09.03.2016 Views

Erfgooierskwestie

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

l)e Erfgooiers-quaestie<br />

--- ----------------------<br />

- ----<br />

Ilaar bcteekenis en verloop in den laatsten tijd,<br />

l)oor het Xoofdbestuur der 6erechtig~<br />

•<br />

den tot de gemeene Xeiden en Weiden<br />

van 6ooiland. • • - - - ~ - - - - -


De Erfgooiers~quaestie.<br />

Haar beteekenis en v erloop 1n<br />

den laatsten tijd.<br />

DOOR<br />

Xef Xoofd6esfuur der Berecfzfigden<br />

fof de<br />

gemeene Xeiden en Weiden van Booi!and.<br />

,---~-.<br />

U ITGEVERS :<br />

G EBR. KLENE, HILVERSUM.


De titel dezes wekt de herinnering aan een stukje oudheid,<br />

van patriarchalen eenvoud en broederschap, toen uitgestrekte<br />

stukken gronds tusschen een groot aantal personen<br />

in het gemeen Werden bezeten.<br />

De gemeenschap ,de Gemeene Heiden en Weiden van<br />

Gooiland" dateert namelijk waarschijnl~jk reeds van v66r<br />

968 (verg. A. Perk, Verslag omtrent den oorsprong en den<br />

aard der gebruiksrechten op de heiden en weiden in Gooiland,<br />

pag. 2 v.v.); reeds vroeger echt.er verkeerde de broederzin<br />

in familietwist en gaf dat gemeenschappelijk bezit<br />

aanleiding tot geschillen. Zoo werd bij Arrest van het Hof<br />

van Holland van 14 April 1469 eene beslissing over den<br />

eigendom der gronden gegeven (verg. Mr. Frank K. van<br />

Lennep, Bijdrage tot de kennis van den Rechtstoestand der<br />

Erfgooiers, De Bussy 1903, ;pag. 1 v.v.). Andere verschillen<br />

volgden. In 1836 en 1843 werd eene regeling getroffen,<br />

tusschen het Kro


4<br />

niet ingenomen, omdat niet zij, doch alleen de gemeentebesturen<br />

in dat beheer werden gekend; zij voo~zagen het<br />

gevaar, dat die ,Vergadering', ook al stelde zijl zich doorgaans<br />

op het standpunt dat zij v.oor de erfgooiers beheer<br />

voerde, op zekeren dag zoude veJrklaren niet voor de .erfgooiers,<br />

maar voor de Gooische gemeenten te beheeren,<br />

welke gemeenten, als gezegd, aUe personen tot die ,Vergadering"<br />

afvaardigden. Daar nu de besturen dier Gooische<br />

gemeenten bij het benoemen dier ,Vergadering" zich nimmer<br />

hadden gedragen naar de voorschriften der Gemeentewet<br />

van 1851, de gemeente Laren aan de handelingen dier<br />

,Vergadering" geen deel meer nam, omdat deze tot de<br />

erkentenis was gekomen daartoe geene bevoegdheid te<br />

hebben, en omdat eindelijk in elk geval' de erfgooiers ten<br />

allen tijde de bevoegdheid meenden te hebben oi:n een<br />

privaatrechtelijk beheer, dour derden voor hen gevoerd,<br />

weder te doen eindigen, zegden de erfgooiers in 1900 alle<br />

gehoorzaamheid aan die ,VergadeJring" op en verkozen zij<br />

in 1903 hun eigen bestuur, onder den naam van ,Hoofdbestuur<br />

der Gerechtigden tot de gemeene heiden en weiden<br />

van Gooiland". Vandaar een str.ijd tusschen de ,V,eJrgadering",<br />

die zich het beheer niet wilde laten ontglippen, en<br />

het ,Hoofdbestuur", hetwelk dat beheer voortaan volgens<br />

het verkregen mandaat had te voeren.<br />

Deze strijd werd dus, bhjkcns het voo.rgaande, gestreden<br />

tusschen de gemeentebesturen - die de ,Vergadering"<br />

samenstelden - eenerzijds en de erfgooiers - die het Hoofdbestuur<br />

in het leven riepen - anderzijds. De gevolgen van<br />

deze partijscha:keer.ing zijn niet moeilijk te raden: de erfgooiers<br />

stonden dus eigenlijk op tegen ,Het Gezag", zij<br />

waren revolutionairen, en al wat ,Gezag" droeg keerde zich<br />

aanvankelijk tegen hen, Twee malen werd beproefd de<br />

quaestie door strafvervolgingen op te lossen: beide malen<br />

werd het veroordedend vonnis in hoogere instantie geschorst,<br />

omdat de strafrechter zich niet geroepen achtte de<br />

civiele quaestie uit te maken; eene derde strafvervolging van<br />

dien aard is desondanks begonnen en thans pog hangende.<br />

Wij' zeiden boven ,aanvankelijk", omdat ook bijr vele magistraats'personen<br />

thans de overtuiging bli.jkt veld te winnen,<br />

dat de erfgoo.iers, die opkomen voo-r hetgeen zij' hun goed<br />

recht achten, althans opr gelijke sympathie aanspraak kunnen<br />

maken als de gemeentebesturen, ook al zijn deze drager.s


5<br />

van gezag. Want sommige der gemeentebesturen maken<br />

bovendien een onjuist gebruik van dat gezag, met name<br />

van hunne politiebevoegdheid. Zij passen dan namelijk in<br />

deze het volgende systeem toe: wij·, gemeenten hebben een<br />

geschil met de erfgooiers: bij het bestaan van dat geschil,<br />

en de daardoor veroorzaa:kte gisting, bestaat in ons gemoed<br />

gegronde vrees voor v·erstoring der open bare orde: onze<br />

politie moet voor die orde zorgen en doet dat dus in dien<br />

zin, dat ziJ onze aan5praken handhaaft en die van de erfgooiers<br />

verijdelt. Aldus deed voor het eerst de Burge·rn!eester<br />

van Blaricum in Mei 1903, met het bekende noodlottige<br />

gevolg. Daardoor niet geleerd, volgde hij' in Mei 1904 denzelfden<br />

weg, en de gerneente Hilversum volgde hem onlangs<br />

daarin.<br />

Toch schijnt nog niet algemeen de overtuiging te bestaan,<br />

dat de drager van eenig openbaar gezag, die hetzelve gebruikt<br />

voor privaatrechteliJke belangen, voor de wet geJijk<br />

staat en dus dient te worden behandeld op den voet van<br />

gelijkheid met elk ander overtreder daarvan. Eenig misdrijf<br />

verafschuwen allen, machtsmisbruik vergoelijken velen.<br />

Maar een gezag, dat zich aileen nog op detze wij~e kan<br />

handhaven, schijnt zijn einde nabij:; mogelijk kunnei!1J deze<br />

regelen er toe bijdragen dat te bespoedigen: want rnisbruiken<br />

zijn als slechte uitwassen, welke aileen in het verborgen<br />

kunnen tieren; zij mijden het felle zonlicht en<br />

sterven daarbij af.<br />

Hier wordt dus gestreefd naar een uiteenzetting van de<br />

erfgooiersquaestie, zoo mogelijk objectief, uit 'den mond der<br />

erfgooiers zelven, die zich onder het Hoofdbestuur der<br />

gerechtigden tot de gerneene heiden en weiden van Gooiland<br />

hebben geschaard. Voorzoover die quaestie zich in de<br />

historie verliest, moge met eene korte vermelding daarvan<br />

worden volstaan, want doe! van dit geschrift is het verschil<br />

te omlijnen, gelijk het heqen ten dage bestaat; de argumenten<br />

aan den huidigen .toestand en de huidige wet ontleend,<br />

treden daarbij sterk op den voorgrond; van eene<br />

eenigszins uitvoeriger historische schets, welke bovendien de<br />

grenzen en het plan dezes zouden overschrijden, kon zoodoende<br />

worden afgezien.


6<br />

I. DE TO EST AND TOT 1903.<br />

De ,Gerneene Heiden en Weiden van GooiLand" zijn<br />

uitgestrekte stukken grond, gelegen onder de gerneenten<br />

Blaricurn, Buss urn, Hilversurn, Huizen, Laren en N aarden.<br />

Gelijk de naam reeds aanduidt, bestaan zij gedeeltelijk' uit<br />

heiden, gedeeltelijk uit weiden; vooral deze laatsten zijn voor<br />

de veehoudende erfgooiers van groot beLang. De gemeene<br />

weide, Oud-Hollandsch ,rneent" genaarnd, strekt zich b.v.<br />

onder Hilversurn uit in de richting van Ankeveen over een<br />

afstand in de lengte van orristreeks drie kwartie10 gaans.<br />

Drie vragen doen zich nu ten aanzien van die gr.ondoo<br />

voor: Aan wie behoort het gebruiksrecht, de eigendorn,<br />

het beheer? Onder deze is de vraag omtrent het gebruiksrecht<br />

de minst betwiste. Dat gebruiksrecht, d. i. het recht<br />

om vee te weid·en, hout te kappen, plaggen te slaan, te<br />

jagen enz. (over den ornvang van dat gebruiksrecht bestaat<br />

eenig verschil), behoort aan de erfgooiers. Erfgoo·iers zijn<br />

sornmige Gooibewoners, die dat recht van ouder op ouder<br />

hebben gehad, een soort boerenadel dus. In 1708 werden<br />

er 1ijsten van de toen bestaande erfgooiers opgernaakt, welke<br />

thans nog in het Rijksarchief te 's-Gravenhage berusten.<br />

Ieder, die zij ~n afstarnrning van de op die lijst·en voorkornende<br />

personen kan bewij'zen, moet geacht worden nog erfgooier<br />

te zij·n. In het Gooi is echter doorgaans van algemeene<br />

bekendheid of iernand al dan niet tot de erfgooliers behoort.<br />

Hun juiste aantal is op dit oogenblik niet bekend, maar<br />

schijtnt op ornstreeks twaalf honderd t·e kunnen worden<br />

gesteld.<br />

lets rneer betwist is de vraag aan wie de eigendom dier<br />

gr.onden toekornt. Over den eigendom dier gronden zijn reeds<br />

in oudc tijden pr.ocessen gevoerd. Zoo wees in 1469 het<br />

Hof van Holland den eigendorn dier gronden aan de erfgooiers<br />

toe. Onder den naarn van ,Arrest van den Hoogen<br />

Raad van Mechelen van 1474" is voorts eene uitsp•raak<br />

bekend geworden, waarbij de Hoog·e Raad van Mechelen<br />

die beslissing van het Hof van Holland zoude heblben<br />

vernietigd en den eig·endorn aan den Graaf van Holland<br />

hebben t.oegewezen. Een onderzoek in de archieven te<br />

Brussel heeft evenwel ernstigen twij'fel aan de echtheid<br />

van deze uitspraak doen riJzen. Hoe dit zij, de verschillen<br />

over den eigendom der gronden duurden voort, namelijk


7<br />

tusschen den Graaf, later de Kroon, eenerzijds, en de erfgooiers<br />

anderzijds. Om aan die verschillen een einde te<br />

maken, werd in 1836 een vergelijk getroffen voor een<br />

deel der gronden, hetwelk in 1843 werd aangevuld met een<br />

vergelijk omtrent de overige gronden.<br />

Dit vergelijk, waarop reeds hoven werd gezinspeeld, werd<br />

aangegaan tusschen Koning Will em II eenerzijds, de V er·<br />

gadering van Stad en Lande, optredende voor de gerechtigden<br />

tot die gronden, anderzij:ds. Bij' dat vergelijk werden<br />

de gronden in twee deelen of parten gescheiden: het eene<br />

deel zoude v.oortaan in onbe~wisten eigendorn toelmmen aan<br />

den Koning, de erfgooiers deden afstand van hun recht<br />

van gebruik op die gronden; bet andere deel werd door<br />

den Koning voor het vervolg in onbetwisten eigendom afgestaan<br />

aan voormelde Gerechtigden. Vandaar dan ook dat<br />

de besturen der gemeenten Blaricum, Bussum, Huizen, Laren<br />

en N aarden op het stand punt staan, dat de eigendom dier<br />

gronden niet toekomt aan de gemeenten, maar aan de<br />

erfgo.oiers.<br />

Aileen de gemeente Hilversum, die: de gronden voor haar<br />

uitbreiding het meeste noodig heeft, schijnt thans nog te<br />

beweren, dat die gronden btj voormelde scheiding van 1836<br />

- 1843 niet aan de erfgooiers, maar aan de gemeenten zijn<br />

toegewezen. Zij redeneert daartoe als volgt:<br />

Bij die scheiding van 1836-1843 zijn niet de erfgooiers<br />

zelven opgetreden, doch is opgetreden ,de V ergadering<br />

van Stad en Lande" namens de gerechtigden. Deze gerechtigden<br />

werden niet gevormd door een dee!. der ingezetenen<br />

der zes Gooische gerneenten, de speciaal als ,erfgooiers"<br />

aangeduide P'ersonen, maar inderdaad zijn aile<br />

ingezetenen dezer gemeenten erfgooiers. Vandaar dus dat<br />

d~e , V ergadering van Stad ·en Lande" in 1836-1843, optredende<br />

voor de ,gerechtigden", alle ingezetenen der Gooische<br />

gemeenten, en daardoor dus :aie burgerlijke gemeemen<br />

zelve heeft vertegenwo.ordigd.<br />

De gmndslag dezer J.'1edeneering, dat alle ingezetenen der<br />

Gooische gemeen1en erfgooiers zijn, is echter historisch<br />

onjuist en in strijd met den feitelijken t.oestand. Ook' al<br />

moge er wellicht eenmaal een tijd zijn geweest, waarin<br />

aile of de meeste ingezetenen dier gemeenten ook gebruiksgerechtigden<br />

war·en - dat is moeilijk meer na te gaan<br />

- vast staat in elk geval clat sinds eeuwen en eeuwen


8<br />

aileen die ingezetenen als gebruiksgerechtigd werden aangemerkt,<br />

die in de mannelijke linie afstaJmden van erfgooiers.<br />

Zoodoende is het totaal getal algemeen erkende<br />

erfgooiers, als gezegd, een twaalfhonderdtal, dus een zeer<br />

kleine percentage van de GoJische bevolking.<br />

Die redenreering van de gemeente Hilversum client dan<br />

ook slechts om zichzelf in de plaats te steUen van de<br />

erfgooiers; de gemeenten oordeelden ten allen tijkie, dat zij<br />

voor de erfgooiers beheerden; aileen Hilversum is nu tot<br />

de OIIltdekking gekornen (men vindt haar uitgewerkt in het<br />

geschrift van Mr. F. A. Moister, De eigendom der gemeene<br />

heiden en weiden van Gooiland, A'dam 1888) van deze wiskunstige<br />

vergelijking: erfgooiers = alle ingezetenen der gemeente<br />

= de gemeente Z!elve; waaruit Hilversum dan<br />

afleidt, dat zij inderdaad altijd voor zichzelf heeft beheerd,<br />

dat zij zelf, samen met de ;mdere gemeenten, den eigendorn<br />

heeft, dat de z.g. erfgooiers op1 die gronden geen<br />

meerdere rechten hebben dan de andere ingezetenen der<br />

gemeenbe, en dat de gemeentebesturen in deze alles te<br />

zeggen hebben.<br />

Het was 4us waarlijk meer dan tijd dat de erfgooiers<br />

zelf het beheer over hunne gronden ter hand namen.<br />

Het beheer.<br />

Het staat vast, en wordt ook door de erfg.ooiers geenszins<br />

betwist, dat toezicht over de gemeene gronden sedert een<br />

niet met juistheLd bekend tijdperk is gevoerd door de ,Vergadering<br />

van Stad en Lande", waarvan 'de !eden werden<br />

aangewezen, niet door de erfgooiers zelven, maar door de<br />

besturen der Gooische gemeenten. Toch zijn de erfgooiers<br />

er toe overgegaan in 1903 hun eigen bestuur uit hun<br />

midden te kiezen, en hebben zii aan het oude bestuur de<br />

gehoorzaamheid bij exploit opgezegd, zooals zijl overigen:s<br />

reeds in 1900 in hunne algemeene v,ergadering in de<br />

Groote Kerk te N aarden hadden gedaa:n.<br />

De diepere beweegreden daarvan was, als gezegd, dat<br />

het bestaande bestuur de duidelijike blijiken begon te geven<br />

van meer voor zichzelv,en, d. i. voor degenen die het benoemden,<br />

namelijk de gemeentebesturen, op te treden dan<br />

voor de erfgooiers. Dat de g•emeene gronden Ianger doo·r<br />

afgevaardigden van de gemeentebesturen Werden bestuurd<br />

was dan ook langzamerhand een onmogelijke toestand ge-


9<br />

worden. Want de erfgooiers en de gemeenten hebben tegenstrijdig<br />

belang. De gep1eenten, speciaal Hliversum, begeeren<br />

de gronden v.oor hun uitbreiding; als zij' die dus voor<br />

zich moeten koopen, betal.en zij daarvoor uitteraard liefst<br />

zoo weinig mogelijk. Hoe goedlwoper zij koopen, hoe voordeeliger<br />

hun dat is. De erfgooiers daarentegen zijn geikant<br />

tegen die verkoopen, zoolang zij niet zeker zijn dat de<br />

koopprijs een behoorlij'k·e is en aan hen zal ten goede<br />

komen, omdat ten aanmen van ver>kochte gronden hun<br />

gebruik feitelijk v·erloren gaat.<br />

En hoe kunnen nu de gemeenten tegelijkertijd eensdeels<br />

beheeren voor anderen (aileen Hilversum komt er nu rond<br />

voor uit dat het zuLk voor zichzelf doet) en verkoopen aan<br />

een hunner? Wat zoude mei1 zeggen van een rentmeester,<br />

die de gronden van zijn principaal onderhands voor zichzelven<br />

aankocht? Reeds artikel 1506 Burg. Wet b. zegt toch,<br />

dat koop door lasthebbers van zaken, met welker verkoop<br />

zij belast waren, nietig is, en dat bewindvoerders, die zaken<br />

voor openbare instellingen beheeren, dezelve niet onderhands<br />

kunnen koopen. \Y at de wet hier verbiedt aan<br />

bewmdvoerders .over o:penbare instellingen, ontzegt de moraal<br />

aan de bewindvoerders voor de erfgooiers.<br />

N og hoort men wel eens zeggen: De Vergadering van<br />

Stad en Lande doet toch alles ten beste van de erfgooiers.<br />

Als zij gronden verkoop't, en dus het gebruiksrecht der<br />

erfgooiers inkort, wendt zij de opbrengst toch weer ten<br />

bate der erfgooiers aan, door v·erbetering of ver~eerdering<br />

der gronden als anderszins. Afgezien van al het<br />

andere, blijft dan echter de vraag open: indien nu<br />

echter de Vergadering van S. en L. zooveel verkoopt,<br />

dat .de opbrengst niet meet voor verbetering van hct<br />

overblijvende kan worden bestemd, zal zij' dat bedrag dan<br />

uitkeeren aan de erfgooiers of aan de gemeentebesturen,<br />

aan wie die Vergadering jaarlijks rekening doet? Ziedaar<br />

eene vraag, waarover de crfgooiers zich met reden ongerust<br />

maken, temeer nu er reeds aanvragen tot aank.:>Op<br />

van zeer groote stukken gronds bij die Vergadering inkwamen.<br />

Ook de gehee].e verdere houdim.g' van de , V ergadering<br />

van Stad en Lande" wekte wantrouwen: van prubliciteit<br />

harer handelingen was geen sprake, rekening ern verantwoordiiTlg<br />

van haar financieel beleid werd aileen gedaan


10<br />

aa;n de gemeentebesturen, de erfgooiers kregen daar geen<br />

kennis van. Bovendien begonnen die rekeningen met de<br />

jaren over buiten verhouding toenemende sommen te loopen:<br />

terwijl de rekeDJing in 1870 b.v. luidde: ontvangst f 1026.64,<br />

uitgave f 707.365, saldo f 319.275, loopen de rekeningen der<br />

la:terc jaren .reeds over het tienvoud dier bedragen, b.v.<br />

die van 1898: ontvangst f 15983.435, uitgaven f 13152.-,<br />

saldo f 2831.435. De reden daarvan is, dat de Vergadering<br />

steeds meer gronden verhuurde, verpachtte en verkocht, hetgeen<br />

het gebruik der erfgooiers in gelijke mate deed<br />

afnemen.<br />

Eindelijk werd laatstelijk aan de erfgooiers geenerlei medezeggenschap<br />

in het beheer hunner gronden toegestaan. Nog<br />

in 1902 werd een daartoe door erfgoo·iers gedaan voorstel<br />

door de gemeenten hooghartig afgewezen. Van de groote<br />

gnondbeginsden van ons modeme staatsrecht, publiciteit en<br />

zelfbestuur, was dit overblijfsel uit de oude tijden, de Vergadering<br />

van Stad en Lande, afkeeriger dan we:k conservatief<br />

aristocraat ook. Eedang verdiende het dan ook onder<br />

den maker des sloopers te vallen.<br />

Die te N aarden vergaderende ,gecommitteerden" der gemeentebesturen<br />

toch, steeds v.oortle


11<br />

vVanneer de g.emeenten in verschillende provincien liggen,<br />

vragen de Gedeputeerde Staten dier provincien, alvorens de<br />

bedoelde magtiging ue verleenen, Onze goedkeuring.<br />

De gemeentebesturen, die de ,Verga:dering van Stad en<br />

Lande" samenstelden, waren zulks ook na 1851 blijven doen<br />

zonder verlof of goedkeuring van het hooger gezag, namelijk<br />

Gedeputeerde Staten, op hunne desbetreffende regeling aan<br />

te vragen; zoodoende zetelde te N aarden een soort van<br />

Statenvergadering over ·het Gooi, welke op eep herinnering<br />

aan vroegere bev.oegdheden voortleefde, doch aan wdker<br />

wettigheid de Gemeentewet van 1851 vierkant in den weg<br />

staat.<br />

N og op andere wijz,e zondigden bedoelde gemeentebesturen<br />

tegen de wet, welke in 1851 hunne Ievensfuncties in vaste<br />

banen had genormaliseerd. Vooreerst door uit hun midden<br />

personen af te vaardigen of te ,committeeren" naar de<br />

, V ergadering", niett:egenstaande die besturen alle macht,<br />

waar.op zij aanspraak kunnen maken, alleen zelf mogen<br />

uitoefenen, zijnde delegatic derzelve aan eene commissie uit<br />

hun midden niet geoorloofd; wijders ook door, bij monde<br />

van die , V ergadering", eenzijdige verplichtingen, waaronder<br />

geldelijke, aan de erfgooiers op te leggen, in stede van<br />

daaromtrent althans met de erfgooiers overeen te komen.<br />

Aan dergelijke aanmatiging maakten reeds vroeger andere<br />

gemeentebesturen elders in 1\J ederland zich schuldig, b.v.<br />

in het geval, behandeld in het volgend Koninklijk Besluit,<br />

hetwelk, behoudens dat het slechts eene gemeente en :niet<br />

verscheiden gecombineerde gemeenten betrof, groote overeenkomst<br />

vertoont met het ten deze besprokene.<br />

(No. 112.) Besluit van den 24 Augustus 1854, houdende<br />

vernietiging der verordeningen, vastgeste1d<br />

door den Gemeenteraad van Gendringen, den<br />

30 Maart 1852, op het gebruik der g·emeenteweiden<br />

onder Gendringen en Ulft.<br />

Wij Will em II I, bij de Gratie Gods, Koning der N ederlanden,<br />

Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg,<br />

enz. enz. enz.<br />

Op de voordragt van· onzen Minister van Binnenla.ndsche<br />

zaken, van den 20 April 1854 No. 132, . 2de afdeeling, tot<br />

vernietiging van de verordeningen op het .gebruik van de


12<br />

gemeenteweiden onder het dorp Gendringen en onder het<br />

dorp Ulft, door den gemeenteraad van Gendringen, in zijne<br />

vergadering van den 30 Maart i852 vastgesteld;<br />

Overwegend·e, dat d~ze verordeningen ten doe! hebben<br />

om de belangen z.oowel van de gemeente, als ej.genares<br />

der IJ sselweiden, als van die ingezetenen, welke tot het<br />

beweiden di,er gronden geregtigd zijn, te bevorderen;<br />

dat daartoe het regt van beweiding b~jl deze verordeningen<br />

geregeld, het getal en de soort van het vee, op<br />

de weide:n toe te Iaten, bepaald en voorts eene corntributie<br />

a.an de geregtigden opgelegd is, waaruit zoowel de schadeloosstelling<br />

van hen, die van hun regt geen gebruiik: m


13<br />

dat derhalve deze verordeningen in strijd zijn met<br />

de wet;<br />

Gelet op art. 153 der gemeentewet;<br />

Den Raad van State gehoord (advies van den 8 Augustus<br />

1854 No. 5);<br />

Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Binnenlandsche<br />

Zaken, van den 19 Augustus 1854, No. 131, 2de<br />

afdeeling.<br />

Hebben goedgevonden en verstaan:<br />

De verordening,en op het gebruik der gemeenteweiden<br />

onder de dorpen Gendringen en Ulft, door den gemeenteraad<br />

van Gendringen den 30 Maart 1852 vastgesteld, te<br />

vemietigen;<br />

Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met<br />

de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal<br />

worden geplaatst;<br />

WILLEM.<br />

Het Loo, den 24 Augustus 1854.<br />

Het resultaat ten aanzien van deze beschouwingen omtrent<br />

de bevoegdheid der ,Vergadering" orn de gemeene gronden<br />

te besturen is dus dit, dat die V ergadering in! elk geval<br />

sinds 1851 is samengesteld 'door de Gooische gemeentebesturen<br />

met volkomen negatie van de desbetreffende bepalingen<br />

der Gemeentewet, als waren zij 1 heer en meester van<br />

den toestand, ,en evenmin verplicht om hetzij Gedeputeerde<br />

Staten van Noord-Holland in de desbetreffende regeling<br />

te kennen als om de erfgooiers zelven daarbijl te raadpilegen.<br />

Afgezien van deze schending van de bepalingen der<br />

Gemeentewet, pleiten tegen de bevoegdheden dier ,Vergadering"<br />

nog ander,e omstandigheden: zoo dat die ,Vergadering"<br />

in elk geval historisch niet meer heeft dan het<br />

recht van toezicht op de nakoming door de erfgooiers van<br />

het door dezen zdven vastgestelde weidereglement of ,schaarbrief"<br />

; dat de gemeente Laren naar die Vergadering geen<br />

,gecommitteerden" meer zendt, en die Vergadering daardoor<br />

incompleet is geworden: ,voorts ook dat de erfgooie:rs,<br />

als gezegd, van de goede rli.ensten dier , Vergadering" geen<br />

verder gebruik wenschen te maken, en zulks behoorlijk aan<br />

deze.lvc hebben te kennen gegeven, waartegenover die ,Vergadering"<br />

zich niet OP' een historisch geworden beheersrecht<br />

kan beroepen. Want een beheer duurt slechts voort zoolang


14<br />

de persoon, wiens zaken beheerd worden - het geval van<br />

onmondigheid daargelaten - zulks blijft wenschen. Van een<br />

recht op beheer van eens anders grond, door venanng<br />

verkregen, kan dus ook nimmer sprake zijn.<br />

DE TOESTAND SINDS 1903.<br />

In het jaar 1903 werd een mij'lpaal gezet m de geschiedenis<br />

der erfgooiersquaestie, evenals i.n de jaren 1836-<br />

'43, toen, als gezegd, de erfgooiersgronden gescheiden werden<br />

tusschen het Kroondomein en de gerechtigden. In 1836-<br />

'43 verkreeg het Domein een deel dier gronden voor zich<br />

en verw:ijderde zich van het terrein van den strij'd , waar<br />

nu voortaan aileen de gemeenten, vertegenwoordigd doo>r<br />

de V ergadering van Stad en Lande, met de erfgooiers<br />

overbleven.<br />

In het jaar 1903 w:ierpen de erfgooiers het juk van de<br />

,Vergadering" openlijk af en kozen zij hun eigen b estuur,<br />

in verschillende daartoe in elik der Gooische gemeenten<br />

bijeengeroepen vergaderingen.<br />

Nadat door dit bestuur eenige maanden aan de inwendige<br />

organisatie waren b esteed, brak de 1 Mei 1904 aan, zijnde<br />

de ,schaardag", of dag waar·OP het vee van de stallen naar<br />

de weide wordt geleid.<br />

N aar lu-id van een ,Schaar brief" of W eidereglement,<br />

gelijk van ouds door de gerechtigden bij wijze van overeenkomst<br />

pleegde te worden vastgesteld, doch die in de<br />

laatste tientaUen van jaren door de ,Vergadering" eigenmachtig<br />

en zonder de erfgooiers daarin te kennen was gewijzigd,<br />

behoorde voor dk beest, dat op• de weide werd<br />

gebracht, zeker bedrag (eenige guldens) te wo-rden betaald<br />

aan de weide-opzichters of meentmeesters. BiJ gebreke daarvan<br />

- aldus de schaarbrief - zoude zoodanig beest van<br />

de weide krmnen worden verw:ijderd, in bewaring gegeven<br />

(,geschut") en bij gebreke van betaling van gemeld bedrag<br />

met de boete ad f 40 na 14 dagen voor rekening van<br />

den eigenaar kunnen worden verkocht.<br />

N u werd in het jaar 1903 eene procedure gevoerd over eenige<br />

op die wijze ,geschutte" dieren . De meentmeesters der ,Vergadering"<br />

hadden die volgens gemelden ,schaarbrief" in bewaring<br />

gegeven bij twee kasteleins, te Blaricum' en te H uizen.<br />

V 66r evenwel de dag van verkoo;p was aangebroken, vorder-


15<br />

den de eigenaars dier dieren dezelve in rechten als hun<br />

eigendom op .van die kasteleins, na daarop te voren revindicatoir<br />

beslag te hebben gelegd. De kasteJ.eins riepen daarop<br />

de meentmeesters in het ..g,cding, die hunnerzijds hun recht<br />

op dat schutten s~aande hielden. De Vergadering van Stad<br />

en Lande mengde zich niet in den strijd, de meentmeesters<br />

verklaarden zelfs uitdrukke1ijk niet voor iemand anders, 'tzij<br />

voor die , V ergadering", 'tzij' voor de gemeenten op te<br />

treden, doch persoonlijk en in prive · te zijn verschenen.<br />

Geen wonder dan ook, d.lt deze poging van de meentmeesters,<br />

om hun recht te handhaven, faalde, doordien de<br />

Rechrt:bank besliste, dat, ook a! hadden de meentmeesters<br />

eenige bevoegdheid geha:d om te handelen gelijk zij<br />

deden, die bevoegdheid hun toch aileen kon toekomen in<br />

hun hoedanigheid van meenrmeesters, in welke hoedanigheid<br />

zij evenwel niet verschenen waren. Mitsdien beval de Rechtbank<br />

de 1teruggave van het vee aan de eigenaren en veroordeelde<br />

zij de kasteleins in een klein deel, de meentmeesters<br />

in het verdere van de zeer aanzienlijke proceskosten.<br />

Deze proceskosten zij'n ten slotte weder door deze daartoe<br />

veroordeelde par.tijen betaald uit de kas der ,Vergadering<br />

van Stad en Lande", die daartoe zelfs eene leening van<br />

f 2000 moest sluiten.<br />

Het gerucht ging daarop, dat de meentmeesters door eene<br />

fout of vergissing het proces .verloren hadden, door te verzuimen<br />

in hunne hoedanigheid als zoodanig in rechten op<br />

te komen.<br />

Blijkbaar met meer grond _hield de winnende partij echter<br />

staande, dat die meentmeesters met opzet aileen persoonlijk<br />

in het geding waren verschenen, omdat hun hoedanigheid<br />

door hen aileen kon worden afgeleid van de ,Vergadering<br />

van Stad en Lande" of van de gemeentebesturen, terwijl deze,<br />

hun lasthebbers, geen lust gevoelden in het geding te<br />

worden betrokken. Daardoor toch zoude oo.k de bevoegdheidsvraag<br />

dier ,Vergadering' aan het .oo.rdeel des rechters.<br />

zijn onderworpen, en daaraan bleek di't lichaam zich bij<br />

voorkeur niet te willen blootstellen. De Vergadering betaalde<br />

de proceskosten - ten laste van de penningen der erfgooiers<br />

- en zeide .tot de buitenwereld: de meentmeesters.<br />

zijn in het proces tengevolge eener vergissing veroordeeld,<br />

maar wij, de ,Vergadering", hebben bij het proces niets.<br />

verloren, want wij· zijn er niet bij' geweest.


16<br />

HQe dit zij, aa:n een verdere toepassing van dat recht<br />

van ,schutten", QVerblijfsel van oude tijden, dat met onze<br />

wetgeving niet meer te rijmen is, bleek door deze procedure<br />

tach afdoende de pas afgcsneden. Andere maatregelen<br />

om de.inning van bovengenoemde bedragen, het z.g. ,schaargeld",<br />

te verzekeren, gaf de schaarbrief niet aan de hand.<br />

Er bleef der ,Vergadering" dus niets anders over dan het<br />

,schaargeld", hetwelk vrijrwillig werd betaald, dankbaar in<br />

Qntvangst te nemen .en het niet betaalde af te schrijiVen.<br />

In dien geest uitte zich dan QOk de , V ergadering" op<br />

28 April 1904 te Naarden gehouden. Door eenige daarbij'<br />

aanwezige meentmeesters werd tQen gevraagd, hoe zij op<br />

den aan~taanden 30 April (schaardag) moesten handelen met<br />

vee, waarvQor aan hen niet was betaald en dat dus niet ten blijke<br />

daarvarn door hen was gemerkt (gebrand). De voorzitter en<br />

het meerendeel der vergadering bleken van oordeel, dat de<br />

meentmeesters, ook ter bevordering van rust en orde, zoodanig<br />

vee niet metterdaad van de weide moesten trachten<br />

te weren, doch het, zij het onder protest, toelaten. Een<br />

bepaald besluit werd daaromtrent .niet genomen; maar de<br />

meentmeesters waren nu toch bekeil.d met de gezindheid van<br />

de meerderheid hunner Iastgevers, en hadden zich. mitsdien<br />

daai-aan te houden. De ,schaardag" had dan .ook in alle<br />

gemeenten een VQlkomen ordelijk en rustig verloop, doordien<br />

elk der partijen zijn vee op' de weide bracht zonder<br />

de tegenpartij te beletten of te belemmeren desgdijks te<br />

doen, met uitzondering alleen van de gemeente Blaricum.<br />

Deze gemeente bood in den vroegen ochtend (5 uur des<br />

morgens) van den 30sten April een eigenaardig schouwspel.<br />

Daar waren alstoen de verschillende hekken (een vijftal),<br />

toega:ng gevende tot de wei de of ,meent", afgesloten met<br />

zware kettingen met sloten. Bij die hekken waren orpgeste!d<br />

twee gemeente- en een twaalftal rijksveldwachters,<br />

dezen met karabijnen. Ter hunner huisvesting dienden strooien<br />

wachthuisjes, bij die hekken geplaatst. In de nabijheid der<br />

. hekken bevQnden zich ook het lid der V ergadering, de<br />

Heer A. A. H. HQsang, tevens Burgemeester van Blaricum,<br />

alsmede een der mecntmeesters, de Heer T. de Graaf.<br />

Deze personen hadden zich te middernacht in de nabijheid<br />

dier hekken opgesteld en warcn daar in den vroegen ochtend<br />

nog aanwezig. Weldra bleek, dat de sleutels van de sloten<br />

in hand en waren van de veldwachters; dezen openden die


17<br />

sloten en de hekken om koeien door te laten, ,gebrand"<br />

van wege de ,Vergadering", sloten daarna 'hek en slot en<br />

openden beide niet voor vee, hetwelk niet van wege de<br />

,Vergadering", doch van wege het ,Hoofdbestuur der Gerechtigden<br />

tot de gemeene heiden en weiden" was ,gebrand";<br />

met name werd eene koe van den wethouder van Blaricum<br />

K. Borsen buitengesloten; de begel


18<br />

eene tijdelijke schikking tusschen partijen tot stand, zoodat<br />

aile vee nu op de meent kon komen.<br />

Ter beoordeeling van ecn en ander moge nog de aandacht<br />

worden gevestigd op het volgende:<br />

1°. Op de missive van den Minister van Binnenlandsche<br />

Zaken, hier in haar geheel overgedrukt:<br />

Bijlage Hand. Ilde Kamer, 1904 A p. 72.<br />

No. 5599.<br />

Afdeeling B.B.<br />

Gemeenc heiden<br />

en weiden van Gooiland.<br />

's-Gravenhage, 21 J uli 1903.<br />

Aan hem, die door Hare Majesteit de Koningin benoemd<br />

is tot Burgemeester der gemeente (voor elk den naam der<br />

gemeente in te vullen), w.ordt d.oor de Vergadering van<br />

Stad en Lande van Gooiland bevoegdheid geschonken om<br />

in haar midden zitting te nemen.<br />

Maakt hij van deze bevoegdheid gebruik, z.oo deed hij<br />

dit geheel op eigen verantwoordelijkheid.<br />

Hij ontving hiertoe noch van de Regeering, noch van<br />

de provinciale autoriteit eenig verlof of eenige machtiging<br />

hoegenaamd.<br />

In verband met de bestaande rechtsgeschillen over de<br />

gemeene heiden en weiden van Gooiland, zou het mij voor<br />

een magistraa-tspersoon gewenscht voorkomen, dat hij, ter<br />

betere handhaving van zijn onpartijdig standpunt, van deze<br />

bevoegdheid geen gebruik maakte, of zelfs, al hlaakte hij<br />

hiervan to't dusver gebruik, er voortaan van afzag.<br />

Dit oordeel wordt vooral gemotiveerd doo,r de omstandigheid,<br />

dat meentmeesters in .meer dan een geval de hulp<br />

van den Burgemeester als hoofd der politie hebben ingeroepen,<br />

om overtreding van de bepalingen van den schaarbrief<br />

van 14 Februa:ri 1895 door het optreden van politiemacht<br />

1:egen te gaan. Vooral hierdoor toch lwmt een Burgemeester,<br />

die eigener beweging zitting nam in de Vergadering<br />

van Stad en Lande van Gooiland, in eene gedwongen<br />

positie, en laadr zoo Iicht den schijn op zich<br />

van met zijn burgerlijk ambt privaatrechtelijke regelingen, tot<br />

wier vaststelling hij zelf meclewerkte, te willen handhaven.<br />

Zoolang echter door U een van privaatrechtelijk~ zijde<br />

toegekende bevoegdheid, krachtens U we persoonlijke keuze


H1<br />

en op U we uitsluitende persoonlijke verantwoordelijkbeid<br />

aanvaard werd, komt bet mij in elk geval noodzakelijk voor,<br />

dat de door U of U we ambtgenooten ui.t te oefenen politiemacht<br />

ten deze met de grootste discretie en in alle betrokken<br />

gemeenten op eenparige wijze en binnen dezelfde<br />

grenzen worde uitgeoefend.<br />

De bulp der politie is ingeroepen om te voorlwmen, dat<br />

niet v66r den door meentmeesters bepaalden dag, en op<br />

dien dag zelven niet anders dan volgens hunne bepalingen<br />

gebrand vee, op de meem wordt gebracbt.<br />

De schaarbrief bovengenoemd geeft echter in artikel 11<br />

zelf de wijze aan, waarop de dienaangaande getroffen regeling<br />

te handhaven is. Tegcn den wil van meentmeesters ingebracht<br />

vee wordt door hen van de weide afgehaald, in<br />

bewaring gegeven en na 14 dagen voor rekening van den<br />

eigenaar verkocbt. De overtreder is bovendien gehouden<br />

schade en kosten te verg-oeden en veertig gulden boete<br />

voor elk stuk vee te betalen. Het mag uit dien hoofde<br />

volkomen overbodig worden geacht, dat de politie den<br />

sterken arm leent om bet inbrengen van zoodanig vee te<br />

voorkomen.<br />

van optreden der politie kan alleen dan sp!Take zijn<br />

indien hetzij v·erbreking van afsluiting, vernieling of eenig<br />

ander strafbaar feit pLaats grijpt, betzij indien tusschen hen<br />

die bet vee in willen brengen of ingebracbt bebben, en<br />

anderen di·e zulk inbrengen pogen te beletten of bet ingebracht<br />

vee willen verwijderen, eene gewelddadige botsing<br />

ontstaat of dreigt.<br />

In beide onderstelde gevallen behoort de politie niet anders<br />

op _te treden dan gelijk zij in soortgelijke gevalilen pleegt<br />

te doen. In bet eerste geval kan, voor wover de poli.tie<br />

tegenwoordig zijnde, er niet in slaagde van bet strafbare<br />

feit te doen afzien, met bet opmaken van proces-verbaal<br />

worden volstaan, in bet tweede geval zal baar O\Ptreden,<br />

ge1ijk steeds, er op gericbt moeten zijn om gewelddadige<br />

botsing te voorlwmen of, greep ze plaats, er een einde<br />

aan te maken.<br />

In dit laatste geval kan tevens ter sprake komen bet<br />

vorderen van krijgsmacht, bijaldien de botsing van uitgebreiden<br />

aard mocht zijn, en de plaatselijke politiemacbt, ter<br />

bereiking van bet voorgestelde doel te zwak is, en niet<br />

tijdig genoeg door Rijksp•olitie versterkt wordt.


20 -<br />

w .ordt eenparig naar dezen drievoudigen regel gehandeld:<br />

1. dat de politie zich niet leent om het inbrengen van<br />

vee op de meentweiden te verhinderen, maar de handhaving<br />

der bepalingen dienaangaande aan de meentmeesters<br />

overlate;<br />

2. dat de politie wegens verbreking der afsluiting of vernieling<br />

pr.oces-verbaal opmake;<br />

3. dat de ·politie geen geweld gebruikt dan omJ vechtpartijen<br />

tusschen de twee groepen van elkaar af te houden,<br />

of raken zij handgemeen, aan de worsteling een einde te<br />

maken, dan zal de Burgemeester in niets zijn te koTt geschoten<br />

en tevens allen schijn vermijden alsof hijl in zijn<br />

ambtelijke hoedanigheid een privaatrechtelijke regeling, waartoe<br />

hij zelf persoonlijk medewerklt, tracht te handhaven.<br />

De Minister van Binnenlandsche Zaken<br />

(w. g.) KUYPER.<br />

2°. dat verscheiden van de genoemde hekken, waaronder<br />

bet z.g. Blaricummerhek, in de nabijheid van hetwelk de<br />

Heer FLoris Vos werd gearresteerd, staat in een openbaren<br />

weg. Artikel 24 van het Provinciaal Reglement op de wegen<br />

in N.oord-HoJ.land van 1893 nu bepaalt, dat het vrije verkeer<br />

d.er openba:re wegen aileen mag worden belemmerd<br />

met toestemming van Burgemeester en Wethouders, of in<br />

spoedeischende gevallen van den Burgemeester; de Heer<br />

A. A. H. Hosang, toestemming verleenende tot afsluiting<br />

der hekken in openbare wegen, ha.d zulks gedaan wnder<br />

daar.over zijne wethouders te raadplegen, wetende dat dezen<br />

deel uitmaakten van het oppositie-bestuur, en dat die afsluit·ing<br />

dus onder meer strekte om ooli het vee van die wethouders<br />

van de meent te weren; in de gemeente Blaricum<br />

bestond evenwel elk oogenblik geLegenheid orn de beide wethouders<br />

bijeen te roepen, het g•eval dezer afsluiting was<br />

ook verre van onvoorzien, en dus geenszins ,spoedeischend",<br />

zoodat ook ,bij die afsluiti.ng de .wet was overtreden.<br />

3°. dat later werd beweerd dat die afsluiting moest<br />

worden verklaard uit vrees voor ordeverstoring. Bijl het bestaan<br />

van een geschil van burgerlijk recht echter zoude<br />

zoodanige vrees, ook al was zij' gegrond, er toch nirnmer<br />

toe mogen leiden om de eene partijl te beschermen en de<br />

andere te onderdrukken; maar ook die vrees voor ordever-


21<br />

storing was eene jjdele, omdat de openbare orde blijkbaar<br />

het minst bedreigd werd als beide partijen hun vee ongehinderd<br />

op de meent · konden brengen - zooals ook blijkt<br />

uit hetgeen in andere gemecnten geschiedde - terwijl integendeel<br />

het vertoon van politie eenige nieuwsgierigen<br />

lokte: van de belangheb'benden van beide partijen zelven<br />

waren .in dien vroegen ochtend en ook later bijl de eem.zaam<br />

gelegen meent hoogstens een twintigtal aanwezig. Een enkele<br />

agent, voor surveillance, ware in elk geval ruirn voldoende<br />

geweest; da:t er eene brigade van die rustbewaarders was<br />

opgeroepen om de hekken met de in hun handen geste1de<br />

sleutels alleen te openen voor de partij· 'der Vergadering,<br />

en voor de 'iegenpartij gesloten te houden, kon niet met<br />

vrees voor ordeverstO'r.ing worden verdedigd.<br />

Nadat op deze wij.ze de eerste schaardag, van 30 April<br />

1904, was v.o.orbijgegaan, brak de tweede schaa.rdag, van<br />

11 Mei 1904, aan. Deze schaardag verliep weder rustig<br />

in de gemeenten, waar beide partij.en hun vee ongehinderd<br />

op de meent brachten; hij1 bracht weer onrust daar, waar<br />

de op-positiepartij met politiehulp werd geweerd, zijnde te<br />

Blaricum, en ditmaal ook te Hilversum.<br />

Te Blaricum was _de belemmering thans minder emstig<br />

dan de vorige maaL De stra,ks vermelde tijdelijl(e schikking<br />

toch, naar aanleiding va:n het op den eersten schaardag<br />

geeurde na de komst van den Officier van J ustitie<br />

getroffen, en welke ook voor den tweeden schaa:rdag van<br />

kracht .was, hield in, dat de nieuwe partij· haar vee, door<br />

haar eigen Hoofdbestuur gemerkt of geb'rand, op de meent<br />

zoude kunnen brengen, terwijl het geld, dat voor he t ter<br />

weide breng.en van elk dier beesten pleegde te WO'rden<br />

berekend, door de zorg van den Heer Officier van Justitie<br />

aa:n de meentmeesters van het oude bestuur (d'. i. van de<br />

Vergadering) werd betaald. Zoodoende betaalde de nieuwe<br />

partij ook aan haar eigen meentmeesters, en ontving de<br />

oude partij toch het geld, waarop zij aanspraak maakte, van den<br />

Heer Officier va:n Justiti.e. Uit kracht van die schikking<br />

moest elke belemmering van den toegang door de hekken<br />

nu blijvend zijn opgeheven.<br />

T.och was er omstreeks 8 Mei 1904 op de publieke aanplakborden<br />

in de gemeente Blaricum eene aankondiging<br />

aangeplakt van den volgenden inhoud:


22<br />

De meentmeesters T. de Graaf, G. de Jong, Wt. Keijer,<br />

D. Brasser, C. van den Brink Gz. en H. Smit, van de<br />

Vergaderi:ng van Stad en Lande van Gooiland,<br />

maken b.ekend :<br />

dat geen vee op de Meent wordt toegelaten zonder betali:ng;<br />

dat bij hen gelegenheid hestaat tot branding;<br />

dat, nu toch i e d e r e e n betalen m ·O e t, het b'eter is bij<br />

hen te laten branden, zoo voor hen, als de beesten.<br />

Alles moet dus betaald zijn voor 11 Mei a.s.<br />

De Meentmeesters voornd·.,<br />

(get.) T. DE GRAAF.<br />

G. DE JONG.<br />

W. KEI]ER.<br />

D . BRASSER.<br />

C. VAN DEN BRINK Gz.<br />

H. SMIT Hz.<br />

Gezien<br />

De Burgemeester va:n Blaricum<br />

(w. g.) HOSANG.<br />

en waren op den 11 Mei 1904 de hekken weder met ketti:ngen<br />

gesloten en met een gelijk aantal veldwachters als<br />

te voren bewaakt, terwijl ditmaal de hekken door boerenarbe~ders-sleutelbewaarders<br />

ook voor erfgooiers va:n de<br />

nieuwe partij, zij het dan na veel onderhandelingen en<br />

moeite, werden geopend, wanneer deze de quitantie voo-r aan<br />

hnn meentmeesters (d. i. de nieuwe) betaald schaargeld<br />

vertoonden; aileen aan vijf koeien, toebehoorende aan drie<br />

erfgooiers - hoofdma:nnen der nieuwe partij' - werd de<br />

toegang gewei•gerd op grond van bepalingen van den<br />

,schaar brief" der , V ergadering".<br />

Deze handelwijze was in volkomen strijd met de getroffen<br />

schikking. De zinsnede toch in de v.oormelde aankondig'ing:<br />

,zoo voor hen als de bcesten" b'evat een vrij onbedekte<br />

hedreigimg of intimidatie, temeer nu juist eenige dagen geleden<br />

te H uizen in den nacht van twee koeien der nieuwe<br />

partij' de pluimen der staarten waren afgesneden; (terloops zij<br />

hier nog vermeld dat de eigenaar dezer dieren, D. Brasser te<br />

H uizen, daarvan aangifte do en de bij' den Burgemeester van<br />

H uizen, H ulpofficier van J ustitie, van dezen ten antwoord


23<br />

ontving: ,Brasser, daar kan ik je niet in assisteeren, omdat<br />

het vee ongerechtigd op de meent loopt, en ik je zelf verleden<br />

als hoofd van de Politic heb gewaarschuwd, dat ik<br />

niet voor de gevolgen kan instaan, als gij ze niet door de<br />

oude meentmeesters liet branden"); maar voorts was de<br />

belemmeri.ng ook daarom in strijd met de getroffen schikking,<br />

omdat de oude meentmeesters toch reeds zeker waren<br />

de gelden, waarop zij aanspraak maakten, van den Officier<br />

van J ustitie te ontvangen en het .doel der schiklcing juist<br />

was om alle bemoeiingen van de meentmeesters der oude<br />

partij met de erfgooiers der nieuwe uit te sluiten en elke<br />

afsluiting der hekken op te heffen. Erger nog was het<br />

weigerern van vijf beesten op gr.ond van den ouden ,schaarbrief",<br />

omdat d~ getwffen schikking de bepalingen van<br />

dien ,schaarbrief" in elk geval tij'delijk - 'immers voor<br />

deze schaardagen - buiten werking stelde. Immers de<br />

ga.nsche schikking was in strijd met den ,schaarbrief".<br />

N og duidelijker ongegrond eindelijk dan op 1 Mei was de<br />

beweri:ng, dat de hekken van wege het ,spoedeischende"<br />

va:n het geval en van wegc de ,openbare orde" door den<br />

Burgemeester moesten worden afgesloten, nu toch juist de<br />

schikking was getroffen, krachtens welke beide partijen ongehinderd<br />

op de meent zouden komen.<br />

De eigenaars van twee der beesten, welken op de wijze als<br />

voren de toegang tot de meent werd ontzegd, hebben deswege<br />

ee:n procedure tot schadevergoeding ingesteld bijl de ·<br />

Arrondissements-Rechtbank te Amsterdam, tegen C. de Graaf<br />

en de vijf anderen, in de aankondiging als meentmeesters<br />

genoemd, van wie die daad was uitgegaan, alsmede tegen<br />

de gemeente Blaricum, dit laatste op grond van de onrechtmatige<br />

daad van haar Burgemeester. Dit proces is nog<br />

ha:ngende.<br />

"<br />

Als slot van dit stuk historic moge de vermelding komen<br />

van de gebeurt·enissen te Hilversum! op 11 Mei en volgende.<br />

Het gemeentebestuur van Hilversum werd bij• voortduring<br />

geslingerd tusschen het goede, d. i. _geen politic te gebruiken<br />

om een civiele quaestie in haar voordeel op te lossen, en het<br />

kwade, d. i. zulks wei te doen.<br />

Op 30 April 1904 was te Hilversurn op de meent geen<br />

politic; beide · partij~ brachten hun vee op de meent, alles<br />

verliep im. voorbeeldige rust. Op 11 Mei 1904 was dat


24<br />

anders: meer dan waarschijnlijk door he: voorbee:d van<br />

Blaricum daartoe verleid, wilde men bet nu ook eens· te<br />

Hilversum met politie prJbeeren. Het was dan ook hard<br />

voor Hilversum te moeten aanzien, dat de oude partij' te<br />

Blaricum, zij bet door machtmisbruik, zich de gelden verzekerd<br />

had, waarop z'ij ter zake van bet vee der jonge<br />

partij van deze aanspraak maakte (zijnde eene som van<br />

f 1672,86), terwijl de oude partij te Hilversum, door zich<br />

behoorlijk en conform bet op de vergadering van Stad<br />

en Lande van 28 April 1904 behandelde te gedragen, niets<br />

zou krijgen. Hoe dit ook zij, op 11 Mei 1904 z·ette de<br />

politie bet deel der meent, waartoe de brug over de<br />

Karnemelksloot toegang gecft, af; politieagenten p:akten<br />

biljetten aan, houdende dat op dat deel aileen de oude<br />

partij werd toegelaten.<br />

Op 16 Mei 1904 vervoegden eenige !eden van het Hoofdbestuur<br />

en hun raadsman zich deswege bij den Burgemeester<br />

en den Commissaris van P.olitie te Hilversum; daar werd<br />

hun medegedeeld, dat pe politie op de meent was geposteerd<br />

op verzoek van de meentmeesters der oude partij,<br />

die politie-assistentie hadden verzocht; hierop gaven voornoemde<br />

Hoofdbestuursl·eden hun voornemen te kennen orn<br />

de afsluiting bij de Karneme!ksloot op te ):leffen door bet<br />

slot te doen opendraai·en en bet hek te openen, en verzochten<br />

zij te dien einde eveneens politie-assistentie; na eenige beraad<br />

werd o.ok deze politie-assistentie verleend in den persoon<br />

van den Hoofdcommissaris, die zelf de !eden naar bet<br />

terrein vergezelde. Op volkomen ordelijke wijze, nadat de<br />

medegekomen smid verschillende sleutels geprobeerd en daaraan<br />

gevijld had, werd bet slot en bet hek daarop geo·pend.<br />

De Commissaris constateerde op verzoek van de oude<br />

meentmeesters, dat bet slot was geo.pend ,door rniddel van<br />

een valschen sleutel, die op bet terrein pasklaar was gemaakt".<br />

Zoodra bet hek geopend was, werden de koeien<br />

van de nieuwe partij - eenige honderden - daardoor gejaagd<br />

op bet tot dusver voor die partij· gesloten gedeelte,<br />

waar bet beste gras was.<br />

Toen ook dit geschied was, deelde de Commissaris aan<br />

de !eden van bet Hoofdbestuur mede, dat de meentmeesters<br />

van :de oude partij voor verdere politie-assistentie hadden<br />

bedankt, dat hij dus zijne dienaren zoude terugtrekken, tenzij<br />

de nieuwe partij hunne hulp meende te behoeven. Het<br />


25<br />

Hoofdbestuur verklaarde eYenwel de bemoeiingen van de<br />

politic in de erfgooierszaak zoo ongewenscht te achten, dat<br />

het dit - zeer correcte - aanhod onder dankbetuiging<br />

van de hand moest wijzen.<br />

Aldus kwamen op den 16 Mei 1904 de koeien der nieuwe<br />

partij op de meent en verwijderde de politic zich van daar.<br />

Wie nu echter mocht meenen dat de politic te Hilver·<br />

sum omtrent het door haar in te nemen standpunt voor<br />

goe


26<br />

quaestie verscheen dan .ook op 17 J uni 1904 de Cornmissaris<br />

van Politic van Hilversum des avonds bij den Heer<br />

E. de Groot te \Vestbroek, die den bewusten stier, die<br />

in dien tijd al weder in andere handen was geweest, had<br />

gekocht. De stier werd ,ten dienste van de justitie" in<br />

beslag genomen en naar Hilversum gevoerd. De oude partij<br />

had zich dus weer eens kunnen doen gelden. Eene week<br />

later werd de stier echter weer aan den Heer E. de Groot<br />

teruggeven, nadat hij op het politiebureau te Hilversum<br />

door de belanghebbenden was herkend. Van eene strafvervolging<br />

wegens ,diefstal" van dien stier is sedert niets<br />

vernomen.<br />

Vanaf dat tijdstip bleek d


27<br />

son en gericht, die zich bij Van N es in huis bevonden, en zoo<br />

waagden de politiedienaren bet, zich van de bewuste tent<br />

meester te maken en haar uit bet huis van Van N es te<br />

voeren.<br />

De tent werd daarop weder aan genoemden Klaassen<br />

teruggegeven en na twee of drie dagen weer op de oude<br />

plaats gezet ten gebrui•ke der politic. De politic had zichzelve<br />

,recht" verschaft en nam zelfs niet de moeite om met die<br />

tent te handelen gelijlk met stukken van overtuiging pleegt<br />

te geschieden.<br />

Allengs verminderde echter weder bet optreden van de<br />

politic; terwijl zij' eerst b.v. had b'elet dat koei·en, van wege<br />

bet Hoofdbestuur gemerkr, op de meent werden gebracht,<br />

begon zij zulks weder toe tc laten; ook de sterkte der<br />

politiebewaking werd verminderd; ten slotte bleven aileen<br />

nog een paar agenten .op de meent over (agenten die de<br />

woning van gemelden opzichter Klaassen bewaalkten buiten<br />

rekening gelaten), en ook deze agenten zijn vertrokken nadat<br />

bet Hoofdbestuur zich g~noopt had gezien om den Com·<br />

missaris van Politic te Hilversum bet expl.oit te laten doen,<br />

waarvan de woordeLijke inhoud bier volgt:<br />

In den jare negentien honderd en vier, den twintigsten<br />

Augustus, ten verzoelke van 1. Floris Vos, erfgooier, w.onende<br />

te Naarden op bet landgoed ,Oud Bussem", 2. Jan<br />

Majoor Jacobuszoon, erfgooier, wonende te Laren, 3. Adrianus<br />

Nicolaas Veen, fabrikant, wonende te Hilversum,<br />

4. Jan Brouwer Jacobszoon, erfgooier, wonende te Hilver·<br />

sum. 5. Jacob Glazemaker, wonende te Hilversum, 6. Willem<br />

Veerman, wonende te Huizen, 7. Gerrit Brasser, wornende<br />

te H uizen, 8. Steffen de J ong, Wethouder, wonende te<br />

Blaricum, 9. Jacobus Krij'nen, wonende te Naarden, 10.<br />

Cornelis Willernszoon de Gooij'er, wornende te Naarden, 11.<br />

Pieter van den Brink Corneliswon, wonende te Laren, 12.<br />

Gerrit Dekker Willernszoon, wonende te Bussum, 13. Christiaan<br />

Lambertus Velthuij'sen, Burgemeester, wonende te Laren,<br />

14. Willem Pandelaar Willemszo,on, wonende te Laren, 15.<br />

Albertus Perk, wonende te Hilversum, 16. Jacobus Bus,<br />

wonende te Bussum, 17. Klaas B.orsen, Wethouder, wonende<br />

te Blaricum, 18. Antonie Vos, wonende te Huizen, 19. Bertus<br />

Vos, wonende te Blaricum, zoo in prive en als in hoedanigheid<br />

van· en als te zamen uitma:kende bet Hoafdbestuur


28<br />

van de gerechtigden tot de gemeene heiden en weiden van<br />

Gooiland, waarvan dele requirant Voorzitter, de 2e requirant<br />

Vice-Voorzitter en de 3e rcquirant Penningmeester is, als<br />

zoodanig benoemd en gekozen door het college van gemachtigden<br />

van die gerechtigden in de vergadering van dat<br />

college van den eers~en October negentien honderd en dric,<br />

welk college op zijn bet


29<br />

verder beheer of andere bemoeiing met de gemeene heiden<br />

en weiden van Gooiland, tot welke de meent onder HiJversum<br />

behoort;<br />

dat bij gemeld exploit verschiHende gronden voor die<br />

aanzegging werden medegedee1d, waaronder deze, dat de<br />

gemeentebesturen, die genoemde ,Vergadering" heblben gekozen,<br />

zulks hadden geda.n zonder de in artikel 121 der<br />

Gemeentewet vereischte machtiging en goedkeuring van Gedeputeerdc<br />

Staten van Noord-Holland, en die keuze in elk<br />

geval reeds hierom alle beteekenis mist;<br />

dat aan die gronden ten deze nog kan worden toegevoegd,<br />

dat de gemeente Laren niet meer medewerkt tot<br />

het kiezen dier ,Vergadering" en haar Burgemeester deel<br />

uitmaakt van het door en uit de erfgooiers zelven gekozen<br />

bestuur over de gemeene gwnden, zijnde mijne requiranten,<br />

zoodat de daardoor incompleet geworden ,Vergadering"<br />

in elk geval ook daarom niet meer kan optreden;<br />

dat, gelijk aan gelnsinueerde uit een en ander kan blijken,<br />

en hem ook van elders bekend zal zijn, tusschen mij'ne<br />

requiranten en de door .dezen vertegenwoordigde erfgo.oiers<br />

eenerzijds en voornoemde zestien personen en de door dezen<br />

vertegenwoordigde gemeentebesturen, waaronder dat van Hilversum,<br />

anderzijds, een burgerrechtelijk verschil bestaat,<br />

onder meer over de vraag wie van beide partijen bevoegdheid<br />

heeft de gemeene gronden te beheeren en te besturen,<br />

welk geschil wordt aangeduid als ,erfgooiersquaestie";<br />

dat over en in verband met dit geschil ,onderscheidene<br />

rechtsgedingen aanhangig zijn, terwijl door beide partijen<br />

stappen zijn gedaan om hetzelve door eene minnelij'ke regeling<br />

tot oplossing te brengcn;<br />

dat in afwachting van deze, dit verschil volgens artikel<br />

153 der Gwndwet, als betreffende burgerlijke rechten, bij<br />

uitsluiting behoort tot de kennisneming van de rechterlijke<br />

macht en niet tot die van gelnsinueerde en zijne onderhebbende<br />

dienaren van politic;<br />

dat immers de politic zich niet mag leenen om de aanspraken<br />

van de eene partijl te handhaven en de uitodetning<br />

der aanspraken door de tegenpartij te verhinderen, gdijk<br />

zulks na te laten overal bij de politic gebruikelijk is en<br />

hare verplichting daartoe ook blijkt uit missive van den<br />

Minister van Binnenlandsche Zaken, No. 5599, Afdeeling<br />

B.B., in bijlagen Hand. II~ Kamer 1904, A. p. 72;


30<br />

dat hierin geene verandering kan worden gebracht door<br />

het feit dat de gemeente Hilversum zelf of leden van haar<br />

bestuur tot eene der partijen behooren, daar deze omstandigheid<br />

veeleer tot een nog nauwkeuriger inachtneming van<br />

de striktste onpartijdigheid zoude moeten nopen;<br />

dat nu echter, hoewel de ,Vergadering van Stad en<br />

Lande", waartoe .ook de Burgemeester en afgevaardigden<br />

der gemeente Hjlversum behooren, tot heden geen termen<br />

heeft gevonden de tusschenkomst des burgerlijken rechters<br />

omtrent voorschreven geschil in te roepen, hetwelk alzoo<br />

nog hangende is, de gelnsinueerde sinds een aantal weken<br />

heeft kunnen goedvinden om met gebruikmaking van de<br />

diensten . zijner onderhebbende dienaren van politie, eene<br />

feitelijke en gewelddadige opl.Jssing van dat verschil ten<br />

bate dier ,Vergadering" dour te drijven;<br />

dat gelnsinueerde daartoe vooreerst zijne bemo·eiingen van<br />

politic uitstrekt tot de ,meent", zijnde een aan alle kant en<br />

afgesloten privaat terrein, ahvaar dezelve althans aan de<br />

partij mijner insinuanten in hooge mate ongewenscht zijn,<br />

ook omdat zij ordeverstoring in de hand werken;<br />

dat dit laatste wel het best blijkt uit het feit, dat op<br />

dertig April negentien honderd vier, zijnde de eerste schaardag,<br />

bij afwezigheid van politic, het vee van beide partijen<br />

door elk hunner in volkomen orde en eendracht op de<br />

meent werd gebracht, terwijl ordeverst.oring en tweedracht<br />

ontstonden van het .tijdstip, dat de partij der ,Vergadering",<br />

zich sterk gevoel.ende door de verkregen politiehulp, dezelve<br />

bezigde om gedeelten der meent aan het algemeen gebruik<br />

door de erl:gooiers te onttrekken;<br />

dat voorts gelnsinueerde zijne agenten leent om de partij<br />

mijner insinuanten op verzoek van de partij der ,Vergadering"<br />

van de meent te doen verwijderen, teneinde deze laatste het<br />

rustig bezit van dezen grond te doen hebben, hetgeen, als<br />

gezegd, alleen des burgerlijlken rechters is;<br />

dat eindelijlk gelnsinueerde zich zelfs niet heeft ontzien<br />

om zaken, zooals op zeventien J uni negentien honderd vier<br />

een stier en op zes en twintig Juli negentien honderd vier<br />

eene tent, ten aanzien .van welke alleen de burgerrechtelijke<br />

vraag kon rijzen, of die door mijne insinuanten, optredende<br />

voor de erfgooiers, al dan niet terecht in beheer werden<br />

gehouden, aan mijne insinuant.en te ontnemen onder het<br />

nietige voorwendsel, dat die voorwerpen aan de tegenpartij


31<br />

waren ,ontstolen", hoewel he~ aan een ieder bekend was,<br />

dat insinuanten zich die zaken nimmer hebben willen toeeigenen;<br />

dat gelnsinueerde, Qm zijn laatste omschreven doe! te bereiken,<br />

misbruik heeft gemaakt van bevoegdheden, hem<br />

door zijn ambt geschonken, als bet binnentreden eener woning<br />

tegen den wil van den bewoner, het forceeren van<br />

.den toegang tot dezelve, het bezigen van middelen, geschikt<br />

om vrees aan te jagen, zooals met scherp geladen en gerichte<br />

karabijnen;<br />

dat dus gelnsinueerde, die de partij mijner insinuanten<br />

talrijke malen met toepassing der strafwet heeft bedreigd,<br />

zelf door misbruik van zijn gezag als commissaris van politie<br />

de partij mijner insinuanten dwingt zijn voorschreven handelingen<br />

te dulden, kunnende van mijne insinuanten niet worden<br />

gevergd, dat zij zich 'daartegen feitelijk verzetten;<br />

dat uits}uitend door dit optreden van de politie het verschil<br />

te Hilversum zulk een acuut karakter heeft aangenomen<br />

en de gelnsinueerde wei niet te zijner bevrijding zal kunnen<br />

aanvoeren, dat de erfgooiersquaestie geen quaestie meer is;<br />

En heb ik deurwaardcr, exploit doende als hoven, den<br />

gei·nsinueerde<br />

Gesommeerd<br />

Om zich van verdere bemoeiingen van politie zelf of door<br />

middel zijner dienaren op de wijze als haven te onthouden,<br />

totdat de burgerlijke rechter uitspraak hebbe gedaan of<br />

andere voorziening worde getroffen, en waar zijne hulp<br />

mocht worden ingeroepen tot handhaving van openbare orde<br />

of persoonlijke veiligheid, die te verleenen zonder aanzien<br />

des persoons en zonder zich te mengen in de civiele<br />

quaestie tusschen mijne insinuanten en de gemeenre Hilversum;<br />

Mitsdien om onmiddellijk, i'mmers binnen twee maal v1er<br />

en twintig uur, zijne dienaren van politie, die zich tegen<br />

den bij deze uitgesproken wil van mijne insinuanten bij<br />

voortduring op de meent bevinden en aan mijne insinuanten<br />

het beheer van de meent gedeeltelijk beletten, gedeeltelijk<br />

belemmer·en, van bet terrein dier meent te doen verwijderen,<br />

blijvendc het hem uitteraard vrijstaan, daartoe termen vindende,<br />

deze personen in de nabijheid dier meent op te<br />

stellen.<br />

De kosten zijn I 16.371/ 2.


Red. Expl.<br />

Schrijfloon bijl.<br />

Idem exploit<br />

leg. en reg.<br />

Porto's<br />

f 1.50<br />

3.-<br />

7.20<br />

4.571/2<br />

0.10<br />

f 16.371/2<br />

(w. g.) J. P. VAN VUGT,<br />

Deurw.<br />

Geregistreerd te Hilversum twee en twintig Augustus<br />

1900 vier, deel 57 folio 81 recto vak 1 drie bladen geen<br />

renvo01. Ontvangen voor recht een gulden twintig cent.<br />

f 1.20.<br />

De fd. ontvanger,<br />

( w. g.) onleesbaar.<br />

En hiermede kan deze periode uit de geschiedenis der<br />

erfgooiersquaestie worden besloten. Zij geeft een beeld<br />

van den strijd, dien de erfgooiers ter bewaring hunner<br />

rechten moeten voeren, niet tegen het bestuur, waaraan<br />

zij de gehoorzaamheid hadden opgezegd, noch tegen die<br />

erfgooiers, die zich onder de vaan van dat bestuur waren<br />

b:ijven scharen, maar tegen de politie, waarover dat bestuur<br />

-- in eene andere qualiteit - de beschikking had.<br />

Intusschen zijn de onderhandelingen om te komen tot<br />

eeene minnelijke regeling tusschen de partijen kortelings<br />

weder opgevat. De hartelijke wensch, dat een volgend geschiedschrijver<br />

aileen van pais en vree zal kunnen gewagen,<br />

en dat althans het zwaard des politiedienaars in de toekomst<br />

zal moeten plaats maken voor dat der Justitie, mage<br />

dus tot sLot eene plaats vinden.


DRUKKY.RIJ KLENE. - HILV.LRSUM.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!