13.04.2016 Views

culturele diversiteit

immaterieel-erfgoed-jaargang-5-nummer-1-2016pdf

immaterieel-erfgoed-jaargang-5-nummer-1-2016pdf

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Jaargang 5 | Nummer 1 | 2016<br />

<strong>culturele</strong><br />

<strong>diversiteit</strong><br />

WITTE ANJERDAG<br />

Borging van erfgoed<br />

Indische<br />

rijsttafel


Eerste Nederlandse voordracht<br />

voor de lijst van UNESCO<br />

Inhoud<br />

Het was de afgelopen maanden een spannende tijd voor ons. Zouden wij de<br />

eerste Nederlandse voordracht op tijd klaar krijgen om in te dienen voor de<br />

UNESCO Representatieve Lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed?<br />

Immaterieel Erfgoed<br />

Het samenstellen van het dossier moest heel snel gebeuren, want op<br />

27 november 2015 maakte de minister van OCW bekend dat ze van voornemens<br />

was om het ambacht van molenaar voor te dragen bij UNESCO.<br />

De voordracht moest echter al uiterlijk op 31 maart 2016 in Parijs ingediend<br />

worden! Wij waren verantwoordelijk voor het begeleiden van het proces.<br />

Onder auspiciën van ons werd een werkgroep opgericht waarin het Gilde<br />

van Vrijwillige Molenaars, het Gild Fryske Mounders, het Ambachtelijk<br />

Korenmolenaarsgilde en de vereniging Hollandsche Molen zitting namen.<br />

Ook de molendeskundige van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en een<br />

vertegenwoordiger van OCW werden lid van de werkgroep.<br />

4<br />

16 Studenten helpen met borgen<br />

25 Nederland draagt het ambacht van<br />

molenaar voor bij UNESCO<br />

28 De UNESCO conventie en super<strong>diversiteit</strong><br />

41 De Indische rijsttafel<br />

15 Levend Erfgoed Groningen<br />

15 Visioenen van een genie<br />

49 Nationale Molendag 2016<br />

49 Op bezoek bij de draak...<br />

49 Glossy Traditie<br />

Internationaal dossier<br />

Het maken van een voordracht voor UNESCO is geen sinecure. Hierbij kwam<br />

de kennis, die wij hadden opgedaan als lid van de Evaluation Body die de<br />

internationale voordrachten beoordeeld, goed van pas. Het formulier moet<br />

zorgvuldig in het Engels worden ingevuld en bevat, naast een beschrijving<br />

van de traditie en het erfgoedzorgplan, ook een paar lastige vragen. Bijvoorbeeld<br />

hoe de inschrijving van het molenaarsambacht kan bijdragen aan het<br />

belang van immaterieel erfgoed in het algemeen en hoe het de dialoog<br />

hierover wereldwijd kan bevorderen. Ook moesten wij in tien foto’s en een<br />

tien minuten durende film het ambacht in al zijn facetten uitleggen aan<br />

vertegenwoordigers uit de hele wereld. Het betekende dat de filmmakers het<br />

hele land moesten afreizen om molenaars op verschillende molentypes te<br />

interviewen over hun ambacht. Gelukkig was december een zonnige maand,<br />

want normaal is het in de wintermaanden niet echt molenweer. Maar de<br />

klus is geklaard en het is een mooie voordracht geworden, de modelvoordracht<br />

waarom het ministerie vroeg.<br />

16<br />

Tradities<br />

4 Witte Anjerdag<br />

22 De Stille Omgang<br />

36 Paasvuur in Espelo<br />

Bedreigd erfgoed<br />

50 Menselijk haar<br />

51 Franciscus van Assisi<br />

Boeken<br />

11 Passie, jongeren en immaterieel erfgoed<br />

26 Het lied dat onze moeder zong<br />

26 Omgaan met super<strong>diversiteit</strong><br />

27 Bouwen van vakwerkhuizen<br />

Inmiddels is de voordracht officieel ingediend bij UNESCO in Parijs. Nog dit<br />

jaar bekijkt het secretariaat van UNESCO of de voordracht aan alle technische<br />

vereisten voldoet. Tegen het einde van het jaar wordt de voordracht<br />

openbaar. Volgend jaar volgt het inhoudelijk beoordelingsproces door de<br />

Evaluation Body. Als alles goed gaat, wordt het molenaarsambacht eind 2017<br />

op de UNESCO Representatieve lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed<br />

geplaatst. Natuurlijk houden wij u op de hoogte.<br />

Nieuwe naam<br />

Het zal u niet ontgaan zijn dat wij een nieuwe naam hebben. Het Nederlands<br />

Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed heet voortaan Kenniscentrum<br />

Immaterieel Erfgoed Nederland. Hiervoor hebben wij besloten om<br />

aan te geven dat wij ons voortaan richten op de uitvoering van het UNESCO<br />

Verdrag. Met pijn in het hart hebben wij afscheid genomen van onze<br />

volkscultuurtaken, vooral omdat er niemand is die<br />

deze taken van ons overneemt. Maar om de uitvoering<br />

van de UNESCO Verdrag goed te kunnen doen,<br />

hebben wij een keuze moeten maken. Het is<br />

immers onze ambitie om van het UNESCO Verdrag<br />

iets goeds te maken en immaterieel erfgoed een<br />

Ineke Strouken<br />

stevige basis te geven.<br />

hoofdredacteur<br />

28<br />

41<br />

8 Broodweging Muldersfluite<br />

12 Sigaren maken<br />

46 Honderd jaar poffertjes bakken<br />

Nieuws<br />

14 Vissersplaatsen op postzegels<br />

14 Werelderfgoed in Klokhuis<br />

14 Kunst van keukendoek<br />

27 De magische wereld van glas<br />

51 Circusavonturen<br />

Ingezonden<br />

40 De lengte van een metworst<br />

40 Driekoningenzingen<br />

40 Rouwvlaggen op binnenvaartschepen<br />

Kijk ook op<br />

www.immaterieelerfgoed.nl<br />

2 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 3


Witte Anjerdag<br />

Een bloem voor de veteranen<br />

ER IS EEN GROTE KANS DAT JE ROND 25 JUNI DIT JAAR<br />

MENSEN ZIET LOPEN MET EEN WITTE ANJER OP DE<br />

KLEDING GESPELD. DEZE WITTE BLOEM IS GEEN<br />

MODESTATEMENT, MAAR STAAT SINDS 2005 SYMBOOL<br />

Voor de Nederlandse<br />

militaire veteranen is in<br />

VOOR IETS HEEL ANDERS. WAT IS DE BETEKENIS VAN<br />

2005 ook een bloem als<br />

symbool van waardering in<br />

DEZE ANJER EN WAAR KOMT DEZE (NOG JONGE)<br />

het leven geroepen.<br />

TRADITIE VANDAAN?<br />

Tekst Koen Embregts<br />

Foto’s Nationale Beeldbank<br />

Bloemen en boeketten worden al sinds<br />

mensenheugenis gebruikt om vrienden of<br />

familie op te vrolijken of om iets te vieren.<br />

Tegenwoordig geven we vaak gewoon een<br />

bloem die we mooi vinden of eentje die bij<br />

iemand past. Vroeger was het echter veel<br />

belangrijker om goed na te denken over de<br />

soort bloem. Elke bloemsoort had zijn<br />

eigen symbolische betekenis. Vooral tijdens<br />

de Romantiek, aan het eind van de<br />

achttiende eeuw, was het ontzettend<br />

belangrijk om de juiste bloem voor het<br />

juiste moment uit te zoeken. Maar ook nu<br />

zijn er bloemsoorten die onlosmakelijk<br />

verbonden zijn met bepaalde gebeurtenissen.<br />

Zo geven we gladiolen aan de mensen<br />

die de Nijmeegse Vierdaagse uitlopen en<br />

met Valentijn geven we rode rozen aan<br />

onze (geheime) geliefde.<br />

Bloemen staan niet alleen voor vreugde en<br />

geluk, maar worden ook gebruikt als troost<br />

bij verdriet en voor het herdenken van<br />

slachtoffers van geweld of rampen. Traditiegetrouw<br />

legt koning Willem-Alexander<br />

op 4 mei, tijdens de Nationale Dodenherdenking,<br />

een krans voor het monument<br />

op de Dam. De samenstelling van deze<br />

krans wordt uiterst secuur voorbereid. Zo<br />

komen de bladeren (gallax- en salalblad)<br />

uit Canada en Amerika, als symbool voor<br />

de bevrijders. Daarnaast stopt de bloemist<br />

in elke krans ook een Salomonszegel, een<br />

bloem in de vorm van een Davidsster.<br />

In Groot-Brittannië dragen veel publieke<br />

personen in november een klaproos als<br />

eerbetoon aan Britse slachtoffers van de<br />

oorlogen wereldwijd, maar vooral ter<br />

nagedachtenis aan de gesneuvelde soldaten<br />

tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het gebruik<br />

van de klaproos komt voort uit een gedicht<br />

van de Canadese militaire arts John<br />

McCrae. Hij schreef het gedicht ‘In<br />

Flanders Fields’ tijdens zijn verblijf in een<br />

veldhospitaal in Vlaanderen in 1915. In het<br />

kapotgebombardeerde Vlaamse landschap<br />

Stichting Anjer Veteranendag wil graag dat het dragen van de anjer<br />

een nationale traditie wordt.<br />

groeide niets meer, slechts een enkele bloedrode klaproos<br />

kleurde het grauwe aanzicht. Voor hem was de bloem een<br />

teken van hoop en sindsdien voor de Britten een symbool ter<br />

nagedachtenis aan de gruwelijke oorlog.<br />

Prins Bernhard<br />

Voor de Nederlandse militaire veteranen is sinds 2005 ook een<br />

bloem als symbool van waardering in het leven geroepen. Uit<br />

respect voor de inzet van onze militairen dragen steeds meer<br />

politici, militairen, burgers en leden van het koningshuis links<br />

een witte anjer op de borst. Dit gebruik heeft ondanks zijn<br />

korte geschiedenis toch een lange traditie. Tijdens de Tweede<br />

Wereldoorlog, maar ook al daarvoor in zijn studententijd,<br />

droeg prins Bernhard altijd een witte anjer op zijn uniform.<br />

Toen Nederland in 1940 werd bezet, ontstond er een spontaan<br />

stil protest op de verjaardag van de prins. Het was de eerste<br />

koninklijke verjaardag sinds de bezetting. Daarom droegen op<br />

29 juni 1940 veel Oranjegezinde Nederlanders een witte anjer<br />

op de kleding, of ze legden anjers bij het Emma-monument en<br />

Paleis Soestdijk. De Duitse bezetter reageerde furieus op de<br />

stille protestacties en verbood onmiddellijk het uithangen van<br />

de Nederlandse vlag, het zingen van het Wilhelmus en de<br />

viering van Koninginnedag. Deze dag van stil verzet zou later<br />

bekend worden als Anjerdag.<br />

Na de oorlog was er een decennium radiostilte rond de<br />

symbolische verzetsbloem. Tot 1950, toen het bestuur van het<br />

in 1940 opgerichte Prins Bernhard Cultuurfonds, vanwege het<br />

4 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 5


tienjarig jubileum van Anjerdag besloot om jaarlijks de Zilveren<br />

Anjer uit te reiken aan personen die zich hadden ingezet voor de<br />

Nederlandse cultuur. Tot op zijn dood, op 1 december 2004, reikte<br />

de prins jaarlijks deze onderscheiding uit aan maximaal vijf<br />

personen die zich belangeloos (minimaal tien jaar lang) hadden<br />

ingezet voor cultuur en erfgoed in het Koninkrijk Nederland.<br />

Bij de begrafenis van de prins werd op zijn kist een witte anjer<br />

gelegd, de bloem die hij zijn gehele leven had gedragen. Om de<br />

We willen dat de gehele samen leving<br />

bewust stilstaat bij de mensen die hun<br />

leven op het spel hebben gezet voor<br />

vrede en veiligheid.<br />

prins te herdenken liepen UNIFIL (United Nations Interim Force<br />

in Lebanon) veteranen tijdens het jaarlijkse veteranendefilé, op<br />

29 juni 2005 in Wageningen, met een witte anjer op de borst. Dit<br />

werd met lovende reacties onthaald en daarom besloot men dit<br />

symbolische dragen van de witte anjer te herhalen tijdens de<br />

Nationale Veteranendag van 2006 in Den Haag. Om het dragen<br />

van de bloem in ere te houden werd in 2007 de Stichting Anjer<br />

Veteranendag opgericht. Het doel was om het dragen van de anjer<br />

te promoten als erkenning voor de Nederlandse oorlogs- en<br />

vredesmissieveteranen.<br />

Politici met<br />

een witte<br />

anjer tijdens<br />

vete ranendag<br />

Herdenking van veteranen<br />

Tot en met 2014 wint het dragen van de<br />

witte bloem aan populariteit. In dat jaar<br />

worden er meer dan 85.000 besteld en<br />

uitgedeeld aan het publiek en andere<br />

geïnteresseerden. Ook besluit de Commandant<br />

Der Strijdkrachten (CDS) dat het<br />

dragen van de witte anjer op het uniform<br />

voortaan is toegestaan, iets wat daarvoor<br />

slechts gedoogd werd. Hoewel de originele<br />

betekenis en waarde van het symbool voor<br />

de nieuwe generaties misschien niet heel<br />

bekend is, krijgt de anjer steeds meer de<br />

statuur van nationaal symbool voor de<br />

herdenking van de veteranen. Koning,<br />

destijds nog prins, Willem-Alexander laat<br />

in 2011 weten het initiatief te ondersteunen:<br />

‘Het zou toch geweldig zijn als ook (in<br />

navolging van de Britse traditie van de<br />

klaproos red.) iedereen hier met een witte<br />

anjer gaat rondlopen rond Veteranendag?<br />

Om zo de veteranen te herdenken!’<br />

echter vaak met het onstuimige verleden<br />

van prins Bernhard geassocieerd. Timmermans<br />

erkent dat deze negatieve connotatie<br />

een probleem is in de verspreiding van de<br />

traditie. Volgens hem is de relatie tussen de<br />

prins en de witte anjer echter geen probleem<br />

voor de nieuwe generaties: ‘Jongeren<br />

associëren de anjer niet zozeer met de prins<br />

maar des te meer met veteranen in het<br />

algemeen. Het erfgoed van de witte anjer<br />

moet zich vooral richten op de symboliek<br />

van de anjer tijdens Anjerdag in 1940, als<br />

teken van nationale trots en respect.’<br />

Daarbij vermeldt Timmermans dat hoe<br />

men ook denkt over prins Bernhard, voor<br />

veteranen stond hij altijd klaar.<br />

Wall of Honour<br />

Dit jaar pakt de stichting wederom grootser<br />

uit. Meer dan 500.000 anjers zullen<br />

landelijk worden verspreid. Daarnaast staat<br />

voorafgaand aan Veteranendag op het Plein<br />

in Den Haag een Wall of Honour waar het<br />

publiek een anjer kan opdragen aan een<br />

veteraan. Om landelijke aandacht te<br />

genereren, heeft de stichting veel BN’ers<br />

benaderd om<br />

op publieke<br />

evenementen<br />

rond Veteranendag<br />

de witte anjer<br />

te dragen. Ook leden van het<br />

koningshuis en de Tweede Kamer<br />

zullen deze periode een witte anjer op<br />

de borst dragen.<br />

De stichting probeert dit jaar meer jongeren te<br />

benaderen door het gebruik van social media en het organiseren<br />

van een schrijfwedstrijd voor scholieren. Veel jongeren<br />

denken bij veteranen aan oude mannen die tijdens de Tweede<br />

Wereldoorlog hebben gevochten. Maar ook de militairen die<br />

ingezet zijn in Afghanistan of andere recente missies, bijvoorbeeld<br />

in Somalië, zijn bij terugkomst officieel veteraan. Wat<br />

veel mensen niet beseffen, is dat bijna een vierde van de<br />

Nederlandse veteranen tussen de twintig en veertig jaar oud is.<br />

Timmermans hoopt dat de traditie de komende jaren zal<br />

blijven groeien en dat ook de nieuwe generaties de witte anjer<br />

als symbool van respect en dankbaarheid richting de Nederlandse<br />

veteranen zullen omarmen. ‹<br />

Bijna een vierde van de Nederlandse veteranen<br />

is tussen de twintig en veertig jaar oud.<br />

De witte<br />

anjer,<br />

gedragen<br />

door veteranen<br />

Nationaal symbool<br />

Het is echter niet vanzelfsprekend dat het<br />

dragen van de witte anjer even grote<br />

vormen aan zal nemen als het dragen van<br />

de klaprozen in Engeland. Louis Timmermans,<br />

voorzitter van de Stichting Anjer<br />

Veteranendag, wenst wel dat het dragen<br />

van de anjer een nationale traditie wordt:<br />

‘We willen dat de gehele samenleving<br />

bewust stilstaat bij de mensen die hun leven<br />

op het spel hebben gezet voor vrede en<br />

veiligheid.’ De symbolische anjer wordt<br />

6 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 7


Broodweging Muldersfluite<br />

In en om het plattelandsdorp Hengelo, onderdeel van de gemeente Bronckhorst in<br />

de Achterhoek, leven veel verhalen en tradities. Sommige daarvan zijn al behoorlijk<br />

oud. Zo zijn er verschillende gebruiken rondom rogge, van oudsher het belangrijkste<br />

graan dat in deze streek verbouwd werd. Helaas is Bronckhorst een krimpgemeente,<br />

wat inhoudt dat er meer mensen vertrekken dan dat er komen wonen.<br />

Wat betekent dat voor de tradities, zoals de bijna vijfhonderd jaar oude Broodweging<br />

Muldersfluite? ‘We doen ons uiterste best om de traditie in stand te<br />

houden,’ vertelt Harry Somsen, penningmeester en organisator van de Stichting<br />

Foto’s Harry Somsen<br />

Historische Broodweging Muldersfluite.<br />

‘We doen<br />

van alles om<br />

mensen te<br />

trekken’<br />

De broodweging stamt uit de tijd van de<br />

marken. Een marke is een collectief van<br />

rijke boeren dat hun onverdeelde<br />

grondgebied samen beheerde en<br />

gebruikte. Waarschijnlijk is dit soort<br />

collectieven in de late Middeleeuwen<br />

ontstaan. De boeren van de marke<br />

hadden elk een vastgesteld aandeel in<br />

het gebied dat bepaalde hoeveel macht<br />

je had. De marke zorgde ook voor het<br />

onderhoud van de wegen en de afwatering<br />

en zelfs voor de verdediging van<br />

het gebied, met de zogenaamde markeweer.<br />

Het voorzitterschap van een marke<br />

was vaak gebonden aan een bepaalde<br />

boerderij en eens per jaar was er een<br />

grote markevergadering. In de Franse<br />

Tijd werd de macht van de marken<br />

drastisch ingeperkt. Een centraal gezag<br />

met gemeenten moest de plaats innemen.<br />

Pas begin twintigste eeuw waren<br />

alle markegronden in aparte kavels<br />

verdeeld.<br />

De marke van het gebied van de<br />

broodweging heette de Zelhemmer-<br />

Hartmermarke. In die omgeving<br />

mochten vanaf 1559 alleen de geërfde<br />

boeren, dus de eigenaren van de grotere<br />

boerderijen, op de toenmalige markegronden<br />

van het Gooy en Dunsborg en<br />

op de Dunsborger-Hattemermarke<br />

plaggen en turf steken. Deze gebruikten<br />

ze in de potstallen als ondergrond voor<br />

het vee. Eens in de zoveel tijd werden<br />

de stallen uitgemest en de plaggen,<br />

vermengd met mest, over de akkers<br />

verspreid om de zandgronden vruchtbaarder<br />

te maken.<br />

Broodweging<br />

Als tegenprestatie voor het plaggensteken<br />

op de markegronden moesten de<br />

boeren jaarlijks op Hemelvaartsdag<br />

roggebrood leveren van minstens 22<br />

pond. Dit gebeurde bij de Dunsborger<br />

molen en de broden waren bestemd<br />

voor de armen in de gemeente. In de<br />

loop van de tijd werd de weging een<br />

feestelijke gebeurtenis en ontstond er<br />

een kermis rondom de boerderij van de<br />

molenaar, die Muldersfluite genoemd<br />

werd.<br />

Het was een klein honderdtal boeren<br />

dat de roggebroden leverde. Volgens<br />

oud voorschrift werden de broden niet<br />

door de deur, maar door het open raam<br />

van de opkamer naar buiten geschoven.<br />

De broodweging had het karakter van<br />

een wedstrijd. De boer die het zwaarste<br />

brood leverde, kreeg twee flessen wijn.<br />

Soms woog zo’n roggebrood wel meer<br />

dan honderd pond. Als een brood echter<br />

minder dan 22 pond woog, dan moest<br />

men zes stuivers betalen voor elk<br />

ontbrekend pond. Vanaf 1772 werd het<br />

niet leveren van roggebrood bestraft<br />

met een dubbele levering in het<br />

volgende jaar.<br />

Het vervoer van de roggebroden met<br />

Hemelvaartsdag gebeurde aanvankelijk<br />

met een kruiwagen. Ongeveer honderd<br />

jaar geleden werden de broden per<br />

paard en wagen naar de weging gebracht<br />

voor Hemelvaartsdag. In latere jaren<br />

werden de broden niet meer door de<br />

boeren zelf in hun eigen broodoven op<br />

het erf gebakken, maar door een bakker.<br />

Vanaf die tijd gingen de broden van de<br />

bakkers per paard en wagen naar de<br />

broodweging bij de Muldersfluite, de<br />

oude boerderij van de molenaar, tussen<br />

de dorpen Hengelo-Gld en Zelhem.<br />

Rogge<br />

Voor de lezers die zich verbazen over<br />

het feit dat de vergoeding voor het<br />

plaggensteken uit roggebrood bestond<br />

en niet uit tarwebrood, een kleine<br />

uitweiding. De omgeving van Bronckhorst<br />

kent verschillende soorten<br />

gronden: enk – een hoger gelegen akker<br />

op zandgrond, broek – moerassige<br />

grond, en veenland. Geen van deze<br />

grondsoorten is erg vruchtbaar. Rogge<br />

stelt lang niet zulke hoge eisen aan de<br />

bodemgesteldheid als tarwe. Vroeger<br />

werd er dus vooral rogge op de zandgronden<br />

verbouwd, die met de hulp van<br />

de potstalmest iets vruchtbaarder<br />

werden gemaakt.<br />

Hoe belangrijk rogge in die tijd was,<br />

blijkt wel uit het gebruik van ’t Olde<br />

8 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 9


Wief binnenhalen, dat lange tijd<br />

rondom Bronckhorst heeft bestaan. In<br />

de oogsttijd hielp iedereen mee om de<br />

rogge zo snel mogelijk te oogsten als het<br />

mooi weer was. De mannen maaiden de<br />

rogge, de vrouwen bonden die tot<br />

garven. Acht garven werden tot één<br />

schoof bijeengebonden. De laatste garve<br />

was extra groot en werd versierd met<br />

groene takken, bloemen en bessen. Dat<br />

was het Olde Wief. Zij werd in optocht<br />

meegedragen naar de boerderij, waar ze<br />

werd aangeboden aan de boerin. Deze<br />

Wij vinden de traditie<br />

belangrijk en gaan zo<br />

lang mogelijk door.<br />

bracht vervolgens een dronk uit op de<br />

oogst, waarna er feest werd gevierd met<br />

het Olde Wief als middelpunt.<br />

Armenzorg<br />

In 1807 werd bepaald dat de Markerichters<br />

in het vervolg het brood zouden<br />

verdelen onder de armen van de<br />

diaconie van Hengelo-Gld en Zelhem.<br />

De protestanten kregen driekwart deel,<br />

de katholieken de rest. Toen rond het<br />

begin van de twintigste eeuw de<br />

kunstmest algemener werd, was het<br />

plaggensteken voor de potstallen niet<br />

langer nodig. De marken bestonden<br />

toen officieel al niet meer en de cijnsplicht<br />

ook niet, dus was er feitelijk geen<br />

reden meer voor de broodweging. Toch<br />

besloten de geërfde boeren de traditie in<br />

ere te houden.<br />

Men wilde niet alleen de traditie in<br />

stand houden, maar vooral ook iets<br />

doen voor de minder bedeelden. Dit<br />

gebeurde in samenwerking met de vier<br />

lokale kerkgenootschappen. En zo<br />

gebeurt het nog steeds, elk jaar met<br />

Hemelvaart. ‘In de jaren vijftig van de<br />

vorige eeuw werd het roggebrood niet<br />

meer gegeten door de armen, maar vaak<br />

als veevoer gebruikt. Dat was natuurlijk<br />

niet de bedoeling, dus werd het anders<br />

aangepakt. Het brood werd na de<br />

weging in kleinere porties verdeeld en<br />

bij opbod verkocht aan het publiek,’<br />

vertelt Harry.<br />

Inmiddels is het aantal geërfde boerderijen<br />

met de helft afgenomen. De laatste<br />

jaren houdt men de vier grootste broden<br />

heel voor de broodweging en wordt de<br />

rest al van tevoren in kleinere porties<br />

verdeeld en gesneden, zodat ze gemakkelijk<br />

verkocht kunnen worden.<br />

Tegenwoordig krijgen de kerken geen<br />

geld meer, maar mag elk kerkgenootschap<br />

bij toerbeurt bepalen waar de<br />

opbrengst van de broodverkoop naartoe<br />

gaat. Een moderne vorm van armenzorg<br />

dus. ‘We zorgen ook voor vermaak.<br />

Hoewel er al een tijd geen kermis meer<br />

is, zijn er wel veel activiteiten zoals een<br />

volksdansgroep, een muziekkapel,<br />

demonstraties van ambachten, een<br />

tweedehands boekenverkoop en de<br />

verkoop van honing, koffie en versgebakken<br />

wafels. Voor de kinderen<br />

hebben we oud-Hollandse spelletjes.’<br />

Krimpgemeente<br />

Dat klinkt allemaal heel gezellig. Komen<br />

er veel mensen op af? ‘Er zijn altijd wel<br />

een paar honderd mensen, uit Zelhem,<br />

Hengelo-Gld en omgeving. Het zijn<br />

vaak dezelfde mensen, die kennen de<br />

traditie en komen roggebrood halen.<br />

Ook jongeren. Het hangt een beetje van<br />

het weer en de vakantie af of er ook<br />

toeristen zijn. Het is net hoe Hemelvaart<br />

valt. De stichting doet er ook van alles<br />

aan om het verhaal achter de broodweging<br />

door te geven. Zo staat het verhaal<br />

ook op de broodzakken waar het<br />

roggebrood in verpakt is. Toch zijn er<br />

steeds minder kinderen in de omgeving<br />

om het verhaal en de traditie aan door<br />

te geven. Bronckhorst is een krimpgemeente<br />

en er zijn al veel scholen<br />

gesloten of samengevoegd.’<br />

De broodweging zelf is een heel<br />

spektakel. ‘De burgemeester arriveert in<br />

een open Landauer en vertelt het<br />

verhaal nogmaals. De leden van de<br />

kerkgenootschappen zitten erbij in een<br />

zwart pak met een hoge hoed en Goudse<br />

pijpen. Dat hebben we een aantal jaren<br />

geleden weer ingevoerd om het wat<br />

formeler te maken. Toch gaat de<br />

organisatie moeizaam, je moet er hard<br />

aan trekken. Subsidies verminderen of<br />

verdwijnen, de kerkgenootschappen<br />

helpen niet meer mee met het organiseren<br />

en het is moeilijk om nieuwe<br />

bestuursleden met genoeg tijd te<br />

vinden.’<br />

Gelukkig krijgt de stichting wel hulp<br />

van de oudheidkundige vereniging, het<br />

museum Smedekinck en dansgroep<br />

Wi-j Eren ’t Olde. Zij helpen met de<br />

opbouw van de tenten en verzorgen de<br />

versnaperingen en de dansen. Voorlopig<br />

blijft de broodweging nog wel bestaan.<br />

‘Het is veel werk, maar ik doe het omdat<br />

ik het leuk vind. En we vinden de<br />

traditie belangrijk. We gaan zo lang<br />

mogelijk door, totdat de verhouding<br />

arbeid en rendement niet meer in<br />

evenwicht is. Als er geen draagvlak meer<br />

is, moeten we helaas stoppen met de<br />

traditie.’<br />

‹<br />

PASSIE. JONGEREN EN IMMATERIEEL ERFGOED<br />

Jongeren en immaterieel erfgoed,<br />

het lijkt een tegenstelling,<br />

maar niets is minder waar. In het<br />

boek Passie. Jongeren en immaterieel<br />

erfgoed vertellen jongeren<br />

over ruim vijfenveertig<br />

tradities, waar zij zich met hart<br />

en ziel voor inzetten. Iedere<br />

jongere levert er op zijn of haar<br />

eigen wijze een belangrijke<br />

bijdrage aan en allemaal halen<br />

ze daar veel voldoening en<br />

plezier uit.<br />

Jongeren zijn belangrijk voor<br />

tradities. Zij zijn het immers die<br />

de traditie overnemen en later<br />

weer moeten doorgeven aan de<br />

generatie na hen. Zij kunnen er<br />

ook voor zorgen dat hun traditie<br />

verandert, met de tijd meegaat.<br />

Het boek Passie. Jongeren en<br />

immaterieel erfgoed laat zien<br />

wat jongeren leuk vinden aan<br />

tradities en kan op die manier<br />

gemeenschappen van tradities<br />

die meer jongeren willen aantrekken<br />

een helpende hand<br />

bieden. Jongeren zijn immers<br />

nodig om het erfgoed aan door<br />

te geven. Kortom, jongeren zijn<br />

onmisbaar om ons immaterieel<br />

erfgoed levend te houden.<br />

Het Zomercarnaval van Rotterdam,<br />

het bloemencorso van<br />

Zundert, carbidschieten in<br />

Drenthe, Brigida-den halen, het<br />

vreugdevuur van Scheveningen,<br />

allemaal kennen ze een grote<br />

deelname van jongeren. Uiteraard,<br />

het sociale aspect, gezelligheid,<br />

samen bezig zijn en feestvieren<br />

spreken jongeren aan.<br />

Maar ook ambachten als angisa<br />

binden, heggenvlechten, klompen<br />

maken en molenaar kennen<br />

jonge participanten. Vaak is het<br />

juist de historie achter de traditie<br />

die deze voor jongeren een<br />

extra dimensie geeft.<br />

Passie. Jongeren en immaterieel<br />

erfgoed is het negende boek in<br />

de serie Volkscultuur en Immaterieel<br />

Erfgoed waarin eerder al<br />

succesvolle titels verschenen als<br />

Gouden Handen, Ambachten in<br />

Nederland, Carnaval en Menselijk<br />

Bedrijf – van werkplaats tot<br />

eeuwigheid.<br />

Passie. Jongeren en immaterieel<br />

erfgoed (Beilen, 2015) is te<br />

downloaden op<br />

www.immaterieelerfgoed.nl.<br />

10 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 11


Een ambacht onder vuur<br />

Sigaren<br />

maken<br />

Ria Bos is een van de weinige<br />

mensen in Nederland die het vak<br />

van sigaren maken nog beheerst.<br />

Ze maakt de zogenaamde Nederlandse<br />

sigaar, die bestaat uit kleine<br />

snippers tabak, het binnengoed, die<br />

gerold worden in een tabaksblad,<br />

het omblad, met daaromheen het<br />

dekblad. Daarnaast bestaat ook de<br />

Cubaanse sigaar, die alleen bestaat<br />

uit gerolde tabaksbladeren. ‘De<br />

Cubaanse sigaar is vrij snel aan te<br />

leren,’ legt Ria uit. ‘Maar de Nederlandse<br />

sigaar leren maken duurt<br />

minstens een jaar.’ Bos heeft het<br />

vak geleerd bij de sigarenfabrieken<br />

Oud Kampen en De Olifant.<br />

Het ambacht van sigaren maken heeft te<br />

maken met allerlei gevoeligheden. De<br />

schade die roken aan de gezondheid<br />

toebrengt is er een van, evenals de<br />

regelgeving die daar uit voortvloeit. Hoe<br />

ga je daar mee om als je een traditioneel<br />

ambacht beoefent en de kennis daarvan<br />

wilt borgen en doorgeven?<br />

Van huisnijverheid naar industrie<br />

Het is bekend dat de Maya’s al tabaksbladeren<br />

op een bepaalde manier rolden<br />

om deze vervolgens te roken. Sinds de<br />

koloniale tijd is er een levendige<br />

tabakshandel tussen Zuid-Amerika en<br />

Europa ontstaan. In de zeventiende<br />

eeuw begonnen de Spanjaarden in<br />

Zuid-Amerika tabaksplanten te planten<br />

en zij voerden de tabak uit naar<br />

verschillende andere landen.<br />

Begin achttiende eeuw werd in Sevilla,<br />

Spanje, de eerste sigarenfabriek<br />

geopend. Aan het einde van de achttiende<br />

eeuw ontstond er ook een<br />

sigarenindustrie in Frankrijk en<br />

Duitsland, en in 1820 in Engeland.<br />

Nederland en België volgden<br />

daarna. De Nederlandse sigarenindustrie<br />

begon rond 1826 te Kampen. Het<br />

betrof toen nog vooral huisnijverheid.<br />

De eerste echte sigarenfabriek in<br />

Nederland werd in 1858 te Amsterdam<br />

geopend. Naast veel andere plaatsen<br />

speelden vooral Eindhoven, Valkenswaard<br />

en Veenendaal en natuurlijk<br />

Kampen een belangrijke rol.<br />

De specifieke sigarenindustrie kreeg in<br />

de twintigste eeuw behoorlijke concurrentie<br />

van de sigaret, die er enerzijds toe<br />

heeft geleid dat men sigaren machinaal<br />

begon te produceren teneinde de prijs te<br />

drukken, en anderzijds dat de traditioneel<br />

vervaardigde sigaren steeds<br />

exclusiever en dus duurder werden.<br />

Foto's Ria Bos<br />

De eerste sigarenmachines deden<br />

in 1924 hun intrede. Deze konden<br />

echter nog niet alle stappen van de<br />

sigarenfabricage verrichten, een deel<br />

werd daardoor nog met de hand gedaan.<br />

Het gezicht van Kampen<br />

Ria heeft het ambacht geleerd in<br />

Kampen. Deze stad aan de IJssel heeft<br />

een lange band met sigaren. Vanaf het<br />

begin van de negentiende eeuw<br />

bepaalde de tabaksindustrie het gezicht<br />

van Kampen. Deze tak van industrie<br />

werd aangetrokken door onder meer het<br />

gunstige belastingklimaat in de stad en<br />

de ligging aan de IJssel en de Zuiderzee.<br />

Na de komst van twee kleinere tabaksfabrieken<br />

vestigde de grote, uit Bremen<br />

afkomstige sigarenfabrikant Lehmkuhl<br />

zich in de stad. Rond 1880 was bijna de<br />

helft van de Kamper bevolking werkzaam<br />

in de tabaksindustrie. Er was,<br />

vanwege de pachtgronden die voor<br />

boeren waren bedoeld, echter geen<br />

plaats voor het bouwen van een grote<br />

fabriek. Daarom vond veel van de<br />

sigarenmakerij bij de arbeiders thuis<br />

plaats.<br />

Door regulatie, die bepaalde dat er thuis<br />

geen sigaren meer gemaakt mochten<br />

worden, verdween de sigarenindustrie<br />

vrijwel geheel uit Kampen. Verder<br />

hadden de economische crisis in<br />

de jaren dertig, de Tweede Wereldoorlog<br />

en de opkomst van de sigaret grote<br />

invloed op het verdwijnen van de<br />

sigarenproductie. In Kampen is alleen<br />

de inmiddels monumentale sigarenfabriek<br />

De Olifant nog in bedrijf.<br />

Gezondheid<br />

Tegenwoordig is iedereen zich ervan<br />

bewust dat roken slecht is voor de<br />

gezondheid. Dit inzicht is echter pas in<br />

de tweede helft van de vorige eeuw<br />

ontstaan en wetenschappelijk bewezen.<br />

Op sociaal gebied betaamde het sinds<br />

de negentiende eeuw niet meer dat een<br />

vrouw rookte, en het sigaren roken in<br />

het openbaar werd hun in Victoriaans<br />

Engeland ontraden. Tegenwoordig is<br />

deze scheiding tussen mannen en<br />

vrouwen minder dwingend, maar is<br />

roken vooral wegens de gevaren voor<br />

de gezondheid taboe.<br />

In de Verenigde Staten, waar de<br />

antirookcampagnes al wat langer<br />

worden gevoerd, doet zich echter wel<br />

een merkwaardig verschijnsel ten<br />

faveure van de sigaar voor. New York<br />

City, waar sinds april 2003 roken in<br />

restaurants en cafés verboden is, staat<br />

wel de inrichting van speciaal geklimatiseerde<br />

Cigar rooms toe. Dit zijn speciale<br />

cafés waar naast sigaren ook sigaretten<br />

gerookt mogen worden. Dit is vooral te<br />

verklaren door de verschillen tussen het<br />

sigaren en sigaretten roken. Het roken<br />

van een sigaar neemt namelijk veel meer<br />

tijd in beslag, doorgaans gaan ze ten<br />

minste drie kwartier mee. Daarnaast is<br />

sigarenrook niet bestemd om te<br />

inhaleren. Waar sigaretten dus vooral<br />

voor de longen schadelijk zijn, werken<br />

sigaren op de keel in. Daarnaast dient<br />

een sigaar in het algemeen niet zozeer<br />

tot bevrediging van de nicotinezucht<br />

– hoewel dit ongetwijfeld een rol<br />

speelt – maar heeft als doel een specifieke<br />

smaak in de mond af te scheiden.<br />

Hierin onderscheiden verschillende<br />

sigaren zich van elkaar, op een meer<br />

uitgesproken wijze dan bij sigaretten.<br />

Ten slotte wordt het roken van sigaren<br />

ervaren als een moment van rustig<br />

genieten.<br />

Geen verkoop<br />

De gevaren voor de gezondheid hebben<br />

ertoe geleid dat er allerlei wetten en<br />

regels zijn ontstaan voor de tabaksbranche.<br />

Daar loopt Ria ook tegenaan.<br />

‘Ik mag geen reclame maken. Ik mag wel<br />

workshops geven, maar de gemaakte<br />

sigaren moeten achteraf vernietigd<br />

worden. Verder is het lastig om grondstoffen<br />

in te voeren en mee te nemen<br />

naar andere landen, als ik bijvoorbeeld<br />

in het buitenland demonstraties ga<br />

geven.’<br />

‘Ik mag geen sigaren verkopen, dan<br />

word ik gezien als fabrikant. Ik geef<br />

alleen workshops en demonstraties,<br />

waarmee ik probeer het ambacht<br />

bekend te maken en door te geven.<br />

Mensen komen uit vrije wil bij mij, ik<br />

zet niemand aan tot roken. De meeste<br />

mensen die workshops doen, komen<br />

omdat ze nieuwsgierig zijn naar hoe<br />

men vroeger handmatig sigaren maakte.<br />

Het is toch een uitstervend ambacht.’<br />

Naast sigaren maakt Ria sinds kort ook<br />

snuiftabak. Er moet wel ‘roken is<br />

dodelijk’ op de doosjes staan, maar ze<br />

mogen overal verkocht worden. Er<br />

kunnen allerlei smaakjes aan toegevoegd<br />

worden. Dan rook je de tabak dus<br />

niet, maar snuif je hem. Hierbij is geen<br />

gevaar voor meeroken, zodat je niet<br />

naar buiten hoeft zoals met roken.<br />

Doorgeven<br />

Er is dan wel redelijk veel belangstelling<br />

voor de workshops van Ria, een<br />

opvolger die de Nederlandse sigaar kan<br />

rollen heeft ze nog niet gevonden. ‘Ik<br />

heb een leerling opgeleid, een jonge<br />

man. Hij heeft echter vooral de<br />

Cubaan se sigaar leren rollen, niet de<br />

typisch Nederlandse. Voor de meeste<br />

mensen duurt dat leerproces te lang en<br />

zijn de kosten vrij hoog en de tabak te<br />

duur. Verder is het vinden van de juiste<br />

gereedschappen lastig. Ze moeten er<br />

nog wel zijn, bij mensen thuis.’<br />

Ria Bos is een van de laatste mensen die nog handmatig<br />

een echte Nederlandse sigaar kunnen maken.<br />

Ze loopt wel rond met het idee om een<br />

onlinecursus te maken, compleet met<br />

een exclusieve kist met toebehoren en<br />

films op een besloten deel van haar<br />

website. Zo ver is het nog niet, eerst<br />

Sigaren maken is een uitstervend ambacht.<br />

moet ze juridisch laten uitzoeken wat de<br />

mogelijkheden zijn.<br />

Voor zichzelf heeft ze er niet zo’n hard<br />

hoofd in voor de toekomst, er zijn<br />

mogelijkheden genoeg. ‘Over een paar<br />

jaar, als mijn zoon wat ouder is, ga ik me<br />

waarschijnlijk wat meer richten op het<br />

buitenland. Ik heb veel contacten en ben<br />

al diverse malen gevraagd om demonstraties<br />

en workshops te geven. Ik richt<br />

me toch op een bepaald soort publiek en<br />

dat is altijd wel geïnteresseerd.’<br />

Het behoud van het ambacht is echter<br />

een ander verhaal. Iemand vinden die<br />

tijd wil steken in dit uitstervend<br />

ambacht is nog niet gelukt. De kans<br />

bestaat dus dat de kennis om een<br />

Nederlandse sigaar te maken straks<br />

verloren gaat. ‹<br />

12 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 13


nieuws<br />

nieuws<br />

Vissersplaatsen op postzegels<br />

In het Visserijmuseum in Zoutkamp is op 1 februari 2016 door PostNL<br />

de postzegel van Zoutkamp gepresenteerd. Zoutkamp in Groningen is<br />

een van de vijf vissersplaatsen die centraal staan in de postzegelserie<br />

Mooi Nederland. Op de postzegel staan drie karakteristieke elementen<br />

van Zoutkamp afgebeeld. Dit zijn de historische kalkoven waar vroeger<br />

schelpen in werden gebrand, het herbouwde stalen havenlicht en de<br />

prachtige Zoutkamper loodsen met de kleurrijke gevels.<br />

PostNL brengt sinds 2005 de serie Mooi Nederland uit om inzicht te<br />

geven in de lokale geschiedenis en <strong>culturele</strong> rijkdom van Nederland.<br />

De postzegelserie Mooi Nederland 2016 Vissersplaatsen besteedt<br />

aandacht aan het belang van de visserij voor deze plaatsen. Naast<br />

Zoutkamp brengt PostNL postzegels uit over Volendam (Noord-Holland)<br />

en Urk (Flevoland). Later dit jaar volgen Arnemuiden (Zeeland),<br />

Scheveningen (Zuid-Holland) en een verzamelvel met postzegels van<br />

alle vijf de vissersplaatsen.<br />

De selectie van de vijf vissersplaatsen is gemaakt in samenspraak met<br />

het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland / Nederlands<br />

Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed, de ontwerpers en<br />

PostNL.<br />

Werelderfgoed in Klokhuis<br />

UNESCO onderscheidt twee soorten erfgoed: immaterieel<br />

en materieel. Het gaat om twee heel verschillende verdragen.<br />

Onlangs is het molenaarsambacht als eerste Nederlandse<br />

traditie voorgedragen voor de UNESCO-lijst van<br />

immaterieel cultureel erfgoed, maar op de UNESCO-lijst van<br />

materieel erfgoed, het zogenaamde werelderfgoed, staan al<br />

tien elementen uit Nederland.<br />

Nederland kent tien door UNESCO erkende werelderfgoederen,<br />

die op bijzondere wijze het verhaal vertellen<br />

van Nederland en de Nederlanders op het gebied van<br />

waterbeheer, burgersamenleving en (land)ontwerp. Deze<br />

werelderfgoederen zijn verspreid over heel Nederland en<br />

zelfs het Caribisch deel van Nederland.<br />

Kunst van keukendoek<br />

Iedereen kent ze wel: de geblokte keukendoeken,<br />

vaak blauw-wit, soms rood-wit of anders. Zo’n<br />

keukendoek behoort tot een soort nationale<br />

keukeninventaris. Over het algemeen worden<br />

zulke doeken na uitvoerig gebruik weggegooid of<br />

hooguit gebruikt als poetslap. Een groep kunstenaars<br />

heeft de geblokte keukendoek een leven ná<br />

de poetsdoek gegeven. Vanuit diverse kunstdisciplines<br />

en ambachten zijn verrassende creaties<br />

ontstaan met een versleten keukendoek als basis.<br />

Een sieradenontwerpster maakte een sierlijk<br />

halssieraad, een tassenmaker een exclusieve tas<br />

die niet zou misstaan in de P.C. Hooftstraat, er zijn<br />

nieuwe doeken gebreid en geweven van de draden<br />

van de oude doeken en schilderijen, collages,<br />

sieraden, een foto, een gedicht en beelden<br />

gemaakt. Een enorme variëteit aan kunsten,<br />

technieken en ambachten.<br />

Kortom, een tentoonstelling met verrassende<br />

creaties voor een vaak vergeten onderdeel van de<br />

keuken met extra aandacht voor het ambacht<br />

weven. Zo is er een leuk, educatief weefkwartet<br />

uitgegeven voor kinderen. Daarnaast is er informatie<br />

over de weefgeschiedenis en het ambacht<br />

weven.<br />

De tentoonstelling INSLAG is tot 28 mei 2016 te<br />

bezoeken in Museum Het Voorhuis, Koekoekspad 1<br />

Bleskensgraaf.<br />

Tot de tien door UNESCO erkende werelderfgoederen<br />

behoren: Schokland en omgeving, de Stelling van Amsterdam,<br />

Molencomplex Kinderdijk-Elshout, de binnenstad van<br />

Willemstad op Curaçao, het Ir. D.F. Woudagemaal bij<br />

Lemmer, Droogmakerij De Beemster, het Rietveld Schröderhuis<br />

in Utrecht, de Waddenzee, de Amsterdamse Grachtengordel<br />

en sinds 2014 ook de Van Nellefabriek Rotterdam.<br />

De tiendelige serie Het Klokhuis over werelderfgoed in<br />

Nederland is vanaf 9 maart iedere woensdag om 18.23 uur<br />

te zien op NPO Zapp en is daarna te zien bij Uitzending<br />

gemist.<br />

Levend Erfgoed<br />

Groningen<br />

Ineke Strouken liet eens tegenover de Groningse<br />

pers uit haar mond vallen dat de provincie<br />

Groningen geen goed overzicht had van het<br />

immaterieel erfgoed in deze provincie. Dat was<br />

niet tegen dovemansoren gesproken. Naar<br />

aanleiding van deze uitspraak startte het Huis<br />

van de Groninger Cultuur samen met ‘De<br />

Verhalen van Groningen’ een website waar op<br />

smakelijke wijze al het Groninger immaterieel<br />

erfgoed kan worden opgediend.<br />

De website www.levenderfgoedgroningen.nl is<br />

onderverdeeld in thema’s zoals Vermaak & Feest:<br />

draaien, zwieren en knallen, Eten & Drinken:<br />

van poffert tot droge worst en Taal & Lied: van<br />

Louwerszee tot Dollard tou. Een heel team<br />

– Patricia Ottay, Jan Glas en Henk Scholte – werkt<br />

er al maanden aan, met redactionele begeleiding<br />

van historicus Martin Hillenga.<br />

De website wordt zeer goed bezocht. De bezoekersaantallen<br />

schoten zelfs omhoog bij het<br />

onderwerp ‘massee’, in de rest van het land<br />

misschien nog bekend als ‘jodenvet’. Het is een<br />

restproduct van de aardappelstroop, dat populair<br />

was als snoepgoed. Keihard, slecht voor je tanden,<br />

maar het werd door de fabriek zelfs gratis<br />

uitgedeeld om te voorkomen dat kinderen het<br />

kwamen pikken. Er keken maar liefst 103.083<br />

bezoekers naar dit stuk over massee en het werd<br />

ook onderdeel van een programma van RTV<br />

Noord, dat alle records brak.<br />

Ook niet-Groningers zullen<br />

de Groninger traditieverhalen<br />

met plezier bekijken,<br />

al was het alleen al om<br />

hun namen, zoals: het<br />

Zoepenbrijklokje, gebakken<br />

lucht rond de pleverkouk,<br />

fieter knuten en<br />

stropoppen en Jan met de<br />

korte achternaam.<br />

Visioenen van een genie<br />

Wie kent zijn schilderijen niet, met<br />

vreemde duiveltjes, gemartelde mensen<br />

en rare beesten? Zelfs als je zijn naam<br />

niet kent, heb je vaak wel eens zijn werk<br />

gezien: Jheronimus Bosch. Hij leefde en<br />

werkte zo’n vijfhonderd jaar geleden,<br />

maar vormt nog steeds een inspiratiebron<br />

voor velen. Zijn werk is in de loop<br />

van de tijd verspreid geraakt, maar nu is<br />

de grootste tentoonstelling van zijn<br />

schilderijen in ’s-Hertogenbosch te zien,<br />

een buitenkans.<br />

Rond 1450 wordt Jheronimus van Aken<br />

in ’s Hertogenbosch geboren. Hij<br />

ont wikkelt zijn schildertalent in het<br />

familie atelier aan de Bossche Markt.<br />

Als hij ongeveer dertig jaar is, trouwt<br />

Jheronimus met de welgestelde Aleid<br />

van de Meervenne. Jheronimus’ roem als<br />

schilder groeit gestaag. In 1488 mag hij<br />

toetreden als gezworen lid van de Illustre<br />

Lieve Vrouwe Broederschap en begint hij<br />

zijn artiestennaam te gebruiken: Jheronimus<br />

Bosch. Het gaat hem voor de wind<br />

dankzij prestigieuze opdrachtgevers.<br />

Zijn karakteristieke werk, vol illusies en<br />

hallucinaties, wonderlijke gedrochten en<br />

nachtmerries, verbeeldt de grote thema’s<br />

van zijn tijd: verleiding, zonde en<br />

rekenschap. De manier waarop Jheronimus<br />

Bosch zijn thema’s verbeeldde was<br />

destijds totaal nieuw. Hij combineerde<br />

realiteit en fantasie, maar zijn vertrekpunt<br />

was altijd de realiteit. Zijn werk<br />

inspireerde talloze kunstenaars tot<br />

navolging, tot op de dag van vandaag.<br />

Het maakt Bosch tot de belangrijkste<br />

kunstenaar van de late Middeleeuwen.<br />

Ook na zijn leven is zijn werk onverminderd<br />

populair gebleven. Diverse<br />

beroemde historische figuren hadden<br />

werk van Jheronimus Bosch in bezit.<br />

Onder hen Filips de Schone – hertog van<br />

Bourgondië en Brabant, maar ook andere<br />

beroemdheden als Margaretha van<br />

Oostenrijk, Hendrik III van Nassau en<br />

leden van het Spaanse vorstenhuis.<br />

Zijn populariteit hangt samen met<br />

het raadselachtige karakter van zijn<br />

voor stellingen. Mensen raken er nooit op<br />

uitgekeken.<br />

De tentoonstelling Jheronimus Bosch,<br />

Visioenen van een genie is tot en<br />

met 8 mei 2016 te bezoeken in het<br />

Noord brabants Museum in ’s Hertogenbosch.<br />

14 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 15


Tekst Gábor Kozijn<br />

Foto’s Holland in Pixels,<br />

Nationale Beeldbank,<br />

Marcel Bergema<br />

Elke gemeenschap heeft zo haar knel punten.<br />

Voor sommige gemeenschappen betekent de<br />

ver grijzing een uitdaging, andere zijn bezig<br />

met publiciteit en weer andere richten hun<br />

aandacht op overdracht. Wat zijn nou de beste<br />

strategieën om die knelpunten aan te pakken?<br />

Een half jaar lang heeft Gábor Kozijn met vier<br />

gemeenschappen hard gewerkt aan de uitdagingen<br />

om hun traditie levend te houden.<br />

Lees hier het verslag van een gezamenlijke<br />

zoektocht.<br />

Het afgelopen halfjaar mocht ik een prachtig project<br />

uitvoeren dat dicht bij de kern van het werk van het<br />

Kenniscentrum ligt: gemeenschappen helpen bij het<br />

waarborgen en overdragen van hun tradities. Een hele<br />

mond vol, maar eigenlijk heel praktisch. Er is een<br />

probleem en samen gaan we kijken hoe we dat het beste<br />

kunnen oplossen. Uit deze projecten zijn strategieën te<br />

destilleren die ook voor andere gemeenschappen<br />

waardevol kunnen zijn.<br />

SAMEN VOORUIT!<br />

Met vier geweldige gemeenschappen uit het hele land die<br />

op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel<br />

Erfgoed in Nederland staan, heb ik mogen werken. Met<br />

de werkgroep Driekoningen zingen in Goirle (Brabant)<br />

hebben we een nieuwe generatie kinderen verbonden<br />

aan een eeuwenoude traditie, de handmatig klompenmakers<br />

in Enter (Overijssel) zijn hard aan het werk om<br />

hun meester-leerling onderwijs voor het eerst gestructureerd<br />

op papier te zetten, de heren van de Rotterdamse<br />

snuif- en specerijenmolens hebben een plan gemaakt om<br />

hun vrijwilligersbestand uit te breiden en last but<br />

certainly not least strijden de woonwagenbewoners uit<br />

heel het land voor hun gemeenschap en tegen het<br />

uitsterfbeleid.<br />

Driekoningenzingen: een oude traditie<br />

in een nieuw jasje<br />

In Midden-Brabant wordt al eeuwenlang het Driekoningenzingen<br />

(3KZ) gevierd. Kinderen gaan op 6 januari<br />

verkleed als drie koningen langs de deuren en krijgen<br />

een kleine traktatie als beloning voor hun vaak schattige<br />

gezang. Opa’s, oma’s, vaders en moeders hebben er goede<br />

herinneringen aan! Maar de laatste jaren kwamen er<br />

steeds minder kinderen naar het juryzingen in Goirle.<br />

16 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 17


Met als dieptepunt veertien zingende koninkjes in<br />

2015. Hier moet verandering in komen! Bijkomende<br />

uitdaging is de wens van Bernard Robben om na<br />

zeventien jaar trouwe dienst als coördinator afscheid<br />

te nemen. Een groot gat om te vullen.<br />

De allesbepalende startvraag is: wat is de kern van de<br />

traditie? Gemeenschappelijkheid, geven, verkleden<br />

en juryzingen, dat zijn dé elementen die doorgegeven<br />

moeten worden, zei de gemeenschap. Ze dienen<br />

bovendien als basis voor een nieuwe variatie op de<br />

eeuwenoude traditie. Daarnaast wordt een strategie<br />

besproken: eerst de traditie vernieuwen en daarna<br />

nieuwe vrijwilligers zoeken. Met deze kaders gingen<br />

we aan het werk.<br />

Het 3KZ moet terug naar de straat, waar de traditie<br />

zich oorspronkelijk afspeelde, dat is de vaste<br />

overtuiging van de werkgroep. Van andere, soortgelijke<br />

tradities kennen we de aantrekkingskracht van<br />

de pracht en magie van een lampionnenoptocht in de<br />

donkere wintermaanden. Vooral kinderen vinden dit<br />

geweldig, niet toevallig ook de doelgroep. En ouders<br />

zien hun kinderen graag deelnemen aan een goed<br />

georganiseerde optocht, als verantwoord en traditioneel<br />

vermaak. Ook nodigden we een koor uit het<br />

dorp uit om te zingen bij de start van de optocht en<br />

keken we kritisch naar de verschillende elementen<br />

van het juryzingen in het cultureel centrum. Deze<br />

basiselementen zijn we gaan voorbereiden.<br />

Broodnodig was het ook om de jury te verjongen.<br />

Hiervoor is samengewerkt met de Jeugdgemeenteraad<br />

van de gemeente Goirle. Elke twee jaar komt er<br />

een nieuwe jeugdgemeenteraad, waardoor de<br />

werkgroep steeds opnieuw een zichzelf verjongende<br />

jury kan inzetten. Daarnaast is het een natuurlijke<br />

samenwerking met de eigen doelgroep. Het zijn dit<br />

soort verbindingen met bestaande organisaties die<br />

voor een gemeenschap zeer nuttig zijn.<br />

Met een publiciteitscampagne, uitgedacht door<br />

studenten van de Reinwardt Academie, is het hele<br />

dorp door middel van posters bekendgemaakt met<br />

het 3KZ-nieuwe stijl. Vijftig lampionnen zijn er<br />

gekocht. ‘Wat zou het mooi zijn als die op zouden<br />

gaan,’ zei de werkgroep. Dankzij de nieuwe elementen<br />

en de publiciteit gingen ze schoon op. Wel<br />

honderd kinderen en ouders stonden op het<br />

Kloosterplein. Het Gemengd Koor Goirle en een<br />

theatergroep waren aanwezig om te zingen en de<br />

sfeer te verhogen. Terwijl de verkeersregelaar<br />

vakkundig de route veiligstelde, liep een lange<br />

sliert door de Goirlese straten. Na aankomst in de<br />

Snuifreder: het zijn de mensen om<br />

wie het draait<br />

In feite zijn het natuurlijk de wieken die alles laten<br />

draaien bij de prachtige Rotterdamse industriemofoyer<br />

van het cultureel centrum Jan van Besouw begon het<br />

binnen programma. En wat goed is, blijft: samen juryzingen,<br />

lekkere chocolademelk en de oude vertrouwde eierkoek, met<br />

voor één kind de geluksboon.<br />

Tot blijdschap van de gemeenschap is een van de werkgroepleden<br />

opgestaan om met de nieuwe blauwdruk de komende<br />

jaren coördinator te zijn. Essentieel bij het succes van de editie<br />

2016 is de gezamenlijke wil om scherp te kijken naar de<br />

kernwaarden van de traditie, wat behouden moet blijven en<br />

welke ruimte er is om te ontwikkelen. Door dit goed te<br />

analyseren en actie te ondernemen om nieuwe eigentijdse<br />

elementen toe te voegen, kan een jaarlijkse traditie als het<br />

3KZ nieuw leven worden ingeblazen.<br />

Klompen maken: werken aan het fundament<br />

van meester-leerlingonderwijs<br />

In het Twentse klompendorp Enter bevindt zich behalve een<br />

klompenmuseum ook een werkplaats, waar meester Ton<br />

Verheijen en zijn leerlingen elke donderdagavond samenkomen.<br />

Ton, achtvoudig Nederlands kampioen handmatig<br />

klompen maken, is nog een van de weinige ambachtelijke<br />

klompenmakers die hun kennis overdragen. Kennis over<br />

technieken, hout, gereedschap en maten, die alleen in zijn<br />

hoofd zit en niet op papier staat. Hier moet verandering in<br />

komen. Nu is de tijd om al die kennis voor toekomstige<br />

generaties te bewaren.<br />

Tijdens de startbijeenkomst werd onder het genot van koffie<br />

en Twentse krentenwegge vrijuit nagedacht over de noodzaak<br />

van een onderwijsprogramma en de vorm die dit zou moeten<br />

hebben. Duidelijk is dat Ton de aangewezen man is om het te<br />

schrijven. Hij heeft de kennis en door hem te stimuleren deze<br />

op schrift te stellen en hem te begeleiden bij de structuur en<br />

een didactische werkwijze, wordt een kwalitatief hoogwaardig<br />

onderwijsprogramma ontwikkeld.<br />

Handmatig klompen maken is niet iets dat je na een cursusje<br />

kan. Pas na twee jaar heb je het een beetje in de vingers. De<br />

doelgroep van het uiteindelijke onderwijsplan bestaat dan ook<br />

uit de meesters die hun kennis willen overdragen aan leerlingen,<br />

die op hun beurt bereid zijn om deel te nemen aan het<br />

langjarige traject om zich te bekwamen in het klompenambacht.<br />

Het kloven van het eerste stuk hout, behouwen van dit<br />

stuk tot de grove vorm, het verder vormgeven van de buitenkant,<br />

het boren van het voetgat en de uiteindelijke afwerking.<br />

Deze zes hoofdstappen vormen de structuur van het onderwijsplan,<br />

uitgesplitst in tientallen kleinere stappen en ondersteund<br />

door een veelvoud aan foto’s, vakkundig geschoten<br />

door de vrouw van Ton.<br />

Tijdens het schrijfproces wordt Ton steeds ambitieuzer. Waar<br />

we eerst zes lesbrieven zouden maken die helder en bondig<br />

zijn kennis samenvatten, speelt al snel een oud idee bij hem<br />

Het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed<br />

Nederland gaf opdracht om vier gemeenschappen<br />

te helpen bij hun erfgoedzorg.<br />

op: een boek waarin zijn praktische kennis over het<br />

ambacht samen met verschillende randonderwerpen<br />

zoals gereedschappen, maten en verf, is vastgelegd<br />

voor toekomstige generaties. Ook de vele verhalen<br />

van de oude klompenmakers met wie Ton nog heeft<br />

gewerkt kunnen hierin een thuis vinden.<br />

De klompenmakers hadden een duidelijke vraag:<br />

help ons een onderwijsprogramma te maken. De<br />

kennis is aanwezig, het gaat dus om het begeleiden<br />

van het schrijfproces en het structureren en redigeren<br />

van de teksten. Klompen maken is gecompliceerd,<br />

dus het is verstandig om gezamenlijk aan een<br />

onderwijsprogramma te werken om een helder<br />

programma te ontwikkelen. Ook voor andere<br />

gemeenschappen is dit een waardevolle les. De<br />

kennis bezit de gemeenschap, maar een goed<br />

onderwijsplan maken is ook een soort ambacht.<br />

Door externe hulp in te schakelen weet je dat zowel<br />

inhoudelijk als didactisch een goed product wordt<br />

ontwikkeld.<br />

lens De Ster en De Lelie. Als je langs de Kralingse Plas richting<br />

de molens loopt, zie je dit iconische Hollandse plaatje. En<br />

binnen wordt het alleen nog maar mooier. Maar daar wordt<br />

ook duidelijk: zonder de toegewijde maalploeg geen draaiende<br />

wieken. Het zijn dus toch de mensen om wie het draait.<br />

De maalploeg houdt een razend interessant ambacht in stand:<br />

het malen van snuiftabak en specerijen, dat letterlijk in geuren<br />

en kleuren kan worden beleefd door de bezoeker. En dat op de<br />

laatste plek ter wereld waar het bedreven wordt! Wie er nog<br />

nooit is geweest, kan ik van harte aanbevelen om er snel langs<br />

te gaan. De molen is elke tweede zaterdag van de maand en<br />

soms op donderdag van 10.00 tot 16.00 uur open voor publiek.<br />

De rondleider van dienst vertelt kundig hoe de molen en het<br />

ambacht werken. Voor je ogen zie je dat de heren grote<br />

tabaksbladen ambachtelijk verwerken tot fijne snuiftabak. En<br />

hoe de gigantische maalstenen de kaneelstokjes en andere<br />

specerijen vermalen. Misschien vindt u het zo geweldig, dat u<br />

binnenkort ook zelf tussen de maalstenen staat te werken!<br />

Toen ik zelf de eerste keer binnenliep in de molen en de heren<br />

aan de koffie zag zitten, waande ik mij even in de negentiende<br />

eeuw. Niet alleen in de molen, maar ook in het bijgebouw leek<br />

de tijd te zijn stilgestaan. Dit bleek dan ook de aanleiding voor<br />

een van de wensen van de maalploeg: een nieuw inrichtingsplan<br />

voor de molen, om het verhaal ook in de molen zelf beter<br />

18 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 19


Woonwagenbewoners<br />

zijn trots op hun<br />

cultuur.<br />

aan de bezoekers te vertellen. Daarnaast was<br />

publiciteit, het werven van vrijwilligers én een<br />

opvolger voor snuifreder Jaap Bes een knelpunt. Veel<br />

te doen!<br />

Het is in ieder geval lastig om vrijwillige molenaars<br />

te vinden die ook de receptuur en de techniek van<br />

snuiffabricage en specerijenmaalderij willen leren.<br />

Laat staan om een opvolger te vinden voor molenaar<br />

Jaap Bes. Deze karaktervolle snuifmolenaar is al<br />

jaren de spil van de molens. Hij is de man met de<br />

kennis over ambachtelijke recepturen en de vervaardigingswijzen.<br />

Samen schreven wij een artikel voor<br />

Gildebrief, waarin de vacante positie wordt bekendgemaakt<br />

in de hoop dat dat een of meer molenaars<br />

dit prachtige ambacht gaan overnemen.<br />

Er is een publiciteitsplan geschreven met het doel<br />

mensen ‘over de drempel’ van de molen krijgen. Om<br />

de maatschappelijke waarde van de molen te tonen,<br />

is het belangrijk om het bezoekersaantal te vergroten.<br />

Dit draagt ook bij aan de kans op een stabiele<br />

toekomst voor de molen, nu de gemeente Rotterdam<br />

deze wil verkopen.<br />

Om mensen de molen te laten bezoeken, moeten ze<br />

er in eerste instantie mee bekend zijn. Veel dagjes uit<br />

worden op dit moment gepland via internet. Bij<br />

verschillende sites kan de molen worden ingevoegd<br />

in de ‘standaard’-uitjes. Bijvoorbeeld via dagjeweg.nl<br />

kun je nu de snuifmolens vinden. Sommige sites<br />

hebben echter ook een speciaal moment nodig om<br />

het erin te voegen. Met dit als startpunt wordt in de<br />

loop van 2016 een molendag georganiseerd.<br />

Woonwagencultuur:<br />

publiciteit tegen het uitsterfbeleid<br />

Wellicht nog meer dan bij andere gemeenschappen<br />

was de plaatsing op de Nationale Inventaris Immaterieel<br />

Cultureel Erfgoed een erkenning van formaat<br />

voor Vereniging Behoud Woonwagencultuur in<br />

Nederland. De reizigers, zoals de woonwagenbewoners<br />

zichzelf graag noemen, hebben te kampen met<br />

vooroordelen. En laat ik eerlijk zijn: die had ik ook.<br />

Na een half jaar kan ik maar één ding zeggen, wat<br />

een geweldige mensen! Wat een hartelijkheid. Met<br />

een cultuur waar ze met recht trots op zijn.<br />

De kernwaarden van de woonwagencultuur zijn een<br />

sterk gevoel van gemeenschappelijkheid en in<br />

nabijheid van meerdere generaties het leven met<br />

elkaar delen. Wonen in een woonwagen is een<br />

belangrijke voorwaarde, een stenen huis gaat recht<br />

tegen hun cultuur in. De woonwagencultuur wordt<br />

echter bedreigd, door het als discriminerend ervaren uitsterfbeleid<br />

dat veel gemeenten voeren. Dit houdt in dat vrijgekomen<br />

woonwagenstandplaatsen worden opgeheven, terwijl er<br />

een groot tekort is aan standplaatsen voor de woonwagens.<br />

De reizigers willen, net als elke Nederlander, de mogelijkheid<br />

krijgen zelf een woonvorm te kiezen. Daarom willen ze<br />

positieve gesprekken voeren met instanties en personen die in<br />

staat zijn hen op nationaal niveau te helpen. Samen hebben wij<br />

een strategie uitgestippeld om hun verhaal te vertellen.<br />

De afgelopen jaren zijn de reizigers gesteund door de Europese<br />

Commissie tegen Racisme en Intolerantie, het College voor de<br />

Rechten van de Mens, de VN en verschillende uitspraken van<br />

de Nederlandse rechters en juristen. Ondanks de steun van<br />

deze instanties is er bij politiek en bestuur veel onverschilligheid<br />

over de discriminatieproblematiek. Dit en meer is gevat<br />

in een brief die samen met een minidocumentaire wordt<br />

verstuurd, als start van een dialoog. Deze krachtige documentaire<br />

is samen met de gemeenschap gemaakt door studenten<br />

van de Reinwardt Academie en te vinden op de Facebookpagina<br />

van de Vereniging Behoud Woonwagencultuur in<br />

Nederland.<br />

Het slot van de brief spreekt voor zichzelf: ‘Wij willen het<br />

wantrouwen tussen overheden en reizigers wegnemen en<br />

bouwen aan vertrouwen. Zodat wij onze cultuur kunnen<br />

voortzetten, voor onszelf, onze kinderen en kleinkinderen. Wij<br />

hopen van harte dat u in wilt gaan op onze uitnodiging tot een<br />

constructief gesprek, zodat wij gezamenlijk kunnen kijken op<br />

welke wijze gemeenten kunnen worden bewogen om hun<br />

discriminerend beleid te wijzigen.’<br />

Lessen leren<br />

Tijdens de begeleiding van de gemeenschappen werd duidelijk<br />

dat met name een frisse blik op een bestaande uitdaging<br />

waardevol en nuttig is. De startgesprekken waren stuk voor<br />

stuk intensieve uitwisselingen van ideeën. Wat vormt het<br />

fundament van onze traditie? Wat is onze kracht? Welke<br />

knelpunten zijn er? En welke kant willen we gezamenlijk op?<br />

Een eerlijk antwoord op deze vragen en de wil om samen<br />

vooruit te gaan zijn essentieel bij het aanpakken van een<br />

knelpunt. Daarna moet een werkbare strategie worden<br />

ontwikkeld met een concreet doel waar gezamenlijk naar toe<br />

gewerkt kan worden. Waarbij het liefst elk lid van de gemeenschap<br />

een kleinere of grotere rol draagt. Regelmatig evalueren<br />

is ook een must, zodat iedereen weet waar het project staat en<br />

er eventueel kan worden bijgestuurd.<br />

Ik heb meegedacht, meegeholpen en mee gelachen met vier<br />

springlevende gemeenschappen die zin hebben in de toekomst.<br />

Want ook dat is een les uit dit project: immaterieel<br />

erfgoed gaat bovenal over mensen die met hart en ziel zich<br />

inzetten voor hun traditie. ‹<br />

20 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 21


In de hectiek van alledag<br />

maken de processiegangers<br />

ruimte voor bezinning.<br />

De Nederlandse Bisschoppenconferentie was vertegenwoordigd.<br />

Een ingetogen processie in Amsterdam<br />

De Stille Omgang<br />

De Stille Omgang, die jaarlijks rond 12 maart in Amsterdam wordt gehouden, is de grootste<br />

De bewogen geschiedenis gaat terug<br />

naar het jaar 1345, waarin volgens de<br />

overlevering een zieke man in de<br />

Kal verstraat het laatste sacrament<br />

ontving. Kort hierna moest de zieke<br />

overgeven. Het braaksel, met hierin<br />

de hostie die de zieke net tot zich had<br />

genomen, werd in het haardvuur<br />

gegooid. De volgende dag bleek dat<br />

de uitgebraakte hostie onaangetast was<br />

en niet verbrand. De ongeschonden<br />

hostie werd door de priester van de<br />

Nicolaaskerk (de huidige Oude Kerk)<br />

opgehaald, maar op miraculeuze wijze<br />

keerde de hostie terug naar het huis aan<br />

de Kalverstraat. Dit herhaalde zich nog<br />

tot tweemaal toe. Dit werd gezien als<br />

een bevestigingsmirakel en als teken dat<br />

Tekst en foto’s Sanne Derks<br />

bewaard gebleven processie van Nederland. Sterker nog, het is de belangrijkste rituele manifestatie<br />

van de rooms-katholieke kerk die ons land rijk is.<br />

men de plaats van het eerste mirakel<br />

moest inrichten als vereringsplaats.<br />

Kapel Heilige Stede<br />

Zodoende werd er reeds in 1346<br />

begonnen met de kapel op de plaats van<br />

het huis in de Kalverstraat Deze werd in<br />

1347 ingezegend. In 1421 brandde de<br />

eerste kapel af tijdens een stadsbrand.<br />

Ook de tweede kapel die op deze plek<br />

werd gebouwd, ging gedeeltelijk in<br />

vlammen op tijdens een volgende<br />

stadsbrand in 1452. De derde kapel<br />

heeft tot 1908 op deze plek gestaan,<br />

maar werd op gezag van de protestantste<br />

kerkenraad gesloopt. De kapel droeg de<br />

naam Heilige Stede, wat verwijst naar de<br />

haardstede waarin de uitgebraakte<br />

hostie, onaangetast door het vuur,<br />

gevonden werd. In 2001 is er een<br />

gevelsteen geplaatst in de Kalverstraat<br />

om het mirakel te gedenken.<br />

Na de bouw van de kapel groeide<br />

Amsterdam in de veertiende en<br />

vijftiende eeuw uit tot een belangrijk<br />

pelgrimsoord. Jaarlijks werden er grote<br />

sacramentsprocessies georganiseerd,<br />

waarbij bedevaartgangers uit het hele<br />

land naar Amsterdam kwamen om het<br />

mirakel te herdenken en te eren. Zelfs<br />

keizer Maximiliaan, grootvader van<br />

Karel de Vijfde, zou naar de Heilige<br />

Stede gepelgrimeerd zijn om er genezing<br />

te zoeken.<br />

Plundering<br />

In 1578 kwam er een abrupt einde aan<br />

de cultus. Dat jaar trokken de Geuzen<br />

de stad binnen en werd de Reformatie<br />

ingevoerd. Op de Sacramentsdag werd<br />

de Heilige Stede geplunderd en ontheiligd.<br />

In een van de bronnen uit die tijd<br />

wordt gezegd dat de plunderaars zelfs<br />

hun behoeften deden op de plaats<br />

waar volgens de overlevering in 1345<br />

de hostie gevonden was. Deze brute<br />

daad had een tegengesteld effect: de<br />

katholieken werden juist gestimuleerd<br />

om het mirakel te eren. Hoewel het<br />

stadsbestuur in protestantse handen<br />

kwam, bleef het Begijnhof katholiek.<br />

Door de geografische nabijheid verplaatste<br />

de verering van het mirakel<br />

zich naar deze plek, die dienst deed<br />

als schuilkerk voor katholieke<br />

Amsterdammers.<br />

Gedurende de zeventiende en achttiende<br />

eeuw nam de belangstelling<br />

voor de viering af. Jaarlijks werden er<br />

vieringen gehouden waarbij individueel<br />

devotionele omgangen gelopen werden<br />

22 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 23


Jaarlijks lopen<br />

over de route van de vroegere Sacramentsprocessie.<br />

Na 1800 werd de<br />

verering nog maar beperkt voorgezet<br />

door Amsterdamse katholieken. Rond<br />

het eeuwfeest van het mirakel in 1845<br />

nam de interesse weer even toe, om pas<br />

aan het eind van de negentiende eeuw<br />

weer echt op de kaart te worden gezet.<br />

Stille Omgang<br />

Na het herstel van de bisschoppelijke<br />

hiërarchie in 1853 duurde het nog tot<br />

1881 voordat de verering nieuw leven<br />

werd ingeblazen. Dat jaar vormt de basis<br />

voor het ontstaan van de Amsterdamse<br />

Stille Omgang zoals deze nu nog gevierd<br />

wordt. In 1881 besloten twee Amsterdammers,<br />

Joseph Lousbergh en Carel<br />

Elsenburg de processie vanuit de Mozes<br />

en Aäronkerk in ere te herstellen.<br />

Lousbergh was in het bezit gekomen<br />

van een historische bron waarin de<br />

route van de Sacramentsprocessie zoals<br />

deze tijdens de Middeleeuwen werd<br />

gelopen, werd beschreven. Hierop<br />

initieerden de mannen een jaarlijks<br />

terugkerende tocht volgens diezelfde<br />

route. In eerste instantie werd deze tocht<br />

‘omgang’ genoemd, een term die<br />

verwijst naar de middeleeuwse processie,<br />

die veelal ‘ommegang’ werd<br />

genoemd, omdat de stoet meestal een<br />

min of meer cirkelvormige route aflegde<br />

en terugkeerde naar de kerk. Door het<br />

nadrukkelijke zwijgen kwam later de<br />

term Stille Omgang in zwang. Het stille<br />

en ingetogen karakter verwijst naar de<br />

tijd van de Reformatie, waarin publiek<br />

vertoon van katholieke uitingen niet<br />

getolereerd werd. De leidende groep<br />

noemde zich het ‘Gezelschap van de<br />

Stille Omgang’, een organisatie die nu<br />

nog steeds bestaat.<br />

Aantal devoten<br />

De Stille Omgang kreeg al snel belangstelling<br />

van katholieken buiten Amsterdam.<br />

In groepjes kwamen zij dan naar<br />

Amsterdam om de omgang te lopen.<br />

Deze afdelingen werden zustergemeenschappen<br />

genoemd. Momenteel zijn er<br />

nog rond de vijftig zustergemeenschappen<br />

die jaarlijks naar Amsterdam<br />

pelgrimeren om de omgang te lopen.<br />

Opmerkelijk is het succes bij, en de<br />

snelle toename van het aantal devoten.<br />

In 1881 liep een tweetal personen voor<br />

het eerst de route. In het jaar 1887<br />

waren dat er al 100, door de officiële<br />

goedkeuring door de rector van het<br />

Begijnhof waren het er in 1888 al 500.<br />

Tot 1905 waren er jaarlijks ongeveer<br />

1500 deelnemers. De sloop van de kapel<br />

in 1908 had een tegengesteld effect. In<br />

1920 werden er 20.000 processiegangers<br />

geteld. Door de aanhoudende groei was<br />

het zelfs nodig om de Omgang gedurende<br />

twee of zelfs drie nachten te<br />

houden. Het hoogtepunt lag in de jaren<br />

vijftig en zestig, toen er naar schatting<br />

zelfs 60.000 mensen deelnamen. Pas<br />

vanaf 1968 mochten er ook vrouwen<br />

deelnemen. In de hoogtijdagen kende<br />

Nederland maar liefst 300 zustergemeenschappen.<br />

Geen enkele Nederlandse<br />

bedevaart kende ooit een<br />

vergelijkbaar aantal deelnemers,<br />

afkomstig uit het gehele land.<br />

Eind jaren zestig nam het aantal<br />

deelnemers geleidelijk af. Jaarlijks<br />

kwamen er nog tussen de 8000 en<br />

10.000 gelovigen. Tegenwoordig wordt<br />

de Omgang elk jaar nog door ongeveer<br />

6000 tot 7000 katholieken gelopen.<br />

Officieel begint de route bij het Begijnhof<br />

en gaat via het Spui, langs de locatie<br />

van de Heilige Stede in de Kalverstraat,<br />

richting Dam en Centraal Station, en<br />

dan via de Warmoesstraat en de Nes<br />

weer terug naar het Begijnhof. Omdat<br />

het een cirkelvormige route betreft, is<br />

het ook mogelijk een ander begin- of<br />

eindpunt te hanteren. De aanzienlijke<br />

hoeveelheid pelgrims, die met bussen en<br />

treinen uit heel Nederland komen,<br />

kunnen de mis vieren in een van de<br />

kerken in de buurt van de route, die<br />

meerdere keren missen houden.<br />

Nederlandse Bisschoppen<br />

Dit jaar werd de Stille Omgang op<br />

unieke wijze ingeluid in de Nicolaasbasiliek.<br />

Voor het eerst werd hier een<br />

eucharistie gehouden in het bijzijn van<br />

vrijwel alle leden van de Nederlandse<br />

Bisschoppenconferentie. Dit is het<br />

permanente orgaan van de katholieke<br />

duizenden<br />

mensen mee in de<br />

Stille Omgang in<br />

Amsterdam.<br />

In 1345 gebeurde het wonder, de oorsprong<br />

van de Stille Omgang.<br />

kerk dat het beleid in Nederland bepaalt<br />

en het bestaat uit dertien bisschoppen<br />

en hulpbisschoppen. Er waren er maar<br />

liefst twaalf aanwezig om onder leiding<br />

van kardinaal Van Eijk de mis te vieren.<br />

Sinds 2005 wordt er ook jaarlijks een<br />

jongerenprogramma georganiseerd.<br />

Ook dit jaar vond er zo’n speciaal<br />

programma plaats. Binnen het thema<br />

Barmhartigheid kwam een Syrische<br />

vluchteling zijn verhaal vertellen,<br />

werden er diverse workshops gegeven<br />

en was er ruimte voor bezinning en<br />

gebed, alvorens de jongeren de Omgang<br />

gingen lopen. In de afgelopen jaren is er<br />

zowel bij de ouderen, als bij de jongeren<br />

meer aandacht voor meditatie en<br />

reflectie.<br />

Stille tocht<br />

De Stille Omgang heeft een rol gespeeld<br />

in de opkomst van stille tochten. Deze<br />

collectieve publieke manifestaties zijn in<br />

de loop der jaren een algemeen geaccepteerd<br />

fenomeen geworden binnen de<br />

Nederlandse herdenkingscultuur. Zo<br />

werden na de oorlog de eerste seculiere<br />

‘stille omgangen’ georganiseerd ter<br />

herdenking van de oorlogsslachtoffers.<br />

Sinds de jaren negentig heeft zich onder<br />

de naam ‘stille tocht’ een frequenter<br />

ritueel ontwikkeld. De stille tocht wordt<br />

met name georganiseerd na incidenten<br />

van zinloos geweld met dodelijke<br />

slachtoffers, na rampen of verkeersongelukken<br />

waar jongeren bij betrokken<br />

waren.<br />

Ook de motieven om deel te nemen aan<br />

de Stille Omgang zijn niet altijd meer<br />

religieus. Matthijs Jansen, jongerenpastor<br />

van het Bisdom Haarlem en organisator<br />

van het jongerenprogramma,<br />

vertelt dat een van de doelstellingen is<br />

om ruimte te maken voor bezinning. ‘In<br />

de hectiek van alledag, in de drukte van<br />

de stad, proberen wij ruimte te maken<br />

om stil te staan bij jezelf, de ander, het<br />

leven en de toekomst.’<br />

Ook de 76-jarige Annet vertelt over haar<br />

deelname aan de Stille Omgang dat ze er<br />

vooral rustig van wordt. ‘Het creëert een<br />

gevoel van verbondenheid. Samen met<br />

de anderen lopen we door het hectische<br />

centrum van de stad.’ In de Warmoesstraat,<br />

tussen toeristen, dronken en<br />

stonede jongeren worden ze nageroepen:<br />

‘Hé, waarom zeggen jullie niks?’<br />

Annet glimlacht en schudt haar hoofd<br />

meewarig. Ze pakt haar rozenkrans en<br />

loopt achter haar zustergroep richting<br />

de Dam.<br />

‹<br />

Nederland draagt het<br />

ambacht van molenaar<br />

voor bij UNESCO<br />

De allereerste nominatie van het Koninkrijk<br />

der Nederlanden voor de Representatieve<br />

Lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed van<br />

de Mensheid is officieel ingediend.<br />

Het voordrachtdossier van het traditionele<br />

ambacht van de molenaar die wind- en<br />

watermolens bedient, werd eind maart<br />

formeel ingediend bij de UNESCO Hoofdzetel.<br />

Riet de Leeuw, van het Nederlandse Ministerie<br />

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap<br />

en Margot Llompart, afgevaardigde van de<br />

Permanente Delegatie van het Koninkrijk<br />

der Nederlanden voor UNESCO, overhandigden<br />

het voordrachtdossier aan Tim Curtis,<br />

hoofd van de Sectie Immaterieel Erfgoed.<br />

We zullen nu geduldig moeten wachten op<br />

de vergadering van het Intergouvernementeel<br />

Immaterieel Erfgoed Comité in 2017 of<br />

het Comité inderdaad zal besluiten om het<br />

ambacht van de molenaar een plaats te<br />

geven op de UNESCO lijst van Immaterieel<br />

Cultureel Erfgoed.<br />

24 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 25


B<br />

O<br />

E<br />

K<br />

E<br />

N<br />

HET LIED DAT ONZE<br />

MOEDER ZONG<br />

Muziek heeft de eigenschap de luisteraar naar een<br />

andere wereld of tijd mee te leiden. Liedjes met een<br />

verstaanbare tekst hebben dat nog sterker. In een<br />

tijd waarin muziek minder alomtegenwoordig was<br />

dan nu, werden liedjes van generatie op generatie<br />

doorgegeven. Vooral voor oude mensen betekenen<br />

deze liedjes een verbinding met vroeger, de dagen<br />

van hun jeugd. Het doorgeven gebeurt steeds minder,<br />

zodat deze liedjes vergeten dreigen te worden.<br />

De gezusters Dings uit het Brabantse dorp Liessel<br />

hebben een uitgebreid liedrepertoire tot hun<br />

beschikking. Het zijn oude liedjes die zij van hun<br />

moeder geleerd hebben, van het Brabantse platteland.<br />

De auteurs van het boek Het lied dat onze<br />

moeder zong – overigens tevens de titel van een van<br />

hun liedjes – hebben in een periode van acht jaar<br />

ruim vijfhonderd liedjes van Anna van Gog-Dings<br />

en Jeanette van der Putte-Dings opgenomen. Naast<br />

de liedjes hebben de auteurs ook biografische gegevens<br />

opgeschreven en herinneringen die bij de<br />

liedjes horen. Het levert een interessante inkijk in de<br />

Brabantse liedcultuur en het leven op het Brabantse<br />

platteland.<br />

Het zingen van oude, traditionele liederen is na de<br />

Tweede Wereldoorlog nog lang doorgegaan zodat er<br />

nog veel interessant materiaal beschikbaar was ten<br />

tijde van de opnames. De zussen waren toen rond de<br />

zeventig jaar. De liederen hadden voor hen een grote<br />

emotionele en <strong>culturele</strong> waarde. Zij gingen over tal<br />

van onderwerpen uit het dagelijkse leven.<br />

Het boek besteedt na een inleiding waarin de werkwijze<br />

is beschreven, veel aandacht aan de leefwereld<br />

van de zangeressen. Daarna zijn de liederen<br />

globaal ingedeeld per thema zoals ouders en kinderen,<br />

liefde en huwelijk, ongeluk en tegenspoed,<br />

oorlog, geloof, natuur, normen en waarden, rituelen<br />

en dergelijke onderwerpen. De liedjes zijn volledig<br />

uitgeschreven, compleet met muzieknotatie. Door<br />

deze aanpak is een compleet beeld ontstaan van<br />

een bijna verdwenen tijd.<br />

Ton Dekker en Henk Kuijer, Het lied dat onze<br />

moeder zong. Een inkijk in de vroegere liedcultuur<br />

op het Brabantse platteland. De liederen van Anna<br />

van Gog-Dings en Jeanette van der Putten-Dings<br />

(Heiloo, 2015).<br />

OMGAAN MET<br />

SUPERDIVERSITEIT<br />

Het derde nummer van 2015 van het Vlaamse tijdschrift<br />

Volkskunde is geheel gewijd aan de veranderingen<br />

in de cultuur in een veranderende samenleving<br />

en het denken hierover. De redactie werd voor<br />

deze gelegenheid uitgebreid met diverse gastredacteuren<br />

uit binnen- en buitenland.<br />

Werd immaterieel erfgoed ten tijde van het opstellen<br />

van de UNESCO conventie voor het borgen van<br />

immaterieel cultureel erfgoed in 2003 nog gezien<br />

als iets dat vrij geïsoleerd was en zelfs beschermd<br />

moest worden tegen invloeden van buitenaf, in de<br />

tussentijd hebben de ontwikkelingen in de samenleving<br />

niet stilgestaan. Momenteel tekent zich een<br />

totaal ander beeld af.<br />

Nieuwe cultuuruitingen zijn niet meer groeps- of<br />

etnisch gebonden, integendeel: culturen beïnvloeden<br />

elkaar en vermengen zich tot nieuwe vormen,<br />

de zogenaamde super<strong>diversiteit</strong>. De <strong>culturele</strong> wetenschappen<br />

hebben dit proces al een tijd geleden<br />

gesignaleerd en zijn druk bezig het te analyseren.<br />

Er gaan dan ook verschillende stemmen op om de<br />

tekst van de UNESCO conventie aan te passen aan<br />

deze veranderde situatie. Super<strong>diversiteit</strong> is een gevolg<br />

van multiculturaliteit. Wetenschappers en beleidsmakers<br />

volgen deze nieuwe dynamische ontwikkelingen<br />

met grote aandacht.<br />

In dit nummer van Volkskunde zijn verschillende<br />

interessante geluiden te horen<br />

over hoe men met dit immaterieel<br />

erfgoed zou kunnen omgaan. Daarnaast<br />

wordt ingegaan op de verschillen in immaterieel<br />

erfgoed zoals die op de inventarissen<br />

van Nederland en Vlaanderen<br />

staan. Een aanrader voor iedereen die<br />

geïnteresseerd is in immaterieel erfgoed.<br />

Volkskunde, tijdschrift over de cultuur van<br />

het dagelijkse leven, nummer 3, 2015.<br />

BOUWEN VAN<br />

VAKWERKHUIZEN<br />

De karakteristieke vakwerkhuizen uit<br />

vooral Limburg zijn wel bekend. Honderden<br />

jaren was dit de geijkte manier om<br />

huizen, schuren en andere gebouwen te<br />

bouwen in streken waar hout en leem<br />

voorhanden waren. Het was een gemakkelijke<br />

en naar verhouding goedkope<br />

manier van bouwen. Hele generaties van<br />

timmerlieden kenden alle geheimen van<br />

de speciale constructies die nodig waren<br />

voor deze houtskeletbouw.<br />

Het boek Vakwerkbouw. 600 jaar bouwen<br />

met hout en leem in Zuid-Limburg en<br />

omstreken is volgens de auteur voornamelijk<br />

bedoeld als informatiebron voor<br />

geïnteresseerden die een restauratie of<br />

renovatie van een vakwerkgebouw willen<br />

uitvoeren. Het begint met een historisch<br />

overzicht en gaat in op het verschil<br />

tussen vakwerkbouw op het platteland<br />

en in de steden. In de steden was door<br />

het gebrek aan ruimte een ander soort<br />

huizen nodig en het risico op brand heeft<br />

de ontwikkeling van hout-met-leem<br />

naar minder hout en steen in plaats van<br />

leem ingezet. Constructies, gereedschap,<br />

versieringen, alles wordt uitgebreid beschreven<br />

in het boek. De essentie van<br />

vakwerkbouw was de verbinding met<br />

pen en gat, er werden vrijwel geen metalen<br />

onderdelen zoals nagels of krammen<br />

gebruikt.<br />

Al deze kennis is eeuwenlang bewaard<br />

gebleven en doorgegeven van generatie<br />

op generatie. Helaas komt dat aspect in<br />

het boek amper aan de orde, terwijl dat<br />

juist zo interessant is vanuit het oogpunt<br />

van immaterieel erfgoed. Wel gaat de<br />

auteur in het laatste hoofdstuk in op de<br />

herwaardering van de houtskeletbouw,<br />

niet alleen om te restaureren, maar ook<br />

toegepast als nieuwbouw. ‘Vakwerk was<br />

en is een duurzame en ecologische manier<br />

van bouwen (...) en als zodanig heeft<br />

het een nieuwe kans gekregen in de moderne<br />

tijd, waarin dit soort eisen belangrijk<br />

zijn geworden. De auteur benadrukt<br />

wel dat de nieuwe houtskelethuizen<br />

voorzien moeten zijn van moderne elementen<br />

als zonnepanelen, hoogrendementsglas<br />

en dergelijke. Al met al is het<br />

een interessant boek dat vooral ingaat<br />

op de materiële aspecten van deze oude<br />

bouwwijze.<br />

Coen Eggen, Vakwerkbouw. 600 jaar<br />

bouwen met hout en leem in Zuid-Limburg<br />

en omstreken (Nijmegen 2016)<br />

DE MAGISCHE WERELD<br />

VAN GLAS<br />

In dit kleurrijke boek vol foto’s en andere<br />

afbeeldingen worden kinderen rondgeleid<br />

langs de talloze toepassingen en<br />

mogelijkheden van glas. Het boek is toegankelijk<br />

geschreven voor kinderen rond<br />

tien jaar. Het begint met een heldere uitleg<br />

wat glas is en hoe het ontstaat. ‘De<br />

allereerste glasmakers op aarde waren<br />

de vulkanen!’<br />

Na een korte reis door de geschiedenis<br />

wordt de jonge lezer zelf meegenomen<br />

op een wonderbaarlijke tocht die voert<br />

van glazenwassers en glasvezelleggers<br />

via de kermis, glaskunstenaars en een<br />

knikkerwedstrijd naar glasfabrieken en<br />

het Nationaal Glasmuseum Leerdam.<br />

Dat is niet toevallig, want het boek is uitgegeven<br />

op initiatief van het Nationaal<br />

Glasmuseum Leerdam.<br />

Op een speelse manier krijgt de lezer veel<br />

uitleg en leert allerhande weetjes over<br />

glas. Zowel de praktische als de artistieke<br />

toepassingen krijgen aandacht, zelfs diverse<br />

manieren van hergebruik komen<br />

aan bod. De talloze, kleurrijke foto’s bieden<br />

goede toevoegingen aan de tekst,<br />

want zoals de bekende glasontwerper<br />

Andries Copier al zei: ‘Schoonheid in glas<br />

valt nauwelijks in woorden samen te vatten.<br />

Je kunt het alleen maar zien.’<br />

Oude en nieuwe technieken en toepassingen<br />

wisselen elkaar af. De vele opdrachten<br />

tussendoor en aan het einde laten<br />

de kinderen zelf experimenteren met<br />

de mogelijkheden van glas. Maar het zelf<br />

maken van glas is voorbehouden aan de<br />

experts van het Nationaal Glasmuseum<br />

Leerdam. Daar kunnen kinderen soms<br />

wel meehelpen met glasblazen. Ze krijgen<br />

ook uitleg over glasblazen, een ambacht<br />

dat niet meer door veel mensen<br />

wordt uitgeoefend vanwege de concurrentie<br />

van glasfabrieken.<br />

Glas is een boek dat de magie van glas<br />

probeert over te brengen op een nieuwe<br />

generatie en hen tracht te interesseren<br />

voor het ambacht van glasblazen. Na<br />

het uitlezen van het boek en het doen<br />

van alle opdrachten is de jonge lezer met<br />

recht een glasexpert!<br />

Ceciel de Bie en Reinoud Leenen, Glas.<br />

Word een glasexpert! (Amsterdam, 2015)<br />

26 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 27


Nieuwe<br />

uitdagingen<br />

voor de<br />

UNESCO<br />

Conventie<br />

Immaterieel<br />

Erfgoed<br />

28 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed<br />

29


Begin 2016 bracht het Kenniscentrum<br />

Immaterieel Erfgoed Nederland (voorheen<br />

Nederlands Centrum voor Volkscultuur en<br />

Tekst Pieter van Rooij,<br />

Koen Embregts<br />

Foto’s Nationale<br />

Beeldbank<br />

Immaterieel Erfgoed) samen met anderen<br />

een stevige wetenschappelijke publicatie<br />

uit over ‘Diversiteit en Immaterieel<br />

Erfgoed’. Op 17 maart volgde in Brussel een<br />

druk bezochte reflectiedag over hoe de<br />

resultaten te vertalen naar de dagelijkse<br />

praktijk. Hoe moeten de expertinstellingen<br />

in Nederland en Vlaanderen omgaan met<br />

de nieuwe realiteit van super<strong>diversiteit</strong>?<br />

Vanaf het begin was <strong>diversiteit</strong> een belangrijke<br />

doelstelling van de Nederlandse regering. De<br />

Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed<br />

moet een beeld geven van de <strong>diversiteit</strong> van het<br />

immaterieel erfgoed in Nederland. De inventaris<br />

moet niet alleen de plattelandstradities in kaart<br />

brengen, zoals die vooral te vinden zijn in de<br />

oostelijke, noordelijke en zuidelijke delen van het<br />

land. Ook de nieuwe stedelijke groepsculturen in het<br />

westen verdienen een plek. Het Kenniscentrum<br />

Immaterieel Erfgoed is in Nederland verantwoordelijk<br />

voor de implementatie van de UNESCO Conventie,<br />

pakte vanaf het begin de handschoen op. Ter<br />

gelegenheid van de Nederlandse ratificatie werd<br />

bijvoorbeeld in 2012 een tweedaagse studiedag<br />

georganiseerd in Deurne, met op de tweede dag een<br />

excursie naar Eindhoven, de graffiti hoofdstad van<br />

Nederland, waar uitvoerig werd gedebatteerd met de<br />

organisatoren van het Step in the Arena Festival, het<br />

grootste graffiti evenement in de Benelux.<br />

Werken aan een diverse inventaris<br />

Het Kenniscentrum slaagde erin in snel tempo een<br />

Nationale Inventaris op te zetten, met anno voorjaar<br />

2016 bijna 100 tradities op de inventaris. Op de inventaris staan veel grote en kleine<br />

tradities, van Koningsdag tot het Prijsdansen in Nieuw-Vossemeer. Inmiddels hebben<br />

ook etnische tradities hun weg gevonden naar de Nationale Inventaris, zoals de Marroncultuur,<br />

het Angisa binden en Koto maken in de Bijlmer, de Indische Rijsttafel, Chanoeka,<br />

de Tambú en de Hennacultuur. Graffiti staat er nog niet op maar dit lijkt nog<br />

slechts een kwestie van tijd, nu enkele graffiti artiesten de eerste stap hebben gezet op<br />

weg naar een voordracht. Een graffiti tentoonstelling in het Amsterdam Museum en een<br />

druk bezochte Erfgoedarena in de Reinwardt Academie vormden hiervoor mede de<br />

katalysator.<br />

Vlaanderen heeft niet een zelfde <strong>diversiteit</strong>sdoelstelling als Nederland en de lijst is dan<br />

ook veel minder divers dan hier. Toch speelt het verlangen naar meer <strong>diversiteit</strong> op de<br />

eigen inventaris ook daar een rol. Dat is precies de reden dat Jorijn Neyrinck, van de<br />

Vlaamse expertinstelling Tapis Plein, het initiatief nam voor een verdiepende wetenschappelijke<br />

publicatie over het onderwerp, met als bedoeling de nieuwe uitdagingen in<br />

kaart te brengen. Jorijn is ook goed op de hoogte van de situatie in Nederland, omdat ze<br />

in de Nederlandse Toetsingscommissie zit, die de voordrachten voor de Nationale<br />

Inventaris beoordeelt. Ze nam contact op met het Nederlands-Vlaamse wetenschappelijke<br />

tijdschrift Volkskunde, waar Kenniscentrum medewerker Albert van der Zeijden in<br />

de redactie zit. Enkele jaren geleden voerde dit tijdschrift een vernieuwing door, waarbij<br />

op instigatie van het Kenniscentrum meer aandacht kwam voor beleid en kennisontwikkeling<br />

rondom immaterieel erfgoed. In de gastredactie nam naast Jorijn en Albert ook<br />

Joke Vandenabeele plaats, verbonden aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische<br />

Wetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven.<br />

30 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 31


Een lijvige boekpublicatie<br />

Via een call for papers werd een breed team aan<br />

wetenschappers bereid gevonden tot medewerking.<br />

Omdat er nog sprake is van weinig ervaring en know<br />

how op het terrein <strong>culturele</strong> <strong>diversiteit</strong> en de<br />

immaterieel erfgoedconventie werd breed geworven.<br />

Op die manier werden bijvoorbeeld een aantal<br />

wetenschappers gevonden, die geen ervaring hebben<br />

met de immaterieel erfgoedconventie, maar die wel<br />

alles weten van <strong>diversiteit</strong> en interculturaliteit en<br />

artikel over taalcultuur van jongeren in de superdiverse stad. Maar ook<br />

vanuit meer traditionele hoek werden de mogelijkheden verkend, zoals<br />

bijvoorbeeld blijkt uit artikelen over de betrokkenheid van nieuwe<br />

Aalstenaars bij het vieren van het carnaval of, meer internationaal,<br />

de omgang met minderheidsculturen zoals de Eskimocultuur in<br />

Noordelijk Scandinavië. Het boekwerk telt zo’n 250 pagina’s.<br />

In de bundel leggen vooral Jorijn Neyrinck en Albert van der Zeijden de<br />

directe link met de UNESCO Conventie ter bescherming van het<br />

Immaterieel Cultureel Erfgoed. Jorijn Neyrinck behandelt daarbij vooral<br />

die hennakunst voordroeg voor de Nationale Inventaris, laat zich<br />

bijvoorbeeld in haar werk inspireren door haar Marokkaanse roots<br />

maar evengoed door hennatradities uit andere landen, zoals India. Haar<br />

immaterieel erfgoed borgt ze door er op een dynamische manier mee<br />

om te gaan, door bijvoorbeeld workshops te organiseren waarvoor ze<br />

hennakunstenaars uit verschillende landen en uit verschillende tradities<br />

uitnodigt. Volgens Albert van der Zeijden is hybriditeit niet zozeer een<br />

bedreiging maar juist een uitdaging van ontplooiende creativiteit,<br />

waarbij hij de invloedrijke denker Homi K. Bhabha citeerde, die vele<br />

theoretische geschriften heeft aan de dynamiek van hybriditeit.<br />

themanummer gaven een lezing. Ook werd het<br />

overheidsbeleid belicht door Riet de Leeuw van het<br />

Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en<br />

Wetenschap en door Hans van der Linden van het<br />

Vlaamse Kunsten en Erfgoed. Keynote spreker was<br />

Dirk Geldof, ondermeer Lector Diversiteit aan de<br />

Hogeschool in Antwerpen en schrijver van het boek<br />

Super<strong>diversiteit</strong> en hoe migratie onze samenleving<br />

verandert, dat al vijf drukken beleefde en inmiddels<br />

ook in het Engels is vertaald. De dag werd voorgezeten<br />

door Sophie Elpers, verbonden aan het Meertens<br />

Instituut in Amsterdam en tevens lid van de Toetsingscommissie<br />

van de Nationale Inventaris Immaterieel<br />

Cultureel Erfgoed in Nederland.<br />

Hoe kun je als<br />

immaterieel<br />

erfgoed professional<br />

in Nederland en<br />

Vlaanderen omgaan<br />

met de nieuwe<br />

realiteit van super<strong>diversiteit</strong>?<br />

Van <strong>diversiteit</strong> naar super<strong>diversiteit</strong><br />

In een glashelder verhaal gaf Dirk Geldof de nieuwe<br />

kaders en omstandigheden aan waarbinnen erfgoedprofessionals<br />

tegenwoordig moeten werken. Hij wees<br />

op grote veranderingen in de bevolkingssamenstellingen<br />

van de grote steden, waarop ook het (cultuur-)<br />

beleid moet inspelen. Ook in het verleden was er al<br />

migratie, zoals in Nederland bijvoorbeeld met de<br />

komst van Turkse en Marokkaanse gastarbeiders in<br />

de jaren vijftig en zestig. Sinds de jaren negentig is de<br />

situatie echter aanmerkelijk diverser geworden.<br />

Migranten en vluchtelingen komen niet langer uit<br />

een handvol landen maar uit de hele wereld. In<br />

steden als Antwerpen en Rotterdam is de demografische<br />

samenstelling radicaal gewijzigd. De grote<br />

steden in het westen worden tegenwoordig gekenmerkt<br />

door vele honderden etniciteiten. Geldof liet<br />

een grafiek zien van de bevolkingssamenstelling in<br />

Antwerpen waarbij in de groep 90 plussers het<br />

aandeel autochtonen nog circa tweeënnegentig<br />

procent bedraagt, maar in de groep onder de twintig<br />

jaar nog slechts dertig procent is van alle Antwerpenaren.<br />

In de nabije toekomst zal dit de realiteit zijn<br />

van de Antwerpse bevolking als geheel.<br />

daar in de praktijk ook ervaring mee hebben<br />

opgedaan. Zo kwamen er bijvoorbeeld artikelen over<br />

kunstzinnige projecten als de Zinneke Parade in<br />

Brussel en werd ook de link gelegd met <strong>diversiteit</strong> en<br />

inclusiviteit en met burgerschapsvorming. Voor de<br />

verhalen uit de praktijk werden verschillende<br />

instellingen bereid gevonden die, net als het Kenniscentrum,<br />

experimenteren met <strong>diversiteit</strong>. Instellingen<br />

zoals het Museum aan de Stroom in Antwerpen,<br />

en het Nederlandse Imagine IC, dat in de praktijk<br />

veel ervaring heeft opgedaan in werken met <strong>diversiteit</strong><br />

in de Amsterdamse Bijlmer. Voor de bundel<br />

schreef Imagine IC medewerkster Jasmijn Rana een<br />

het internationale perspectief, waarbij ze zich afvraagt of het <strong>diversiteit</strong>sbegrip<br />

zoals dat gehanteerd wordt in de UNESCO conventie nog<br />

wel spoort met de dynamiek van vandaag. Gaat UNESCO niet teveel uit<br />

van een ‘multicultureel’ begrip van <strong>diversiteit</strong>, waarbij <strong>diversiteit</strong> wordt<br />

opgevat als een reeks van naast elkaar bestaande, essentialistisch<br />

opgevatte en quasi onveranderlijke culturen? Een zelfde kritiekpunt<br />

formuleert ook Rik Pinxten, hoogleraar Antropologie in Gent, in de<br />

bundel.<br />

Aan de hand van het voorbeeld van de hennacultuur behandelt Albert<br />

van der Zeijden de vraag van dynamiek en het ontstaan van mengvormen,<br />

in de wetenschappelijke literatuur aangeduid met de term<br />

‘hybriditeit’. Fatima Oulad Thami, de Rotterdamse Hennakunstenares<br />

Reflectiedag op 17 maart<br />

In de vernieuwende bijdragen aan het themanummer van Volkskunde<br />

over ‘Immaterieel Cultureel Erfgoed en Diversiteit’ bleek al snel dat de<br />

theorievorming over <strong>diversiteit</strong> inmiddels is ingehaald door een nieuw<br />

concept, namelijk het concept van super<strong>diversiteit</strong>, de term viel<br />

hierboven al in samenhang met het artikel van Jasmijn Rana. Deze<br />

super<strong>diversiteit</strong> stond nog meer centraal tijdens de Reflectiedag, die op<br />

17 maart in Brussel werd georganiseerd door Tapis Plein, samen met<br />

onder andere het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland. De<br />

bedoeling was wederom om theorie en praktijk met elkaar te verbinden.<br />

Wat leert ons de recente theorievorming over super<strong>diversiteit</strong> en hoe<br />

kunnen we daar als erfgoedwerkers mee omspringen in beleid en<br />

praktijk? Enkele van de auteurs die hadden meegewerkt aan het<br />

In de jaren vijftig was een gekleurde medelander nog<br />

een uitzondering, nu kijkt niemand meer op van een<br />

Eritresche of een Colombiaanse Nederlander. Op het<br />

platteland is het nog wat anders, maar in de grote<br />

steden is <strong>diversiteit</strong> de norm geworden.<br />

Nieuwe competenties<br />

Volgens Geldof is super<strong>diversiteit</strong> niet simpelweg de<br />

overtreffende trap van <strong>diversiteit</strong>. Het is een geheel<br />

nieuwe maatschappelijke realiteit, waarin niemand<br />

meer een meerderheidspositie heeft en alle bevolkingsgroepen<br />

kleine minderheden zijn geworden die<br />

met elkaar moeten zien samen te leven. Geldof<br />

noemde het een kwalitatieve breuk waarin de<br />

32 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 33


<strong>diversiteit</strong> is genormaliseerd, een samenleving voorbij aan wij<br />

en zij. Dit heeft ook gevolgen voor cultuur- en erfgoedbeleid,<br />

waarin cultuur niet langer een gegeven is van vroeger, wat je<br />

voor het nageslacht wil borgen, maar veeleer een proces van<br />

gezamenlijke co-creatie vanuit een mix van culturen. Volgens<br />

Geldof vraagt het om nieuwe, inter<strong>culturele</strong> competenties van<br />

de erfgoedprofessional.<br />

Van der Zeijden noemde het voorbeeld van de Rotterdamse<br />

West-Kruiskade, een straat met meer dan 160 etniciteiten. Op<br />

dit moment wordt gewerkt aan een voordracht om het<br />

immaterieel erfgoed van de West-Kruiskade voor te dragen<br />

voor de Nationale Inventaris. Maar wat is immaterieel erfgoed<br />

in zo’n diverse straat en wat ga je eigenlijk borgen van al die<br />

160 etniciteiten? De superdiverse realiteit van de steden van<br />

nu vraagt om een andere benadering, met meer aandacht voor<br />

uitwisseling en hybriditeit. In Rotterdam is ervoor gekozen om<br />

enkele voor de straat gezichtsbepalende elementen voor te<br />

dragen: gezamenlijk gevierde feesten zoals Keti Koti en de<br />

viering van het Chinees Nieuwjaar. Ook de <strong>diversiteit</strong> aan<br />

eetculturen zal in de voordracht worden opgenomen.<br />

een aanvraag die hij had gedaan met zijn collega<br />

Gert Biesta in het kader van het Europese Horizon<br />

2020 project, waarin wetenschappers werd gevraagd<br />

om onderzoeksprojecten voor te dragen over hoe<br />

erfgoed kan bijdragen aan een nieuw saamhorigheidsbesef,<br />

‘a new sense of belonging’. Rutten voelde<br />

zich enigszins ongemakkelijk bij dit instrumenteel<br />

gebruik van wetenschap. Want wiens crisis moet er<br />

eigenlijk door worden opgelost? Biesta en Rutten<br />

probeerden de horizon vraag te herformuleren. Als<br />

er al een crisis is, dan is het volgens Rutten een crisis<br />

van de democratie. Meer kennis van elkaars culturen<br />

leidt niet noodzakelijkerwijs tot meer begrip of<br />

sociale cohesie. Het gaat volgens Rutten en Biesta<br />

veeleer om samenleven in pluraliteit en om een<br />

empathisch vermogen om verschillende perspectieven<br />

samen te brengen. Cultureel erfgoedbeleid moet<br />

niet zoeken naar coherentie maar naar dialoog en<br />

soms zelfs strijd. We moeten werken aan een<br />

‘cultureel erfgoed in wording’, zoals hij het formuleerde.<br />

Jasmijn Rana behandelde het voorbeeld van de nieuwe<br />

jongerenculturen zoals die in de Amsterdamse Bijlmer tot<br />

uitdrukking komt in de taalcultuur. In de taalcultuur van<br />

jongeren wordt een WIJ gecreëerd, maar dan wel een zeer<br />

divers en fluïde wij, van wisselende groepen en gemeenschappen<br />

en etnische grenzen overstijgend. Straattaal is echt een taal<br />

voor een incrowd, die continu verandert. Hoe valt een<br />

dergelijke fluïditeit nog te borgen vanuit het immaterieel<br />

erfgoedperspectief dat UNESCO voorstaat? Er is geen vat op<br />

te krijgen en dat moet je ook niet willen.<br />

Diversiteit en burgerschap<br />

Na het blok over <strong>diversiteit</strong> en super<strong>diversiteit</strong> volgde een blok<br />

over <strong>diversiteit</strong>, dialoog en democratie. Hoe is het gesteld met<br />

ons wij-gevoel in een steeds diversere wereld? Als ‘wij’ niet<br />

langer bestaat, wie zijn ‘wij’ dan? En wie bepaalt wat ‘wij’<br />

moeten bewaren? Dat was de insteek van de lezing van Alex<br />

van Stipriaan, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.<br />

In zijn lezing passeerden allerlei onderwerpen de revue:<br />

van de discussie over Zwarte Piet tot en met het wij-gevoel dat<br />

de aanslagen in Parijs genereerde (‘Je suis Charlie’), twee<br />

voorbeelden van ongemakkelijke momenten in de creëring<br />

van een meer inclusief gericht wij-gevoel. Volgens Van<br />

Stipriaan moeten we ons ‘mentaal erfgoed’ veranderen, zodat<br />

het meer inclusief wordt en open staat voor de invloeden van<br />

anderen. We gaan nog teveel uit van een homogeen natie-idee.<br />

Het leidde tot zijn ogenschijnlijk paradoxale conclusie:<br />

‘werken aan wij is loslaten en vooral niet vasthouden’.<br />

Kris Rutten, Universiteit Gent, sprak over hoe de wetenschap<br />

kan bijdragen aan een nieuw saamhorigheidsgevoel, een<br />

gezamenlijk gedeelde Europese identiteit. Uitgangspunt was<br />

Culturen bestaan niet<br />

De positie van de Gentse antropoloog Rik Pinxten<br />

was nog een slagje radicaler. ‘Culturen bestaan niet’<br />

en zeker niet de essentialistisch en quasi onveranderlijke<br />

culturen die UNESCO ervan maakt, het brede<br />

palet van verschillende culturen in de wereld. Hij<br />

noemde het een koloniale, statelijke manier van<br />

denken om cultuur te zien als een entiteit. Hij wil<br />

ook af van het problematische begrip gemeenschap,<br />

want wat is een gemeenschap in een snel veranderende<br />

samenleving? Voor Rik Pinxten is cultuur niet<br />

een entiteit maar een proces.<br />

In een procesgerichte benadering van cultuur en<br />

erfgoed gaat het volgens Pinxten tegenwoordig<br />

vooral om intercultureel vaardig worden. Voor hem<br />

staat de vraag centraal: hoe kan je dat bevorderen<br />

door intercultureel leren, waarbij leren niet is<br />

klakkeloos reproduceren maar veeleer van elkaar<br />

leren. Dat vraagt om inter<strong>culturele</strong> competenties,<br />

waar ook Dirk Geldof het over had.<br />

Verbeelde gemeenschappen<br />

In het afsluitende forum van dit themablok namen<br />

de wetenschappers samen plaats op het podium.<br />

Waarin liggen de verschillen en waarin liggen de<br />

overeenkomsten? Volgens Van Stipriaan waren er<br />

veel overeenkomsten. Alle drie de wetenschappers<br />

stellen dat je niet krampachtig moet vasthouden aan<br />

het verleden en niet moet denken vanuit vaststaande<br />

eenheden. De frictie zit er volgens hem vooral in dat<br />

de praktijk weerbarstiger is dan de theorie.<br />

De werkelijkheid is die van de identity politics van<br />

‘wij’ tegenover ‘zij’, die alleen is te overkomen door<br />

intercultureel te denken. Volgens Rutten zijn wij toe<br />

aan de ‘dialogische’ persoonlijkheid. Rutten haalde<br />

ook het oude idee van Benedict Anderson van stal<br />

van de ‘verbeelde’ gemeenschappen’, de imagined<br />

communities. Een gemeenschap is niet een vaststaand<br />

iets, maar wordt steeds weer geherformuleerd en<br />

verbeeld in erfgoed en cultuur. In dat verband<br />

noemde Van Stipriaan het experiment met de<br />

West-Kruiskade heel interessant. Het is een voorbeeld<br />

van cultureel erfgoed in wording, in de<br />

formulering van Kris Rutten. Daarbij is er volgens<br />

Van Stipriaan zeker ook een rol voor overheden en<br />

voor cultuur- en erfgoedbeleid. Het beleid van de<br />

overheid zou moeten zijn om zoveel mogelijk<br />

ontmoetingsplekken te creëren, waarbij dialoog en<br />

uitwisseling worden gefaciliteerd.<br />

Na de wetenschappers was het woord aan de<br />

praktijk. Deze praktijkmensen, zoals Daniëlle<br />

Kuijten van Imagine IC, Liesbet Depauw van LECA<br />

en Lieve Willekens van het MAS, vertelden over<br />

concrete projecten. In de praktijk zal het toch moeten gebeuren, zie ook<br />

de hierboven genoemde voorbeelden van de West-Kruiskade en van het<br />

carnaval in Aalst.<br />

Een nieuwe realiteit<br />

De tijd zal leren of het UNESCO lukt om in te spelen op de nieuwe<br />

realiteit. UNESCO moet in ieder geval af van haar ogenschijnlijk<br />

statische benadering van culturen. Volgens Van der Zeijden is er ruimte<br />

voor in de definities die UNESCO zelf hanteert. Hij haalde een<br />

UNESCO bijeenkomst aan die gehouden werd in Tokyo in 2006, waarin<br />

enkele experts zich bogen over het begrip gemeenschap en tot de<br />

volgende definitie kwamen: ‘Communities are networks of people<br />

whose sense of identity or connectedness emerges from a shared<br />

historical relationship’. Het inventariseren en identificeren van immaterieel<br />

erfgoed beschouwden deze experts ‘as a negotiation process<br />

between different stakeholders’. Deze toekomstgerichte benadering van<br />

immaterieel erfgoed biedt ruimte voor dialoog, onderhandeling en soms<br />

zelf strijd binnen open en fluïde gemeenschappen.<br />

‹<br />

De publicatie Immaterieel Cultureel Erfgoed en Diversiteit is online beschikbaar<br />

op het platform van de website www.immaterieelerfgoed.nl.<br />

34 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 35


Paasvuur<br />

Espelo<br />

De gedrevenheid van een kleine buurtschap<br />

Het opbouwen van de paasbult is secuur werk en daar zijn veel mensen bij betrokken.<br />

Tekst Elise Meier<br />

Foto’s Stichting Paasvuur Espelo<br />

‘Er zijn zelfs mensen geweest die gestopt<br />

zijn met werken, om mee te helpen het<br />

oude record te verbeteren.’ Aan het<br />

woord is Arjan Stevens, secretaris van de<br />

Stichting Paasvuur Espelo oftewel de<br />

Espelose Boakebouwers. Tot twee keer<br />

toe hebben ze een poging gedaan een<br />

wereldrecord paasvuur bouwen neer te<br />

zetten en het is ze alle twee keer gelukt.<br />

‘De tweede keer hebben we zelfs ook nog<br />

een ander record verbroken, dat van het<br />

grootste kampvuur ter wereld, dat op<br />

naam van een dorp in Slovenië stond.’<br />

Het zegt wel wat over de gedrevenheid<br />

van de kleine buurtschap in de<br />

gemeente Rijssen-Holten, in Salland. Ze<br />

zijn trouwens erg goed in het neerzetten<br />

van records in Espelo. Ook de grootste<br />

sneeuwpop van de Benelux en het<br />

wereldrecord hooivork gooien staan op<br />

hun naam. De traditie van het paasvuur<br />

leeft in de hele gemeente Rijssen-Holten,<br />

al tientallen jaren. Maar volgens<br />

Arjan is die traditie in Espelo het<br />

hevigst. Ze gaan daar elk jaar voor de<br />

grootste brandstapel.<br />

Competitie<br />

Er worden in heel Noord- en Oost-<br />

Nederland paasvuren gebouwd. Over de<br />

oorsprong van de paasvuren is weinig<br />

bekend. Vaak wordt er verwezen naar<br />

een voorchristelijk gebruik om de<br />

terugkeer van het licht rond de tijd van<br />

Pasen te vieren. Echter de eerste<br />

schriftelijke vermelding in Nederland<br />

dateert uit de zeventiende eeuw. Feit is<br />

dat er sinds 1964 in de omgeving van<br />

Espelo paasvuren in competitieverband<br />

werden gebouwd. In het begin waren de<br />

deelnemende buurtschappen De Kol, De<br />

Haar, Rietberg, Waterhoek, Noordenberg,<br />

Vlishoek, Beuseberg, Dijkerhoek,<br />

Espelo en Holterbroek. Er werd zowel<br />

om het grootste paasvuur als om het<br />

mooiste paasvuur gestreden. Het gaat<br />

dan om de brandstapel vóórdat deze in<br />

brand gestoken wordt.<br />

De paasvuren werden in de loop der<br />

jaren dan wel steeds groter, het aantal<br />

deelnemende buurtschappen werd<br />

daarentegen kleiner. Sommige buurtschappen<br />

werden opgeslokt door de<br />

dorpskern van Holten en volgebouwd,<br />

zodat er geen plaats meer was voor een<br />

paasvuur.<br />

Vanaf de jaren tachtig vond de paasvurenstrijd<br />

nog plaats tussen de buurtschappen<br />

Espelo, Beuseberg, Dijkerhoek<br />

en Holterbroek, waarbij de strijd om het<br />

grootste paasvuur vaak tussen Espelo en<br />

Beuseberg speelde.<br />

Hout<br />

Er zijn regels voor de bouw van de<br />

paasvuren. Omdat de vuren steeds<br />

groter worden, is er afgesproken dat<br />

vanaf een hoogte van 4,5 meter geen<br />

machines meer gebruikt mogen worden.<br />

De rest moet met de hand gebeuren.<br />

Het verzamelen van het hout begint al<br />

in november. Op oudejaarsdag wordt er<br />

een grote paal neergezet, waarna een<br />

shovel de eerste 4,5 meter neerlegt en<br />

in elkaar drukt.<br />

‘We gebruiken al het hout, behalve dikke<br />

stammen en bedrijfshout,’ vertelt Arjan.<br />

‘We gebruiken veel naaldhout. We<br />

hebben van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten<br />

een ontheffing om met<br />

wagens de heide aan de voet van het<br />

natuurgebied de Holterberg op te gaan<br />

en alle jonge aangroei van naaldhout<br />

van de heide weg te halen. Vroeger werd<br />

dat gedaan door boeren, die de heide<br />

afgroeven voor plaggen voor hun<br />

schapen, maar dat wordt sinds de jaren<br />

De wedstrijd gaat om het grootste paasvuur vóór het aansteken.<br />

36 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 37


De kennis om een paasvuur te<br />

bouwen wordt van generatie op<br />

Het paasvuur is een reünie voor alle buurtgenoten.<br />

Ook de mensen die elders zijn<br />

gaan wonen, komen ervoor terug.<br />

vijftig niet meer gedaan. Om te voorkomen<br />

dat de heide dichtgroeit met<br />

bomen, halen wij de jonge aanwas nu<br />

weg. Zo blijft de heide in stand en<br />

daarmee de korhoenders die daar<br />

voorkomen.’ De paasvuren hebben naast<br />

een sociaal-<strong>culturele</strong> dus ook nog een<br />

ecologische functie.<br />

Regels<br />

Een andere regel is dat de verhouding<br />

tussen de hoogte en de omtrek 1 op 8<br />

moet zijn. Deze regel is er om te<br />

stimuleren dat de paasvuren zo hoog<br />

mogelijk worden. ‘De winnaar is het<br />

grootste paasvuur, dus het paasvuur met<br />

de meeste kubieke meters. Om te<br />

voorkomen dat je met een paasvuur<br />

kunt winnen van 2 meter hoog en 1000<br />

meter omtrek is de regel bedacht dat je<br />

voor elke 8 meter omtrek minimaal 1<br />

meter de lucht in moet gaan.’ Is het wel<br />

eens gebeurd dat een brandstapel<br />

omviel? ‘Ja hoor, twee jaar geleden nog.<br />

Toen is hij ingestort, hij zakte helemaal<br />

scheef. Met man en macht hebben we<br />

hem weer opgebouwd en hebben<br />

uiteindelijk ook nog de prijs voor het<br />

grootste vuur gewonnen.’<br />

Tegen de brandstapel aan worden<br />

steigers gebouwd, zodat alle takjes<br />

bovenop de stapel gelegd kunnen<br />

worden. De steigers groeien mee met de<br />

stapel. Bovenaan staan de meest ervaren<br />

bouwers, onderaan de jonge beginners.<br />

Je moet namelijk wel weten hoe je de<br />

takken neer moet leggen of erin moet<br />

steken zonder dat de stapel instort. ‘Wij<br />

gaan meestal voor de meest efficiënte<br />

vorm zodat we de grootste inhoud<br />

hebben. Bij ons wordt het een soort<br />

kegel. Bij andere paasvuren, zoals die<br />

van Holterbroek is de vorm vaak een<br />

generatie doorgegeven.<br />

‘chocozoen’-model. Zij leggen ook een<br />

soort van vacht van naaldtakken aan de<br />

buitenkant. Dat doen wij ook wel, maar<br />

bij hen steekt er echt niets uit.’<br />

Toch wordt er heel soms afgeweken van<br />

de vorm van de brandstapel, zoals in<br />

2013 gebeurde. Noodgedwongen, dat<br />

wel. In dat jaar was het al lange tijd heel<br />

droog voor Pasen, zodat er strenge<br />

richtlijnen voor de vuren uitgevaardigd<br />

werden. ‘De brandstapel mocht niet<br />

groter zijn dan 500 m 3 wegens brandgevaar.<br />

Toen hebben we de brandstapel<br />

in de vorm van een kubus gemaakt met<br />

precies die inhoud. We hadden hem<br />

zelfs versierd met dobbelsteenogen.<br />

Dat kreeg veel media-aandacht.’<br />

Gemeenschap<br />

Echt iedereen helpt mee met het<br />

paasvuur, van klein tot groot. Veel<br />

mensen komen hout brengen, alle<br />

boeren uit de wijde omgeving doen dat<br />

ook. Een groep van een man of vijftien<br />

helpt de eerste maanden en in de laatste<br />

weken voor Pasen komen er steeds<br />

meer. Jongens vanaf een jaar of twaalf<br />

helpen al mee. ‘Ik ben zelf ook op mijn<br />

twaalfde begonnen en vond het maar<br />

wat prachtig, als jong jochie tussen al<br />

die grote jongens.’<br />

Er is alleen sinds de zomer van 2015 een<br />

probleem, want de lokale basisschool, de<br />

Bosschool, is toen gesloten wegens te<br />

weinig leerlingen. De kinderen zijn toen<br />

verspreid over de basisscholen in de<br />

andere buurtschappen. ‘Dat is lastig,<br />

want als zij opgroeien en vriendjes in<br />

die buurtschappen krijgen, gaan ze<br />

misschien wel meehelpen met hun<br />

paasvuur, in plaats van dat in Espelo,’<br />

zegt Arjan zorgelijk.<br />

Voorafgaand aan het aansteken van het<br />

paasvuur wordt er traditiegetrouw een<br />

lampionnenoptocht voor de plaatselijke<br />

jeugd gehouden, die tot vorig jaar door<br />

de ouderraad van de basisschool<br />

georganiseerd werd en ook vertrok<br />

vanaf de Bosschool. ‘Nu die school dicht<br />

is en er geen ouderraad meer is, is de<br />

organisatie van de optocht opgepakt<br />

door de jongerenvereniging. De<br />

lampionnenoptocht blijft, compleet met<br />

fanfare, en het vertrekpunt is ook nog<br />

steeds de voormalige Bosschool. We<br />

wachten met het aansteken van het vuur<br />

tot de kinderen er zijn, die dan vooraan<br />

mogen staan. Met het vuur van de grote<br />

lampion die voorop gedragen wordt in<br />

de optocht wordt het vuur aangestoken.<br />

Om de kinderen nog meer te binden,<br />

denken we er nu over om het aansteken<br />

een uur te vervroegen.’<br />

Na het aansteken zijn er optredens van<br />

bands of dj’s en er is een tent waar<br />

drinken gekocht kan worden. Het is een<br />

echt feest voor de hele buurtschap en<br />

ver daarbuiten. ‘We hebben altijd al veel<br />

media-aandacht gehad, lokaal en<br />

lande lijk. Door de twee wereldrecord-<br />

pogingen is dat nog meer geworden. Er<br />

komen mensen uit het hele land naar<br />

het paasvuur kijken.’<br />

Wereldrecords<br />

De competitiedrang is groot in Espelo.<br />

De wereldrecordpoging van 1987 is ook<br />

ontstaan uit wedijver. Twee jaar eerder<br />

had Neede een wereldrecord gevestigd<br />

met hun paasvuur van zestien meter<br />

hoogte. De Boakebouwers Splo, zoals de<br />

paasvuurbouwers van Espelo zich ook<br />

wel noemen, voelden zich geroepen om<br />

dit record te verbeteren en bouwden met<br />

de hulp van de hele gemeenschap van<br />

Espelo een paasvuur van 27,87 meter<br />

hoog. Dit bleef niet onopgemerkt, want<br />

de ontsteking trok 20.000 bezoekers.<br />

Vijfentwintig jaar later vonden de<br />

inmiddels nieuwe bouwers dat het tijd<br />

werd om het record te verbreken. Had<br />

niet één van de bouwers destijds, Anton<br />

Reilink, in 1987 gezegd: ‘Er zal geen<br />

enkel dorp uit de buurt zo gek zijn om<br />

dit record opnieuw aan te vallen, misschien<br />

hooguit wijzelf!’ Hij kreeg gelijk.<br />

De zonen van de voormalige recordhouders<br />

wilden het record van hun vaders<br />

verbreken en kregen daarvoor zelfs hulp<br />

van diezelfde vaders. ‘Mijn vader zat in<br />

1987 ook in het bestuur van de Stichting,’<br />

vertelt Arjan, ‘en hij hielp nu weer<br />

mee. Iedereen hielp mee en de brandstapel<br />

werd verrassend hoog.’<br />

Een half jaar lang werd er elk weekend<br />

gebouwd aan het paasvuur. Een week<br />

voor Pasen werd het oude record uit<br />

1987 al verbroken. Maar dat was geen<br />

reden om te stoppen met bouwen. Men<br />

besloot ook een aanval te doen op het<br />

wereldrecord hoogste kampvuur, dat in<br />

handen was van een dorp in Slovenië,<br />

een stapel pallets van 43 meter hoog. Op<br />

vrijdag 6 april was het zover. De officiële<br />

opmeters werden begeleid door twee<br />

politieagenten, die dienden als officiële<br />

getuigen bij het opmeten. Dit was nodig<br />

voor een vermelding in het Guinness<br />

Book of Records. Het opmeten werd<br />

ook nauwgezet gevolgd door vertegenwoordigers<br />

van lokale en landelijke<br />

media. Om 16.00 uur kwam uiteindelijk<br />

de uitslag waar iedereen op gewacht<br />

had: het paasvuur had een hoogte van<br />

maar liefst 45,98 meter. Die keer waren<br />

er 40.000 bezoekers.<br />

Doorgeven<br />

‘Gewone paasvuren zijn niet zo hoog,<br />

hoor,’ relativeert Arjan. ‘Zo rond de<br />

achttien meter. Maar door die wereldrecords<br />

leeft het paasvuur hier als nooit<br />

tevoren. Elk jaar heb je hier ook reünies<br />

van oud-bouwers, mensen komen er<br />

speciaal voor terug naar Espelo. En we<br />

krijgen steeds meer bezoekers van<br />

buiten de gemeenschap. De laatste vijf/<br />

zes jaar zijn we echt opgemerkt door de<br />

media.’ Is Arjan niet bang dat er teveel<br />

mensen komen door al die aandacht?<br />

‘Nee hoor, het paasvuur wordt gebouwd<br />

op een groot stuk land, daar is ruimte<br />

genoeg.’<br />

Afgezien van de sluiting van de basisschool<br />

lijken er dus voorlopig geen<br />

problemen te zijn voor het voortbestaan<br />

van de traditie. Hoe zit het met de<br />

vaardigheden om zo’n grote brandstapel<br />

te bouwen, hoe worden die aangeleerd?<br />

‘De jonge bouwers leren het van de<br />

oude. Je moet er wel een beetje inzicht<br />

en gevoel voor hebben, de takken niet<br />

teveel naar binnen steken. Je moet<br />

aanvoelen waar meer takken nodig zijn<br />

om een evenwichtige stapel te kunnen<br />

maken, maar dat leer je vooral door het<br />

te doen. En we kunnen altijd meer<br />

bouwers gebruiken.’<br />

Wat betreft documentatie is er een<br />

uitgebreide website met informatie en<br />

vooral veel foto’s. Verder is het de<br />

bedoeling dat er dit jaar een boek<br />

verschijnt over de traditie van het<br />

paasvuur in Espelo. Er is eerder al een<br />

time-lapse filmpje gemaakt waarop je de<br />

bouw in versneld tempo kunt volgen.<br />

Het samen bouwen zorgt voor een<br />

hechte gemeenschap en het feest erna<br />

verstevigt de banden. ‘In de late uurtjes,<br />

als de bezoekers naar huis zijn, gaan de<br />

Sploders nog even door met de band,<br />

dat is gezellig.’<br />

‹<br />

38 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 39


ingezonden<br />

Over de lengte<br />

van een metworst<br />

Driekoningenzingen<br />

Een zeer attente lezer van onze special Traditie – Pieter Schildt –<br />

vroeg ons of er niet een vergissing was gemaakt bij een berekening<br />

in het artikel over de Metworstrennen. De aanleiding ligt in het<br />

verre verleden:<br />

‘Volgens de overlevering was er in de vijftiende eeuw een ‘Freule<br />

Aleida’ die tijdens haar wekelijkse rijtoer met haar koets van de weg<br />

raakte. Boxmeerse ‘vruchtbaarheidsruiters’ schoten haar met hun<br />

paarden te hulp en hielpen haar weer op weg. Als dank voor hun<br />

hulp belastte de freule een van haar hoeves in Vortum-Mullem (de<br />

‘Belaste Hoeve’) met een jaarlijkse erfbelasting: een zeven ellen<br />

lange metworst, een wegge en een brood, twee vaten bier en een<br />

halve varkenskop.’<br />

Deze ‘erfbelasting’ werd vanaf dat moment elk jaar uitgedeeld aan<br />

de winnaar van een paardenrace, die speciaal voor dit doel werd<br />

gehouden: de Metworstrennen. De winnaar wordt voor het leven<br />

Metworstkoning.<br />

Nu is de el, al klinkt het gek, niet altijd even lang geweest dus het is<br />

lastig rekenen. Maar in het artikel was abusievelijk de voet als maat<br />

genomen, waardoor er stond dat de te winnen metworst ruim twee<br />

meter lang is. Dat is hij ook wel, maar dan wel héél ruim… Pieter<br />

Schildt, die ons hierover bevroeg, vond dat de vereniging er met iets<br />

meer dan twee meter bekaaid afkwam,<br />

aangezien de worst altijd met<br />

iedereen gedeeld wordt.<br />

Wij hebben daarom navraag gedaan bij<br />

de publiciteitsman van de Vereniging<br />

‘De Metworst’ om achter de precieze<br />

maat te komen. Nu weten wij dat de el<br />

in de vijftiende eeuw stond voor 69cm<br />

en zeven ellen wordt dan dus 4,83m. De<br />

slager die elk jaar de metworstprijs<br />

maakt, houdt deze maat ook aan.<br />

Rouwvlaggen op Nederlandse<br />

binnenvaartschepen<br />

Onlangs ontving ik uw bericht betreffende<br />

de naamsverandering van uw organisatie.<br />

En dat is een goede gelegenheid om U te<br />

attenderen op iets dat langzaamaan aan het<br />

verdwijnen is: namelijk de rouwvlaggetjes<br />

op de Nederlandse binnenvaartschepen.<br />

Het betreft de vlaggetjes op de kont van het<br />

schip ter vervanging van de Nederlandse<br />

driekleur. Voor de katholieke binnenvaartschippers<br />

was dat een wit kruis op een<br />

zwarte ondergrond. voor de protestantse<br />

schippers een wit palmboompje op een<br />

zwart vlak. Beide versies zijn ongeveer 60 bij<br />

45 cm groot. Ze bleven hangen tot ze aan<br />

rafels waren.<br />

Omdat ik dit nog maar hoogstzelden<br />

tegenkom, dacht ik u hierop opmerkzaam te<br />

moeten maken.<br />

Wim van Soest<br />

Hierbij stuur ik u een kleurendia die ik op 6<br />

januari 1967 maakte in het portiek van ons huis<br />

in de Nicolaas Pieckstraat 9 in Tilburg.<br />

Als kind gingen wij met Driekoningen (6 januari)<br />

met lichtjes en<br />

verkleed als koning,<br />

langs de deuren. Als<br />

men opendeed<br />

zongen wij liedjes<br />

als: ‘Wij komen te<br />

samen’ en ‘Drie<br />

koningen, drie<br />

koningen, geef mij<br />

‘n nieuwen hoed, de<br />

ouwe is versleten,<br />

ons moeder mag<br />

‘t niet weten, mijn<br />

vader heeft het geld<br />

op de toonbank<br />

neergeteld’.<br />

Thuis prikten wij<br />

met een oude gloeiende vork gaatjes in een<br />

houten sigarenkistje, en wel in de vorm van een<br />

ster met een staart. In dat kistje zetten wij dan<br />

een kaars en dan had je een mooi verlichte ster in<br />

het donker. Ook waaide het lichtje niet zo gauw<br />

uit, zoals in lampionnen, die werden ook veel<br />

gebruikt.<br />

Is u trouwens bekend dat wij op 28 december,<br />

Onnozele Kinderen, ons verkleedden als volwassenen<br />

en in Tilburg ook langs deuren gingen?<br />

Maar dat wordt, denk ik, al lang niet meer<br />

gedaan.<br />

Loek de Kock<br />

De Indische<br />

rijsttafel<br />

Een van de oudste mengkeukens ter wereld<br />

Tekst Jolly van der Velden<br />

Foto’s Jolly van der Velden, Restaurant Garoeda, Poppies Restaurant Bali en Tropenmuseum<br />

Nasi, ayam, sajoer, telor, djagoeng, kacang panjang, kentang, kardemon, ketoprak, lombok<br />

kering, tempé, trasi, sateh babi, bawang, gado gado, pepes base barak, pisang goreng,<br />

seroendeng… De Indische rijsttafel roept allerlei associaties op: kleurrijk, geurig, exotisch,<br />

een feest voor de smaakpapillen, uitgebreid, verfijnd en geraffineerd. Jan van Aken en<br />

Humphrey de la Croix zetten zich in om de traditie van de Indische rijsttafel te behouden.<br />

40 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 41


Over de oorsprong van de Indische rijsttafel<br />

doen verschillende verhalen de ronde. Er<br />

wordt vaak gezegd dat de rijsttafel een<br />

erfenis is uit de koloniale tijd in Nederlands-Indië.<br />

De naam rijsttafel is in ieder geval Nederlands,<br />

dus die tijd heeft er zeker mee te maken, maar het verhaal is<br />

daarmee niet compleet. Inderdaad boden welgestelde Hollanders<br />

uit de hogere sociale klasse in huiselijke kring graag een<br />

uitgebreide rijsttafel aan hun gasten aan. Zoveel gerechten,<br />

smaken, kleuren en geuren op een prachtig gedekte tafel,<br />

geserveerd door bedienden, was zonder meer statusverhogend.<br />

Aanvankelijk was het ‘rijsttafelen’ echter gewoon warm<br />

middageten, bestaande uit rijst met enkele bijgerechten, ook<br />

wel ‘inlandse’ of ‘Indische’ tafel genoemd. Dit in tegenstelling<br />

tot een ‘Europese’ of ‘Hollandse’ tafel.<br />

De stap hieraan vooraf is de oorsprong, die ligt bij de inlandse<br />

bevolking. De vrouwen die in de huishoudens van de Hollanders<br />

werkten als hulp en kokkie namen vanuit hun eigen<br />

<strong>culturele</strong> tradities culinaire kennis en kunde mee. Een<br />

gastronomische rijkdom die van generatie op generatie was<br />

doorgegeven. Juist zij hebben enorm bijgedragen aan de<br />

ontwikkeling van de rijsttafel. Qua afkomst was er een grote<br />

<strong>diversiteit</strong>: Javaans, Sumatraans, Chinees, Japans of Indiaas. De<br />

Indische rijsttafel is niet voor niets een van de oudere mengkeukens<br />

ter wereld. Recepten en bereidingswijzen werden aan<br />

elkaar overgedragen, evenals de samenstelling, de kennis van<br />

kruiden en van andere ingrediënten. Het sociale aspect van de<br />

maaltijd was hierbij de gastronomische gemene deler.<br />

‘Fusion cooking is een marketingterm van nu,’ verduidelijkt<br />

Van Aken, ‘maar het is eigenlijk een doodgewoon proces.<br />

Waar mensen bij elkaar komen, vermengen de cultuur en de<br />

keuken zich. De ontwikkeling van de Indische keuken was een<br />

verdere vermenging van culinaire culturen, waardoor de<br />

maaltijden nog kleurrijker werden.’<br />

Inheemse achtergrond<br />

Een belangrijke voorloper en inspiratiebron van de Indische<br />

rijsttafel is ongetwijfeld de selamatan geweest, een rituele<br />

feestmaaltijd ter ere van een belangrijke gebeurtenis. Het was<br />

een religieus georiënteerde maaltijd. Hiervoor werd een grote<br />

hoeveelheid inheemse gerechten bereid, wat we terugzien bij<br />

de rijsttafel, zeker in de welgestelde kringen. Bij de dagelijkse<br />

maaltijden at de inheemse bevolking helemaal niet zo<br />

uitgebreid.<br />

De Nederlanders in Nederlands-Indië hebben heel lang<br />

vastgehouden aan de eigen, vertrouwde keuken van brood,<br />

aardappels, vlees, vis en groente. Het begrip rijsttafel werd bij<br />

die families destijds ook vaak gebruikt om het onderscheid<br />

met die Nederlandse kookkunst aan te duiden. De rijsttafel<br />

werd voor hen aangepast aan de westerse smaak, bijvoorbeeld<br />

minder heet en gekruid. Hierdoor verzelfstandigde de rijsttafel<br />

zich en kwam op meer afstand van het originele inheemse<br />

eten.<br />

In 1870 wordt de term rijsttafel voor het eerst<br />

vermeld in een reisverslag van een ambtenaar. Hij<br />

beschreef een maaltijd die hem onderweg was<br />

aangeboden op zijn controlereis door het gebied<br />

waar hij werkzaam was. Op dat moment had de<br />

Indische rijsttafel al een ontwikkeling doorgemaakt<br />

die liep van een lokale inlandse keuken naar een<br />

Indische keuken met meer verschillende invloeden<br />

van buitenaf. Hier ontstond een vermenging met<br />

westerse invloeden. Deze ontwikkeling heeft ook te<br />

maken met de maatschappelijke ontwikkelingen in<br />

Nederlands-Indië.<br />

Humphrey de la Croix: ‘In de loop van de negentiende<br />

eeuw ontstond er een nieuw soort kolonialisme<br />

in Indië. De kolonie werd uitgebouwd tot een<br />

‘nieuw land’, een verre provincie van Nederland en<br />

een volwaardig vestigingsgebied voor Europeanen.<br />

Dit betekende een uitbreiding van de infrastructuur<br />

én van het bestuur en beheer. Door deze veranderingen<br />

kwam er een grotere toeloop van migranten uit<br />

West-Europa, in eerste instantie uit Nederland. Door<br />

de betere woon- en leefomstandigheden en de<br />

hogere welvaart kwamen er ook meer vrouwen en<br />

kinderen naar Nederlands-Indië. Dit heeft veel<br />

invloed gehad op het leven daar, er kwam een<br />

overplanting van Nederlandse waarden, normen en<br />

cultuur. Door de macht van de Nederlanders<br />

ontstond er een superioriteitsgevoel ten opzichte van<br />

de inheemse bevolking. Dat heeft ook invloed op de<br />

gastronomische ontwikkeling gehad. Ik denk dat de<br />

status van het inlandse eten door dat toenemende<br />

onderscheid tussen inheems en westers wellicht een<br />

terugval maakte. In de zin van ‘het is maar inheems<br />

eten’.<br />

Regionale verschillen<br />

Tegelijkertijd bleef de rijsttafel zich ontwikkelen. De<br />

oorzaak daarvan kan zijn dat lang in Indië gevestigde<br />

families zich het eten van rijst en andere inheemse<br />

gerechten, die ze gingen aanduiden als rijsttafel, als<br />

deel van hun levensstijl hadden eigen gemaakt.<br />

Hierdoor werd de Indische keuken langzaam maar<br />

zeker een keuken die in beschrijvingen werd<br />

vastgelegd, net zoals de Italiaanse of de Franse<br />

keuken.’<br />

Het kolonialisme heeft ervoor gezorgd dat de<br />

archipel, die uit een groot aantal verschillende volken<br />

bestond, als één afgebakend geheel werd gezien. Er<br />

zijn wel verschillen, maar er is bijvoorbeeld niet een<br />

specifiek Javaanse of Sumatraanse rijsttafel. In een<br />

restaurant of bij recepten in een kookboek wordt<br />

tegenwoordig dat onderscheid ook niet gemaakt.<br />

Humphrey de la Croix ziet dit als een indicatie dat<br />

door de vastlegging van receptuur een nieuwe<br />

Rijsttafel te eten en te genieten is een<br />

kunst. Men neme niet te veel rijst<br />

ineens (bijvullen is geoorloofd). Men<br />

kieze uit de veelheid der gerechten. (…)<br />

Men houde zijn rijst zelve zoo lang<br />

mogelijk wit en maagdelijk. In een kop<br />

neme men zijn sajoer of groentesaus.<br />

Op een bijbord schikke men het palet<br />

uit de gekozene gerechten. De verschillende,<br />

soms zeer gepimenteerde sambals<br />

neme men in kleine hoeveelheid<br />

– pas op voor de sambal oelek, louter<br />

Spaansche peper! – en houde ze op den<br />

rand van uw bord vooral goed uit<br />

elkaâr. Bij elke hap rijst – ge eet uw rijst<br />

met lepel en vork – kiest ge iets van kip,<br />

vleesch of visch, begeleid door één der<br />

sambals. Iedere hap rijst is een nieuwe<br />

combinatie. Ge wisselt ze af, die combinaties.<br />

Ge wisselt ze af, uw hapjes rijst,<br />

waardoor, als ge goèd eet, elk hapje<br />

anders smaakt. Wat een rijkdom, die u<br />

nooit verveelt!<br />

Couperus – Oostwaarts<br />

Indische keuken ontstond, naast de al bestaande keukens.<br />

Deze nieuwe ‘ene’ Indische keuken, met zijn diverse geografische<br />

herkomst, vervangt niet alle bestaande regionale rijsttafels.<br />

Eerder is er een nieuwe aan toegevoegd, met dat verschil<br />

dat receptuur en kooktechnieken schriftelijk werden vastgelegd.<br />

Er zijn overigens wel ingrediënten die op het ene eiland meer<br />

in gebruik zijn dan op het andere. Het eten op Sumatra is<br />

doorgaans pittiger dan op Java.<br />

Jan van Aken heeft een stuk of dertig recepten van rendang<br />

(stoofvlees) met elkaar vergeleken en dan zijn er twee opmerkelijke<br />

verschillen: het gebruik van de hoeveelheid pepers en<br />

van kaneel. Op Java is geen kaneel in de recepten te vinden, op<br />

Sumatra wel en twee gebruikte pepers op Java staan in een<br />

vergelijkbaar recept tegenover twaalf op Sumatra.<br />

Symboliek<br />

Aanvankelijk was er in Nederlands-Indië de nodige symboliek<br />

verbonden aan de rijsttafel, bijvoorbeeld dat er altijd een<br />

oneven aantal gerechten op tafel moest staan, inclusief de rijst.<br />

Een even aantal zou ongeluk brengen. Om diezelfde reden<br />

moest er qua samenstelling zoveel variatie zijn dat er voor elk<br />

wat wils was. Rijst – heilig voedsel – mag niet op de grond<br />

worden gemorst. Gebeurt dit toch, dan brengt dit onheil. In<br />

42 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 43


Nederland leeft tegenwoordig de betekenis van<br />

deze symboliek nauwelijks nog. Wat nog wel<br />

gebeurt, is bij een feestelijke gelegenheid nasi<br />

kuning serveren, gele rijst in een kegelvorm.<br />

Die brengt namelijk geluk.<br />

Rijsttafel op reis<br />

De ontwikkeling van de Indische rijsttafel bleef<br />

niet beperkt tot Indië. De rijsttafel was<br />

inmiddels zo ingebed in het maatschappelijk<br />

leven en zo populair, dat hij mee terug werd<br />

genomen naar Nederland bij de massale<br />

repatriëring van Indische Nederlanders en<br />

militairen na de Tweede Wereldoorlog en de<br />

onafhankelijkheidverklaring van Indonesië. De<br />

rijsttafel werd dus ook hier bereid en gegeten,<br />

aanvankelijk noodgedwongen met alternatieve<br />

ingrediënten. Dit betekende dat de Indische<br />

rijsttafel weer veranderde. Bepaalde gerechten<br />

zoals sateh, nasi, kroepoek of het gebruik van<br />

ketjap werden langzaam maar zeker gemeengoed<br />

voor heel veel Nederlanders. De Nederlandse<br />

eetcultuur veranderde erdoor.<br />

De al langer in Nederland wonende Chinezen<br />

hebben handig ingespeeld op de naoorlogse<br />

welvaart die maakte dat er vaker dan voorheen<br />

buiten de deur werd gegeten of eten werd<br />

gehaald. Chinees-Indische en Chinese restaurants<br />

schoten in het hele land als padden-<br />

Eén aspect<br />

van de traditie<br />

verandert niet:<br />

een Indische<br />

rijsttafel eet je<br />

samen met<br />

anderen.<br />

stoelen uit de grond. Zij serveerden een verbasterd fenomeen<br />

van de rijsttafel, een Chinees-Indische variant. Een bekend<br />

voorbeeld van die aanpassing is de nasi goreng met een<br />

gebakken ei en een plak ham erbovenop.<br />

Humphrey de la Croix: ‘Als Indo zou ik zeggen dat nasi goreng<br />

(gebakken rijst), rijst van gisteren is met een overgebleven<br />

stukje vlees dat fijngesneden is, een ui, wat knoflook en een<br />

fijngesneden kool. De echte nasi goreng is dus gemaakt van<br />

kliekjes. In een restaurant krijgt dat een ander karakter en zie<br />

je die aankleding met dat ei en die ham.’<br />

Generaties<br />

Welke gemeenschappen dragen deze traditie? Allereerst<br />

natuurlijk de Indische gemeenschap zelf, inclusief de kinderen<br />

en de kleinkinderen. ‘De derde en vierde generatie heeft<br />

momenteel een versterkte interesse in hun wortels,’ zegt De la<br />

Croix. ‘De identiteit wordt nader aangevuld of ingevuld met<br />

dat waarvan ze denken: dit hoort typisch bij mijn groep. De<br />

mensen van de eerste generatie, die in Indië zijn geboren en na<br />

de oorlog naar Nederland zijn gekomen, hebben nogal<br />

dramatische dingen meegemaakt: de oorlog, de periode van de<br />

dekolonisatie, de komst naar Nederland, het zich niet altijd<br />

welkom voelen. Deze generatie heeft het er voor een groot deel<br />

niet over gehad. Daardoor heeft de tweede generatie een<br />

heleboel informatie gemist. De derde generatie is daarnaar<br />

gaan zoeken, want die kregen het niet van hun ouders.<br />

Geholpen door het internettijdperk, waren er opeens bronnen<br />

beschikbaar over de tijd van opa en oma die buiten de familie<br />

lagen. De rijsttafel hoort daar ook bij.’<br />

Een andere te onderscheiden gemeenschap is die van de<br />

Indië-veteranen, al neemt deze groep elk jaar meer af door het<br />

overlijdensgevallen. Militairen zijn overigens ook een te<br />

onderscheiden groep die de rijsttafeltraditie in ere houdt,<br />

zeker de mensen van de marine. Daar wordt namelijk iedere<br />

woensdag de zogenaamde ‘blauwe hap’ geserveerd, zowel op<br />

de schepen als aan de wal. Een Indische rijsttafel dus.<br />

Kookliefhebbers en foodies zijn ook geïnteresseerde bereiders<br />

en gebruikers van de rijsttafel. Koken is momenteel een hype,<br />

kookcursussen zijn populair en er is interesse in de Aziatische<br />

keuken. Een stenen tjobek om de kruidenmengsels fijn te<br />

wrijven en een gietijzeren wadjang zijn in veel keukens te<br />

vinden. De wereld wordt in dit opzicht kleiner en de ingrediënten<br />

zijn, met name in de steden, overal verkrijgbaar.<br />

De kern van de traditie<br />

Hoe zorg je er voor dat de traditie in stand blijft? Dat is een<br />

vraag waar Van Aken en De la Croix veel mee bezig zijn<br />

geweest. Er zijn namelijk verschillende bedreigingen.<br />

De la Croix: ‘Aan de ene kant heb je de dynamiek van de<br />

traditie, het vermogen om nieuwe elementen op te nemen, wat<br />

op zichzelf een onderdeel van de traditie is. Aan de andere<br />

kant moet er wel een minimum overblijven van de kern. Er is<br />

in het geval van de Indische rijsttafel geen ‘toezichthouder’ die<br />

in de gaten houdt wat nog wel en wat niet meer bij de traditie<br />

hoort. Persoonlijk merk ik dat als iemand mij uitnodigt voor<br />

een simpele nasi goreng en ik daar koriander in proef, dat voor<br />

mij niet kan. Dat hoort er gewoon niet in.’<br />

Nu alle ingrediënten voorradig zijn om een recept uit 1900<br />

precies na te maken, levert dat ook tegengeluiden op. Er zijn<br />

mensen die zich afvragen of het nog wel klopt. De ontwikkeling<br />

van de Indische keuken is altijd een dynamisch proces<br />

geweest dat zich heeft aangepast aan allerlei sociale en<br />

economische omstandigheden. Als je gaat koken met die<br />

ingrediënten uit 1900, waar plaats je dan de dynamiek als<br />

essentieel onderdeel van de traditie? Als die aanpassing niet<br />

meer gebeurt, tast je dan niet een onderdeel van de traditie<br />

aan?<br />

Andere bedreigingen zijn de tijdrovendheid van de bereiding<br />

in de huidige hectische tijd en de populariteit van fabrieksmatige<br />

kant-en-klaarmaaltijden. Van Aken noemt ook nog de<br />

<strong>diversiteit</strong> op culinair gebied waardoor Indisch eten minder<br />

speciaal wordt: ‘Uit elk land kennen we inmiddels wel<br />

gerechten. Er zijn zoveel invloeden. Iedereen die graag kookt,<br />

geeft er zijn eigen draai aan. Dat geldt zowel in de keukens<br />

thuis, als in restaurants.’<br />

Sociale context<br />

Eén aspect van de traditie verandert niet: een Indische<br />

rijsttafel eet je (bijna) nooit alleen. Deze maaltijd is bij uitstek<br />

een ontmoetingsgelegenheid. Deze sociale context is een<br />

onlosmakelijk onderdeel van de traditie.<br />

‘Het gaat om de gezamenlijke beleving ervan, om de<br />

gastvrijheid,’ zegt De la Croix. ‘Mijn ouders begrepen<br />

er vroeger niets van dat in andere gezinnen kinderen<br />

om half zes naar huis werden gestuurd als er gegeten<br />

ging worden. Wij zijn gewend dat als je kookt, je zo<br />

veel maakt dat er altijd een gast mee kan eten. Niet<br />

iets kunnen aanbieden kán gewoon niet. Het<br />

gezamenlijk eten en bezig zijn met eten, is een<br />

onderdeel van de cultuur. Tegen het eind van een<br />

maaltijd kan mijn moeder gerust vragen, wat zullen<br />

we morgen eens eten? Ik denk dat dat wel een kracht<br />

is die van generatie op generatie is doorgegeven.’<br />

Nationale Inventaris<br />

Jan van Aken en Humphrey de la Croix hebben een<br />

erfgoedplan opgesteld om de Indische rijsttafel op de<br />

Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed<br />

te krijgen. Zij willen daarmee bereiken dat de traditie<br />

behouden blijft en dat in de enorme hoeveelheid aan<br />

mogelijkheden op culinair gebied de kennis van de<br />

Indische rijsttafel niet verwatert.<br />

Van Aken: ‘Voor jongeren komen spruitjes bijvoorbeeld<br />

uit de supermarkt. Hoe ze op het land staan<br />

weten ze niet. Als je vanuit de supermarkt gaat<br />

koken, is dat iets heel anders dan dat je met de<br />

voeten in de klei staat. Bij veel jongeren is de<br />

voedingsbodem meer digitaal, dan dat het klei is. Dat<br />

digitale lijkt een rijke voeding, maar als je dieper<br />

kijkt, mis je de relatie met waar het vandaan komt.<br />

Dan dreigt het gevaar van de nonchalance, dan drijft<br />

het weg naar iets dat kan veranderen in van alles. Je<br />

moet de relatie met de kern zien vast te houden,<br />

anders raak je het kwijt. Veel Indische restaurants<br />

zijn aan slijtage onderhevig en een aantal zelfs al<br />

gesloten. Als je alles bij het oude laat en je geen<br />

vernieuwing toevoegt, dan overleef je niet. Ik denk<br />

dat nu de tijd aangebroken is voor de ‘rijsttafel 2.0’.<br />

Zonder de traditie geweld aan te doen, kan vernieuwing<br />

ernaast bestaan.’<br />

Humphrey de la Croix voegt daaraan toe: ‘Ik zie het<br />

nog breder. Door de culinaire geschiedenis van de<br />

rijsttafel onder de aandacht te brengen, komt er ook<br />

meer en exacte kennis over de Indische gemeenschap.<br />

Vanuit die gemeenschap wordt al jaren<br />

geklaagd dat de historische kennis over die groep te<br />

beperkt is, ook door het stilzwijgen vanwege de<br />

traumatische gebeurtenissen. De culinaire geschiedenis<br />

van de Indische gemeenschap is voor mij een<br />

onderdeel van de grotere geschiedenis.’<br />

Van Aken knikt: ‘En de gemakkelijkste kennismaking<br />

is de keuken.’<br />

‹<br />

44 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 45


Foto's<br />

J. van der Steen<br />

Op de verjaardag<br />

van Leonard<br />

Corneille Dudok<br />

de Wit krijgen<br />

de kinderen in<br />

Breukelen al<br />

100 jaar lang<br />

gratis poffertjes.<br />

De traditie van gratis poffertjes eten in Breukelen bestaat al ruim 100 jaar<br />

Van generatie op generatie<br />

poffertjes bakken<br />

In Breukelen bestaat al ruim honderd jaar de traditie dat op 3 oktober alle basisschoolkinderen gratis poffertjes<br />

mogen komen eten bij de Oud-Hollandsche Poffertjes en Wafelkraam D. van der Steen. In tegenstelling tot wat veel<br />

mensen denken, komen poffertjes van origine niet uit Nederland maar uit Frankrijk. Het eten van poffertjes met<br />

boter en suiker is in Nederland wel uitgegroeid tot een populair gebruik.<br />

De receptuur en bereidingswijze van<br />

deze mini-pannenkoekjes wijken in<br />

enkele opzichten af van die van pannenkoeken.<br />

Zo worden poffertjes gemaakt<br />

van tarwebloem en boekweitbloem en<br />

worden ze al omgedraaid voordat het<br />

beslag helemaal gestold is. Bij pannenkoeken<br />

wordt geen boekweitbloem<br />

gebruikt en ook de bereidingswijze is<br />

anders.<br />

Poffertjes worden gebakken op een<br />

speciale ronde poffertjespan met<br />

kuiltjes. In poffertjeskramen echter zijn<br />

de poffertjesplaten veel groter en<br />

rechthoekig. De poffertjesbakkers zijn<br />

heel behendig in het snel omdraaien van<br />

de bijna gare poffertjes.<br />

Rondtrekken<br />

Poffertjeskramen bestaan al lang. Zo<br />

kreeg de overgrootvader van de huidige<br />

eigenaar van de poffertjes- en<br />

wafelkraam Van der Steen al in 1847<br />

een vergunning voor een poffertjeskraam.<br />

Hij vervoerde de kraam in een<br />

schuit en bouwde hem elk jaar in zo’n<br />

veertien verschillende plaatsen op om<br />

daar een paar weken poffertjes te<br />

verkopen. Het gezin woonde ondertussen<br />

op de schuit.<br />

Toen in 1921 de Nassaulaan als winkelstraat<br />

in Bussum met veel feestelijkheden<br />

geopend werd, werd Bussum een<br />

van de plaatsen waar de ‘Oud Hollandsche<br />

Poffertjes en Wafelkraam D. van<br />

der Steen’ elk jaar steevast terugkwam.<br />

Deze D. van der Steen was overgrootvader<br />

Dirk, de grondlegger van het<br />

familiebedrijf, die de naam gevestigd<br />

heeft. Hij kwam uit een omvangrijk<br />

gezin en is door zijn twee ongetrouwde<br />

tantes opgevoed. Deze tantes hadden<br />

samen een poffertjeskraam die Dirk<br />

later heeft overgenomen.<br />

Niet alleen Bussum werd een vaste<br />

standplaats, ook Breukelen was dat.<br />

‘Vanaf begin april staan we in Bussum,’<br />

vertelt nazaat Joop van der Steen die<br />

momenteel met zijn vrouw Lia het<br />

familiebedrijf beheert. ‘Na de derde<br />

week van september breken we de<br />

kraam af en laden alles in de vrachtwagen.<br />

De schuit is inmiddels verleden<br />

tijd, nu wordt alles over de weg vervoerd.<br />

Dan gaan we naar Breukelen,<br />

waar we nog drie weken staan. Poffertjes<br />

bakken is seizoensarbeid. De winter<br />

gebruiken we voor het onderhoud.’<br />

Verhalen over vroeger heeft hij nog<br />

genoeg, zoals over het op gang krijgen<br />

van de grote gloeikopmotor van het<br />

schip. Daar kwamen heel wat vaardigheden<br />

en geduld bij kijken. Als kind<br />

vond hij dat heel spannend. Of over de<br />

harde houtjes waar de oven op brandde.<br />

‘Die kwamen van oude lantaarnpalen.<br />

Mijn vader had altijd rode ogen van de<br />

rook.’ En over het reizen met het schip<br />

terwijl hij leerplichtig was. ‘Ik heb in<br />

verschillende plaatsen op school gezeten<br />

en voel me dan ook half Breukelaar en<br />

half Bussumer.’<br />

Honderdjarige traditie<br />

En zo zijn we in Breukelen aangeland.<br />

Daar woonde in de buitenplaats<br />

Slangevegt een telg uit een rijk koopmansgeslacht,<br />

genaamd Leonard<br />

Corneille Dudok de Wit. Hij was<br />

vrijgezel en een fervent wandelaar. Hij<br />

had een groot kapitaal geërfd en maakte<br />

op Java als eerste blanke Europeaan een<br />

46 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 47


nieuws<br />

wandeltocht van 3560 kilometer dwars<br />

over het eiland. Zijn bijnamen waren<br />

dan ook ‘Kees de Tippelaar’ en ‘De<br />

Wandelende Hollander’.<br />

Niet alleen was deze rijke man een<br />

verzamelaar van exotische voorwerpen<br />

voor zijn eigen Museum voor Land- en<br />

Volkenkunde, hij was ook een filantroop.<br />

Hij organiseerde in Breukelen<br />

veel activiteiten en bepaalde ook dat<br />

alle kinderen van die plaats op zijn<br />

verjaardag gratis poffertjes mochten<br />

Vaste klantenkring<br />

Jong geleerd is oud gedaan. Dat geldt<br />

niet alleen voor de kinderen van<br />

Breukelen, maar ook voor de poffertjesbakkers<br />

zelf. Al verschillende generaties<br />

lang bakken ze poffertjes volgens<br />

hetzelfde oude familierecept. ‘Dat recept<br />

is geheim, dat bewaren we in een kluis!<br />

Dat wordt alleen doorgegeven aan onze<br />

eigen poffertjesbakkers,’ aldus Joop.<br />

Blijkbaar valt het recept in de smaak,<br />

want de kraam heeft een vaste klantenkring.<br />

werk en zullen waarschijnlijk de kraam<br />

niet overnemen,’ aldus Joop. Voorlopig<br />

zal dat niet zo’n probleem opleveren<br />

voor Lia en Joop, die van plan zijn om<br />

nog wel even door te gaan. Maar<br />

nadenken over de toekomst doen ze<br />

uiteraard al wel.<br />

Wat heb je nodig als poffertjesbakker?<br />

Joop: 'Het moet iemand zijn met<br />

dezelfde bloedgroep, zeg ik altijd.<br />

Er moet een klik zijn, een bepaald<br />

gevoel. Hij of zij neemt niet alleen de<br />

NATIONALE MOLENDAG 2016<br />

‘We hebben<br />

hele generaties<br />

verkering en<br />

kinderen zien<br />

krijgen’<br />

Molens in heel Nederland zijn te bezoeken tijdens de Nationale Molendag<br />

op zaterdag 14 en zondag 15 mei 2016. In dit weekend draaien bijna alle<br />

molens van Nederland en zijn ruim 950 molens open voor bezoek. Ook bij<br />

u in de buurt. Tijdens Nationale Molendag organiseren vele molenaars<br />

extra activiteiten op en rond de molen. Van pannenkoeken bakken tot en<br />

met vele kinderactiviteiten en met fietsroutes tot molenmarkten. Het is<br />

een dag met activiteiten voor jong en oud. Voor de kinderen is er dit jaar<br />

een Molen Doeboekje dat gratis wordt uitgedeeld.<br />

Glossy Traditie<br />

eten. De poffertjeskraam van de<br />

grootvader van Joop was al jaren een<br />

vaste verschijning in de plaats aan de<br />

Vecht, zodat deze de eer toeviel om de<br />

kinderen van poffertjes te voorzien op<br />

3 oktober.<br />

Toen Leonard Corneille Dudok de Wit<br />

in 1913 overleed, bleek hij een geldbedrag<br />

gereserveerd te hebben voor de<br />

voortzetting van het poffertjesfestijn in<br />

het speciaal daartoe opgerichte L.C.<br />

Dudok de Wit’s Fonds. ‘Tot op de dag<br />

van vandaag bakken we elk jaar<br />

poffertjes voor alle kinderen van<br />

Breukelen,’ vertelt Joop. ‘In 2015 was dat<br />

honderd jaar. Toen hebben we alle<br />

kinderen die kwamen een bouwplaat<br />

van onze poffertjeskraam gegeven.’<br />

De 3 oktober-regeling van Kees de<br />

Tippelaar zorgt ervoor dat de kinderen<br />

blijven terugkomen. ‘We hebben hele<br />

generaties verkering zien krijgen, dan<br />

namen ze hun vriendje of vriendinnetje<br />

hier mee naartoe. En als ze kinderen<br />

hadden, kwamen ze weer met de hele<br />

familie. Niet alleen in Breukelen hoor,<br />

overal waar we staan.’<br />

Opvolger gezocht<br />

Hoe zit het met de volgende generatie<br />

van poffertjesbakkers? ‘We hebben een<br />

zoon en een dochter. Ze zijn alle twee<br />

grootgebracht met de poffertjes- en<br />

wafelkraam en kunnen bakken als de<br />

beste. Als het heel druk is, zoals op<br />

tweede paasdag of Koningsdag, helpen<br />

ze altijd mee. Maar ze hebben ander<br />

kraam over, maar ook de klantenkring,<br />

daar moet je wel bij passen.’<br />

Het is natuurlijk wel handig als je ook<br />

van poffertjes en wafels houdt, maar<br />

zelfs dat kan aangeleerd worden. ‘De<br />

vrouw van mijn zoon lustte ze eerst niet,<br />

maar onze poffertjes zijn zo lekker dat<br />

ze er nu wel van houdt.’ En het geheime<br />

familierecept? ‘Dat zal dan doorgegeven<br />

worden, dat hoort erbij,’ aldus Joop.<br />

‹<br />

Op bezoek bij de draak...<br />

Zaterdag 2 juli 2016 organiseert het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland<br />

samen met de Stichting Draaksteken Beesel een contactdag voor de gemeenschappen<br />

die hun traditie op de nationale Inventaris hebben geplaatst. Ditmaal wordt de dag niet<br />

in Culemborg gehouden, maar in Beesel waar de voorbereidingen voor het zevenjaarlijkse<br />

draaksteken in volle gang zijn.<br />

De dag wordt gestart in het Limburgs Museum in Venlo waar onder andere een bezoek<br />

gebracht wordt aan de tentoonstelling ‘Draken’. Vanuit Venlo gaan we gezamenlijk met<br />

een bus naar Beesel, alwaar een bezoek gebracht wordt aan de locatie waar verschillende<br />

werk groepen aan het<br />

werk zijn met het bouwen<br />

van het decor, het maken<br />

van de kostuums en het<br />

repeteren van het spel.<br />

Natuurlijk brengen wij ook<br />

een bezoek aan de draak, die<br />

u alleen voor deze keer van<br />

dichtbij mag zien en wie<br />

weet mag aanraken.<br />

Meer informatie:<br />

info@immaterieelerfgoed.nl<br />

Traditie – Passie voor Immaterieel<br />

Erfgoed is een special over tradities op<br />

de Nationale Inventaris Immaterieel<br />

Cultureel Erfgoed in Nederland. Het<br />

blad staat boordevol artikelen over<br />

tradities in Nederland, zoals het<br />

Vreugdevuur Scheveningen, het<br />

Zomercarnaval in Rotterdam, de<br />

woonwagencultuur en Staphorster<br />

stipwerk. De beoefenaars vertellen zelf<br />

waarom ze zich vol passie inzetten om<br />

hun erfgoed door te geven naar<br />

volgende generaties. De verhalen zijn<br />

geïllustreerd met prachtige foto’s.<br />

Traditie geeft een kijkje in het kleurrijke<br />

immaterieel erfgoed dat Nederland rijk<br />

is en de mensen die zich actief hiervoor<br />

inzetten. Het blad is zo lang de<br />

voorraad strekt gratis te bestellen via<br />

info@immaterieelerfgoed.nl.<br />

Digitaal kunt u het bekijken op<br />

www.immaterieelerfgoed.nl.<br />

48 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 49


nieuws<br />

Franciscus van Assisi<br />

Colofon<br />

Immaterieel Erfgoed,<br />

jaargang 5, nummer 1 – 2016<br />

Immaterieel Erfgoed is een uitgave van<br />

Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed<br />

Nederland<br />

Redactie en exploitatie:<br />

Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed<br />

Nederland<br />

Multatulilaan 12, 4103 NM Culemborg<br />

Tel: 030-2760244<br />

E-mail: info@immaterieelerfgoed.nl<br />

www.immaterieelerfgoed.nl<br />

Menselijk<br />

haar<br />

Al ruim acht eeuwen spreekt Franciscus van Assisi (1181/1182-1226) tot<br />

de verbeelding. Hij werkte als geen andere heilige op de verbeelding.<br />

Veel belangrijke schilders hebben hem afgebeeld. Franciscus leefde<br />

volgens modern idealen: medemenselijkheid, naastenliefde, respect<br />

voor andersdenkenden, soberheid en liefde voor de natuur. Hij heeft<br />

eeuwenlang mensen geïnspireerd. De huidige Paus Franciscus leeft in<br />

de geest van zijn naamgenoot en roept als wereldleider gelovigen en<br />

niet gelovigen op om aandacht te hebben voor klimaatsverandering,<br />

armoedebestrijding en menselijke omgang met oorlogsvluchtelingen.<br />

Onder leiding van gastconservator Henk van Os kunt u kennis maken<br />

met deze bijzondere heilige. Op de website van Museum Catharijneconvent<br />

vertelt van Os over zijn fascinatie voor Franciscus. Onder zijn<br />

leiding is er op het Catharijneconvent een prachtige tentoonstelling<br />

gemaakt en een boek verschenen. Er worden allerlei lezingen en<br />

studiereizen georganiseerd.<br />

Het museum is<br />

zelfs een aantal<br />

avonden geopend.<br />

CIRCUSAVONTUREN<br />

De circuscultuur staat sinds enkele jaren op<br />

de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel<br />

Erfgoed. Een traditie staat of valt bij het doorgeven<br />

aan de volgende generatie, vandaar<br />

dat er nu een boek voor jonge kinderen is verschenen,<br />

gemaakt door mensen uit de circuswereld.<br />

Jong geleerd is immers oud gedaan!<br />

Redactie:<br />

Ineke Strouken (hoofdredactie),<br />

Koen Embregts, Elise Meier, Anneke Munnik,<br />

Saskia van Oostveen, Pieter van Rooij en<br />

Albert van der Zeijden<br />

Met dank aan Ton Fischer en Addy Kaijim<br />

Omslagfoto: Jan Stads<br />

Opmaak: www.icarusontwerp.nl<br />

De tentoonstelling over<br />

Franciscus van Assisi is<br />

tot en met 5 juni 2016 te<br />

bezoeken in Museum<br />

Catharijneconvent,<br />

Lange Nieuwstraat 38 in<br />

Utrecht. Bij de tentoonstelling<br />

verscheen een<br />

gelijknamig boek.<br />

De circuscultuur is immaterieel erfgoed, dat<br />

mag iedereen weten.<br />

Het belangrijkste is dat de kinderen het niet<br />

vergeten.<br />

Want op de Nationale Inventaris staan is de<br />

eerste stap,<br />

Het eigenlijke werk is het doorgeven, dat is pas<br />

knap.<br />

Dat is bij circus niet zo moeilijk, zou je<br />

verwachten,<br />

Kinderen hebben altijd gehouden van dingen<br />

waarom ze lachten.<br />

Immaterieel Erfgoed verschijnt vier keer<br />

per jaar.<br />

Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen<br />

en/of vermenigvuldigd zonder<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden<br />

van copyright te achterhalen.<br />

Mochten er personen of instanties zijn die<br />

menen aanspraak te maken op bepaalde<br />

rechten, dan wordt hun vriendelijk verzocht<br />

contact op te nemen met de uitgever.<br />

ISSN 2212-9707<br />

© Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland<br />

De menselijke haardos is al sinds het begin<br />

van de beschaving een belangrijk instrument<br />

om je identiteit te kunnen laten zien.<br />

Met verschillende kapsels laten we zien<br />

welke sociale status we hebben of tot welke<br />

groep we (willen) behoren. Maar haar wordt<br />

niet alleen maar op het hoofd gedragen, het<br />

wordt ook gebruikt voor kunst. De tentoonstelling<br />

HAAR! is geïnspireerd op negentiende-eeuwse<br />

sieraden die gemaakt zijn<br />

van het haar van een geliefde. Deze droeg<br />

men als herinnering bij zich.<br />

In het museum zijn nog vele andere<br />

toepassingen van het menselijk haar te<br />

zien. Verschillende kunstenaars uit<br />

binnen- en buitenland hebben werken<br />

gemaakt met dit bijzondere materiaal<br />

als uitgangspunt. Als bezoeker hoef je<br />

niet alleen te kijken, maar kun je ook aan<br />

de slag met je eigen plukken in de<br />

werkplaats.<br />

De tentoonstelling HAAR! Menselijk<br />

haar in mode en beeldende kunst is tot<br />

en met 29 mei te zien in Centraal<br />

Museum, Agnietenstraat 3 in Utrecht.<br />

Franciscus praat met de vogels.<br />

Franciscus ontmoet<br />

armoede in de vorm<br />

van een vrouw.<br />

De ouders overhalen te komen, dat is een ander<br />

verhaal.<br />

Misschien dat dit boek met vrolijke avonturen<br />

zorgt voor een volle zaal.<br />

Pardon, in een circus is dat natuurlijk de piste,<br />

Het is niet dat we dat niet wisten.<br />

Maar rijmen is een vak apart, dat is een feit.<br />

En dit boek over Frenky en Frank bevestigt die<br />

waarheid.<br />

Alle kinderen (en hun ouders) wensen wij veel<br />

leesplezier<br />

En ga vooral eens naar het circus, dat is nog<br />

mooier dan op papier!<br />

Jan-Zeger Plug, De wereld van Frenky en Frank<br />

(2016).<br />

50 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />

nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 51


Immaterieel Erfgoed is het tijdschrift voor de immaterieel<br />

erfgoedsector. Het blad verschijnt vier keer per jaar en geeft<br />

informatie over immaterieel erfgoed en over het beleid dat<br />

hieruit voortvloeit. Het tijdschrift Immaterieel Erfgoed wordt<br />

uitgegeven door het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed<br />

Nederland, het landelijk kennisinstituut voor immaterieel<br />

erfgoed.<br />

Immaterieel Erfgoed heeft te maken met de tradities die je van<br />

huis uit hebt meegekregen en die je deelt samen met anderen.<br />

Mensen, groepen en gemeenschappen ontlenen er hun <strong>culturele</strong><br />

identiteit aan. In 2003 heeft UNESCO een verdrag aangenomen,<br />

dat gericht is op de bescherming en versterking van het<br />

immaterieel erfgoed en het ondersteunen van de betrokken<br />

gemeenschappen in het doorgeven van hun erfgoed aan<br />

volgende generaties. De Nederlandse regering heeft dit UNESCO<br />

Verdrag ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed<br />

in 2012 ondertekend. Een verplichting die uit het verdrag<br />

voortvloeit, is dat elke lidstaat het immaterieel erfgoed binnen<br />

de eigen landgrenzen identificeert en documenteert door het<br />

aanleggen van een nationale inventaris.<br />

Het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIE-NL) is<br />

aangewezen om zorg te dragen voor de implementatie van het<br />

UNESCO Verdrag ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel<br />

Erfgoed.<br />

Multatulilaan 12, 4103 NM Culemborg<br />

Tel: 030-2760244, E-mail: info@immaterieelerfgoed.nl<br />

www.immaterieelerfgoed.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!