culturele diversiteit
immaterieel-erfgoed-jaargang-5-nummer-1-2016pdf
immaterieel-erfgoed-jaargang-5-nummer-1-2016pdf
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Jaargang 5 | Nummer 1 | 2016<br />
<strong>culturele</strong><br />
<strong>diversiteit</strong><br />
WITTE ANJERDAG<br />
Borging van erfgoed<br />
Indische<br />
rijsttafel
Eerste Nederlandse voordracht<br />
voor de lijst van UNESCO<br />
Inhoud<br />
Het was de afgelopen maanden een spannende tijd voor ons. Zouden wij de<br />
eerste Nederlandse voordracht op tijd klaar krijgen om in te dienen voor de<br />
UNESCO Representatieve Lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed?<br />
Immaterieel Erfgoed<br />
Het samenstellen van het dossier moest heel snel gebeuren, want op<br />
27 november 2015 maakte de minister van OCW bekend dat ze van voornemens<br />
was om het ambacht van molenaar voor te dragen bij UNESCO.<br />
De voordracht moest echter al uiterlijk op 31 maart 2016 in Parijs ingediend<br />
worden! Wij waren verantwoordelijk voor het begeleiden van het proces.<br />
Onder auspiciën van ons werd een werkgroep opgericht waarin het Gilde<br />
van Vrijwillige Molenaars, het Gild Fryske Mounders, het Ambachtelijk<br />
Korenmolenaarsgilde en de vereniging Hollandsche Molen zitting namen.<br />
Ook de molendeskundige van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en een<br />
vertegenwoordiger van OCW werden lid van de werkgroep.<br />
4<br />
16 Studenten helpen met borgen<br />
25 Nederland draagt het ambacht van<br />
molenaar voor bij UNESCO<br />
28 De UNESCO conventie en super<strong>diversiteit</strong><br />
41 De Indische rijsttafel<br />
15 Levend Erfgoed Groningen<br />
15 Visioenen van een genie<br />
49 Nationale Molendag 2016<br />
49 Op bezoek bij de draak...<br />
49 Glossy Traditie<br />
Internationaal dossier<br />
Het maken van een voordracht voor UNESCO is geen sinecure. Hierbij kwam<br />
de kennis, die wij hadden opgedaan als lid van de Evaluation Body die de<br />
internationale voordrachten beoordeeld, goed van pas. Het formulier moet<br />
zorgvuldig in het Engels worden ingevuld en bevat, naast een beschrijving<br />
van de traditie en het erfgoedzorgplan, ook een paar lastige vragen. Bijvoorbeeld<br />
hoe de inschrijving van het molenaarsambacht kan bijdragen aan het<br />
belang van immaterieel erfgoed in het algemeen en hoe het de dialoog<br />
hierover wereldwijd kan bevorderen. Ook moesten wij in tien foto’s en een<br />
tien minuten durende film het ambacht in al zijn facetten uitleggen aan<br />
vertegenwoordigers uit de hele wereld. Het betekende dat de filmmakers het<br />
hele land moesten afreizen om molenaars op verschillende molentypes te<br />
interviewen over hun ambacht. Gelukkig was december een zonnige maand,<br />
want normaal is het in de wintermaanden niet echt molenweer. Maar de<br />
klus is geklaard en het is een mooie voordracht geworden, de modelvoordracht<br />
waarom het ministerie vroeg.<br />
16<br />
Tradities<br />
4 Witte Anjerdag<br />
22 De Stille Omgang<br />
36 Paasvuur in Espelo<br />
Bedreigd erfgoed<br />
50 Menselijk haar<br />
51 Franciscus van Assisi<br />
Boeken<br />
11 Passie, jongeren en immaterieel erfgoed<br />
26 Het lied dat onze moeder zong<br />
26 Omgaan met super<strong>diversiteit</strong><br />
27 Bouwen van vakwerkhuizen<br />
Inmiddels is de voordracht officieel ingediend bij UNESCO in Parijs. Nog dit<br />
jaar bekijkt het secretariaat van UNESCO of de voordracht aan alle technische<br />
vereisten voldoet. Tegen het einde van het jaar wordt de voordracht<br />
openbaar. Volgend jaar volgt het inhoudelijk beoordelingsproces door de<br />
Evaluation Body. Als alles goed gaat, wordt het molenaarsambacht eind 2017<br />
op de UNESCO Representatieve lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed<br />
geplaatst. Natuurlijk houden wij u op de hoogte.<br />
Nieuwe naam<br />
Het zal u niet ontgaan zijn dat wij een nieuwe naam hebben. Het Nederlands<br />
Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed heet voortaan Kenniscentrum<br />
Immaterieel Erfgoed Nederland. Hiervoor hebben wij besloten om<br />
aan te geven dat wij ons voortaan richten op de uitvoering van het UNESCO<br />
Verdrag. Met pijn in het hart hebben wij afscheid genomen van onze<br />
volkscultuurtaken, vooral omdat er niemand is die<br />
deze taken van ons overneemt. Maar om de uitvoering<br />
van de UNESCO Verdrag goed te kunnen doen,<br />
hebben wij een keuze moeten maken. Het is<br />
immers onze ambitie om van het UNESCO Verdrag<br />
iets goeds te maken en immaterieel erfgoed een<br />
Ineke Strouken<br />
stevige basis te geven.<br />
hoofdredacteur<br />
28<br />
41<br />
8 Broodweging Muldersfluite<br />
12 Sigaren maken<br />
46 Honderd jaar poffertjes bakken<br />
Nieuws<br />
14 Vissersplaatsen op postzegels<br />
14 Werelderfgoed in Klokhuis<br />
14 Kunst van keukendoek<br />
27 De magische wereld van glas<br />
51 Circusavonturen<br />
Ingezonden<br />
40 De lengte van een metworst<br />
40 Driekoningenzingen<br />
40 Rouwvlaggen op binnenvaartschepen<br />
Kijk ook op<br />
www.immaterieelerfgoed.nl<br />
2 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 3
Witte Anjerdag<br />
Een bloem voor de veteranen<br />
ER IS EEN GROTE KANS DAT JE ROND 25 JUNI DIT JAAR<br />
MENSEN ZIET LOPEN MET EEN WITTE ANJER OP DE<br />
KLEDING GESPELD. DEZE WITTE BLOEM IS GEEN<br />
MODESTATEMENT, MAAR STAAT SINDS 2005 SYMBOOL<br />
Voor de Nederlandse<br />
militaire veteranen is in<br />
VOOR IETS HEEL ANDERS. WAT IS DE BETEKENIS VAN<br />
2005 ook een bloem als<br />
symbool van waardering in<br />
DEZE ANJER EN WAAR KOMT DEZE (NOG JONGE)<br />
het leven geroepen.<br />
TRADITIE VANDAAN?<br />
Tekst Koen Embregts<br />
Foto’s Nationale Beeldbank<br />
Bloemen en boeketten worden al sinds<br />
mensenheugenis gebruikt om vrienden of<br />
familie op te vrolijken of om iets te vieren.<br />
Tegenwoordig geven we vaak gewoon een<br />
bloem die we mooi vinden of eentje die bij<br />
iemand past. Vroeger was het echter veel<br />
belangrijker om goed na te denken over de<br />
soort bloem. Elke bloemsoort had zijn<br />
eigen symbolische betekenis. Vooral tijdens<br />
de Romantiek, aan het eind van de<br />
achttiende eeuw, was het ontzettend<br />
belangrijk om de juiste bloem voor het<br />
juiste moment uit te zoeken. Maar ook nu<br />
zijn er bloemsoorten die onlosmakelijk<br />
verbonden zijn met bepaalde gebeurtenissen.<br />
Zo geven we gladiolen aan de mensen<br />
die de Nijmeegse Vierdaagse uitlopen en<br />
met Valentijn geven we rode rozen aan<br />
onze (geheime) geliefde.<br />
Bloemen staan niet alleen voor vreugde en<br />
geluk, maar worden ook gebruikt als troost<br />
bij verdriet en voor het herdenken van<br />
slachtoffers van geweld of rampen. Traditiegetrouw<br />
legt koning Willem-Alexander<br />
op 4 mei, tijdens de Nationale Dodenherdenking,<br />
een krans voor het monument<br />
op de Dam. De samenstelling van deze<br />
krans wordt uiterst secuur voorbereid. Zo<br />
komen de bladeren (gallax- en salalblad)<br />
uit Canada en Amerika, als symbool voor<br />
de bevrijders. Daarnaast stopt de bloemist<br />
in elke krans ook een Salomonszegel, een<br />
bloem in de vorm van een Davidsster.<br />
In Groot-Brittannië dragen veel publieke<br />
personen in november een klaproos als<br />
eerbetoon aan Britse slachtoffers van de<br />
oorlogen wereldwijd, maar vooral ter<br />
nagedachtenis aan de gesneuvelde soldaten<br />
tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het gebruik<br />
van de klaproos komt voort uit een gedicht<br />
van de Canadese militaire arts John<br />
McCrae. Hij schreef het gedicht ‘In<br />
Flanders Fields’ tijdens zijn verblijf in een<br />
veldhospitaal in Vlaanderen in 1915. In het<br />
kapotgebombardeerde Vlaamse landschap<br />
Stichting Anjer Veteranendag wil graag dat het dragen van de anjer<br />
een nationale traditie wordt.<br />
groeide niets meer, slechts een enkele bloedrode klaproos<br />
kleurde het grauwe aanzicht. Voor hem was de bloem een<br />
teken van hoop en sindsdien voor de Britten een symbool ter<br />
nagedachtenis aan de gruwelijke oorlog.<br />
Prins Bernhard<br />
Voor de Nederlandse militaire veteranen is sinds 2005 ook een<br />
bloem als symbool van waardering in het leven geroepen. Uit<br />
respect voor de inzet van onze militairen dragen steeds meer<br />
politici, militairen, burgers en leden van het koningshuis links<br />
een witte anjer op de borst. Dit gebruik heeft ondanks zijn<br />
korte geschiedenis toch een lange traditie. Tijdens de Tweede<br />
Wereldoorlog, maar ook al daarvoor in zijn studententijd,<br />
droeg prins Bernhard altijd een witte anjer op zijn uniform.<br />
Toen Nederland in 1940 werd bezet, ontstond er een spontaan<br />
stil protest op de verjaardag van de prins. Het was de eerste<br />
koninklijke verjaardag sinds de bezetting. Daarom droegen op<br />
29 juni 1940 veel Oranjegezinde Nederlanders een witte anjer<br />
op de kleding, of ze legden anjers bij het Emma-monument en<br />
Paleis Soestdijk. De Duitse bezetter reageerde furieus op de<br />
stille protestacties en verbood onmiddellijk het uithangen van<br />
de Nederlandse vlag, het zingen van het Wilhelmus en de<br />
viering van Koninginnedag. Deze dag van stil verzet zou later<br />
bekend worden als Anjerdag.<br />
Na de oorlog was er een decennium radiostilte rond de<br />
symbolische verzetsbloem. Tot 1950, toen het bestuur van het<br />
in 1940 opgerichte Prins Bernhard Cultuurfonds, vanwege het<br />
4 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 5
tienjarig jubileum van Anjerdag besloot om jaarlijks de Zilveren<br />
Anjer uit te reiken aan personen die zich hadden ingezet voor de<br />
Nederlandse cultuur. Tot op zijn dood, op 1 december 2004, reikte<br />
de prins jaarlijks deze onderscheiding uit aan maximaal vijf<br />
personen die zich belangeloos (minimaal tien jaar lang) hadden<br />
ingezet voor cultuur en erfgoed in het Koninkrijk Nederland.<br />
Bij de begrafenis van de prins werd op zijn kist een witte anjer<br />
gelegd, de bloem die hij zijn gehele leven had gedragen. Om de<br />
We willen dat de gehele samen leving<br />
bewust stilstaat bij de mensen die hun<br />
leven op het spel hebben gezet voor<br />
vrede en veiligheid.<br />
prins te herdenken liepen UNIFIL (United Nations Interim Force<br />
in Lebanon) veteranen tijdens het jaarlijkse veteranendefilé, op<br />
29 juni 2005 in Wageningen, met een witte anjer op de borst. Dit<br />
werd met lovende reacties onthaald en daarom besloot men dit<br />
symbolische dragen van de witte anjer te herhalen tijdens de<br />
Nationale Veteranendag van 2006 in Den Haag. Om het dragen<br />
van de bloem in ere te houden werd in 2007 de Stichting Anjer<br />
Veteranendag opgericht. Het doel was om het dragen van de anjer<br />
te promoten als erkenning voor de Nederlandse oorlogs- en<br />
vredesmissieveteranen.<br />
Politici met<br />
een witte<br />
anjer tijdens<br />
vete ranendag<br />
Herdenking van veteranen<br />
Tot en met 2014 wint het dragen van de<br />
witte bloem aan populariteit. In dat jaar<br />
worden er meer dan 85.000 besteld en<br />
uitgedeeld aan het publiek en andere<br />
geïnteresseerden. Ook besluit de Commandant<br />
Der Strijdkrachten (CDS) dat het<br />
dragen van de witte anjer op het uniform<br />
voortaan is toegestaan, iets wat daarvoor<br />
slechts gedoogd werd. Hoewel de originele<br />
betekenis en waarde van het symbool voor<br />
de nieuwe generaties misschien niet heel<br />
bekend is, krijgt de anjer steeds meer de<br />
statuur van nationaal symbool voor de<br />
herdenking van de veteranen. Koning,<br />
destijds nog prins, Willem-Alexander laat<br />
in 2011 weten het initiatief te ondersteunen:<br />
‘Het zou toch geweldig zijn als ook (in<br />
navolging van de Britse traditie van de<br />
klaproos red.) iedereen hier met een witte<br />
anjer gaat rondlopen rond Veteranendag?<br />
Om zo de veteranen te herdenken!’<br />
echter vaak met het onstuimige verleden<br />
van prins Bernhard geassocieerd. Timmermans<br />
erkent dat deze negatieve connotatie<br />
een probleem is in de verspreiding van de<br />
traditie. Volgens hem is de relatie tussen de<br />
prins en de witte anjer echter geen probleem<br />
voor de nieuwe generaties: ‘Jongeren<br />
associëren de anjer niet zozeer met de prins<br />
maar des te meer met veteranen in het<br />
algemeen. Het erfgoed van de witte anjer<br />
moet zich vooral richten op de symboliek<br />
van de anjer tijdens Anjerdag in 1940, als<br />
teken van nationale trots en respect.’<br />
Daarbij vermeldt Timmermans dat hoe<br />
men ook denkt over prins Bernhard, voor<br />
veteranen stond hij altijd klaar.<br />
Wall of Honour<br />
Dit jaar pakt de stichting wederom grootser<br />
uit. Meer dan 500.000 anjers zullen<br />
landelijk worden verspreid. Daarnaast staat<br />
voorafgaand aan Veteranendag op het Plein<br />
in Den Haag een Wall of Honour waar het<br />
publiek een anjer kan opdragen aan een<br />
veteraan. Om landelijke aandacht te<br />
genereren, heeft de stichting veel BN’ers<br />
benaderd om<br />
op publieke<br />
evenementen<br />
rond Veteranendag<br />
de witte anjer<br />
te dragen. Ook leden van het<br />
koningshuis en de Tweede Kamer<br />
zullen deze periode een witte anjer op<br />
de borst dragen.<br />
De stichting probeert dit jaar meer jongeren te<br />
benaderen door het gebruik van social media en het organiseren<br />
van een schrijfwedstrijd voor scholieren. Veel jongeren<br />
denken bij veteranen aan oude mannen die tijdens de Tweede<br />
Wereldoorlog hebben gevochten. Maar ook de militairen die<br />
ingezet zijn in Afghanistan of andere recente missies, bijvoorbeeld<br />
in Somalië, zijn bij terugkomst officieel veteraan. Wat<br />
veel mensen niet beseffen, is dat bijna een vierde van de<br />
Nederlandse veteranen tussen de twintig en veertig jaar oud is.<br />
Timmermans hoopt dat de traditie de komende jaren zal<br />
blijven groeien en dat ook de nieuwe generaties de witte anjer<br />
als symbool van respect en dankbaarheid richting de Nederlandse<br />
veteranen zullen omarmen. ‹<br />
Bijna een vierde van de Nederlandse veteranen<br />
is tussen de twintig en veertig jaar oud.<br />
De witte<br />
anjer,<br />
gedragen<br />
door veteranen<br />
Nationaal symbool<br />
Het is echter niet vanzelfsprekend dat het<br />
dragen van de witte anjer even grote<br />
vormen aan zal nemen als het dragen van<br />
de klaprozen in Engeland. Louis Timmermans,<br />
voorzitter van de Stichting Anjer<br />
Veteranendag, wenst wel dat het dragen<br />
van de anjer een nationale traditie wordt:<br />
‘We willen dat de gehele samenleving<br />
bewust stilstaat bij de mensen die hun leven<br />
op het spel hebben gezet voor vrede en<br />
veiligheid.’ De symbolische anjer wordt<br />
6 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 7
Broodweging Muldersfluite<br />
In en om het plattelandsdorp Hengelo, onderdeel van de gemeente Bronckhorst in<br />
de Achterhoek, leven veel verhalen en tradities. Sommige daarvan zijn al behoorlijk<br />
oud. Zo zijn er verschillende gebruiken rondom rogge, van oudsher het belangrijkste<br />
graan dat in deze streek verbouwd werd. Helaas is Bronckhorst een krimpgemeente,<br />
wat inhoudt dat er meer mensen vertrekken dan dat er komen wonen.<br />
Wat betekent dat voor de tradities, zoals de bijna vijfhonderd jaar oude Broodweging<br />
Muldersfluite? ‘We doen ons uiterste best om de traditie in stand te<br />
houden,’ vertelt Harry Somsen, penningmeester en organisator van de Stichting<br />
Foto’s Harry Somsen<br />
Historische Broodweging Muldersfluite.<br />
‘We doen<br />
van alles om<br />
mensen te<br />
trekken’<br />
De broodweging stamt uit de tijd van de<br />
marken. Een marke is een collectief van<br />
rijke boeren dat hun onverdeelde<br />
grondgebied samen beheerde en<br />
gebruikte. Waarschijnlijk is dit soort<br />
collectieven in de late Middeleeuwen<br />
ontstaan. De boeren van de marke<br />
hadden elk een vastgesteld aandeel in<br />
het gebied dat bepaalde hoeveel macht<br />
je had. De marke zorgde ook voor het<br />
onderhoud van de wegen en de afwatering<br />
en zelfs voor de verdediging van<br />
het gebied, met de zogenaamde markeweer.<br />
Het voorzitterschap van een marke<br />
was vaak gebonden aan een bepaalde<br />
boerderij en eens per jaar was er een<br />
grote markevergadering. In de Franse<br />
Tijd werd de macht van de marken<br />
drastisch ingeperkt. Een centraal gezag<br />
met gemeenten moest de plaats innemen.<br />
Pas begin twintigste eeuw waren<br />
alle markegronden in aparte kavels<br />
verdeeld.<br />
De marke van het gebied van de<br />
broodweging heette de Zelhemmer-<br />
Hartmermarke. In die omgeving<br />
mochten vanaf 1559 alleen de geërfde<br />
boeren, dus de eigenaren van de grotere<br />
boerderijen, op de toenmalige markegronden<br />
van het Gooy en Dunsborg en<br />
op de Dunsborger-Hattemermarke<br />
plaggen en turf steken. Deze gebruikten<br />
ze in de potstallen als ondergrond voor<br />
het vee. Eens in de zoveel tijd werden<br />
de stallen uitgemest en de plaggen,<br />
vermengd met mest, over de akkers<br />
verspreid om de zandgronden vruchtbaarder<br />
te maken.<br />
Broodweging<br />
Als tegenprestatie voor het plaggensteken<br />
op de markegronden moesten de<br />
boeren jaarlijks op Hemelvaartsdag<br />
roggebrood leveren van minstens 22<br />
pond. Dit gebeurde bij de Dunsborger<br />
molen en de broden waren bestemd<br />
voor de armen in de gemeente. In de<br />
loop van de tijd werd de weging een<br />
feestelijke gebeurtenis en ontstond er<br />
een kermis rondom de boerderij van de<br />
molenaar, die Muldersfluite genoemd<br />
werd.<br />
Het was een klein honderdtal boeren<br />
dat de roggebroden leverde. Volgens<br />
oud voorschrift werden de broden niet<br />
door de deur, maar door het open raam<br />
van de opkamer naar buiten geschoven.<br />
De broodweging had het karakter van<br />
een wedstrijd. De boer die het zwaarste<br />
brood leverde, kreeg twee flessen wijn.<br />
Soms woog zo’n roggebrood wel meer<br />
dan honderd pond. Als een brood echter<br />
minder dan 22 pond woog, dan moest<br />
men zes stuivers betalen voor elk<br />
ontbrekend pond. Vanaf 1772 werd het<br />
niet leveren van roggebrood bestraft<br />
met een dubbele levering in het<br />
volgende jaar.<br />
Het vervoer van de roggebroden met<br />
Hemelvaartsdag gebeurde aanvankelijk<br />
met een kruiwagen. Ongeveer honderd<br />
jaar geleden werden de broden per<br />
paard en wagen naar de weging gebracht<br />
voor Hemelvaartsdag. In latere jaren<br />
werden de broden niet meer door de<br />
boeren zelf in hun eigen broodoven op<br />
het erf gebakken, maar door een bakker.<br />
Vanaf die tijd gingen de broden van de<br />
bakkers per paard en wagen naar de<br />
broodweging bij de Muldersfluite, de<br />
oude boerderij van de molenaar, tussen<br />
de dorpen Hengelo-Gld en Zelhem.<br />
Rogge<br />
Voor de lezers die zich verbazen over<br />
het feit dat de vergoeding voor het<br />
plaggensteken uit roggebrood bestond<br />
en niet uit tarwebrood, een kleine<br />
uitweiding. De omgeving van Bronckhorst<br />
kent verschillende soorten<br />
gronden: enk – een hoger gelegen akker<br />
op zandgrond, broek – moerassige<br />
grond, en veenland. Geen van deze<br />
grondsoorten is erg vruchtbaar. Rogge<br />
stelt lang niet zulke hoge eisen aan de<br />
bodemgesteldheid als tarwe. Vroeger<br />
werd er dus vooral rogge op de zandgronden<br />
verbouwd, die met de hulp van<br />
de potstalmest iets vruchtbaarder<br />
werden gemaakt.<br />
Hoe belangrijk rogge in die tijd was,<br />
blijkt wel uit het gebruik van ’t Olde<br />
8 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 9
Wief binnenhalen, dat lange tijd<br />
rondom Bronckhorst heeft bestaan. In<br />
de oogsttijd hielp iedereen mee om de<br />
rogge zo snel mogelijk te oogsten als het<br />
mooi weer was. De mannen maaiden de<br />
rogge, de vrouwen bonden die tot<br />
garven. Acht garven werden tot één<br />
schoof bijeengebonden. De laatste garve<br />
was extra groot en werd versierd met<br />
groene takken, bloemen en bessen. Dat<br />
was het Olde Wief. Zij werd in optocht<br />
meegedragen naar de boerderij, waar ze<br />
werd aangeboden aan de boerin. Deze<br />
Wij vinden de traditie<br />
belangrijk en gaan zo<br />
lang mogelijk door.<br />
bracht vervolgens een dronk uit op de<br />
oogst, waarna er feest werd gevierd met<br />
het Olde Wief als middelpunt.<br />
Armenzorg<br />
In 1807 werd bepaald dat de Markerichters<br />
in het vervolg het brood zouden<br />
verdelen onder de armen van de<br />
diaconie van Hengelo-Gld en Zelhem.<br />
De protestanten kregen driekwart deel,<br />
de katholieken de rest. Toen rond het<br />
begin van de twintigste eeuw de<br />
kunstmest algemener werd, was het<br />
plaggensteken voor de potstallen niet<br />
langer nodig. De marken bestonden<br />
toen officieel al niet meer en de cijnsplicht<br />
ook niet, dus was er feitelijk geen<br />
reden meer voor de broodweging. Toch<br />
besloten de geërfde boeren de traditie in<br />
ere te houden.<br />
Men wilde niet alleen de traditie in<br />
stand houden, maar vooral ook iets<br />
doen voor de minder bedeelden. Dit<br />
gebeurde in samenwerking met de vier<br />
lokale kerkgenootschappen. En zo<br />
gebeurt het nog steeds, elk jaar met<br />
Hemelvaart. ‘In de jaren vijftig van de<br />
vorige eeuw werd het roggebrood niet<br />
meer gegeten door de armen, maar vaak<br />
als veevoer gebruikt. Dat was natuurlijk<br />
niet de bedoeling, dus werd het anders<br />
aangepakt. Het brood werd na de<br />
weging in kleinere porties verdeeld en<br />
bij opbod verkocht aan het publiek,’<br />
vertelt Harry.<br />
Inmiddels is het aantal geërfde boerderijen<br />
met de helft afgenomen. De laatste<br />
jaren houdt men de vier grootste broden<br />
heel voor de broodweging en wordt de<br />
rest al van tevoren in kleinere porties<br />
verdeeld en gesneden, zodat ze gemakkelijk<br />
verkocht kunnen worden.<br />
Tegenwoordig krijgen de kerken geen<br />
geld meer, maar mag elk kerkgenootschap<br />
bij toerbeurt bepalen waar de<br />
opbrengst van de broodverkoop naartoe<br />
gaat. Een moderne vorm van armenzorg<br />
dus. ‘We zorgen ook voor vermaak.<br />
Hoewel er al een tijd geen kermis meer<br />
is, zijn er wel veel activiteiten zoals een<br />
volksdansgroep, een muziekkapel,<br />
demonstraties van ambachten, een<br />
tweedehands boekenverkoop en de<br />
verkoop van honing, koffie en versgebakken<br />
wafels. Voor de kinderen<br />
hebben we oud-Hollandse spelletjes.’<br />
Krimpgemeente<br />
Dat klinkt allemaal heel gezellig. Komen<br />
er veel mensen op af? ‘Er zijn altijd wel<br />
een paar honderd mensen, uit Zelhem,<br />
Hengelo-Gld en omgeving. Het zijn<br />
vaak dezelfde mensen, die kennen de<br />
traditie en komen roggebrood halen.<br />
Ook jongeren. Het hangt een beetje van<br />
het weer en de vakantie af of er ook<br />
toeristen zijn. Het is net hoe Hemelvaart<br />
valt. De stichting doet er ook van alles<br />
aan om het verhaal achter de broodweging<br />
door te geven. Zo staat het verhaal<br />
ook op de broodzakken waar het<br />
roggebrood in verpakt is. Toch zijn er<br />
steeds minder kinderen in de omgeving<br />
om het verhaal en de traditie aan door<br />
te geven. Bronckhorst is een krimpgemeente<br />
en er zijn al veel scholen<br />
gesloten of samengevoegd.’<br />
De broodweging zelf is een heel<br />
spektakel. ‘De burgemeester arriveert in<br />
een open Landauer en vertelt het<br />
verhaal nogmaals. De leden van de<br />
kerkgenootschappen zitten erbij in een<br />
zwart pak met een hoge hoed en Goudse<br />
pijpen. Dat hebben we een aantal jaren<br />
geleden weer ingevoerd om het wat<br />
formeler te maken. Toch gaat de<br />
organisatie moeizaam, je moet er hard<br />
aan trekken. Subsidies verminderen of<br />
verdwijnen, de kerkgenootschappen<br />
helpen niet meer mee met het organiseren<br />
en het is moeilijk om nieuwe<br />
bestuursleden met genoeg tijd te<br />
vinden.’<br />
Gelukkig krijgt de stichting wel hulp<br />
van de oudheidkundige vereniging, het<br />
museum Smedekinck en dansgroep<br />
Wi-j Eren ’t Olde. Zij helpen met de<br />
opbouw van de tenten en verzorgen de<br />
versnaperingen en de dansen. Voorlopig<br />
blijft de broodweging nog wel bestaan.<br />
‘Het is veel werk, maar ik doe het omdat<br />
ik het leuk vind. En we vinden de<br />
traditie belangrijk. We gaan zo lang<br />
mogelijk door, totdat de verhouding<br />
arbeid en rendement niet meer in<br />
evenwicht is. Als er geen draagvlak meer<br />
is, moeten we helaas stoppen met de<br />
traditie.’<br />
‹<br />
PASSIE. JONGEREN EN IMMATERIEEL ERFGOED<br />
Jongeren en immaterieel erfgoed,<br />
het lijkt een tegenstelling,<br />
maar niets is minder waar. In het<br />
boek Passie. Jongeren en immaterieel<br />
erfgoed vertellen jongeren<br />
over ruim vijfenveertig<br />
tradities, waar zij zich met hart<br />
en ziel voor inzetten. Iedere<br />
jongere levert er op zijn of haar<br />
eigen wijze een belangrijke<br />
bijdrage aan en allemaal halen<br />
ze daar veel voldoening en<br />
plezier uit.<br />
Jongeren zijn belangrijk voor<br />
tradities. Zij zijn het immers die<br />
de traditie overnemen en later<br />
weer moeten doorgeven aan de<br />
generatie na hen. Zij kunnen er<br />
ook voor zorgen dat hun traditie<br />
verandert, met de tijd meegaat.<br />
Het boek Passie. Jongeren en<br />
immaterieel erfgoed laat zien<br />
wat jongeren leuk vinden aan<br />
tradities en kan op die manier<br />
gemeenschappen van tradities<br />
die meer jongeren willen aantrekken<br />
een helpende hand<br />
bieden. Jongeren zijn immers<br />
nodig om het erfgoed aan door<br />
te geven. Kortom, jongeren zijn<br />
onmisbaar om ons immaterieel<br />
erfgoed levend te houden.<br />
Het Zomercarnaval van Rotterdam,<br />
het bloemencorso van<br />
Zundert, carbidschieten in<br />
Drenthe, Brigida-den halen, het<br />
vreugdevuur van Scheveningen,<br />
allemaal kennen ze een grote<br />
deelname van jongeren. Uiteraard,<br />
het sociale aspect, gezelligheid,<br />
samen bezig zijn en feestvieren<br />
spreken jongeren aan.<br />
Maar ook ambachten als angisa<br />
binden, heggenvlechten, klompen<br />
maken en molenaar kennen<br />
jonge participanten. Vaak is het<br />
juist de historie achter de traditie<br />
die deze voor jongeren een<br />
extra dimensie geeft.<br />
Passie. Jongeren en immaterieel<br />
erfgoed is het negende boek in<br />
de serie Volkscultuur en Immaterieel<br />
Erfgoed waarin eerder al<br />
succesvolle titels verschenen als<br />
Gouden Handen, Ambachten in<br />
Nederland, Carnaval en Menselijk<br />
Bedrijf – van werkplaats tot<br />
eeuwigheid.<br />
Passie. Jongeren en immaterieel<br />
erfgoed (Beilen, 2015) is te<br />
downloaden op<br />
www.immaterieelerfgoed.nl.<br />
10 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 11
Een ambacht onder vuur<br />
Sigaren<br />
maken<br />
Ria Bos is een van de weinige<br />
mensen in Nederland die het vak<br />
van sigaren maken nog beheerst.<br />
Ze maakt de zogenaamde Nederlandse<br />
sigaar, die bestaat uit kleine<br />
snippers tabak, het binnengoed, die<br />
gerold worden in een tabaksblad,<br />
het omblad, met daaromheen het<br />
dekblad. Daarnaast bestaat ook de<br />
Cubaanse sigaar, die alleen bestaat<br />
uit gerolde tabaksbladeren. ‘De<br />
Cubaanse sigaar is vrij snel aan te<br />
leren,’ legt Ria uit. ‘Maar de Nederlandse<br />
sigaar leren maken duurt<br />
minstens een jaar.’ Bos heeft het<br />
vak geleerd bij de sigarenfabrieken<br />
Oud Kampen en De Olifant.<br />
Het ambacht van sigaren maken heeft te<br />
maken met allerlei gevoeligheden. De<br />
schade die roken aan de gezondheid<br />
toebrengt is er een van, evenals de<br />
regelgeving die daar uit voortvloeit. Hoe<br />
ga je daar mee om als je een traditioneel<br />
ambacht beoefent en de kennis daarvan<br />
wilt borgen en doorgeven?<br />
Van huisnijverheid naar industrie<br />
Het is bekend dat de Maya’s al tabaksbladeren<br />
op een bepaalde manier rolden<br />
om deze vervolgens te roken. Sinds de<br />
koloniale tijd is er een levendige<br />
tabakshandel tussen Zuid-Amerika en<br />
Europa ontstaan. In de zeventiende<br />
eeuw begonnen de Spanjaarden in<br />
Zuid-Amerika tabaksplanten te planten<br />
en zij voerden de tabak uit naar<br />
verschillende andere landen.<br />
Begin achttiende eeuw werd in Sevilla,<br />
Spanje, de eerste sigarenfabriek<br />
geopend. Aan het einde van de achttiende<br />
eeuw ontstond er ook een<br />
sigarenindustrie in Frankrijk en<br />
Duitsland, en in 1820 in Engeland.<br />
Nederland en België volgden<br />
daarna. De Nederlandse sigarenindustrie<br />
begon rond 1826 te Kampen. Het<br />
betrof toen nog vooral huisnijverheid.<br />
De eerste echte sigarenfabriek in<br />
Nederland werd in 1858 te Amsterdam<br />
geopend. Naast veel andere plaatsen<br />
speelden vooral Eindhoven, Valkenswaard<br />
en Veenendaal en natuurlijk<br />
Kampen een belangrijke rol.<br />
De specifieke sigarenindustrie kreeg in<br />
de twintigste eeuw behoorlijke concurrentie<br />
van de sigaret, die er enerzijds toe<br />
heeft geleid dat men sigaren machinaal<br />
begon te produceren teneinde de prijs te<br />
drukken, en anderzijds dat de traditioneel<br />
vervaardigde sigaren steeds<br />
exclusiever en dus duurder werden.<br />
Foto's Ria Bos<br />
De eerste sigarenmachines deden<br />
in 1924 hun intrede. Deze konden<br />
echter nog niet alle stappen van de<br />
sigarenfabricage verrichten, een deel<br />
werd daardoor nog met de hand gedaan.<br />
Het gezicht van Kampen<br />
Ria heeft het ambacht geleerd in<br />
Kampen. Deze stad aan de IJssel heeft<br />
een lange band met sigaren. Vanaf het<br />
begin van de negentiende eeuw<br />
bepaalde de tabaksindustrie het gezicht<br />
van Kampen. Deze tak van industrie<br />
werd aangetrokken door onder meer het<br />
gunstige belastingklimaat in de stad en<br />
de ligging aan de IJssel en de Zuiderzee.<br />
Na de komst van twee kleinere tabaksfabrieken<br />
vestigde de grote, uit Bremen<br />
afkomstige sigarenfabrikant Lehmkuhl<br />
zich in de stad. Rond 1880 was bijna de<br />
helft van de Kamper bevolking werkzaam<br />
in de tabaksindustrie. Er was,<br />
vanwege de pachtgronden die voor<br />
boeren waren bedoeld, echter geen<br />
plaats voor het bouwen van een grote<br />
fabriek. Daarom vond veel van de<br />
sigarenmakerij bij de arbeiders thuis<br />
plaats.<br />
Door regulatie, die bepaalde dat er thuis<br />
geen sigaren meer gemaakt mochten<br />
worden, verdween de sigarenindustrie<br />
vrijwel geheel uit Kampen. Verder<br />
hadden de economische crisis in<br />
de jaren dertig, de Tweede Wereldoorlog<br />
en de opkomst van de sigaret grote<br />
invloed op het verdwijnen van de<br />
sigarenproductie. In Kampen is alleen<br />
de inmiddels monumentale sigarenfabriek<br />
De Olifant nog in bedrijf.<br />
Gezondheid<br />
Tegenwoordig is iedereen zich ervan<br />
bewust dat roken slecht is voor de<br />
gezondheid. Dit inzicht is echter pas in<br />
de tweede helft van de vorige eeuw<br />
ontstaan en wetenschappelijk bewezen.<br />
Op sociaal gebied betaamde het sinds<br />
de negentiende eeuw niet meer dat een<br />
vrouw rookte, en het sigaren roken in<br />
het openbaar werd hun in Victoriaans<br />
Engeland ontraden. Tegenwoordig is<br />
deze scheiding tussen mannen en<br />
vrouwen minder dwingend, maar is<br />
roken vooral wegens de gevaren voor<br />
de gezondheid taboe.<br />
In de Verenigde Staten, waar de<br />
antirookcampagnes al wat langer<br />
worden gevoerd, doet zich echter wel<br />
een merkwaardig verschijnsel ten<br />
faveure van de sigaar voor. New York<br />
City, waar sinds april 2003 roken in<br />
restaurants en cafés verboden is, staat<br />
wel de inrichting van speciaal geklimatiseerde<br />
Cigar rooms toe. Dit zijn speciale<br />
cafés waar naast sigaren ook sigaretten<br />
gerookt mogen worden. Dit is vooral te<br />
verklaren door de verschillen tussen het<br />
sigaren en sigaretten roken. Het roken<br />
van een sigaar neemt namelijk veel meer<br />
tijd in beslag, doorgaans gaan ze ten<br />
minste drie kwartier mee. Daarnaast is<br />
sigarenrook niet bestemd om te<br />
inhaleren. Waar sigaretten dus vooral<br />
voor de longen schadelijk zijn, werken<br />
sigaren op de keel in. Daarnaast dient<br />
een sigaar in het algemeen niet zozeer<br />
tot bevrediging van de nicotinezucht<br />
– hoewel dit ongetwijfeld een rol<br />
speelt – maar heeft als doel een specifieke<br />
smaak in de mond af te scheiden.<br />
Hierin onderscheiden verschillende<br />
sigaren zich van elkaar, op een meer<br />
uitgesproken wijze dan bij sigaretten.<br />
Ten slotte wordt het roken van sigaren<br />
ervaren als een moment van rustig<br />
genieten.<br />
Geen verkoop<br />
De gevaren voor de gezondheid hebben<br />
ertoe geleid dat er allerlei wetten en<br />
regels zijn ontstaan voor de tabaksbranche.<br />
Daar loopt Ria ook tegenaan.<br />
‘Ik mag geen reclame maken. Ik mag wel<br />
workshops geven, maar de gemaakte<br />
sigaren moeten achteraf vernietigd<br />
worden. Verder is het lastig om grondstoffen<br />
in te voeren en mee te nemen<br />
naar andere landen, als ik bijvoorbeeld<br />
in het buitenland demonstraties ga<br />
geven.’<br />
‘Ik mag geen sigaren verkopen, dan<br />
word ik gezien als fabrikant. Ik geef<br />
alleen workshops en demonstraties,<br />
waarmee ik probeer het ambacht<br />
bekend te maken en door te geven.<br />
Mensen komen uit vrije wil bij mij, ik<br />
zet niemand aan tot roken. De meeste<br />
mensen die workshops doen, komen<br />
omdat ze nieuwsgierig zijn naar hoe<br />
men vroeger handmatig sigaren maakte.<br />
Het is toch een uitstervend ambacht.’<br />
Naast sigaren maakt Ria sinds kort ook<br />
snuiftabak. Er moet wel ‘roken is<br />
dodelijk’ op de doosjes staan, maar ze<br />
mogen overal verkocht worden. Er<br />
kunnen allerlei smaakjes aan toegevoegd<br />
worden. Dan rook je de tabak dus<br />
niet, maar snuif je hem. Hierbij is geen<br />
gevaar voor meeroken, zodat je niet<br />
naar buiten hoeft zoals met roken.<br />
Doorgeven<br />
Er is dan wel redelijk veel belangstelling<br />
voor de workshops van Ria, een<br />
opvolger die de Nederlandse sigaar kan<br />
rollen heeft ze nog niet gevonden. ‘Ik<br />
heb een leerling opgeleid, een jonge<br />
man. Hij heeft echter vooral de<br />
Cubaan se sigaar leren rollen, niet de<br />
typisch Nederlandse. Voor de meeste<br />
mensen duurt dat leerproces te lang en<br />
zijn de kosten vrij hoog en de tabak te<br />
duur. Verder is het vinden van de juiste<br />
gereedschappen lastig. Ze moeten er<br />
nog wel zijn, bij mensen thuis.’<br />
Ria Bos is een van de laatste mensen die nog handmatig<br />
een echte Nederlandse sigaar kunnen maken.<br />
Ze loopt wel rond met het idee om een<br />
onlinecursus te maken, compleet met<br />
een exclusieve kist met toebehoren en<br />
films op een besloten deel van haar<br />
website. Zo ver is het nog niet, eerst<br />
Sigaren maken is een uitstervend ambacht.<br />
moet ze juridisch laten uitzoeken wat de<br />
mogelijkheden zijn.<br />
Voor zichzelf heeft ze er niet zo’n hard<br />
hoofd in voor de toekomst, er zijn<br />
mogelijkheden genoeg. ‘Over een paar<br />
jaar, als mijn zoon wat ouder is, ga ik me<br />
waarschijnlijk wat meer richten op het<br />
buitenland. Ik heb veel contacten en ben<br />
al diverse malen gevraagd om demonstraties<br />
en workshops te geven. Ik richt<br />
me toch op een bepaald soort publiek en<br />
dat is altijd wel geïnteresseerd.’<br />
Het behoud van het ambacht is echter<br />
een ander verhaal. Iemand vinden die<br />
tijd wil steken in dit uitstervend<br />
ambacht is nog niet gelukt. De kans<br />
bestaat dus dat de kennis om een<br />
Nederlandse sigaar te maken straks<br />
verloren gaat. ‹<br />
12 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 13
nieuws<br />
nieuws<br />
Vissersplaatsen op postzegels<br />
In het Visserijmuseum in Zoutkamp is op 1 februari 2016 door PostNL<br />
de postzegel van Zoutkamp gepresenteerd. Zoutkamp in Groningen is<br />
een van de vijf vissersplaatsen die centraal staan in de postzegelserie<br />
Mooi Nederland. Op de postzegel staan drie karakteristieke elementen<br />
van Zoutkamp afgebeeld. Dit zijn de historische kalkoven waar vroeger<br />
schelpen in werden gebrand, het herbouwde stalen havenlicht en de<br />
prachtige Zoutkamper loodsen met de kleurrijke gevels.<br />
PostNL brengt sinds 2005 de serie Mooi Nederland uit om inzicht te<br />
geven in de lokale geschiedenis en <strong>culturele</strong> rijkdom van Nederland.<br />
De postzegelserie Mooi Nederland 2016 Vissersplaatsen besteedt<br />
aandacht aan het belang van de visserij voor deze plaatsen. Naast<br />
Zoutkamp brengt PostNL postzegels uit over Volendam (Noord-Holland)<br />
en Urk (Flevoland). Later dit jaar volgen Arnemuiden (Zeeland),<br />
Scheveningen (Zuid-Holland) en een verzamelvel met postzegels van<br />
alle vijf de vissersplaatsen.<br />
De selectie van de vijf vissersplaatsen is gemaakt in samenspraak met<br />
het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland / Nederlands<br />
Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed, de ontwerpers en<br />
PostNL.<br />
Werelderfgoed in Klokhuis<br />
UNESCO onderscheidt twee soorten erfgoed: immaterieel<br />
en materieel. Het gaat om twee heel verschillende verdragen.<br />
Onlangs is het molenaarsambacht als eerste Nederlandse<br />
traditie voorgedragen voor de UNESCO-lijst van<br />
immaterieel cultureel erfgoed, maar op de UNESCO-lijst van<br />
materieel erfgoed, het zogenaamde werelderfgoed, staan al<br />
tien elementen uit Nederland.<br />
Nederland kent tien door UNESCO erkende werelderfgoederen,<br />
die op bijzondere wijze het verhaal vertellen<br />
van Nederland en de Nederlanders op het gebied van<br />
waterbeheer, burgersamenleving en (land)ontwerp. Deze<br />
werelderfgoederen zijn verspreid over heel Nederland en<br />
zelfs het Caribisch deel van Nederland.<br />
Kunst van keukendoek<br />
Iedereen kent ze wel: de geblokte keukendoeken,<br />
vaak blauw-wit, soms rood-wit of anders. Zo’n<br />
keukendoek behoort tot een soort nationale<br />
keukeninventaris. Over het algemeen worden<br />
zulke doeken na uitvoerig gebruik weggegooid of<br />
hooguit gebruikt als poetslap. Een groep kunstenaars<br />
heeft de geblokte keukendoek een leven ná<br />
de poetsdoek gegeven. Vanuit diverse kunstdisciplines<br />
en ambachten zijn verrassende creaties<br />
ontstaan met een versleten keukendoek als basis.<br />
Een sieradenontwerpster maakte een sierlijk<br />
halssieraad, een tassenmaker een exclusieve tas<br />
die niet zou misstaan in de P.C. Hooftstraat, er zijn<br />
nieuwe doeken gebreid en geweven van de draden<br />
van de oude doeken en schilderijen, collages,<br />
sieraden, een foto, een gedicht en beelden<br />
gemaakt. Een enorme variëteit aan kunsten,<br />
technieken en ambachten.<br />
Kortom, een tentoonstelling met verrassende<br />
creaties voor een vaak vergeten onderdeel van de<br />
keuken met extra aandacht voor het ambacht<br />
weven. Zo is er een leuk, educatief weefkwartet<br />
uitgegeven voor kinderen. Daarnaast is er informatie<br />
over de weefgeschiedenis en het ambacht<br />
weven.<br />
De tentoonstelling INSLAG is tot 28 mei 2016 te<br />
bezoeken in Museum Het Voorhuis, Koekoekspad 1<br />
Bleskensgraaf.<br />
Tot de tien door UNESCO erkende werelderfgoederen<br />
behoren: Schokland en omgeving, de Stelling van Amsterdam,<br />
Molencomplex Kinderdijk-Elshout, de binnenstad van<br />
Willemstad op Curaçao, het Ir. D.F. Woudagemaal bij<br />
Lemmer, Droogmakerij De Beemster, het Rietveld Schröderhuis<br />
in Utrecht, de Waddenzee, de Amsterdamse Grachtengordel<br />
en sinds 2014 ook de Van Nellefabriek Rotterdam.<br />
De tiendelige serie Het Klokhuis over werelderfgoed in<br />
Nederland is vanaf 9 maart iedere woensdag om 18.23 uur<br />
te zien op NPO Zapp en is daarna te zien bij Uitzending<br />
gemist.<br />
Levend Erfgoed<br />
Groningen<br />
Ineke Strouken liet eens tegenover de Groningse<br />
pers uit haar mond vallen dat de provincie<br />
Groningen geen goed overzicht had van het<br />
immaterieel erfgoed in deze provincie. Dat was<br />
niet tegen dovemansoren gesproken. Naar<br />
aanleiding van deze uitspraak startte het Huis<br />
van de Groninger Cultuur samen met ‘De<br />
Verhalen van Groningen’ een website waar op<br />
smakelijke wijze al het Groninger immaterieel<br />
erfgoed kan worden opgediend.<br />
De website www.levenderfgoedgroningen.nl is<br />
onderverdeeld in thema’s zoals Vermaak & Feest:<br />
draaien, zwieren en knallen, Eten & Drinken:<br />
van poffert tot droge worst en Taal & Lied: van<br />
Louwerszee tot Dollard tou. Een heel team<br />
– Patricia Ottay, Jan Glas en Henk Scholte – werkt<br />
er al maanden aan, met redactionele begeleiding<br />
van historicus Martin Hillenga.<br />
De website wordt zeer goed bezocht. De bezoekersaantallen<br />
schoten zelfs omhoog bij het<br />
onderwerp ‘massee’, in de rest van het land<br />
misschien nog bekend als ‘jodenvet’. Het is een<br />
restproduct van de aardappelstroop, dat populair<br />
was als snoepgoed. Keihard, slecht voor je tanden,<br />
maar het werd door de fabriek zelfs gratis<br />
uitgedeeld om te voorkomen dat kinderen het<br />
kwamen pikken. Er keken maar liefst 103.083<br />
bezoekers naar dit stuk over massee en het werd<br />
ook onderdeel van een programma van RTV<br />
Noord, dat alle records brak.<br />
Ook niet-Groningers zullen<br />
de Groninger traditieverhalen<br />
met plezier bekijken,<br />
al was het alleen al om<br />
hun namen, zoals: het<br />
Zoepenbrijklokje, gebakken<br />
lucht rond de pleverkouk,<br />
fieter knuten en<br />
stropoppen en Jan met de<br />
korte achternaam.<br />
Visioenen van een genie<br />
Wie kent zijn schilderijen niet, met<br />
vreemde duiveltjes, gemartelde mensen<br />
en rare beesten? Zelfs als je zijn naam<br />
niet kent, heb je vaak wel eens zijn werk<br />
gezien: Jheronimus Bosch. Hij leefde en<br />
werkte zo’n vijfhonderd jaar geleden,<br />
maar vormt nog steeds een inspiratiebron<br />
voor velen. Zijn werk is in de loop<br />
van de tijd verspreid geraakt, maar nu is<br />
de grootste tentoonstelling van zijn<br />
schilderijen in ’s-Hertogenbosch te zien,<br />
een buitenkans.<br />
Rond 1450 wordt Jheronimus van Aken<br />
in ’s Hertogenbosch geboren. Hij<br />
ont wikkelt zijn schildertalent in het<br />
familie atelier aan de Bossche Markt.<br />
Als hij ongeveer dertig jaar is, trouwt<br />
Jheronimus met de welgestelde Aleid<br />
van de Meervenne. Jheronimus’ roem als<br />
schilder groeit gestaag. In 1488 mag hij<br />
toetreden als gezworen lid van de Illustre<br />
Lieve Vrouwe Broederschap en begint hij<br />
zijn artiestennaam te gebruiken: Jheronimus<br />
Bosch. Het gaat hem voor de wind<br />
dankzij prestigieuze opdrachtgevers.<br />
Zijn karakteristieke werk, vol illusies en<br />
hallucinaties, wonderlijke gedrochten en<br />
nachtmerries, verbeeldt de grote thema’s<br />
van zijn tijd: verleiding, zonde en<br />
rekenschap. De manier waarop Jheronimus<br />
Bosch zijn thema’s verbeeldde was<br />
destijds totaal nieuw. Hij combineerde<br />
realiteit en fantasie, maar zijn vertrekpunt<br />
was altijd de realiteit. Zijn werk<br />
inspireerde talloze kunstenaars tot<br />
navolging, tot op de dag van vandaag.<br />
Het maakt Bosch tot de belangrijkste<br />
kunstenaar van de late Middeleeuwen.<br />
Ook na zijn leven is zijn werk onverminderd<br />
populair gebleven. Diverse<br />
beroemde historische figuren hadden<br />
werk van Jheronimus Bosch in bezit.<br />
Onder hen Filips de Schone – hertog van<br />
Bourgondië en Brabant, maar ook andere<br />
beroemdheden als Margaretha van<br />
Oostenrijk, Hendrik III van Nassau en<br />
leden van het Spaanse vorstenhuis.<br />
Zijn populariteit hangt samen met<br />
het raadselachtige karakter van zijn<br />
voor stellingen. Mensen raken er nooit op<br />
uitgekeken.<br />
De tentoonstelling Jheronimus Bosch,<br />
Visioenen van een genie is tot en<br />
met 8 mei 2016 te bezoeken in het<br />
Noord brabants Museum in ’s Hertogenbosch.<br />
14 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 15
Tekst Gábor Kozijn<br />
Foto’s Holland in Pixels,<br />
Nationale Beeldbank,<br />
Marcel Bergema<br />
Elke gemeenschap heeft zo haar knel punten.<br />
Voor sommige gemeenschappen betekent de<br />
ver grijzing een uitdaging, andere zijn bezig<br />
met publiciteit en weer andere richten hun<br />
aandacht op overdracht. Wat zijn nou de beste<br />
strategieën om die knelpunten aan te pakken?<br />
Een half jaar lang heeft Gábor Kozijn met vier<br />
gemeenschappen hard gewerkt aan de uitdagingen<br />
om hun traditie levend te houden.<br />
Lees hier het verslag van een gezamenlijke<br />
zoektocht.<br />
Het afgelopen halfjaar mocht ik een prachtig project<br />
uitvoeren dat dicht bij de kern van het werk van het<br />
Kenniscentrum ligt: gemeenschappen helpen bij het<br />
waarborgen en overdragen van hun tradities. Een hele<br />
mond vol, maar eigenlijk heel praktisch. Er is een<br />
probleem en samen gaan we kijken hoe we dat het beste<br />
kunnen oplossen. Uit deze projecten zijn strategieën te<br />
destilleren die ook voor andere gemeenschappen<br />
waardevol kunnen zijn.<br />
SAMEN VOORUIT!<br />
Met vier geweldige gemeenschappen uit het hele land die<br />
op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel<br />
Erfgoed in Nederland staan, heb ik mogen werken. Met<br />
de werkgroep Driekoningen zingen in Goirle (Brabant)<br />
hebben we een nieuwe generatie kinderen verbonden<br />
aan een eeuwenoude traditie, de handmatig klompenmakers<br />
in Enter (Overijssel) zijn hard aan het werk om<br />
hun meester-leerling onderwijs voor het eerst gestructureerd<br />
op papier te zetten, de heren van de Rotterdamse<br />
snuif- en specerijenmolens hebben een plan gemaakt om<br />
hun vrijwilligersbestand uit te breiden en last but<br />
certainly not least strijden de woonwagenbewoners uit<br />
heel het land voor hun gemeenschap en tegen het<br />
uitsterfbeleid.<br />
Driekoningenzingen: een oude traditie<br />
in een nieuw jasje<br />
In Midden-Brabant wordt al eeuwenlang het Driekoningenzingen<br />
(3KZ) gevierd. Kinderen gaan op 6 januari<br />
verkleed als drie koningen langs de deuren en krijgen<br />
een kleine traktatie als beloning voor hun vaak schattige<br />
gezang. Opa’s, oma’s, vaders en moeders hebben er goede<br />
herinneringen aan! Maar de laatste jaren kwamen er<br />
steeds minder kinderen naar het juryzingen in Goirle.<br />
16 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 17
Met als dieptepunt veertien zingende koninkjes in<br />
2015. Hier moet verandering in komen! Bijkomende<br />
uitdaging is de wens van Bernard Robben om na<br />
zeventien jaar trouwe dienst als coördinator afscheid<br />
te nemen. Een groot gat om te vullen.<br />
De allesbepalende startvraag is: wat is de kern van de<br />
traditie? Gemeenschappelijkheid, geven, verkleden<br />
en juryzingen, dat zijn dé elementen die doorgegeven<br />
moeten worden, zei de gemeenschap. Ze dienen<br />
bovendien als basis voor een nieuwe variatie op de<br />
eeuwenoude traditie. Daarnaast wordt een strategie<br />
besproken: eerst de traditie vernieuwen en daarna<br />
nieuwe vrijwilligers zoeken. Met deze kaders gingen<br />
we aan het werk.<br />
Het 3KZ moet terug naar de straat, waar de traditie<br />
zich oorspronkelijk afspeelde, dat is de vaste<br />
overtuiging van de werkgroep. Van andere, soortgelijke<br />
tradities kennen we de aantrekkingskracht van<br />
de pracht en magie van een lampionnenoptocht in de<br />
donkere wintermaanden. Vooral kinderen vinden dit<br />
geweldig, niet toevallig ook de doelgroep. En ouders<br />
zien hun kinderen graag deelnemen aan een goed<br />
georganiseerde optocht, als verantwoord en traditioneel<br />
vermaak. Ook nodigden we een koor uit het<br />
dorp uit om te zingen bij de start van de optocht en<br />
keken we kritisch naar de verschillende elementen<br />
van het juryzingen in het cultureel centrum. Deze<br />
basiselementen zijn we gaan voorbereiden.<br />
Broodnodig was het ook om de jury te verjongen.<br />
Hiervoor is samengewerkt met de Jeugdgemeenteraad<br />
van de gemeente Goirle. Elke twee jaar komt er<br />
een nieuwe jeugdgemeenteraad, waardoor de<br />
werkgroep steeds opnieuw een zichzelf verjongende<br />
jury kan inzetten. Daarnaast is het een natuurlijke<br />
samenwerking met de eigen doelgroep. Het zijn dit<br />
soort verbindingen met bestaande organisaties die<br />
voor een gemeenschap zeer nuttig zijn.<br />
Met een publiciteitscampagne, uitgedacht door<br />
studenten van de Reinwardt Academie, is het hele<br />
dorp door middel van posters bekendgemaakt met<br />
het 3KZ-nieuwe stijl. Vijftig lampionnen zijn er<br />
gekocht. ‘Wat zou het mooi zijn als die op zouden<br />
gaan,’ zei de werkgroep. Dankzij de nieuwe elementen<br />
en de publiciteit gingen ze schoon op. Wel<br />
honderd kinderen en ouders stonden op het<br />
Kloosterplein. Het Gemengd Koor Goirle en een<br />
theatergroep waren aanwezig om te zingen en de<br />
sfeer te verhogen. Terwijl de verkeersregelaar<br />
vakkundig de route veiligstelde, liep een lange<br />
sliert door de Goirlese straten. Na aankomst in de<br />
Snuifreder: het zijn de mensen om<br />
wie het draait<br />
In feite zijn het natuurlijk de wieken die alles laten<br />
draaien bij de prachtige Rotterdamse industriemofoyer<br />
van het cultureel centrum Jan van Besouw begon het<br />
binnen programma. En wat goed is, blijft: samen juryzingen,<br />
lekkere chocolademelk en de oude vertrouwde eierkoek, met<br />
voor één kind de geluksboon.<br />
Tot blijdschap van de gemeenschap is een van de werkgroepleden<br />
opgestaan om met de nieuwe blauwdruk de komende<br />
jaren coördinator te zijn. Essentieel bij het succes van de editie<br />
2016 is de gezamenlijke wil om scherp te kijken naar de<br />
kernwaarden van de traditie, wat behouden moet blijven en<br />
welke ruimte er is om te ontwikkelen. Door dit goed te<br />
analyseren en actie te ondernemen om nieuwe eigentijdse<br />
elementen toe te voegen, kan een jaarlijkse traditie als het<br />
3KZ nieuw leven worden ingeblazen.<br />
Klompen maken: werken aan het fundament<br />
van meester-leerlingonderwijs<br />
In het Twentse klompendorp Enter bevindt zich behalve een<br />
klompenmuseum ook een werkplaats, waar meester Ton<br />
Verheijen en zijn leerlingen elke donderdagavond samenkomen.<br />
Ton, achtvoudig Nederlands kampioen handmatig<br />
klompen maken, is nog een van de weinige ambachtelijke<br />
klompenmakers die hun kennis overdragen. Kennis over<br />
technieken, hout, gereedschap en maten, die alleen in zijn<br />
hoofd zit en niet op papier staat. Hier moet verandering in<br />
komen. Nu is de tijd om al die kennis voor toekomstige<br />
generaties te bewaren.<br />
Tijdens de startbijeenkomst werd onder het genot van koffie<br />
en Twentse krentenwegge vrijuit nagedacht over de noodzaak<br />
van een onderwijsprogramma en de vorm die dit zou moeten<br />
hebben. Duidelijk is dat Ton de aangewezen man is om het te<br />
schrijven. Hij heeft de kennis en door hem te stimuleren deze<br />
op schrift te stellen en hem te begeleiden bij de structuur en<br />
een didactische werkwijze, wordt een kwalitatief hoogwaardig<br />
onderwijsprogramma ontwikkeld.<br />
Handmatig klompen maken is niet iets dat je na een cursusje<br />
kan. Pas na twee jaar heb je het een beetje in de vingers. De<br />
doelgroep van het uiteindelijke onderwijsplan bestaat dan ook<br />
uit de meesters die hun kennis willen overdragen aan leerlingen,<br />
die op hun beurt bereid zijn om deel te nemen aan het<br />
langjarige traject om zich te bekwamen in het klompenambacht.<br />
Het kloven van het eerste stuk hout, behouwen van dit<br />
stuk tot de grove vorm, het verder vormgeven van de buitenkant,<br />
het boren van het voetgat en de uiteindelijke afwerking.<br />
Deze zes hoofdstappen vormen de structuur van het onderwijsplan,<br />
uitgesplitst in tientallen kleinere stappen en ondersteund<br />
door een veelvoud aan foto’s, vakkundig geschoten<br />
door de vrouw van Ton.<br />
Tijdens het schrijfproces wordt Ton steeds ambitieuzer. Waar<br />
we eerst zes lesbrieven zouden maken die helder en bondig<br />
zijn kennis samenvatten, speelt al snel een oud idee bij hem<br />
Het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed<br />
Nederland gaf opdracht om vier gemeenschappen<br />
te helpen bij hun erfgoedzorg.<br />
op: een boek waarin zijn praktische kennis over het<br />
ambacht samen met verschillende randonderwerpen<br />
zoals gereedschappen, maten en verf, is vastgelegd<br />
voor toekomstige generaties. Ook de vele verhalen<br />
van de oude klompenmakers met wie Ton nog heeft<br />
gewerkt kunnen hierin een thuis vinden.<br />
De klompenmakers hadden een duidelijke vraag:<br />
help ons een onderwijsprogramma te maken. De<br />
kennis is aanwezig, het gaat dus om het begeleiden<br />
van het schrijfproces en het structureren en redigeren<br />
van de teksten. Klompen maken is gecompliceerd,<br />
dus het is verstandig om gezamenlijk aan een<br />
onderwijsprogramma te werken om een helder<br />
programma te ontwikkelen. Ook voor andere<br />
gemeenschappen is dit een waardevolle les. De<br />
kennis bezit de gemeenschap, maar een goed<br />
onderwijsplan maken is ook een soort ambacht.<br />
Door externe hulp in te schakelen weet je dat zowel<br />
inhoudelijk als didactisch een goed product wordt<br />
ontwikkeld.<br />
lens De Ster en De Lelie. Als je langs de Kralingse Plas richting<br />
de molens loopt, zie je dit iconische Hollandse plaatje. En<br />
binnen wordt het alleen nog maar mooier. Maar daar wordt<br />
ook duidelijk: zonder de toegewijde maalploeg geen draaiende<br />
wieken. Het zijn dus toch de mensen om wie het draait.<br />
De maalploeg houdt een razend interessant ambacht in stand:<br />
het malen van snuiftabak en specerijen, dat letterlijk in geuren<br />
en kleuren kan worden beleefd door de bezoeker. En dat op de<br />
laatste plek ter wereld waar het bedreven wordt! Wie er nog<br />
nooit is geweest, kan ik van harte aanbevelen om er snel langs<br />
te gaan. De molen is elke tweede zaterdag van de maand en<br />
soms op donderdag van 10.00 tot 16.00 uur open voor publiek.<br />
De rondleider van dienst vertelt kundig hoe de molen en het<br />
ambacht werken. Voor je ogen zie je dat de heren grote<br />
tabaksbladen ambachtelijk verwerken tot fijne snuiftabak. En<br />
hoe de gigantische maalstenen de kaneelstokjes en andere<br />
specerijen vermalen. Misschien vindt u het zo geweldig, dat u<br />
binnenkort ook zelf tussen de maalstenen staat te werken!<br />
Toen ik zelf de eerste keer binnenliep in de molen en de heren<br />
aan de koffie zag zitten, waande ik mij even in de negentiende<br />
eeuw. Niet alleen in de molen, maar ook in het bijgebouw leek<br />
de tijd te zijn stilgestaan. Dit bleek dan ook de aanleiding voor<br />
een van de wensen van de maalploeg: een nieuw inrichtingsplan<br />
voor de molen, om het verhaal ook in de molen zelf beter<br />
18 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 19
Woonwagenbewoners<br />
zijn trots op hun<br />
cultuur.<br />
aan de bezoekers te vertellen. Daarnaast was<br />
publiciteit, het werven van vrijwilligers én een<br />
opvolger voor snuifreder Jaap Bes een knelpunt. Veel<br />
te doen!<br />
Het is in ieder geval lastig om vrijwillige molenaars<br />
te vinden die ook de receptuur en de techniek van<br />
snuiffabricage en specerijenmaalderij willen leren.<br />
Laat staan om een opvolger te vinden voor molenaar<br />
Jaap Bes. Deze karaktervolle snuifmolenaar is al<br />
jaren de spil van de molens. Hij is de man met de<br />
kennis over ambachtelijke recepturen en de vervaardigingswijzen.<br />
Samen schreven wij een artikel voor<br />
Gildebrief, waarin de vacante positie wordt bekendgemaakt<br />
in de hoop dat dat een of meer molenaars<br />
dit prachtige ambacht gaan overnemen.<br />
Er is een publiciteitsplan geschreven met het doel<br />
mensen ‘over de drempel’ van de molen krijgen. Om<br />
de maatschappelijke waarde van de molen te tonen,<br />
is het belangrijk om het bezoekersaantal te vergroten.<br />
Dit draagt ook bij aan de kans op een stabiele<br />
toekomst voor de molen, nu de gemeente Rotterdam<br />
deze wil verkopen.<br />
Om mensen de molen te laten bezoeken, moeten ze<br />
er in eerste instantie mee bekend zijn. Veel dagjes uit<br />
worden op dit moment gepland via internet. Bij<br />
verschillende sites kan de molen worden ingevoegd<br />
in de ‘standaard’-uitjes. Bijvoorbeeld via dagjeweg.nl<br />
kun je nu de snuifmolens vinden. Sommige sites<br />
hebben echter ook een speciaal moment nodig om<br />
het erin te voegen. Met dit als startpunt wordt in de<br />
loop van 2016 een molendag georganiseerd.<br />
Woonwagencultuur:<br />
publiciteit tegen het uitsterfbeleid<br />
Wellicht nog meer dan bij andere gemeenschappen<br />
was de plaatsing op de Nationale Inventaris Immaterieel<br />
Cultureel Erfgoed een erkenning van formaat<br />
voor Vereniging Behoud Woonwagencultuur in<br />
Nederland. De reizigers, zoals de woonwagenbewoners<br />
zichzelf graag noemen, hebben te kampen met<br />
vooroordelen. En laat ik eerlijk zijn: die had ik ook.<br />
Na een half jaar kan ik maar één ding zeggen, wat<br />
een geweldige mensen! Wat een hartelijkheid. Met<br />
een cultuur waar ze met recht trots op zijn.<br />
De kernwaarden van de woonwagencultuur zijn een<br />
sterk gevoel van gemeenschappelijkheid en in<br />
nabijheid van meerdere generaties het leven met<br />
elkaar delen. Wonen in een woonwagen is een<br />
belangrijke voorwaarde, een stenen huis gaat recht<br />
tegen hun cultuur in. De woonwagencultuur wordt<br />
echter bedreigd, door het als discriminerend ervaren uitsterfbeleid<br />
dat veel gemeenten voeren. Dit houdt in dat vrijgekomen<br />
woonwagenstandplaatsen worden opgeheven, terwijl er<br />
een groot tekort is aan standplaatsen voor de woonwagens.<br />
De reizigers willen, net als elke Nederlander, de mogelijkheid<br />
krijgen zelf een woonvorm te kiezen. Daarom willen ze<br />
positieve gesprekken voeren met instanties en personen die in<br />
staat zijn hen op nationaal niveau te helpen. Samen hebben wij<br />
een strategie uitgestippeld om hun verhaal te vertellen.<br />
De afgelopen jaren zijn de reizigers gesteund door de Europese<br />
Commissie tegen Racisme en Intolerantie, het College voor de<br />
Rechten van de Mens, de VN en verschillende uitspraken van<br />
de Nederlandse rechters en juristen. Ondanks de steun van<br />
deze instanties is er bij politiek en bestuur veel onverschilligheid<br />
over de discriminatieproblematiek. Dit en meer is gevat<br />
in een brief die samen met een minidocumentaire wordt<br />
verstuurd, als start van een dialoog. Deze krachtige documentaire<br />
is samen met de gemeenschap gemaakt door studenten<br />
van de Reinwardt Academie en te vinden op de Facebookpagina<br />
van de Vereniging Behoud Woonwagencultuur in<br />
Nederland.<br />
Het slot van de brief spreekt voor zichzelf: ‘Wij willen het<br />
wantrouwen tussen overheden en reizigers wegnemen en<br />
bouwen aan vertrouwen. Zodat wij onze cultuur kunnen<br />
voortzetten, voor onszelf, onze kinderen en kleinkinderen. Wij<br />
hopen van harte dat u in wilt gaan op onze uitnodiging tot een<br />
constructief gesprek, zodat wij gezamenlijk kunnen kijken op<br />
welke wijze gemeenten kunnen worden bewogen om hun<br />
discriminerend beleid te wijzigen.’<br />
Lessen leren<br />
Tijdens de begeleiding van de gemeenschappen werd duidelijk<br />
dat met name een frisse blik op een bestaande uitdaging<br />
waardevol en nuttig is. De startgesprekken waren stuk voor<br />
stuk intensieve uitwisselingen van ideeën. Wat vormt het<br />
fundament van onze traditie? Wat is onze kracht? Welke<br />
knelpunten zijn er? En welke kant willen we gezamenlijk op?<br />
Een eerlijk antwoord op deze vragen en de wil om samen<br />
vooruit te gaan zijn essentieel bij het aanpakken van een<br />
knelpunt. Daarna moet een werkbare strategie worden<br />
ontwikkeld met een concreet doel waar gezamenlijk naar toe<br />
gewerkt kan worden. Waarbij het liefst elk lid van de gemeenschap<br />
een kleinere of grotere rol draagt. Regelmatig evalueren<br />
is ook een must, zodat iedereen weet waar het project staat en<br />
er eventueel kan worden bijgestuurd.<br />
Ik heb meegedacht, meegeholpen en mee gelachen met vier<br />
springlevende gemeenschappen die zin hebben in de toekomst.<br />
Want ook dat is een les uit dit project: immaterieel<br />
erfgoed gaat bovenal over mensen die met hart en ziel zich<br />
inzetten voor hun traditie. ‹<br />
20 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 21
In de hectiek van alledag<br />
maken de processiegangers<br />
ruimte voor bezinning.<br />
De Nederlandse Bisschoppenconferentie was vertegenwoordigd.<br />
Een ingetogen processie in Amsterdam<br />
De Stille Omgang<br />
De Stille Omgang, die jaarlijks rond 12 maart in Amsterdam wordt gehouden, is de grootste<br />
De bewogen geschiedenis gaat terug<br />
naar het jaar 1345, waarin volgens de<br />
overlevering een zieke man in de<br />
Kal verstraat het laatste sacrament<br />
ontving. Kort hierna moest de zieke<br />
overgeven. Het braaksel, met hierin<br />
de hostie die de zieke net tot zich had<br />
genomen, werd in het haardvuur<br />
gegooid. De volgende dag bleek dat<br />
de uitgebraakte hostie onaangetast was<br />
en niet verbrand. De ongeschonden<br />
hostie werd door de priester van de<br />
Nicolaaskerk (de huidige Oude Kerk)<br />
opgehaald, maar op miraculeuze wijze<br />
keerde de hostie terug naar het huis aan<br />
de Kalverstraat. Dit herhaalde zich nog<br />
tot tweemaal toe. Dit werd gezien als<br />
een bevestigingsmirakel en als teken dat<br />
Tekst en foto’s Sanne Derks<br />
bewaard gebleven processie van Nederland. Sterker nog, het is de belangrijkste rituele manifestatie<br />
van de rooms-katholieke kerk die ons land rijk is.<br />
men de plaats van het eerste mirakel<br />
moest inrichten als vereringsplaats.<br />
Kapel Heilige Stede<br />
Zodoende werd er reeds in 1346<br />
begonnen met de kapel op de plaats van<br />
het huis in de Kalverstraat Deze werd in<br />
1347 ingezegend. In 1421 brandde de<br />
eerste kapel af tijdens een stadsbrand.<br />
Ook de tweede kapel die op deze plek<br />
werd gebouwd, ging gedeeltelijk in<br />
vlammen op tijdens een volgende<br />
stadsbrand in 1452. De derde kapel<br />
heeft tot 1908 op deze plek gestaan,<br />
maar werd op gezag van de protestantste<br />
kerkenraad gesloopt. De kapel droeg de<br />
naam Heilige Stede, wat verwijst naar de<br />
haardstede waarin de uitgebraakte<br />
hostie, onaangetast door het vuur,<br />
gevonden werd. In 2001 is er een<br />
gevelsteen geplaatst in de Kalverstraat<br />
om het mirakel te gedenken.<br />
Na de bouw van de kapel groeide<br />
Amsterdam in de veertiende en<br />
vijftiende eeuw uit tot een belangrijk<br />
pelgrimsoord. Jaarlijks werden er grote<br />
sacramentsprocessies georganiseerd,<br />
waarbij bedevaartgangers uit het hele<br />
land naar Amsterdam kwamen om het<br />
mirakel te herdenken en te eren. Zelfs<br />
keizer Maximiliaan, grootvader van<br />
Karel de Vijfde, zou naar de Heilige<br />
Stede gepelgrimeerd zijn om er genezing<br />
te zoeken.<br />
Plundering<br />
In 1578 kwam er een abrupt einde aan<br />
de cultus. Dat jaar trokken de Geuzen<br />
de stad binnen en werd de Reformatie<br />
ingevoerd. Op de Sacramentsdag werd<br />
de Heilige Stede geplunderd en ontheiligd.<br />
In een van de bronnen uit die tijd<br />
wordt gezegd dat de plunderaars zelfs<br />
hun behoeften deden op de plaats<br />
waar volgens de overlevering in 1345<br />
de hostie gevonden was. Deze brute<br />
daad had een tegengesteld effect: de<br />
katholieken werden juist gestimuleerd<br />
om het mirakel te eren. Hoewel het<br />
stadsbestuur in protestantse handen<br />
kwam, bleef het Begijnhof katholiek.<br />
Door de geografische nabijheid verplaatste<br />
de verering van het mirakel<br />
zich naar deze plek, die dienst deed<br />
als schuilkerk voor katholieke<br />
Amsterdammers.<br />
Gedurende de zeventiende en achttiende<br />
eeuw nam de belangstelling<br />
voor de viering af. Jaarlijks werden er<br />
vieringen gehouden waarbij individueel<br />
devotionele omgangen gelopen werden<br />
22 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 23
Jaarlijks lopen<br />
over de route van de vroegere Sacramentsprocessie.<br />
Na 1800 werd de<br />
verering nog maar beperkt voorgezet<br />
door Amsterdamse katholieken. Rond<br />
het eeuwfeest van het mirakel in 1845<br />
nam de interesse weer even toe, om pas<br />
aan het eind van de negentiende eeuw<br />
weer echt op de kaart te worden gezet.<br />
Stille Omgang<br />
Na het herstel van de bisschoppelijke<br />
hiërarchie in 1853 duurde het nog tot<br />
1881 voordat de verering nieuw leven<br />
werd ingeblazen. Dat jaar vormt de basis<br />
voor het ontstaan van de Amsterdamse<br />
Stille Omgang zoals deze nu nog gevierd<br />
wordt. In 1881 besloten twee Amsterdammers,<br />
Joseph Lousbergh en Carel<br />
Elsenburg de processie vanuit de Mozes<br />
en Aäronkerk in ere te herstellen.<br />
Lousbergh was in het bezit gekomen<br />
van een historische bron waarin de<br />
route van de Sacramentsprocessie zoals<br />
deze tijdens de Middeleeuwen werd<br />
gelopen, werd beschreven. Hierop<br />
initieerden de mannen een jaarlijks<br />
terugkerende tocht volgens diezelfde<br />
route. In eerste instantie werd deze tocht<br />
‘omgang’ genoemd, een term die<br />
verwijst naar de middeleeuwse processie,<br />
die veelal ‘ommegang’ werd<br />
genoemd, omdat de stoet meestal een<br />
min of meer cirkelvormige route aflegde<br />
en terugkeerde naar de kerk. Door het<br />
nadrukkelijke zwijgen kwam later de<br />
term Stille Omgang in zwang. Het stille<br />
en ingetogen karakter verwijst naar de<br />
tijd van de Reformatie, waarin publiek<br />
vertoon van katholieke uitingen niet<br />
getolereerd werd. De leidende groep<br />
noemde zich het ‘Gezelschap van de<br />
Stille Omgang’, een organisatie die nu<br />
nog steeds bestaat.<br />
Aantal devoten<br />
De Stille Omgang kreeg al snel belangstelling<br />
van katholieken buiten Amsterdam.<br />
In groepjes kwamen zij dan naar<br />
Amsterdam om de omgang te lopen.<br />
Deze afdelingen werden zustergemeenschappen<br />
genoemd. Momenteel zijn er<br />
nog rond de vijftig zustergemeenschappen<br />
die jaarlijks naar Amsterdam<br />
pelgrimeren om de omgang te lopen.<br />
Opmerkelijk is het succes bij, en de<br />
snelle toename van het aantal devoten.<br />
In 1881 liep een tweetal personen voor<br />
het eerst de route. In het jaar 1887<br />
waren dat er al 100, door de officiële<br />
goedkeuring door de rector van het<br />
Begijnhof waren het er in 1888 al 500.<br />
Tot 1905 waren er jaarlijks ongeveer<br />
1500 deelnemers. De sloop van de kapel<br />
in 1908 had een tegengesteld effect. In<br />
1920 werden er 20.000 processiegangers<br />
geteld. Door de aanhoudende groei was<br />
het zelfs nodig om de Omgang gedurende<br />
twee of zelfs drie nachten te<br />
houden. Het hoogtepunt lag in de jaren<br />
vijftig en zestig, toen er naar schatting<br />
zelfs 60.000 mensen deelnamen. Pas<br />
vanaf 1968 mochten er ook vrouwen<br />
deelnemen. In de hoogtijdagen kende<br />
Nederland maar liefst 300 zustergemeenschappen.<br />
Geen enkele Nederlandse<br />
bedevaart kende ooit een<br />
vergelijkbaar aantal deelnemers,<br />
afkomstig uit het gehele land.<br />
Eind jaren zestig nam het aantal<br />
deelnemers geleidelijk af. Jaarlijks<br />
kwamen er nog tussen de 8000 en<br />
10.000 gelovigen. Tegenwoordig wordt<br />
de Omgang elk jaar nog door ongeveer<br />
6000 tot 7000 katholieken gelopen.<br />
Officieel begint de route bij het Begijnhof<br />
en gaat via het Spui, langs de locatie<br />
van de Heilige Stede in de Kalverstraat,<br />
richting Dam en Centraal Station, en<br />
dan via de Warmoesstraat en de Nes<br />
weer terug naar het Begijnhof. Omdat<br />
het een cirkelvormige route betreft, is<br />
het ook mogelijk een ander begin- of<br />
eindpunt te hanteren. De aanzienlijke<br />
hoeveelheid pelgrims, die met bussen en<br />
treinen uit heel Nederland komen,<br />
kunnen de mis vieren in een van de<br />
kerken in de buurt van de route, die<br />
meerdere keren missen houden.<br />
Nederlandse Bisschoppen<br />
Dit jaar werd de Stille Omgang op<br />
unieke wijze ingeluid in de Nicolaasbasiliek.<br />
Voor het eerst werd hier een<br />
eucharistie gehouden in het bijzijn van<br />
vrijwel alle leden van de Nederlandse<br />
Bisschoppenconferentie. Dit is het<br />
permanente orgaan van de katholieke<br />
duizenden<br />
mensen mee in de<br />
Stille Omgang in<br />
Amsterdam.<br />
In 1345 gebeurde het wonder, de oorsprong<br />
van de Stille Omgang.<br />
kerk dat het beleid in Nederland bepaalt<br />
en het bestaat uit dertien bisschoppen<br />
en hulpbisschoppen. Er waren er maar<br />
liefst twaalf aanwezig om onder leiding<br />
van kardinaal Van Eijk de mis te vieren.<br />
Sinds 2005 wordt er ook jaarlijks een<br />
jongerenprogramma georganiseerd.<br />
Ook dit jaar vond er zo’n speciaal<br />
programma plaats. Binnen het thema<br />
Barmhartigheid kwam een Syrische<br />
vluchteling zijn verhaal vertellen,<br />
werden er diverse workshops gegeven<br />
en was er ruimte voor bezinning en<br />
gebed, alvorens de jongeren de Omgang<br />
gingen lopen. In de afgelopen jaren is er<br />
zowel bij de ouderen, als bij de jongeren<br />
meer aandacht voor meditatie en<br />
reflectie.<br />
Stille tocht<br />
De Stille Omgang heeft een rol gespeeld<br />
in de opkomst van stille tochten. Deze<br />
collectieve publieke manifestaties zijn in<br />
de loop der jaren een algemeen geaccepteerd<br />
fenomeen geworden binnen de<br />
Nederlandse herdenkingscultuur. Zo<br />
werden na de oorlog de eerste seculiere<br />
‘stille omgangen’ georganiseerd ter<br />
herdenking van de oorlogsslachtoffers.<br />
Sinds de jaren negentig heeft zich onder<br />
de naam ‘stille tocht’ een frequenter<br />
ritueel ontwikkeld. De stille tocht wordt<br />
met name georganiseerd na incidenten<br />
van zinloos geweld met dodelijke<br />
slachtoffers, na rampen of verkeersongelukken<br />
waar jongeren bij betrokken<br />
waren.<br />
Ook de motieven om deel te nemen aan<br />
de Stille Omgang zijn niet altijd meer<br />
religieus. Matthijs Jansen, jongerenpastor<br />
van het Bisdom Haarlem en organisator<br />
van het jongerenprogramma,<br />
vertelt dat een van de doelstellingen is<br />
om ruimte te maken voor bezinning. ‘In<br />
de hectiek van alledag, in de drukte van<br />
de stad, proberen wij ruimte te maken<br />
om stil te staan bij jezelf, de ander, het<br />
leven en de toekomst.’<br />
Ook de 76-jarige Annet vertelt over haar<br />
deelname aan de Stille Omgang dat ze er<br />
vooral rustig van wordt. ‘Het creëert een<br />
gevoel van verbondenheid. Samen met<br />
de anderen lopen we door het hectische<br />
centrum van de stad.’ In de Warmoesstraat,<br />
tussen toeristen, dronken en<br />
stonede jongeren worden ze nageroepen:<br />
‘Hé, waarom zeggen jullie niks?’<br />
Annet glimlacht en schudt haar hoofd<br />
meewarig. Ze pakt haar rozenkrans en<br />
loopt achter haar zustergroep richting<br />
de Dam.<br />
‹<br />
Nederland draagt het<br />
ambacht van molenaar<br />
voor bij UNESCO<br />
De allereerste nominatie van het Koninkrijk<br />
der Nederlanden voor de Representatieve<br />
Lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed van<br />
de Mensheid is officieel ingediend.<br />
Het voordrachtdossier van het traditionele<br />
ambacht van de molenaar die wind- en<br />
watermolens bedient, werd eind maart<br />
formeel ingediend bij de UNESCO Hoofdzetel.<br />
Riet de Leeuw, van het Nederlandse Ministerie<br />
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap<br />
en Margot Llompart, afgevaardigde van de<br />
Permanente Delegatie van het Koninkrijk<br />
der Nederlanden voor UNESCO, overhandigden<br />
het voordrachtdossier aan Tim Curtis,<br />
hoofd van de Sectie Immaterieel Erfgoed.<br />
We zullen nu geduldig moeten wachten op<br />
de vergadering van het Intergouvernementeel<br />
Immaterieel Erfgoed Comité in 2017 of<br />
het Comité inderdaad zal besluiten om het<br />
ambacht van de molenaar een plaats te<br />
geven op de UNESCO lijst van Immaterieel<br />
Cultureel Erfgoed.<br />
24 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 25
B<br />
O<br />
E<br />
K<br />
E<br />
N<br />
HET LIED DAT ONZE<br />
MOEDER ZONG<br />
Muziek heeft de eigenschap de luisteraar naar een<br />
andere wereld of tijd mee te leiden. Liedjes met een<br />
verstaanbare tekst hebben dat nog sterker. In een<br />
tijd waarin muziek minder alomtegenwoordig was<br />
dan nu, werden liedjes van generatie op generatie<br />
doorgegeven. Vooral voor oude mensen betekenen<br />
deze liedjes een verbinding met vroeger, de dagen<br />
van hun jeugd. Het doorgeven gebeurt steeds minder,<br />
zodat deze liedjes vergeten dreigen te worden.<br />
De gezusters Dings uit het Brabantse dorp Liessel<br />
hebben een uitgebreid liedrepertoire tot hun<br />
beschikking. Het zijn oude liedjes die zij van hun<br />
moeder geleerd hebben, van het Brabantse platteland.<br />
De auteurs van het boek Het lied dat onze<br />
moeder zong – overigens tevens de titel van een van<br />
hun liedjes – hebben in een periode van acht jaar<br />
ruim vijfhonderd liedjes van Anna van Gog-Dings<br />
en Jeanette van der Putte-Dings opgenomen. Naast<br />
de liedjes hebben de auteurs ook biografische gegevens<br />
opgeschreven en herinneringen die bij de<br />
liedjes horen. Het levert een interessante inkijk in de<br />
Brabantse liedcultuur en het leven op het Brabantse<br />
platteland.<br />
Het zingen van oude, traditionele liederen is na de<br />
Tweede Wereldoorlog nog lang doorgegaan zodat er<br />
nog veel interessant materiaal beschikbaar was ten<br />
tijde van de opnames. De zussen waren toen rond de<br />
zeventig jaar. De liederen hadden voor hen een grote<br />
emotionele en <strong>culturele</strong> waarde. Zij gingen over tal<br />
van onderwerpen uit het dagelijkse leven.<br />
Het boek besteedt na een inleiding waarin de werkwijze<br />
is beschreven, veel aandacht aan de leefwereld<br />
van de zangeressen. Daarna zijn de liederen<br />
globaal ingedeeld per thema zoals ouders en kinderen,<br />
liefde en huwelijk, ongeluk en tegenspoed,<br />
oorlog, geloof, natuur, normen en waarden, rituelen<br />
en dergelijke onderwerpen. De liedjes zijn volledig<br />
uitgeschreven, compleet met muzieknotatie. Door<br />
deze aanpak is een compleet beeld ontstaan van<br />
een bijna verdwenen tijd.<br />
Ton Dekker en Henk Kuijer, Het lied dat onze<br />
moeder zong. Een inkijk in de vroegere liedcultuur<br />
op het Brabantse platteland. De liederen van Anna<br />
van Gog-Dings en Jeanette van der Putten-Dings<br />
(Heiloo, 2015).<br />
OMGAAN MET<br />
SUPERDIVERSITEIT<br />
Het derde nummer van 2015 van het Vlaamse tijdschrift<br />
Volkskunde is geheel gewijd aan de veranderingen<br />
in de cultuur in een veranderende samenleving<br />
en het denken hierover. De redactie werd voor<br />
deze gelegenheid uitgebreid met diverse gastredacteuren<br />
uit binnen- en buitenland.<br />
Werd immaterieel erfgoed ten tijde van het opstellen<br />
van de UNESCO conventie voor het borgen van<br />
immaterieel cultureel erfgoed in 2003 nog gezien<br />
als iets dat vrij geïsoleerd was en zelfs beschermd<br />
moest worden tegen invloeden van buitenaf, in de<br />
tussentijd hebben de ontwikkelingen in de samenleving<br />
niet stilgestaan. Momenteel tekent zich een<br />
totaal ander beeld af.<br />
Nieuwe cultuuruitingen zijn niet meer groeps- of<br />
etnisch gebonden, integendeel: culturen beïnvloeden<br />
elkaar en vermengen zich tot nieuwe vormen,<br />
de zogenaamde super<strong>diversiteit</strong>. De <strong>culturele</strong> wetenschappen<br />
hebben dit proces al een tijd geleden<br />
gesignaleerd en zijn druk bezig het te analyseren.<br />
Er gaan dan ook verschillende stemmen op om de<br />
tekst van de UNESCO conventie aan te passen aan<br />
deze veranderde situatie. Super<strong>diversiteit</strong> is een gevolg<br />
van multiculturaliteit. Wetenschappers en beleidsmakers<br />
volgen deze nieuwe dynamische ontwikkelingen<br />
met grote aandacht.<br />
In dit nummer van Volkskunde zijn verschillende<br />
interessante geluiden te horen<br />
over hoe men met dit immaterieel<br />
erfgoed zou kunnen omgaan. Daarnaast<br />
wordt ingegaan op de verschillen in immaterieel<br />
erfgoed zoals die op de inventarissen<br />
van Nederland en Vlaanderen<br />
staan. Een aanrader voor iedereen die<br />
geïnteresseerd is in immaterieel erfgoed.<br />
Volkskunde, tijdschrift over de cultuur van<br />
het dagelijkse leven, nummer 3, 2015.<br />
BOUWEN VAN<br />
VAKWERKHUIZEN<br />
De karakteristieke vakwerkhuizen uit<br />
vooral Limburg zijn wel bekend. Honderden<br />
jaren was dit de geijkte manier om<br />
huizen, schuren en andere gebouwen te<br />
bouwen in streken waar hout en leem<br />
voorhanden waren. Het was een gemakkelijke<br />
en naar verhouding goedkope<br />
manier van bouwen. Hele generaties van<br />
timmerlieden kenden alle geheimen van<br />
de speciale constructies die nodig waren<br />
voor deze houtskeletbouw.<br />
Het boek Vakwerkbouw. 600 jaar bouwen<br />
met hout en leem in Zuid-Limburg en<br />
omstreken is volgens de auteur voornamelijk<br />
bedoeld als informatiebron voor<br />
geïnteresseerden die een restauratie of<br />
renovatie van een vakwerkgebouw willen<br />
uitvoeren. Het begint met een historisch<br />
overzicht en gaat in op het verschil<br />
tussen vakwerkbouw op het platteland<br />
en in de steden. In de steden was door<br />
het gebrek aan ruimte een ander soort<br />
huizen nodig en het risico op brand heeft<br />
de ontwikkeling van hout-met-leem<br />
naar minder hout en steen in plaats van<br />
leem ingezet. Constructies, gereedschap,<br />
versieringen, alles wordt uitgebreid beschreven<br />
in het boek. De essentie van<br />
vakwerkbouw was de verbinding met<br />
pen en gat, er werden vrijwel geen metalen<br />
onderdelen zoals nagels of krammen<br />
gebruikt.<br />
Al deze kennis is eeuwenlang bewaard<br />
gebleven en doorgegeven van generatie<br />
op generatie. Helaas komt dat aspect in<br />
het boek amper aan de orde, terwijl dat<br />
juist zo interessant is vanuit het oogpunt<br />
van immaterieel erfgoed. Wel gaat de<br />
auteur in het laatste hoofdstuk in op de<br />
herwaardering van de houtskeletbouw,<br />
niet alleen om te restaureren, maar ook<br />
toegepast als nieuwbouw. ‘Vakwerk was<br />
en is een duurzame en ecologische manier<br />
van bouwen (...) en als zodanig heeft<br />
het een nieuwe kans gekregen in de moderne<br />
tijd, waarin dit soort eisen belangrijk<br />
zijn geworden. De auteur benadrukt<br />
wel dat de nieuwe houtskelethuizen<br />
voorzien moeten zijn van moderne elementen<br />
als zonnepanelen, hoogrendementsglas<br />
en dergelijke. Al met al is het<br />
een interessant boek dat vooral ingaat<br />
op de materiële aspecten van deze oude<br />
bouwwijze.<br />
Coen Eggen, Vakwerkbouw. 600 jaar<br />
bouwen met hout en leem in Zuid-Limburg<br />
en omstreken (Nijmegen 2016)<br />
DE MAGISCHE WERELD<br />
VAN GLAS<br />
In dit kleurrijke boek vol foto’s en andere<br />
afbeeldingen worden kinderen rondgeleid<br />
langs de talloze toepassingen en<br />
mogelijkheden van glas. Het boek is toegankelijk<br />
geschreven voor kinderen rond<br />
tien jaar. Het begint met een heldere uitleg<br />
wat glas is en hoe het ontstaat. ‘De<br />
allereerste glasmakers op aarde waren<br />
de vulkanen!’<br />
Na een korte reis door de geschiedenis<br />
wordt de jonge lezer zelf meegenomen<br />
op een wonderbaarlijke tocht die voert<br />
van glazenwassers en glasvezelleggers<br />
via de kermis, glaskunstenaars en een<br />
knikkerwedstrijd naar glasfabrieken en<br />
het Nationaal Glasmuseum Leerdam.<br />
Dat is niet toevallig, want het boek is uitgegeven<br />
op initiatief van het Nationaal<br />
Glasmuseum Leerdam.<br />
Op een speelse manier krijgt de lezer veel<br />
uitleg en leert allerhande weetjes over<br />
glas. Zowel de praktische als de artistieke<br />
toepassingen krijgen aandacht, zelfs diverse<br />
manieren van hergebruik komen<br />
aan bod. De talloze, kleurrijke foto’s bieden<br />
goede toevoegingen aan de tekst,<br />
want zoals de bekende glasontwerper<br />
Andries Copier al zei: ‘Schoonheid in glas<br />
valt nauwelijks in woorden samen te vatten.<br />
Je kunt het alleen maar zien.’<br />
Oude en nieuwe technieken en toepassingen<br />
wisselen elkaar af. De vele opdrachten<br />
tussendoor en aan het einde laten<br />
de kinderen zelf experimenteren met<br />
de mogelijkheden van glas. Maar het zelf<br />
maken van glas is voorbehouden aan de<br />
experts van het Nationaal Glasmuseum<br />
Leerdam. Daar kunnen kinderen soms<br />
wel meehelpen met glasblazen. Ze krijgen<br />
ook uitleg over glasblazen, een ambacht<br />
dat niet meer door veel mensen<br />
wordt uitgeoefend vanwege de concurrentie<br />
van glasfabrieken.<br />
Glas is een boek dat de magie van glas<br />
probeert over te brengen op een nieuwe<br />
generatie en hen tracht te interesseren<br />
voor het ambacht van glasblazen. Na<br />
het uitlezen van het boek en het doen<br />
van alle opdrachten is de jonge lezer met<br />
recht een glasexpert!<br />
Ceciel de Bie en Reinoud Leenen, Glas.<br />
Word een glasexpert! (Amsterdam, 2015)<br />
26 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 27
Nieuwe<br />
uitdagingen<br />
voor de<br />
UNESCO<br />
Conventie<br />
Immaterieel<br />
Erfgoed<br />
28 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed<br />
29
Begin 2016 bracht het Kenniscentrum<br />
Immaterieel Erfgoed Nederland (voorheen<br />
Nederlands Centrum voor Volkscultuur en<br />
Tekst Pieter van Rooij,<br />
Koen Embregts<br />
Foto’s Nationale<br />
Beeldbank<br />
Immaterieel Erfgoed) samen met anderen<br />
een stevige wetenschappelijke publicatie<br />
uit over ‘Diversiteit en Immaterieel<br />
Erfgoed’. Op 17 maart volgde in Brussel een<br />
druk bezochte reflectiedag over hoe de<br />
resultaten te vertalen naar de dagelijkse<br />
praktijk. Hoe moeten de expertinstellingen<br />
in Nederland en Vlaanderen omgaan met<br />
de nieuwe realiteit van super<strong>diversiteit</strong>?<br />
Vanaf het begin was <strong>diversiteit</strong> een belangrijke<br />
doelstelling van de Nederlandse regering. De<br />
Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed<br />
moet een beeld geven van de <strong>diversiteit</strong> van het<br />
immaterieel erfgoed in Nederland. De inventaris<br />
moet niet alleen de plattelandstradities in kaart<br />
brengen, zoals die vooral te vinden zijn in de<br />
oostelijke, noordelijke en zuidelijke delen van het<br />
land. Ook de nieuwe stedelijke groepsculturen in het<br />
westen verdienen een plek. Het Kenniscentrum<br />
Immaterieel Erfgoed is in Nederland verantwoordelijk<br />
voor de implementatie van de UNESCO Conventie,<br />
pakte vanaf het begin de handschoen op. Ter<br />
gelegenheid van de Nederlandse ratificatie werd<br />
bijvoorbeeld in 2012 een tweedaagse studiedag<br />
georganiseerd in Deurne, met op de tweede dag een<br />
excursie naar Eindhoven, de graffiti hoofdstad van<br />
Nederland, waar uitvoerig werd gedebatteerd met de<br />
organisatoren van het Step in the Arena Festival, het<br />
grootste graffiti evenement in de Benelux.<br />
Werken aan een diverse inventaris<br />
Het Kenniscentrum slaagde erin in snel tempo een<br />
Nationale Inventaris op te zetten, met anno voorjaar<br />
2016 bijna 100 tradities op de inventaris. Op de inventaris staan veel grote en kleine<br />
tradities, van Koningsdag tot het Prijsdansen in Nieuw-Vossemeer. Inmiddels hebben<br />
ook etnische tradities hun weg gevonden naar de Nationale Inventaris, zoals de Marroncultuur,<br />
het Angisa binden en Koto maken in de Bijlmer, de Indische Rijsttafel, Chanoeka,<br />
de Tambú en de Hennacultuur. Graffiti staat er nog niet op maar dit lijkt nog<br />
slechts een kwestie van tijd, nu enkele graffiti artiesten de eerste stap hebben gezet op<br />
weg naar een voordracht. Een graffiti tentoonstelling in het Amsterdam Museum en een<br />
druk bezochte Erfgoedarena in de Reinwardt Academie vormden hiervoor mede de<br />
katalysator.<br />
Vlaanderen heeft niet een zelfde <strong>diversiteit</strong>sdoelstelling als Nederland en de lijst is dan<br />
ook veel minder divers dan hier. Toch speelt het verlangen naar meer <strong>diversiteit</strong> op de<br />
eigen inventaris ook daar een rol. Dat is precies de reden dat Jorijn Neyrinck, van de<br />
Vlaamse expertinstelling Tapis Plein, het initiatief nam voor een verdiepende wetenschappelijke<br />
publicatie over het onderwerp, met als bedoeling de nieuwe uitdagingen in<br />
kaart te brengen. Jorijn is ook goed op de hoogte van de situatie in Nederland, omdat ze<br />
in de Nederlandse Toetsingscommissie zit, die de voordrachten voor de Nationale<br />
Inventaris beoordeelt. Ze nam contact op met het Nederlands-Vlaamse wetenschappelijke<br />
tijdschrift Volkskunde, waar Kenniscentrum medewerker Albert van der Zeijden in<br />
de redactie zit. Enkele jaren geleden voerde dit tijdschrift een vernieuwing door, waarbij<br />
op instigatie van het Kenniscentrum meer aandacht kwam voor beleid en kennisontwikkeling<br />
rondom immaterieel erfgoed. In de gastredactie nam naast Jorijn en Albert ook<br />
Joke Vandenabeele plaats, verbonden aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische<br />
Wetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven.<br />
30 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 31
Een lijvige boekpublicatie<br />
Via een call for papers werd een breed team aan<br />
wetenschappers bereid gevonden tot medewerking.<br />
Omdat er nog sprake is van weinig ervaring en know<br />
how op het terrein <strong>culturele</strong> <strong>diversiteit</strong> en de<br />
immaterieel erfgoedconventie werd breed geworven.<br />
Op die manier werden bijvoorbeeld een aantal<br />
wetenschappers gevonden, die geen ervaring hebben<br />
met de immaterieel erfgoedconventie, maar die wel<br />
alles weten van <strong>diversiteit</strong> en interculturaliteit en<br />
artikel over taalcultuur van jongeren in de superdiverse stad. Maar ook<br />
vanuit meer traditionele hoek werden de mogelijkheden verkend, zoals<br />
bijvoorbeeld blijkt uit artikelen over de betrokkenheid van nieuwe<br />
Aalstenaars bij het vieren van het carnaval of, meer internationaal,<br />
de omgang met minderheidsculturen zoals de Eskimocultuur in<br />
Noordelijk Scandinavië. Het boekwerk telt zo’n 250 pagina’s.<br />
In de bundel leggen vooral Jorijn Neyrinck en Albert van der Zeijden de<br />
directe link met de UNESCO Conventie ter bescherming van het<br />
Immaterieel Cultureel Erfgoed. Jorijn Neyrinck behandelt daarbij vooral<br />
die hennakunst voordroeg voor de Nationale Inventaris, laat zich<br />
bijvoorbeeld in haar werk inspireren door haar Marokkaanse roots<br />
maar evengoed door hennatradities uit andere landen, zoals India. Haar<br />
immaterieel erfgoed borgt ze door er op een dynamische manier mee<br />
om te gaan, door bijvoorbeeld workshops te organiseren waarvoor ze<br />
hennakunstenaars uit verschillende landen en uit verschillende tradities<br />
uitnodigt. Volgens Albert van der Zeijden is hybriditeit niet zozeer een<br />
bedreiging maar juist een uitdaging van ontplooiende creativiteit,<br />
waarbij hij de invloedrijke denker Homi K. Bhabha citeerde, die vele<br />
theoretische geschriften heeft aan de dynamiek van hybriditeit.<br />
themanummer gaven een lezing. Ook werd het<br />
overheidsbeleid belicht door Riet de Leeuw van het<br />
Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en<br />
Wetenschap en door Hans van der Linden van het<br />
Vlaamse Kunsten en Erfgoed. Keynote spreker was<br />
Dirk Geldof, ondermeer Lector Diversiteit aan de<br />
Hogeschool in Antwerpen en schrijver van het boek<br />
Super<strong>diversiteit</strong> en hoe migratie onze samenleving<br />
verandert, dat al vijf drukken beleefde en inmiddels<br />
ook in het Engels is vertaald. De dag werd voorgezeten<br />
door Sophie Elpers, verbonden aan het Meertens<br />
Instituut in Amsterdam en tevens lid van de Toetsingscommissie<br />
van de Nationale Inventaris Immaterieel<br />
Cultureel Erfgoed in Nederland.<br />
Hoe kun je als<br />
immaterieel<br />
erfgoed professional<br />
in Nederland en<br />
Vlaanderen omgaan<br />
met de nieuwe<br />
realiteit van super<strong>diversiteit</strong>?<br />
Van <strong>diversiteit</strong> naar super<strong>diversiteit</strong><br />
In een glashelder verhaal gaf Dirk Geldof de nieuwe<br />
kaders en omstandigheden aan waarbinnen erfgoedprofessionals<br />
tegenwoordig moeten werken. Hij wees<br />
op grote veranderingen in de bevolkingssamenstellingen<br />
van de grote steden, waarop ook het (cultuur-)<br />
beleid moet inspelen. Ook in het verleden was er al<br />
migratie, zoals in Nederland bijvoorbeeld met de<br />
komst van Turkse en Marokkaanse gastarbeiders in<br />
de jaren vijftig en zestig. Sinds de jaren negentig is de<br />
situatie echter aanmerkelijk diverser geworden.<br />
Migranten en vluchtelingen komen niet langer uit<br />
een handvol landen maar uit de hele wereld. In<br />
steden als Antwerpen en Rotterdam is de demografische<br />
samenstelling radicaal gewijzigd. De grote<br />
steden in het westen worden tegenwoordig gekenmerkt<br />
door vele honderden etniciteiten. Geldof liet<br />
een grafiek zien van de bevolkingssamenstelling in<br />
Antwerpen waarbij in de groep 90 plussers het<br />
aandeel autochtonen nog circa tweeënnegentig<br />
procent bedraagt, maar in de groep onder de twintig<br />
jaar nog slechts dertig procent is van alle Antwerpenaren.<br />
In de nabije toekomst zal dit de realiteit zijn<br />
van de Antwerpse bevolking als geheel.<br />
daar in de praktijk ook ervaring mee hebben<br />
opgedaan. Zo kwamen er bijvoorbeeld artikelen over<br />
kunstzinnige projecten als de Zinneke Parade in<br />
Brussel en werd ook de link gelegd met <strong>diversiteit</strong> en<br />
inclusiviteit en met burgerschapsvorming. Voor de<br />
verhalen uit de praktijk werden verschillende<br />
instellingen bereid gevonden die, net als het Kenniscentrum,<br />
experimenteren met <strong>diversiteit</strong>. Instellingen<br />
zoals het Museum aan de Stroom in Antwerpen,<br />
en het Nederlandse Imagine IC, dat in de praktijk<br />
veel ervaring heeft opgedaan in werken met <strong>diversiteit</strong><br />
in de Amsterdamse Bijlmer. Voor de bundel<br />
schreef Imagine IC medewerkster Jasmijn Rana een<br />
het internationale perspectief, waarbij ze zich afvraagt of het <strong>diversiteit</strong>sbegrip<br />
zoals dat gehanteerd wordt in de UNESCO conventie nog<br />
wel spoort met de dynamiek van vandaag. Gaat UNESCO niet teveel uit<br />
van een ‘multicultureel’ begrip van <strong>diversiteit</strong>, waarbij <strong>diversiteit</strong> wordt<br />
opgevat als een reeks van naast elkaar bestaande, essentialistisch<br />
opgevatte en quasi onveranderlijke culturen? Een zelfde kritiekpunt<br />
formuleert ook Rik Pinxten, hoogleraar Antropologie in Gent, in de<br />
bundel.<br />
Aan de hand van het voorbeeld van de hennacultuur behandelt Albert<br />
van der Zeijden de vraag van dynamiek en het ontstaan van mengvormen,<br />
in de wetenschappelijke literatuur aangeduid met de term<br />
‘hybriditeit’. Fatima Oulad Thami, de Rotterdamse Hennakunstenares<br />
Reflectiedag op 17 maart<br />
In de vernieuwende bijdragen aan het themanummer van Volkskunde<br />
over ‘Immaterieel Cultureel Erfgoed en Diversiteit’ bleek al snel dat de<br />
theorievorming over <strong>diversiteit</strong> inmiddels is ingehaald door een nieuw<br />
concept, namelijk het concept van super<strong>diversiteit</strong>, de term viel<br />
hierboven al in samenhang met het artikel van Jasmijn Rana. Deze<br />
super<strong>diversiteit</strong> stond nog meer centraal tijdens de Reflectiedag, die op<br />
17 maart in Brussel werd georganiseerd door Tapis Plein, samen met<br />
onder andere het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland. De<br />
bedoeling was wederom om theorie en praktijk met elkaar te verbinden.<br />
Wat leert ons de recente theorievorming over super<strong>diversiteit</strong> en hoe<br />
kunnen we daar als erfgoedwerkers mee omspringen in beleid en<br />
praktijk? Enkele van de auteurs die hadden meegewerkt aan het<br />
In de jaren vijftig was een gekleurde medelander nog<br />
een uitzondering, nu kijkt niemand meer op van een<br />
Eritresche of een Colombiaanse Nederlander. Op het<br />
platteland is het nog wat anders, maar in de grote<br />
steden is <strong>diversiteit</strong> de norm geworden.<br />
Nieuwe competenties<br />
Volgens Geldof is super<strong>diversiteit</strong> niet simpelweg de<br />
overtreffende trap van <strong>diversiteit</strong>. Het is een geheel<br />
nieuwe maatschappelijke realiteit, waarin niemand<br />
meer een meerderheidspositie heeft en alle bevolkingsgroepen<br />
kleine minderheden zijn geworden die<br />
met elkaar moeten zien samen te leven. Geldof<br />
noemde het een kwalitatieve breuk waarin de<br />
32 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 33
<strong>diversiteit</strong> is genormaliseerd, een samenleving voorbij aan wij<br />
en zij. Dit heeft ook gevolgen voor cultuur- en erfgoedbeleid,<br />
waarin cultuur niet langer een gegeven is van vroeger, wat je<br />
voor het nageslacht wil borgen, maar veeleer een proces van<br />
gezamenlijke co-creatie vanuit een mix van culturen. Volgens<br />
Geldof vraagt het om nieuwe, inter<strong>culturele</strong> competenties van<br />
de erfgoedprofessional.<br />
Van der Zeijden noemde het voorbeeld van de Rotterdamse<br />
West-Kruiskade, een straat met meer dan 160 etniciteiten. Op<br />
dit moment wordt gewerkt aan een voordracht om het<br />
immaterieel erfgoed van de West-Kruiskade voor te dragen<br />
voor de Nationale Inventaris. Maar wat is immaterieel erfgoed<br />
in zo’n diverse straat en wat ga je eigenlijk borgen van al die<br />
160 etniciteiten? De superdiverse realiteit van de steden van<br />
nu vraagt om een andere benadering, met meer aandacht voor<br />
uitwisseling en hybriditeit. In Rotterdam is ervoor gekozen om<br />
enkele voor de straat gezichtsbepalende elementen voor te<br />
dragen: gezamenlijk gevierde feesten zoals Keti Koti en de<br />
viering van het Chinees Nieuwjaar. Ook de <strong>diversiteit</strong> aan<br />
eetculturen zal in de voordracht worden opgenomen.<br />
een aanvraag die hij had gedaan met zijn collega<br />
Gert Biesta in het kader van het Europese Horizon<br />
2020 project, waarin wetenschappers werd gevraagd<br />
om onderzoeksprojecten voor te dragen over hoe<br />
erfgoed kan bijdragen aan een nieuw saamhorigheidsbesef,<br />
‘a new sense of belonging’. Rutten voelde<br />
zich enigszins ongemakkelijk bij dit instrumenteel<br />
gebruik van wetenschap. Want wiens crisis moet er<br />
eigenlijk door worden opgelost? Biesta en Rutten<br />
probeerden de horizon vraag te herformuleren. Als<br />
er al een crisis is, dan is het volgens Rutten een crisis<br />
van de democratie. Meer kennis van elkaars culturen<br />
leidt niet noodzakelijkerwijs tot meer begrip of<br />
sociale cohesie. Het gaat volgens Rutten en Biesta<br />
veeleer om samenleven in pluraliteit en om een<br />
empathisch vermogen om verschillende perspectieven<br />
samen te brengen. Cultureel erfgoedbeleid moet<br />
niet zoeken naar coherentie maar naar dialoog en<br />
soms zelfs strijd. We moeten werken aan een<br />
‘cultureel erfgoed in wording’, zoals hij het formuleerde.<br />
Jasmijn Rana behandelde het voorbeeld van de nieuwe<br />
jongerenculturen zoals die in de Amsterdamse Bijlmer tot<br />
uitdrukking komt in de taalcultuur. In de taalcultuur van<br />
jongeren wordt een WIJ gecreëerd, maar dan wel een zeer<br />
divers en fluïde wij, van wisselende groepen en gemeenschappen<br />
en etnische grenzen overstijgend. Straattaal is echt een taal<br />
voor een incrowd, die continu verandert. Hoe valt een<br />
dergelijke fluïditeit nog te borgen vanuit het immaterieel<br />
erfgoedperspectief dat UNESCO voorstaat? Er is geen vat op<br />
te krijgen en dat moet je ook niet willen.<br />
Diversiteit en burgerschap<br />
Na het blok over <strong>diversiteit</strong> en super<strong>diversiteit</strong> volgde een blok<br />
over <strong>diversiteit</strong>, dialoog en democratie. Hoe is het gesteld met<br />
ons wij-gevoel in een steeds diversere wereld? Als ‘wij’ niet<br />
langer bestaat, wie zijn ‘wij’ dan? En wie bepaalt wat ‘wij’<br />
moeten bewaren? Dat was de insteek van de lezing van Alex<br />
van Stipriaan, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.<br />
In zijn lezing passeerden allerlei onderwerpen de revue:<br />
van de discussie over Zwarte Piet tot en met het wij-gevoel dat<br />
de aanslagen in Parijs genereerde (‘Je suis Charlie’), twee<br />
voorbeelden van ongemakkelijke momenten in de creëring<br />
van een meer inclusief gericht wij-gevoel. Volgens Van<br />
Stipriaan moeten we ons ‘mentaal erfgoed’ veranderen, zodat<br />
het meer inclusief wordt en open staat voor de invloeden van<br />
anderen. We gaan nog teveel uit van een homogeen natie-idee.<br />
Het leidde tot zijn ogenschijnlijk paradoxale conclusie:<br />
‘werken aan wij is loslaten en vooral niet vasthouden’.<br />
Kris Rutten, Universiteit Gent, sprak over hoe de wetenschap<br />
kan bijdragen aan een nieuw saamhorigheidsgevoel, een<br />
gezamenlijk gedeelde Europese identiteit. Uitgangspunt was<br />
Culturen bestaan niet<br />
De positie van de Gentse antropoloog Rik Pinxten<br />
was nog een slagje radicaler. ‘Culturen bestaan niet’<br />
en zeker niet de essentialistisch en quasi onveranderlijke<br />
culturen die UNESCO ervan maakt, het brede<br />
palet van verschillende culturen in de wereld. Hij<br />
noemde het een koloniale, statelijke manier van<br />
denken om cultuur te zien als een entiteit. Hij wil<br />
ook af van het problematische begrip gemeenschap,<br />
want wat is een gemeenschap in een snel veranderende<br />
samenleving? Voor Rik Pinxten is cultuur niet<br />
een entiteit maar een proces.<br />
In een procesgerichte benadering van cultuur en<br />
erfgoed gaat het volgens Pinxten tegenwoordig<br />
vooral om intercultureel vaardig worden. Voor hem<br />
staat de vraag centraal: hoe kan je dat bevorderen<br />
door intercultureel leren, waarbij leren niet is<br />
klakkeloos reproduceren maar veeleer van elkaar<br />
leren. Dat vraagt om inter<strong>culturele</strong> competenties,<br />
waar ook Dirk Geldof het over had.<br />
Verbeelde gemeenschappen<br />
In het afsluitende forum van dit themablok namen<br />
de wetenschappers samen plaats op het podium.<br />
Waarin liggen de verschillen en waarin liggen de<br />
overeenkomsten? Volgens Van Stipriaan waren er<br />
veel overeenkomsten. Alle drie de wetenschappers<br />
stellen dat je niet krampachtig moet vasthouden aan<br />
het verleden en niet moet denken vanuit vaststaande<br />
eenheden. De frictie zit er volgens hem vooral in dat<br />
de praktijk weerbarstiger is dan de theorie.<br />
De werkelijkheid is die van de identity politics van<br />
‘wij’ tegenover ‘zij’, die alleen is te overkomen door<br />
intercultureel te denken. Volgens Rutten zijn wij toe<br />
aan de ‘dialogische’ persoonlijkheid. Rutten haalde<br />
ook het oude idee van Benedict Anderson van stal<br />
van de ‘verbeelde’ gemeenschappen’, de imagined<br />
communities. Een gemeenschap is niet een vaststaand<br />
iets, maar wordt steeds weer geherformuleerd en<br />
verbeeld in erfgoed en cultuur. In dat verband<br />
noemde Van Stipriaan het experiment met de<br />
West-Kruiskade heel interessant. Het is een voorbeeld<br />
van cultureel erfgoed in wording, in de<br />
formulering van Kris Rutten. Daarbij is er volgens<br />
Van Stipriaan zeker ook een rol voor overheden en<br />
voor cultuur- en erfgoedbeleid. Het beleid van de<br />
overheid zou moeten zijn om zoveel mogelijk<br />
ontmoetingsplekken te creëren, waarbij dialoog en<br />
uitwisseling worden gefaciliteerd.<br />
Na de wetenschappers was het woord aan de<br />
praktijk. Deze praktijkmensen, zoals Daniëlle<br />
Kuijten van Imagine IC, Liesbet Depauw van LECA<br />
en Lieve Willekens van het MAS, vertelden over<br />
concrete projecten. In de praktijk zal het toch moeten gebeuren, zie ook<br />
de hierboven genoemde voorbeelden van de West-Kruiskade en van het<br />
carnaval in Aalst.<br />
Een nieuwe realiteit<br />
De tijd zal leren of het UNESCO lukt om in te spelen op de nieuwe<br />
realiteit. UNESCO moet in ieder geval af van haar ogenschijnlijk<br />
statische benadering van culturen. Volgens Van der Zeijden is er ruimte<br />
voor in de definities die UNESCO zelf hanteert. Hij haalde een<br />
UNESCO bijeenkomst aan die gehouden werd in Tokyo in 2006, waarin<br />
enkele experts zich bogen over het begrip gemeenschap en tot de<br />
volgende definitie kwamen: ‘Communities are networks of people<br />
whose sense of identity or connectedness emerges from a shared<br />
historical relationship’. Het inventariseren en identificeren van immaterieel<br />
erfgoed beschouwden deze experts ‘as a negotiation process<br />
between different stakeholders’. Deze toekomstgerichte benadering van<br />
immaterieel erfgoed biedt ruimte voor dialoog, onderhandeling en soms<br />
zelf strijd binnen open en fluïde gemeenschappen.<br />
‹<br />
De publicatie Immaterieel Cultureel Erfgoed en Diversiteit is online beschikbaar<br />
op het platform van de website www.immaterieelerfgoed.nl.<br />
34 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 35
Paasvuur<br />
Espelo<br />
De gedrevenheid van een kleine buurtschap<br />
Het opbouwen van de paasbult is secuur werk en daar zijn veel mensen bij betrokken.<br />
Tekst Elise Meier<br />
Foto’s Stichting Paasvuur Espelo<br />
‘Er zijn zelfs mensen geweest die gestopt<br />
zijn met werken, om mee te helpen het<br />
oude record te verbeteren.’ Aan het<br />
woord is Arjan Stevens, secretaris van de<br />
Stichting Paasvuur Espelo oftewel de<br />
Espelose Boakebouwers. Tot twee keer<br />
toe hebben ze een poging gedaan een<br />
wereldrecord paasvuur bouwen neer te<br />
zetten en het is ze alle twee keer gelukt.<br />
‘De tweede keer hebben we zelfs ook nog<br />
een ander record verbroken, dat van het<br />
grootste kampvuur ter wereld, dat op<br />
naam van een dorp in Slovenië stond.’<br />
Het zegt wel wat over de gedrevenheid<br />
van de kleine buurtschap in de<br />
gemeente Rijssen-Holten, in Salland. Ze<br />
zijn trouwens erg goed in het neerzetten<br />
van records in Espelo. Ook de grootste<br />
sneeuwpop van de Benelux en het<br />
wereldrecord hooivork gooien staan op<br />
hun naam. De traditie van het paasvuur<br />
leeft in de hele gemeente Rijssen-Holten,<br />
al tientallen jaren. Maar volgens<br />
Arjan is die traditie in Espelo het<br />
hevigst. Ze gaan daar elk jaar voor de<br />
grootste brandstapel.<br />
Competitie<br />
Er worden in heel Noord- en Oost-<br />
Nederland paasvuren gebouwd. Over de<br />
oorsprong van de paasvuren is weinig<br />
bekend. Vaak wordt er verwezen naar<br />
een voorchristelijk gebruik om de<br />
terugkeer van het licht rond de tijd van<br />
Pasen te vieren. Echter de eerste<br />
schriftelijke vermelding in Nederland<br />
dateert uit de zeventiende eeuw. Feit is<br />
dat er sinds 1964 in de omgeving van<br />
Espelo paasvuren in competitieverband<br />
werden gebouwd. In het begin waren de<br />
deelnemende buurtschappen De Kol, De<br />
Haar, Rietberg, Waterhoek, Noordenberg,<br />
Vlishoek, Beuseberg, Dijkerhoek,<br />
Espelo en Holterbroek. Er werd zowel<br />
om het grootste paasvuur als om het<br />
mooiste paasvuur gestreden. Het gaat<br />
dan om de brandstapel vóórdat deze in<br />
brand gestoken wordt.<br />
De paasvuren werden in de loop der<br />
jaren dan wel steeds groter, het aantal<br />
deelnemende buurtschappen werd<br />
daarentegen kleiner. Sommige buurtschappen<br />
werden opgeslokt door de<br />
dorpskern van Holten en volgebouwd,<br />
zodat er geen plaats meer was voor een<br />
paasvuur.<br />
Vanaf de jaren tachtig vond de paasvurenstrijd<br />
nog plaats tussen de buurtschappen<br />
Espelo, Beuseberg, Dijkerhoek<br />
en Holterbroek, waarbij de strijd om het<br />
grootste paasvuur vaak tussen Espelo en<br />
Beuseberg speelde.<br />
Hout<br />
Er zijn regels voor de bouw van de<br />
paasvuren. Omdat de vuren steeds<br />
groter worden, is er afgesproken dat<br />
vanaf een hoogte van 4,5 meter geen<br />
machines meer gebruikt mogen worden.<br />
De rest moet met de hand gebeuren.<br />
Het verzamelen van het hout begint al<br />
in november. Op oudejaarsdag wordt er<br />
een grote paal neergezet, waarna een<br />
shovel de eerste 4,5 meter neerlegt en<br />
in elkaar drukt.<br />
‘We gebruiken al het hout, behalve dikke<br />
stammen en bedrijfshout,’ vertelt Arjan.<br />
‘We gebruiken veel naaldhout. We<br />
hebben van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten<br />
een ontheffing om met<br />
wagens de heide aan de voet van het<br />
natuurgebied de Holterberg op te gaan<br />
en alle jonge aangroei van naaldhout<br />
van de heide weg te halen. Vroeger werd<br />
dat gedaan door boeren, die de heide<br />
afgroeven voor plaggen voor hun<br />
schapen, maar dat wordt sinds de jaren<br />
De wedstrijd gaat om het grootste paasvuur vóór het aansteken.<br />
36 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 37
De kennis om een paasvuur te<br />
bouwen wordt van generatie op<br />
Het paasvuur is een reünie voor alle buurtgenoten.<br />
Ook de mensen die elders zijn<br />
gaan wonen, komen ervoor terug.<br />
vijftig niet meer gedaan. Om te voorkomen<br />
dat de heide dichtgroeit met<br />
bomen, halen wij de jonge aanwas nu<br />
weg. Zo blijft de heide in stand en<br />
daarmee de korhoenders die daar<br />
voorkomen.’ De paasvuren hebben naast<br />
een sociaal-<strong>culturele</strong> dus ook nog een<br />
ecologische functie.<br />
Regels<br />
Een andere regel is dat de verhouding<br />
tussen de hoogte en de omtrek 1 op 8<br />
moet zijn. Deze regel is er om te<br />
stimuleren dat de paasvuren zo hoog<br />
mogelijk worden. ‘De winnaar is het<br />
grootste paasvuur, dus het paasvuur met<br />
de meeste kubieke meters. Om te<br />
voorkomen dat je met een paasvuur<br />
kunt winnen van 2 meter hoog en 1000<br />
meter omtrek is de regel bedacht dat je<br />
voor elke 8 meter omtrek minimaal 1<br />
meter de lucht in moet gaan.’ Is het wel<br />
eens gebeurd dat een brandstapel<br />
omviel? ‘Ja hoor, twee jaar geleden nog.<br />
Toen is hij ingestort, hij zakte helemaal<br />
scheef. Met man en macht hebben we<br />
hem weer opgebouwd en hebben<br />
uiteindelijk ook nog de prijs voor het<br />
grootste vuur gewonnen.’<br />
Tegen de brandstapel aan worden<br />
steigers gebouwd, zodat alle takjes<br />
bovenop de stapel gelegd kunnen<br />
worden. De steigers groeien mee met de<br />
stapel. Bovenaan staan de meest ervaren<br />
bouwers, onderaan de jonge beginners.<br />
Je moet namelijk wel weten hoe je de<br />
takken neer moet leggen of erin moet<br />
steken zonder dat de stapel instort. ‘Wij<br />
gaan meestal voor de meest efficiënte<br />
vorm zodat we de grootste inhoud<br />
hebben. Bij ons wordt het een soort<br />
kegel. Bij andere paasvuren, zoals die<br />
van Holterbroek is de vorm vaak een<br />
generatie doorgegeven.<br />
‘chocozoen’-model. Zij leggen ook een<br />
soort van vacht van naaldtakken aan de<br />
buitenkant. Dat doen wij ook wel, maar<br />
bij hen steekt er echt niets uit.’<br />
Toch wordt er heel soms afgeweken van<br />
de vorm van de brandstapel, zoals in<br />
2013 gebeurde. Noodgedwongen, dat<br />
wel. In dat jaar was het al lange tijd heel<br />
droog voor Pasen, zodat er strenge<br />
richtlijnen voor de vuren uitgevaardigd<br />
werden. ‘De brandstapel mocht niet<br />
groter zijn dan 500 m 3 wegens brandgevaar.<br />
Toen hebben we de brandstapel<br />
in de vorm van een kubus gemaakt met<br />
precies die inhoud. We hadden hem<br />
zelfs versierd met dobbelsteenogen.<br />
Dat kreeg veel media-aandacht.’<br />
Gemeenschap<br />
Echt iedereen helpt mee met het<br />
paasvuur, van klein tot groot. Veel<br />
mensen komen hout brengen, alle<br />
boeren uit de wijde omgeving doen dat<br />
ook. Een groep van een man of vijftien<br />
helpt de eerste maanden en in de laatste<br />
weken voor Pasen komen er steeds<br />
meer. Jongens vanaf een jaar of twaalf<br />
helpen al mee. ‘Ik ben zelf ook op mijn<br />
twaalfde begonnen en vond het maar<br />
wat prachtig, als jong jochie tussen al<br />
die grote jongens.’<br />
Er is alleen sinds de zomer van 2015 een<br />
probleem, want de lokale basisschool, de<br />
Bosschool, is toen gesloten wegens te<br />
weinig leerlingen. De kinderen zijn toen<br />
verspreid over de basisscholen in de<br />
andere buurtschappen. ‘Dat is lastig,<br />
want als zij opgroeien en vriendjes in<br />
die buurtschappen krijgen, gaan ze<br />
misschien wel meehelpen met hun<br />
paasvuur, in plaats van dat in Espelo,’<br />
zegt Arjan zorgelijk.<br />
Voorafgaand aan het aansteken van het<br />
paasvuur wordt er traditiegetrouw een<br />
lampionnenoptocht voor de plaatselijke<br />
jeugd gehouden, die tot vorig jaar door<br />
de ouderraad van de basisschool<br />
georganiseerd werd en ook vertrok<br />
vanaf de Bosschool. ‘Nu die school dicht<br />
is en er geen ouderraad meer is, is de<br />
organisatie van de optocht opgepakt<br />
door de jongerenvereniging. De<br />
lampionnenoptocht blijft, compleet met<br />
fanfare, en het vertrekpunt is ook nog<br />
steeds de voormalige Bosschool. We<br />
wachten met het aansteken van het vuur<br />
tot de kinderen er zijn, die dan vooraan<br />
mogen staan. Met het vuur van de grote<br />
lampion die voorop gedragen wordt in<br />
de optocht wordt het vuur aangestoken.<br />
Om de kinderen nog meer te binden,<br />
denken we er nu over om het aansteken<br />
een uur te vervroegen.’<br />
Na het aansteken zijn er optredens van<br />
bands of dj’s en er is een tent waar<br />
drinken gekocht kan worden. Het is een<br />
echt feest voor de hele buurtschap en<br />
ver daarbuiten. ‘We hebben altijd al veel<br />
media-aandacht gehad, lokaal en<br />
lande lijk. Door de twee wereldrecord-<br />
pogingen is dat nog meer geworden. Er<br />
komen mensen uit het hele land naar<br />
het paasvuur kijken.’<br />
Wereldrecords<br />
De competitiedrang is groot in Espelo.<br />
De wereldrecordpoging van 1987 is ook<br />
ontstaan uit wedijver. Twee jaar eerder<br />
had Neede een wereldrecord gevestigd<br />
met hun paasvuur van zestien meter<br />
hoogte. De Boakebouwers Splo, zoals de<br />
paasvuurbouwers van Espelo zich ook<br />
wel noemen, voelden zich geroepen om<br />
dit record te verbeteren en bouwden met<br />
de hulp van de hele gemeenschap van<br />
Espelo een paasvuur van 27,87 meter<br />
hoog. Dit bleef niet onopgemerkt, want<br />
de ontsteking trok 20.000 bezoekers.<br />
Vijfentwintig jaar later vonden de<br />
inmiddels nieuwe bouwers dat het tijd<br />
werd om het record te verbreken. Had<br />
niet één van de bouwers destijds, Anton<br />
Reilink, in 1987 gezegd: ‘Er zal geen<br />
enkel dorp uit de buurt zo gek zijn om<br />
dit record opnieuw aan te vallen, misschien<br />
hooguit wijzelf!’ Hij kreeg gelijk.<br />
De zonen van de voormalige recordhouders<br />
wilden het record van hun vaders<br />
verbreken en kregen daarvoor zelfs hulp<br />
van diezelfde vaders. ‘Mijn vader zat in<br />
1987 ook in het bestuur van de Stichting,’<br />
vertelt Arjan, ‘en hij hielp nu weer<br />
mee. Iedereen hielp mee en de brandstapel<br />
werd verrassend hoog.’<br />
Een half jaar lang werd er elk weekend<br />
gebouwd aan het paasvuur. Een week<br />
voor Pasen werd het oude record uit<br />
1987 al verbroken. Maar dat was geen<br />
reden om te stoppen met bouwen. Men<br />
besloot ook een aanval te doen op het<br />
wereldrecord hoogste kampvuur, dat in<br />
handen was van een dorp in Slovenië,<br />
een stapel pallets van 43 meter hoog. Op<br />
vrijdag 6 april was het zover. De officiële<br />
opmeters werden begeleid door twee<br />
politieagenten, die dienden als officiële<br />
getuigen bij het opmeten. Dit was nodig<br />
voor een vermelding in het Guinness<br />
Book of Records. Het opmeten werd<br />
ook nauwgezet gevolgd door vertegenwoordigers<br />
van lokale en landelijke<br />
media. Om 16.00 uur kwam uiteindelijk<br />
de uitslag waar iedereen op gewacht<br />
had: het paasvuur had een hoogte van<br />
maar liefst 45,98 meter. Die keer waren<br />
er 40.000 bezoekers.<br />
Doorgeven<br />
‘Gewone paasvuren zijn niet zo hoog,<br />
hoor,’ relativeert Arjan. ‘Zo rond de<br />
achttien meter. Maar door die wereldrecords<br />
leeft het paasvuur hier als nooit<br />
tevoren. Elk jaar heb je hier ook reünies<br />
van oud-bouwers, mensen komen er<br />
speciaal voor terug naar Espelo. En we<br />
krijgen steeds meer bezoekers van<br />
buiten de gemeenschap. De laatste vijf/<br />
zes jaar zijn we echt opgemerkt door de<br />
media.’ Is Arjan niet bang dat er teveel<br />
mensen komen door al die aandacht?<br />
‘Nee hoor, het paasvuur wordt gebouwd<br />
op een groot stuk land, daar is ruimte<br />
genoeg.’<br />
Afgezien van de sluiting van de basisschool<br />
lijken er dus voorlopig geen<br />
problemen te zijn voor het voortbestaan<br />
van de traditie. Hoe zit het met de<br />
vaardigheden om zo’n grote brandstapel<br />
te bouwen, hoe worden die aangeleerd?<br />
‘De jonge bouwers leren het van de<br />
oude. Je moet er wel een beetje inzicht<br />
en gevoel voor hebben, de takken niet<br />
teveel naar binnen steken. Je moet<br />
aanvoelen waar meer takken nodig zijn<br />
om een evenwichtige stapel te kunnen<br />
maken, maar dat leer je vooral door het<br />
te doen. En we kunnen altijd meer<br />
bouwers gebruiken.’<br />
Wat betreft documentatie is er een<br />
uitgebreide website met informatie en<br />
vooral veel foto’s. Verder is het de<br />
bedoeling dat er dit jaar een boek<br />
verschijnt over de traditie van het<br />
paasvuur in Espelo. Er is eerder al een<br />
time-lapse filmpje gemaakt waarop je de<br />
bouw in versneld tempo kunt volgen.<br />
Het samen bouwen zorgt voor een<br />
hechte gemeenschap en het feest erna<br />
verstevigt de banden. ‘In de late uurtjes,<br />
als de bezoekers naar huis zijn, gaan de<br />
Sploders nog even door met de band,<br />
dat is gezellig.’<br />
‹<br />
38 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 39
ingezonden<br />
Over de lengte<br />
van een metworst<br />
Driekoningenzingen<br />
Een zeer attente lezer van onze special Traditie – Pieter Schildt –<br />
vroeg ons of er niet een vergissing was gemaakt bij een berekening<br />
in het artikel over de Metworstrennen. De aanleiding ligt in het<br />
verre verleden:<br />
‘Volgens de overlevering was er in de vijftiende eeuw een ‘Freule<br />
Aleida’ die tijdens haar wekelijkse rijtoer met haar koets van de weg<br />
raakte. Boxmeerse ‘vruchtbaarheidsruiters’ schoten haar met hun<br />
paarden te hulp en hielpen haar weer op weg. Als dank voor hun<br />
hulp belastte de freule een van haar hoeves in Vortum-Mullem (de<br />
‘Belaste Hoeve’) met een jaarlijkse erfbelasting: een zeven ellen<br />
lange metworst, een wegge en een brood, twee vaten bier en een<br />
halve varkenskop.’<br />
Deze ‘erfbelasting’ werd vanaf dat moment elk jaar uitgedeeld aan<br />
de winnaar van een paardenrace, die speciaal voor dit doel werd<br />
gehouden: de Metworstrennen. De winnaar wordt voor het leven<br />
Metworstkoning.<br />
Nu is de el, al klinkt het gek, niet altijd even lang geweest dus het is<br />
lastig rekenen. Maar in het artikel was abusievelijk de voet als maat<br />
genomen, waardoor er stond dat de te winnen metworst ruim twee<br />
meter lang is. Dat is hij ook wel, maar dan wel héél ruim… Pieter<br />
Schildt, die ons hierover bevroeg, vond dat de vereniging er met iets<br />
meer dan twee meter bekaaid afkwam,<br />
aangezien de worst altijd met<br />
iedereen gedeeld wordt.<br />
Wij hebben daarom navraag gedaan bij<br />
de publiciteitsman van de Vereniging<br />
‘De Metworst’ om achter de precieze<br />
maat te komen. Nu weten wij dat de el<br />
in de vijftiende eeuw stond voor 69cm<br />
en zeven ellen wordt dan dus 4,83m. De<br />
slager die elk jaar de metworstprijs<br />
maakt, houdt deze maat ook aan.<br />
Rouwvlaggen op Nederlandse<br />
binnenvaartschepen<br />
Onlangs ontving ik uw bericht betreffende<br />
de naamsverandering van uw organisatie.<br />
En dat is een goede gelegenheid om U te<br />
attenderen op iets dat langzaamaan aan het<br />
verdwijnen is: namelijk de rouwvlaggetjes<br />
op de Nederlandse binnenvaartschepen.<br />
Het betreft de vlaggetjes op de kont van het<br />
schip ter vervanging van de Nederlandse<br />
driekleur. Voor de katholieke binnenvaartschippers<br />
was dat een wit kruis op een<br />
zwarte ondergrond. voor de protestantse<br />
schippers een wit palmboompje op een<br />
zwart vlak. Beide versies zijn ongeveer 60 bij<br />
45 cm groot. Ze bleven hangen tot ze aan<br />
rafels waren.<br />
Omdat ik dit nog maar hoogstzelden<br />
tegenkom, dacht ik u hierop opmerkzaam te<br />
moeten maken.<br />
Wim van Soest<br />
Hierbij stuur ik u een kleurendia die ik op 6<br />
januari 1967 maakte in het portiek van ons huis<br />
in de Nicolaas Pieckstraat 9 in Tilburg.<br />
Als kind gingen wij met Driekoningen (6 januari)<br />
met lichtjes en<br />
verkleed als koning,<br />
langs de deuren. Als<br />
men opendeed<br />
zongen wij liedjes<br />
als: ‘Wij komen te<br />
samen’ en ‘Drie<br />
koningen, drie<br />
koningen, geef mij<br />
‘n nieuwen hoed, de<br />
ouwe is versleten,<br />
ons moeder mag<br />
‘t niet weten, mijn<br />
vader heeft het geld<br />
op de toonbank<br />
neergeteld’.<br />
Thuis prikten wij<br />
met een oude gloeiende vork gaatjes in een<br />
houten sigarenkistje, en wel in de vorm van een<br />
ster met een staart. In dat kistje zetten wij dan<br />
een kaars en dan had je een mooi verlichte ster in<br />
het donker. Ook waaide het lichtje niet zo gauw<br />
uit, zoals in lampionnen, die werden ook veel<br />
gebruikt.<br />
Is u trouwens bekend dat wij op 28 december,<br />
Onnozele Kinderen, ons verkleedden als volwassenen<br />
en in Tilburg ook langs deuren gingen?<br />
Maar dat wordt, denk ik, al lang niet meer<br />
gedaan.<br />
Loek de Kock<br />
De Indische<br />
rijsttafel<br />
Een van de oudste mengkeukens ter wereld<br />
Tekst Jolly van der Velden<br />
Foto’s Jolly van der Velden, Restaurant Garoeda, Poppies Restaurant Bali en Tropenmuseum<br />
Nasi, ayam, sajoer, telor, djagoeng, kacang panjang, kentang, kardemon, ketoprak, lombok<br />
kering, tempé, trasi, sateh babi, bawang, gado gado, pepes base barak, pisang goreng,<br />
seroendeng… De Indische rijsttafel roept allerlei associaties op: kleurrijk, geurig, exotisch,<br />
een feest voor de smaakpapillen, uitgebreid, verfijnd en geraffineerd. Jan van Aken en<br />
Humphrey de la Croix zetten zich in om de traditie van de Indische rijsttafel te behouden.<br />
40 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 41
Over de oorsprong van de Indische rijsttafel<br />
doen verschillende verhalen de ronde. Er<br />
wordt vaak gezegd dat de rijsttafel een<br />
erfenis is uit de koloniale tijd in Nederlands-Indië.<br />
De naam rijsttafel is in ieder geval Nederlands,<br />
dus die tijd heeft er zeker mee te maken, maar het verhaal is<br />
daarmee niet compleet. Inderdaad boden welgestelde Hollanders<br />
uit de hogere sociale klasse in huiselijke kring graag een<br />
uitgebreide rijsttafel aan hun gasten aan. Zoveel gerechten,<br />
smaken, kleuren en geuren op een prachtig gedekte tafel,<br />
geserveerd door bedienden, was zonder meer statusverhogend.<br />
Aanvankelijk was het ‘rijsttafelen’ echter gewoon warm<br />
middageten, bestaande uit rijst met enkele bijgerechten, ook<br />
wel ‘inlandse’ of ‘Indische’ tafel genoemd. Dit in tegenstelling<br />
tot een ‘Europese’ of ‘Hollandse’ tafel.<br />
De stap hieraan vooraf is de oorsprong, die ligt bij de inlandse<br />
bevolking. De vrouwen die in de huishoudens van de Hollanders<br />
werkten als hulp en kokkie namen vanuit hun eigen<br />
<strong>culturele</strong> tradities culinaire kennis en kunde mee. Een<br />
gastronomische rijkdom die van generatie op generatie was<br />
doorgegeven. Juist zij hebben enorm bijgedragen aan de<br />
ontwikkeling van de rijsttafel. Qua afkomst was er een grote<br />
<strong>diversiteit</strong>: Javaans, Sumatraans, Chinees, Japans of Indiaas. De<br />
Indische rijsttafel is niet voor niets een van de oudere mengkeukens<br />
ter wereld. Recepten en bereidingswijzen werden aan<br />
elkaar overgedragen, evenals de samenstelling, de kennis van<br />
kruiden en van andere ingrediënten. Het sociale aspect van de<br />
maaltijd was hierbij de gastronomische gemene deler.<br />
‘Fusion cooking is een marketingterm van nu,’ verduidelijkt<br />
Van Aken, ‘maar het is eigenlijk een doodgewoon proces.<br />
Waar mensen bij elkaar komen, vermengen de cultuur en de<br />
keuken zich. De ontwikkeling van de Indische keuken was een<br />
verdere vermenging van culinaire culturen, waardoor de<br />
maaltijden nog kleurrijker werden.’<br />
Inheemse achtergrond<br />
Een belangrijke voorloper en inspiratiebron van de Indische<br />
rijsttafel is ongetwijfeld de selamatan geweest, een rituele<br />
feestmaaltijd ter ere van een belangrijke gebeurtenis. Het was<br />
een religieus georiënteerde maaltijd. Hiervoor werd een grote<br />
hoeveelheid inheemse gerechten bereid, wat we terugzien bij<br />
de rijsttafel, zeker in de welgestelde kringen. Bij de dagelijkse<br />
maaltijden at de inheemse bevolking helemaal niet zo<br />
uitgebreid.<br />
De Nederlanders in Nederlands-Indië hebben heel lang<br />
vastgehouden aan de eigen, vertrouwde keuken van brood,<br />
aardappels, vlees, vis en groente. Het begrip rijsttafel werd bij<br />
die families destijds ook vaak gebruikt om het onderscheid<br />
met die Nederlandse kookkunst aan te duiden. De rijsttafel<br />
werd voor hen aangepast aan de westerse smaak, bijvoorbeeld<br />
minder heet en gekruid. Hierdoor verzelfstandigde de rijsttafel<br />
zich en kwam op meer afstand van het originele inheemse<br />
eten.<br />
In 1870 wordt de term rijsttafel voor het eerst<br />
vermeld in een reisverslag van een ambtenaar. Hij<br />
beschreef een maaltijd die hem onderweg was<br />
aangeboden op zijn controlereis door het gebied<br />
waar hij werkzaam was. Op dat moment had de<br />
Indische rijsttafel al een ontwikkeling doorgemaakt<br />
die liep van een lokale inlandse keuken naar een<br />
Indische keuken met meer verschillende invloeden<br />
van buitenaf. Hier ontstond een vermenging met<br />
westerse invloeden. Deze ontwikkeling heeft ook te<br />
maken met de maatschappelijke ontwikkelingen in<br />
Nederlands-Indië.<br />
Humphrey de la Croix: ‘In de loop van de negentiende<br />
eeuw ontstond er een nieuw soort kolonialisme<br />
in Indië. De kolonie werd uitgebouwd tot een<br />
‘nieuw land’, een verre provincie van Nederland en<br />
een volwaardig vestigingsgebied voor Europeanen.<br />
Dit betekende een uitbreiding van de infrastructuur<br />
én van het bestuur en beheer. Door deze veranderingen<br />
kwam er een grotere toeloop van migranten uit<br />
West-Europa, in eerste instantie uit Nederland. Door<br />
de betere woon- en leefomstandigheden en de<br />
hogere welvaart kwamen er ook meer vrouwen en<br />
kinderen naar Nederlands-Indië. Dit heeft veel<br />
invloed gehad op het leven daar, er kwam een<br />
overplanting van Nederlandse waarden, normen en<br />
cultuur. Door de macht van de Nederlanders<br />
ontstond er een superioriteitsgevoel ten opzichte van<br />
de inheemse bevolking. Dat heeft ook invloed op de<br />
gastronomische ontwikkeling gehad. Ik denk dat de<br />
status van het inlandse eten door dat toenemende<br />
onderscheid tussen inheems en westers wellicht een<br />
terugval maakte. In de zin van ‘het is maar inheems<br />
eten’.<br />
Regionale verschillen<br />
Tegelijkertijd bleef de rijsttafel zich ontwikkelen. De<br />
oorzaak daarvan kan zijn dat lang in Indië gevestigde<br />
families zich het eten van rijst en andere inheemse<br />
gerechten, die ze gingen aanduiden als rijsttafel, als<br />
deel van hun levensstijl hadden eigen gemaakt.<br />
Hierdoor werd de Indische keuken langzaam maar<br />
zeker een keuken die in beschrijvingen werd<br />
vastgelegd, net zoals de Italiaanse of de Franse<br />
keuken.’<br />
Het kolonialisme heeft ervoor gezorgd dat de<br />
archipel, die uit een groot aantal verschillende volken<br />
bestond, als één afgebakend geheel werd gezien. Er<br />
zijn wel verschillen, maar er is bijvoorbeeld niet een<br />
specifiek Javaanse of Sumatraanse rijsttafel. In een<br />
restaurant of bij recepten in een kookboek wordt<br />
tegenwoordig dat onderscheid ook niet gemaakt.<br />
Humphrey de la Croix ziet dit als een indicatie dat<br />
door de vastlegging van receptuur een nieuwe<br />
Rijsttafel te eten en te genieten is een<br />
kunst. Men neme niet te veel rijst<br />
ineens (bijvullen is geoorloofd). Men<br />
kieze uit de veelheid der gerechten. (…)<br />
Men houde zijn rijst zelve zoo lang<br />
mogelijk wit en maagdelijk. In een kop<br />
neme men zijn sajoer of groentesaus.<br />
Op een bijbord schikke men het palet<br />
uit de gekozene gerechten. De verschillende,<br />
soms zeer gepimenteerde sambals<br />
neme men in kleine hoeveelheid<br />
– pas op voor de sambal oelek, louter<br />
Spaansche peper! – en houde ze op den<br />
rand van uw bord vooral goed uit<br />
elkaâr. Bij elke hap rijst – ge eet uw rijst<br />
met lepel en vork – kiest ge iets van kip,<br />
vleesch of visch, begeleid door één der<br />
sambals. Iedere hap rijst is een nieuwe<br />
combinatie. Ge wisselt ze af, die combinaties.<br />
Ge wisselt ze af, uw hapjes rijst,<br />
waardoor, als ge goèd eet, elk hapje<br />
anders smaakt. Wat een rijkdom, die u<br />
nooit verveelt!<br />
Couperus – Oostwaarts<br />
Indische keuken ontstond, naast de al bestaande keukens.<br />
Deze nieuwe ‘ene’ Indische keuken, met zijn diverse geografische<br />
herkomst, vervangt niet alle bestaande regionale rijsttafels.<br />
Eerder is er een nieuwe aan toegevoegd, met dat verschil<br />
dat receptuur en kooktechnieken schriftelijk werden vastgelegd.<br />
Er zijn overigens wel ingrediënten die op het ene eiland meer<br />
in gebruik zijn dan op het andere. Het eten op Sumatra is<br />
doorgaans pittiger dan op Java.<br />
Jan van Aken heeft een stuk of dertig recepten van rendang<br />
(stoofvlees) met elkaar vergeleken en dan zijn er twee opmerkelijke<br />
verschillen: het gebruik van de hoeveelheid pepers en<br />
van kaneel. Op Java is geen kaneel in de recepten te vinden, op<br />
Sumatra wel en twee gebruikte pepers op Java staan in een<br />
vergelijkbaar recept tegenover twaalf op Sumatra.<br />
Symboliek<br />
Aanvankelijk was er in Nederlands-Indië de nodige symboliek<br />
verbonden aan de rijsttafel, bijvoorbeeld dat er altijd een<br />
oneven aantal gerechten op tafel moest staan, inclusief de rijst.<br />
Een even aantal zou ongeluk brengen. Om diezelfde reden<br />
moest er qua samenstelling zoveel variatie zijn dat er voor elk<br />
wat wils was. Rijst – heilig voedsel – mag niet op de grond<br />
worden gemorst. Gebeurt dit toch, dan brengt dit onheil. In<br />
42 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 43
Nederland leeft tegenwoordig de betekenis van<br />
deze symboliek nauwelijks nog. Wat nog wel<br />
gebeurt, is bij een feestelijke gelegenheid nasi<br />
kuning serveren, gele rijst in een kegelvorm.<br />
Die brengt namelijk geluk.<br />
Rijsttafel op reis<br />
De ontwikkeling van de Indische rijsttafel bleef<br />
niet beperkt tot Indië. De rijsttafel was<br />
inmiddels zo ingebed in het maatschappelijk<br />
leven en zo populair, dat hij mee terug werd<br />
genomen naar Nederland bij de massale<br />
repatriëring van Indische Nederlanders en<br />
militairen na de Tweede Wereldoorlog en de<br />
onafhankelijkheidverklaring van Indonesië. De<br />
rijsttafel werd dus ook hier bereid en gegeten,<br />
aanvankelijk noodgedwongen met alternatieve<br />
ingrediënten. Dit betekende dat de Indische<br />
rijsttafel weer veranderde. Bepaalde gerechten<br />
zoals sateh, nasi, kroepoek of het gebruik van<br />
ketjap werden langzaam maar zeker gemeengoed<br />
voor heel veel Nederlanders. De Nederlandse<br />
eetcultuur veranderde erdoor.<br />
De al langer in Nederland wonende Chinezen<br />
hebben handig ingespeeld op de naoorlogse<br />
welvaart die maakte dat er vaker dan voorheen<br />
buiten de deur werd gegeten of eten werd<br />
gehaald. Chinees-Indische en Chinese restaurants<br />
schoten in het hele land als padden-<br />
Eén aspect<br />
van de traditie<br />
verandert niet:<br />
een Indische<br />
rijsttafel eet je<br />
samen met<br />
anderen.<br />
stoelen uit de grond. Zij serveerden een verbasterd fenomeen<br />
van de rijsttafel, een Chinees-Indische variant. Een bekend<br />
voorbeeld van die aanpassing is de nasi goreng met een<br />
gebakken ei en een plak ham erbovenop.<br />
Humphrey de la Croix: ‘Als Indo zou ik zeggen dat nasi goreng<br />
(gebakken rijst), rijst van gisteren is met een overgebleven<br />
stukje vlees dat fijngesneden is, een ui, wat knoflook en een<br />
fijngesneden kool. De echte nasi goreng is dus gemaakt van<br />
kliekjes. In een restaurant krijgt dat een ander karakter en zie<br />
je die aankleding met dat ei en die ham.’<br />
Generaties<br />
Welke gemeenschappen dragen deze traditie? Allereerst<br />
natuurlijk de Indische gemeenschap zelf, inclusief de kinderen<br />
en de kleinkinderen. ‘De derde en vierde generatie heeft<br />
momenteel een versterkte interesse in hun wortels,’ zegt De la<br />
Croix. ‘De identiteit wordt nader aangevuld of ingevuld met<br />
dat waarvan ze denken: dit hoort typisch bij mijn groep. De<br />
mensen van de eerste generatie, die in Indië zijn geboren en na<br />
de oorlog naar Nederland zijn gekomen, hebben nogal<br />
dramatische dingen meegemaakt: de oorlog, de periode van de<br />
dekolonisatie, de komst naar Nederland, het zich niet altijd<br />
welkom voelen. Deze generatie heeft het er voor een groot deel<br />
niet over gehad. Daardoor heeft de tweede generatie een<br />
heleboel informatie gemist. De derde generatie is daarnaar<br />
gaan zoeken, want die kregen het niet van hun ouders.<br />
Geholpen door het internettijdperk, waren er opeens bronnen<br />
beschikbaar over de tijd van opa en oma die buiten de familie<br />
lagen. De rijsttafel hoort daar ook bij.’<br />
Een andere te onderscheiden gemeenschap is die van de<br />
Indië-veteranen, al neemt deze groep elk jaar meer af door het<br />
overlijdensgevallen. Militairen zijn overigens ook een te<br />
onderscheiden groep die de rijsttafeltraditie in ere houdt,<br />
zeker de mensen van de marine. Daar wordt namelijk iedere<br />
woensdag de zogenaamde ‘blauwe hap’ geserveerd, zowel op<br />
de schepen als aan de wal. Een Indische rijsttafel dus.<br />
Kookliefhebbers en foodies zijn ook geïnteresseerde bereiders<br />
en gebruikers van de rijsttafel. Koken is momenteel een hype,<br />
kookcursussen zijn populair en er is interesse in de Aziatische<br />
keuken. Een stenen tjobek om de kruidenmengsels fijn te<br />
wrijven en een gietijzeren wadjang zijn in veel keukens te<br />
vinden. De wereld wordt in dit opzicht kleiner en de ingrediënten<br />
zijn, met name in de steden, overal verkrijgbaar.<br />
De kern van de traditie<br />
Hoe zorg je er voor dat de traditie in stand blijft? Dat is een<br />
vraag waar Van Aken en De la Croix veel mee bezig zijn<br />
geweest. Er zijn namelijk verschillende bedreigingen.<br />
De la Croix: ‘Aan de ene kant heb je de dynamiek van de<br />
traditie, het vermogen om nieuwe elementen op te nemen, wat<br />
op zichzelf een onderdeel van de traditie is. Aan de andere<br />
kant moet er wel een minimum overblijven van de kern. Er is<br />
in het geval van de Indische rijsttafel geen ‘toezichthouder’ die<br />
in de gaten houdt wat nog wel en wat niet meer bij de traditie<br />
hoort. Persoonlijk merk ik dat als iemand mij uitnodigt voor<br />
een simpele nasi goreng en ik daar koriander in proef, dat voor<br />
mij niet kan. Dat hoort er gewoon niet in.’<br />
Nu alle ingrediënten voorradig zijn om een recept uit 1900<br />
precies na te maken, levert dat ook tegengeluiden op. Er zijn<br />
mensen die zich afvragen of het nog wel klopt. De ontwikkeling<br />
van de Indische keuken is altijd een dynamisch proces<br />
geweest dat zich heeft aangepast aan allerlei sociale en<br />
economische omstandigheden. Als je gaat koken met die<br />
ingrediënten uit 1900, waar plaats je dan de dynamiek als<br />
essentieel onderdeel van de traditie? Als die aanpassing niet<br />
meer gebeurt, tast je dan niet een onderdeel van de traditie<br />
aan?<br />
Andere bedreigingen zijn de tijdrovendheid van de bereiding<br />
in de huidige hectische tijd en de populariteit van fabrieksmatige<br />
kant-en-klaarmaaltijden. Van Aken noemt ook nog de<br />
<strong>diversiteit</strong> op culinair gebied waardoor Indisch eten minder<br />
speciaal wordt: ‘Uit elk land kennen we inmiddels wel<br />
gerechten. Er zijn zoveel invloeden. Iedereen die graag kookt,<br />
geeft er zijn eigen draai aan. Dat geldt zowel in de keukens<br />
thuis, als in restaurants.’<br />
Sociale context<br />
Eén aspect van de traditie verandert niet: een Indische<br />
rijsttafel eet je (bijna) nooit alleen. Deze maaltijd is bij uitstek<br />
een ontmoetingsgelegenheid. Deze sociale context is een<br />
onlosmakelijk onderdeel van de traditie.<br />
‘Het gaat om de gezamenlijke beleving ervan, om de<br />
gastvrijheid,’ zegt De la Croix. ‘Mijn ouders begrepen<br />
er vroeger niets van dat in andere gezinnen kinderen<br />
om half zes naar huis werden gestuurd als er gegeten<br />
ging worden. Wij zijn gewend dat als je kookt, je zo<br />
veel maakt dat er altijd een gast mee kan eten. Niet<br />
iets kunnen aanbieden kán gewoon niet. Het<br />
gezamenlijk eten en bezig zijn met eten, is een<br />
onderdeel van de cultuur. Tegen het eind van een<br />
maaltijd kan mijn moeder gerust vragen, wat zullen<br />
we morgen eens eten? Ik denk dat dat wel een kracht<br />
is die van generatie op generatie is doorgegeven.’<br />
Nationale Inventaris<br />
Jan van Aken en Humphrey de la Croix hebben een<br />
erfgoedplan opgesteld om de Indische rijsttafel op de<br />
Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed<br />
te krijgen. Zij willen daarmee bereiken dat de traditie<br />
behouden blijft en dat in de enorme hoeveelheid aan<br />
mogelijkheden op culinair gebied de kennis van de<br />
Indische rijsttafel niet verwatert.<br />
Van Aken: ‘Voor jongeren komen spruitjes bijvoorbeeld<br />
uit de supermarkt. Hoe ze op het land staan<br />
weten ze niet. Als je vanuit de supermarkt gaat<br />
koken, is dat iets heel anders dan dat je met de<br />
voeten in de klei staat. Bij veel jongeren is de<br />
voedingsbodem meer digitaal, dan dat het klei is. Dat<br />
digitale lijkt een rijke voeding, maar als je dieper<br />
kijkt, mis je de relatie met waar het vandaan komt.<br />
Dan dreigt het gevaar van de nonchalance, dan drijft<br />
het weg naar iets dat kan veranderen in van alles. Je<br />
moet de relatie met de kern zien vast te houden,<br />
anders raak je het kwijt. Veel Indische restaurants<br />
zijn aan slijtage onderhevig en een aantal zelfs al<br />
gesloten. Als je alles bij het oude laat en je geen<br />
vernieuwing toevoegt, dan overleef je niet. Ik denk<br />
dat nu de tijd aangebroken is voor de ‘rijsttafel 2.0’.<br />
Zonder de traditie geweld aan te doen, kan vernieuwing<br />
ernaast bestaan.’<br />
Humphrey de la Croix voegt daaraan toe: ‘Ik zie het<br />
nog breder. Door de culinaire geschiedenis van de<br />
rijsttafel onder de aandacht te brengen, komt er ook<br />
meer en exacte kennis over de Indische gemeenschap.<br />
Vanuit die gemeenschap wordt al jaren<br />
geklaagd dat de historische kennis over die groep te<br />
beperkt is, ook door het stilzwijgen vanwege de<br />
traumatische gebeurtenissen. De culinaire geschiedenis<br />
van de Indische gemeenschap is voor mij een<br />
onderdeel van de grotere geschiedenis.’<br />
Van Aken knikt: ‘En de gemakkelijkste kennismaking<br />
is de keuken.’<br />
‹<br />
44 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 45
Foto's<br />
J. van der Steen<br />
Op de verjaardag<br />
van Leonard<br />
Corneille Dudok<br />
de Wit krijgen<br />
de kinderen in<br />
Breukelen al<br />
100 jaar lang<br />
gratis poffertjes.<br />
De traditie van gratis poffertjes eten in Breukelen bestaat al ruim 100 jaar<br />
Van generatie op generatie<br />
poffertjes bakken<br />
In Breukelen bestaat al ruim honderd jaar de traditie dat op 3 oktober alle basisschoolkinderen gratis poffertjes<br />
mogen komen eten bij de Oud-Hollandsche Poffertjes en Wafelkraam D. van der Steen. In tegenstelling tot wat veel<br />
mensen denken, komen poffertjes van origine niet uit Nederland maar uit Frankrijk. Het eten van poffertjes met<br />
boter en suiker is in Nederland wel uitgegroeid tot een populair gebruik.<br />
De receptuur en bereidingswijze van<br />
deze mini-pannenkoekjes wijken in<br />
enkele opzichten af van die van pannenkoeken.<br />
Zo worden poffertjes gemaakt<br />
van tarwebloem en boekweitbloem en<br />
worden ze al omgedraaid voordat het<br />
beslag helemaal gestold is. Bij pannenkoeken<br />
wordt geen boekweitbloem<br />
gebruikt en ook de bereidingswijze is<br />
anders.<br />
Poffertjes worden gebakken op een<br />
speciale ronde poffertjespan met<br />
kuiltjes. In poffertjeskramen echter zijn<br />
de poffertjesplaten veel groter en<br />
rechthoekig. De poffertjesbakkers zijn<br />
heel behendig in het snel omdraaien van<br />
de bijna gare poffertjes.<br />
Rondtrekken<br />
Poffertjeskramen bestaan al lang. Zo<br />
kreeg de overgrootvader van de huidige<br />
eigenaar van de poffertjes- en<br />
wafelkraam Van der Steen al in 1847<br />
een vergunning voor een poffertjeskraam.<br />
Hij vervoerde de kraam in een<br />
schuit en bouwde hem elk jaar in zo’n<br />
veertien verschillende plaatsen op om<br />
daar een paar weken poffertjes te<br />
verkopen. Het gezin woonde ondertussen<br />
op de schuit.<br />
Toen in 1921 de Nassaulaan als winkelstraat<br />
in Bussum met veel feestelijkheden<br />
geopend werd, werd Bussum een<br />
van de plaatsen waar de ‘Oud Hollandsche<br />
Poffertjes en Wafelkraam D. van<br />
der Steen’ elk jaar steevast terugkwam.<br />
Deze D. van der Steen was overgrootvader<br />
Dirk, de grondlegger van het<br />
familiebedrijf, die de naam gevestigd<br />
heeft. Hij kwam uit een omvangrijk<br />
gezin en is door zijn twee ongetrouwde<br />
tantes opgevoed. Deze tantes hadden<br />
samen een poffertjeskraam die Dirk<br />
later heeft overgenomen.<br />
Niet alleen Bussum werd een vaste<br />
standplaats, ook Breukelen was dat.<br />
‘Vanaf begin april staan we in Bussum,’<br />
vertelt nazaat Joop van der Steen die<br />
momenteel met zijn vrouw Lia het<br />
familiebedrijf beheert. ‘Na de derde<br />
week van september breken we de<br />
kraam af en laden alles in de vrachtwagen.<br />
De schuit is inmiddels verleden<br />
tijd, nu wordt alles over de weg vervoerd.<br />
Dan gaan we naar Breukelen,<br />
waar we nog drie weken staan. Poffertjes<br />
bakken is seizoensarbeid. De winter<br />
gebruiken we voor het onderhoud.’<br />
Verhalen over vroeger heeft hij nog<br />
genoeg, zoals over het op gang krijgen<br />
van de grote gloeikopmotor van het<br />
schip. Daar kwamen heel wat vaardigheden<br />
en geduld bij kijken. Als kind<br />
vond hij dat heel spannend. Of over de<br />
harde houtjes waar de oven op brandde.<br />
‘Die kwamen van oude lantaarnpalen.<br />
Mijn vader had altijd rode ogen van de<br />
rook.’ En over het reizen met het schip<br />
terwijl hij leerplichtig was. ‘Ik heb in<br />
verschillende plaatsen op school gezeten<br />
en voel me dan ook half Breukelaar en<br />
half Bussumer.’<br />
Honderdjarige traditie<br />
En zo zijn we in Breukelen aangeland.<br />
Daar woonde in de buitenplaats<br />
Slangevegt een telg uit een rijk koopmansgeslacht,<br />
genaamd Leonard<br />
Corneille Dudok de Wit. Hij was<br />
vrijgezel en een fervent wandelaar. Hij<br />
had een groot kapitaal geërfd en maakte<br />
op Java als eerste blanke Europeaan een<br />
46 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 47
nieuws<br />
wandeltocht van 3560 kilometer dwars<br />
over het eiland. Zijn bijnamen waren<br />
dan ook ‘Kees de Tippelaar’ en ‘De<br />
Wandelende Hollander’.<br />
Niet alleen was deze rijke man een<br />
verzamelaar van exotische voorwerpen<br />
voor zijn eigen Museum voor Land- en<br />
Volkenkunde, hij was ook een filantroop.<br />
Hij organiseerde in Breukelen<br />
veel activiteiten en bepaalde ook dat<br />
alle kinderen van die plaats op zijn<br />
verjaardag gratis poffertjes mochten<br />
Vaste klantenkring<br />
Jong geleerd is oud gedaan. Dat geldt<br />
niet alleen voor de kinderen van<br />
Breukelen, maar ook voor de poffertjesbakkers<br />
zelf. Al verschillende generaties<br />
lang bakken ze poffertjes volgens<br />
hetzelfde oude familierecept. ‘Dat recept<br />
is geheim, dat bewaren we in een kluis!<br />
Dat wordt alleen doorgegeven aan onze<br />
eigen poffertjesbakkers,’ aldus Joop.<br />
Blijkbaar valt het recept in de smaak,<br />
want de kraam heeft een vaste klantenkring.<br />
werk en zullen waarschijnlijk de kraam<br />
niet overnemen,’ aldus Joop. Voorlopig<br />
zal dat niet zo’n probleem opleveren<br />
voor Lia en Joop, die van plan zijn om<br />
nog wel even door te gaan. Maar<br />
nadenken over de toekomst doen ze<br />
uiteraard al wel.<br />
Wat heb je nodig als poffertjesbakker?<br />
Joop: 'Het moet iemand zijn met<br />
dezelfde bloedgroep, zeg ik altijd.<br />
Er moet een klik zijn, een bepaald<br />
gevoel. Hij of zij neemt niet alleen de<br />
NATIONALE MOLENDAG 2016<br />
‘We hebben<br />
hele generaties<br />
verkering en<br />
kinderen zien<br />
krijgen’<br />
Molens in heel Nederland zijn te bezoeken tijdens de Nationale Molendag<br />
op zaterdag 14 en zondag 15 mei 2016. In dit weekend draaien bijna alle<br />
molens van Nederland en zijn ruim 950 molens open voor bezoek. Ook bij<br />
u in de buurt. Tijdens Nationale Molendag organiseren vele molenaars<br />
extra activiteiten op en rond de molen. Van pannenkoeken bakken tot en<br />
met vele kinderactiviteiten en met fietsroutes tot molenmarkten. Het is<br />
een dag met activiteiten voor jong en oud. Voor de kinderen is er dit jaar<br />
een Molen Doeboekje dat gratis wordt uitgedeeld.<br />
Glossy Traditie<br />
eten. De poffertjeskraam van de<br />
grootvader van Joop was al jaren een<br />
vaste verschijning in de plaats aan de<br />
Vecht, zodat deze de eer toeviel om de<br />
kinderen van poffertjes te voorzien op<br />
3 oktober.<br />
Toen Leonard Corneille Dudok de Wit<br />
in 1913 overleed, bleek hij een geldbedrag<br />
gereserveerd te hebben voor de<br />
voortzetting van het poffertjesfestijn in<br />
het speciaal daartoe opgerichte L.C.<br />
Dudok de Wit’s Fonds. ‘Tot op de dag<br />
van vandaag bakken we elk jaar<br />
poffertjes voor alle kinderen van<br />
Breukelen,’ vertelt Joop. ‘In 2015 was dat<br />
honderd jaar. Toen hebben we alle<br />
kinderen die kwamen een bouwplaat<br />
van onze poffertjeskraam gegeven.’<br />
De 3 oktober-regeling van Kees de<br />
Tippelaar zorgt ervoor dat de kinderen<br />
blijven terugkomen. ‘We hebben hele<br />
generaties verkering zien krijgen, dan<br />
namen ze hun vriendje of vriendinnetje<br />
hier mee naartoe. En als ze kinderen<br />
hadden, kwamen ze weer met de hele<br />
familie. Niet alleen in Breukelen hoor,<br />
overal waar we staan.’<br />
Opvolger gezocht<br />
Hoe zit het met de volgende generatie<br />
van poffertjesbakkers? ‘We hebben een<br />
zoon en een dochter. Ze zijn alle twee<br />
grootgebracht met de poffertjes- en<br />
wafelkraam en kunnen bakken als de<br />
beste. Als het heel druk is, zoals op<br />
tweede paasdag of Koningsdag, helpen<br />
ze altijd mee. Maar ze hebben ander<br />
kraam over, maar ook de klantenkring,<br />
daar moet je wel bij passen.’<br />
Het is natuurlijk wel handig als je ook<br />
van poffertjes en wafels houdt, maar<br />
zelfs dat kan aangeleerd worden. ‘De<br />
vrouw van mijn zoon lustte ze eerst niet,<br />
maar onze poffertjes zijn zo lekker dat<br />
ze er nu wel van houdt.’ En het geheime<br />
familierecept? ‘Dat zal dan doorgegeven<br />
worden, dat hoort erbij,’ aldus Joop.<br />
‹<br />
Op bezoek bij de draak...<br />
Zaterdag 2 juli 2016 organiseert het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland<br />
samen met de Stichting Draaksteken Beesel een contactdag voor de gemeenschappen<br />
die hun traditie op de nationale Inventaris hebben geplaatst. Ditmaal wordt de dag niet<br />
in Culemborg gehouden, maar in Beesel waar de voorbereidingen voor het zevenjaarlijkse<br />
draaksteken in volle gang zijn.<br />
De dag wordt gestart in het Limburgs Museum in Venlo waar onder andere een bezoek<br />
gebracht wordt aan de tentoonstelling ‘Draken’. Vanuit Venlo gaan we gezamenlijk met<br />
een bus naar Beesel, alwaar een bezoek gebracht wordt aan de locatie waar verschillende<br />
werk groepen aan het<br />
werk zijn met het bouwen<br />
van het decor, het maken<br />
van de kostuums en het<br />
repeteren van het spel.<br />
Natuurlijk brengen wij ook<br />
een bezoek aan de draak, die<br />
u alleen voor deze keer van<br />
dichtbij mag zien en wie<br />
weet mag aanraken.<br />
Meer informatie:<br />
info@immaterieelerfgoed.nl<br />
Traditie – Passie voor Immaterieel<br />
Erfgoed is een special over tradities op<br />
de Nationale Inventaris Immaterieel<br />
Cultureel Erfgoed in Nederland. Het<br />
blad staat boordevol artikelen over<br />
tradities in Nederland, zoals het<br />
Vreugdevuur Scheveningen, het<br />
Zomercarnaval in Rotterdam, de<br />
woonwagencultuur en Staphorster<br />
stipwerk. De beoefenaars vertellen zelf<br />
waarom ze zich vol passie inzetten om<br />
hun erfgoed door te geven naar<br />
volgende generaties. De verhalen zijn<br />
geïllustreerd met prachtige foto’s.<br />
Traditie geeft een kijkje in het kleurrijke<br />
immaterieel erfgoed dat Nederland rijk<br />
is en de mensen die zich actief hiervoor<br />
inzetten. Het blad is zo lang de<br />
voorraad strekt gratis te bestellen via<br />
info@immaterieelerfgoed.nl.<br />
Digitaal kunt u het bekijken op<br />
www.immaterieelerfgoed.nl.<br />
48 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 49
nieuws<br />
Franciscus van Assisi<br />
Colofon<br />
Immaterieel Erfgoed,<br />
jaargang 5, nummer 1 – 2016<br />
Immaterieel Erfgoed is een uitgave van<br />
Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed<br />
Nederland<br />
Redactie en exploitatie:<br />
Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed<br />
Nederland<br />
Multatulilaan 12, 4103 NM Culemborg<br />
Tel: 030-2760244<br />
E-mail: info@immaterieelerfgoed.nl<br />
www.immaterieelerfgoed.nl<br />
Menselijk<br />
haar<br />
Al ruim acht eeuwen spreekt Franciscus van Assisi (1181/1182-1226) tot<br />
de verbeelding. Hij werkte als geen andere heilige op de verbeelding.<br />
Veel belangrijke schilders hebben hem afgebeeld. Franciscus leefde<br />
volgens modern idealen: medemenselijkheid, naastenliefde, respect<br />
voor andersdenkenden, soberheid en liefde voor de natuur. Hij heeft<br />
eeuwenlang mensen geïnspireerd. De huidige Paus Franciscus leeft in<br />
de geest van zijn naamgenoot en roept als wereldleider gelovigen en<br />
niet gelovigen op om aandacht te hebben voor klimaatsverandering,<br />
armoedebestrijding en menselijke omgang met oorlogsvluchtelingen.<br />
Onder leiding van gastconservator Henk van Os kunt u kennis maken<br />
met deze bijzondere heilige. Op de website van Museum Catharijneconvent<br />
vertelt van Os over zijn fascinatie voor Franciscus. Onder zijn<br />
leiding is er op het Catharijneconvent een prachtige tentoonstelling<br />
gemaakt en een boek verschenen. Er worden allerlei lezingen en<br />
studiereizen georganiseerd.<br />
Het museum is<br />
zelfs een aantal<br />
avonden geopend.<br />
CIRCUSAVONTUREN<br />
De circuscultuur staat sinds enkele jaren op<br />
de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel<br />
Erfgoed. Een traditie staat of valt bij het doorgeven<br />
aan de volgende generatie, vandaar<br />
dat er nu een boek voor jonge kinderen is verschenen,<br />
gemaakt door mensen uit de circuswereld.<br />
Jong geleerd is immers oud gedaan!<br />
Redactie:<br />
Ineke Strouken (hoofdredactie),<br />
Koen Embregts, Elise Meier, Anneke Munnik,<br />
Saskia van Oostveen, Pieter van Rooij en<br />
Albert van der Zeijden<br />
Met dank aan Ton Fischer en Addy Kaijim<br />
Omslagfoto: Jan Stads<br />
Opmaak: www.icarusontwerp.nl<br />
De tentoonstelling over<br />
Franciscus van Assisi is<br />
tot en met 5 juni 2016 te<br />
bezoeken in Museum<br />
Catharijneconvent,<br />
Lange Nieuwstraat 38 in<br />
Utrecht. Bij de tentoonstelling<br />
verscheen een<br />
gelijknamig boek.<br />
De circuscultuur is immaterieel erfgoed, dat<br />
mag iedereen weten.<br />
Het belangrijkste is dat de kinderen het niet<br />
vergeten.<br />
Want op de Nationale Inventaris staan is de<br />
eerste stap,<br />
Het eigenlijke werk is het doorgeven, dat is pas<br />
knap.<br />
Dat is bij circus niet zo moeilijk, zou je<br />
verwachten,<br />
Kinderen hebben altijd gehouden van dingen<br />
waarom ze lachten.<br />
Immaterieel Erfgoed verschijnt vier keer<br />
per jaar.<br />
Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen<br />
en/of vermenigvuldigd zonder<br />
schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />
Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden<br />
van copyright te achterhalen.<br />
Mochten er personen of instanties zijn die<br />
menen aanspraak te maken op bepaalde<br />
rechten, dan wordt hun vriendelijk verzocht<br />
contact op te nemen met de uitgever.<br />
ISSN 2212-9707<br />
© Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland<br />
De menselijke haardos is al sinds het begin<br />
van de beschaving een belangrijk instrument<br />
om je identiteit te kunnen laten zien.<br />
Met verschillende kapsels laten we zien<br />
welke sociale status we hebben of tot welke<br />
groep we (willen) behoren. Maar haar wordt<br />
niet alleen maar op het hoofd gedragen, het<br />
wordt ook gebruikt voor kunst. De tentoonstelling<br />
HAAR! is geïnspireerd op negentiende-eeuwse<br />
sieraden die gemaakt zijn<br />
van het haar van een geliefde. Deze droeg<br />
men als herinnering bij zich.<br />
In het museum zijn nog vele andere<br />
toepassingen van het menselijk haar te<br />
zien. Verschillende kunstenaars uit<br />
binnen- en buitenland hebben werken<br />
gemaakt met dit bijzondere materiaal<br />
als uitgangspunt. Als bezoeker hoef je<br />
niet alleen te kijken, maar kun je ook aan<br />
de slag met je eigen plukken in de<br />
werkplaats.<br />
De tentoonstelling HAAR! Menselijk<br />
haar in mode en beeldende kunst is tot<br />
en met 29 mei te zien in Centraal<br />
Museum, Agnietenstraat 3 in Utrecht.<br />
Franciscus praat met de vogels.<br />
Franciscus ontmoet<br />
armoede in de vorm<br />
van een vrouw.<br />
De ouders overhalen te komen, dat is een ander<br />
verhaal.<br />
Misschien dat dit boek met vrolijke avonturen<br />
zorgt voor een volle zaal.<br />
Pardon, in een circus is dat natuurlijk de piste,<br />
Het is niet dat we dat niet wisten.<br />
Maar rijmen is een vak apart, dat is een feit.<br />
En dit boek over Frenky en Frank bevestigt die<br />
waarheid.<br />
Alle kinderen (en hun ouders) wensen wij veel<br />
leesplezier<br />
En ga vooral eens naar het circus, dat is nog<br />
mooier dan op papier!<br />
Jan-Zeger Plug, De wereld van Frenky en Frank<br />
(2016).<br />
50 Immaterieel Erfgoed nummer 1 | 2016<br />
nummer 1 | 2016 Immaterieel Erfgoed 51
Immaterieel Erfgoed is het tijdschrift voor de immaterieel<br />
erfgoedsector. Het blad verschijnt vier keer per jaar en geeft<br />
informatie over immaterieel erfgoed en over het beleid dat<br />
hieruit voortvloeit. Het tijdschrift Immaterieel Erfgoed wordt<br />
uitgegeven door het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed<br />
Nederland, het landelijk kennisinstituut voor immaterieel<br />
erfgoed.<br />
Immaterieel Erfgoed heeft te maken met de tradities die je van<br />
huis uit hebt meegekregen en die je deelt samen met anderen.<br />
Mensen, groepen en gemeenschappen ontlenen er hun <strong>culturele</strong><br />
identiteit aan. In 2003 heeft UNESCO een verdrag aangenomen,<br />
dat gericht is op de bescherming en versterking van het<br />
immaterieel erfgoed en het ondersteunen van de betrokken<br />
gemeenschappen in het doorgeven van hun erfgoed aan<br />
volgende generaties. De Nederlandse regering heeft dit UNESCO<br />
Verdrag ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed<br />
in 2012 ondertekend. Een verplichting die uit het verdrag<br />
voortvloeit, is dat elke lidstaat het immaterieel erfgoed binnen<br />
de eigen landgrenzen identificeert en documenteert door het<br />
aanleggen van een nationale inventaris.<br />
Het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIE-NL) is<br />
aangewezen om zorg te dragen voor de implementatie van het<br />
UNESCO Verdrag ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel<br />
Erfgoed.<br />
Multatulilaan 12, 4103 NM Culemborg<br />
Tel: 030-2760244, E-mail: info@immaterieelerfgoed.nl<br />
www.immaterieelerfgoed.nl