31.07.2015 Views

Groentesoep - Averbode

Groentesoep - Averbode

Groentesoep - Averbode

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

W.o.-techniek • 2e leerjaarLesfiche<strong>Groentesoep</strong>❙❙Eindterm2.2 De leerlingen kunnen specifieke functies van onderdelen bij eenvoudigetechnische systemen onderzoeken door middel van hanteren, monteren ofdemonteren.In een notendopDe leerlingen zien in dat soep gemaakt wordt volgens bepaalde stappen. Ze tonen aandat een product uit verschillende ingrediënten kan bestaan.❙❙Leerplandoelen■ ■ VVKBaO 0.5 – 0.8 – 0.11 – 6.6 – 6.13 – 6.14 – 6.15■ ■ OVSG WO-TEC-01-22 WO-TEC-02-11/16/21/24/26■ ■ GO!❙❙Didactische suggestiesVoorafNodig ouders uit om te komen koken in de klas. Vraag de ouders (indienmogelijk) de dag voordien met de kinderen op pad te gaan om de juisteingrediënten te kopen. Zorg zelf voor peper, zout en bouillon. Dezelaatste drie ingrediënten voorziet u zelf. Verdeel de klas in groepen. Elkegroep maakt een andere soep. De groepen weten niet van elkaar welkesoep ze gaan maken. Laat de leerlingen een soepkommetje, een lepel,een snijplankje en een snijmes meebrengen.Inleiding❙❙ Verschillende soorten soep• Breng verschillende soorten soep mee: zakjessoep, soep in blik ensoep in brik. Vraag aan de leerlingen of ze weten wat u hebt meegebrachten hoe we deze soep klaar kunnen maken. De leerlingenbekijken het etiket.• Zakjessoep: lossen we op in kokend water.• Soep in blik: mengen we met water en warmen we op in eenpan.• Soep in brik: warmen we op in een pan.verschillende soortensoep© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 20099


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesfiche• Bespreek klassikaal:• Welke soep hebben we hier niet? (verse soep)• Welke ingrediënten zitten er in deze soepen?• Hoe maken ze deze soep in de fabriek, denk je?• Hoe kunnen wij deze soep maken?• Welke soep eet je het liefst? Welke soep heb je nog nooit gegeten?Kern❙❙ Hoe ga ik om met een mes?• Goed omgaan met een mes blijft moeilijk voor kinderen. Vooralomdat ze weten dat het gevaarlijk is en daarom net ook een beetjespannend. Leer de kinderen hoe ze moeten omgaan met een mes.Bespreek de opdracht bij het werkblad Hoe ga ik om met een mes?(bijlage 1). De leerlingen kleuren de rondjes groen bij de prenten diegoed zijn en rood bij de prenten die fout zijn. Bespreek ook elke situatie:Waarom is dat gevaarlijk? Hoe kunnen we dat goed doen?❙❙ Soep maken• Maak met de leerlingen soep. Verdeel de klas in vier groepen. Vraagouders die de leerlingen kunnen begeleiden. Gebruik de stappenplannenMmm, soep (bijlage 2). Geef elk groepje het nodige materiaal,de ingrediënten en een stappenplan. Bespreek met de ouders dat hetde bedoeling is dat de kinderen zo veel mogelijk zelf doen.Slot❙❙ Soep proeven• Proef met z’n allen de verschillende soorten soep. De leerlingenmogen niet aan elkaar vertellen welke ingrediënten ze gebruikthebben. Laat de leerlingen raden welke ingrediënten er in elke soepzitten. Laat hen de soep bekijken en ook proeven. Tijdens het waarnemenkunnen ze al verscheidene groenten uitsluiten.❙❙•❙❙Soep bewarenBespreek hoe we de rest van de soep moeten bewaren.• Hoe bewaren we soep die we morgen willen opeten? (koelkast)• Hoe bewaren we soep die we pas volgende week willen opeten?(diepvriezer)Ook bruikbaar in deze thema’sGezondheid – Voeding – Naar de winkel❙❙Bijlagen• Bijlage 1 – werkblad Hoe ga ik om met een mes?• Bijlage 2 – stappenplannen Soep maken10 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesficheVraag van de week❙❙Eindtermen2.3 De leerlingen kunnen onderzoeken hoe het komt dat een zelf gebruikttechnisch systeem niet of slecht functioneert.2.4 De leerlingen kunnen illustreren dat sommige technische systemen moetenworden onderhouden.In een notendopDe leerlingen onderzoeken waarom bepaalde technische constructies niet (meer)werken. Ze ontdekken dat hiervoor verschillende redenen kunnen zijn. Ze illustrerendat technische systemen ook onderhoud nodig hebben.❙❙Leerplandoelen❙❙■ ■ VVKBaO 6.10 – 6.15 – 6.17 – 6.18■ ■ OVSG WO-TEC-01-12/13/14/15/16 WO-TEC-02-6■■GO!Didactische suggestiesVoorafDeze activiteiten zijn vooral gericht op een analytische benadering vantechniek. We stellen de leerlingen voor een technisch probleem. Dooreen ruime analyse van het probleem komt een mogelijke oplossing inzicht.In een analytische benadering stellen we vragen over de aard van dematerialen, de samenstelling van het technische systeem, de functie diehet moet vervullen en de mogelijkheden om het systeem beter te onderhouden.Inleiding• Vertel kort de volgende situatie:De baron wilde gisteren de barones verrassen voor haar verjaardag.Hij had heel veel gasten uitgenodigd zonder dat de barones er ietsvan wist. Elke gast had hij een brief gestuurd met het tijdstip waaropze verwacht werden. De gasten moesten langs de achterdeur van hetkasteel binnenkomen en samen met de baron wachten in de leeszaalvan het kasteel tot iedereen aanwezig was.© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 200921


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesficheAlles verliep volgens plan. De baron had de barones verteld dat hijeen wandelingetje was gaan maken in het park van het kasteel om zijnafwezigheid te verantwoorden.Toen iedereen aangekomen was, wilde de baron met zijn gasten debarones verrassen. Maar plots hoorden ze loeiende sirenes en knipperlichten.Heel het kasteel was omsingeld door politieauto’s. Doorde megafoon klonk de scherpe stem van de politiecommissaris:‘HALT! Het kasteel is omsingeld. Verlaat onmiddellijk het kasteel metde handen omhoog!’De baron en zijn gasten deden wat de politiecommissaris vroeg. Toenook de barones naar buitenkwam, vroeg de commissaris haar of allesin orde was.‘Wat heeft dit te betekenen?’ vroeg de baron kwaad aan de commissaris.‘De barones heeft naar het politiekantoor gebeld dat er boeven inhet kasteel waren. Ze had wel 15 keer de achterdeur van het kasteelhoren open- en dichtgaan terwijl u een wandeling was gaan maken inhet park van het kasteel!’De baron schoot in een lach om het gekke misverstand. Samen metde gasten gingen ze het kasteel terug binnen. Het werd nog eenprachtig verjaardagsfeest. En toen de baron en de barones ’s avonds inbed lagen, vroeg ze aan haar man:‘Waarom piept de deur?’Kern• Verdeel de leerlingen in groepjes van vier en geef elke leerling eennummer. Vergroot bijlage 1 op A3-formaat. Elk groepje krijgt eenuitvergrote versie van bijlage 1. In het midden staat de vraag van debarones: Waarom piept de deur?De leerlingen zitten rond het blad. Ze gaan aanvankelijk individueelaan de slag met het bedenken van een antwoord op de vraag. Zetekenen of schrijven hun antwoord in het daarvoor bestemde vakmet hun nummer.• Wanneer de leerlingen klaar zijn met hun eigen antwoord, besprekenze per groepje de antwoorden met elkaar. Hieruit groeit eengezamenlijk antwoord dat iemand opschrijft in het kader bij devraag.• Om de antwoorden van de verschillende groepjes te beluisteren,noemt u een nummer van een tot vier. De leerlingen van elkgroepje met het bewuste nummer formuleren het antwoord vande groep. De antwoorden van de verschillende groepjes wordenvergeleken en getoetst aan de werkelijkheid. Hierbij hebt u, binnenhet bevattingsvermogen van de leerlingen, aandacht voor:• de manier waarop het technische systeem in elkaar zit;• de manier waarop het technische systeem werkt;• de mogelijke onderdelen van het technische systeem;• de mogelijke oorzaken van het minder goed of niet meer functionerenvan het technische systeem;• en de mogelijke manieren om het technische systeem te onderhouden,zodat de kans op defect vermindert.nummersantwoorden22 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesficheDe fiets vroeger en nu❙❙Eindtermen2.5 De leerlingen kunnen illustreren hoe technische systemen evolueren enverbeteren.5.5 De leerlingen kunnen terugblikken op minstens twee voorbije activiteitendoor deze in de juiste volgorde te rangschikken en te verwoorden.In een notendopDe leerlingen zien in dat technische systemen evolueren en verbeteren. Ze wetenwaarvoor de verschillende onderdelen van de fiets dienen.❙❙Leerplandoelen■ ■ VVKBaO 6.5 – 6.6 – 8.12■ ■ OVSG WO-TEC-01-8/9/10/11/12/17/20/21 WO-TEC-03-1/2/6■ ■ GO!❙❙Didactische suggestiesInleiding❙❙ Fietsen bekijken• Laat de leerlingen hun fietsen meebrengen of ga naar de fietsenstalling.Laat de leerlingen eerst vrij naar alle fietsen kijken.• Heeft iedereen hetzelfde zadel?• Dezelfde bel?• Zijn de lichten net hetzelfde?• Wat is er nog verschillend aan de fietsen?• Laat de leerlingen daarna per drie de fietsen bekijken. Geef elkgroepje een ander onderdeel van de fiets: banden, stuur, versnelling,remmen, pedalen, lichten, reflectoren, bel. Geef de leerlingeneen klein blaadje papier waarop ze hun onderdeel kunnen tekenen.Wijs de leerlingen erop dat ze respect moeten hebben voor defietsen van andere kinderen. Ze mogen de versnellingen niet veranderen.Stel daarna gerichte vragen:• Heeft iedereen hetzelfde zadel?• Heeft iedereen dezelfde fietsbel?• Hoe zit die fietsbel in elkaar?3© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 200927


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesfiche•••••••Zijn de lichten net hetzelfde?Werkt de verlichting met een dynamo of is er een lichtje met eenbatterij?Wat is er nog verschillend aan de fietsen?Wat is er overal hetzelfde?Hoe werken de remmen?Waarvoor dienen de trappers?Hoe komt het dat we vooruitgaan met een fiets?❙❙ Bandensporen• Strooi wat bloem op een zwart papier. Laat de leerlingen met hunfiets over het blad rijden. Fixeer de bloem met haarlak. Welkeverschillen in de bandenpatronen zijn er? Welke reden kan dat hebben?Vergelijk ook met bandensporen van een auto.Kern❙❙ Steek een fiets in elkaar• Geef de leerlingen bijlage 1. Hierop staan de onderdelen van eenfiets. Laat de leerlingen die uitknippen en bij het frame van de fietsin bijlage 2 plakken. Laat de leerlingen dat zelf uitproberen.• Geef de leerlingen ook wat wol, zodat ze daarmee van de dynamonaar het voor- en achterlicht kunnen gaan. Met een ander kleurtjewol kunnen ze van de rechterrem naar de achterrem gaan en vande linkerrem naar de voorrem. Let erop dat de draadjes mooi langsde buizen gekleefd worden. Zet eventueel vooraan een echte fiets,zodat de leerlingen goed kunnen observeren hoe die draden lopen.Bekijk de werkjes van de leerlingen. Laat ze ook bij elkaar kijken.• Wat hebben ze gemeen?• Wat is er verschillend?• Wat is juist of fout? Waarom?zwart papier, bloem,haarlakverschillende kleurenwol, fietsevaluatiegesprek❙❙ De fiets vroeger en nu• Neem de foto’s uit bijlage 3 erbij. Leg ze verspreid in de klas. Laatde leerlingen in groepjes van vier de verschillende fietsen bekijken.Laat ze zoeken naar verschillen tussen de fiets op de foto en eenfiets van nu.• Hang de foto’s op het bord. Laat de leerlingen deze foto’s ordenenvan vroeger naar nu. Vertel de leerlingen wat meer over dezefietsen en laat ze de gelijkenissen en de verschillen met een fiets vannu opsommen.4Achtergrondinformatie voor de leerkrachtLoopfiets: De eerste fiets die werd uitgevonden, had nog geen trappers.Je moest de fiets zien vooruit te krijgen door je voeten af te duwen opde grond.Velocipede: Ziet u het verschil met de loopfiets? Deze fiets heeft al trappers.De trappers hangen aan het voorwiel. Het wiel vooraan was zogroot om sneller te kunnen gaan.28 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesficheDaar zit muziek in!❙❙Eindterm2.6 De leerlingen kunnen illustreren hoe technische systemen onder meer gebaseerdzijn op kennis over eigenschappen van materialen of over natuurlijkeverschijnselen.In een notendopDe leerlingen kunnen zelf muziekinstrumenten maken aan de hand van een eenvoudigewerkbeschrijving.De leerlingen kunnen gebruikmaken van geschikte materialen en gereedschappen bijhet maken van muziekinstrumenten.❙❙Leerplandoelen■ ■ VVKBaO 3.1 – 6.6 – 6.13 – 6.14 – 6.15■ ■ OVSG WO-TEC-01-4/6/7/8/9/10 WO-TEC-02-11/21/24/25/26/28■ ■ GO!❙❙Didactische suggestiesVoorafLaat de leerlingen muziekinstrumenten meebrengen.Inleiding❙❙ Muziek beluisteren• Beluister samen met de leerlingen een fragment uit een klassiek muziekstuk(Bolero van Ravel, Notenkrakersuite van Tsjaikovski, Peteren de Wolf, De 4 Seizoenen van Vivaldi …). Bespreek:• Welke muziekinstrumenten hoor je?• Ken je nog andere muziekinstrumenten?Kern❙❙ Lichaamsinstrumenten• Vertel de leerlingen dat ze nu zelf muziek gaan maken. Ze mogenechter geen instrumenten gebruiken. Hoe gaan ze dit oplossen?cd met klassiekemuziek© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 200935


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesfiche• Daag de leerlingen uit om geluid te produceren met hun:• stem• lichaam• Voer een gekend kinderliedje (Broeder Jacob, Altijd is Kortjakje ziek,Jan, de Mosselman) uit:• enkel met de stem;• enkel met lichaamsinstrumenten;• met een combinatie van stem en lichaamsinstrumenten.❙❙ Musiceren met voorwerpen• Laat de leerlingen binnen de klas op zoek gaan naar voorwerpenwaarmee ze geluid kunnen produceren:• glazen flesjes• een omgekeerde emmer• 2 linialen• een schaar• een gespannen elastiekje• 2 bordvegers• …• Voer nu nogmaals het kinderliedje uit. Deze keer met de geïmproviseerdeinstrumenten.❙❙ Muziekinstrumenten onderzoeken• Laat de leerlingen zo veel mogelijk verschillende muziekinstrumentenmeebrengen. Verzamel ook alle instrumenten die op school aanwezigzijn. Zet de instrumenten verspreid in de klas neer. Voorzie kostbareof kwetsbare instrumenten van de vermelding niet aanraken.• Leg bij elk instrument enkele kaartjes met onderzoeksvragen neer.Maak hiervoor gebruik van bijlage 2 bij de inleiding van dit domeintechniek.• Verdeel de leerlingen in groepjes. De groepjes wandelen van instrumentnaar instrument. Bij elk instrument beantwoorden ze de onderzoeksvragen.❙❙ Muziekinstrumenten sorteren• Verzamel alle instrumenten op de toontafel. Laat de leerlingen elkinstrument benoemen. Bespreek:• de materialen waaruit de instrumenten gemaakt zijn;• de verschillende onderdelen;• de wijze waarop de verschillende onderdelen aan elkaar bevestigdzijn;• de wijze waarop de instrumenten bespeeld worden.• Breng de instrumenten onder in categorieën:• blaasinstrumenten;• snaarinstrumenten;klankspelallerlei voorwerpenmuziekinstrumentenonderzoeksvragenstellentoontafel36 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesficheStroom❙❙Eindtermen2.8 De leerlingen kunnen technische systemen, het technisch proces, hulpmiddelenen keuzen herkennen binnen verschillende toepassingsgebieden van techniek.In een notendopDe leerlingen weten dat heel wat dingen in huis op elektriciteit werken.Ze kunnen zelf een eenvoudige stroomkring bouwen.❙❙Leerplandoelen■ ■ VVKBaO 6.2 – 6.3 – 6.4 – 6.7■ ■ OVSG WO-TEC-01-6/9/10/23 WO-TEC-02-4WO-TEC-04-2/12/13/15/16■ ■ GO!❙❙Didactische suggestiesVoorafLaat de leerlingen reclamefolders meebrengen.Inleiding❙❙ Stroompanne• Vertel de leerlingen dat de directeur een belangrijke brief gekregenheeft van de elektriciteitsmaatschappij. Aangezien de inhoud van debrief ook invloed heeft op het verloop van de lessen, heeft u van dedirecteur de opdracht gekregen om de brief hardop voor te lezen.kringgesprek© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 200941


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesfiche•Lees deze brief luidop voor:ElectraGeachte mevrouw, mijnheerDeze week zal onze maatschappij een aantal grote werkzaamhedenuitvoeren aan de elektriciteitsleidingen in uw gemeente.Tot onze grote spijt zijn wij daarom genoodzaakt om de stroomtoevoerin uw wijk gedurende twee dagen te onderbreken.Langs deze weg willen wij ons alvast verontschuldigen voorhet eventuele ongemak.Hoogachtend,Leo DielisAlgemeen directeur Electra• In de brief wordt dus aangekondigd dat de elektriciteit een aantal dagenzal afgesloten worden. Vraag de leerlingen naar de gevolgen vandie aangekondigde stroompanne:• Welke dingen kunnen we nog wel doen zonder stroom?• Welke dingen kunnen we niet meer doen zonder stroom?Kom met de leerlingen tot de conclusie dat we in onze huidige maatschappijelektriciteit nog maar moeilijk kunnen missen.• Leg de leerlingen enkele vragen voor:• Wat weet je al over elektriciteit?• Wat wil je leren over elektriciteit?• Wat wil je doen rond elektricteit?• Maak met de antwoorden een lijst van de weetjes, vragen en verwachtingenrond dit thema.Kern❙❙ We verkennen de wereld van de elektriciteit …• Bied de leerlingen enkele toestellen aan die bewegen (een slacentrifuge,een windmolentje, een zandloper, een mixer).• Vraag aan de leerlingen hoe het komt dat die dingen kunnen bewegen:• Onze spierkracht brengt de slacentrifuge aan het draaien.• De windkracht laat het molentje draaien.• De zwaartekracht zorgt ervoor dat de zandkorrels naar benedenvallen.• Elektriciteit zorgt ervoor dat de mixer draait.slacentrifuge,windmolentje,zandloper, mixer42 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesficheHoe lang drijft die boot?❙❙Eindtermen2.2 De leerlingen kunnen specifieke functies van onderdelen bij eenvoudigetechnische systemen onderzoeken door middel van hanteren, monteren ofdemonteren.2.10 De leerlingen kunnen bepalen aan welke vereisten het technisch systeemdat ze willen gebruiken of realiseren, moet voldoen.2.14 De leerlingen kunnen werkwijzen en technische systemen vergelijken enover beide een oordeel formuleren aan de hand van criteria.In een notendopDe leerlingen onderzoeken en vergelijken volgens bepaalde criteria verschillendematerialen voor wat betreft hun drijfvermogen. Ze ontdekken welke vormen en/ofmaterialen meer of minder drijfvermogen hebben en verwoorden hierbij hun bevindingen.❙❙Leerplandoelen■ ■ VVKBaO 6.6 – 6.11 – 6.14 – 7.19 – 7.20 – 7.21■ ■ OVSG WO-TEC-01-5/6 WO-TEC-02-2/7/26 WO-NAT-04-1/5■ ■ GO!❙❙Didactische suggestiesInleiding• De leerlingen nemen plaats rond de toontafel. Op de toontafel staateen (bij voorkeur doorzichtige) kom met water. Naast de kom metwater liggen allerhande spulletjes waarvan het drijfvermogen getestmag worden. De munt en het laag blik waarvan de bodem gevuld ismet knikkers, zet u nog even uit het zicht. Vraag de leerlingen of zede materialen kunnen verdelen in voorwerpen die drijven en voorwerpendie zinken.Laat enkele leerlingen testen in welke mate de veronderstellingenjuist waren. De leerlingen formuleren nu een antwoord op de vraaghoe het komt dat sommige voorwerpen drijven en sommige zinken.Noteer de meest markante antwoorden op het bord.• Vervolgens neemt u de munt en het blikje waarvan de bodem is bedektmet knikkers. Vraag enkele leerlingen om de twee voorwerpente wegen. Wat weegt het zwaarst? Wat zal er nu zinken?demonstratie metonderwijsleergesprekeen doorzichtigekom met water, eenmunt, een laag blikjemet op de bodemeen laag knikkers,algemene spulletjesom te testen ophun drijfvermogen,waaronder ook eenknikker en een kleinvol blikje(bv. tomatenpuree)© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 200963


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesfiche• Doe vervolgens de proef. De leerlingen merken op dat de munt zinkten het blikje drijft, hoewel de munt veel minder weegt dan het blikje.Laat de leerlingen hierop weer een eigenzinnig antwoord formuleren.Noteer de meest markante antwoorden op het bord.Kern❙❙ Hoe sterk is mijn bootje?• Organiseer in de klas een doorschuifsysteem waarbij voor elke opdrachteen emmertje met water, 2 vergelijkbare recipiënten (zie materiaal),een hoopje gewichtjes en een handdoekje klaar liggen. Verteldat de verschillende recipiënten tijdens deze opdracht bootjes voorstellen.• De opdrachten zijn genummerd. De leerlingen worden in groepjesvan drie ingedeeld. Ze schuiven door van hoek naar hoek. In elkehoek zoeken ze het antwoord op deze vraag: Hoeveel van de gewichtjesdraagt het bootje vóór het zinkt? De leerlingen noteren hun bevindingenop het werkblad (bijlage 1). De laatste groep droogt het materiaal afen brengt het naar de verzamelplaats.• Wanneer de leerlingen alle opdrachten uitgevoerd hebben, wordende verschillende resultaten vergeleken.• Welke opmerkelijke gelijkenissen zijn er gevonden?• Welke zijn opmerkelijke verschillen? Hoe zou dat komen?• Is er een verschil tussen plastic, metalen of houten bootjes?Slot❙❙ Een bootje van klei• Leg een van de bollen klei in het water. De bol zinkt. Stel de leerlingenvoor de uitdaging hoe ze de klei zouden kunnen laten drijven.Geef de leerlingen per drie even de kans om te brainstormen eneventueel iets uit te proberen met een bol klei.• De verschillende groepjes stellen hun oplossing aan elkaar voor. Verwijsnaar de kern van de les waarbij de leerlingen ontdekten dat, eenvoudiggesteld, een open recipiënt waar lucht in zit, blijft drijven. Laatde groepjes een tweede keer proberen. Geef als extra uitdaging datde vorm van de klei zoveel mogelijk knikkers moet kunnen dragen.• Test de verschillende vormen die de groepjes hebben gemaakt. Devorm die het grootst aantal knikkers draagt alvorens te zinken, heeftgewonnen.❙❙Ook bruikbaar in deze thema’sWater – Varen – Drijven en zinkenhoekenwerkvoor elk groepje een emmer eneen handdoekje;heel veel gelijke gewichtjes,zoals bouwsteentjes (teifoc) ofijzeren ringen (rondels) of knikkers(minder geschikt omdat zekunnen rollen);verschillende vergelijkbarerecipiënten die kunnen drijven,zoals:• een dun en een dik plankje,beide van dezelfde grootte;• 2 onderkanten van een drankbrik,het ene 5 cm, het andere2 cm hoog;• een botervlootje van 250 g eneentje van 500 g;• een klein en een groter plasticbordje;• een klein en een groot plasticdekseltje van een bokaal;• een klein en een groot metalendekseltje van een bokaal,een klein en een groter blik•(zonder scherpe randen!) …een doorzichtige kommet water, een 8-talgelijke bollen klei,knikkersdemonstratie metonderwijsleergesprek❙❙Bijlage• Bijlage 1 – werkblad Hoe sterk is mijn bootje?64 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesficheHeb jij een oplossing?❙❙Eindterm2.18 De leerlingen kunnen aan de hand van voorbeelden uit verschillende toepassingsgebieden2.18 De leerlingen kunnenvan techniekillustrerenillustrerendat technischedat technischesystemensystemennuttig, gevaarlijknuttig,en/ofgevaarlijkschadelijken/of schadelijkkunnen zijn.kunnen zijn voor henzelf, voor anderen of voornatuur en milieu.In een notendopDe leerlingen zien in dat veel voorwerpen in hun omgeving een aanvulling of verbeteringzijn van menselijke functies en maken er functioneel gebruik van.❙❙Leerplandoelen■ ■ VVKBaO 6.4 – 6.9 – 6.10 – 6.15 – 6.18■ ■ OVSG WO-TEC-02-1/2/3 WO-TEC-03-1/2/6/7 WO-TEC-04-4/5/6■ ■ GO!❙❙Didactische suggestiesInleiding❙❙ Kringgesprek• Vraag aan de leerlingen hoe een mens die zijn beide benen gebrokenheeft, toch nog overal naartoe kan gaan. (Met een rolstoel) Hoe kaniemand die niet meer goed ziet, toch nog een boek lezen? (Met eenbril) Vertel de leerlingen dat er heel veel voorwerpen zijn die onshelpen om bepaalde dingen beter te kunnen zien, zoals de bril dieons helpt om beter te kunnen zien. Vraag aan de leerlingen of ze zonog hulpmiddelen kennen. (bv. krukken, een looprekje, een hoorapparaat…)Kern• Laat de leerlingen per twee de 16 opdrachten van het werkblad inbijlage 1 maken. Zet elk groepje bij een andere opdracht en laat zedoorschuiven tot ze alle opdrachten doorlopen hebben. Zorg ervoordat elk kind een werkblad heeft. De leerlingen krijgen in de eerstekolom een probleem of een opdracht voorgeschoteld.• Opdrachten 1 tot en met 5De leerlingen denken zelf na over hoe ze dat probleem kunnenkringgesprekgroepswerk© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 200967


W.o.-techniek • 2e leerjaarLesficheSlot• Bespreek met de leerlingen de werkbladen.Werkblad 1: Hoe hebben jullie die problemen opgelost?Laat alle groepjes aan het woord. Vergelijk.Werkblad 2: Met welk hulpmiddel hebben jullie het probleem opgelost?Laat alle groepjes aan het woord. Vergelijk.oplossen. Als ze samen een goede oplossing bedacht hebben,tekenen of schrijven ze die in de rechterkolom.Dat doen ze zo voor ieder probleem.• Opdrachten 6 tot en met 16Voor de opdrachten 6 tot en met 16 hebben de leerlingen materiaalnodig uit een ontdekdoos. Plaats een doos of kist met materialen(zie verder) in de klas. De leerlingen lezen hun opdracht engaan dan op zoek in de ontdekdoos naar wat hen kan helpen. Alsze het voorwerp gevonden hebben, tekenen ze dat op hun werkbladen leggen het daarna terug in de doos.• Volgende materialen moeten zeker in de ontdekdoos:• Opdracht 6: een lippenstift, oogschaduw• Opdracht 7: het briefje uit bijlage 2• Opdracht 8: een doosje met parels, er zit één zeer klein pareltjebij, een pincet• Opdracht 9: het tekstje uit bijlage 2 dat aan de muur hangt,een verrekijker• Opdracht 10: zwemvliezen• Opdracht 11: oorwarmers• Opdracht 12: oordopjes• Opdracht 13: een veiligheidsbril• Opdracht 14: zonnecrème• Opdracht 15: een muts, een sjaal, handschoenen• Opdracht 16: regenlaarzen• Stop nog een aantal andere spulletjes in de ontdekdoos om de leerlingente misleiden, bv. krijt, een pen, een boek … Zet de ontdekdoosop een centrale plaats.onderwijsleergesprek❙❙Ook bruikbaar in deze thema’sGezondheid❙❙Bijlagen• Bijlage 1 – werkblad Heb jij een oplossing?• Bijlage 2 – knipblad Opdracht 7 en Opdracht 968 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!