JAARVERSLAG 2008 - Alamire Foundation
JAARVERSLAG 2008 - Alamire Foundation
JAARVERSLAG 2008 - Alamire Foundation
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
3. ACTIVITEITENVERSLAG <strong>2008</strong><br />
3.1. ONDERZOEKSPROJECTEN<br />
3.1.1. Postdoctoraal onderzoeksproject FWO–Vlaanderen (België)<br />
8<br />
Jaarverslag <strong>2008</strong><br />
3.1.1.1. De oorsprong, ontwikkeling en standaardisering van de middeleeuwse historia in de Lage<br />
Landen (10de–14de eeuw)<br />
Projectomschrijving<br />
Titel<br />
Promotor David BURN<br />
Projectverantwoordelijke Pieter MANNAERTS<br />
De oorsprong, ontwikkeling en standaardisering van de middeleeuwse historia in de Lage Landen (10de–14de<br />
eeuw)<br />
Toelichting<br />
Traditioneel wordt het gregoriaans beschouwd als een repertoire dat ontstond in de Karolingische en Ottoonse<br />
periode en min of meer ongewijzigd werd overgeleverd doorheen de volgende eeuwen. De positie van het<br />
gregoriaans binnen de Oude Muziek valt met andere woorden volgens dit traditionele beeld samen met het<br />
zogenaamde vieux fonds‐repertoire (tot ca. 1000).<br />
Nochtans gaf de voortdurende toevoeging van nieuwe feesten aan de liturgische kalender vanaf de 10de eeuw<br />
aanleiding tot het componeren van nieuwe belangrijke gregoriaanse gezangen (dus niet enkel polyfonie), in<br />
genres als de hymne, prosula, sequens, trope en officiegezangen (historiae). Als belangrijke voorbeelden<br />
kunnen Gottschalks sequens voor het feest van de Divisio apostolorum (11de eeuw), de historia Regali natus<br />
voor de heiligverklaring van Karel de Grote (12de eeuw), en Fernando de Talavera’s historia voor de bevrijding<br />
van Granada in 1492 worden genoemd. Het componeren van nieuwe historiae bleef zelfs doorgaan tot in de<br />
17de eeuw. Het ontstaan van deze nieuwe gregoriaanse genres ondermijnt bijgevolg het hoger vermelde<br />
traditionele beeld van het gregoriaans.<br />
Het resultaat is dat de muziekgeschiedschrijving een vertekend beeld geeft van de liturgische muziek tijdens<br />
het Ancien Régime (middeleeuwen en renaissance in het bijzonder): ze legt bijzonder sterk de nadruk op de<br />
polyfonie, maar negeert vrijwel volledig de latere ontwikkelingen in de monofone zang, evenals de<br />
vernieuwing, kwaliteit en kwantiteit van specifieke genres. Het rechttrekken van deze verhouding tussen<br />
monofonie en polyfonie binnen de Oude Muziek plaatst musicologen voor een belangrijke uitdaging.<br />
De historia biedt het ideale materiaal om deze uitdaging aan te gaan. Ze is het belangrijkste genre van ‘nieuw’<br />
gregoriaans in de Lage Landen, en mag worden beschouwd als het meest representatieve genre van liturgische<br />
monodie, dankzij de ruime Europese verspreiding, de kwaliteit en de kwantiteit van de bewaard gebleven<br />
muziek. Het huidige onderzoeksproject zal aantonen dat het belang, de productie en de Europese uitstraling<br />
van de historiae in de Lage Landen in het toenmalige muziekleven een plaats innamen die vergelijkbaar is met<br />
die van de latere renaissancepolyfonie. Om deze uitdaging tot een bevredigend resultaat te brengen volstaan<br />
de traditionele analysemethoden niet. Voor een volledig muzikaal begrip van de historiae hanteert dit project