Reader Fotocursus 2016 module 1 opmaak
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Vakopleiding fotografie <br />
INLEIDING <br />
Deze cursus geeft je meer inzicht in de werking van je camera en het effect dat al die <br />
verschillende knoppen en instellingen op je camera hebben op je foto. Je leert beter <br />
te kijken en je krijgt heel veel praktijktips. <br />
Met voorbeelden en praktijkopdrachten leer je wat je moet weten en kunnen om in <br />
elke situatie het beste fotoresultaat te behalen. <br />
Dus ben je de bezitter van een digitale camera en wil je meer doen met fotografie? <br />
Dan kan deze cursus je verder helpen en aansporen om vaker foto’s voor jezelf of <br />
voor opdrachtgevers te maken. <br />
Als je alle opdrachten gedaan hebt, bouw je een portfolio op die wordt beoordeeld <br />
door de docent. Het examen bestaat uit een theorietoets en een bespreking van je <br />
portfolio. Als je voor je theorie en praktijk bent geslaagd, ontvang je het vakdiploma <br />
fotografie. <br />
De eerste <strong>module</strong> heet Basiskennis Fotografische Techniek. Hierin wordt de camera <br />
met al zijn mogelijkheden uitgelegd. Niet alleen wat er met de knoppen op de <br />
camera kan, maar ook hoe je binnen de menu's van de camera je eigen keuzes kunt <br />
maken, waardoor het een instrument wordt, dat doet wat jij wilt. Spelenderwijs leer <br />
je omgaan met je camera. Daarnaast wordt in deze <strong>module</strong> de basis van <br />
beeldbewerking uitgelegd en worden de begrippen licht en kleur verder uitgelegd. <br />
Ik wens je heel veel plezier met deze cursus vakopleiding Fotografie <br />
Rob van der Pas <br />
docent fotografie
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 1 <br />
Sluitertijd, diafragma en ISO <br />
Om te weten hoe een camera ‘kijkt’ is het handig om iets te weten over de werking <br />
van een camera: Als voorbeeld een spiegelreflexcamera: Aan de voorkant zit een <br />
lens, aan de achterkant zit de sensor. Via een prisma en een spiegel kijk je door het <br />
objectief naar je onderwerp. <br />
Op het schema zie je hoe het licht van het onderwerp via de spiegel en het prisma <br />
naar de zoeker gaat. <br />
Zijaanzicht van een spiegelreflexcamera <br />
1. Objectief <br />
2. Opklapbare Spiegel <br />
3. Sluiter <br />
4. Sensor <br />
5. matglas <br />
6. Convergerende lens <br />
7. Prisma <br />
8. zoeker <br />
De hoeveelheid licht die op de sensor valt, wordt door drie factoren <br />
bepaald: <br />
• door de sluitertijd <br />
• door de lensopening of diafragma <br />
• en door de gevoeligheid of ISO-‐waarde. <br />
SLUITERTIJDEN <br />
De tijd dat er licht op de sluiter valt, noemen we de sluitertijd. Zoals <br />
je op het schema ziet, zit er voor de sensor een sluiter. De sluitertijd <br />
is, afhankelijk van het type camera, instelbaar van 1/8000 tot 30 <br />
minuten. Een veel gebruikte reeks is <br />
* 1 sec, 1/2 sec, 1/4 sec, 1/8 sec, 1/15 sec, 1/30 sec, 1/60 sec, <br />
1/125 sec, 1/250 sec, 1/500 sec, 1/1000 sec, 1/2000 sec, <br />
1/4000 sec, 1/8000 sec. <br />
• Hoe langer de sluitertijd, hoe meer licht er op de sensor komt, <br />
hoe lichter je foto wordt. <br />
Het effect van het veranderen van <br />
sluitertijd bij een gelijkblijvend diafragma <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
2
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 1 <br />
Wat is een sluiter? <br />
De sluiter is een mechanisme in de camera dat de sensor af kan sluiten en weer vrij <br />
kan geven voor het licht dat er door het objectief op valt. De sluitertijd wordt <br />
uitgedrukt in een tijdseenheid, de seconde of gedeelten daarvan, bv 1/125 of <br />
1/1000 sec. Hierbij geldt, twee keer zo lang is twee keer zoveel licht. Hoe korter de <br />
tijd die je kiest, hoe meer je de beweging bevriest. In de meeste <br />
spiegelreflexcamera’s zit een spleetsluiter. Dit type sluiter vrij dicht voor de sensor. <br />
Hij bestaat eigenlijk uit twee delen die voor de sensor langs kunnen schuiven. In <br />
het begin is de sluiter dicht, dan schuift het eerste ‘gordijn’ opzij en begint de <br />
belichting. Die wordt beëindigd door het tweede gordijn dat in dezelfde richting, <br />
achter het eerste aan, de sensor weer afsluit voor de belichting. Wanneer er korte <br />
tijden gekozen worden, is de sensor nooit helemaal vrij, er schuift als het ware een <br />
spleet voor de sensor langs, vandaar de naam. Bij langere tijden gaat het eerste <br />
gordijn wel helemaal open, en vervolgens wordt het tweede gordijn gesloten. Die <br />
situatie, dat de hele sensor belicht wordt, is noodzakelijk bij het maken van <br />
flitsfoto’s. Daarover later meer, maar dit is de reden dat je niet kunt flitsen in <br />
combinatie met heel korte sluitertijden. Tussen opnames door worden de <br />
gordijnen weer teruggeschoven, zonder licht door te laten. <br />
sluitertijd op lcd display <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
3
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 1 <br />
sluitertijd in zoeker <br />
Met de sluitertijd kun je een beweging ‘bevriezen’ of beweging juist laten zien. Dit <br />
noemen we bewegingsonscherpte. <br />
1/250” sec 1/30” sec 1” sec <br />
Als je de sluitertijd zelf wilt instellen, dan kies je de S, T of Tv instelling (onthoud: <br />
S=shutter, T=Time, Tv=Tijdvoorkeuze) De camera kiest dan de bijpassende <br />
diafragma-‐opening. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
4
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 1 <br />
Diafragma <br />
Het tweede systeem waarmee de hoeveelheid licht die op de sensor valt, wordt <br />
geregeld, is het diafragma. Dit zijn een aantal lamellen die in het objectief zijn <br />
gebouwd. <br />
Je kunt deze open en dicht draaien, <br />
Daarmee verander je de doorsnee van de <br />
opening van het objectief. De grootste <br />
opening ligt altijd vast door de bouw van het <br />
objectief, kleinere openingen kun je kiezen in <br />
de mate waarin de bouwer van het objectief <br />
dat mogelijk heeft gemaakt. Die grootste <br />
opening heet ook wel de lichtsterkte van het <br />
objectief. Diafragmagetallen zijn de <br />
vreemdste uit de reeks en het lastigste om <br />
mee te rekenen, je moet de reeksjes uit je hoofd kennen om er iets zinnigs over te <br />
zeggen. Een vrijwel volledige reeks van de hele diafragmawaarden, beginnend bij 1: <br />
• Diafragmareeks -‐> 1. 1.4 -‐ 2 -‐ 2,8 -‐ 4 -‐ 5.6 -‐ 8 -‐ 11 -‐ 16 -‐ 22 -‐ 32. <br />
• Hoe kleiner het getal hoe groter de lensopening. <br />
• Hoe groter het getal hoe kleiner de lensopening. <br />
Hulpje om dit te onthouden: De lamellen zijn gemaakt van metaal: hoe minder <br />
metaal (diafragmalamellen staan open) hoe lager het getal bv 2.8; hoe meer metaal <br />
(lamellen zijn dichtgedraaid) hoe hoger het getal bv 22 <br />
Effect van het veranderen van diafragma bij <br />
gelijkblijvende sluitertijd en ISO waarde <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
5
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 1 <br />
Als de sluitertijd verandert, moet het diafragma ook veranderen en andersom. <br />
Met het diafragma bepaal je niet alleen of een foto donker of licht wordt. Het andere <br />
onderdeel van de fotografie waar het diafragma invloed op heeft, is het zowel <br />
spannende als complexe verschijnsel van de scherptediepte. Je moet bij het maken <br />
van een foto 'scherpstellen', alles op die afstand wordt scherp. Maar een logisch <br />
gevolg van dat scherpstellen is natuurlijk dat er ook onscherpe stukken van de foto <br />
zullen zijn. Alles wat verder weg of dichterbij staat, wordt minder scherp. Maar niet <br />
alles wordt even onscherp; er is een langzaam verloop van scherp naar steeds <br />
onscherper. En wanneer iets maar ietsje verder weg of dichterbij staat, is het vaak <br />
maar een beetje onscherp. Misschien wel zo weinig onscherp dat het scherp lijkt op <br />
de foto. Zo ontstaat er een gebied, een afstandsbereik voor en achter het punt <br />
waarop precies is scherp gesteld waar de objecten op de foto ook scherp lijken. Dat <br />
bereik heet de scherptediepte. Bijvoorbeeld bij scherpstellen op twee meter zou <br />
alles wat tussen de 1,5 meter en de 2,5 meter wel scherp kunnen lijken op de foto. <br />
De meeste moderne objectieven leveren bij diafragma f/5,6 de beste kwaliteit. Een <br />
andere instelling kies je vooral vanwege de invloed op de scherptediepte. <br />
Bij volle lensopening (= laag diafragmagetal, bv ƒ2.8) is de scherptediepte klein, Bij <br />
gesloten diafragma (= groot diafragmagetal, bv ƒ22) is de scherptediepte groot. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
6
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 1 <br />
ISO <br />
De ISO-‐waarde is een instelling die de gevoeligheid van de sensor voor licht regelt. <br />
Bij een kleine ISO waarde is er meer licht nodig, terwijl een hoge ISO-‐waarde weinig <br />
licht nodig heeft. Bij een hoge ISO-‐waarde kun je met een kortere sluitertijd of <br />
kleinere diafragmaopening fotograferen. Dit is handig als er kans is dat de foto <br />
bewogen is, doordat er weinig licht is. Bijvoorbeeld als voorwerpen te snel bewegen <br />
om ze scherp te krijgen of als je de camera niet stil kunt houden. <br />
Je kunt de instellingen sluitertijd, diafragma, ISO en inschakelen van de ingebouwde <br />
flitser automatisch door de camera laten kiezen. Je kiest dan voor de <br />
volautomatische stand op je camera, vaak de ‘groene’ stand. Als je de camera de <br />
combinatie sluitertijd en diafragma wil laten kiezen en zelf de ISO en flitser aan of uit <br />
wil instellen, kies je voor de P (program) stand. <br />
BELICHTINGSDRIEHOEK: <br />
sluitertijd diafragma ISO > Heeft <br />
alle drie met elkaar de maken. Verander <br />
je er eentje dan heeft dat gevolgen voor <br />
de andere twee <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
7
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 1 <br />
verband tussen sluitertijd en diafragma <br />
Je kunt de werking van sluitertijd, diafragma en ISO uitproberen door verschillende <br />
opnames te maken met je camera waarbij allerlei variaties maakt met sluitertijden, <br />
diafragma en ISO. Je kunt ook de effecten zien van de drie variabelen met de online <br />
camera simulator. <br />
http://camerasim.com/camera-‐simulator/ <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
8
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
Beweging voorkomen, belichten <br />
Bewogen foto’s <br />
In de eerste les heb je onder andere geleerd wat het effect is van sluitertijden. <br />
De sluitertijd bepaalt of je foto wel of niet bewogen is Als je beweging wil bevriezen <br />
gebruik je een zo kort mogelijke sluitertijd. Als je juist beweging wil laten zien, <br />
bijvoorbeeld een rijdende auto of het effect van stromend water in een rivier, <br />
gebruik je juist een lange sluitertijd. <br />
In de meeste gevallen wil je echter bewegingsonscherpte voorkomen. Een bewogen <br />
foto is een mislukte foto die je niet meer achteraf kunt corrigeren Gebruik daarom <br />
zo kort mogelijke sluitertijden als je uit de hand fotografeert. De minimale sluitertijd <br />
om bewogen foto’s te voorkomen wanneer je uit de hand fotografeert is 1/60”. Dit <br />
hangt echter ook af van wat voor soort lens je gebruikt. Met een telelens (bv <br />
150mm, waarmee je onderwerpen dichterbij haalt) heb je eerder kans op bewogen <br />
foto’s, dan wanneer je een groothoeklens gebruikt. Dat komt omdat het onderwerp <br />
verder weg staat wanneer je een telelens gebruikt. De bewegingen van je hand zijn <br />
daardoor veel zichtbaarder in de vorm van bewegingsonscherpte dan bij gebruik van <br />
een standaardlens (50mm). Als voorbeeld: Wanneer je door een verrekijker een <br />
onderwerp ver weg wil zien, kost het moeite om de kijker stil te houden <br />
Vuistregel: voorkom sluitertijden langer dan het brandpunt van je lens, wanneer je <br />
uit de hand fotografeert. B.v. Bij een lens van 200 mm is de kortste sluitertijd 1/200 <br />
sec <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
9
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
Voorkomen van bewegingsonscherpte: <br />
• Houding; ga stevig staan met je voeten een beetje uit elkaar <br />
• Houd je camera stevig vast en druk je elle bogen tegen je lichaam <br />
• Houd de camera dicht tegen je gezicht aan <br />
• Steun tegen een muurtje of boom <br />
• Adem in voor de opname en hou je adem in terwijl je afdrukt <br />
• Druk de ontspanknop rustig en gelijkmatig in <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
10
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
Vibratie Reductie <br />
Vibratiereductie ofwel beeldstabilisatie is een systeem om trillingen van de camera <br />
tijdens de opname te voorkomen. Er zijn verschillende systemen. Bij optische <br />
beeldstabilisatie in de lens worden trillingen gedetecteerd door gyroscopische <br />
sensoren. In de lens zorgt een elektromagnetisch lenselement voor een <br />
tegenbeweging. Bij Nikon heet dit systeem Vibrition reduction (VR), Canon noemt <br />
dit systeem Image Stabilization (IS). Bij de versies van Sony, Olympus en Pentax is de <br />
stabilisatie in de camerabody zelf ingebouwd en werkt door het compenseren van de <br />
bewegingen van de camera met een tegengestelde beweging van de zwevend <br />
opgehangen beeldsensor. In tegenstelling tot stabilisatie via een bewegend lensdeel, <br />
kan dit systeem ook compenseren voor roterende bewegingen (om de optische as). <br />
Een ander voordeel is dat dit systeem werkt voor alle lenzen, mits de camera "weet" <br />
wat de brandpuntsafstand is. Een nadeel is dan weer dat het beeld in een <br />
(optische) zoeker niet gestabiliseerd is. <br />
De meeste beeldstabilisatie systemen hebben verschillende standen: <br />
Normale stand -‐> gebruik deze stand <br />
wanneer het object beweegt, bv . <br />
Bewegende auto/fietser <br />
Actieve stand -‐> ingeschakeld als je zelf <br />
beweegt. Bv wanneer je een foto maakt <br />
vanuit een rijdende auto <br />
Uit -‐> als je vanaf een statief <br />
fotografeert. Waarom? Het <br />
beeldstabilisatiesyteem gaat uit van <br />
kleine bewegingen. Als die er niet zijn kan <br />
het systeem onnodige correcties <br />
uitvoeren waardoor er juist weer <br />
bewegingsonscherpte ontstaat. <br />
Statieven <br />
De beste manier om bewegingsonscherpte te voorkomen is door gebruik te maken <br />
van een statief. Statieven zijn er in vele soorten. Waar moet je op letten bij de <br />
aanschaf? <br />
* gewicht vs stabiliteit <br />
Het aantal delen (secties) en de dikte van de poten bepalen de stabiliteit. Minder <br />
secties betekent dikkere poten, dus meer stabiliteit. Je kunt de stabiliteit verhogen <br />
door iets zwaars aan de middenzuil te hangen. Daarvoor is de middenzuil vaak <br />
voorzien van een haakje. <br />
* gewicht camera <br />
Het statief moet zwaar genoeg zijn om het gewicht van je camera te dragen <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
11
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
* welke statiefkop? <br />
Een balhoofd verstel je snel met een instelknop maar is minder nauwkeurig dan <br />
een driewegkop. Als je een snelkoppelplaatje gebruikt, kun je je camera snel op <br />
het statief plaatsen en er weer afhalen <br />
* Materiaal: hout, aluminium of carbonfiber <br />
Nog steeds worden er houten statieven gemaakt, met name essenhout. Dit <br />
materiaal voorkomt ongewenste trillingen en is ongevoelig voor <br />
temperatuurverschillen. Houten statieven zijn zwaar en duur t.o.v. aluminium <br />
en carbonfiber. De meeste statieven worden tegenwoordig van aluminium <br />
gemaakt. Dit is sterk en relatief licht, maar wel gevoelig voor <br />
temperatuurwisselingen en zwaarder dan de lichtste soort, het carbonfiber <br />
statief. Dit combineert de voordelen van hout en aluminium. Het is licht, vangt <br />
trillingen uitstekend op, maar is duurder dan aluminium. Let bij aanschaf op <br />
het aantal lagen carbonfiber. Hoe meer lagen, hoe steviger het statief <br />
* driepoot of eenbeen <br />
Een eenbeen of monopod geeft je relatief veel bewegingsvrijheid. Dit gebruik <br />
je als je snel wil verplaatsen en toch stabiliteit wil, bv bij popconcerten, <br />
natuurfotografie of sportfotografie. Een driepoot is natuurlijk veel stabieler <br />
dan een monopod maar is zwaarder en het duurt langer om op te zetten. Een <br />
driepoot statief gebruik je in de studio en bij statische onderwerpen zoals <br />
landschapsfotografie en architectuurfotografie <br />
* minimale en maximale hoogte <br />
Uit hoe meer delen de statiefpoten bestaan, hoe kleiner het statief in <br />
opgevouwen toestand, maar hoe minder stabiel. De optimale minimum hoogte <br />
van het statief is de hoogte waarop je door de zoeker van je camera kijkt <br />
Soorten statieven: <br />
Driepoot – Tripod <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
12
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
eenbeen – monopod <br />
minipod – pocketpod <br />
Statiefkoppen <br />
Balhoofd <br />
3 weg statiefkop <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
13
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
quick release plate <br />
panoramakop <br />
Wil je elk risico op bewegingsonscherpte voorkomen? <br />
Pas dan deze tips toe in combinatie met het gebruik van een statief <br />
-‐ -‐Probeer geen gebruik te maken van de ontspanknop op je camera. Deze <br />
veroorzaakt trilling onscherpte wanneer je deze indrukt. <br />
-‐ -‐ Je kunt in plaats daarvan gebruik maken van de ingebouwde selftimer, die je <br />
instelt op 5 seconden. Dit geeft de camera de gelegenheid om ‘uit te trillen’ <br />
voordat de opname gemaakt wordt. <br />
-‐ -‐ Gebruik een afstandsbediening (draadloos of bedraad). <br />
-‐ -‐ Voor een absoluut bewegingsvrij beeld kun je naast de bovengenoemde <br />
maatregel ook nog spiegel opklappen voordat je de foto maakt. (op vele <br />
camera’s de Liveview of Mup (Mirror Up) stand). Daarmee sluit je eventuele <br />
trilling, veroorzaakt door het omhoog klappen van de spiegel uit. <br />
Licht meten <br />
In de digitale camera is een geavanceerde lichtmeter ingebouwd om het licht te <br />
meten. Dat is erg handig, maar om de lichtmeter te begrijpen, moet je eerst weten <br />
hoe hij werkt. <br />
Wanneer je een camera richt op een egaal wit vlak en je belicht automatisch, dan zal <br />
de foto een grijs vlak tonen. Datzelfde geldt wanneer je een egaal grijs vlak of een <br />
zwart vlak fotografeert. Dat komt omdat elke lichtmeter is ingesteld op een <br />
gemiddelde grijswaarde. Daarom is elke foto zodanig belicht, dat hij een gemiddelde <br />
grijswaarde heeft. In veel situaties is dit een goede keuze, maar soms, zoals een <br />
strandfoto of een nachtopname kan dit een verkeerd resultaat geven. Een strandfoto <br />
met veel licht zal door de belichtingsmeter te donker worden (licht wordt grijs dus <br />
overbelichten) en een nachtopname te licht (donker wordt grijs dus onderbelichten). <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
14
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
Wanneer je een foto maakt van een vlak wat gelijk <br />
is verdeeld in een wit deel, een grijs deel en een <br />
zwart deel zal het resultaat een foto zijn die er <br />
hetzelfde uitziet als het voorbeeld. Dat komt <br />
omdat de verschillende dekkingen gelijk zijn <br />
verdeeld. Daar is de belichtingsmeter op ingesteld. <br />
Wanneer je begrijpt dat de belichtingsmeter in je <br />
camera altijd probeert een gemiddelde belichting <br />
te realiseren (grijs) kun je ook begrijpen dat je in <br />
sommige situaties je foto bewust moet <br />
overbelichten of onderbelichten om het gewenste <br />
resultaat te krijgen. <br />
Er zijn twee methoden om licht te meten <br />
Indirecte lichtmethode of refelectiemeting à lichtmeting van het licht via het <br />
object naar de camera. Hierbij wordt de meting beïnvloed door ook de <br />
kleur/glans/structuur van het object. Deze methode pas je toe als je het licht meet <br />
met je camera. <br />
Directe lichtmeting of opvallende lichtmeting à lichtmeting vanaf het onderwerp <br />
naar de camera toe. Hierbij sluit je de glans, structuur/kleur van het object uit. Deze <br />
methode pas je meestal toe wanneer je gebruik maakt van een losse lichtmeter. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
15
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
De meest toegepaste meetmethode is de <br />
indirecte of reflectiemeting. Deze kan in <br />
eenzelfde verlichtingssituatie tot een heel <br />
resultaat leiden. In de volgende <br />
voorbeelden is het omgevingslicht voor <br />
alle situaties hetzelfde. <br />
Een fotograaf plaatst naast elkaar drie <br />
vlakken: Een wit, een middengrijs (of 18% <br />
grijs) en een zwart. Nu voert de fotograaf <br />
drie reflectiemetingen uit: <br />
• Meting 1: Op het middengijs vlak. De belichtingsmeter, geijkt op 18% grijs, meet <br />
licht en geeft een belichting (bv ISO 100 & 1/125 en F16). <br />
• Meting 2: Op het witte vlak. De belichtingsmeter, geijkt op 18% grijs, meet heel <br />
veel gereflecteerd licht en zal nu de sluitertijd verhogen of het diafragma verder <br />
te sluiten (bijvoorbeeld iso100 & 1/250 en F16). Opmerking: de meter <br />
interpreteert technisch correct dat er veel licht op de meter valt, maar vanuit de <br />
omgeving bekeken is er niets veranderd met de vorige situatie: feitelijk <br />
weerkaatst het onderwerp slechts veel van het omgevingslicht. Het resultaat van <br />
een foto met de gemeten belichting is nu een onderbelicht beeld van een wit <br />
vlak. <br />
• Meting 3: Op het zwarte vlak. De meter zal de belichting vergroten door de <br />
sluitertijd te verlagen of het diafragma verder te openen (bijvoorbeeld iso100 & <br />
1/60 en F16). Opmerking: de belichtingsmeter meet weinig gereflecteerd licht, <br />
maar wederom is er ten opzicht van de eerste meting niets aan het <br />
omgevingslicht veranderd. Het onderwerp reflecteert slechts weinig. Het <br />
resultaat is nu een overbelichte foto van een zwart vlak. <br />
Opmerking 1: Bij meting met een camera meet de fotograaf ieder vlak steeds <br />
beeldvullend.<br />
Opmerking 2: Indien alle gemaakt foto's ongecorrigeerd worden geprint, krijgt de <br />
fotograaf driemaal eenzelfde grijze foto. Immers alle foto's zijn belicht naar 18% <br />
grijs. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
16
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
Aanpassing van de belichting <br />
In het voorgaande voorbeeld kan de fotograaf of de lichtmeting of de belichting van <br />
de foto aanpassen. <br />
• Een alternatief is meten via de opvallend licht-‐meetmethode. In een opvallend <br />
licht meting, meet de fotograaf het aanwezige licht (dat constant en bovendien <br />
onafhankelijk is van het onderwerp) in plaats van het gereflecteerde licht dat <br />
verschillend is voor de drie vlakken. In het bovenstaande geval was dan <br />
waarschijnlijk een belichting van ISO 100 & 1/125 en F16 gevonden. Had de <br />
fotograaf alle drie de foto's met deze waarde belicht, dan was de grijze foto grijs <br />
geprint, de witte wit en de zwarte als zwart. <br />
• In sommige gevallen kan de fotograaf de belichting aanpassen met <br />
belichtingscompensatie. <br />
• Met een 18%-‐grijskaart. Deze wordt op de plaats van het onderwerp neergezet <br />
en vervolgens wordt de camera (en de ingebouwde belichtingsmeter) hierop <br />
(beeldvullend) gericht. De gemeten belichting is nu correct en bovendien <br />
onafhankelijk van het onderwerp. <br />
• Bij gebrek aan een 18%-‐kaart kan in geval van nood ook de palm van de hand <br />
worden gebruikt. Deze blijkt heel vaak overeen te stemmen met 18% grijs.] <br />
(bron [http://nl.wikipedia.org/wiki/Belichtingsmeter] <br />
Het meten van opvallend licht ofwel direct lichtmeting kan met behulp van een losse <br />
lichtmeter. Een goedkopere oplossing is gebruik van de expodisc. Voor de <br />
knutselaars is de kofferfilterzakje methode ook een optie (wel een gebleekte). <br />
Lichtmeter ca. €359 expodisc ca. €60 diy koffiefilter €0.0114 <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
17
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
In de meeste gevallen gebruik je echter de ingebouwde lichtmeter van je camera. Dit <br />
werkt tenslotte het snelst. Toch zijn er veel lichtomstandigheden waarbij je zelf moet <br />
kiezen of je een foto gaat onder-‐ of overbelichten. Nu je weet hoe een lichtmeter <br />
werkt, kun je gebruik maken van de eigenschappen en de beperkingen zoveel <br />
mogelijk proberen uit te sluiten. De meeste ingebouwde lichtmeters kunnen op <br />
verschillende manieren het licht meten <br />
Bij meervlaksmeeting meet de lichtmeter de gehele scene. In deze stand probeert <br />
de lichtmeter een zo goed mogelijke gemiddelde belichting te zoeken waarbij <br />
rekening wordt gehouden met de positie van het onderwerp, de helderheid, de <br />
achtergrond en de richting van het licht. Bij Nikon camera’s heet dit Matrixmeting, <br />
bij Canon heet dit Evaluatiemeting. Bij andere merken noemt men dit Pattern of <br />
patroonmeting. De meeste camera’s hebben een ingebouwde database met <br />
honderden belichtingssituaties. Op het moment van meten wordt de scene <br />
vergeleken met een vergelijkbare scene uit de database. Hierdoor zal de belichting in <br />
veel gevallen een goede waarde weergeven. <br />
De Centrum gewogen meting meet ook het hele beeld. Het verschil met <br />
meervlaksmeting is dat de nadruk licht op het centrum van het beeld. Dit bepaalt <br />
voor 60 tot 80% de meting. De camera past bij deze methode minder automatische <br />
correcties toe zoals bij meervlaksmeeting. De meervlaksmeting en Centrum gewogen <br />
meetmethode zijn geschikt voor situaties waarbij snel handelen noodzakelijk is zoals <br />
bij reportages en spontaan genomen foto’s . <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
18
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
Bij Deelmeting wordt alleen het centrum van het beeld gemeten. In de zoeker wordt <br />
aangegeven welk deel wordt gemeten. Deze methode kun je het beste toepassen bij <br />
grote verschillen tussen licht en donker. Je richt het meetgedeelte daarbij op het <br />
hoofdonderwerp <br />
Spotmeting gaat nog een stap verder. Het meetveld beslaat slechts 2,5 tot 3% van <br />
het hele beeld. De meting is hierdoor nauwkeurig maar dient zorgvuldig te worden <br />
toegepast. Het vereist een geoefend oog voor lichtverschillen <br />
Praktijkvoorbeeld lichtmeten <br />
Wanneer je bij een bruidsreportage het licht <br />
indirect meet op de witte jurk zal de jurk op de <br />
foto grijs worden weergegeven; de hele foto <br />
wordt onderbelicht en je raakt details kwijt in <br />
de donkere partijen <br />
Een indirecte lichtmeting op het zwarte pak <br />
zorgt dat het pak grijs wordt weergegeven <br />
op de foto; de foto is overbelicht. Je verliest <br />
details in de lichte partijen <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
19
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
Wanneer je een directe lichtmeting doet of <br />
een indirecte lichtmeting op een grijskaart <br />
wordt wit als wit en zwart als zwart <br />
weergegeven <br />
Voorbeeld Lichtmeting landschapsfotografie <br />
Meet het donkerste punt en het lichtste punt van het onderwerp. Dit doe je met een <br />
spotmeting. <br />
Voorbeeld: <br />
Licht punt -‐> 1/1000 sec bij f 5,6 <br />
Donker punt -‐> 1/125 sec bij f 5.6 <br />
Er is een verschil van drie stops , het gemiddelde is dan 1/500 sec bij ƒ5.6. <br />
Hoe nauwkeuriger je een foto belicht, hoe meer details je overhoudt. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
20
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
Nog meer praktijkvoorbeelden <br />
Ik zag dit tafereel <br />
Mijn camera zag dit <br />
Conclusie: overbelichten bij lichte onderwerpen zoals sneeuw en strandtaferelen om <br />
het gewenste effect te krijgen. <br />
Ik zag dit <br />
Mijn camera zag dit <br />
Conclusie: bij donkere onderwerpen ofwel Low Key onderwerpen moet je <br />
onderbelichten om het gewenste effect te krijgen. <br />
Histogram <br />
Meteen na het maken van een foto kun je het resultaat bekijken op het lcd scherm <br />
van je camera. De weergave op het schermpje geeft een indicatie of de foto goed <br />
belicht is. Bedenk echter dat dit schermpje slechts een beperkt aantal kleuren/tinten <br />
kan weergeven. Een veel objectievere weergave van de belichting is via het <br />
histogram. De meeste camera’s bieden de mogelijkheid om dit histogram weer te <br />
geven op het scherm. Het histogram is een grafiek die je foto weergeeft in 256 <br />
helderheden <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
21
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
De horizontale as (X-‐as) toont links de donkerste delen van de foto en rechts de <br />
lichtste delen. In het midden wordt het neutrale (grijze) deel van de foto <br />
weergegeven. Op de verticale as (de Y-‐as) worden de hoeveelheid pixels <br />
weergegeven voor de betreffende helderheid <br />
Histogram <br />
Je kunt vaak op je camera instellen wat het histogram weergeeft. Omdat je foto is <br />
opgebouwd uit drie kleuren, rood groen en blauw (RGB), waarover later meer, kun je <br />
deze apart of gecombineerd weergeven. Om het overzichtelijk te maken kun je het <br />
beste de weergave instellen op RGB, waarbij alle kleuren worden weergegeven in <br />
één diagram <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
22
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
Hoe lees je een histogram? <br />
Door het bekijken van het histogram kun je zien of je foto onder-‐ over-‐ of juist is <br />
belicht. <br />
Zijn er aan de linkerkant de grootste pieken te zien, dan is de foto donker. Zijn de <br />
pieken aan de rechterkant het hoogst, dan is de foto licht; meer pixels zijn in het <br />
lichte deel. <br />
Er bestaat geen ideaal histogram waaraan je foto moet voldoen. Zolang de hoogste <br />
delen van de grafiek niet buiten het kader vallen, weet je dat er geen delen van je <br />
foto over-‐ of onderbelicht zijn. Je moet opletten wanneer er pieken van het <br />
histogram over de rand gaan. Die delen bevatten geen beeldinformatie en kunnen <br />
dus niet worden weergegeven. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
23
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
Knipperend beeld <br />
Er is nog een andere manier om direct te zien op het scherm van camera of je foto <br />
overbelicht is. Via het ‘weergave’ menu op je camera zoek je de instelling ‘weergave <br />
hoge lichten’. Als je deze optie activeert zullen de overbelichte delen in je foto zwart <br />
knipperen Zo kun je direct zien of er belangrijke delen in je foto overbelicht zijn. <br />
Soms is het niet erg als er bepaalde delen overbelicht zijn; bijvoorbeeld de reflectie <br />
van je flitser op een glimmend oppervlak, een lamp of de maan. <br />
Over of onderbelichten? <br />
Voor de perfect belichte foto is het goed om te weten dat de camerasensor <br />
gevoeliger is voor overbelichting dan voor onderbelichting. Daarom is het beter om <br />
je belichting af te stemmen op de lichtste delen. Door te zorgen dat er nog <br />
doortekening zit in de lichtste delen vermijd je uitgebleekte delen in de lichte <br />
partijen. De lichte delen van je foto bevatten de meeste beeldinformatie. Dat is de <br />
reden waarom een lichtere foto vaak meer geheugen (MB’s) in beslag neemt dan <br />
een donkere foto <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
24
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 2 <br />
is m <br />
LOW KEY -‐> De donkere partijen zijn het meest vertegenwoordigd. Het histogram zal <br />
naar de donkere kant staan maar dat is in dit geval de bedoeling van de fotograaf. <br />
HIGH KEY -‐> De lichte partijen zijn het meest vertegenwoordigd. Het histogram zal <br />
naar de lichte kant staan. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
25
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 3 <br />
Bestandsformaten, fotobewerking <br />
In deze les maak je kennis met de verschillende bestandsformaten en hun <br />
eigenschappen. Je leert hoe je beelden vanuit de camera importeert, selecteert en <br />
archiveert in Lightroom. De workflow van Lightroom wordt behandelt en je krijgt tips <br />
voor het omzetten en bewerken van RAW bestanden <br />
Bestandsformaten <br />
JPG/JPEG (= Joint Photographic Experts Group) <br />
voordeel: relatief klein bestandsformaat. Kiezen welke kwaliteit van 1 t/m 12 <br />
nadeel: gecomprimeerd > kwaliteitsverlies, lagen worden niet opgeslagen <br />
TIFF (= Tagged Image File Format) <br />
voordeel: geen kwaliteitsverlies-‐ compatibel – lagen worden opgeslagen <br />
nadeel: grote bestanden <br />
PSD = (PhotoShop Document): <br />
voordeel: te bewerken foto’s bewaren -‐ lagen -‐ kanalen <br />
tekst -‐ geluid wordt opgeslagen -‐ verliesvrij gecomprimeerd <br />
nadeel: minder courant dan TIFF <br />
RAW = ruw: <br />
voordeel: onbewerkte informatie van camera -‐ verliesvrij <br />
nadeel: grote bestanden – niet uitwisselbaar > converteren: – elk merk heeft eigen <br />
RAW formaat -‐ NEF -‐ CR2 -‐ CRW -‐ ARW -‐ ORF -‐ RW2 -‐ PTX -‐ SRW -‐ X3F <br />
DNG = Digitaal NeGatief <br />
Voordeel: Universeel – kleiner dan RAW -‐ verliesvrij <br />
Nadeel: converteren > duurt iets langer. <br />
Het converteren van RAW naar DNG kan bij het overzetten naar de computer. Je kan <br />
hier precies hetzelfde mee als met RAW. De meeste fotobewerkingsprogramma’s <br />
kunnen het DNG formaat lezen en bewerken. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
26
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 3 <br />
Op de Adobe site staat een gratis programma genaamd ‘dng convertor’. Dit <br />
programma zet raw om naar dng. <br />
Welk programma? <br />
Er zijn heel veel programma’s waarmee je foto’s kunt bewerken. <br />
Er zijn gratis programma’s; <br />
Programma’s voor Windows: Pixia, Fastone Image Viewer, Irfanview, Zoner Photo <br />
Studio Free, PhoXo <br />
Programma’s voor Mac en Windows: Picasa, XnView, Gimp <br />
Programma’s voor MAC: Xee, <br />
Deze programma’s kunnen veel verschillende bestandsformaten lezen en bewerken. <br />
Van de betaalde programma’s zijn Photoshop. Photoshop elements en Photoshop <br />
Lightroom de meest bekende programma’s. Het verschil tussen het zeer uitgebreide <br />
Photoshop en Photoshop Elements: Photoshop Elements is een <br />
‘uitgeklede’ versie van Photoshop. Het is een introductie versie voor de beginnende <br />
gebruiker/consument. Veel (ingewikkelde, geavanceerde) functies zijn er uitgelaten <br />
en de functies bij Elements zijn iets meer voorgeprogrammeerd, waar bij Photoshop <br />
juist de gebruiker zelf meer zelf moet instellen. <br />
Lightroom is gemaakt voor digitale fotografen, terwijl Photoshop is ontwikkeld voor <br />
o.a. fotografen, illustratoren en grafisch ontwerpers. <br />
In deze basiscursus werken we met Lightroom versie 6 en CC: De menuopbouw kan <br />
afwijken, indien je gebruik maakt van een oudere versie. <br />
De <strong>module</strong>s van Lightroom <br />
Het programma Lightroom is ontwikkeld door Adobe in nauwe samenwerking met <br />
professionele fotografen. Er is gekozen voor een indeling in ‘<strong>module</strong>s’ die je als tabs <br />
bovenaan het scherm ziet. De <strong>module</strong>s zijn: Bibliotheek, Ontwikkelen, Kaart, Boek, <br />
Presentatie, Afdrukken en Web. De opbouw is logisch. Je werkt van links naar rechts. <br />
De foto’s worden eerst via de bibliotheek in een catalogus geplaatst, vervolgens <br />
worden de foto’s bewerkt in de ontwikkel<strong>module</strong>. Met de ‘Kaart’ <strong>module</strong> kun je <br />
locatiegegevens (GPS) van de foto lezen als de camera dat ondersteunt of toevoegen <br />
op de wereldkaart. Ten slotte kies je voor een manier om de foto te publiceren. Dat <br />
kan in een fotoboek, een afdruk of in een Web album. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
27
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 3 <br />
Bibliotheek <br />
In deze <strong>module</strong> worden de gegevens van foto’s in een catalogus gezet. Net als bij <br />
een echte bibliotheek de catalogus de beschrijving van de boeken bevat, is dat bij <br />
Lightroom ook het geval. De catalogus verwijst naar de fysieke plaats van de foto en <br />
bevat alle gegevens van de foto zoals trefwoorden, technische gegevens van de foto. <br />
Ook worden alle bewerkingen die je met Lightroom uitvoert, opgeslagen in de <br />
catalogus. Het eigenlijke fotobestand blijft in de map staan waarin deze is <br />
opgeslagen op de computer. Op die manier is het Lightroom catalogusbestand <br />
relatief klein en blijft het programma snel werken. Via de bibliotheek <strong>module</strong> kun je <br />
foto’s op verschillende manieren catalogiseren en terugvinden. Hoe meer gegevens <br />
je opslaat bij het importeren van de foto’s, hoe eenvoudiger het is om ze terug te <br />
vinden. <br />
Ontwikkelen <br />
Zoals de naam doet vermoeden, ontwikkel je in deze <strong>module</strong> je foto. De naam <br />
verwijst naar de analoge tijd waarin een foto moest worden ontwikkeld, voordat die <br />
kon worden afgedrukt. In deze <strong>module</strong> kunnen alle mogelijke bewerkingen worden <br />
uitgevoerd. De belichting, de kleuren en de scherpte worden hier aangepast. Ook <br />
hier geldt: De basis dient een goed belichte, scherpe foto te zijn. Zelfs Lightroom kan <br />
van een onderbelichte of onscherpe foto geen goede foto maken. Alle bewerkingen <br />
die je in de ontwikkel<strong>module</strong> uitvoert, worden in een apart bestandje opgeslagen. <br />
Het originele bestand blijft onaangetast, deze methode heet ‘niet destructief’. <br />
Kaart <br />
Veel camera’s hebben een ingebouwde GPS <strong>module</strong>. Daarmee wordt de exacte <br />
locatie waar de foto gemaakt is, opgeslagen. In de ‘Kaart’ <strong>module</strong> kunnen deze <br />
gegevens worden geprojecteerd op een wereldkaart. Via deze <strong>module</strong> is het ook <br />
mogelijk om locatiegegevens toe te voegen aan een foto. <br />
Boek, Presentatie, Afdrukken en WEB <br />
Deze <strong>module</strong>s hebben alle te maken met de presentatie van de foto’s. Via ‘Boek’ kan <br />
er direct vanuit Lightroom een fotoboek worden samengesteld en besteld via Blurb, <br />
de samenwerkingspartner van Adobe. Met de presentatie<strong>module</strong> maak je eenvoudig <br />
een digitale presentatie voor een beeldscherm. De mogelijkheden van de <strong>module</strong> <br />
‘Afdrukken’ zijn zeer uitgebreid. Van een enkele afdruk tot combinatiesets voor bv <br />
schoolfoto’s zijn eenvoudig in te stellen. Goed om te weten dat Lightroom <br />
kleurbeheer ondersteunt. Noodzakelijk voor de juiste weergave van kleuren op een <br />
print. Wanneer je foto’s in een webalbum wil presenteren heb je veel plezier van de <br />
<strong>module</strong> Web. Hiermee maak je in een handomdraai een fraai webalbum, dat je <br />
direct online kan publiceren. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
28
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 3 <br />
Workflow in Lightroom <br />
Importeren <br />
Zodra je een camera of een geheugenkaart aan je pc of MAC aansluit, verschijnt het <br />
venster importeren. Dit is de standaardinstelling in Lightroom. In de voorkeuren in <br />
het menu Lightroom (Mac) of Bewerken (PC) kun je op het tabblad Algemeen <br />
automatisch importeren aan of uitzetten. Je bepaalt zelf waar de foto’s naar toe <br />
gekopieerd worden, in welk bestandsformaat, of je eventueel bestandsnamen wil <br />
wijzigen en of je meer informatie wil toevoegen. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
29
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 3 <br />
1. Selecteer de <strong>module</strong> Bibliotheek (de tekst ‘Bibliotheek’ wordt wit). <br />
2. Selecteer de knop importeren, links onderin. <br />
Er opent een nieuw venster. <br />
3. In het linker gedeelte selecteer je de ‘bron’. Daarvandaan moet Lightroom je <br />
foto’s importeren. Dit kan een camera zijn, een USB stick of een <br />
geheugenkaart. <br />
4. In deze balk selecteer je wat er moet gebeuren tijdens de overdracht. <br />
-‐ kopiëren als DNG: De RAW bestanden worden omgezet naar DNG formaat <br />
en <br />
gekopieerd naar de plaats die je hebt gekozen. <br />
-‐ Kopiëren: De bestanden worden gekopieerd naar de gekozen plaats <br />
-‐ Verplaatsen: Hierbij worden de foto’s van de ene plaats naar de andere <br />
verplaatst. Dit is alleen mogelijk met foto’s die op de harde schijf staan. <br />
Lightroom is zo ingesteld dat er geen foto’s vanaf een geheugenkaart naar <br />
een <br />
schijf worden verplaatst. Dit is om te voorkomen dat per ongeluk foto’s wist. <br />
-‐ Toevoegen: bij deze optie worden de geselecteerde foto’s toegevoegd aan <br />
de catalogus zonder dat ze verplaatst worden. <br />
5. In het rechterdeel van de balk kies je waar je foto’s naar toe gekopieerd of <br />
verplaatst worden. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
30
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 3 <br />
Ontwikkelen <br />
Het ontwikkelen van foto’s: stap 6 t/m 10<br />
6: selecteer in de bovenbalk de <strong>module</strong> ontwikkelen <br />
7: De rechterbalk bevat acht deelvensters voor algemene beeldbewerking en een <br />
werkbalk om je foto bij te snijden en lokale aanpassingen. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
31
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 3 <br />
De bewerkingen kun je het beste van boven naar beneden uitvoeren. Als eerste de <br />
deelmenu’s op de verticale balk en daarna de lokale aanpassingen. Je begint door op <br />
het pijltje te drukken aan de rechterkant van het menu Standaard. In het <br />
opengeklapte menu kun je de kleur, tint en presentie van de foto aanpassen door de <br />
schuiven te verplaatsen. <br />
TIP: Je kunt dit menu personaliseren. Klik met de rechtermuisknop ( Mac ctrl klik) op <br />
de titelbalk van een deelvenster. Er verschijnt een menu waarin je kunt aanvinken <br />
welke deelvensters er actief zijn. Je kunt de deelvensters uitvinken die je niet gebruikt. <br />
Zet een vinkje bij solomodus om een deelvenster tegelijk te openen, daarmee wordt <br />
het overzichtelijker werken. <br />
Het tweede submenu is Kleurtintcurve. Via dit menu kun je, net als in het <br />
standaardmenu, kleuraanpassingen uitvoeren maar op een andere manier. Je past <br />
hier namelijk de curve aan door de curve te slepen, d.m.v. de driehoekjes onder het <br />
diagram of met de schuifregelaar. Er is een aantal voorinstellingen onder het <br />
submenu puntcurve beschikbaar, zoals lineair, normaal contrast en hoog contrast. <br />
Het effect is direct zichtbaar op de foto. In dit deelvenster bevindt zich ook de <br />
functie doelaanpassing. Dit is een klein knopje links boven in de vorm van een <br />
dubbellijnige cirkel. Als je daar op klikt, verschijnen er boven en onder dit knopje een <br />
driehoekje en de muis aanwijzer wordt aangepast. Ga met de muis op een bepaalde <br />
lichte of donkere partij op de foto staan. Met de pijltjestoetsen of door de muis van <br />
boven naar beneden te bewegen, kun je de donkere of lichte partijen beïnvloeden. <br />
Het Submenu HSL/kleur/zwart-‐wit kun je de kleuren in je afbeelding aanpassen op <br />
basis van acht kleurkanalen. Je selecteert een van de woorden om dat onderdeel te <br />
activeren. <br />
Met HSL en kleur pas je de kleurtoon (Hue), verzadiging (Saturation) en helderheid <br />
(Luminance) aan. De werking is pas echt zinvol in combinatie met het <br />
doelaanpassings gereedschap geactiveerd (het dubbele cirkeltje). Je kunt hiermee <br />
lokale kleuraanpassingen per kleurgebied realiseren. Pas dit gereedschap met mate <br />
toe om je foto een natuurlijke kleur te laten houden. <br />
Gesplitste tinten ken je misschien beter onder de naam duotoon. Als je een foto <br />
hebt met een geschikt onderwerp kan dit mooie effecten opleveren. De werkwijze is <br />
eenvoudig. Zet in het deelvenster zwart-‐wit de foto om naar een contrastrijke zwart-wit<br />
foto. Open vervolgens het deelvenster gesplitste tinten en verhoog de <br />
verzadiging van hooglichten en/of schaduwen. Wijzig de kleurtoon en combineer de <br />
instellingen tot het gewenste effect is bereikt. In het deelvenster Details kun je je <br />
foto verscherpen en de ruis verminderen. Pas dit met mate toe. Kies een straal van <br />
ca. 0,5 en de hoeveelheid maximaal 120. Met de schuifknop details wordt de <br />
scherpte hoger. De schuif masker schermt gebieden af met minder scherpe <br />
overgangen. Door de maskerwaarde te verhogen, wordt de ruis buiten het <br />
verscherpingssgebied gehouden. In dit deelvenster is er ook de mogelijkheid om de <br />
twee soorten ruis te verminderen. De helderheid (luminantie) en kleur (kleurtint). <br />
Met de laatste worden de ‘vuile’ kleurvlakken schoongemaakt. De ruis krijgt hierdoor <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
32
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 3 <br />
het uiterlijk van kleine korreltjes, vergelijkbaar met analoge korrel. Met luminantie <br />
verwijder je de korrel, maar dit gaat ten koste van de details. Pas dit met mate toe. <br />
Het deelvenster Lenscorrectie is ontworpen om eventuele lensfouten te corrigeren. <br />
Dit kan geheel automatisch. Door onder de optie standaard de correctie en <br />
kleurafwijking aan te vinken wordt de foto automatisch gecorrigeerd op basis van de <br />
metagegevens over de combinatie van camera en objectief. Met de optie handmatig <br />
kunnen eventuele vervormingen handmatig worden aangepast. <br />
De optie upright is speciaal ontwikkeld om perspectivisch verloop en een scheve <br />
horizon te corrigeren. Ook dit kan automatisch uitgevoerd worden. <br />
Met het deelvenster effecten kunnen vignetering (donker of licht verloop naar de <br />
hoeken toe) en korrel worden toegevoegd. Deze beeldfouten worden vooral in <br />
zwart-‐wit foto’s als creatief effect gebruikt. <br />
Het laatste deelvenster heet camerakalibratie. Als je niet tevreden bent over de <br />
standaard kleuromzetting, zoals dat gebeurt door de conversiesoftware van adobe <br />
kan er een ander profiel worden gekozen. <br />
8. Als alle aanpassingen naar tevredenheid zijn sla je de bewerkte op. Dit doe je door <br />
terug te gaan naar de tab bibliotheek door op die tab te klikken. <br />
9. Kies vervolgens links onderaan het venster de knop exporteren. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
33
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 3 <br />
10. Er verschijnt een dialoogvenster met een aantal Lightroom voorinstellingen <br />
waarbij je de foto kunt opslaan om deze te mailen, op een dvd te branden of op te <br />
slaan op een vaste schijf. Allereerst kies je in het dialoogvenster wat je met de foto <br />
wil doen. Bovenin de balk kies je in het menu Exporteren naar. E-‐mail, vaste schijf of <br />
cd/dvd. In de meeste gevallen exporteer je de foto als TIFF of JPG bestand. Daarom <br />
bespreken we deze exportopties. <br />
Van boven naar beneden zie je de volgende menuonderdelen: <br />
Exportlocatie: Hier bepaal je op welke plaats het bestand wordt opgeslagen. Het <br />
handigst is om hier te kiezen voor de optie ‘Map later kiezen’, ‘toevoegen aan <br />
catalogus’ aan te vinken en te kiezen voor de optie ‘Vragen wat de volgende stap is’. <br />
Wanneer je kiest voor deze instellingen is deze voorinstelling universeel te gebruiken <br />
voor meerdere exportbewerkingen . <br />
Bestandsnaamgeving: In dit dialoogvenster kun je bestanden een andere naam <br />
geven. Er zijn verschillende voorinstellingen maar je kunt ook zelf met de <br />
bestandsnaamsjablooneditor bepalen aan welke criteria de bestandsnaam moet <br />
voldoen. Wanneer je het vakje ‘Naam wijzigen in’ niet aanvinkt, blijft de <br />
bestandsnaam ongewijzigd. <br />
Video: Lightroom is beperkt geschikt als video bewerkprogramma. Via dit veld kun <br />
je video’s importeren en bepalen op welke manier dat moet gebeuren. Maak bv van <br />
een full-‐HD film een kleiner bestandsformaat. Dit veld blijft grijs als je foto’s <br />
exporteert. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
34
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 3 <br />
Bestandsinstellingen: Je kunt de foto exporteren als JPEG, TIFF, DNG of PSD bestand. <br />
Voor elk bestandsformaat kun je kiezen uit verschillende compressietechnieken. Hoe <br />
hoger de compressie, hoe lager de kwaliteit van de opgeslagen foto. Afhankelijk van <br />
het publicatiemedium bepaal je in welk bestandsformaat de foto wordt opgeslagen. <br />
Afbeeldingsgrootte: Wanneer je het vakje ‘Passend maken’ aanvinkt, kun je kiezen <br />
uit verschillende manieren om het formaat van de foto aan te passen. Een mooie <br />
optie is ‘lange rand’. Je geeft hier aan hoeveel pixels of cm de lange zijde moet <br />
worden en de korte zijde wordt in verhouding aangepast. Wanneer je een foto voor <br />
een website gaat opslaan kies je voor 72 pixels per inch. Voor drukwerk kies je 300 <br />
pixels per inch. Maak de foto in deze fase niet groter dan de oorspronkelijke <br />
afmetingen om kwaliteitsverlies te voorkomen. <br />
Uitvoer verscherpen: Kies hier voor verscherpen voor beeldscherm, dof papier of <br />
glanzend papier. In de meeste gevallen is de instelling ‘standaard’ voldoende. <br />
Realiseer je dat deze verscherping bovenop de verscherping komt, die je bij het <br />
ontwikkelen van de foto hebt toegepast. <br />
Metagegevens: Hier kun je bepalen welke metagegevens worden opgeslagen bij de <br />
foto. Voor privacy redenen kun je besluiten om de persoonsinfo en de locatie-‐ info <br />
niet op te slaan. Ook kun je de trefwoorden opslaan in dezelfde hiërarchie als in de <br />
Lightroom bibliotheek. <br />
Watermerken: een handige optie om je foto’s in serie te voorzien van een <br />
watermerk. Dit kan zowel een tekst als een logo zijn. Via de optie ‘watermerken <br />
bewerken’ maak je je persoonlijke watermerk. <br />
Naverwerking: hiermee bepaal je wat er na de export moet gebeuren. Je hebt de <br />
keuze uit; niets doen, tonen in finder of de foto te openen in een ander programma <br />
zoals Photoshop voor verdere bewerking. <br />
Na het instellen van alle voorinstellingen is het handig om deze op te slaan. Via de <br />
knop ‘toevoegen’ links onderaan het deelvenster ‘een bestand exporteren’ sla je de <br />
voorinstelling op met een zelf gekozen naam. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
35
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Licht , kleur, objectieven, cropfactor <br />
Licht is de basis voor elke foto die je maakt. Zonder licht geen foto’s. Daarom is het <br />
goed om meer te weten over wat licht precies is. <br />
LICHT = slechts een klein gedeelte van het elektromagnetische spectrum Dit deel <br />
kunnen we zien. Andere delen van het spectrum kunnen we voelen of horen. <br />
KLEUR à reflectie van belichte voorwerpen; ze reflecteren (een mengsel van) <br />
kleuren welke niet door het voorwerp worden geabsorbeerd. <br />
- een wit voorwerp reflecteert het ontvangen licht volledig <br />
- een zwart voorwerp absorbeert al het opvallende licht. <br />
- een gekleurd voorwerp reflecteert de kleur die het niet absorbeert. Of het is de <br />
enige licht-‐kleur die er op valt. <br />
Hoe zien we licht en kleur? <br />
In ons oog bevinden zich kegeltjes en staafjes. Met de staafjes neem je licht en <br />
donker waar. Kleur kun je onderscheiden met de kegeltjes. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
36
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
De sensor van een digitale camera kan geen kleur onderscheiden, maar slechts <br />
verschillen in lichtintensiteit vastleggen. Toch worden er foto’s in kleur opgeslagen <br />
op je geheugenkaart. Hoe kan dit? <br />
Voor de sensor is een patroon van minuscule filtertjes geplaatst in de kleuren Rood, <br />
Groen en Blauw. Elk filtertje laat de eigen kleur door. Door de drie basiskleuren op <br />
een bepaalde manier te rangschikken (rij bij rij, pixel bij pixel) en deze later op een <br />
juiste manier uit te lezen, ‘weet’ de camera welke kleuren er in de foto voorkomen <br />
en hoe deze gemengd moeten worden. Drie fotogevoelige cellen (RGB) vormen later <br />
één pixel. <br />
Kleursystemen <br />
Met enkele basiskleuren kun je, door deze te mengen, miljoenen kleuren creëren. Er <br />
zijn verschillende kleursystemen. Elk kleursysteem mengt de kleuren op een andere <br />
manier en geeft een ander resultaat. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
37
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Additieve kleurmenging – <br />
Deze kleurmenging vindt plaats bij het mengen van <br />
licht. Dit systeem wordt bijvoorbeeld toegepast in <br />
Tv’s , computerbeeldschermen en in digitale <br />
camera’s. Het systeem is gebaseerd op het mengen <br />
van licht van verschillende kleuren. <br />
Wit licht bestaat uit de samenvoeging van een <br />
groot aantal kleuren. Die verschillende kleuren kun <br />
je waarnemen wanneer het witte licht wordt <br />
gesplitst door een waterdruppel of een prisma. Dan <br />
ontstaat er een regenboog. De kleuren hebben <br />
altijd dezelfde volgorde; van rood naar violet. <br />
De hoofdkleuren in dit systeem zijn Rood Groen en Blauw (RGB). Meng ze door met <br />
dezelfde intensiteit en het resultaat is wit licht. <br />
Subtractieve kleurmenging <br />
Dit is het tweede kleursysteem waarmee je als <br />
fotograaf te maken hebt. Dit is gebaseerd op <br />
het uitdoven van lichtintensiteit, bijvoorbeeld <br />
door het mengen van verf of inkt. Het <br />
kleursysteem is gebaseerd op het absorberen <br />
van licht op het object, dus bijvoorbeeld <br />
drukwerk of een foto afdruk. <br />
De basiskleuren zijn Cyaan -‐ Magenta – Yellow <br />
en Zwart. <br />
Meng ze in dezelfde verhouding door elkaar en <br />
je krijgt zwart. <br />
CMYK = Cyaan -‐ Magenta -‐ Yellow -‐ Zwart (Kraft of Key) <br />
Wanneer op de witte ondergrond een van de drie subtractieve primaire <br />
kleuren cyaan (Cyan), magenta (Magenta) en geel (Yellow) wordt aangebracht, <br />
wordt de complementaire kleur van die primaire kleur geabsorbeerd: dus <br />
respectievelijk de secundaire kleuren rood, groen en blauw. Worden cyaan en geel <br />
over elkaar aangebracht dan worden dus respectievelijk rood en blauw <br />
geabsorbeerd en blijft groen over. Bij cyaan en magenta worden respectievelijk rood <br />
en groen geabsorbeerd en resteert blauw. Bij geel en magenta worden groen en <br />
blauw geabsorbeerd en ziet men dus rood. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
38
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Als fotograaf heb je te maken met dit kleursysteem wanneer je een foto afdrukt in <br />
een printer of wanneer je foto afgedrukt wordt in een tijdschrift of boek <br />
CMYK is een kleurruimte met veel nadelen t.o.v. RGB. Je RGB foto moet echter <br />
worden omgezet naar CMYK wanneer er een print of drukwerk van wordt gemaakt. <br />
Belangrijk is dan wel dat je de eigenschappen van het apparaat kent en het gebruikte <br />
papier. Dat is vrijwel nooit het geval. Laat daarom het apparaat waarmee de print <br />
wordt gemaakt de omzetting uitvoeren. In professionele bedrijven wordt die <br />
omzetting uitgevoerd via een RIP (Raster Image Processor). <br />
Met het additieve kleursysteem is het mogelijk om 16,7 miljoen kleuren weer te <br />
geven. Dit is slechts een deel van wat het menselijk oog kan waarnemen. In <br />
onderstaande afbeelding zie je het verschil in kleurbereik tussen het menselijk oog <br />
en RGB. De hele boog laat de LAB kleurruimte zien, dit is wat wij met onze ogen <br />
waarnemen. Het kleurbereik van RGB kleurprofiel wordt binnen de driehoek <br />
afgebeeld. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
39
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Adobe sRGB <br />
sRGB = kleurruimte die 'ongeveer' de kleurruimte van een printer weergeeft. Minder <br />
kleurruimte dan Adobe RGB. De meeste apparaten (camera’s. Printers, <br />
kleurenmonitoren) staan ingesteld op het beperkte kleurbereik van sRGB. Dat komt <br />
omdat de meeste apparatuur deze kleuren goed kan weergeven. <br />
De keuze van het juiste kleurprofiel heeft te maken met het medium waar de foto <br />
uiteindelijk mee getoond wordt. Voor een afdruk, of weergave op een website is de <br />
kleurruimte sRGB aan te bevelen. <br />
Adobe RGB <br />
Het kleurbereik van AdobeRGB bevat 16,7 miljoen kleuren. Dat is even veel als bij <br />
het sRGB profiel. Het verloop van de ene kleur naar de andere is bij het RGB profiel <br />
uitgebreider dan bij sRGB . Een foto met een RGB profiel bevat daardoor meer <br />
details dan met een sRGB profiel. <br />
Op je camera kun je instellen in welke kleurruimte je wilt werken, sRGB of <br />
AdobeRGB. Dit is belangrijk wanneer je foto’s maakt in Jpeg. In RAW wordt de <br />
gebruikte kleurruimte bepaald door het programma waarmee je het RAW bestand <br />
opent. <br />
TIP: Hou de foto's zo lang mogelijk in Adobe RGB en zet ze pas om in sRGB wanneer <br />
je een foto opstuurt om ze bijvoorbeeld te laten afdrukken. <br />
In dit diagram kun je zien dat het sRGB profiel <br />
ongeveer 20% minder kleuren weergeeft dan het <br />
RGB profiel. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
40
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Prophoto RGB profiel. <br />
Het Prophoto kleurenprofiel biedt het dubbele aantal kleuren van sRGB en 50% meer <br />
dan Adobe RGB. Dit is het enige kleurbereik waarbinnen alle kleuren die een <br />
professionele printer kan produceren passen. Het lijkt dus logisch om het ProPhoto <br />
RGB profile te kiezen. Het nadeel is dat je de foto moet bewerken in 16 bit om de <br />
gehele kleurruimte te gebruiken. Het vergt veel processorkracht en geheugen van je <br />
computer. <br />
Verder wordt dit profiel (nog) niet veel ondersteund door fabrikanten van camera’s, <br />
printers en monitoren. <br />
Daarnaast bevat ProPhoto RGB kleuren die afhankelijk van je monitor soms niet <br />
weergegeven kunnen worden. Je kunt dus niet goed zien wat je wijzigt in de <br />
extremen op het beeldscherm en loopt daarbij het risico dat bij het afdrukken er <br />
ongewenste kleuren in beeld komen. Maar in de toekomst, als monitoren met een <br />
groter kleurbereik betaalbaarder worden en de inkten steeds meer kleuren kunnen <br />
printen, heb je meer aan een kleurprofiel met de maximale kleuren dan een profiel <br />
waarvan de kleuren verloren zijn gegaan bij conversie naar Adobe RGB of sRGB. <br />
Wat is de beste optie? <br />
Wat is nu het beste? Om een kort antwoord te geven, is Adobe RGB de beste optie <br />
voor het zelf bewerken. Dit profiel bevat in 16-‐bit de meeste kleuren waardoor de <br />
overgangen tussen de kleuren vloeiender verlopen. <br />
Als je je afbeeldingen online gaat tonen of slechts kleine afdrukken gaat maken, dan <br />
is het beste om te exporteren naar sRGB. Als je deze optie ook gebruikt voor <br />
nabewerking van JPEG bestanden, dan neemt deze optie minder ruimte in, zodat je <br />
meer foto’s kwijt kunt op je geheugenkaart en harde schijf, het vereist minder <br />
nabewerking en de resultaten zijn in veel gevallen (voor het gebruik op internet of <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
41
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
kleine afdrukken) niet slechter. De prijs is wel dat je kleuren weggooit die je nooit <br />
meer terug krijgt, je kunt van sRGB nooit meer naar Adobe RGB. <br />
Het is dus een keuze voor het eenvoudiger bewerken met sRGB of de extra <br />
kleurruimte in Adobe RGB en dan converteren naar sRGB voor internet gebruik. <br />
De keuze vooraf in de camera is trouwens met name van belang als je in JPEG <br />
formaat fotografeert, want als je in RAW formaat fotografeert, wordt het kleurbereik <br />
bepaald door de optie die je kiest bij het importeren van de foto’s, de sensor levert <br />
meer kleuren dan in het sRGB en Adobe RGB bereik passen. In RAW formaat <br />
fotograferen is dan ook de enige methode om het grotere ProPhoto RGB kleurbereik <br />
te kunnen kiezen. <br />
KLEURTEMPERATUUR <br />
De kleur van het daglicht verandert voortdurend. Midden op de dag is het blauwig <br />
en ’s avonds rood. Onze ogen passen zich voortdurend aan wisselende <br />
lichtomstandigheden aan. Licht, dat wij ervaren als wit, heeft vaak wel een kleur. <br />
Dit heet kleurtemperatuur. Kleurtemperatuur wordt weergegeven in graden Kelvin. <br />
Daglicht -‐ 5000-‐5600 ˚K <br />
Flitslicht -‐ 5000-‐5500 ˚K <br />
Halogeenlicht -‐ 3600-‐3800 ˚K <br />
TL licht -‐ 3200-‐3400 ˚K <br />
Kunstlicht -‐ 2400-‐3800 ˚K <br />
Kaarslicht -‐ 1800-‐2000 ˚K <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
42
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
De camera meet de kleurtemperatuur van een scene en maakt er een neutrale kleur <br />
van. Deze neutrale kleur is de witbalans. Vaak levert de automatische instelling, de <br />
AWB of auto White balans, prima foto’s op, maar niet altijd. <br />
Foto met goede kleuren <br />
Als je een portret fotografeert tegen een gekleurde achtergrond, dan gaat het mis. <br />
De AWB zal deze kleur neutraal gaan maken. <br />
De achtergrond is een lichtgeel gekleurde muur. Met AWB wordt de foto blauw. <br />
Op deze foto zie je dat het gezicht een verkeerde kleur heeft gekregen. <br />
De algemene regel is, dat als één kleur domineert, het dan fout gaat. Want de AWB-instelling<br />
gaat uit van een gemiddelde situatie. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
43
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Witbalans voorkeuze <br />
Een eenvoudige manier om rekening te houden met de kleur van het licht, is om <br />
gebruik te maken van voorinstellingen die je via het menu op je camera kiest. Je kunt <br />
kiezen uit zonlicht, bewolkt licht, kunstlicht, tl licht en schaduw. Je moet natuurlijk <br />
wel de juiste voorkeuze instellen die passen bij de lichtomstandigheden. Het <br />
voordeel komt tot zijn recht wanneer je een serie maakt met dezelfde <br />
lichtomstandigheden. Achteraf hoef je nauwelijks de kleur te corrigeren, of de <br />
kleurcorrectie is voor alle foto’s uit die serie gelijk. <br />
Daglicht <br />
De daglichtinstelling heeft een zonnetje als symbool. Dat is niet toevallig gekozen. <br />
Wanneer je deze instelling kiest wanneer de zon schijnt, levert dat warme natuurlijke <br />
kleuren op die overeenkomen met hoe je het zonlicht ervaart. Met deze instelling <br />
wordt ook het mooie rood van een zonsondergang goed weergegeven. <br />
Schaduw <br />
De kleurtemperatuur van schaduw is hoger (dus blauwer) dan zonlicht. Wanneer je <br />
op een zonnige dag in de schaduw fotografeert en de camera instelt op schaduw, zal <br />
het relatief blauwe schaduwlicht als neutraal worden weergegeven. Als je de kleuren <br />
in de schaduw wat ‘koeler’ wil weergeven, kun je de witbalans beter op daglicht <br />
zetten. Het blijft een kwestie van smaak. <br />
Kunstlicht <br />
De witbalans voorkeuze kunstlicht is afgestemd op de kleur van halogeen verlichting <br />
(ca. 3800 ˚K). Deze lichtkleur zal dus als wit worden weergegeven. De warme gele <br />
kleur, wordt dus niet weergegeven in deze voorkeuze. Wanneer je dat toch wilt zien <br />
is de AWB een optie, omdat die de kleuren nooit zover corrigeert dat kunstlicht als <br />
zuiver wit wordt weergegeven. Ook hier geldt, voor beide mogelijkheden, dat je <br />
eerst moet uitproberen wat je mooi vindt. Het voordeel van de voorkeuze blijft dat <br />
de kleurweergave altijd, waar je dan ook bij kunstlicht foto’s maakt, weer hetzelfde <br />
zal worden. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
44
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Aanpassen <br />
Het is mogelijk om de kleurweergave van de witbalansvoorkeuze aan te passen. Hoe <br />
dat werkt wisselt per camera, maar je kunt met die instellingen bijvoorbeeld een wat <br />
koelere weergave voor de witbalansvoorkeuze bewolkt instellen. <br />
De zinvolle aanpassing is die op de horizontale schaal, van blauw naar oranje, van <br />
koel naar warm wat betreft de kleurweergave. <br />
De verticale aanpassing, magenta-‐groen, kan het beste met rust gelaten worden. <br />
NB: Bij Canon camera’s worden alle witbalans voorkeuzen tegelijk aangepast, daar <br />
heb je niet zo veel aan, bij alle andere merken kunnen ze allemaal apart worden <br />
bijgesteld. <br />
Eigen witbalans instellen <br />
Je fotografeert een neutrale grijze of witte kaart. Het is aan te bevelen om een grijs <br />
vlak te gebruiken als referentie, omdat wit overbelicht kan raken. Dan werkt het <br />
systeem niet. Op de camera stel je in dat dit neutraal is. Deze instelling bewaar je. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
45
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Dit werkt voor elke camera anders, in de gebruiksaanwijzing staat vermeld hoe je dit <br />
moet doen. <br />
Het aanpassingsscherm van sommige Nikon camera’s <br />
Een handig hulpmiddel om de witbalans in te stellen is de Expodisc of de Lastolite Ezybalance <br />
grijs/ witkaart <br />
ZOEKERINFORMATIE <br />
Een spiegelreflexcamera of DSLR heeft een zoeker. Via het oculair kijk je via een <br />
spiegel door de lens naar het onderwerp. De meest gebruikte klassieke zoeker is die <br />
van de spiegelreflexcamera, waarbij het beeld zoals het objectief dat projecteert <br />
voor de foto gemaakt wordt via een spiegel wordt afgebogen en op een matglas <br />
wordt afgebeeld. Daar kijk je dan naar, en op het moment dat de foto gemaakt <br />
wordt, klapt de spiegel even omhoog en wordt de foto gemaakt. <br />
Moderne digitale camera’s gebruiken <br />
daarnaast soms de optie om op een <br />
beeldscherm het videosignaal van de <br />
sensor te laten zien. Bij <br />
spiegelreflexcamera’s is dat soms <br />
een optie die dan ‘Liveview wordt <br />
genoemd. De zoeker is meestal <br />
voorzien van een mogelijkheid om de <br />
dioptrie aan te passen aan de <br />
oogsterkte. Dit is handig voor brildragers. Als de dioptrie goed is ingesteld kun je <br />
zonder bril scherp zien door de zoeker. Zodra je de camera aanzet zie je allerlei <br />
informatie in de zoeker. Wat je ziet hangt af van de instellingen van de camera. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
46
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
De basisinformatie die getoond <br />
wordt in de zoeker <br />
OBJECTIEVEN <br />
De officiële benaming van een cameralens is een objectief. Een lens is een <br />
enkelvoudig geslepen stuk glas, zoals een vergrootglas. <br />
Een aantal lenzen bij elkaar vormen een objectief. De taak van het objectief is het <br />
produceren van de afbeelding. Die afbeelding is een projectie van wat er zich voor de <br />
camera bevindt, de sensor zet dat geprojecteerde beeld om in de digitale foto. De <br />
kwaliteit van het objectief bepaalt hoe scherp de geprojecteerde afbeelding is. Dat is <br />
de basis voor de scherpte van de foto, waar ook de kwaliteit van de sensor en de <br />
software in de camera nog wel invloed op hebben. <br />
Het is noodzakelijk om een objectief op te bouwen uit meerdere lenzen om enkele <br />
fundamentele fouten op te lossen. Een veel voorkomende fout is dat niet alle <br />
kleuren op dezelfde afstand scherp worden afgebeeld. Een ander probleem is de <br />
vertekening die ontstaat bij sommige slijpvormen. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
47
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Door een objectief op te bouwen uit een aantal lenzen kunnen de fouten worden <br />
opgeheven door onderlinge compensatie. Een eenvoudig modern objectief bestaat <br />
uit minimaal 6 lenzen of lensdelen, een complex objectief kan wel uit 19 lenzen zijn <br />
opgebouwd. Extreme groothoeken en zoomobjectieven zijn dergelijke complexe <br />
objectieven. Het maken van dergelijke objectieven met voldoende kwaliteit kan <br />
alleen door het toepassen van special coatings op de lenzen. Dat zijn extreem dunne <br />
laagjes materiaal die op de oppervlaktes van de lenzen worden aangebracht. Hun <br />
voornaamste functie is het verminderen van reflecties. Die reflecties zouden anders <br />
bij de complexe objectieven de beeldkwaliteit tot een onaanvaardbaar niveau <br />
verlagen. <br />
Voor systeem en spiegelreflexcamera, is een groot aantal objectieven beschikbaar. <br />
Van Fish Eye tot ultra tele. Van shift en tilt tot macro. <br />
Wat voor de ene camera een standaardlens is, is voor de andere camera een <br />
telelens. Dit komt door de grootte van de sensor. We gaan nu even uit van een full <br />
frame camera, en voor de andere camera’s is er zowel goed als slecht nieuws. Dit <br />
komt later aan de orde. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
48
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Een groothoekobjectief brengt veel in beeld, want dit objectief heeft een grote <br />
beeldhoek. Dingen die dichtbij op de foto staan, worden groot afgebeeld, dingen die <br />
verder weg staan juist klein en ze lijken ver weg te staan. <br />
18 mm groothoek <br />
Een teleobjectief daarentegen laat minder zien, omdat de beeldhoek klein is. <br />
Voorwerpen op de achtergrond worden groot afgebeeld en lijken dichter bij elkaar <br />
te staan. <br />
135 mm tele <br />
14 mm 50 mm 180mm <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
49
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Als je een standaardobjectief gebruikt, dan komt dat overeen met het beeld dat wij <br />
met onze ogen hebben. Dit is het meest natuurlijke perspectief. Als je een andere <br />
lens gebruikt, dan krijg je een perspectivische vertekeningen. <br />
Zowel bij groothoek-‐ als bij teleobjectieven geldt dit. De perspectivische vertekening <br />
bij een groothoekobjectief is anders dan de vertekening van een teleobjectief. <br />
[foto met drie typen lenzen] <br />
Voor het maken van een portret, kun je het best gebruik maken van een matig <br />
teleobjectief. Dan zijn de verhoudingen van het gezicht het natuurlijkst. Je staat dan <br />
ongeveer op een meter afstand van het model. <br />
Een objectief is samengesteld uit een aantal lenzen. Een lens wordt in verschillende <br />
vormen geslepen. De vorm bepaalt hoe de invallende lichtstralen worden gericht. <br />
Lensvormen: <br />
Lenzen kunnen worden onderscheiden naar hun uiterlijke vorm (bol of hol) <br />
1: dubbelbol of biconvex <br />
2: vlakbol of planoconvex <br />
3 en 6: holbol, meniscus of concaaf-‐convex <br />
4: dubbelhol of biconcaaf <br />
5: vlakhol of planoconcaaf <br />
Onder een bolle (convexe) of positieve lens verstaan we een lens die aan beide zijden <br />
bol is (no. 1 in afbeelding hiernaast), aan één zijde bol en aan de ander zijde vlak is <br />
(2), of aan één zijde bol en aan de ander zodanig hol dat de kromming aan de bolle <br />
zijde groter is dan die aan de holle zijde (3). In het algemeen dus een lens die in het <br />
midden dikker is dan aan de rand. <br />
Onder een holle (concave) of negatieve lens verstaan we een lens die aan beide <br />
zijden hol is (4), aan één zijde hol en aan de andere vlak is (5), of aan één zijde hol en <br />
aan de ander zodanig bol dat de kromming aan de holle zijde groter is dan die aan de <br />
bolle zijde (6). In het algemeen dus een lens die in het midden dunner is dan aan de <br />
rand. <br />
In de volksmond wordt een holle (dus negatieve) lens vaak een verkleinende lens <br />
genoemd. Volgens datzelfde spraakgebruik zou een bolle (positieve) lens altijd <br />
vergroten, maar dat klopt niet altijd. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
50
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
De types 3 en 6 in de afbeelding worden ook wel meniscuslens genoemd. De <br />
meeste brillenglazen behoren tot deze categorie.] <br />
Bron http://nl.wikipedia.org/wiki/Lens_(optica)#Brandpunten_en_brandpuntsafstand <br />
Een bijzondere lensvorm is de asferische lens. Dit is een lens waar ten minste <br />
één lensoppervlak noch bolvormig(sferisch), noch vlak is, maar een afwijkende vorm <br />
heeft, bijvoorbeeld paraboloïdisch, hyperboloïdisch, Deze lensvorm wordt met name <br />
gebruikt in groothoek en zoomobjectieven. Door gebruik te maken van deze <br />
lensvormen wordt met name de lensfout sferische aberratie gecorrigeerd (zie <br />
hoofdstuk lensfouten). De fabricage van asferische oppervlakken is ingewikkelder <br />
dan die van sferische, waardoor objectieven met dergelijke elementen in verhouding <br />
vaak wat duurder zijn.] <br />
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Asferische_optiek <br />
Het brandpunt (of focus) van een lens is de plaats waar de stralen van een lichtbron <br />
na breking door de lens samenkomen (convergeren). De afstand tussen het midden <br />
van de lens en het <br />
zo bepaalde brandpunt heet <br />
brandpuntafstand. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
51
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Hoe kies je het juiste objectief? <br />
Om deze vraag te kunnen beantwoorden kan het volgende stappenplan je op weg <br />
helpen <br />
1. Welke onderwerpen ga je fotograferen? <br />
2. Welke brandpuntafstand heb je nodig? <br />
3. Wil je een zoomobjectief of een objectief met een vast brandpunt? <br />
4. Welke grootste diafragma opening heb ik nodig? <br />
5. Wil je een objectief van de camera fabrikant of een andere fabrikant? <br />
6. Welke extra opties heb je nodig <br />
7. Lezen van previews en vergelijken van prijzen, garantie en serviceverlening <br />
Bron: http://www.digitalespiegelreflex.com/lens-‐kiezen/ <br />
De beslisboom is uitgewerkt op deze website. <br />
standaard: 50mm, 46º hoek komt <br />
overeen met het menselijk oog <br />
groothoek: 24 tot 35mm, 75˚ tot 63˚ <br />
supergroothoek: 10 tot 24mm, 114˚ tot 84˚ <br />
fisheye: 5 tot 15mm, 180˚ tot 100˚ <br />
korte tele: 70 tot 105mm, 34˚ tot 20˚ <br />
tele: <br />
135 tot 200mm, 18˚ tot 12˚ <br />
super tele: 300 tot 600mm, 8˚ tot 4˚ <br />
groothoekobjectief: grote beeldhoek en korte brandpuntafstand <br />
teleobjectief: kleine beeldhoek en lange brandpuntafstand <br />
Beeldhoek = graden ˚ <br />
Brandpunt = mm <br />
De stelling dat de brandpuntsafstand bepalend is voor het perspectief is niet juist! <br />
Het perspectief wordt bepaald door de opname-‐afstand, en is dus door de afstand <br />
tussen de camera en het voorwerp dat wordt gefotografeerd. Hoe korter deze <br />
afstand is, hoe groter het gevoel van perspectief zal zijn. Omdat je bij het maken van <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
52
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
een opname met een korte brandpuntsafstand over het algemeen dichter bij een <br />
onderwerp staat, kun je het idee krijgen dat het brandpunt het perspectief bepaalt. <br />
Het vermelde brandpunt van een objectief is altijd gebaseerd op het full frame of 35 <br />
mm beeldsensor formaat. Dat heeft betrekking op de afmeting van de sensor. <br />
De sensor en Crop factor <br />
In elke camera wordt het licht door het objectief geprojecteerd op een sensor. De <br />
sensor zet het licht via miljoenen pixels om in digitale informatie. Hoewel al die <br />
megapixels in de marketing een belangrijke rol spelen, zijn vooral de afmetingen van <br />
de sensor het belangrijkst. Hoe groter de sensor, hoe meer informatie, hoe hoger de <br />
kwaliteit van het beeld. <br />
De oude standaardmaat voor films in de kleinbeeld fotografie was 24 x 36 mm. De <br />
sensoren van professionele camera’s hebben vaak dit formaat. Dit formaat wordt full <br />
frame genoemd. <br />
Gangbare compact camera’s werken met een sensorgrootte van ongeveer 5 x 8 mm. <br />
Systeemcamera’s zoals de Nikon 1 hebben een effectieve sensormaat van 8,8 x 13,2 <br />
mm, terwijl veel camera’s het APS formaat (Advanced Photo System) gebruiken. <br />
Nikon heeft een APS-‐sensor van 15,7 x 23,6 mm en Canon van 15,1 x 22,7 mm. <br />
Grotere sensoren dan full frame zijn er ook, zo heeft Hasselblad een sensorgrootte <br />
van 32,9 x 43,8 mm. Dit formaat camera’s zijn middenformaat camera’s. <br />
Afbeelding sensors <br />
Het zal duidelijk zijn dat een grotere sensormaat leidt tot groter af te drukken <br />
fotoformaten met een hoge beeldkwaliteit. De beelddiagonaal van het full frame <br />
formaat is 43,3 mm. <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
53
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Full Frame 35 mm <br />
Crop sensor <br />
De brandpuntafstand van een lens wordt weergegeven in mm. Het getal wordt altijd <br />
vergeleken met het klein beeldformaat, ofwel het full frame formaat. Een objectief <br />
van 50 mm brandpuntsafstand wordt gezien als normaal, omdat de beeldhoek en <br />
het perspectief ongeveer overeenkomt met die van het menselijk oog . Objectieven <br />
met een kleinere brandpuntafstand zijn groothoeklenzen en objectieven met een <br />
grotere brandpuntsafstand zijn telelenzen. Een standaard 50 mm lens werkt bij een <br />
APS-‐C sensor van Nikon als een 75 mm lens. Dus 1,5 keer langer. Dit wordt de <br />
cropfactor genoemd. De cropfactor van APS-‐C van Nikon en Sony is 1,5 en van Canon <br />
1,6. Een telelens van 200 mm werkt bij een APS-‐sensor als een 300 mm lens bij <br />
cropfactor 1,5 of 340 mm lens bij cropfactor 1,6. <br />
Het nadeel van de cropfactor merk je wanneer je een groothoeklens gebruikt, ook <br />
hier is de cropfactor van toepassing. Daardoor wordt een groothoeklens van 20 mm <br />
bij Full frame door de sensor met cropfactor van 1.5 een minder groothoeklens van <br />
30 mm. <br />
sensor afmetingen<br />
sensor <br />
type/maat<br />
aspect <br />
ratio<br />
breedte <br />
mm<br />
hoogte <br />
mm<br />
diagonaal <br />
mm<br />
crop-factor<br />
Nikon 'APS-‐C' 3:2 23,6 15,7 28,4 1,5<br />
Canon 'APS-‐C' 3:2 22,7 15,1 27,3 1,6<br />
35 mm ("full-frame")<br />
3:2 36,0 24,0 43,3 1,00<br />
tabel <br />
cropfactor <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
54
Vakopleiding fotografie <br />
Hoofdstuk 4 <br />
Een andere belangrijk verschil is het verschil in weergeven van de scherptediepte. <br />
Een camera met een sensor die 7,5 keer zo klein is t.o.v. een fullframe sensor, levert <br />
een scherptediepte alsof het diafragma ca. 7 keer zo klein is. <br />
Voorbeeld: De scherptediepte is in de volgende situatie ongeveer gelijk. <br />
Bij beide camera’s is de beeldhoek en de scherpstelafstand gelijk <br />
• Nikon 1/CX camera met cropfactor met een diafragma van f/1,8, <br />
• 35mm-‐camera (full frame) met een diafragma van f/32. <br />
_____________________________________________________________________ <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
55
Vakopleiding fotografie <br />
In deze eerste <strong>module</strong> ‘Basiskenniskennis Fotografische Techniek’ heb je <br />
kennisgemaakt met de belangrijkste technische aspecten van de fotografie. Deze <br />
kennis kun je vanaf nu gebruiken om technisch betere foto’s te maken. Door de <br />
opgedane technische kennis ben je beter in staat om juist die bijzondere foto te <br />
maken zoals je die in gedachten hebt. Naast de techniek is je creativiteit natuurlijk <br />
minstens zo belangrijk. Die heb je voor een deel in je. In de volgende <strong>module</strong>s van <br />
deze cursus zal ook veel aandacht worden besteed aan het verder ontwikkelen van <br />
je creatieve talenten. <br />
Onderwerpen die in de volgende <strong>module</strong>s aan bod komen <br />
- Studiofotografie (+workhops) <br />
- Fotobewerking (+workshops) <br />
- Fotografie met compact flitser <br />
- Fotograferen met menglicht <br />
- Interieurfotografie (+workshop) <br />
- architectuurfotografie (+workshop) <br />
- voedselfotografie (+workshop) <br />
- Lensfouten – filters <br />
- Hyperfocale afstand <br />
- Sfeerfoto bij nacht (+workshop) <br />
- Reportagefotografie (+workshops) <br />
Basiskennis Fotografische Techniek<br />
56