergelijking met de contemporaine schilderkunst – helaas niet mogelijk binnen het kader van dit onderzoek – is nu reeds duidelijk dat Zeghere van Male op de hoogte was van de contemporaine evoluties in de grafische kunsten. De betekenis van de inscriptie ‘gh’ op diverse plaatsen in Bassus en Tenor blijft echter onduidelijk. Vast staat in elk geval dat het niet gaat om de initialen van de scribent. Mogelijks is het een afkorting voor ‘ghesien’ of ‘ghesonghen’, maar er blijkt geen link te zijn met eventuele correcties in de composities waaronder de inscriptie te vinden is. De lichtere kleur van de inkt suggereer dat de inscripties mogelijks later toegevoegd werden. Het voorbereidende werk voor de analyse van het repertoire en voor de situering ervan binnen het Europese muzieklandschap (vertegenwoordigd door muziekdrukken en handschriften) werd verder gerealiseerd. De sinds een vorige fase nog resterende bronnen (ca. 145) werden aangevraagd bij de respectieve bewaarinstellingen (i.s.m. Interbibliothecair Leenverkeer, K.U.Leuven). Er werd voor geopteerd om dit materiaal als digitale beelden of in microfilmvorm te verzamelen eerder dan het elders te raadplegen, om zo ook de facsimilecollectie van de Alamire Foundation verder uit te breiden, met het oog op toekomstige raadpleging van deze bronnen. Daartoe werd en wordt tijd geïnvesteerd in het beschrijven en invoeren van de bronnen in Aleph (i.e. raadpleegbaar via bibliotheekcatalogus K.U.Leuven). Op basis van dit materiaal werd het eigenlijke concordantieonderzoek van CA 125‐8 ingezet. In eerste instantie valt de relatie met de drukken van Parijse drukker Pierre Attaingnant op, alsook met enkele handschriften i.c. GdanPAN 4003. Een grondige comparatieve analyse van de concordanties van een representatieve groep van composities wordt momenteel uitgevoerd, net als een diepgravende inhoudelijke ontlening van het manuscript. Daarbij gaat de nodige aandacht uit naar de vele (tot op heden vermoedelijk ca. 75) unica. Ook hier wordt een representatieve groep werken uit gelicht; zij worden onderworpen aan een grondige analyse en – mede op basis van het archiefwerk (cf. infra) – in de Brugse context geplaatst. b) Het Brugse muziekleven, eerste helft 16de eeuw In een vorige fase werd het archiefwerk rond de kerken van St‐Donaas, St‐Walburga, St‐Anna en St‐Jacobs reeds afgewerkt, net als het onderzoek naar het St‐Godelieveklooster, naar diverse gilden en ambachten (drapiers, fusteiniers, merseniers, korduaniers, huidevetters, beenhouwers, arbeiders en St‐Jorisgilde) en naar de St‐Elizabethschool en de Bogaerdenschool. Daaraan werden in 2008 de kerken van Onze‐Lieve‐Vrouw (work in progress), St‐Gillis en St‐Salvator (work in progress) toegevoegd, alsook de Basiliuskapel en de kloosters van de Predikheren, Karmelieten, Franciscanen en Eeckhoute (in progress), de ambachten en gilden van de librariërs, peltiers, rederijkers, kuipers, speellieden, kleermakers, oudkleerkopers, viskopers, beurdenaars, makelaars, schedenmakers, beeldenmakers, goud‐ en zilversmeden, bakkers, handschoenmakers, barbiers, pijl‐ en boogmakers, kaarsgieters, wevers, kussen‐ en spreimakers, timmerlieden, brouwers, muntenaars, en de gilden van St. Barbara en van O.L.V. van Heist. Ook de stadsrekeningen van Brugge werden doorzocht op muzikale referenties. Daarnaast werden steekproeven gedaan binnen de archieven van het klooster Annuntiaten, klooster Bethanië en het Begijnhof. Zowel wat de ambachten als de kloosters en abdijen betreft werden lijsten van relevante charters opgesteld; de stapsgewijze studie van deze charters is een work in progress. De resultaten van het geleverde archiefwerk worden in de loop van 2009 – begin 2010 beschikbaar gesteld voor de internationale onderzoeksgemeenschap.

23<br />

Jaarverslag <strong>2008</strong><br />

fasen van de creatie van het handschrift niet strikt gescheiden waren. Scheiding van de notatie‐ en<br />

verluchtingsfasen zijn echter een voorwaarde voor het uitbesteden van het nog onversierde handschrift aan<br />

een externe illuminator. Ook de katernenstructuur bevestigt dat het handschrift eerder organisch ontstond en<br />

niet zozeer in afzonderlijke fasen. Zo wordt zelden met een nieuwe grote compositie begonnen op de eerste<br />

folio van een nieuwe katern, en loopt de katernenstructuur van de tenor niet parallel met die van de overige<br />

stemboeken.<br />

Comparatief onderzoek van gedrukte werken uit de periode 1520‐1560 wijst er op dat Zeghere van Male zich<br />

voor de belangrijkste van de vier gebruikte types initialen liet inspireren door de initialen uit het drukwerk van<br />

Hubrecht de Croock, Brugs drukker en figuursnijder werkzaam tussen 1518 en 1542. Hoewel deze piste bij<br />

voorkeur verder uitgediept wordt via een vergelijking met de contemporaine schilderkunst – helaas niet<br />

mogelijk binnen het kader van dit onderzoek – is nu reeds duidelijk dat Zeghere van Male op de hoogte was<br />

van de contemporaine evoluties in de grafische kunsten.<br />

De betekenis van de inscriptie ‘gh’ op diverse plaatsen in Bassus en Tenor blijft echter onduidelijk. Vast staat in<br />

elk geval dat het niet gaat om de initialen van de scribent. Mogelijks is het een afkorting voor ‘ghesien’ of<br />

‘ghesonghen’, maar er blijkt geen link te zijn met eventuele correcties in de composities waaronder de<br />

inscriptie te vinden is. De lichtere kleur van de inkt suggereer dat de inscripties mogelijks later toegevoegd<br />

werden.<br />

Het voorbereidende werk voor de analyse van het repertoire en voor de situering ervan binnen het Europese<br />

muzieklandschap (vertegenwoordigd door muziekdrukken en handschriften) werd verder gerealiseerd. De<br />

sinds een vorige fase nog resterende bronnen (ca. 145) werden aangevraagd bij de respectieve<br />

bewaarinstellingen (i.s.m. Interbibliothecair Leenverkeer, K.U.Leuven). Er werd voor geopteerd om dit<br />

materiaal als digitale beelden of in microfilmvorm te verzamelen eerder dan het elders te raadplegen, om zo<br />

ook de facsimilecollectie van de <strong>Alamire</strong> <strong>Foundation</strong> verder uit te breiden, met het oog op toekomstige<br />

raadpleging van deze bronnen. Daartoe werd en wordt tijd geïnvesteerd in het beschrijven en invoeren van de<br />

bronnen in Aleph (i.e. raadpleegbaar via bibliotheekcatalogus K.U.Leuven).<br />

Op basis van dit materiaal werd het eigenlijke concordantieonderzoek van CA 125‐8 ingezet. In eerste instantie<br />

valt de relatie met de drukken van Parijse drukker Pierre Attaingnant op, alsook met enkele handschriften i.c.<br />

GdanPAN 4003. Een grondige comparatieve analyse van de concordanties van een representatieve groep van<br />

composities wordt momenteel uitgevoerd, net als een diepgravende inhoudelijke ontlening van het<br />

manuscript. Daarbij gaat de nodige aandacht uit naar de vele (tot op heden vermoedelijk ca. 75) unica. Ook hier<br />

wordt een representatieve groep werken uit gelicht; zij worden onderworpen aan een grondige analyse en –<br />

mede op basis van het archiefwerk (cf. infra) – in de Brugse context geplaatst.<br />

b) Het Brugse muziekleven, eerste helft 16de eeuw<br />

In een vorige fase werd het archiefwerk rond de kerken van St‐Donaas, St‐Walburga, St‐Anna en St‐Jacobs<br />

reeds afgewerkt, net als het onderzoek naar het St‐Godelieveklooster, naar diverse gilden en ambachten<br />

(drapiers, fusteiniers, merseniers, korduaniers, huidevetters, beenhouwers, arbeiders en St‐Jorisgilde) en naar<br />

de St‐Elizabethschool en de Bogaerdenschool.<br />

Daaraan werden in <strong>2008</strong> de kerken van Onze‐Lieve‐Vrouw (work in progress), St‐Gillis en St‐Salvator (work in<br />

progress) toegevoegd, alsook de Basiliuskapel en de kloosters van de Predikheren, Karmelieten, Franciscanen<br />

en Eeckhoute (in progress), de ambachten en gilden van de librariërs, peltiers, rederijkers, kuipers, speellieden,<br />

kleermakers, oudkleerkopers, viskopers, beurdenaars, makelaars, schedenmakers, beeldenmakers, goud‐ en<br />

zilversmeden, bakkers, handschoenmakers, barbiers, pijl‐ en boogmakers, kaarsgieters, wevers, kussen‐ en<br />

spreimakers, timmerlieden, brouwers, muntenaars, en de gilden van St. Barbara en van O.L.V. van Heist. Ook<br />

de stadsrekeningen van Brugge werden doorzocht op muzikale referenties. Daarnaast werden steekproeven<br />

gedaan binnen de archieven van het klooster Annuntiaten, klooster Bethanië en het Begijnhof. Zowel wat de<br />

ambachten als de kloosters en abdijen betreft werden lijsten van relevante charters opgesteld; de stapsgewijze<br />

studie van deze charters is een work in progress. De resultaten van het geleverde archiefwerk worden in de<br />

loop van 2009 – begin 2010 beschikbaar gesteld voor de internationale onderzoeksgemeenschap.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!