JAARVERSLAG 2008 - Alamire Foundation
JAARVERSLAG 2008 - Alamire Foundation
JAARVERSLAG 2008 - Alamire Foundation
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
10<br />
Jaarverslag <strong>2008</strong><br />
Latijnse vitae en andere hagiografische teksten, en anderzijds de muzikale analyse van modale ordening en<br />
melodische constructie. Zoals hoger vermeld, noopt het onderzoek evenwel ook tot de introductie van nieuwe<br />
methodologieën, complementair aan de bestaande. Meer in het bijzonder is een nieuwe benadering van de<br />
volgende drie parameters nodig: modaliteit, de noties ‘genre’ en ‘stijl’, en de invulling van ‘muzikale context’. In<br />
de eerste plaats is de modale vormgeving van de historiae het resultaat van de beslissing van een componist,<br />
niet van een geleidelijk evoluerende traditie, zoals het geval was in het vieux fonds. Een analyse van historiae<br />
die anachronismen wil vermijden moet rekening houden met een dergelijke cruciale evolutie in de muzikale<br />
cultuur, aangezien deze een nieuw licht werpt op de oudere historiografie van gregoriaanse ‘dialecten’ (zoals<br />
de Oost‐ en West‐Frankische varianten) en ‘hervormingen’ (zoals de cisterciënzer ‘hervorming’ van de zang).<br />
Ten tweede leidden de toenemende standaardisering van het genre en het hieruit voortvloeiende nieuwe<br />
gebruik van melodie en modaliteit tot een nieuwe muzikale ‘stijl’ in de historia. Deze heeft kenmerken gemeen<br />
met andere genres die een gelijkaardige standaardisering doormaakten, zoals de sequens en de hymne. Omdat<br />
nieuwe sequenzen en hymnen noodzakelijk waren voor een nieuwe feest, werden ze vaak samen met de<br />
historia gecomponeerd, in een verwante stijl. De studie van het standaardiseringsproces zal daarom<br />
onderscheid moeten maken tussen genrespecifieke kenmerken die behouden bleven, en stilistische kenmerken<br />
gemeenschappelijk aan historiae, sequenzen en hymnen in de ‘nieuwe stijl’. In de derde plaats vergt het<br />
volledige begrip van een historia een inschatting van de historische en de culturele context waarin ze<br />
functioneerde. Meer concreet zal dit project de uitvoeringscontext van de historiae nagaan: de gezangen<br />
werden niet enkel gezongen in de eigenlijke (‘primaire’) setting van het getijdengebed, maar ook tijdens de<br />
‘secundaire’ setting van processies en herdenkingen. Deze ‘secundaire’ settings vereisten een bewuste selectie<br />
van gezangen, met selectieve herhaling als resultaat. Een dergelijk gebruik van de historiae scherpte het<br />
burgerlijke en religieuze bewustzijn aan, en droeg bij tot het identiteitsbesef van een gemeenschap.<br />
Concreet zullen o.m. verschillende case‐studies worden gemaakt:<br />
1 Oorsprong: Luik en Reims, vroege 10de eeuw<br />
2 Historiae uit de oostelijke Lage Landen en Lotharingen, 10de–12de eeuw<br />
3 Cisterciënzer historiae: zuidelijke Nederlanden en Frankrijk, 12de–13de eeuw<br />
4 Sacramentsdevotie: Nederlanden en Italië, 13de–14de eeuw<br />
Tijdschema<br />
aanvang eerste mandaat als postdoctoraal onderzoeker FWO–Vlaanderen (België): 01.10.<strong>2008</strong><br />
Congrespapers<br />
MANNAERTS, P., ‘St Begga and her office in early modern beguine scholarship’, lezing op het congres Early<br />
Modern Medievalisms, Leiden, 22.08.<strong>2008</strong>.<br />
MANNAERTS, P., ‘Miracula aut mirabilia? The (super)natural world in 13th‐C. liturgical offices from the Low<br />
Countries’, lezing op het International Medieval Congress, Leeds, 08.08.<strong>2008</strong>.<br />
MANNAERTS, P., ‘Chant for a black saint: the historia of Mauritius and the Teutonic Order’, lezing op het<br />
colloquium Muziek in de Duitse Orde, Alden Biezen, 28.06.<strong>2008</strong>.