31.07.2015 Views

Theo Witte - Lezen voor de Lijst

Theo Witte - Lezen voor de Lijst

Theo Witte - Lezen voor de Lijst

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Theo</strong> <strong>Witte</strong>Het oog van <strong>de</strong> meesterDe literaire ontwikkeling van havo- en vwo-leerlingenin <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase van het <strong>voor</strong>tgezet on<strong>de</strong>rwijsSamenvatting van het proefschrift dat is ver<strong>de</strong>digd op 29 mei 2008te Groningen.© <strong>Theo</strong> <strong>Witte</strong> (2008) /Universitair On<strong>de</strong>rwijs Centrum Groningen / Rijksuniversiteit Groningen


Inhoud2


Introductie 4Deel IAlgemene en theoretische inleiding 6Hoofdstuk 1Hoofdstuk 2InleidingLiteraire ontwikkeling in theoretisch perspectiefDeel IIInstrument <strong>voor</strong> het in kaart brengenvan literaire ontwikkeling 10Hoofdstuk 3Hoofdstuk 4/5Hoofdstuk 6Algemene achtergron<strong>de</strong>n en on<strong>de</strong>rzoeksopzetDocentoor<strong>de</strong>len over literaire tekstenen leesdossieropdrachtenInstrument en kennisbasis <strong>voor</strong> literaire ontwikkelingDeel IIILiteraire ontwikkeling in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase 16Hoofdstuk 7Hoofdstuk 8Hoofdstuk 9Algemene on<strong>de</strong>rzoeksopzetOntwikkeling van literaire competentie en motivatieLiteraire ontwikkeling in didactisch perspectiefDeel IVHet oog van <strong>de</strong> meester 24Hoofdstuk 10Conclusies, discussie en aanbevelingenBijlageZes niveaus van literaire competentie 30Curriculum Vitae 383


IntroductieStandards and quality are essential to education. Learning means changing,and changing implies some continuum of standards along whichthose changes can be marked. Learning also entails errors, and errorsare most useful to learners when they are interpreted in terms of <strong>de</strong>velopingcompetence.Howard Gardner (2008)4


Met het on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> literaireontwikkeling van leerlingen in het<strong>voor</strong>tgezet on<strong>de</strong>rwijs begeef ik meop een vrijwel braakliggend terrein.In het ka<strong>de</strong>r van een <strong>voor</strong>studienaar <strong>de</strong> kennis van docenten over<strong>de</strong> literaire ontwikkeling van hunleerlingen ont<strong>de</strong>kte ik dat docentenwel verschillen tussen leerlingenon<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, maar dat niemandhet longitudinale ontwikkelingsprocesdui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> ogen had en verschillen<strong>de</strong>fasen daarin kon on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze ont<strong>de</strong>kkingstochtont<strong>de</strong>kte ik ook dat hetliteratuuron<strong>de</strong>rwijs behoort tot <strong>de</strong>zogenaam<strong>de</strong> ill-structured domains.Naar aanleiding van <strong>de</strong>ze bevindingenbesloot ik dit onontgonnen gebiedsamen met zes docenten teverkennen en een instrument teontwikkelen waarmee <strong>de</strong> literaireontwikkeling van leerlingen in kaartkan wor<strong>de</strong>n gebracht. Een <strong>voor</strong> <strong>de</strong>hand liggen<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> stap in heton<strong>de</strong>rzoek was om met dit instrumenthet veld van het literatuuron<strong>de</strong>rwijsin te trekken en <strong>de</strong> literaireontwikkeling van leerlingen te on<strong>de</strong>rzoeken.Ik wil<strong>de</strong> niet alleen wetenwelke ontwikkeling leerlingen in<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase doormaken, maarook welke factoren een positieve ofnegatieve invloed op dit proceshebben, zodat er lessen uit het on<strong>de</strong>rzoekkunnen wor<strong>de</strong>n getrokken<strong>voor</strong> stimulerend literatuuron<strong>de</strong>rwijsen een goed gestructureerdcurriculum. Met dit on<strong>de</strong>rzoek naarhet literatuuron<strong>de</strong>rwijs wil ik ook <strong>de</strong>kloof overbruggen tussen on<strong>de</strong>rwijson<strong>de</strong>rzoeken on<strong>de</strong>rwijspraktijk.Ik probeer dus twee heren tedienen. Het wetenschappelijke doelis een bijdrage te leveren aan <strong>de</strong>kennis over <strong>de</strong> literaire socialisatievan adolescenten in <strong>de</strong> context van<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase. Het praktische doelis het ontwikkelen van een didactischinstrument waarmee docenten<strong>de</strong> literaire ontwikkeling vanleerlingen optimaal kunnen stimuleren.De studie bestaat uit vier <strong>de</strong>len.Het eerste <strong>de</strong>el geeft een algemeneen een theoretische inleiding op heton<strong>de</strong>rzoek. Het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el staatin het teken van <strong>de</strong> ontwikkelingvan het instrument waarmee in het<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>el on<strong>de</strong>rzoek is gedaannaar <strong>de</strong> literaire ontwikkeling vanhavo- en vwo-leerlingen. Het vier<strong>de</strong><strong>de</strong>el sluit het on<strong>de</strong>rzoek af met conclusies,discussie en aanbevelingen.5


Deel IAlgemene en een theoretische inleidingBeel<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n niet gemaakt, ze moesten ‘wor<strong>de</strong>nbevrijd uit het marmer’ alsof ze er al waren,altijd al.Rutger Kopland (David)6


Hoofdstuk 1InleidingIn hoofdstuk 1 schets ik <strong>de</strong> belangrijksteontwikkelingen in <strong>de</strong> afgelopenveertig jaar in het on<strong>de</strong>rwijs inhet algemeen en het literatuuron<strong>de</strong>rwijsin het bijzon<strong>de</strong>r. Vervolgenswor<strong>de</strong>n enkele structurele problemenvan het literatuuron<strong>de</strong>rwijsbesproken. Sinds <strong>de</strong> invoering van<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase in 1998/1999 wer<strong>de</strong>en nieuw examenprogramma <strong>voor</strong>literatuur van kracht, dat on<strong>de</strong>rmeer <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> literairecompetentie van leerlingen alsdoel heeft. Dat is een mooi streven,maar niet eenvoudig te verwezenlijken,want er is weinig bekendover het literaire ontwikkelingsprocesvan adolescenten in <strong>de</strong> contextvan het literatuuron<strong>de</strong>rwijs. Bovendienheeft het literatuuron<strong>de</strong>rwijsgeen gestructureerd curriculum.Tegelijkertijd wordt in het on<strong>de</strong>rwijs<strong>de</strong> noodzaak tot interne differentiatiesterker en wordt er van docentenmeer didactisch maatwerk verwacht.Dat is geen sinecure. Voorveel docenten is het niet dui<strong>de</strong>lijkhoe zij recht kunnen doen aan <strong>de</strong>vaak grote verschillen die zij in hunklassen aantreffen. Voor literatuuron<strong>de</strong>rwijsontbreekt het aan een literatuurdidactischreferentieka<strong>de</strong>rdat helpt om verschillen tussenleerlingen te herkennen en ook omverschillen<strong>de</strong> fasen in het ontwikkelingsprocesvan leerlingen te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.Evenmin bestaat erkennis over welke teksten en leeractiviteitenin verschillen<strong>de</strong> fasenhet literaire ontwikkelingsprocesstimuleren en welke didactische ingrepen<strong>de</strong> ontwikkeling van literairecompetentie positief kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n.Behalve met <strong>de</strong>ze didactischevragen kampt het literatuuron<strong>de</strong>rwijsmet een maatschappelijk probleem.In <strong>de</strong> media is het literatuuron<strong>de</strong>rwijson<strong>de</strong>rwerp van discussieen wordt er getwijfeld overhaar socialiseren<strong>de</strong> taak om leerlingenvoldoen<strong>de</strong> literaire bagage meete geven. Deze discussie ontbeertmeestal een empirische basis, omdater weinig bekend is over welkedoelen het literatuuron<strong>de</strong>rwijs bijhavo- en vwo-leerlingen realiseert.Deze praktische en theoretischeproblemen vormen <strong>de</strong> achtergrondvan dit on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> literaireontwikkeling van havo- en vwoleerlingen.Het eerste hoofdstukwordt besloten met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragenen doelstellingen van heton<strong>de</strong>rzoek.Hoofdstuk 2Literaire ontwikkelingin theoretisch perspectiefIn dit hoofdstuk wordt een algemeenontwikkelingstheoretisch ka<strong>de</strong>rgeschetst. Ontwikkelingspsychologenlijken het erover eens dat<strong>de</strong> kern van <strong>de</strong> theorievorming vanhun discipline wordt gedomineerddoor twee vragen: (1) Welke psychologischestadia doorlopen indivi-7


duen in hun ontwikkeling? (2) Welkemechanismen zijn verantwoor<strong>de</strong>lijk<strong>voor</strong> <strong>de</strong> overgang van het enenaar het volgen<strong>de</strong> stadium? Dezekernvragen zijn nauw verbon<strong>de</strong>nmet <strong>de</strong> ontwikkelingstheorie van Piaget,die als <strong>de</strong> grondlegger van <strong>de</strong>mo<strong>de</strong>rne ontwikkelingspsychologiewordt beschouwd. Ontwikkelingwordt door hem en zijn navolgersge<strong>de</strong>finieerd als een opeenvolgingvan kwalitatief verschillen<strong>de</strong> stadia.Elk stadium kenmerkt zich door eenspecifieke manier van or<strong>de</strong>nen, integrerenen transformeren van kennisover <strong>de</strong> werkelijkheid.Het algemeen ontwikkelingspsychologischeka<strong>de</strong>r van dit on<strong>de</strong>rzoekis gebaseerd op <strong>de</strong> tweegrondleggers van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne ontwikkelingspsychologie,Piaget enVygotsky die bei<strong>de</strong>n ook van grotebetekenis zijn geweest <strong>voor</strong> <strong>de</strong>leerpsychologie. Zij nemen tegengestel<strong>de</strong>posities in waar het gaatom <strong>de</strong> drijfkrachten van ontwikkeling.Bei<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rkennen <strong>de</strong> invloedvan zowel biologische als omgevingsfactorenop <strong>de</strong> ontwikkeling,maar ze verschillen in het belangen <strong>de</strong> rol die ze aan <strong>de</strong>ze factorentoekennen. Bei<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ringenzijn in <strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennianaar elkaar toe gegroeid. Navolgersvan Piaget, zoals Kohlberg, on<strong>de</strong>rkennen<strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> omgevingen situatie, en kennen min<strong>de</strong>r belangtoe aan <strong>de</strong> leeftijd. Bij <strong>de</strong> navolgersvan Vygotsky, zoals VanParreren, zien we een toena<strong>de</strong>ringtot een Piagetiaanse visie omdat zeeen structuur (ontwikkelings-sequentie)in <strong>de</strong> ontwikkeling on<strong>de</strong>rkennen.De theorie over literaire ontwikkelingis nauw verbon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>ontwikkelingspsychologie. Applebee,Thomson en Appleyard on<strong>de</strong>rzochten<strong>de</strong> literaire ontwikkelingvan diverse groepen proefpersonen.De Ne<strong>de</strong>rlandse docenten Nelck-daSilva Rosa en Schlundt Bodienon<strong>de</strong>rzochten <strong>de</strong> vorming van<strong>de</strong> leesattitu<strong>de</strong> van hun leerlingenin relatie tot <strong>de</strong> ego-ontwikkelingsstadiavan Loevinger. In een aan literatuurverwante discipline, namelijkkunstbeschouwing, is door Housen,Parsons en Gardner on<strong>de</strong>rzoekgedaan naar fasering in <strong>de</strong> esthetischeontwikkeling. Al <strong>de</strong>ze ontwikkelingsmo<strong>de</strong>llenzijn vaak gerelateerdaan <strong>de</strong> cognitieve ontwikkelingstheorievan Piaget en <strong>de</strong> daaraanontleen<strong>de</strong> morele ontwikkelingstheorievan Kohlberg en convergerennaar vijf à zes ontwikkelingsfasen.Deze mo<strong>de</strong>llen bie<strong>de</strong>nin principe een theoretische basis<strong>voor</strong> <strong>de</strong> fasering van <strong>de</strong> literaireontwikkeling.Uit <strong>de</strong> ontwikkelingstheorieënwor<strong>de</strong>n vijf aannames ge<strong>de</strong>stilleerd<strong>voor</strong> ontwikkelingsgericht literatuuron<strong>de</strong>rwijs.In <strong>de</strong> eerste plaatsmoeten verschillen<strong>de</strong> niveaus of fasenzijn ge<strong>de</strong>finieerd zodat <strong>de</strong> docenten <strong>de</strong> leerling zich kunnen oriënterenop het ontwikkelingsproces,<strong>de</strong> oriënteringsbasis. Tentwee<strong>de</strong> moet het ‘fundament’ waaropwordt <strong>voor</strong>tgebouwd stevig ge-8


noeg zijn <strong>voor</strong>dat <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong>stap naar een hoger niveau succesvolkan zetten. Ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong> moet <strong>de</strong>literaire ontwikkeling gestimuleerdwor<strong>de</strong>n door actieve exploratie endoor sociale interactie met leeftijdgenoten,docenten en an<strong>de</strong>re lezers.Om ontwikkeling te stimulerenmoet, ten vier<strong>de</strong>, <strong>de</strong> leerlinggeconfronteerd wor<strong>de</strong>n met activiteitendie lei<strong>de</strong>n tot cognitieve conflictenin zijn zone van nabije ontwikkeling.Ten vijf<strong>de</strong> is het van belangdat <strong>de</strong> leerling regelmatig voldoeningervaart tij<strong>de</strong>ns het lezenvan boeken en het uitvoeren vanopdrachten, zodat er een goe<strong>de</strong> balansontstaat tussen <strong>de</strong> inspanningen het resultaat. Deze vijf ontwikkelingstheoretischeaannames vormensamen een werktheorie, waarmeehet literaire ontwikkelingsprocesvan leerlingen in <strong>de</strong>el III wordtgeëvalueerd en geïnterpreteerd.Als zodanig hebben <strong>de</strong>ze aannames<strong>voor</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek een heuristischebetekenis.9


Deel IIInstrument <strong>voor</strong> het in kaart brengenvan literaire ontwikkelingAfhankelijk van <strong>de</strong> legendakan kortom alles een kaart zijn:handpalmen, oogirissen, moe<strong>de</strong>rvlekkenen <strong>de</strong> vertakkingen in <strong>de</strong> plooienvan een opengewoeld bed.K. Michel (Dwars)10


In <strong>de</strong>el II wordt het instrument ontwikkeldwaarmee <strong>de</strong> literaire ontwikkelingvan leerlingen in kaartkan wor<strong>de</strong>n gebracht. Het is opgebouwduit vier hoofdstukken die allemaalin het teken staan van <strong>de</strong>eerste on<strong>de</strong>rzoeksvraag: Welke niveausvan literaire competentie on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>ndocenten in <strong>de</strong> bovenbouwvan het havo en het vwo? Hetdoel is een instrument te ontwikkelenwaarmee verschillen tussenleerlingen kunnen wor<strong>de</strong>n waargenomenen waarmee verschillen<strong>de</strong>ontwikkelingsfasen in het procesvan individuele leerlingen kunnenwor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n en beschreven.Hoofdstuk 3Algemene achtergron<strong>de</strong>nen on<strong>de</strong>rzoeksopzetIn dit hoofdstuk wordt het centralebegrip literaire competentie geoperationaliseer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> opzet van diton<strong>de</strong>rzoek toegelicht. Voor <strong>de</strong> operationaliseringvan het begrip literairecompetentie is gebruikgemaaktvan een zogenoem<strong>de</strong> karteringszinwaarmee Coenen het begrip<strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rwijs <strong>de</strong>finieer<strong>de</strong>.Hieruit wordt afgeleid dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong>competentieniveaus metdrie parameters kunnen wor<strong>de</strong>nbeschreven: tekst, opdracht enleerling als lezer.Om een goe<strong>de</strong> aansluiting bij <strong>de</strong>praktijk te realiseren is er<strong>voor</strong> gekozen<strong>de</strong> beschrijving van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong>competentieniveaus tebaseren op <strong>de</strong> praktijkkennis vaneen gevarieer<strong>de</strong> groep docenten.Gekozen is <strong>voor</strong> zes docenten dieverschillen in on<strong>de</strong>rwijservaring,geslacht, werkomgeving en visie ophet literatuuron<strong>de</strong>rwijs.De niveaus moeten een oplopen<strong>de</strong>reeks beschrijven, beginnendmet <strong>de</strong> zwakste leerling uithavo 4 en eindigend met <strong>de</strong> meestexcellente leerling uit gymnasium6. Het docentenpanel kiest <strong>voor</strong> zesniveaus. Deze wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>zien vancijfernormeringen <strong>voor</strong> het beginniveau,het eindniveau havo en heteindniveau vwo: niveau 2 is <strong>de</strong>norm <strong>voor</strong> <strong>de</strong> start in vier havo envwo, niveau 3 is <strong>de</strong> norm <strong>voor</strong> hethavo-examen en niveau 4 is <strong>de</strong>norm <strong>voor</strong> het vwo-examen.Hoofdstuk 4 en 5Docentoor<strong>de</strong>len overliteraire teksten enleesdossier opdrachtenIn <strong>de</strong>ze twee hoofdstukken wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> tekst- en opdrachtparametergeoperationaliseerd. Het object vanon<strong>de</strong>rzoek zijn <strong>de</strong> boeken en opdrachtenvan <strong>de</strong> leerlingen van wie<strong>de</strong> ontwikkeling in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>elwordt gevolgd. Bei<strong>de</strong> operationaliseringenbestaan uit een kwantitatieveen een kwalitatieve component.In het kwantitatieve ge<strong>de</strong>eltewordt nagegaan welke boeken/opdrachtenvolgens <strong>de</strong> docenten passendzijn bij een bepaald niveau.11


In het kwalitatieve ge<strong>de</strong>elte is on<strong>de</strong>rzochtop welke competentiesboeken/opdrachten bij leerlingeneen beroep doen. De kenmerkenvan <strong>de</strong> leerling als lezer wor<strong>de</strong>n dusvan <strong>de</strong>ze twee parameters afgeleid.Met behulp van vragenlijsten wordtin hoofdstuk 4 nagegaan welkeboeken volgens het docentenpanelindicatief zijn <strong>voor</strong> een bepaald niveau.Van hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>enenveertigboeken kan het niveau betrouwbaarwor<strong>de</strong>n bepaald: vier boeken sluitengoed aan bij niveau 1, elf bijniveau 2, drieënveertig bij niveau3, achtenzestig bij niveau 4, negenentwintigbij niveau 5 en tweeboeken sluiten goed aan bij niveau6. Zestien boeken krijgen een indicatie<strong>voor</strong> twee niveaus. Van negenentwintigboeken kan het niveauniet betrouwbaar wor<strong>de</strong>n bepaald,omdat <strong>de</strong> meeste panelle<strong>de</strong>n<strong>de</strong>ze boeken niet goed genoeg kennen.Daarmee weten we welke boeken<strong>voor</strong> een bepaald niveau passend(noch gemakkelijk, nochmoeilijk) zijn en welke boeken relatiefmoeilijk of gemakkelijk zijn.Gebleken is dat <strong>de</strong> bandbreedtevan <strong>de</strong> meeste boeken drie niveausis: het optimale niveau (N), een niveaulager (N-1) en een niveau hoger(N+1). Buiten <strong>de</strong>ze bandbreedtebestaat het risico dat <strong>de</strong> verwerkingscapaciteitvan <strong>de</strong> leerling on<strong>de</strong>r-of overbelast wordt. Bij <strong>de</strong>zeresultaten viel het op dat het verschiltussen relatief gemakkelijkeboeken met min<strong>de</strong>r literair prestige(zoals boeken van Giphart en Krabbé)en relatief moeilijke boekenmet meer literair prestige (zoalsboeken van Hermans en Grunberg)overeenkomt met het verschil tussenwat docenten als norm stellen<strong>voor</strong> havo (N3) en vwo (N4).Het docentenpanel beoor<strong>de</strong>elt inhoofdstuk 5 eveneens via vragenlijstenzestig leesdossieropdrachtenop zes niveaus. An<strong>de</strong>rs dan bij <strong>de</strong>boeken differentiëren <strong>de</strong> opdrachtenniet naar <strong>de</strong> niveaus. Zo blijkt40% van <strong>de</strong> opdrachten volgens <strong>de</strong>docenten te passen bij vrijwel elkniveau. Uit een na<strong>de</strong>re analysekomt naar voren dat <strong>de</strong> docentenbij <strong>de</strong> vraag naar <strong>de</strong> passendheidvan een opdracht <strong>voor</strong> een bepaaldniveau eigenlijk slechts twee niveauson<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: passend <strong>voor</strong>leerlingen met een betrekkelijk lage(N1, N2, N3) of een betrekkelijkhoge competentie (N4, N5, N6). Deopdrachten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lage niveausrefereren meestal aan <strong>de</strong> lezer en<strong>de</strong> opdrachten van <strong>de</strong> hoge niveauszijn meestal gerelateerd aan letterkundigeleerstof. Bij <strong>de</strong>ze resultatenzijn enkele kanttekeningen teplaatsen. Ook bij dit on<strong>de</strong>rzoek ishet opgevallen dat <strong>de</strong> overgang vanrelatief gemakkelijke naar relatiefmoeilijke opdrachten samenvaltmet het verschil tussen havo (N3)en vwo (N4). De twee<strong>de</strong> kanttekeningbetreft <strong>de</strong> formulering van <strong>de</strong>opdrachten. Het docentenpanelbleek veel moeite te hebben gehadmet <strong>de</strong> didactische interpretatie12


van <strong>de</strong> opdrachten: het doel van <strong>de</strong>opdracht was vaak ondui<strong>de</strong>lijk, <strong>de</strong>vragen waren te algemeen (staanvaak los van het boek en <strong>de</strong> leerstof)en <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> presentatievormwas soms complex. Daaromkon bij <strong>de</strong> meeste opdrachten hetniveau niet betrouwbaar wor<strong>de</strong>nvastgesteld.Op welke competenties <strong>de</strong> boekenen opdrachten bij leerlingen eenberoep doen, wordt eveneens inhoofdstuk 4 en 5 on<strong>de</strong>rzocht. Doorhet docentenpanel hier kritisch ineen zogenoem<strong>de</strong> focusgroep overte on<strong>de</strong>rvragen, wordt praktijkkennisverzameld over <strong>de</strong> literaire competentiesdie <strong>de</strong> docenten op elkniveau veron<strong>de</strong>rstellen en over <strong>de</strong>moeilijkheid van boeken en opdrachten.De analyses van <strong>de</strong> uitsprakenvan het panel resulteren ineen competentiematrix <strong>voor</strong> <strong>de</strong>teksten en een competentiematrix<strong>voor</strong> <strong>de</strong> opdrachten. Op basis van<strong>de</strong>ze competentiematrices zijn inhoofdstuk 4 en 5 competentieprofielenbeschreven.Elk niveau wordt getypeerd alseen bepaal<strong>de</strong> manier van lezen:belevend lezen (niveau 1); herkennendlezen (niveau 2); reflecterendlezen (niveau 3); interpreterend lezen(niveau 4); letterkundig lezen(niveau 5); aca<strong>de</strong>misch lezen (niveau6). Een manier van lezenwordt <strong>voor</strong>al bepaald door een literatuuropvattingen leesmotief. In<strong>de</strong> beginfase heeft <strong>de</strong> leerling eenschoolpragmatische literatuuropvatting:literatuur moet omdat hetbij <strong>de</strong> opleiding hoort. In <strong>de</strong> daaropvolgen<strong>de</strong> fasen ont<strong>de</strong>kt <strong>de</strong> leerlingdat het lezen van literatuur verschei<strong>de</strong>nefuncties heeft en tegemoetkomt aan verschillen<strong>de</strong> behoeftes:je kunt je ermee vermaken(niveau 1), je leefwereld erin herkennenen zelfbevestiging vin<strong>de</strong>n(niveau 2), je horizon ermee verbre<strong>de</strong>n(niveau 3), er diepere betekenissenin ont<strong>de</strong>kken en esthetischvan genieten (niveau 4), je erletterkundig en cultuurhistorisch inverdiepen (niveau 5) en je er intellectueelmee voe<strong>de</strong>n (niveau 6).Zie <strong>voor</strong> een samenvatting van <strong>de</strong>competentieprofielen <strong>de</strong> bijlage.De ontwikkeling van literaire competentieis een cumulatief proces.Gezien <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen op elk niveaurepresenteert het instrumentniet een gradueel continu proces,maar een stapsgewijs, discontinuproces waarbij elk stadium <strong>de</strong> basislegt <strong>voor</strong> het daarop volgen<strong>de</strong> stadiumen nieuwe structuren wor<strong>de</strong>ngeïntegreerd in al bestaan<strong>de</strong> structuren.De niveaus kunnen wor<strong>de</strong>nopgevat als repertoires van han<strong>de</strong>lingen,leesmanieren, die een leerlingflexibel kan hanteren. Flexibiliteitis dus een kenmerk van eenhoger niveau van literaire competentie.13


Hoofdstuk 6Instrument en kennisbasis<strong>voor</strong> literaire ontwikkelingIn dit hoofdstuk wordt het on<strong>de</strong>rzoeknaar <strong>de</strong> praktijkkennis van docentenover verschillen<strong>de</strong> competentieniveausafgesloten. Het instrumentwordt vergeleken metan<strong>de</strong>re theoretische ontwikkelingsmo<strong>de</strong>llenen er wordt antwoord gegevenop <strong>de</strong> vraag in welke matehet instrument op betrouwbare wijzetot stand is gekomen en bruikbaaris <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re docenten.Literaire ontwikkeling op schoolis in dit on<strong>de</strong>rzoek opgevat als eensocialisatieproces waarin persoonlijkefactoren en omgevingsfactorenelkaar beïnvloe<strong>de</strong>n. De exameneisenen instructies bepalen in principe<strong>de</strong> inhoud en richting van <strong>de</strong>literaire ontwikkeling. Daarom heefthet literatuuron<strong>de</strong>rwijs en dus ookhet instrument per <strong>de</strong>finitie eenprescriptief en normatief karakter.Hoe hoger het niveau, <strong>de</strong>s te sterkeris <strong>de</strong> invloed van het curriculumop <strong>de</strong> literaire ontwikkeling. Hetomslagpunt van <strong>de</strong> dominantie van<strong>de</strong> persoonlijke factoren naar omgevingsfactorenbevindt zich bij <strong>de</strong>overgang van niveau 3 naar 4. Datbetekent dat <strong>de</strong> niveaus 4, 5 en 6sterker on<strong>de</strong>r invloed staan van hetNe<strong>de</strong>rlandse curriculum dan <strong>de</strong> niveaus1, 2 en 3. In een an<strong>de</strong>re cultuuren een an<strong>de</strong>r curriculum krijgen<strong>de</strong> hogere niveaus een an<strong>de</strong>reinhoud.Dit neemt niet weg dat er sterkeparallellen zijn met an<strong>de</strong>re ontwikkelingsmo<strong>de</strong>llen,zoals <strong>de</strong> cognitieveontwikkelingstheorie van Piaget, <strong>de</strong>sociaal-emotionele ontwikkelingstheorievan Kohlberg en literaireontwikkelingsmo<strong>de</strong>llen van Applebee,Appleyard en Thomson. Dezeontwikkelingstheorieën laten vrijwel<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> fasering zien. Ook kon<strong>de</strong>ner parallellen wor<strong>de</strong>n getrokken met<strong>de</strong> fasering in esthetische ontwikkelingsmo<strong>de</strong>llenvan Parsons en Housen.Al <strong>de</strong>ze mo<strong>de</strong>llen zijn tot standgekomen in verschillen<strong>de</strong> contextenmet an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoeksgroepen,met diverse on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>nen verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksobjecten.Desondanks hebben ze eenvrijwel i<strong>de</strong>ntieke fasering. Dat betekentdat we theoretisch beschouwdhier te maken hebben met een betrouwbarein<strong>de</strong>ling.Het instrument wordt niet alleendoor <strong>de</strong> theorie, maar ook door <strong>de</strong>praktijk van het literatuuron<strong>de</strong>rwijson<strong>de</strong>rsteund. Het object van on<strong>de</strong>rzoekbestaat uit gangbare boekenen opdrachten en <strong>de</strong> in<strong>de</strong>lingen naarniveau en <strong>de</strong> competentiebeschrijvingenzijn gebaseerd op <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>el<strong>de</strong>praktijkkennis van verschillen<strong>de</strong>docenten. Ondanks <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlingeverschillen in achtergrond, ervaring,geslacht en on<strong>de</strong>rwijsvisie bleken<strong>de</strong> docenten in hun oor<strong>de</strong>len homogeente zijn. Dat betekent dat <strong>de</strong>resultaten van dit twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el ook<strong>voor</strong> veel an<strong>de</strong>re docenten Ne<strong>de</strong>rlandsgeldig zullen zijn.14


Deel IIILiteraire ontwikkeling in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> faseIf I had to reduce all educational psychology to just one principle,I would say this: The most important single factor influencing learningis what the learner already knows.Ausubel (1968)16


In het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>el wordt antwoordgegeven op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag.Deze staan bei<strong>de</strong>nin het teken van <strong>de</strong> literaire ontwikkelingvan een cohort van <strong>de</strong>rtighavo- en vwo-leerlingen op zesscholen. Het perspectief verschuifthiermee van wat docenten <strong>de</strong>nkendat in <strong>de</strong> praktijk realiseerbaar isnaar wat er feitelijk met hun leerlingentij<strong>de</strong>ns het literatuuron<strong>de</strong>rwijsin <strong>de</strong> bovenbouw van havo envwo gebeurt.leesverslagen en een ontwikkelingsverslag)en <strong>de</strong> docenten hou<strong>de</strong>neen logboek bij over het ontwikkelingsprocesvan vijf leerlingenen hun didactische interventies.Ver<strong>de</strong>r wordt het on<strong>de</strong>rwijsleerprocesdoor mid<strong>de</strong>l van vragenlijstenen interviews met <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong>leerlingen en docenten geëvalueerd.Bij <strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> datawordt gebruikgemaakt van zowelkwantitatieve als kwalitatieve metho<strong>de</strong>n.Hoofdstuk 7Algemene on<strong>de</strong>rzoeksopzetIn hoofdstuk 7 wordt <strong>de</strong> algemeneon<strong>de</strong>rzoeksopzet toegelicht. Er isgekozen <strong>voor</strong> een longitudinale cohortstudie:een cohort havo-leerlingenwordt twee jaar en een cohortvwo-leerlingen wordt drie jaargevolgd. In verband met het differentiatievraagstukis bij <strong>de</strong> selectievan <strong>de</strong> leerlingen gestreefd naarmaximale variatie in motivatie, niveau,geslacht en culturele achtergrond.Hierdoor kan het ontwikkelingsverloopvan verschillen<strong>de</strong> leerlingenwor<strong>de</strong>n beschreven. De docentenhebben zich als doel gesteld<strong>de</strong> leesmotivatie en <strong>de</strong> ontwikkelingvan literaire competentie van <strong>de</strong>cohorten geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fasete stimuleren.Van het on<strong>de</strong>rwijsleerproceswor<strong>de</strong>n data verzameld. De leerlingenleggen hun leeservaringen vastin een leesdossier (elk jaar vierHoofdstuk 8Ontwikkeling van literairecompetentie en motivatieIn hoofdstuk 8 wordt antwoord gegevenop <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag:Wat is het verloop van <strong>de</strong>literaire ontwikkeling van leerlingenmet verschillen<strong>de</strong> beginsituaties in<strong>de</strong> bovenbouw van het havo envwo? Het doel hiervan is inzicht tekrijgen in <strong>de</strong> ontwikkelingsresultatenvan leerlingen met verschillen<strong>de</strong>achtergron<strong>de</strong>n en in verschillen<strong>de</strong>contexten. Deze vraag is invier <strong>de</strong>elstudies beantwoord.In <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>elstudie is <strong>de</strong>ontwikkeling van het gehele cohortbeschreven. De ontwikkeling is optwee manieren gemeten: via indicatorenvan literaire competentie(literaire <strong>voor</strong>keur, waar<strong>de</strong>oor<strong>de</strong>len,leesmotieven) en motivatie envia een holistisch expertoor<strong>de</strong>el.Met <strong>de</strong> drie indicatoren kon eentoename van literaire competentie17


wor<strong>de</strong>n waargenomen: 77% heeftgeduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase een<strong>voor</strong>keur gekregen <strong>voor</strong> complexereliteraire romans, 80% is waar<strong>de</strong>oor<strong>de</strong>lengaan gebruiken die wijzenop een rijkere en meer ontwikkel<strong>de</strong>manier van tekstverwerking en literairerespons, en 50% is aan hetlezen van literatuur meer en ‘hogere’literaire functies gaan toekennen.Op basis van het expertoor<strong>de</strong>elis bepaald dat bij 83% <strong>de</strong> literairecompetentie met tenminsteéén niveau is toegenomen. De motivatieom literaire boeken te lezenis bij 37% toegenomen. Bij het beginvan het literatuuron<strong>de</strong>rwijs, in<strong>de</strong> vier<strong>de</strong> klas is 70% gemotiveerd.Aan het eind verlaat 87% het <strong>voor</strong>tgezeton<strong>de</strong>rwijs met een positieveleesmotivatie, 33% is zelfs enthousiast.Bij 7% nam <strong>de</strong> motivatie af.Dit is <strong>de</strong> enige regressie die is aangetroffen.In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>elstudie is on<strong>de</strong>rzoekgedaan naar <strong>de</strong> opbrengstenvan het literatuuron<strong>de</strong>rwijs inrelatie tot <strong>de</strong> schooltypen havo envwo, <strong>de</strong> leerjaren 4, 5 en 6 en <strong>de</strong>docenten. Een opvallen<strong>de</strong> uitkomstvan <strong>de</strong> vergelijking tussen havo envwo is het verschil in literaire competentiein één klas: een havo-klasis tamelijk homogeen (drie niveaus),maar een vwo-klas is nogalheterogeen (vier à vijf niveaus). Inhet algemeen kon wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erddat <strong>de</strong> verwachtingen van<strong>de</strong> docenten over het begin- eneindniveau van <strong>de</strong> leerlingen te optimistischzijn. Ongeveer <strong>de</strong> helftvan <strong>de</strong> havo- en vwo-leerlingen begintin <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> klas feitelijk meteen achterstand aan het literatuuron<strong>de</strong>rwijs,omdat zij in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rbouw(heel) weinig hebben gelezenen nog niet goed in staat zijn eenvoudigeliteratuur <strong>voor</strong> volwassenente begrijpen, zoals De kleineblon<strong>de</strong> dood van Bou<strong>de</strong>wijn Büch.Het eindniveau van <strong>de</strong> havo-leerlingenis bevredigend omdat 73% aan<strong>de</strong> havo-norm (N3) voldoet. Datbetekent dat <strong>de</strong>ze leerlingen instaat zijn bij<strong>voor</strong>beeld Oeroeg vanHella Haasse of Het gou<strong>de</strong>n ei vanTim Krabbé te begrijpen en over <strong>de</strong>inhoud van <strong>de</strong>ze boeken te reflecteren.Het eindniveau van <strong>de</strong> vwoleerlingenis echter onvoldoen<strong>de</strong>:47% voldoet niet aan <strong>de</strong> vwo-norm(N4). Na drie jaar literatuuron<strong>de</strong>rwijsis bijna <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> vwoleerlingennog niet goed in staatom een roman als Twee vrouwenvan Harry Mulisch of De donkerekamer van Damokles van WillemFre<strong>de</strong>rik Hermans te begrijpen ente interpreteren. Een op <strong>de</strong> vijfvwo-leerlingen voldoet zelfs nietaan <strong>de</strong> havo-norm. Een verklaring<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze tegenvallen<strong>de</strong> resultatenis <strong>de</strong> stagnatie van vrijwel alle vwoleerlingenin het vijf<strong>de</strong> jaar. De vergelijkingvan het ontwikkelingsverloopvan <strong>de</strong> leerlingen bij verschillen<strong>de</strong>docenten levert een interessantbeeld op: hoewel er aan hetbegin van het vier<strong>de</strong> jaar dui<strong>de</strong>lijkeverschillen zijn tussen <strong>de</strong> groepen,zijn <strong>de</strong>ze verschillen aan het eindzo goed als verdwenen. Dit duidt18


erop dat <strong>de</strong> docenten ondanks hunverschillen<strong>de</strong> opvattingen en achtergron<strong>de</strong>nbij hun leerlingen ongeveer<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> doelen realiseren.In <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>elstudie is <strong>de</strong> ontwikkelingon<strong>de</strong>rzocht van vijf groepenleerlingen met verschillen<strong>de</strong>beginsituaties (competentie en motivatie).Een opmerkelijk resultaatis dat <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong>zegroepen geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> faseafnemen. De leerlingen die op eenbetrekkelijk laag niveau en metweinig motivatie beginnen, makeneen sterkere groei door dan <strong>de</strong> leerlingendie gemotiveerd op een hoogniveau beginnen. Er lijkt sprake tezijn van een omgekeerd Matteüseffect:wie niet heeft, zal gegevenwor<strong>de</strong>n. Maar men kan ook stellendat <strong>de</strong> docenten er niet goed in zijngeslaagd <strong>de</strong> beste leerlingen extrate stimuleren en naar een hoger niveaute tillen. Uit <strong>de</strong> verschillen ingroei kan <strong>de</strong> conclusie wor<strong>de</strong>n getrokkendat <strong>de</strong> groeinorm van eenniveau per jaar, die het docentenpanelbij het ontwerp van <strong>de</strong> competentieniveauschaalin het beginvan het on<strong>de</strong>rzoek had bepaald,geen betrouwbare norm is gebleken<strong>voor</strong> <strong>de</strong> groei van literaire competentiein <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase. De toenamevan literaire competentieneemt niet evenredig met <strong>de</strong> tijdtoe, maar neemt naarmate het niveauvan <strong>de</strong> leerling hoger is gelei<strong>de</strong>lijkaf. Overigens blijkt uit experttheoriedat dit een normaal patroonis: <strong>voor</strong> een beginner is hetgemakkelijker om een grote sprong<strong>voor</strong>waarts te maken dan <strong>voor</strong> eenexpert.In <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> <strong>de</strong>elstudie zijn correlatieson<strong>de</strong>rzocht tussen drie literairesocialisatiefactoren (leesmilieu,leesfrequentie basison<strong>de</strong>rwijs,leesfrequentie <strong>de</strong>r<strong>de</strong> jaar on<strong>de</strong>rbouw)en <strong>de</strong> literaire socialisatie in<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase (startcompetentie,startmotivatie, eindcompetentie,eindmotivatie, competentieontwikkelingen motivatieontwikkeling).Een interessante uitkomst is dat <strong>de</strong>beginniveaus wel correleren met literairesocialisatievariabelen (leesmilieu,leesfrequentie in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rbouw),maar <strong>de</strong> eindniveaus nietmeer. Leerlingen die van huis uitvertrouwd zijn met literatuur en relatiefveel boeken hebben gelezen,hebben net zoveel kans om een,twee of drie niveaus te klimmen alsleerlingen die weinig hebben gelezenen thuis weinig stimulansenkrijgen. Dit is te beschouwen alseen emanciperend effect van het literatuuron<strong>de</strong>rwijsin <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>fase.Hoofdstuk 9Literaire ontwikkelingin didactisch perspectiefHoofdstuk 9 staat in het teken van<strong>de</strong> didactiek. Hier is antwoord gegevenop <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag:Welke didactische factorenen omstandighe<strong>de</strong>n stimuleren ofbelemmeren <strong>de</strong> literaire ontwikkelingvan leerlingen met verschillen-19


<strong>de</strong> beginsituaties in <strong>de</strong> bovenbouwvan het havo en vwo? Het doel vandit on<strong>de</strong>rzoek is inzicht te krijgen in<strong>de</strong> wisselwerking tussen <strong>de</strong> leeromgevingen <strong>de</strong> leerlingen die zich inverschillen<strong>de</strong> fasen van het literaireontwikkelingsproces bevin<strong>de</strong>n.Deze kennis resulteert in didactischehan<strong>de</strong>lingsoriëntaties, do’sand don’ts, waarmee docenten kunnendifferentiëren en <strong>de</strong> literaireontwikkeling van leerlingen kunnenstimuleren. Via casestudies is <strong>de</strong>wisselwerking beschreven tussenhet literatuuron<strong>de</strong>rwijs en het literaireontwikkelingsproces van individueleleerlingen. Bij elke overgangnaar een hoger niveau wer<strong>de</strong>nkritische gevallen geselecteerd:leerlingen bij wie <strong>de</strong> literaire ontwikkelingdoorzet en leerlingen bijwie die ontwikkeling stagneert.Door <strong>de</strong> analyses in <strong>de</strong> cases teconcentreren op constructieve en<strong>de</strong>structieve fricties in <strong>de</strong> wisselwerkingtussen <strong>de</strong> leerling en hetliteratuuron<strong>de</strong>rwijs, kwam er inzichttot stand over <strong>de</strong> factoren die<strong>de</strong> literaire ontwikkeling van <strong>de</strong>leerling stimuleer<strong>de</strong>n of belemmer<strong>de</strong>n.Vier aspecten van het on<strong>de</strong>rwijsleerproceszijn hierbij systematischon<strong>de</strong>rzocht: boeken kiezen enlezen, leesdossieropdrachten uitvoeren,sturing van het leerprocesen motivatie.Voorwaar<strong>de</strong>nOp basis van <strong>de</strong>ze studie kon<strong>de</strong>nconclusies wor<strong>de</strong>n getrokken over<strong>de</strong> mate waarin het literatuuron<strong>de</strong>rwijsop <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte scholenvol<strong>de</strong>ed aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>ontwikkelingsgericht literatuuron<strong>de</strong>rwijs.De curricula op <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochtescholen bleken aan geen van<strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n te voldoen. Deopbouw van het curriculum, <strong>de</strong>werkvormen en <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong>leeractiviteiten zijn doorgaans nietbevor<strong>de</strong>rlijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontwikkelingvan literaire competentie. Me<strong>de</strong>hierdoor slaag<strong>de</strong>n <strong>de</strong> docenten erdikwijls niet in te differentiëren bijverschillen<strong>de</strong> leerlingen, noch bij<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> fasen in het literaireontwikkelingsproces van elkindividu. Leerlingen werkten vaakon<strong>de</strong>r of boven hun niveau.Algemene factorenBij elk van <strong>de</strong> vier on<strong>de</strong>rzochte aspectenvan het on<strong>de</strong>rwijsleerproceskunnen factoren wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>ndie in het algemeen stimulerendof belemmerend zijn <strong>voor</strong><strong>de</strong> literaire ontwikkeling.Boeken kiezen en lezenDe belangrijkste stimulans <strong>voor</strong> <strong>de</strong>literaire ontwikkeling is het lezenvan het juiste boek op het juistemoment. Een juiste keuze geeftleerlingen vertrouwen en voldoeningen maakt het lezen in <strong>de</strong> contextvan het literatuuron<strong>de</strong>rwijs toteen zinvolle activiteit. Han<strong>de</strong>lingsoriëntatiesdie een juiste keuze helpenrealiseren, zijn het genererenvan positieve leeservaringen vanleeftijdgenoten en een juist adviesvan <strong>de</strong> docent. Belemmerend zijn20


<strong>de</strong> boekenlijsten die op school wor<strong>de</strong>nverstrekt, <strong>de</strong> moeilijke verkrijgbaarheidvan een gewenstboek en <strong>de</strong> jaarlijkse aanschaf vaneen pakket boeken, zoals Grote<strong>Lijst</strong>ers. Ook het klassikaal lezen enanalyseren van een boek belemmert<strong>de</strong> literaire ontwikkeling.Vooral als <strong>de</strong> klas qua literaire competentieheterogeen is. Voor hetdaadwerkelijk lezen van <strong>de</strong> boekenis het belangrijk dat het lezen vanvier boeken per jaar door <strong>de</strong> docentwordt gereguleerd. Voor het realiserenvan leesvoldoening is het belangrijkdat <strong>de</strong> docent ingrijpt alsblijkt dat <strong>de</strong> leerling met het verkeer<strong>de</strong>boek bezig is.LeesdossieropdrachtenHet leesdossier bevat on<strong>de</strong>r meerontwikkelingsverslagen, zoals <strong>de</strong>leesautobiografie en het balansverslag,en van elk boek een leesverslag.De leesverslagen blijken heton<strong>de</strong>rwijsleerproces overwegend tebelemmeren; <strong>de</strong> ontwikkelingsverslagenzijn daarentegen een belangrijkestimuleren<strong>de</strong> factor. Een kenmerkvan het leesverslag is het gebrekaan variatie. Leerlingen zien <strong>de</strong>opdrachten <strong>voor</strong>al als doe-taken(han<strong>de</strong>lings<strong>de</strong>len) en weten evenalshun leraren meestal niet wat ze ervanleren. Hierdoor neemt <strong>de</strong> belangstelling<strong>voor</strong> <strong>de</strong> leesverslagensnel af, behalve bij leerlingen diezichzelf een dui<strong>de</strong>lijk doel stellen.Gebleken is ook dat <strong>de</strong> leerlingenvaak op het internet naar an<strong>de</strong>releesverslagen kijken, omdat ze nietin staat zelfstandig een structuuranalysete maken. Ook een grotekeuzevrijheid werkt belemmerendomdat dit bij leerlingen <strong>de</strong> suggestiewekt van vrijblijvendheid. Eenbelangrijke stimuleren<strong>de</strong> kwaliteitvan het leesdossier is dat <strong>de</strong> verslagen<strong>de</strong> literaire ontwikkeling vanleerlingen documenteren en henhouvast bie<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereidingvan het mon<strong>de</strong>linge examen.SturingDe docent heeft een sturen<strong>de</strong> rol.Belangrijk is dat hij een repertoirevan persoons- en taakgerichte begeleidingsstrategieëntot zijn beschikkingheeft zodat hij kan inspelenop verschillen<strong>de</strong> typen leerlingenen hen kan motiveren en a<strong>de</strong>quaatkan begelei<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> uitvoering vanhun taken. Betrokkenheid bij <strong>de</strong> literaireontwikkeling van <strong>de</strong> leerling(ongeacht hun niveau), enthousiasme<strong>voor</strong> literatuur en <strong>de</strong> taken, engedifferentieer<strong>de</strong> vakkennis zijn belangrijkestimuleren<strong>de</strong> factoren. Stimulerend<strong>voor</strong> het leerproces is interactietussen <strong>de</strong> docent en <strong>de</strong>leerlingen. De dialoog functioneertals constructie van kennis door leraaren leerlingen, waarbij naast <strong>de</strong>boeken en kennis van <strong>de</strong> docent,ook <strong>de</strong> ervaringen van leerlingenbelangrijke kennisbronnen vormen.Belemmerend is <strong>de</strong> nadruk op zelfstudieen begeleiding op afstand.Het studiehuis veroorzaakt veel geïsoleerdwerken door leerlingen entijd <strong>voor</strong> grondige feedback door <strong>de</strong>docent is er vaak niet.21


MotivatieDe ontwikkeling van motivatie hangtsamen met <strong>de</strong> ontwikkeling vancompetentie. In die zin kan <strong>de</strong> motivatieniet los wor<strong>de</strong>n gezien van<strong>de</strong> belemmeren<strong>de</strong> en stimuleren<strong>de</strong>factoren die hier<strong>voor</strong> zijn genoemd.Zo versterkt <strong>de</strong> keuze van het juisteboek <strong>de</strong> intrinsieke motivatie. Binnen<strong>de</strong> context van literatuuron<strong>de</strong>rwijsop school blijken extrinsieke enintrinsieke factoren tegelijk een rolte spelen. Intrinsiek gemotiveer<strong>de</strong>leerlingen zijn niet alleen georiënteerdop bepaal<strong>de</strong> leerdoelen, maardikwijls ook op <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring van<strong>de</strong> docent en het behalen van goe<strong>de</strong>cijfers. Het belang van dit laatstewordt bij <strong>de</strong> zogenoem<strong>de</strong> han<strong>de</strong>lings<strong>de</strong>lenvan het examenprogramma(leesdossier) on<strong>de</strong>rschat. Als zegeen cijfer <strong>voor</strong> een grote opdrachtkrijgen, neemt hun intrinsieke motivatieaf: leerlingen willen loon naarwerken. Een belangrijke extrinsiekefactor is ook <strong>de</strong> omvang van het literatuuron<strong>de</strong>rwijs:<strong>de</strong>s te min<strong>de</strong>rlesuren, <strong>de</strong>s te lager is <strong>de</strong> prioriteit.Niveauspecifieke factorenNaast <strong>de</strong>ze algemene zijn er ook niveauspecifiekestimuleren<strong>de</strong> enremmen<strong>de</strong> factoren. Belangrijk isdat elk niveau in het teken staat vanhet aanleren van een bepaal<strong>de</strong> maniervan lezen en leerlingen zich bewustwor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong>functies die literatuur kan vervullen.Van belang <strong>voor</strong> het stimuleren van<strong>de</strong> literaire ontwikkeling is dat menop elk niveau het doel goed <strong>voor</strong>ogen heeft. Op niveau 1 is het beslistnodig dat er succeservaringenwor<strong>de</strong>n gerealiseerd en <strong>de</strong> drempelnaar <strong>de</strong> volwassenenliteratuur wordtverlaagd. Op niveau 2 moet menproberen om <strong>de</strong> persoonlijke betrokkenheidvan <strong>de</strong> leerling bij <strong>de</strong>boeken en opdrachten te vergroten.Op niveau 3 gaat het erom dat <strong>de</strong>leerling een dialoog voert met <strong>de</strong>tekst en aan het <strong>de</strong>nken wordt gezetover <strong>de</strong> kwesties die erin wor<strong>de</strong>naangesne<strong>de</strong>n. Hier is het ookvan belang dat <strong>de</strong> leerling oog krijgt<strong>voor</strong> <strong>de</strong> verteltechniek (‘trucs’). Opniveau 4 verschuift <strong>de</strong> aandachtnaar <strong>de</strong> betekenis van <strong>de</strong> tekst en<strong>de</strong> verhaalstructuur. Het doel is hetleggen van verban<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong>tekst, betekenis kunnen geven aanbepaal<strong>de</strong> structuurelementen en reflecterenover <strong>de</strong> ‘boodschap’ van<strong>de</strong> tekst. Op niveau 5 wordt <strong>de</strong> tekstnadrukkelijk in een cultuurhistorischka<strong>de</strong>r geplaatst en wordt veel aandachtbesteed aan <strong>de</strong> stijl, thematieken eventueel <strong>de</strong> poetica vaneen auteur. Niveau 6 tenslotte staatin het teken van het doen van letterkundigen literatuurwetenschappelijkon<strong>de</strong>rzoek. Ook het zelf schrijvenvan een literaire tekst of hethertalen van een ou<strong>de</strong> tekst kan totdit niveau wor<strong>de</strong>n gerekend.In verband met <strong>de</strong> representativiteitvan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroep is geconclu<strong>de</strong>erddat die voldoen<strong>de</strong> gevarieerdwas om inzicht te krijgen in <strong>de</strong>literaire ontwikkeling van havo- envwo-leerlingen met verschillen<strong>de</strong>22


eginsituaties. Alleen op <strong>de</strong> variabelesekse was er geen goe<strong>de</strong> balans(relatief veel zwakke jongensen veel sterke meisjes). Bovendienis door on<strong>de</strong>rzoekstechnische re<strong>de</strong>nen<strong>de</strong> literaire ontwikkeling vanvwo-leerlingen nog niet volledig inkaart gebracht. Vooral <strong>de</strong> stimuleren<strong>de</strong>factoren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> niveaus 5 en6 zijn onvoldoen<strong>de</strong> aan bod geweest.23


Deel IVHet oog van <strong>de</strong> meesterJe gaat het pas zien als je het door hebt.Johan Cruijff24


Hoofdstuk 10Conclusies, discussieen aanbevelingenHoofdstuk 10 bevat <strong>de</strong> algemeneconclusies, gevolgd door een discussieen aanbevelingen <strong>voor</strong> hetliteratuuron<strong>de</strong>rwijs en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek.Het algemene doel van diton<strong>de</strong>rzoek is enerzijds een bijdragete leveren aan <strong>de</strong> kwaliteit van hetliteratuuron<strong>de</strong>rwijs en an<strong>de</strong>rzijdskennis te vergaren over <strong>de</strong> literaireontwikkeling van leerlingen in <strong>de</strong>context van het literatuuron<strong>de</strong>rwijs.Kwaliteit literatuuron<strong>de</strong>rwijsOver <strong>de</strong> kwaliteit van het literatuuron<strong>de</strong>rwijswordt geconclu<strong>de</strong>erd dat<strong>de</strong> ontwikkelingsresultaten te wensenoverlaten: het beginniveau vanbijna <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> leerlingen isontoereikend, het eindniveau van<strong>de</strong> vwo-leerlingen is niet bevredigend,<strong>de</strong> overgang naar niveau 4 isproblematisch, op het vwo komen<strong>de</strong> leerlingen met een lage of eenhoge startcompetentie onvoldoen<strong>de</strong>aan hun trekken en er zijn ernstigedidactische problemen met het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>elliteratuurgeschie<strong>de</strong>nis. Erwor<strong>de</strong>n twee belangrijke positieveresultaten gerapporteerd: vrijwelalle leerlingen (87%) verlaten hethavo en vwo met een positieve attitu<strong>de</strong>en het eindniveau van hetmeren<strong>de</strong>el (73%) van <strong>de</strong> havo-leerlingenvoldoet aan <strong>de</strong> norm.Het literatuuron<strong>de</strong>rwijs kan wor<strong>de</strong>nverbeterd. Allereerst moet hetcurriculum wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>zien vaneen goe<strong>de</strong> structuur waarin verschillen<strong>de</strong>niveaus wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.Elk niveau moet in hetteken staan van het aanleren vaneen bepaal<strong>de</strong> manier van lezen zodatop elk niveau an<strong>de</strong>re doelenwor<strong>de</strong>n nagestreefd en <strong>de</strong> niveauszich dui<strong>de</strong>lijk van elkaar on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nen <strong>voor</strong> leerlingen en docentenherkenbaar zijn. Daarnaastmoet <strong>de</strong> leerling bij <strong>de</strong> boekkeuzekunnen beschikken over een volledigeoriënteringsbasis, zodat <strong>de</strong>keuze van het juiste boek vrijwelgegaran<strong>de</strong>erd is. Ook moeten leerlingenzich beter <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n ophet lezen van een boek. Van belangis dat zij positieve leesverwachtingenhebben en zijn geïnformeerdover <strong>de</strong> eigenaardighe<strong>de</strong>n van hetwerk zodat ze weten wat hen tewachten staat en <strong>de</strong> inhoud envorm van <strong>de</strong> tekst beter tot hunrecht komen. Boekspecifieke opdrachtenkunnen <strong>de</strong> leerlingen opeen bepaald spoor zetten. Bovendienis het van belang dat <strong>de</strong> opdrachtenook niveauspecifieke doelendienen, zodat ze in het tekenkomen te staan van <strong>de</strong> verwervingvan een bepaal<strong>de</strong> manier van lezen.Een belangrijk <strong>voor</strong><strong>de</strong>el hiervanis dat <strong>de</strong> opdrachten meer variatiezullen krijgen. Voorts moeten<strong>de</strong> opdrachten cognitieve conflictenveroorzaken, zodat <strong>de</strong> leerlingenaan het wor<strong>de</strong>n gezet, diepere lagenvan <strong>de</strong> tekst aan gaan boren entot nieuwe inzichten komen. Dekeuzevrijheid van <strong>de</strong> leerling moet25


wor<strong>de</strong>n ingeperkt tot het hoe (werkvorm,presentatievorm). Van belangis dat <strong>de</strong> ontwikkelingsdoelen– het wat – centraal staan. De betrokkenheidvan <strong>de</strong> leerling bij <strong>de</strong>doelen van het literatuuron<strong>de</strong>rwijsmoet wor<strong>de</strong>n vergroot. Belangrijkis dat <strong>de</strong> leerling zich bewust is vanzijn niveau en inzicht heeft in zijneigen ontwikkelingsproces. De docentspeelt bij <strong>de</strong> literaire ontwikkelingeen cruciale rol. Voor <strong>de</strong>laagste niveaus wordt een coachen<strong>de</strong>rol van <strong>de</strong> docent verwachten op <strong>de</strong> hogere niveaus zijn <strong>de</strong>leerlingen gebaat bij meer intellectueleuitdaging door <strong>de</strong> docent. Gedifferentieer<strong>de</strong>vakkennis geldthierbij als een condicio sine quanon.Er wordt betoogd dat het instrumentdat in <strong>de</strong>el II is ontwikkeld enin <strong>de</strong>el III is uitgebreid met han<strong>de</strong>lingsoriëntatieseen belangrijke bijdragekan leveren aan <strong>de</strong> verbeteringvan het literatuuron<strong>de</strong>rwijs.Het biedt zowel een <strong>voor</strong>lopige basis<strong>voor</strong> een goed gestructureerdcurriculum als een kennisbasiswaarmee docenten zich kunnen oriënterenop hun didactisch han<strong>de</strong>len.Het beschrijft niet alleen hoehet ontwikkelingsproces verloopten welke fasen daarin kunnen wor<strong>de</strong>non<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, maar ook welkeboeken, opdrachten en didactischeinterventies bij elk niveau passen.Een bijkomend gevolg van heton<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> literaire ontwikkelingis <strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kking dat belangrijkediscussiethema’s in <strong>de</strong> literatuurdidactiekmet <strong>de</strong> introductievan het instrument een nieuwe impulskrijgen. Door <strong>de</strong> literaire ontwikkelingvan leerlingen in het literatuuron<strong>de</strong>rwijscentraal te stellen,komt het <strong>de</strong>bat dat gevoerd wordtover het wel of niet nastreven vanleesplezier, het wel of niet toestaanvan eenvoudige literatuur op <strong>de</strong>leeslijst, het <strong>voor</strong>schrijven van eenliteraire canon, het gebruiken vantekstbestu<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> of tekstervaren<strong>de</strong>metho<strong>de</strong>s en over <strong>de</strong> doelstellingenvan het literatuuron<strong>de</strong>rwijsin een an<strong>de</strong>r licht te staan.Literaire socialisatieNaast een bijdrage aan <strong>de</strong> verbeteringvan het literatuuron<strong>de</strong>rwijswordt met het on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong>literaire ontwikkeling van leerlingenook een bijdrage geleverd aan <strong>de</strong>theorieontwikkeling over <strong>de</strong> literairesocialisatie van adolescenten in<strong>de</strong> institutionele omgeving van hetliteratuuron<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>fase.De literaire ontwikkeling vanadolescenten kan niet los wor<strong>de</strong>ngezien van <strong>de</strong> cognitieve en sociaalemotioneleontwikkeling die leerlingenin <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> doormaken.Het instrument dat in <strong>de</strong>el II werdontwikkeld, weerspiegelt zowel hetcurriculum van het literatuuron<strong>de</strong>rwijsin <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase als <strong>de</strong> cognitieveen sociaal-emotionele ontwikkelingvan adolescente lezers. Hetinstrument heeft laten zien dat <strong>de</strong>verhouding tussen <strong>de</strong> interne, persoonlijkefactoren en <strong>de</strong> externe26


socialisatiefactor van het literatuuron<strong>de</strong>rwijsper niveau verschilt. Hetomslagpunt van <strong>de</strong> dominantie van<strong>de</strong> persoonlijke factoren naar omgevingsfactoren,in casu het literatuuron<strong>de</strong>rwijsbevindt zich tussenniveau 3 en 4.Een belangrijk resultaat van heton<strong>de</strong>rzoek is dat er een instrumentis ontwikkeld waarmee verschillen<strong>de</strong>niveaus van literaire competentiekunnen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nen waarmee <strong>de</strong> opbrengsten vanhet literatuuron<strong>de</strong>rwijs kon<strong>de</strong>nwor<strong>de</strong>n bepaald (hoofdstuk 8).Daarnaast biedt het instrument eenheuristisch ka<strong>de</strong>r waarmee ontwikkelingen stagnatie in het on<strong>de</strong>rwijsleerproceskunnen wor<strong>de</strong>n opgespoor<strong>de</strong>n verklaard (hoofdstuk9). Hierdoor is ook inzicht verkregenin <strong>de</strong> werkzame didactische bestand<strong>de</strong>lenvan het literatuuron<strong>de</strong>rwijs.De discussie over <strong>de</strong> opbrengstenvan het literatuuron<strong>de</strong>rwijskan, wanneer <strong>de</strong>ze met dit instrumentzou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht,empirisch wor<strong>de</strong>n gestaafd en zohet niveau van borrelpraat ontstijgen.Desgewenst kan <strong>de</strong> ontwikkelingvan literaire competentie wor<strong>de</strong>nopgenomen in het PeriodiekPeilings-on<strong>de</strong>rzoek Ne<strong>de</strong>rlands(PPON).De uitkomsten van het on<strong>de</strong>rzoeknaar <strong>de</strong> literaire ontwikkelingvan leerlingen bevestig<strong>de</strong>n eer<strong>de</strong>reuitkomsten uit an<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek.Een groot verschil is dat het on<strong>de</strong>rhavigeon<strong>de</strong>rzoek veel meer nuancesin <strong>de</strong> opbrengsten laat zien enbovendien een heuristiek biedtwaarmee <strong>de</strong> literaire ontwikkelingvan leerlingen en on<strong>de</strong>rlinge verschillentussen leerlingen kunnenwor<strong>de</strong>n verklaard. Een belangrijkwinstpunt is ver<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> kloofmet <strong>de</strong> praktijk wordt overbrugd.De docent krijgt concrete han<strong>de</strong>lingsoriëntatieswaarmee hij didactischeproblemen kan bena<strong>de</strong>ren enoplossen, zoals wanneer hij welkeboeken kan adviseren, met welkeactiviteiten hij een bepaal<strong>de</strong> leesmanierkan stimuleren, welke interventieshij kan doen om leerlingenmet verschillen<strong>de</strong> competenties enmotivatie te stimuleren en <strong>voor</strong>welke valkuilen hij moet oppassen.AanbevelingenAanbevelingen <strong>voor</strong> ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoekhebben betrekking op replicatievan <strong>de</strong>len van dit on<strong>de</strong>rzoek.Ook is aanvullend on<strong>de</strong>rzoek nodignaar <strong>de</strong> literaire ontwikkeling vanjongens en van vwo-leerlingen op<strong>de</strong> niveaus 4, 5 en 6. Daarnaast ishet van belang dat op een vergelijkbarewijze on<strong>de</strong>rzoek wordt gedaannaar het poëzieon<strong>de</strong>rwijs. Eris ook een aanbeveling gedaan <strong>voor</strong>een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> didactischecondities <strong>voor</strong> literatuurgeschie<strong>de</strong>nisen het lezen van ou<strong>de</strong> teksten.Ver<strong>de</strong>r ligt het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand om hetstelsel van ontwikkelingsniveaus uitte brei<strong>de</strong>n naar het basison<strong>de</strong>rwijs,<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rbouw van het <strong>voor</strong>tgezeton<strong>de</strong>rwijs en naar het aca<strong>de</strong>mischeliteratuuron<strong>de</strong>rwijs. Gezien <strong>de</strong> velemismatches in het on<strong>de</strong>rwijsleer-27


proces is het ook relevant na<strong>de</strong>ron<strong>de</strong>rzoek te doen naar <strong>de</strong> kennisvan docenten Ne<strong>de</strong>rlands. Naastreplicerend en aanvullend on<strong>de</strong>rzoekis ook experimenteel didactischon<strong>de</strong>rzoek nodig. Bij elk niveaukan on<strong>de</strong>rzoek wor<strong>de</strong>n gedaannaar <strong>de</strong> optimale didactische condities<strong>voor</strong> het bereiken van het daaropvolgen<strong>de</strong>niveau. Vooral <strong>de</strong> overgangvan niveau 2 naar 4 verdientna<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek omdat gebleken isdat activiteiten op niveau 3 in hetliteratuuron<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochtescholen nagenoeg ontbreken.Er is ook gewezen op het belangvan fundamenteel on<strong>de</strong>rzoeknaar <strong>de</strong> wisselwerking tussen cognitieve,sociaal-emotionele en esthetischeontwikkeling, en binnen<strong>de</strong>ze laatste naar <strong>de</strong> wisselwerkingtussen verschillen<strong>de</strong> kunstdisciplines,zoals beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst, drama,muziek, film en literatuur.Het on<strong>de</strong>rzoek wordt afgeslotenmet zeven aanbevelingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>praktijk van het literatuuron<strong>de</strong>rwijs.Gezien <strong>de</strong> relevantie van diton<strong>de</strong>rzoek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> praktijk is <strong>de</strong>eerste aanbeveling <strong>de</strong> verspreidingvan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksresultaten on<strong>de</strong>rdocenten in een aangepaste publicatie.De twee<strong>de</strong> aanbeveling betreft<strong>de</strong> ontwikkeling van een vakdidactischecatalogus <strong>voor</strong> het literatuuron<strong>de</strong>rwijsop het internet<strong>voor</strong> docenten. Deze catalogus bevatin totaal ongeveer tweehon<strong>de</strong>rdboeken die zijn <strong>voor</strong>zien van letterkundigeen didactische informatie,waaron<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van boekafhankelijkeopdrachten <strong>voor</strong> verschei<strong>de</strong>ne(meestal drie) niveaus.Deze informatie moet op het internet<strong>voor</strong> alle docenten toegankelijkzijn. Om <strong>de</strong> catalogus actueel tehou<strong>de</strong>n moeten elk jaar vijf titelswor<strong>de</strong>n vervangen. De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> aanbevelingis <strong>de</strong> catalogus uit te brei<strong>de</strong>nmet <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> leerlingen.Leerlingen vin<strong>de</strong>n veel baat bijinformatie over boeken die goed ophen is afgestemd. Het doel moetzijn dat zij een betrouwbare en inspireren<strong>de</strong>gids <strong>voor</strong> hun boekkeuzetot hun beschikking krijgen. Devier<strong>de</strong> aanbeveling vloeit hier directuit <strong>voor</strong>t. De leerlingen zou<strong>de</strong>n vierkeer per jaar on<strong>de</strong>r begeleiding van<strong>de</strong> docent een boek uit <strong>de</strong> catalogusmoeten kunnen bestellen, zodatze <strong>de</strong> beschikking krijgen over<strong>de</strong> boeken die ze willen lezen. Opgrond van dit on<strong>de</strong>rzoek kan wor<strong>de</strong>nverwacht dat <strong>de</strong> uitvoering van<strong>de</strong> aanbevelingen twee, drie en vierop termijn zal lei<strong>de</strong>n tot een aanzienlijkekwaliteitsverbetering vanhet literatuuron<strong>de</strong>rwijs. Aanbevelingvijf is <strong>de</strong> eindtermen en kerndoelente vervangen door een doorlopen<strong>de</strong>leerlijn fictie/literatuurwaarin verschillen<strong>de</strong> niveaus zijnon<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, zodat secties concreteafspraken over eind- en tussendoelenkunnen maken en literaireontwikkeling bij leerlingen kanwor<strong>de</strong>n waargenomen. De zes<strong>de</strong>aanbeveling is regionale netwerkenop te zetten waarin docenten ervaringenuitwisselen en het werk vanleerlingen leren diagnosticeren. De28


laatste aanbeveling is bedoeld <strong>voor</strong>lerarenopleidingen en <strong>de</strong> professionaliseringvan docenten. Dit on<strong>de</strong>rzoekheeft dui<strong>de</strong>lijk gemaakt dathet oog van <strong>de</strong> meester gescherptwordt door gedifferentieer<strong>de</strong> vakdidactischekennis. Daarom moet <strong>de</strong>beroepsstandaard <strong>voor</strong> leraren dieop dit moment wordt ontwikkeldook een specificatie van die vakkennisbevatten. Docenten die <strong>de</strong>literaire ontwikkeling van alle leerlingenals doel hebben moeten vanalle markten thuis zijn. Zij moetenniet alleen <strong>de</strong> beperkingen en mogelijkhe<strong>de</strong>nvan leerlingen in eenbepaal<strong>de</strong> ontwikkelingsfase kunnendoorzien, zij moeten ook weten wat<strong>de</strong> didactische beperkingen en mogelijkhe<strong>de</strong>nvan boeken en opdrachtenin die fase zijn. Daarinschuilt het meesterschap van <strong>de</strong>docent.29


BijlageZes niveaus van literaire competentie30


Niveau 1Zeer beperkte literaire competentieLeerlingals lezerLeerlingen met een zeer beperkte literaire competentie hebben weinig ervaringmet het lezen van fictie. Ze hebben moeite met het lezen, begrijpen, interpreterenen waar<strong>de</strong>ren van zeer eenvoudige literaire teksten en vin<strong>de</strong>n het ookmoeilijk om over hun leeservaringen en smaak te communiceren. Hun algemeneontwikkeling is niet toereikend om in een literair boek <strong>voor</strong> volwassenendoor te dringen. Ze staan afwijzend tegenover literatuur omdat <strong>de</strong> inhoud te vervan hen afstaat en <strong>de</strong> stijl <strong>voor</strong> hen te moeilijk is. De bereidheid om zich <strong>voor</strong>literatuur in te spannen is gering. Daardoor is <strong>de</strong> omvang van het boek en <strong>de</strong>taak bij <strong>de</strong>ze leerlingen een zwaarwegen<strong>de</strong> factor. Hun literatuuropvatting enleeshouding wor<strong>de</strong>n gekenmerkt door een behoefte aan spanning (actie) endrama (emotie). Hun manier van lezen kan wor<strong>de</strong>n getypeerd als belevendlezen.TekstDe boeken die <strong>de</strong>ze leerlingen aan kunnen, zijn geschreven in eenvoudige, alledaagsetaal en sluiten met <strong>de</strong> inhoud en personages nauw aan bij <strong>de</strong> belevingswereldvan adolescenten. De verhaalstructuur is hel<strong>de</strong>r en eenvoudig enhet tempo waarin <strong>de</strong> spannen<strong>de</strong> of dramatische gebeurtenissen elkaar opvolgenis hoog. Structuurelementen die <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling on<strong>de</strong>rbreken, zoals gedachtenof beschrijvingen, zijn schaars. Representatief <strong>voor</strong> dit niveau zijn <strong>de</strong> boekenvan Yvonne Keuls (Het verrotte leven van Floortje Bloem en De moe<strong>de</strong>r vanDavid S.) en spannen<strong>de</strong> of dramatische jeugdliteratuur van bij<strong>voor</strong>beeld CarrySlee en Jan Terlouw.OpdrachtDe leerlingen zijn in staat om een belangrijk verhaalfragment samen te vattenen <strong>voor</strong> het tekstbegrip basale structuurelementen te herkennen (bij<strong>voor</strong>beeldwisselingen van tijd en plaats). De respons op <strong>de</strong> tekst is subjectief en nietgereflecteerd (kreten) waarbij <strong>de</strong> aandacht <strong>voor</strong>al uitgaat naar <strong>de</strong> sympathie ofantipathie <strong>voor</strong> het hoofdpersonage en diens belevenissen. Het waar<strong>de</strong>ringsschemaop dit niveau bestaat <strong>voor</strong>namelijk uit emotieve criteria (spannend,saai, zielig, tof, stom) waarbij het <strong>de</strong>ze leerlingen veel moeite kost hun leeservaringen oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> tekst te on<strong>de</strong>rbouwen en actief <strong>de</strong>el te nemen aaneen gesprek over het boek. Evenmin kunnen ze hun <strong>voor</strong>keur hel<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rwoor<strong>de</strong>n brengen en een a<strong>de</strong>quate boekkeuze maken.31


Niveau 2Beperkte literaire competentieLeerlingals lezerLeerlingen met een beperkte literaire competentie hebben wel ervaring met hetlezen van fictie, maar nauwelijks met literaire romans <strong>voor</strong> volwassenen. Zezijn in staat om zeer eenvoudige literaire teksten te lezen, begrijpen en waar<strong>de</strong>renen kunnen verslag uitbrengen over hun persoonlijke leeservaring ensmaak. Hun algemene ontwikkeling is toereikend om literatuur <strong>voor</strong> volwassenente begrijpen, maar niet voldoen<strong>de</strong> om door te dringen in een (roman)werkelijkheiddie sterk afwijkt van hun belevingswereld. De bereidheid om zich<strong>voor</strong> literatuur in te spannen is aanwezig, maar niet groot. Daardoor blijft <strong>de</strong>omvang van het boek en <strong>de</strong> taak een relevante factor bij <strong>de</strong> boek- en taakkeuze.De leeshouding wordt gekenmerkt door interesse in herkenbare situaties,gebeurtenissen en emoties. Ze hebben <strong>de</strong> opvatting dat literatuur realistischmoet zijn. Hun manier van lezen kan wor<strong>de</strong>n getypeerd als herkennendlezen.TekstDe boeken die <strong>de</strong>ze leerlingen aan kunnen zijn geschreven in alledaagse taal,hebben een eenvoudige structuur en sluiten aan bij hun belevingswereld. Hoewel<strong>de</strong> boeken <strong>voor</strong> volwassenen zijn geschreven, zijn adolescenten meestal <strong>de</strong>hoofdpersoon. Het verhaal heeft een dramatische verhaallijn waarin han<strong>de</strong>lingenen gebeurtenissen elkaar in een betrekkelijk hoog tempo opvolgen. Hierbijis het niet direct hin<strong>de</strong>rlijk als <strong>de</strong> spanning af en toe wordt on<strong>de</strong>rbroken doorgedachten en beschrijvingen. Bij <strong>voor</strong>keur is er een gesloten ein<strong>de</strong>. Representatieve<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n zijn: Moens, Bor; Ruyslinck, Wierook en tranen; Oberski,Kin<strong>de</strong>rjaren.OpdrachtDe leerlingen zijn in staat om <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van het verhaal te reconstrueren,het on<strong>de</strong>rwerp van <strong>de</strong> tekst te benoemen en <strong>de</strong> personages te beschrijven.Hierbij kunnen ze elementaire literaire begrippen toepassen met betrekking tothet genre, <strong>de</strong> chronologie en <strong>de</strong> karakters. Eveneens kunnen ze reflecterenover wat <strong>de</strong> tekst met hen gedaan heeft en <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong> personages engebeurtenissen naar hun eigen maatstaven realistisch zijn. De respons op <strong>de</strong>tekst is subjectief en <strong>voor</strong>namelijk gericht op sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> personages en<strong>de</strong> geloofwaardigheid van gebeurtenissen. Hierbij is <strong>de</strong> eigen perceptie van <strong>de</strong>werkelijkheid dominant. Ze gebruiken emotieve en referentiële, realistische beoor<strong>de</strong>lingscriteria(meeslepend, aangrijpend, saai, ‘echt’) en verwijzen daarbijsoms naar <strong>de</strong> tekst, maar meestal naar <strong>de</strong> eigen ervaringen en opvattingen. Ineen gesprek over het boek hebben <strong>de</strong>ze leerlingen weinig distantie en staan zeniet erg open <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re meningen en leeservaringen. De persoonlijke smaakwordt gerelateerd aan het genre, bij<strong>voor</strong>beeld oorlog, misdaad en lief<strong>de</strong>. Maar32


hun <strong>voor</strong>keur is nog niet voldoen<strong>de</strong> gedifferentieerd om zelf een a<strong>de</strong>quateboekkeuze te maken.Niveau 3Enigszins beperkte literaire competentieLeerlingals lezerLeerlingen met een enigszins beperkte literaire competentie hebben ervaringmet het lezen van eenvoudige literaire teksten. Ze zijn in staat om eenvoudigeliteraire werken te begrijpen, interpreteren en waar<strong>de</strong>ren en naar aanleidingvan een boek te discussiëren met klasgenoten over maatschappelijk, psychologischeen morele kwesties. Hun algemene en literaire ontwikkeling zijn toereikendom in een enigszins complexe romanstructuur en in <strong>de</strong> wereld van volwassenendoor te dringen. Ze zijn bereid om zich <strong>voor</strong> literatuur in te spannen,maar zullen niet snel aan een dik boek of uitgebrei<strong>de</strong> taak beginnen. Hun leeshoudingwordt gekenmerkt door interesse in maatschappelijke, psychologischeen morele vraagstukken. Literatuur is <strong>voor</strong> hen een mid<strong>de</strong>l om <strong>de</strong> wereld teverkennen en hun eigen gedachten over allerlei kwesties te vormen. De maniervan lezen op dit niveau is te typeren als reflecterend lezen.TekstDe boeken die <strong>de</strong>ze leerlingen aan kunnen zijn geschreven in eenvoudige taalen hebben een complexe, maar <strong>de</strong>salniettemin transparante structuur waarinnaast <strong>de</strong> concrete betekenislaag ook sprake is van een diepere laag. Inhoud enpersonages sluiten niet direct aan bij <strong>de</strong> belevingswereld van adolescenten,maar het verhaal appelleert aan vraagstukken die hen interesseren, zoals lief<strong>de</strong>,dood, vriendschap, rechtvaardigheid en verantwoor<strong>de</strong>lijkheid. De tekst isbij <strong>voor</strong>keur geëngageerd. Voor zover er complexe verteltechnische procédéswor<strong>de</strong>n gehanteerd, zoals tijdsprongen, perspectiefwisselingen, motieven en<strong>de</strong>rgelijke, zijn die tamelijk expliciet. Het verhaal roept vragen bij <strong>de</strong> lezer op(open plekken) en heeft doorgaans een open ein<strong>de</strong>. Representatieve <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>nzijn: Büch, De kleine blon<strong>de</strong> dood; Krabbé, Het gou<strong>de</strong>n ei; Giphart, Phileinezegt sorry; Minco, Het bittere kruid; Glastra van Loon, De passievrucht.OpdrachtDe leerlingen kunnen door mid<strong>de</strong>l van analyse causale verban<strong>de</strong>n leggen op hetniveau van <strong>de</strong> verhaalgeschie<strong>de</strong>nis en op het niveau van het gedrag en <strong>de</strong> ontwikkelingvan <strong>de</strong> personages. Ze kunnen hierbij on<strong>de</strong>rscheid maken tussen huneigen opvattingen en kennis van <strong>de</strong> werkelijkheid, en <strong>de</strong> romanwerkelijkheid.Daarnaast zijn ze in staat om verschillen<strong>de</strong> verhaallijnen te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n endoorzien ze <strong>de</strong> werking van bepaal<strong>de</strong> verteltechnische procédés (‘het kunstje’).Ze kunnen aan <strong>de</strong> hand van vragen over <strong>de</strong> titel en concrete motieven reflecterenover <strong>de</strong> thematiek. Vooral maatschappelijke, psychologische en morele33


kwesties zetten hen aan tot reflectie en kunnen <strong>de</strong> basis vormen <strong>voor</strong> een betrokkendiscussie met klasgenoten. Hierbij zal hun aandacht in <strong>de</strong> eerste plaatsuitgaan naar <strong>de</strong> kwestie en daarna naar <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> tekst. Ze hantereneen meervoudig waar<strong>de</strong>ringsschema dat kan bestaan uit emotionele, realistische,morele en cognitieve criteria. Reflecties en oor<strong>de</strong>len van <strong>de</strong>ze leerlingenzijn <strong>de</strong>els gebaseerd op <strong>de</strong> tekst. Voor hun smaak kunnen ze ook reflecterenover het verschil tussen een leuk en een goed boek (lectuur / literatuur).De literaire <strong>voor</strong>keur is nauw verbon<strong>de</strong>n met hun interesse <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen,maar hun kennis van <strong>de</strong> literatuur is nog niet voldoen<strong>de</strong> gedifferentieerdom zelf een a<strong>de</strong>quate boekkeuze te kunnen maken.Niveau 4Enigszins uitgebrei<strong>de</strong> literaire competentieLeerlingals lezerLeerlingen met een enigszins uitgebrei<strong>de</strong> literaire competentie hebben ervaringmet het lezen van eenvoudige literaire romans <strong>voor</strong> volwassenen. Ze zijn instaat om niet al te complexe literatuur te lezen, te begrijpen, te interpreterenen te waar<strong>de</strong>ren en a<strong>de</strong>quaat over hun interpretaties en smaak te communiceren.Hun algemene en literaire ontwikkeling zijn toereikend om in niet al tecomplexe romans van gerenommeer<strong>de</strong> literaire auteurs door te dringen. Debereidheid om zich <strong>voor</strong> literatuur in te spannen is dui<strong>de</strong>lijk aanwezig. Het aantalpagina’s en <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> taak doet er niet zoveel meer toe. Bij <strong>de</strong>zeleerlingen is een ontluikend literair-esthetisch besef: ze ont<strong>de</strong>kken dat een literaireroman ‘gemaakt’ wordt en dat het schrijven een ‘kunst’ en geen ‘kunstje’is. De leeshouding van <strong>de</strong>ze leerlingen wordt gekenmerkt door <strong>de</strong> bereidheidzich te verdiepen in complexe gebeurtenissen en emoties van volwassenen diever van hen afstaan. Daarnaast zijn zij geïnteresseerd in <strong>de</strong> verteltechniek enromanstructuur en soms ook in <strong>de</strong> ‘bedoeling’ van <strong>de</strong> auteur. De manier vanlezen op dit niveau is te typeren als interpreterend lezen.TekstDe boeken die leerlingen van dit niveau aan kunnen zijn geschreven in een ‘literaire’stijl en sluiten met <strong>de</strong> inhoud en personages niet direct aan bij <strong>de</strong> belevingswereldvan adolescenten. Hierdoor is het verhaalverloop en <strong>de</strong> ontwikkeling van<strong>de</strong> personages min<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>spelbaar. De gehanteer<strong>de</strong> literaire procédés zijn enigszinscomplex: onbetrouwbaar perspectief, impliciete tijdsprongen en perspectiefwisselingen,open plekken, meer<strong>de</strong>re betekenislagen, metaforische stijl, enzo<strong>voor</strong>ts.Hierdoor wordt <strong>de</strong> lezer gestimuleerd <strong>de</strong> tekst te interpreteren. Op dit niveautreffen we veel beken<strong>de</strong> werken aan van gerenommeer<strong>de</strong> auteurs. Representatieve<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n zijn: Bernlef, Hersenschimmen; Dorrestein, Verborgengebreken; Hermans, De donkere kamer van Damokles; Palmen, De vriendschap.34


OpdrachtDe leerlingen kunnen verschillen<strong>de</strong> betekenislagen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n en motievenen an<strong>de</strong>re betekeniselementen herkennen en interpreteren. Ze kunnen zich minof meer empathisch i<strong>de</strong>ntificeren met <strong>de</strong> hoofdpersoon, maar ook afstand nemenen vanuit <strong>de</strong> context van het verhaal kritisch op het gedrag reageren.Eveneens zijn ze in staat te reflecteren over <strong>de</strong> betekenis van het werk en kunnenze verschillen<strong>de</strong> thema’s noemen. Bij interpretatieproblemen tonen <strong>de</strong>zeleerlingen ook belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> auteursintenties. Bovendien hebben zeaandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werking van bepaal<strong>de</strong> verteltechnieken, zoals spanning, enstijlmid<strong>de</strong>len, zoals ironie. Hierdoor zijn ze in staat om <strong>de</strong> verteltechnische mid<strong>de</strong>lenvan een film en boek te analyseren en met elkaar te vergelijken. Derespons is gericht op <strong>de</strong> betekenis van het werk, <strong>de</strong> verteltechniek en soms ookop het vakmanschap van <strong>de</strong> auteur. Het waar<strong>de</strong>ringsschema is gevarieerd enkan naast <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> criteria ook structurele en esthetische criteriabevatten. Leerlingen van dit niveau zijn goed in staat om <strong>de</strong> eigen interpretatieen waar<strong>de</strong>ring te on<strong>de</strong>rbouwen en staan open <strong>voor</strong> interpretaties en opvattingenvan an<strong>de</strong>ren. Ze zijn ook in staat om uittreksels en interpretaties van leeftijdgenotenkritisch te beoor<strong>de</strong>len. Hun <strong>voor</strong>keur kunnen ze goed verwoor<strong>de</strong>nen daarmee richting geven aan hun boekkeuze, maar ze hebben <strong>de</strong>sondanksnog te weinig kennis van <strong>de</strong> literatuur om zelfstandig een boek te kiezen datpast bij hun niveau.Niveau 5Uitgebrei<strong>de</strong> literaire competentieLeerlingals lezerLeerlingen met een uitgebrei<strong>de</strong> literaire competentieniveau hebben ruime ervaringopgedaan met het lezen van literaire romans. Ze zijn in staat om complexeen ook ou<strong>de</strong> literaire werken van <strong>voor</strong> 1880 te begrijpen, interpreteren enwaar<strong>de</strong>ren en met an<strong>de</strong>ren over hun leeservaring, interpretatie en smaak vangedachten te wisselen. Hun algemene, historische en literaire kennis is toereikendom in complexe mo<strong>de</strong>rne en ou<strong>de</strong> klassieke teksten door te kunnen dringen.Ze zijn bereid om <strong>de</strong>ze teksten te lezen en zich daarbij niet alleen te verdiepenin <strong>de</strong> thematiek en structuur, maar ook in <strong>de</strong> literair-historische achtergron<strong>de</strong>nen <strong>de</strong> stijl. Ze zijn zich ervan bewust dat teksten in een cultuurhistorischecontext functioneren en dat literatuur een mid<strong>de</strong>l is om het verle<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>culturele i<strong>de</strong>ntiteit te leren kennen. Hun leeshouding wordt gekenmerkt doorbelangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> canon, literaire conventies, cultuurhistorische achtergron<strong>de</strong>nen sommige klassieke auteurs. De manier van lezen kan wor<strong>de</strong>n getypeerdals letterkundig lezen.35


TekstDe boeken die leerlingen van dit niveau aan kunnen, hebben niet alleen personagesen een thematiek die ver van hun belevingswereld afstaan, maar kunnenook qua taalgebruik en literaire conventies sterk afwijken van wat ze gewendzijn. Bij ou<strong>de</strong> teksten geldt dit in versterkte mate, omdat er sprake is van eenhistorische romanwerkelijkheid met verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n en normen, en bovendienvan oud Ne<strong>de</strong>rlands en gedateer<strong>de</strong> literaire conventies. Bij <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rneromans is een toename te zien van <strong>de</strong> complexiteit in <strong>de</strong> romanstructuur. Dezewordt gekenmerkt door meerduidigheid en implicietheid, en daarnaast ook doorverteltechnisch en stilistisch raffinement. Representatieve <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n zijn:Mariken van Nieumeghen; Van Ee<strong>de</strong>n, Van <strong>de</strong> koele meren <strong>de</strong>s doods, Mulisch,De ont<strong>de</strong>kking van <strong>de</strong> hemel; Multatuli, Max Havelaar.OpdrachtDe han<strong>de</strong>lingsbekwaamhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze leerlingen kunnen als volgt wor<strong>de</strong>n getypeerd.Ze kunnen een ou<strong>de</strong> tekst ‘historiserend’ lezen en in <strong>de</strong> literair-historischecontext plaatsen. Ook kunnen ze personages en complexe gebeurtenissenvanuit verschillen<strong>de</strong> invalshoeken analyseren en evalueren. Daarnaast zijnze in staat om diverse betekeniselementen en -lagen met elkaar te verbin<strong>de</strong>nen op basis daarvan een hoofdthema te bepalen. Bij al <strong>de</strong>ze activiteiten zijn zegeïnteresseerd in achtergrondinformatie. De respons is door <strong>de</strong> letterkundigebena<strong>de</strong>ring gekleurd, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> virtuositeit of originaliteit van een auteurof <strong>de</strong> cultuurhistorische waar<strong>de</strong> van een werk. Bij <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring maken zeon<strong>de</strong>rscheid tussen hun eigen leeservaring en <strong>de</strong> eventuele cultuurhistorischewaar<strong>de</strong> van een werk. Deze leerlingen zijn goed in staat om met een docent eengesprek over literatuur ‘op niveau’ te voeren en kunnen zelfstandig een a<strong>de</strong>quateboekkeuze maken.Niveau 6Zeer uitgebrei<strong>de</strong> literaire competentieLeerlingals lezerLeerlingen met een zeer uitgebrei<strong>de</strong> literaire competentie hebben zeer veelervaring met het lezen van literaire teksten waaron<strong>de</strong>r ook wereldliteratuur. Zezijn in staat om boeken en literatuur in een breed ka<strong>de</strong>r te plaatsen en hunleeservaring en interpretatie met ‘experts’ uit te wisselen. Door hun belezenhei<strong>de</strong>n hoog ontwikkel<strong>de</strong> algemene kennis en specifieke culturele en literairekennis zijn ze in staat om zowel binnen als buiten <strong>de</strong> tekst verban<strong>de</strong>n te leggenen betekenissen te genereren. De bereidheid om zich <strong>voor</strong> literatuur in te spannenis groot, mits ze daar enigszins autonoom in kunnen han<strong>de</strong>len. Ze hebben<strong>de</strong> opvatting dat literatuur verdieping aanbrengt in hun leven en hen helptgreep te krijgen op <strong>de</strong> werkelijkheid (existentiële functie). De leeshouding isliterair-kritisch en wordt gekenmerkt door veelzijdigheid, gedrevenheid36


en belangstelling <strong>voor</strong> wetenschappelijke vakliteratuur. De manier van lezenkan wor<strong>de</strong>n getypeerd als aca<strong>de</strong>misch lezen.TekstDe teksten die <strong>de</strong>ze leerlingen aan kunnen, zijn geschreven in een moeilijktoegankelijke, literaire stijl waarin ook sprake kan zijn van vorm- en stijlexperimenten.Ze hebben een gelaag<strong>de</strong> en complexe structuur waardoor het moeilijkis om in het verhaal door te dringen en <strong>de</strong> betekenis ervan te dui<strong>de</strong>n. Detekst heeft symbolische kenmerken (abstracte motieven) en bevat <strong>voor</strong> eena<strong>de</strong>quate interpretatie wezenlijke verwijzingen naar an<strong>de</strong>re teksten en kennis(intertekstualiteit). Representatieve <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n zijn: Kellendonk, Mystiek lichaam;Nooteboom, Rituelen; Mulisch, Het stenen bruidsbed; Von<strong>de</strong>l, Lucifer.OpdrachtZe zijn in staat om een overkoepelen<strong>de</strong>, verfijn<strong>de</strong> interpretatie van het themate geven en <strong>de</strong>ze te integreren in hun eigen visie op <strong>de</strong> werkelijkheid, waarbijze hun leeservaring en interpretaties extrapoleren naar an<strong>de</strong>re kennisdomeinen,verschijnselen en teksten. De onbepaaldheid en meerduidigheid van tekstenvormen <strong>voor</strong> hen een bijzon<strong>de</strong>re uitdaging. Bovendien vin<strong>de</strong>n ze het interessantom binnen een bepaal<strong>de</strong> stroming literatuur met an<strong>de</strong>re kunstvormente vergelijken of om bepaal<strong>de</strong> verschijnselen en conventies in een historischperspectief te plaatsen en diachronisch te vergelijken. Ze hebben eenpersoonlijke visie op <strong>de</strong> functie van literatuur, zijn kritisch als het gaat om <strong>de</strong>literaire stijl en vin<strong>de</strong>n literatuur een buitengewoon interessant on<strong>de</strong>rwerp omover te praten. Omdat ze daarbij behoefte hebben aan expertise en vakkennis,stellen zij ook hoge eisen aan <strong>de</strong> literaire competentie van <strong>de</strong> docent.37


Curriculum Vitae38


<strong>Theo</strong> <strong>Witte</strong> (Texel 1952). Na een bre<strong>de</strong> oriëntatie op mens en maatschappij besloot hij zich in1980 te gaan wij<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> studie Ne<strong>de</strong>rlands taal en letterkun<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Rijksuniversiteit Groningen.In 1986 <strong>de</strong>ed hij doctoraalexamen met als specialisatie mo<strong>de</strong>rne letterkun<strong>de</strong> en alsbijvakken algemene literatuurwetenschap en mo<strong>de</strong>rne kunstgeschie<strong>de</strong>nis. Tij<strong>de</strong>ns en na zijnstudie gaf hij aan verschillen<strong>de</strong> scholen Ne<strong>de</strong>rlands. Na zijn doctoraal examen werd hij als vakdidacticusaangesteld bij <strong>de</strong> vakgroep Ne<strong>de</strong>rlands van <strong>de</strong> Rijksuniversiteit Groningen.Naast zijn werk als lerarenoplei<strong>de</strong>r verzorg<strong>de</strong> hij nascholing, <strong>de</strong>ed hij on<strong>de</strong>rzoek en was hijbetrokken bij diverse lan<strong>de</strong>lijke projecten. In 1985 was hij een van <strong>de</strong> oprichters van het poëziefestival<strong>voor</strong> scholieren Doe maar, dicht maar. Op uitnodiging van het ProjectmanagementNT2 nam hij <strong>de</strong>el aan een projectgroep die <strong>de</strong> opdracht had een blauwdruk te ontwikkelen <strong>voor</strong>geïntegreer<strong>de</strong> taaldidactiek NT1/2. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1992 tot 1999 <strong>de</strong>ed hij on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong>kwaliteit van schoolboeken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> basisvorming, <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase en het literatuuron<strong>de</strong>rwijs.Sinds 1992 organiseer<strong>de</strong> hij jaarlijks <strong>de</strong> Studiedag Ne<strong>de</strong>rlands. Deze studiedag is inmid<strong>de</strong>lsopgegaan in <strong>de</strong> Dag van Taal, Kunsten en Cultuur die jaarlijks on<strong>de</strong>r zijn leiding wordt georganiseerd<strong>voor</strong> taal- en kunstdocenten uit het <strong>voor</strong>tgezet on<strong>de</strong>rwijs. Hij maakte <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong>Vakontwikkelgroep Ne<strong>de</strong>rlands die het examenprogramma <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlands in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> faseontwikkel<strong>de</strong>. Zij<strong>de</strong>lings was hij ook betrokken bij het examenprogramma van CKV1. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong>1996-1998 was hij een van <strong>de</strong> twee <strong>voor</strong>zitters van het lan<strong>de</strong>lijke netwerk GeïntegreerdLiteratuuron<strong>de</strong>rwijs (GLO). Sinds 2000 is hij lid van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroep Teaching and TeacherEducation van het UOCG. Binnen dat ka<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed hij on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> literaire ontwikkelingvan leerlingen in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase. In 2004 heeft hij samen met docenten Ne<strong>de</strong>rlands een expertisegroepNe<strong>de</strong>rlands opgericht, die zich bezighoudt met vakdidactische experimenten in <strong>de</strong>bovenbouw havo en vwo. In 2007 was hij lid van <strong>de</strong> werkgroep taal die in opdracht van hetministerie van OCW een doorlopen<strong>de</strong> leerlijn ontwikkel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> taal (12 tot 18 jaar). Op dit momentis hij als lerarenoplei<strong>de</strong>r en on<strong>de</strong>rzoeker werkzaam bij het Universitair On<strong>de</strong>rwijs CentrumGroningen. In dit verband begeleidt hij ook secties op school bij <strong>de</strong> ontwikkeling van het vak.Dr. <strong>Theo</strong> <strong>Witte</strong>UOCGLandleven 19747 AD GroningenTelefoon 050 363 61 91Emailt.c.h.witte@rug.nlWebwww.rug.nl/staff/t.c.h.witte39

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!